LVSB-REGISTRATIE 2005 Herziene editie
Regelgeving betreffende de registratie van supervisoren en opleiders en erkenning van opleidingsonderdelen
Landelijke Vereniging voor Supervisie en andere Begeleidingsvormen
Bureau LVSB Postbus 170, 6600 AD Wijchen Tel.: 024-3662080 Fax:024-3662749 E-mail:
[email protected] Internet: www.lvsb.nl © LVSB 2004 LVSB® is een geregistreerde merknaam
1
2
VOORWOORD De kwaliteit van professionele dienstverlening hangt af van de kwaliteit van de interactie tussen de professional en de cliënt. Supervisoren weten dat, en klanten merken dat. Daarom staat de kwaliteit van supervisie al geruime tijd hoog in ons vaandel. In 1992 was de LVSB een van de voorlopers met een stevige registratieregeling voor supervisoren, opleiders en opleidingsprogramma’s. Inmiddels zien we hoe tal van instellingen en beroepsverenigingen in binnen- en buitenland, waaronder meerdere op het gebied van de begeleiding van leer- en werkprocessen, bezig zijn om hedendaagse vormen van assessment, registratie en certificering in te voeren. Van hun keuzes en van de wijze waarop zij deze invoeren kunnen wij dan weer het nodige leren. Daar komt bij dat praktijken veranderen en klanten hogere en deels ook andere eisen aan onze diensten stellen. Bovendien werpt regelgeving van overheidswege, in toenemende mate vanuit Brussel, haar schaduw vooruit. Op al deze ontwikkelingen willen wij actief inspelen. Zo passen wij onze registratieregeling periodiek aan de veranderende omstandigheden aan. Met dit boekje presenteren wij de derde herziening van onze regelgeving voor de registratie van supervisoren, leersupervisoren, docenten supervisiekunde en voor erkenning van opleidingsonderdelen. De belangrijkste veranderingen betreffen de grotere samenhang, duidelijker taalgebruik, de versoepeling van het minimaal aantal supervisiezittingen en de eisen voor herregistratie. Met dit alles zijn knelpunten weggenomen waar een groeiend aantal leden in hun praktijk tegenaan liep. Het geheel is gebruiksvriendelijker geworden en aanzienlijk meer bij de tijd. Zo dient deze derde herziening als opmaat voor de verdere modernisering in ons kwaliteitsbeleid, en past ze prima in de nieuwe koers die de LVSB – bij de presentatie van dit boekje precies 25 jaar jong – is ingeslagen. Het bestuur is de leden van de Werkgroep Herziening Regelgeving – bestaande uit Joke Ravensbergen, Carla van Brederode, Muriel van der Spek en Paul Huisman – zeer erkentelijk voor hun nauwgezette werk. Wij hopen dat het resultaat van hun inspanningen breed gedragen zal worden, en zien uit naar suggesties voor de verdere modernisering van onze regelgeving. Namens het bestuur, Sijtze de Roos Voorzitter
3
4
INHOUD Deel I
UITGANGSPUNTEN 1. Voorgeschiedenis 2. Supervisie 3. Registratie
7 9 10 12
Deel II
REGISTRATIE VAN DE SUPERVISOR
17
1. De opleidingsroute 2. Registratie-eisen 3. De herregistratie 4. Registratiereglement 5. Profiel van de supervisor
19 21 23 24 26
REGISTRATIE VAN DE LEERSUPERVISOR
39
1. De opleidingsroute 2. Registratie-eisen 3. De herregistratie 4. Registratiereglement 5. Profiel van de leersupervisor
41 41 42 44 44
REGISTRATIE VAN DE DOCENT SUPERVISIEKUNDE
47
1. De opleidingsroute 2. Registratie-eisen 3. De herregistratie 4. Registratiereglement 5. Profiel van de docent supervisiekunde
49 49 50 51 51
Deel III
Deel IV
5
INHOUD
Deel V
Deel VI
Deel VII
ERKENNING VAN OPLEIDINGSONDERDELEN
55
1. Methodisch-didactische scholing voor supervisoren 2. Methodisch-didactische scholing voor leersupervisoren 3. Reglement erkenningsregeling
57 59 61
DE REGISTRATIECOMMISSIES
59
1. Commissie Registratie Supervisoren: CRS 2. Commissie Herregistratie Supervisoren: CHRS 3. Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen: CROO 4. Commissie Herregistratie Opleiders: CHRO
61 62
COLLEGE VAN BEROEP EN VAN TUCHTZAKEN EN DE VERTROUWENSCOMMISSIE 1. College van Beroep en van Tuchtzaken 2. Vertrouwenscommissie
BIJLAGEN 1. Lijst van begrippen en afkortingen 2. Dienstverlening Bureau LVSB inzake de registratie 3. Associatie van Nationale Organisaties voor Supervisie in Europa (ANSE) 4. Overgangsregeling van het registratiereglement 2002 naar dat van 2005
6
63 68
.. .. 71 73 77 79 68
DEEL I
UITGANGSPUNTEN
7
8
1
Voorgeschiedenis
Het ontstaan van supervisie hangt samen met de ontwikkelingen binnen de psychoanalyse in Europa en het social casework in de Verenigde Staten van Amerika. In de psychoanalyse kreeg supervisie een rol bij het opleiden van psychotherapeuten. Hetzelfde gebeurde bij het opleiden van pastoraal werkers, eerst in de Amerikaanse Clinical Pastoral Education en later in Nederland bij de Klinische Pastorale Vorming. Na 1945 deed het social casework als methode van hulpverlening in het maatschappelijk werk zijn intrede in Nederland. Zo raakte ook supervisie als methode van opleiding en deskundigheidsbevordering voor hulpverleners bekend. Rond 1950 verschenen de eerste Nederlandse publicaties. Sindsdien heeft supervisie zich ontwikkeld tot een belangrijke leermethode voor het ontwikkelen of verbeteren van beroepsbekwaamheid in mensgerichte, relatieafhankelijke beroepen en functies. De eerste opleidingen tot supervisor voor agogische beroepen en functies zijn rond 1970 opgericht. Daarmee begon de professionalisering van supervisie. Ook sectoren als gezondheidszorg, onderwijs, personeelswerk en organisatiemanagement kregen gaandeweg steeds meer belangstelling voor supervisie en de opleiding van supervisoren. Hogere beroepsopleidingen (hbo, vo en wo), gebruiken supervisie tijdens praktijkstages. Daarnaast speelt supervisie een belangrijke rol in het bijscholen of verder bevorderen van de deskundigheid van ervaren beroepsbeoefenaren. 1.1 Ontstaan van de LVSB Supervisoren en hun opleiders verenigden zich in 1980 in de Landelijke Projectgroep Supervisie (LPS), met kwaliteitsbewaking en professionalisering van supervisie tot doel. In de daaropvolgende jaren is theoretisch, methodisch en praktisch toegewerkt naar verdere ontwikkeling van het supervisieconcept en een daarop aansluitende supervisiekunde. Daarbij ontstond meer zicht op andere vormen van professionele begeleiding in de beroepsuitoefening, zoals werk- en praktijkbegeleiding, consultatie, intervisie en coaching. Vanwege de raakvlakken met supervisie hielden supervisoren zich ook hiermee vaak bezig. Om te kunnen uitgroeien naar een beroepsvereniging kreeg de Projectgroep een bredere doelstelling. Zo werd in 1989 de LPS omgevormd tot de Landelijke Vereniging voor Supervisie en andere Begeleidingsvormen (LVSB). 1.2 Het registreren van supervisoren Vrijwel direct na de oprichting van de LVSB is begonnen met de voorbereidingen van een registratieregeling voor supervisoren. Een daartoe ingestelde adviescommissie deed daarvoor baanbrekend werk. In 1992 was de 'LVSBregistratie supervisoren' een feit. De regeling betrof ook het registreren van opleiders en het erkennen van opleidingsonderdelen (de methodisch-didactische scholing). Na enkele jaren is de registratieregeling geëvalueerd en aangepast. Een herziene editie verscheen in 1996. In het verlengde van de registratieregeling zijn een gedragscode voor supervisoren en een klachtenrege ling ontworpen. Deze traden in 1999 in werking. Toen zijn ook het College van Beroep en van Tuchtzaken en de Vertrouwenscommissie ingesteld. Ook in andere landen kwamen kwaliteitsbewaking en de professionele ontwikkeling van supervisie op gang. In 1997 is in Wenen de Associatie van Nationale Organisaties voor Supervisie in Europa (ANSE) opgericht. De LVSB is lid van deze associatie en conformeert zich (dus) aan de statuten ervan.
9
2.
Supervisie
Supervisie is een methode van opleiden en deskundigheidsbevordering voor mensgerichte beroepen en functies. Daarbij is methodisch handelen in interacties tussen mensen een belangrijk aspect van de beroepsuitoefening. In opleidingen is supervisie erop gericht om studenten voor te bereiden op de beroepspraktijk. Bij deskundigheidsbevordering dient supervisie om de beroepsbekwaamheid verder te ontwikkelen. Essentieel hierin is dat men zelfstandig en problematiserend leert reflecteren op zichzelf als beroepsbeoefenaar op basis van eigen praktijkervaringen. Wie zich deze vaardigheden aanleert door de wisselwerking van supervisie met praktijk, is later in staat geheel autonoom zijn of haar beroep uit te oefenen. De manier waarop mensen dit soort sociale en op interactie gerichte beroepen en functies persoonlijk vormgeven, bepaalt ook de deskundigheid waarmee zij hun werk doen. Voor het continu bewaken en ontwikkelen van de noodzakelijke deskundigheid is niet alleen creativiteit nodig. Ook moet de beroepsbeoefenaar in staat zijn om samenhang te brengen in de eigen gevoelens, inzichten, opvattingen, strevingen en gedragingen. Deze samenhang is vereist om metho disch met beroepsopgaven en taken om te gaan, in wisselwerking met de context van beroepspraktijk en maatschappelijke situatie. Supervisie richt zich speciaal op het bewust en doelgericht leren integreren van het denken, voelen, willen en handelen (de persoonlijke aspecten) in relatie tot de uitoefening van het beroep (de beroepsaspecten). Supervisie maakt primair gebruik van het leren door reflectie op eigen ervaringen. Supervisanten leren dus zelf te reflecteren op de beroepsopgaven en het eigen handelen in de praktijk. 2.1 Een generiek supervisieconcept 2.1.1 Het hier beschreven supervisieconcept is generiek, omdat de supervisiemethodiek niet is gebonden aan één specifiek beroep, functie of werkmethode. Én omdat binnen supervisie verschillende doelen, inhouden en werkwijzen mogelijk zijn. Het generieke concept impliceert dat de supervisor in staat is 'de beroepscomponent' van de supervisant te hanteren en zowel binnen het eigen beroep als in andere beroepen supervisie kan geven. Daarbij gaat het zowel om het adequaat hanteren en realiseren van de methodische kenmerken van supervisie, als om inzicht in de specifieke aspecten van beroep en/of werkmethoden van de supervisant. Omdat de supervisor zich in de beroepscontext van de supervisant moet verdiepen, kan dit leiden tot een specialisatie in een bepaald beroepsveld of een specifieke categorie supervisanten. (2.2.1. t/m 2.2.5. in blauw kader) 2.2 Basiscondities en normen 2.2.1 Beroepsuitoefening Tijdens de supervisieperiode oefenen supervisanten hun (toekomstig) beroep (relatief) zelfstandig uit. Zij doen in een concrete situatie werkervaring op, die mede dient als leermateriaal in de supervisie. In een pendelbeweging tussen werk- en leersituatie kunnen supervisanten actuele werkervaringen bespreken en tevens rapporteren hoe leerervaringen doorwerken in de praktijk en hoe integratie plaatsvindt. 2.2.2
Werkrelatie Binnen de supervisie moeten ook de onderlinge en persoonlijke verhou dingen (supervisor - supervisant, supervisanten onderling) het leren mogelijk maken. Zie ook de Gedragscode voor LVSB-supervisoren.
10
2.2.3
Kaders Globaal gezien, hebben supervisoren drie soorten opdrachtgevers: • een beroepsopleiding (HBO, VO of WO) ten behoeve van studenten; • een organisatie ten behoeve van een werknemer; • een beroepsbeoefenaar op eigen verzoek.
2.2.4 Vormen Supervisie kan in drie vormen plaatsvinden: • individueel (supervisor met één supervisant); • triadisch (supervisor met twee supervisanten); • groepssupervisie (supervisor met drie, maximaal vier supervisanten); N.B.: voor leersupervisie (supervisie over supervisie) geldt een maximum van drie supervisanten. 2.2.5 Duur en frequentie Supervisie is een persoonlijk integratief leerproces. De ervaring leert dat een dergelijk proces tijd en regelmaat nodig heeft en een zorgvuldige open afbouw vereist. Daarom zijn bepalingen geformuleerd over het minimum aantal sessies, de tijdsduur en de wenselijke frequentie. • Voor alle vormen van supervisie geldt dat een supervisiereeks minimaal 10 en maximaal 25 sessies telt; • Supervisie heeft een frequentie van (in principe) eenmaal per twee weken; • Elke bijeenkomst duurt minimaal: - 1 uur voor individuele supervisie; - 1½ uur voor een triade; - 2 uur voor een groepssupervisie met 3 supervisanten; - 2 ½ uur voor een groep met 4 supervisanten. NB: Met nadruk zij er op gewezen dat het aantal van 10 sessies de ondergrens is. Lang niet elke supervisant of situatie heeft voor een zinvol supervisieproces genoeg aan 10 bijeenkomsten. Adequate opleidingssupervisie voor studenten die nooit eerder supervisie hebben ontvangen, kan alleen minder dan 15 bijeenkomsten tellen als men voorafgaand aan de supervisie een training organiseert, waarin zij kennis nemen van de doelen, kenmerken en condities voor supervisie en een begin maken met het verwerven van supervisorische vaardigheden, zoals het expliciteren en concretiseren van ervaringen, reflecteren en problematiseren gericht op persoonlijke aspecten in relatie tot beroepsaspecten. In arbeidssituaties kan de diepte en/of breedte van de problematiek van de supervisant en de eventuele ervaring met supervisie invloed hebben op het aantal bijeenkomsten. Het is de verantwoordelijkheid van elke supervisor en opdrachtgever om het passende aantal bijeenkomsten af te spreken. 3.
Registratie
In deze regeling betekent registratie: het in een register opnemen van supervisoren die, op grond van toetsing door de vereniging, blijken te voldoen aan de minimumnormen voor vakbekwaamheid in het supervisie-geven. Ook moeten zij bereid zijn om in de eigen supervisiepraktijk conform de gedragscode1 voor supervisoren te werken. Wie zich als supervisor laat registreren, accepteert daarmee het concept van de LVSB als referentiekader voor het eigen functioneren als supervisor en bindt zich aan de gedragscode 1
De Gedragscode is een aparte LVSB-uitgave, op te vragen bij het bureau.
11
voor LVSB-supervisoren. De registratie is te zien als een ‘waarmerk’ voor een minimaal niveau van deskundigheid van de geregistreerden. De registratieregeling is aangepast in de editie 1996 en 2002. De derde herziening is vervat in dit registratiereglement editie 2005. 3.1 Toetsing van de aanvragen voor registratie Ten behoeve van de toetsing heeft het bestuur van de LVSB verschillende registratiecommissies ingesteld (zie deel VI). Omdat de vereniging zelf bepaalt welke leden zij registreert, betreft het een 'zelfregistratie'. Alleen leden van de LVSB komen voor registratie in aanmerking. De registratie vervalt wanneer het lidmaatschap eindigt. Het vervallen van de registratie wordt openbaar gemaakt. Het LVSB-bestuur neemt alle beslissingen die de registratie betreffen, op grond van adviezen van de registratiecommissies. Als het bestuur wil afwijken van een advies, moet het zijn standpunt gemotiveerd aan de betreffende commissie meedelen. Deze beziet de aanvraag dan opnieuw en deelt het (eventueel herziene) standpunt aan het bestuur mee. Daarna beslist het bestuur definitief. In situaties waarin het registratiereglement niet voorziet, beslist het bestuur. Registratie-aanvragers die bezwaar hebben tegen de beslissing van het bestuur over hun registratieaanvraag moeten in eerste instantie hun bezwaar ook daar kenbaar maken. Het bestuur heroverweegt dan zijn beslissing. Handhaaft het bestuur zijn bezwaar, dan kan de aanvrager in beroep gaan bij het College van Beroep en van Tuchtzaken. 3.2 Reikwijdte van de registratieregeling Niet alle leden van de LVSB zijn geregistreerde supervisoren. De registratie heeft alleen betrekking op supervisie, niet op andere vormen van begeleiding, evenmin op supervisoren die niet bij de LVSB geregistreerd zijn. De geregistreerde supervisoren dragen, in samenspraak met het bestuur, verant woordelijkheid voor de registratieregeling, de periodieke evaluaties en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de regeling. De registratieregeling, uitwerking van de LVSB-statuten artikel 4, is 1 juni 1992 ingegaan en geldt voor onbepaalde tijd. Het is mogelijk de regeling te veranderen: na een reguliere evaluatie van de regeling, die elke vijf jaar na het van kracht worden van de nieuwe editie moet plaatsvinden; tussentijds, op verzoek van een registratiecommissie of minstens 50 geregistreerde supervisoren. Steeds als een nieuwe editie van kracht wordt, komt er voor de supervisoren, opleiders en de supervisoren-in-opleiding (sio’s) een overgangsregeling. Volgens de statuten (artikel 22, lid 3) hebben bij wijzigingen in de regeling namelijk alleen de geregistreerde supervisoren stemrecht in een speciaal daartoe bijeengeroepen ledenvergadering. Het resultaat van een dergelijke vergadering heeft de status van een advies aan het bestuur, dat dit advies daarna ter fiattering voorlegt aan de algemene ledenvergadering van de LVSB. Registratie van supervisoren impliceert ook de noodzaak van het registreren van opleiders en de erkenning van opleidingsonderdelen. Er zijn twee soorten (supervisoren)opleiders te onderscheiden: docenten supervisiekunde (voor de methodisch-didactische scholing en de beoordeling van werkstukken) en leersupervisoren (voor het geven van supervisie over gegeven supervisies). Het reglement kent drie registers: namelijk voor de registratie van (aspirant)supervisoren, van leersupervisoren en van docenten supervisiekunde. Daarnaast erkent de LVSB bepaalde opleidingsonderdelen (geen gehele opleidingen). Wie zich als opleider laat registreren, bindt zich daarmee aan het LVSB-supervisieconcept en het LVSB-supervisorprofiel als uitgangspunt voor het eigen opleidingswerk.
12
3.3 Doel en functie van de LVSB-registratie Kwaliteitsbewaking en -ontwikkeling van supervisie, het waarborgen van (minimale) deskundigheid van de door haar geregistreerde supervisoren en opleiders: dit alles wil de LVSB met de registratie bereiken. De vereniging neemt daarmee maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich. Mensen en organisa ties die van de diensten van geregistreerde leden gebruik maken, kunnen haar daarop aanspreken. Dit brengt met zich mee dat de LVSB de kwaliteit en deskundigheid van geregistreerde supervisoren en opleiders moet kunnen garanderen. Het willen waarborgen van kwaliteit brengt de verplichting mee deze ook te bevorderen. Dat gebeurt door eisen te stellen aan de opleidingen tot supervisor en door gerichte activiteiten te ondernemen die de bekwaamheid van de supervisor bevorderen. Specifieke kennis en vaardigheden, waarover supervisoren moeten beschikken om in bepaalde beroepen en contexten te kunnen superviseren, vallen echter onder de verantwoordelijkheid van beroepsverenigingen, beroepsopleidingen en praktijkorganisaties in de verschillende werkvelden. De LVSB is een forum voor supervisie in Nederland. De vereniging heeft zelf normen ontwikkeld en in het registratiereglement verwoord. Zij streeft ernaar dat deze ook de criteria zullen bepalen die de opleidingen en beroepsorganisaties zelf voor supervisie en supervisoren hanteren. Voor het overige draagt elke supervisor zelf verantwoordelijkheid voor het professioneel uitvoeren van supervisie. Supervisoren moeten zich realiseren dat zij (veel) invloed hebben op het (mede door supervisie te ontwikkelen) professionele functioneren van hun supervisanten. De LVSB hecht grote waarde aan de professionele verantwoordelijkheid van de supervisor en het aanzien van supervisie. Daarom wil zij ook de maatschappelijke positie van supervisoren versterken. Dat houdt ook in het verder profileren van supervisie en het bevorderen van een aan bekwaamheid en bevoegdheid gerelateerde beloningsstructuur. Kwaliteitsbewaking via (her)registratie is daartoe het middel. In de delen II t/m VII staan de gestelde eisen voor registratie en erkenning per categorie concreet uitgewerkt, met enkele bijlagen ter ondersteuning. De overige bijlagen bevatten informatie over de nomenclatuur (gehanteerde begrippen en afkortingen), de Europese organisatie ANSE, de dienstverlening door (het bureau van) de vereniging en de overgangsregeling van het registratiereglement editie 2002 naar dat van 2005. Aan de Gedragscode voor Supervisoren is een aparte brochure gewijd.
13
14
Deel II
REGISTRATIE VAN DE SUPERVISOR
15
16
Dit deel van de brochure gaat over de registratie als supervisor. De opleidingsroute staat in het eerste hoofdstuk beschreven, de eisen voor registratie in het tweede. Hoofdstuk 3 informeert over het verlengen van de registratie. Daarna worden de procedures beschreven waaraan aanvragers, bestuur en registratiecommissies zich moeten houden. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan het profiel van de supervisor dat immers ijkpunt is voor alle eisen. 1.
De opleidingsroute
Vakbekwaam supervisorschap vereist een bepaald (minimum) niveau van deskundigheid. Registratie door de LVSB betekent dat hij of zij hierover beschikt, dat wil zeggen een opleiding volgde volgens de normen die in dit hoofdstuk aan de orde komen. De registratie als supervisor is vijf jaar geldig. Tijdens die periode oefent de supervisor actief het eigen beroep uit en houdt kennis en bekwaamheid op peil. Het verifiëren van vooropleiding en werkervaring gebeurt aan de hand van getuigschriften of diploma’s van een beroepsopleiding op het niveau van hbo, vo of wo en werkgeversverklaring(en). Certificaten van de LVSB-erkende onderdelen van de methodisch-didactische scholing, twee reeksen leersupervisie en het werkstuk dienen om aan te tonen dat de supervisor de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten. 1.1 De vooropleidings- en ervaringsroute De LVSB verdeelt het registratietraject in een vooropleidings- en ervaringsroute, gevolgd door een specifieke opleidingsroute tot supervisor. Wie aan de opleidingsroute tot supervisor wil beginnen, moet aan de volgende eisen voldoen: 1.1.1 Een voltooide opleiding op het niveau van hoger beroepsonderwijs, voortgezette opleiding of wetenschappelijk onderwijs. Het gaat om opleidingen voor een mensgericht beroep. De betreffende beroepen bepalen zelf welke vooropleiding vereist is. Als het ministerie van onderwijs een specifieke vooropleiding niet als hbo heeft erkend, bepaald de leiding van de erkende methodisch-didactische scholing of de kandidaat toch wordt toegelaten. Welke andere scholing of werkervaring als compensatie kan dienen wordt ook door de opleiding bepaald en men is vrij om aanvullende eisen voor toelating stellen. 1.1.2. Een afgerond supervisietraject. Het vereiste supervisietraject bestaat uit tenminste 10 zittingen, heeft betrekking op het uitgeoefende beroep en vond hooguit 6 jaar vóór het begin van de opleiding tot supervisor plaats. De supervisie moet gegeven zijn door een bij de LVSB geregistreerd supervisor of geregistreerd aspirantsupervisor. (In het volgende hoofdstuk staan de voorwaarden voor registratie als aspirant-supervisor.) 1.1.3 Werkervaring van ten minste vier jaar in het uitoefenen van een mensgericht beroep, gedurende minimaal twee dagen per week. NB: Een opleiding beoordeelt of iemand aan alle hierboven genoemde eisen voldoet en de opleiding tot supervisor mag gaan volgen. Uitzonderingen zijn mogelijk. De student in kwestie ontvangt een gemotiveerde verklaring over het afwijken van de toelatingseisen. Deze verklaring is een geldig onderdeel van de registratievereisten. 1.2
De specifieke opleidingsroute tot supervisor
17
Zodra aan alle basisvoorwaarden zoals hierboven genoemd is voldaan, kan de opleidingsroute tot supervisor beginnen. Dat kan op twee manieren: door het volgen van een opleiding die alle onderdelen in één geheel aanbiedt. door het volgen van afzonderlijke opleidingsonderdelen. De opleidingsroute komt overeen met de registratie-eisen van hoofdstuk 2 in dit deel. Het afleggen van de hele opleidingsroute duurt minimaal 2 en maximaal 4 jaar. 1.3 Uitzonderingen op de opleidingsroute tot supervisor 1.3.1 De volgende uitzonderingen op onderdelen van de opleiding tot supervisor zijn mogelijk: A
-
Methodisch-didactische scholing (MDS) Een LVSB-erkende opleiding kan vrijstelling verlenen voor maximaal de éérste 65 van de 130 uur,als de student een eerder gevolgde scholing tot supervisor niet afmaakte of die scholing volgde bij een niet-erkende opleiding. Voorwaarde is dat de supervisor-in-opleiding (sio): de LVSB-erkende MDS start binnen 8 jaar na het beëindigen van de nieterkende of niet afgeronde scholing; voldoet aan de toelatingseisen bij een erkende MDS; aan de hand van bestudeerde literatuur, een beschrijving van de eigen werkwijze en een toelichting op het eigen supervisieconcept kan aantonen of hij/zij inderdaad beschikt over de kennis en vaardigheden die hij/zij zich in het vrij te stellen onderdeel van de opleiding zou moeten verwerven. De verantwoordelijke docenten beoordelen of dit het geval is. De opleiding geeft de sio een onderbouwde verklaring voor de verleende vrijstelling die meetelt bij het aanvragen van de registratie.
B
Leersupervisies De LVSB kan verlenging toekennen op de geldigheidsduur van één leersupervisie. Voorwaarde is dat deze aan de normen van de LVSB voldoet. De leersupervisie die men nog moet volgen, start binnen 8 jaar nadat de eerder gevolgde leersupervisie is beëindigd.
C
Werkstuk De LVSB kan ook vrijstelling verlenen voor het maken van het werkstuk, als de sio aan alle opleidingseisen voldoet en - niet langer dan 8 jaar geleden een werkstuk/artikel schreef dat door - een LVSB-geregistreerd docent supervisiekunde als voldoende is beoordeeld, aan de hand van de criteria van de LVSB (zie deel II, 2.2).
1.3.2 Zoals de LVSB met de CSO (Commissie Supervisorenopleiding van de Raad voor Klinische Pastorale Vorming Nederland) heeft afgesproken mag ook een bij de CSO geregistreerd supervisor de supervisie tijdens de vooropleidingsroute van pastores leiden. 1.3.3 Wie in het buitenland diploma’s behaalde voor supervisietheorie en -methodiek, of op andere wijze relevante leerroutes volgde, kan het LVSBbestuur om een individuele toetsingsprocedure verzoeken. In eerste instantie adviseert de CRS hierover. Vervolgens zal het bestuur een deskundige, in de persoon van een geregistreerd docent supervisiekunde, vragen om een advies uit te brengen over de vraag of deze scholing voldoende is of dat aanvullende eisen nodig zijn. Deze deskundige baseert zich op een gesprek met de aanvrager en schriftelijke stukken. Daarna neemt het bestuur een besluit.
18
2.
(2 t/m 2.3.8 in een rood kader) Registratie-eisen
Zoals hierboven ook al is opgemerkt, kan de opleidingsroute tot supervisor beginnen als is voldaan aan alle voorwaarden die in 1.1 staan genoemd. De vereiste opleidingsroute tot supervisor houdt in: 2.1
Een door de LVSB erkende methodisch-didactische scholing van 130 begeleide contacturen. De scholing omvat supervisiekunde (theorie en methodiek), practicum, organisatie en beleid van supervisie.
2.2
Een werkstuk of artikel (te publiceren of gepubliceerd) van tenminste 20 pagina’s - dat is goedgekeurd door een docent supervisiekunde - over een thema dat betrekking heeft op het geven van supervisie. Daarin laat de supervisor die zich wil laten registreren zien, dat hij/zij in staat is schriftelijk te communiceren over een supervisievraagstuk en de eigen praktijk en supervisietheorie betekenisvol met elkaar te kunnen verbinden. Het werkstuk moet, met andere woorden, een openbaar karakter hebben.
2.3
Twee met goed gevolg afgesloten reeksen leersupervisie, elk van minimaal 15 zittingen die in een frequentie van (in principe) eenmaal per twee weken plaatsvinden. Per bijeenkomst geldt als minimale tijdsduur: één uur voor individuele supervisie, anderhalf uur voor een triade en twee uur voor een groepssupervisie van drie leersupervisanten. (Zie ook deel I, hoofdstuk 2.2.5.) De reeksen moeten gegeven zijn door twee verschillende LVSBgeregistreerde leersupervisoren. Een leersupervisie, die een nog niet geregistreerde leersupervisor-inopleiding geeft, is geldig als deze bij het geven van de leersupervisies begeleiding krijgt (of heeft gekregen) van een wél geregistreerde leersupervisor. Ook als de eigen begeleiding is opgehouden, kan een leersupervisor nog één jaar geldige leersupervisie geven zonder dat hij/zij zelf als leersupervisor is geregistreerd. De verklaring die de sio na afloop ontvangt bevat naam en registratienummer van de begeleidende leersupervisor. (Een dergelijke verklaring kan dus maximaal over een periode van één jaar na afloop van de begeleiding worden afgegeven.) Als een leersupervisie tegelijk plaatsvindt met de methodisch-didactische scholing, kan de docent die de scholing geeft niet ook als leersupervisor optreden. De twee leersupervisies moeten (met de andere onderdelen) binnen maximaal vier jaar zijn afgerond. (Zie ook deel II, hoofdstuk 1.2) De tweede reeks leersupervisie kan pas van start gaan nadat de leersupervisor heeft verklaard dat de eerste reeks met tenminste voldoende resultaat is afgesloten. De sio neemt deze verklaring mee naar de tweede leersupervisor. Als twee leersupervisies (afgebroken of voltooid) als onvoldoende zijn beoordeeld, kan de sio zich gedurende 5 jaar na het einde van de laatste reeks niet laten registreren. Gaat het om een afgebroken leersupervisie, dan geldt deze bepaling alleen als de leersupervisor op het moment van afbreken de prognose stelt dat de sio de leersupervisie niet met een voldoende kan afronden. Gedurende elke leersupervisie geeft de sio minimaal twee supervisies van 15 zittingen elk. Dit verplichte aantal zittingen van deze supervisies is
pagina 22
2.3.1 NB:
2.3.2 2.3.3 2.3.4
2.3.5
2.3.6
19
afwijkend van de overige bepalingen waaraan supervisies moeten voldoen volgens deel I, 2.2.5. 2.3.7 Van de 2 supervisies moet er minimaal 1 parallel lopen met de leersupervisie. De 2e supervisie mag voor of na de start van de leersupervisie starten. Vanaf de 3e leersupervisiezitting moet de sio ervoor zorgen dat hij/zij altijd 2 supervisies geeft. Als één van de supervisies tijdens de leersupervisieperiode wordt afgesloten, brengt de sio een nieuwe supervisie in. Zo wordt er na die 3e zitting leersupervisie altijd leermateriaal uit twee supervisies ingebracht. De sio ziet hier zelf op toe. 2.3.8 Gedurende de 2 leersupervisies moeten tenminste twee verschillende vormen van supervisie - individueel, triade of groep - gegeven zijn (zie ook deel I, 2.2.4). De registratie als aspirant-supervisor Leden van de LVSB die nog niet aan alle opleidingseisen voldoen, kunnen zich als aspirant-supervisor laten registreren. Zij krijgen dan een registratienummer. Als geregistreerd aspirant-supervisor zijn zij bevoegd supervisie te geven en certificaten te ondertekenen. Deze status verplicht hen ook om zich aan de gedragscode voor supervisoren te houden. A
Een aspirant-supervisor voldoet (aantoonbaar) aan de volgende criteria om voor registratie in aanmerking te komen: - is lid van de LVSB; - volgt een door de LVSB erkende methodisch-didactische scholing voor supervisoren of heeft een dergelijke scholing met succes afgerond; - geeft of gaf supervisie tijdens de leersupervisie.
B
Om de vermelding als aspirant-supervisor op de ledenlijst voor max. 3 jaar te behouden, toont de aspirant-supervisor binnen 1 jaar aan dat: - het eerste deel van de gevolgde methodisch-didactische scholing (minstens 60 uur) én - de eerste leersupervisie met goed gevolg zijn afgerond. Wordt niet voldaan aan het onder B gestelde, dan vervalt de vermelding 1 jaar na aanvang van de scholingsactiviteit.
2.4. Registratie procedure De precieze registratieprocedure staat beschreven in het vierde hoofdstuk van dit deel van de brochure (zie 4.2.1 tot en met 4.2.4). 3.
De herregistratie
Elke registratie is vijf jaar geldig. Daarna moet de supervisor een herregistratie aanvragen en laten bekrachtigen. Het doel van deze herregistratie is om de kwaliteit van het werk van de supervisor op peil te houden. Vanaf de laatste registratie moet de supervisor een administratie van bewijsstukken bijhouden, waarmee hij/zij kan aantonen welke supervisies werden gegeven. Getekende contracten zijn niet voldoende omdat supervisies immers voortijdig kunnen worden afgebroken. De LVSB verstrekt passende standaardverklaringen, welke betrokken partijen na afloop van een supervisie invullen en ondertekenen. Als bewijsstuk gelden ook getekende verklaringen van werkgevers (opleidingen en andere opdrachtgevers) over de gegeven supervisies. Wie zich niet laat herregistreren, wordt uit het register van supervisoren geschreven. Supervisoren van 60 jaar en ouder, die al twee keer als supervisor zijn
20
geherregistreerd, blijven geregistreerd zolang zij lid zijn van de LVSB. Voor hen vervalt de eis van herregistratie. (3.1 t/m 3.1.3 in een rood kader) 3.1 Eisen voor de herregistratie Voor het verlengen van de registratie moet de supervisor een aantal eisen voldoen. 3.1.1 De supervisor heeft de afgelopen vijf jaar: - minimaal 6 leerbegeleidingstrajecten (zie bijlage 1 van deze brochure, lijst van begrippen) gegeven, waarvan tenminste 4 reeksen supervisie die voldoen aan de normen van de LVSB. Naast supervisie gelden leerbegeleidingstrajecten van minimaal 10 contacturen, zoals begeleide intervisie, werkbegeleiding en coaching. - deelgenomen aan intervisie over supervisie in een groep van minstens 3 geregistreerde supervisoren van tenminste 8 bijeenkomsten binnen 2 jaar; - minimaal 12 uur aantoonbaar besteed aan tenminste één van de volgende activiteiten: • scholing(en) op het gebied van professioneel begeleiden in de werksituatie, waarbij het programma inspeelde op het in ontwikkeling blijven als supervisor; • leersupervisie; • een LVSB-werkgroep, LVSB-commissie, het College van Beroep en van Tuchtzaken, het bestuur of als regiocontactpersoon. • publicatie over supervisie c.q. andere begeleidingsvormen in een vakblad, • het geven van een workshop van tenminste één dagdeel over supervisie; • deelname aan een internationale intervisiegroep van 4 bijeenkomsten binnen 2 jaar; NB: Als het de CHRS niet duidelijk is wat de betekenis is van het deelnemen aan een bepaalde scholingsactiviteit voor het supervisorschap, zal zij vragen om een toelichting. Bij blijvende twijfel kan aanvullende scholing worden gevraagd.
3.1.2 Als een registratie niet langer dan 5 jaar is verlopen kan de supervisor nog een herregistratie aanvragen. 3.1.3 Is de termijn verlopen, dan kan de CHRS condities stellen om binnen een bepaalde tijd alsnog voor herregistratie in aanmerking te komen. De supervisor in kwestie moet bijvoorbeeld: nog een aantal zittingen leersupervisie nemen; methodisch-didactische scholing volgen om kennis te actualiseren; - een andere vorm van bijscholing volgen. 3.2
4.
Procedure herregistratie De precieze registratieprocedure staat beschreven in het vierde hoofdstuk van dit deel van de brochure (zie 4.2.5 tot en met 4.2.7). Registratiereglement
Dit hoofdstuk bevat het formele deel van de regelgeving. De registratietaken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen zijn puntsgewijs weergegeven.
21
4.1 Algemeen 4.1.1 De registratieregeling is een uitwerking van artikel 4, lid a van de LVSBstatuten. Daarin staat dat het bestuur een register aanlegt en beheert van supervisoren, met een vakbekwaamheid die met de gestelde normen overeenkomt. 4.1.2 De ledenvergaderingen van 25 oktober 1991, 25 januari en 23 mei 1992 stelde de eerste versie van de registratieregeling vast. (Zie verder deel I onder 3). 4.1.3
Het bestuur benoemt een registratiecommissie, als adviescollege van het bestuur: de Commissie Registratie Supervisoren (CRS) (zie deel VI onder 1).
4.1.4 Een aparte adviescommissie houdt zich bezig met de herregistratie, de Commissie Herregistratie Supervisoren (CHRS) (zie deel VI onder 2). 4.1.5 Het bestuur van de LVSB neemt alle beslissingen over de registratie en legt daarover jaarlijks verantwoording af aan de ledenvergadering. 4.1.6 Het is mogelijk om bezwaar aan te tekenen tegen beslissingen van het bestuur. Wie het niet eens is met de uitslag op het bezwaarschrift kan terecht bij het College van Beroep en van Tuchtzaken. De algemene ledenvergadering benoemt dit college, op voordracht van het bestuur. 4.1.7 Het bestuur van de LVSB houdt mutaties in het register bij. Jaarlijks verschijnt een lijst van geregistreerde supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde. 4.1.8 Bekendheid met persoonsnamen en gegevens over opdrachtgevers, referenties en instellingen vallen onder de gedragsregel van vertrouwelijkheid en de wettelijke regelgeving voor bescherming van de privacy. 4.1.9
Het bureau van de vereniging staat de CRS, de CHRS en het bestuur administratief bij.
4.2
Procedures
Als de supervisor aan alle opleidingseisen voldoet, kan inschrijving in het register van supervisoren plaatsvinden, met uitzondering van de registratie als aspirantsupervisor. 4.2.1 De registratie als aspirant-supervisor duurt max. 3 jaar. 4.2.2 Registratie als supervisor geschiedt telkens voor een periode van 5 jaar. 4.2.3 De voorwaarden voor (aspirant)registratie staan in de eerste twee hoofdstukken in dit deel van de brochure beschreven. 4.2.4 Aanvragers sturen het volledig ingevulde formulier, ondertekend en van bijlagen voorzien, naar het bureau van de vereniging (voor de aanvraag als aspirant-supervisor geldt uiteraard een zo volledig mogelijk ingevuld formulier). Om supervisies en leersupervisies aan te tonen kan gebruik worden gemaakt van standaardverklaringen van de LVSB. 4.2.5 Het bureau stuurt aanvragers een ontvangstbevestiging en een nota. 4.2.6 Wanneer bij de aanvraag als aspirant-supervisor de op blz. 23 bij A genoemde voorwaarden zijn aangetoond, neemt het bureau betrokkene op in de ledenlijst met een speciaal registratienummer voor de aspirantsupervisor.
22
4.2.7 De aanvraag tot registratie als supervisor stuurt het bureau door naar de CRS. Deze commissie brengt binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag advies uit. 4.2.8 Het bureau van de LVSB stuurt leden 7 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van hun registratie een herinnering voor hun herregistratie. 4.2.9 Aanvragen voor herregistratie moeten 5 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur bij het bureau van de vereniging zijn ingediend. Het bureau stuurt de aanvragen door naar de CHRS die vervolgens binnen 4 maanden advies uitbrengt aan het bestuur. Daarna neemt het bestuur een besluit. Als de CHRS geen advies kan uitbrengen omdat gegevens ontbreken, dan krijgt de aanvrager de kans om deze - binnen 3 maanden nadat de registratiedatum is verstreken - alsnog aan te leveren. 4.2.10 Zie voor een beschrijving van de voorwaarden voor herregistratie en de bijbehorende bewijsstukken deel II, hoofdstuk 3. 5. Profiel van de supervisor In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bekwaamheid van de supervisor in de uitoefening van een der mensgerichte beroepen/functies, en van de specifieke kennis en kunde die op het geven van supervisie betrekking hebben. 5.1 Kennis, kunde en houding De bekwaamheid van supervisoren bestaat uit verschillende componenten. In een concrete supervisiepraktijk moeten zij deze geïntegreerd kunnen hanteren. Supervisoren beschikken zowel over praktijktheoretische kennis als over vaardigheden die nodig zijn om hun beroep uit te oefenen. Zij zijn zorgvuldig, oprecht en betrokken in de manier waarop zij met de eigen kennis en vaardigheden omgaan. Hun leerbegeleidingsrelatie met supervisanten is respectvol. Het gaat er immers om dat déze zich de vereiste deskundigheid eigen kunnen maken en/of verder ontwikkelen. Veel kennis en vaardigheden die supervisoren nodig hebben, doen zij op in de opleiding tot professionele beoefening van mensgerichte beroepen. Ook is het noodzakelijk dat zij eigen praktijkervaring en deskundigheid hebben opgedaan en verworven tijdens de uitoefening van een beroep in een concrete werksituatie en dat zij daarop kunnen reflecteren. Maar dat is niet voldoende. Supervisoren moeten ook de supervisant kunnen begeleiden in het leren om professioneel met beroepsopgaven om te gaan. Zij beschikken dus niet alleen over beroepsdeskundigheid als resultaat van reflectie op eigen beroepservaringen, maar ook over de specifieke methodisch-didactische deskundigheid die de methodiek supervisie kenmerkt. Deze impliceert onder meer dat supervisoren de eigen praktijkervaring en deskundigheid op een andere manier gebruiken dan in het werk met cliëntsystemen en in het functioneren binnen een organisatie. Nu gaat het er namelijk om dat de supervisant met de eigen beroepsopgaven leert omgaan. Om dat te bereiken, moeten supervisoren beschikken over specifieke kennis en kunde uit de supervisiemethodiek. Het is nu eenmaal niet mogelijk om deze rechtstreeks en uitsluitend uit beroepseisen voor uitvoerende en leidinggevende werkers af te leiden. In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk staat beschreven welke kennis en kunde - vanuit een generieke optiek2 bezien – supervisoren nodig hebben om professioneel verantwoord supervisie te kunnen geven. Buiten beschouwing blijft welke specifieke kennis en vaardigheden voor supervisie binnen bepaalde beroepen en werkmethoden is vereist. Daarbij gaat het om een verbijzondering van beide. En dat is volgens de LVSB de verantwoordelijkheid van 2
1 De consequenties van de generieke opvatting van supervisie impliceren dat de supervisor het beroep en/of de werkmethode van de supervisant kan hanteren als een aparte en specifieke component.
23
opleidingsinstituten, werkveldorganisaties en instellingen waarin dergelijke beroepen zich hebben georganiseerd. De LVSB beperkt zich tot kwalificatie-eisen die betrekking hebben op het professioneel uitvoeren van supervisie, als methode van opleiden en deskundigheidsbevordering. Supervisie heeft alles te maken met de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van een mensgericht beroep. De literatuur noemt dat de indirecte functie van supervisie. De LVSB realiseert zich terdege dat elk beroepskader opvattingen, doelstelling, werkprincipes en werkmethoden die het eigen beroep betreffen en supervisie als generieke methode op een geheel eigen en specifieke manier met elkaar verweeft. Deze verwevenheid typeert het belang van supervisie. Supervisie komt in de praktijk generiek niet voor. Daarom is het alleen mogelijk om in het denken over supervisie de generieke aspecten te systematiseren die deze methodiek kenmerken. Supervisie heeft echter geheel eigen kenmerken en de uitvoering daarvan veronderstelt geheel eigen bekwaamheden. De LVSB is dan ook van mening dat een supervisor - ongeacht beroep of werkmethode waarin deze superviseert - in ieder geval moet beschikken over de volgende bekwaamheidsdimensies in onderlinge samenhang: eigen beroepsbekwaamheid in een of meer mensgerichte beroepen/functies die voor supervisie in aanmerking komen; kennis van de methodiek van superviseren; bekwaamheid in methodisch handelen bij superviseren; inzicht in en het vermogen tot het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie; bekwaamheid in het ontwikkelen van beleid over supervisie en het kunnen verantwoorden daarvan; bekwaamheid in het reflecteren over zichzelf als supervisor. Tegen deze achtergrond staat in de volgende paragrafen een systematisch overzicht van de bekwaamheden van supervisoren. 5.2 Beroepsbekwaamheid in een of meer beroepen/functies die voor supervisie in aanmerking komen 5.2.1 Het kunnen representeren en hanteren van de beroepscomponent, op basis van een doorleefde en gereflecteerde eigen beroepsbekwaamheid. Zoals in concept en doelstelling van supervisie is omschreven, gaat het er bij supervisie om dat iemand goed in staat is een mensgericht beroep uit te oefenen en de eigen beroepsdeskundigheid verder te blijven ontwikkelen. Daarom is de beroepscomponent één van de componenten die in de doelstelling van supervisie is opgenomen. En om die reden moet supervisie plaatsvinden vanuit en tegen de achtergrond van het beroepskader van de supervisant. Voor supervisanten is het beroep dat zij willen leren of waarin zij zich verder willen bekwamen het referentiekader van waaruit zij werken. Supervisoren moeten deze beroepscomponent methodisch-didactisch daarom zo representeren en hanteren, dat de supervisant zich steeds meer bewust wordt van de implicaties ervan. En deze vanzelfsprekend in het beroepshandelen gaat integreren. Dit is ook de reden waarom een supervisor zelf de eigen bekwaamheid in de uitvoering van een beroep heeft doorleefd en daarop kan reflecteren. Om ook te kunnen superviseren in andere beroepen dan waarin men zelf is opgeleid en waarin men zelf werkervaring opdeed, moet de supervisor zich kunnen verplaatsen in de opgaven, dilemma's en eisen die het beroep aan de supervisant stelt. Zonder een doorleefde en gereflecteerde eigen ervaring in de uitoefening van minstens één mensgericht beroep is dat niet mogelijk. 5.2.2 Kennis betreffende de verhouding beroep - supervisie Dat een supervisor zelf werkervaring opdeed en in staat is om daarop te reflecteren, (zie 5.2.1) is weliswaar noodzakelijk maar niet voldoende. Als het gaat om het beroep van de supervisant, beschikt de supervisor over meer deskundigheden dan die rechtstreeks en uitsluitend te maken hebben met de
24
eisen waaraan mensen die in dit beroep werken moeten voldoen, of met de eisen die voortvloeien uit het uitoefenen van indirecte functies. Om de supervisant te helpen beter in zijn beroep te functioneren, is het nodig dat de supervisor zicht heeft op: a. De inhoud van zijn beroep en de opgaven waarvoor dat staat ten opzichte van de (potentiële) cliëntsystemen en de ontwikkelingen in de samenleving; b. Het interne systeem van het betreffende beroep: - dat wil zeggen de aard van de professionaliteit die het beroep heeft of nastreeft; - dat wil zeggen de verhouding tussen opvattingen over het beroep zoals de opleiding deze presenteert en zoals deze leven in de beroepspraktijk en de organisatie waarin het beroep een plek heeft; c. Het externe systeem van het betreffende beroep: - dat wil zeggen de verhouding tot andere relevante beroepen, werkveldorganisaties en instellingen, afnemers en aspirantberoepsbeoefenaren; - dat wil zeggen de verhouding tussen enerzijds de beroepsopleiding, anderzijds de praktijkvelden en instellingen die specificering van een beroep vragen. 5.2.3 Deskundigheid op het gebied van professionalisering van het beroep van de supervisant Deze deskundigheid houdt het volgende in. a. Als de supervisant deze zelf (nog) niet kan vertegenwoordigen: - is de supervisor op de hoogte van de beroepsopvattingen die de opleiding hanteert, of zoals die voorkomen in de praktijk waarin de supervisanten werken en/of zoals beroepsorganisaties deze voorstaan; - is de supervisor op de hoogte van de vereisten waaraan volgens het 'forum' van de betreffende beroepsgroep een bekwame beroepsuitoefening moet voldoen. b. Een supervisor is op de hoogte of kan zich minstens verplaatsen in dilemma’s die de supervisant in zijn beroepsuitoefening ervaart. Dat geldt ook voor de beroepsopgaven waarvoor de supervisant staat bij de uitvoering van zijn werk, bij het functioneren in zijn organisatie en het beleid van de instelling én voor ontwikkelingen binnen de beroepsgroep van de supervisant. c. De supervisor heeft inzicht in de specifieke bijdrage die supervisie kan leveren aan de beroepstoerusting en de beroepsontwikkeling, in de context van opleiding en instelling, en vergeleken met andere vormen van begeleiding en ondersteuning van (aspirant-)beroepsbeoefenaren. d. Een supervisor kan aangeven in welke beroepen hij/zij - op basis van de eigen beroepsdeskundigheid - supervisie kan geven, is zich bewust van de beperkingen die dat geeft en kan daarmee omgaan. 5.3 Kennis van de methodiek van supervisie geven Een supervisor heeft kennis van de volgende thema's uit de supervisiekunde: Kenmerken, doel en basiscondities(zie deel I, hoofdstuk 2). Hiermee onderscheidt supervisie zich van andere methoden van opleiden, deskundigheidsbevordering en begeleiding van (aspirant-)professionals. Fasering van supervisie. De beginfase, die kennismaken en de relatie aangaan, afstemmen, verduidelijken, regelen en contracteren omvat. De verdiepingsfase, die evalueren, toetsen, beoordelen en sanctioneren in midden- en eindevaluatie inhoudt. En het afrondingsproces. Aard van het leren in supervisie. De rol van leerthema's en aandachtsgebieden. De rol van het opdoen van ervaringen, deze expliciteren, concretiseren, reflecteren, problematiseren en zo tot nieuwe inzichten komen, op grond waarvan iemand het eigen handelen, denken, voelen en willen als beroepsbeoefenaar kan bijstellen en/of verder ontwikkelen. Het verschil tussen reflecteren op werkervaringen vanuit een gerichtheid op voortgang van het werk en het problematiseren van de gereflecteerde werkervaringen
25
-
-
-
vanuit een gerichtheid om ervan te leren door er leermateriaal van te maken. Begeleiden van het leerproces. Het richten op intentioneel leren; het communiceren in termen van leren. Leerstijlen; leerpatronen die supervisorisch leren bevorderen of belemmeren waaronder identificatie en weerstand; leerproblemen; leeropgaven; werken met leerhypothesen; hanteren van de leerweg in supervisie. De rol en hantering van processen. Werk-, interactie- en leerproces; het parallelproces; leer- en beroepssocialisatie in supervisie; kernfuncties in de relatiedynamiek, zoals empathie, authenticiteit, intuïtie, (tegen)overdracht en paradoxale communicatie. De betekenis van werkprincipes van beroepen voor de inhoud van supervisie. Vormen van materiaalinbreng. Schriftelijk, mondeling, audio- en/of videoopname; de functies ervan, het omgaan ermee, de bewerking ervan en de wisselwerking met het beroep van de supervisant. Vormen van supervisie. Individuele, triadische en groepssupervisie. Collegiale werkvormen. Intervisie, consultatie, intercollegiaal overleg. Verschillende opvattingen over het geven van supervisie en hun implicaties voor de methodische hantering van het supervisieproces, het leerproces van de supervisant en het beroep dat het kader verschaft voor de supervisie. Ethische uitgangspunten, casu quo beroepsethiek van de supervisor.
5.4 Bekwaamheid in het methodisch handelen ter zake van superviseren Deze bekwaamheid is te verdelen in de volgende acht categorieën. 5.4.1 Bekwaamheid in het hanteren van de beroepscomponent Uit wat eerder (in 5.2) is beschreven, volgt dat de supervisor de beroepscomponent zodanig kan representeren en hanteren in relatie met de ervaringen en opvattingen van de supervisant als beroepsbeoefenaar zelf, dat deze zich steeds meer bewust wordt van de implicaties ervan. En ze op een gegeven moment als een vanzelfsprekend gegeven gaat integreren in de manier waarop hij of zij met beroepsopgaven omgaat. de supervisor de (aspecten van de) supervisiesituatie (procedure, interactiegedrag en communicatie van de supervisor) zodanig kan hanteren dat deze een modelwerking heeft voor het methodisch handelen van de supervisant in de eigen beroepspraktijk. 5.4.2 Bekwaamheid in de hantering van de supervisiemethodiek en de taken die daarmee samenhangen Deze bekwaamheid houdt in dat de supervisor de supervisie kan hanteren overeenkomstig de kenmerken van supervisie, zoals aangegeven in deel I onder 2. de grondstructuur en de basiscondities kan bewaken die nodig zijn voor het supervisieleerproces en deze eventueel kan bijstellen of herstellen. De supervisor kan zowel de vereiste grondstructuur als de basiscondities vastleggen in een contract met de supervisant en - indien van toepassing met de opdrachtgever van de supervisie: een instelling waarbij de supervisant in dienst is, of een opleidingsinstituut waar de supervisant een opleiding volgt. de voor supervisie gewenste taakverdeling tussen supervisor en supervisant kan presenteren en uitleggen als een functionele samenwerkingsrelatie en taakdifferentie. Dit betekent het contracteren van deze taakverdeling, het vormgeven in de uitvoering, het evalueren en desgewenst bijstellen samen met de supervisant. De supervisor is in staat overleg te voeren en zaken te regelen. het samenwerkingsproces (de taakverdeling tussen supervisor en supervisant) en het interactieproces (de interactie tussen beiden is het
26
centrale middel in deze samenwerking) kan afstemmen op de fase waarin het supervisieproces zich bevindt. De supervisor hanteert deze processen zodanig dat het leerproces van de supervisant zich kan ontwikkelen. Dit afstemmen betreft het afstemmen van taakverdeling en omgang met de supervisant op de fase van het leerproces waarin de supervisant zich bevindt. De supervisor kan bijvoorbeeld in het begin van een supervisie wat meer instructies geven, als de supervisant daaraan tenminste behoefte heeft. In dit geval gaat het echter niet om functionele taakverdelingen en interacties die gedurende het gehele supervisieproces plaatsvinden. Vanuit het perspectief van de interactie moet de supervisor instructies of advies zodanig hanteren dat de supervisant zich uitgenodigd en gestimuleerd voelt tot verdere verkenning en reflectie. Deze moet in iedere geval níet het idee krijgen verplicht te zijn een opdracht uit te voeren. -
doelgericht kan omgaan met de eigen persoonlijkheid tijdens de interactie in de supervisie-situatie. Ook de supervisor moet denken, voelen, willen en handelen op elkaar kunnen afstemmen en integreren met de manier waarop hij/zij als beroepsbeoefenaar in deze interactiesituatie functioneert. Dit vereist dat de supervisor in staat is blijvend te reflecteren op het eigen functioneren als supervisor en dat desgewenst kan bijstellen. kan omgaan met de dynamiek van afstand en nabijheid. verschijnselen van weerstand en (tegen-)overdracht kan herkennen en hanteren. methodisch ‘niet wetend’ kan omgaan met informatie over cliënten, collega’s en andere bekenden van de supervisant. de fasering van het supervisieproces kan hanteren in relatie tot het leerproces van de supervisant. de supervisant kan laten stilstaan bij zijn omgaan met hetgeen plaatsvindt in de supervisiesituatie zelf. Ook kan de supervisor vervolgens een relatie (laten) leggen met de manier waarop de supervisant bij het uitoefenen van zijn beroep functioneert. De supervisor is, met andere woorden, in staat om het parallelproces te signaleren en te gebruiken als tweede en aanvullende bron van leermateriaal in supervisie. samen met de supervisant leerproces en leerresultaat kan evalueren, toetsen aan criteria, beoordelen en desgewenst bijstellen. De supervisor moet rekening houden met de invloed van sancties, als mogelijk gevolg van een genomen beslissing. het werkproces van de supervisie samen met de supervisant kan afronden en afsluiten. 5.4.3 Bekwaamheid in de begeleiding van het leren van de supervisant Deze begeleiding is erop gericht dat het leerproces van de supervisant ook werkelijk verloopt zoals tijdens een supervisietraject moet gebeuren. In dit geval betekent het dat de supervisor: in staat is om tijdens het leerproces steeds het doel van de supervisie voor ogen te houden, namelijk dat de supervisant het vermogen verwerft en ontwikkelt om beroepsopgaven te integreren in zijn functioneren. Er bestaat een spanningsveld tussen de kwaliteit van de beroepsuitoefening enerzijds en de ontwikkeling van het leerproces van de supervisant anderzijds. De supervisor moet hiermee kunnen omgaan. een supervisant kan stimuleren om voortdurend leermateriaal in te brengen dat bestaat uit ervaringen in het omgaan met beroepsopgaven en dit vervolgens te expliciteren, te concretiseren, daarover te reflecteren en te problematiseren. Problematiseren betekent dat de supervisant in staat is te onderzoeken welke factoren op zijn functioneren en ervaren van invloed kunnen zijn en welke leervragen deze voor hem meebrengen. kan bevorderen dat een supervisant vervolgens komt tot inzichten in relevante leerthema's, die het lerend omgaan met beroepsopgaven, de
27
integratie-opgaven en het ontwikkelen van zijn integratievermogen verder richting geven. kan bevorderen dat een supervisant, op basis van de verkregen inzichten, verder beroepsdeskundigheid in de praktijksituatie ontwikkelt. interventies kan afstemmen op het leerproces van de supervisant. Dit veronderstelt, dat een supervisor in staat is tendenties (opvattingen, gevoelens, gedrag en strevingen) van een supervisant te bevestigen en hem of haar bepaalde leeropgaven kan stellen, die nodig zijn om het (toekomstige) beroep goed te kunnen uitoefenen. Deze leeropgaven komen voort uit de leerthema’s. Deze zijn op hun beurt weer het gevolg van het feit dat de supervisant er moeite mee heeft om bij het uitoefenen van zijn beroep geïntegreerd en integrerend te functioneren. Centrale activiteiten daarbij zijn: het zich afwachtend en terughoudend opstellen, het ondersteunen van ontdekkingen van de supervisant, het confronteren met eventuele blinde vlekken, en samen met de supervisant komen tot hypothesen betreffende zijn aandachtsgebieden. Bij supervisie met meerdere supervisanten kan de supervisor ook reacties van medesupervisanten uitlokken, stimuleren en (laten) gebruiken. kan omgaan met verschillende vormen van leergedrag (leerstijlen, leerpatronen) van supervisanten en kan helpen hun eigen leergedrag te ontwikkelen in de richting van het voor supervisie gewenste leergedrag. problemen van een supervisant kan signaleren met de voor supervisie vereiste wijze van leren. Ook biedt de supervisor daarbij adequate leerhulp. 5.4.4 Bekwaamheid in het scheppen van condities voor supervisorisch leren Supervisie vraagt van de supervisant een bepaalde manier van leren. Een supervisor is in staat de supervisant te stimuleren om zich die manier van leren eigen te maken. Dit betekent dat de supervisor: een supervisant kan helpen zicht te krijgen op de invloed van eerdere leeren opleidingservaringen en op de eigen wijze van leren (leersocialisatie). Vervolgens kan de supervisor hem of haar laten zien hoe een en ander zich verhoudt met de manier van leren die supervisie vereist. condities kan aanbieden waaronder de supervisant tot supervisorisch leren komt. Dit betreft het kunnen initiëren en verhelderen van condities die leerthema's en aandachtsgebieden bij de supervisant oproepen, alsmede condities die het verwerven van vaardigheden mogelijk maken. de supervisant af en toe ook steun en adviezen geeft waaraan deze zo nu en dan behoefte kan hebben, zodat daarna weer ruimte ontstaat voor eigen reflectie. de supervisant helpt om ervaringen een plaats te geven die niet (direct) voortkomen uit het omgaan met beroepsopgaven, maar op dat moment zo belangrijk zijn dat hij of zij daardoor geen aandacht kan geven aan ervaringen die het omgaan met beroepsopgaven betreffen. Een supervisor is daarbij in staat om: • samen met de supervisant vast te stellen dat het hier gaat om het scheppen van condities, zodat hij of zij weer verder kan leren aan de hand van ervaringen in het omgaan met beroepsopgaven; • de supervisant te laten onderzoeken of deze ervaringen ook betekenis (kunnen) hebben voor de voor hem/haar relevante leerthema's in supervisie; in staat is om vast te stellen of verwijzing naar een andere hulp of leersituatie nodig of wenselijk is. 5.4.5 Bekwaamheid in de hantering van materiaalinbreng Een supervisor kan verschillende, in supervisie mogelijke vormen van materialen (schriftelijk, mondeling, audio- en video-opname) zodanig hanteren dat de reflectie van de supervisant centraal staat. Dit impliceert dat de supervisor: de supervisiebijeenkomsten voorbereidt (en laat voorbereiden) op basis van verschillende vormen van materiaalinbreng.
28
-
in het ingebrachte materiaal het verborgen werkverhaal kan (laten) opsporen om daarin verborgen leerthema’s te ontdekken. Dit veronderstelt onder meer zicht op taalstructuren. de supervisant helpt bij het leren van de ervaringen die de verschillende aspecten van de beroepspraktijk met zich meebrengen, zoals het werken met cliënten, het functioneren in de organisatie, het mede-ontwikkelen van beleid. De supervisor moet dus ook oog hebben voor de wijze waarop deze aspecten elkaar beïnvloeden. 5.4.6 Bekwaamheid in het bevorderen van intentioneel supervisorisch leren Hierbij gaat het om het zich eigen maken van vaardigheden die voor supervisie zijn vereist. De supervisor begeleidt supervisanten bij het leerproces voor hun beroep. Hij of zij doet dat op zo’n manier, dat supervisanten in toenemende mate ook zelfstandig leren hun handelen en ervaren creatief te benutten voor de ontwikkeling van het eigen beroepsmatig handelen. Dit handelen houdt zowel verband met cliëntsystemen als met het kader van de organisatie (het dienstverlenend systeem) van waaruit de supervisant als (aankomend) beroepsbeoefenaar werkzaam is. 5.4.7 Bekwaamheid in interveniëren Het leren in supervisie is bij uitstek een leren door middel van reflectie op eigen ervaringen, die een supervisant opdeed in het omgaan met beroepsopgaven. Op basis van deze reflectie is de supervisant uiteindelijk in staat bij het uitoefenen van zijn beroep geïntegreerd autonoom te handelen. Alle interventies van een supervisor zijn erop gericht om dit mogelijk te maken. Het bevorderen van reflectie, met het daaropvolgende geïntegreerd en integrerend functioneren in het omgaan met beroepsopgaven is het doel. De supervisor heeft bij het helpen leren voor een groot deel een verbale taak. In supervisie is het doelgericht voeren van gesprekken daarom erg belangrijk. Het gaat echter niet om het voeren van gewone gesprekken. De supervisor is in staat om het gesprek in dienst te stellen van de leerweg – te weten het proces van het bewerken van ervaringen – die de supervisant moet afleggen en van de leeropgaven waarvoor deze staat. In supervisie is ook het omgaan met nonverbale aspecten, die in het gedrag een rol spelen, van belang. Met hetzelfde doel als voor verbale aspecten geldt. Door middel van activerende werkvormen kunnen in de supervisiesituatie structuren ontstaan, waarbinnen de supervisant bepaalde ervaringen kan opdoen. Structuurinterventies geven de supervisant andere toegangen tot bewerking of verwerking van werkervaringen. Ook het gericht opdoen van de ervaring om een verkregen inzicht uit te drukken in gedragsalternatieven, behoort tot de mogelijkheden. Voorbeelden van activerende werkvormen zijn: simulatie van de situatie waarin zich de ervaring voordeed, rollen- en situatiespel, lege stoel-techniek, dubbelen, tekenen, bepaalde vormen van geleide fantasie, ontspanningsoefeningen, introspectie- en visualisatie-oefeningen, werken met dromen, fototaal, focussen en dergelijke. In supervisie zijn deze en andere werkvormen bruikbaar. De mate waarin een supervisor dergelijke technieken deskundig kan hanteren, hangt gewoonlijk af van de methodische scholing die deze in de eigen beroepsopleiding heeft gehad. Niet elke supervisor hoeft dus de genoemde of vergelijkbare mogelijkheden te beheersen. Als de supervisor gebruik maakt van dergelijke activerende werkvormen, moet dat adequaat en binnen de supervisiedoelstelling te gebeuren. De structuren dienen primair om de verschillende dimensies van het leerthema beter op elkaar af te stemmen en beter aan te sluiten bij de leerstijl van de supervisant. Supervisie heeft immers niet het trainen van vaardigheden tot doel. Bij het gebruikmaken van dergelijke werkvormen is de leerstijl van de supervisant
29
leidraad. Het is bijvoorbeeld niet zozeer nodig om een doe-gerichte supervisant in actie te laten komen, maar een meer reflectieve supervisant juist wél.
-
De opleiding geeft de sio een onderbouwde verklaring voor de verleende vrijstelling die meetelt bij het aanvragen van de registratie. functie en vorm van een supervisorenoverleg. inter-organisatorische uitwisseling van supervisoren. het functioneren als opleidingssupervisor, instellingssupervisor en/of zelfstandig gevestigd supervisor en de implicaties die daarmee samenhangen.
5.5 Inzicht in en het vermogen tot het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie. Dit houdt in dat de supervisor weet heeft van én kan omgaan met: de functie en aspecten van de voorfase van supervisie; het opstellen van een contract voor de supervisie met de opdrachtgever van de supervisor. Opdrachtgevers kunnen zijn: de supervisant zelf; de instelling waar de supervisant in dienst is; een opleiding (uitgaande van een opleidingsinstituut of beroepsvereniging) waaraan de supervisant deelneemt. Deze vaardigheid veronderstelt dat de supervisor in staat is de werkprincipes van het superviseren en de eigen accenten daarin te verduidelijken, evenals de betekenis van supervisie voor het functioneren van de supervisant als beroepsbeoefenaar; het voorbereiden van toekomstige supervisanten in een beroepsopleiding op de supervisie, het geven van informatie over procedures, het proces van de combinatievorming en hun invloed op de hantering voor de aanstaande supervisie; de beoordelingsresultaten van supervisie in relatie tot sanctionering door een werkgever of opleidingsinstituut; positie en functie van de supervisor in een organisatie; mogelijkheden, beperkingen van en voorwaarden voor instellingssupervisie. functie en vorm van een supervisorenoverleg; inter-organisatorische uitwisseling van supervisoren; het functioneren als opleidingssupervisor, instellingssupervisor en/of zelfstandig gevestigd supervisor en de implicaties die daarmee samenhangen.
5.6
Bekwaamheid in het ontwikkelen van beleid betreffende supervisie en het kunnen verantwoorden daarvan Dit houdt in dat de supervisor beschikt over kennis van: de componenten waaruit supervisiebeleid bestaat; beleidsontwikkelingen die verband houden met supervisie in het eigen werk- of beroepsveld en de daarbij behorende opleidingen; het (leveren van een bijdrage aan het) ontwikkelen, introduceren, afstemmen en uitvoeren van supervisiebeleid, vanuit de verschillende werkkaders waarin supervisie kan plaatsvinden, te weten in opdracht/in het kader van een opleiding, in opdracht van een instelling, in opdracht van de supervisant zelf; het relateren van de doelen van supervisie aan het beroep waarop de supervisie gericht is; het definiëren van de methodiek supervisie en deze kan afbakenen ten opzichte van andere methoden van begeleiding en ondersteuning, met
30
-
name: consultatie, werkbegeleiding, training, advisering, intervisie en teambegeleiding; het ontwikkelen van criteria voor het beoordelen van supervisie.
5.7 Bekwaamheid in het reflecteren over zichzelf als supervisor Om de eigen vakbekwaamheid op peil te kunnen houden, moet de supervisor zelfstandig kunnen reflecteren over alle aspecten van het supervisor-zijn. Het kunnen verwoorden en verantwoorden van de eigen handelwijze, het eigen gedrag, het eigen aandeel in interacties en de eigen werkprincipes, is een vanzelfsprekend deel van de deskundigheid van de supervisor.
31
32
Deel III
REGISTRATIE VAN DE LEERSUPERVISOR
33
34
De opleiding tot supervisor kent twee soorten opleiders: docenten supervisiekunde (zie deel IV) en leersupervisoren. Leersupervisoren geven supervisie over de supervisies die de supervisor-in-opleiding (sio) geeft. In dit deel komt eerst de opleidingsroute tot leersupervisor aan de orde, gevolgd door de eisen voor registratie en herregistratie. Tot slot volgt een beschrijving van het profiel van de leersupervisor. 1. De opleidingsroute Een leersupervisor heeft eerst een opleiding tot supervisor gevolgd, zoals in deel II staat beschreven. Wie drie jaar als supervisor bij de LVSB staat geregistreerd en ten minste vijf jaar supervisie in verschillende vormen en kaders heeft gegeven, kan leersupervisor worden. Het opleidingstraject bestaat uit drie onderdelen: 1.1
Scholing van 24 contacturen, gegeven door een geregistreerd docent su pervisiekunde. Deze scholing is gericht op het geven van leersupervisies en heeft zowel een deel dat gewijd is aan methodiek als een practicumdeel (zie deel V, erkenning opleidingsonderdelen).
1.2 Het geven van ten minste twee leersupervisies – niet tegelijkertijd – van minimaal 15 sessies. De leersupervisor-in-opleiding mag pas beginnen met het geven van leersupervisie als hij/zij de scholing tot leersupervisor heeft gevolgd of daarmee is gestart. 1.3 Begeleiding bij het geven van de leersupervisies, gegeven door twee verschillende LVSB-geregistreerde leersupervisoren. De begeleiding bestaat uit minimaal 18 gesprekken van ten minste één uur: 12 gesprekken over de eerste leersupervisie, gevolgd door 6 gesprekken door een andere leersupervisor over de tweede leersupervisie. De begeleidende leersupervisor kan niet tegelijk de docent supervisiekunde van de leersupervisor-in-opleiding zijn. (2 t/m 2.1.5 in rood kader) 2. Registratie-eisen 2.1 Voorwaarden Wie zich als leersupervisor wil laten registreren, moet aan de volgende voor waarden voldoen. 2.1.1 De aanvrager is vóór de aanvang van het opleidingstraject ten minste drie jaar als supervisor geregistreerd. 2.1.2 De aanvrager heeft in de vijf jaar vóór de aanvang van het opleidingstraject aantoonbaar ten minste 15 supervisiereeksen volgens de normen van de LVSB gegeven. Het is eventueel mogelijk om maximaal vijf reeksen te vervangen door andere uitgevoerde begeleidingstrajecten van minimaal acht sessies. 2.1.3 De aanvrager heeft ervaring met verschillende vormen van supervisie (individueel, triade, groep), gegeven in verschillende kaders (opleiding, organisatie, particulier) en over diverse functies en beroepsvelden. 2.1.4 De aanvrager is aantoonbaar bekend met relevante supervisieliteratuur en kan aangeven aan welke literatuur het eigen theoretisch kader is ontleend; 2.1.5 De aanvrager heeft ook het hele opleidingstraject tot leersupervisor met goed gevolg afgerond, namelijk de methodisch-didactische scholing gevolgd van 24 contacturen; 35
-
twee leersupervisies gegeven van minimaal 15 sessies; begeleiding van de leersupervisies ontvangen van 12, gevolgd door 6 begeleidingsgesprekken.
2.2 Registratieprocedure Als de leersupervisor aan alle opleidingseisen voldoet, kan inschrijving in het register van leersupervisoren plaatsvinden. 2.2.1 Registratie als supervisor geschiedt telkens voor een periode van 5 jaar. 2.2.2 De voorwaarden voor registratie als leersupervisor staan in hoofdstuk 1 en 2.1 in dit deel van de brochure beschreven. 2.2.3 Aanvragers sturen het volledig ingevulde aanvraagformulier, ondertekend en van bijlagen voorzien, naar het bureau. Om supervisies, leersupervisies en begeleidingsgesprekken aan te tonen kan gebruik worden gemaakt van standaardverklaringen van de LVSB. 2.2.4 Het bureau stuurt aanvragers een ontvangstbevestiging en een nota. 2.2.5 De aanvraag tot registratie als leersupervisor stuurt het bureau door naar de CROO. Deze commissie brengt binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag advies uit. 3. De herregistratie Een registratie is vijf jaar geldig. Verlenging van die periode gebeurt steeds voor vijf jaar. Leersupervisoren van 60 jaar en ouder, die staan geregistreerd en zich al twee keer als leersupervisor lieten herregistreren, blijven geregistreerd zolang zij lid zijn van de LVSB. Voor hen vervalt de eis van herregistratie. (3.1 t/m 3.4 in rood kader) 3.1 Eisen voor herregistratie Om voor herregistratie als leersupervisor in aanmerking te komen moet de leersupervisor aantoonbaar aan de volgende voorwaarden voldoen (zie ook 3.3): 3.1.1 Geregistreerd zijn bij de LVSB als supervisor en als leersupervisor; 3.1.2 De leersupervisor heeft tijdens de afgelopen 5 jaar minimaal 9 leerbegeleidingstrajecten (zie bijlage 1, lijst van begrippen) gegeven, waarvan ten minste 3 leersupervisies, die aan de normen van de LVSB voldoen. Van de maximaal 6 leerbegeleidingstrajecten die geen leersupervisie betreffen, moeten er ten minste 2 supervisiereeksen zijn volgens de normen van de LVSB; 3.1.3 De leersupervisor heeft deelgenomen aan 12 uur scholing op het gebied van professioneel begeleiden van supervisoren(-in-opleiding), waarbij het programma inspeelde op het in ontwikkeling blijven als (leer)supervisor; 3.1.4 Deelname aan intervisie over (leer)supervisie in groep van tenminste 3 LVSB-registreerde leersupervisoren van 8 bijeenkomsten binnen twee jaar; 3.1.5 Hij of zij heeft in de 5 jaar na de (laatste) registratie ten minste twee van de volgende activiteiten verricht: • het schrijven van een publicatie over supervisie of andere begeleidingsvorm(en); • het deelnemen aan commissies of werkgroepen met betrekking tot het ontwikkelen van beleid inzake supervisie of andere begeleidingsvormen, al dan niet in het kader van de LVSB; • het deelnemen aan een LVSB-werkgroep, LVSB-commissie, het College van Beroep en van Tuchtzaken, het bestuur; • het geven van een workshop van tenminste één dagdeel over supervisie of andere begeleidingsvormen.
36
NB: Als het de CHRO niet duidelijk is wat de betekenis is van het deelnemen aan een bepaalde scholingsactiviteit voor het (leer)supervisorschap, zal zij vragen om een toelichting. Bij blijvende twijfel kan aanvullende scholing worden gevraagd. Vanaf de tweede herregistratie mogen leersupervisoren zich beperken tot het geven van 4 leerbegeleidingstrajecten en 2 leersupervisiereeksen. Deze bepaling houdt rekening met hun ruime supervisorische werkervaring en regelt tegelijkertijd dat zij ook als leersupervisor voeling blijven houden met 'de werkvloer'. 3.2 Procedure herregistratie 3.2.1 Het bureau van de LVSB stuurt leden 7 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van hun registratieperiode een herinnering voor hun herregistratie. 3.2.2 Dit formulier, met gevraagde bijlagen, moet 5 maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de registratie bij het bureau zijn ingediend. Om supervisies en leersupervisies aan te tonen kan gebruik worden gemaakt van standaardverklaringen van de LVSB. Het bureau stuurt de aanvrager een ontvangstbevestiging en een nota. 3.2.3 Het bureau stuurt de aanvraag door naar de CHRO. 3.2.4 De CHRO brengt binnen 4 maanden na ontvangst advies uit aan het bestuur. 3.3 Gelijktijdige herregistratie Met de herregistratie als leersupervisor wordt men automatisch als supervisor geherregistreerd. Om de combinatieherregistratie als supervisor en leersupervisor mogelijk te maken, kunnen de registratiedata eenmalig maximaal 2 jaar naar voren of naar achteren worden verschoven. 4.
Registratiereglement
Een registratie is telkens vijf jaar geldig. Het voorbereiden van de registratie van leersupervisoren gebeurt door de Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen (CROO). De Commissie Herregistratie Opleiders (CHRO) bereidt de gecombineerde herregistratie voor. Het bureau van de LVSB levert de nodige administratieve ondersteuning. CROO en de CHRO toetsen of de aanvragen voldoen aan de voorwaarden en criteria die gelden voor het (her)registreren van een leersupervisor. Daarna ontvangt het bestuur een advies. Het bestuur neemt het al dan niet over en beslist. Als het bestuursbesluit afwijkt van het advies van de betreffende registratiecommissie, moet het bestuur zijn standpunt beargumenteerd aan die commissie meedelen. Deze beziet de aanvraag dan opnieuw en deelt haar (eventueel herziene) standpunt aan het bestuur mee. Het bestuur neemt vervolgens een definitief besluit. De betrokkene krijgt hiervan bericht. Bij een positieve beslissing ontvangt de aanvrager een certificaat; een duplicaat hiervan blijft onder beheer van de LVSB. Wie tegen een bestuursbesluit bezwaar wil maken, kan daarvoor terecht bij het College van Beroep en van Tuchtzaken. 5.
Profiel van de leersupervisor
37
De taak van de leersupervisor is de sio te ondersteunen in het ontwikkelen van competenties die nodig zijn om professioneel supervisie te geven. Daartoe geeft de leersupervisor de sio begeleiding bij het geven van supervisie. Deze begeleiding wordt leersupervisie genoemd. De leersupervisor moet zelf een bekwaam supervisor zijn én over aanvullende relevante competenties beschikken. 5.1 Specifieke methodisch-didactische kennis en kunde De leersupervisor: 5.1.1 heeft voldoende kennis van en inzicht in de criteria waaraan een sio moet voldoen om in de leersupervisie adequaat te kunnen functioneren. 5.1.2 heeft zicht op de specifieke situatie waarin het geven van supervisie het leerobject is en kan deze hanteren; de leersupervisor moet daarvoor onder meer inzicht in parallelprocessen en overdrachtssymptomen hebben en in staat zijn deze te hanteren . 5.1.3. kan de leersupervisie gericht houden op het leren van de sio bij van het geven van supervisie en daarbij methodische varianten hanteren. 5.1.4 kan de sio helpen in het hanteren van het ingebrachte werk- en leermateriaal dat de supervisanten inbrengen en hun eigen reflecties daarop. 5.1.5 is in staat tot evalueren en beoordelen van leersupervisies. De leersupervisor kan verantwoorden of de sio al dan niet voldoende bekwaamheid als supervisor verworven heeft voor registratie bij de LVSB. 5.2 Inzicht in de verhouding beroep-supervisie-supervisor De leersupervisor moet de beroepscomponent in supervisie (zie deel II: Profiel van de supervisor) kunnen hanteren en moet sio’s kunnen helpen bij het verwerven van deze vaardigheid in het eigen supervisie-geven. 5.3
Bekwaamheid in het ontwikkelen en verantwoorden van supervisiebeleid De leersupervisor moet een bijdrage kunnen leveren aan beleidsontwikkeling op het gebied van leersupervisies in het kader de opleiding tot supervisor. 5.4 Bekwaamheid in het hanteren van organisatorische aspecten De leersupervisor is in staat leersupervisies te organiseren en sio's te helpen adequaat te functioneren in de kaders waarbinnen zij hun supervisiepraktijk uitoefenen. 5.5 Bekendheid met de supervisieliteratuur De leersupervisor is niet alleen op de hoogte van relevante literatuur uit de supervisiekunde en de daarin te onderscheiden opvattingen over supervisie, maar kan daarbinnen ook een eigen positie innemen en deze verantwoorden.
38
39
DEEL IV
REGISTRATIE VAN DE DOCENT SUPERVISIEKUNDE
40
41
Docenten supervisiekunde zijn bevoegd om methodisch-didactische scholing aan supervisoren-in-opleiding (sio's) te geven. Ook mogen zij werkstukken beoordelen die sio’s als afsluiting van hun opleiding maken. In dit deel van de brochure staat aan welke voorwaarden, opleidings- en registratie-eisen deze docenten moeten voldoen om zich te laten registreren. Ook is een profiel van de docent supervisiekunde opgenomen. 1. De opleidingsroute Het opleidingstraject voor de docent supervisiekunde begint met een registratie als supervisor en leersupervisor, zoals in deel II en deel III van deze brochure zijn beschreven. Het opleidingstraject bestaat verder uit drie onderdelen. Leidraad tijdens dit opleidingstraject is het competentieprofiel van de docent supervisiekunde. 1.1
Een leerpraktijk, in de vorm van een praktijkstage, als docent supervisiekunde. De leerpraktijk omvat tenminste 50 contacturen methodisch-didactische scholing die aaneengesloten zijn gegeven.
1.2.
Een geregistreerd docent supervisiekunde heeft deze leerpraktijk begeleid. De begeleiding bestaat uit ten minste tien gesprekken à minimaal anderhalf uur. Het samenstellen van een miniportfolio is onderdeel van de begeleiding.
1.3
Een schriftelijk overzicht van minimaal vijf pagina's, waarin de betrokkene de eigen didactische aanpak van het onderricht in supervisietheorie en de practica beschrijft. Dit overzicht is tijdens de begeleiding besproken.
(2 t/m 2.1.4 in rood kader) 2. Registratie-eisen 2.1. Voorwaarden Wie zich als docent supervisiekunde wil laten registreren moet aantoonbaar aan de volgende voorwaarden voldoen: 2.1.1 Geregistreerd zijn als supervisor bij de LVSB. 2.1.2 Geregistreerd zijn als leersupervisor bij de LVSB. 2.1.3 Minimaal vijf jaar ervaring als docent theorie en praktijk van methodisch werken in het kader van een beroepsopleiding of – nascholing; schriftelijke verklaring(en) van de werkgever(s) zijn hiervan het bewijs; 2.1.4 Een miniportfolio waarvan alle onderdelen minstens als voldoende zijn beoordeeld door een geregistreerd docent supervisiekunde. De miniportfolio bestaat uit een beschrijving van de eigen didactische aanpak in de leerpraktijk van 50 contacturen methodisch-didactische scholing (reeks werkcolleges, practicum, werkstukbegeleiding). De beschrijving is géén algemeen didactisch verhaal, maar een uitwerking van de didactische aanpak zoals die is toegepast in een specifieke opleidings- of cursusgroep. Deze is, met andere woorden, exemplarisch en houdt in: • een feitelijke (formele) beschrijving van het betreffende opleidings- of cursusonderdeel en van de opleidings/cursusgroep; • (in eigen woorden) een visie op een krachtige leeromgeving in dit verband; • een beschrijving van de eigen didactische aanpak. De beschrijving moet begrijpelijk zijn voor een buitenstaander; conceptueel helder, 42
• •
consistent en goed onderbouwd. De handelwijze waarover de docent verantwoording aflegt, is een concretisering van de competenties uit het profiel; resultaten van evaluaties met studenten en collega’s; eigen reflecties, compleet met een overzicht van sterke en zwakke punten én conclusies voor ‘een volgende ronde’.
2.2 Registratieprocedure Als de docent aan alle opleidingseisen voldoet, kan inschrijving in het register van docenten supervisiekunde plaatsvinden. 2.2.1 Registratie als docent wordt afgegeven voor onbepaalde tijd, mits de docent lid blijft van de LVSB. 2.2.2 De voorwaarden voor registratie staan in de eerste twee hoofdstukken in dit deel van de brochure beschreven. 2.2.3 Aanvragers sturen het volledig ingevulde aanvraagformulier, ondertekend en van bijlagen voorzien, naar het bureau van de vereniging. Het bureau stuurt aanvragers een ontvangstbevestiging en een nota. 2.2.4 De aanvraag tot registratie als docent supetrvisiekunde stuurt het bureau door naar de CROO. Deze commissie brengt binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag advies uit. 3.
De herregistratie
Registratie als docent supervisiekunde wordt afgegeven voor onbepaalde tijd, mits de docent lid blijft van de LVSB. 4.
Registratiereglement
Het voorbereiden van de registratie van docenten supervisiekunde gebeurt door de Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen (CROO). Het bureau van de LVSB levert de nodige administratieve ondersteuning. De CROO toetst of de betreffende docent aan alle eisen en voorwaarden voldoet en adviseert het bestuur om hem al dan niet te registreren. Het bestuur neemt een besluit. Als het bestuur een andere mening heeft, laat het de commissie weten waarom. Deze beziet de aanvraag dan opnieuw en deelt haar (eventueel herziene) standpunt mee aan het bestuur. Het bestuur neemt dan een definitief besluit en stuurt daarover bericht aan de betrokken docent. Bij een positieve beslissing ontvangt de aanvrager een certificaat; een duplicaat ervan blijft onder beheer van de LVSB. De aanvrager kan bij het College van Beroep en van Tuchtzaken tegen het bestuursbesluit bezwaar maken. 5.
Competentieprofiel van de docent supervisiekunde (DSK)
De docent supervisiekunde is een beroepsopleider en beschikt daarom over verschillende competenties: over persoonlijk-professionele competenties (A), onderwijskundige competenties (B), vakinhoudelijke competenties (C) en competenties die te maken hebben met de context waarin de supervisie plaatsvindt én de maatschappelijke context (D) en de competentie te kunnen reflecteren over zichzelf als docent supervisiekunde (E). Aan het compentieprofiel liggen enkele vooronderstellingen ten grondslag: - De competenties van de docent supervisiekunde zijn geïntegreerd; wel te onderscheiden maar niet te scheiden. De verschillende competentiegebieden
43
-
-
zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is alleen mogelijk om ze in samenhang met elkaar te beoordelen. Het onderscheid tussen onderwijskundige competenties en vakinhoudelijke competenties is (ondanks de overlap) zinnig. Op die manier kan onderwijskundige ervaring van een aspirant-DSK in een ander type beroepsonderwijs meetellen voor de registratie als DSK. Een docent supervisiekunde is tegelijk supervisor: beide beroepen (DSK en supervisor) zijn in één persoon verenigd. Vanzelfsprekend is hij of zij in een opleidingssituatie vooral docent. Bij het beoordelen van de competenties zijn overwegingen en reflecties van de docent van groot belang. Het gaat niet alleen om het ‘zichtbare’ gedrag. Een competentielijst is in ieder geval geen ‘afvinklijstje’.
A) Persoonlijk-professionele competenties De docent supervisiekunde • • • • • • •
is een gedreven mens, voortdurend bezig om de eigen professionaliteit als docent supervisiekunde en als (leer)supervisor te ontwikkelen; is zelf altijd bezig met leren en zo in staat om te overtuigen. Door het wat en hoe van het eigen leren (als docent supervisiekunde en als supervisor) te expliciteren fungeert hij of zij als rolmodel voor sio’s; kan talenten van sio’s opsporen en naar boven halen; is meerkennig, dat wil zeggen niet eenkennig en niet dogmatisch; kan in groepsverband constructief met collega’s samenwerken; kan supervisiemethodieken presenteren als een door theorieën onderbouwde en persoonlijk gedragen keuze van handelen (dit is zijn normatieve professionaliteit); heeft een opleiderstaak op cognitief, affectief en normatief vlak en is in staat om zich daarop te laten aanspreken en ook anderen aan te spreken.
B) Onderwijskundige competenties De docent supervisiekunde kan: op het gebied van leren: • een krachtige leeromgeving creëren waarin intentioneel leren kan plaatsvinden; • via diverse vormen van begeleiding leerprocessen faciliteren; • didactische uitgangspunten vertalen in werkvormen die een appèl doen op zelfsturing en de mogelijkheden van de lerende activeren; • gemaakte of te maken onderwijskundige en leertheoretische keuzes expliciteren; • richting en ruimte geven aan het leren van volwassenen op het vlak van (specifieke) kennis- en beroepsdomeinen; • procedures ontwerpen die de ontwikkeling van het lerend vermogen van volwassenen stimuleren en bevorderen; op het gebied van werken met groepen: • groepsdynamiek en interactie in groepen hanteren op een manier die individuele groepsleden optimale leerkansen biedt; • diversiteit binnen groepen benutten als leeropgave en leerbron. op het gebied van evaluatie en beoordeling: • leerresultaten toetsen en beoordelen en daaruit consequenties trekken (c.q. verantwoording nemen voor sanctioneren binnen het gegeven kader); • een poortwachterfunctie vervullen voor het te leren beroep. op het gebied van curriculum- en opleidingsontwikkeling:
44
•
een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling en uitvoering van een leerplan en onderwijsprogramma in het HBO.
C) Vakinhoudelijke competenties De docent supervisiekunde kan: op het gebied van het leren van vakinhoud: • supervisieconcepten en -methodieken presenteren in uiteenlopende leersituaties (theoriecollege, practicum, vaardigheidstraining; • ervaringsleren in de opleidingspraktijk verbinden met ervaringsleren in de supervisiepraktijk; • vakinhoudelijke leerresultaten toetsen en beoordelen; • de begeleiding afstemmen op de verschillende manieren waarop sio’s het supervisorschap verwerven; • de invloed van eerdere beroepssocialisatie en de invloed van de arbeidscontext op de actuele beroepsontwikkeling van de sio een plaats (helpen) geven. op het gebied van visies, concepten, methodiek: • supervisie en andere begeleidingsvormen ten opzichte van elkaar afbakenen; • eigen en andere visies op supervisiekunde transparant maken als aanzet tot eigen visieontwikkeling van de sio; • de consequenties van verschillende visies voor het handelen in supervisie inzichtelijk maken; • voor sio’s een brug vormen naar actuele ontwikkelingen op het gebied van supervisiekunde, relevante theorievorming, concepten, methodieken, opvattingen, werkvormen en visies; • theorieën uit andere sociaal-wetenschappelijke vakgebieden betrekken bij conceptualisering van supervisie; • interventies in de opleidingspraktijk methodisch en ethisch onderbouwen en waar mogelijk parallellen met de supervisiesituatie benutten; • belangen van verschillende cliëntsystemen in een supervisieproces inzichtelijk maken. D) Contextuele competenties (maatschappelijke betrokkenheid) De docent supervisiekunde kan: • •
•
•
aantonen wat de maatschappelijke waarde is van het beroep van supervisor binnen het verband van de gezamenlijke opleidingen, de organisatiecontext en de beroepsvereniging; actief de grenzen van het vakgebied (supervisiekunde) en het ruimere gebied van de begeleidingskunde verkennen; waar nodig en wenselijk kan hij of zij over de grenzen ervan coalities en samenwerkingsverbanden aangaan; bijdragen aan het verder profileren van supervisie en andere begeleidingsvormen in de maatschappelijke en organisatorische context; vragen en behoeften die daaruit voortvloeien kan hij of zij voortdurend vertalen naar opgaven voor de supervisiekunde (beweging van binnen naar buiten en vice versa) op institutioneel vlak vormgeven aan normatieve professionaliteit in relatie tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de opleiding (de zogeheten ethische dimensie).
E) Reflectie
45
•
De docent supervisiekunde is in staat om over zichzelf als docent supervisiekunde te reflecteren.
46
47
DEEL V ERKENNING VAN OPLEIDINGSONDERDELEN
48
49
Er bestaan twee erkende categorieën opleidingsonderdelen: • de methodisch-didactische scholing in het kader van de opleidingsroute voor supervisoren; deze omvat supervisiekunde, practica, organisatie en beleid op het gebied van supervisie. • de methodisch-didactische scholing in het kader van de opleidingsroute voor leersupervisoren; deze omvat theorie, vaardigheidstraining en practica gericht op de leersupervisiepraktijk.
1.
Methodisch-didactische scholing voor supervisoren
De LVSB is níet verantwoordelijk voor de opleiding van supervisoren, maar wél voor het toetsen van opleidingsroutes. Erkenning betreft alleen de methodisch-didactische scholing en niet de samenhang met andere opleidingsonderdelen. Erkenning van de methodischdidactische scholing geschiedt door deze te toetsen aan de registratie-eisen, zoals in dit reglement zijn vastgelegd. Erkenning betekent dat de methodischdidactische scholing qua organisatie, inhoud, opzet en werkwijze geschikt is voor de vereiste opleiding van de supervisor, ten behoeve van de LVSBregistratie. Het instituut dat een dergelijke scholing geeft kan ook de andere opleidingsonderdelen - leersupervisie en het begeleiden en beoordelen van werkstukken - aanbieden, al dan niet als totale opleiding tot supervisor. Voorwaarde voor erkenning is dat alle onderdelen van de opleiding tot supervisor voldoen aan de criteria, die de LVSB daarvoor stelt (zie ook het tweede deel van deze brochure, artikel 1.1.2.). 1.1 Voorwaarden voor de methodisch-didactische scholing Een instituut dat als rechtspersoon is erkend en gevestigd moet het opleidingsonderdeel organiseren. Voor het geven van de methodisch-didactische scholing gelden de volgende eisen: 1.1.1 De docent is een LVSB-geregistreerd docent supervisiekunde of een docent supervisiekunde-in-opleiding die onder begeleiding van een geregistreerd docent supervisiekunde werkt (zie deel IV, 1). 1.1.2 De scholing is gericht op het opleiden van supervisoren, overeenkomstig de normen en richtlijnen van de LVSB. 1.1.3 De eisen voor toelating voor de scholing komen overeen met de vooropleidings- en ervaringsroute, zoals beschreven in deel II. 1.1.4 De deelnemersgroep aan de scholing telt minimaal 10 en maximaal 18 mensen. Als de groep een ander aantal deelnemers telt, moet duidelijk zijn hoe het individuele leerproces van de deelnemers voldoende is gewaarborgd; hierbij gaat het om het verwerken van theorie en van vaardigheden, en om de koppeling van theorie en supervisiepraktijk. 1.1.5 De methodisch-didactische scholing moet minimaal 130 contacturen (tussen docent en deelnemers) tellen. De opzet van het leerplan moet aangeven in welke fase van de scholing het betreffende onderdeel een plaats krijgt. 1.2 Inhoud van de methodisch-didactische scholing De methodisch-didactische scholing bestaat uit theorie (supervisiekunde, organisatie en beleid op het gebied van supervisie) en practica (die theorie met de eigen supervisiepraktijk verbinden). De verhouding theorie - practicum is één op één. De behandelde onderwerpen hebben betrekking op ten minste de volgende themagebieden (zie het profiel van de supervisor in deel II):
50
1.2.1 professionaliseringsvragen rond beroepen en functies, inclusief supervisie; 1.2.2 inzicht in de verhouding tussen beroepsuitoefening van de supervisant en supervisie, het hanteren van de beroepscomponent in supervisie; 1.2.3 methodisch handelen en de methodiek van het geven van supervisie; 1.2.4 het scheppen van condities voor supervisorisch leren en meta-leren; 1.2.5 begeleiding van het leren van de supervisant, het hanteren van het materiaal dat deze inbrengt; 1.2.6 interventierepertoire en -technieken; 1.2.7 hanteren van het methodisch eigene in verschillende vormen van supervisie; 1.2.8 het organiseren van supervisie en het functioneren als supervisor in een organisatie; 1.2.9 het ontwikkelen van supervisiebeleid en het verantwoorden daarvan; 1.2.10het reflecteren over zichzelf als supervisor en het in staat zijn om daaruit lering te trekken; 1.2.11 evaluatie- en beoordelingsvaardigheden; 1.2.12 ethische uitgangspunten en beroepsethiek. 1.3 Afronding van de methodisch-didactische scholing 1.3.1 Er geldt een presentieregeling. Aan het begin van de opleiding krijgen de sio’s expliciet uitleg over de regels voor presentie en absentie. 1.3.2 De verplicht voorgeschreven literatuur ondersteunt het scholingsprogramma zoals dat er volgens de LVSB moet uitzien. 1.3.3 Het instituut dat de scholing organiseert is ook verantwoordelijk voor de eindtermen, het toetsen daarvan en de manier waarop toetsing plaatsvindt. 1.3.4 De eindtermen van de methodisch-didactische scholing hebben betrekking op de genoemde themagebieden en zijn concreet en eenduidig geformuleerd. 1.4 Toelatingsbeleid Uitzonderingen op de door de LVSB gestelde toelatingseisen (zie deel II, 1.1) zijn mogelijk onder verantwoordelijkheid van de opleiding. De LVSB bepaalt het inhoudelijk en protocollair kader voor de uitzonderingen op de toelatingseisen. De opleiding legt verantwoording af over het gevoerde toelatingsbeleid bij het bestuur van de LVSB en stuurt een kopie van elke verklaring die zij ook aan de student afgeeft naar de CROO. Als de opleiding volgens de LVSB buiten de kaders treedt, dan ontvangt zij hierover bericht om zo haar toelatingsbeleid te kunnen bijstellen. Als dit niet gebeurt kan het bestuur de erkenning van de opleiding intrekken 1.5 Vrijstellingenbeleid De LVSB geeft een inhoudelijk en protocollair kader voor de vrijstellingen van de MDS (zie ook deel II, 1.3.1 A). De opleiding legt bij het bestuur van de LVSB verantwoording af over de manier waarop zij deze vrijstellingen verleent. Het bestuur geeft zonodig aanwijzingen voor aanpassing daarvan. Overigens heeft het oordeel van het bestuur geen gevolgen voor de individuele studenten die vrijstelling kregen. Sio's die de gehele methodisch-didactische scholing met goed gevolg hebben afgerond, ontvangen een certificaat van de opleiding als bewijs. 2. 2.1.
Methodisch-didactische scholing voor leersupervisoren Voorwaarden voor erkenning van de methodisch-didactische scholing
51
2.1.1 Een door de LVSB geregistreerde docent supervisiekunde geeft de scholing. 2.1.2 De scholing hanteert de normen van de LVSB. De in dit reglement gedefinieerde opvatting over supervisie is uitgangspunt. 2.1.3 Wie de opleiding wil volgen, moet voldoen aan de voorwaarden die gelden voor het opleidingstraject tot leersupervisor (zie deel III van deze brochure, de hoofdstukken 2.1.1. en 2.1.2). 2.1.4 De deelnemers aan de scholing worden getoetst op hun kennis van de themagebieden die hier onder 2 staan genoemd en op hun vaardigheden om die kennis te gebruiken. Het instituut dat de scholing organiseert is ook verantwoordelijk voor de toetsing. Wie de scholing met goed gevolg afrondt krijgt als bewijs een certificaat dat door de docent is ondertekend. 2.1.5 De deelnemersgroep aan de scholing telt minimaal 5 en maximaal 18 mensen. 2.1.6 De scholing omvat minimaal 24 contact-uren (tussen docent en deelnemers). 2.1.7 Aan het begin van de scholing krijgen deelnemers precieze informatie over de regels voor presentie en absentie. Om te slagen mogen zij maximaal 6 uur afwezig zijn. Wel moeten zij die uren compenseren door een opdracht over de inhoud van de gemiste lessen. 2.2. Inhoud van de methodisch-didactische scholing voor leersupervisoren De scholing bestaat uit theorie, vaardigheidstraining en practica, die de theorie met de leersupervisie-praktijk verbinden. De verhouding theorievaardigheidstraining/ praktijk is één op één. De behandelde onderwerpen hebben betrekking op ten minste de volgende themagebieden: 2.2.1. de methodiek van de leersupervisie is toegespitst op dat waarmee de leersupervisiemethodiek zich van de supervisiemethodiek onderscheidt; • het specifieke belang om in supervisiekunde-termen te kunnen conceptualiseren van wat er in de leersupervisie gebeurt; • leermateriaal in leersupervisie bestaat uit de verschillende bronnen voor leermateriaal (in ieder geval: supervisiesituatie sio, werksituatie supervisant van de sio, leersupervisie) en de opgaven bij het schakelen ertussen; • meervoudige parallelprocessen en (tegen)overdracht op meerdere vlakken; • het specifieke van het beoordelen van leersupervisie; - de betekenis die het heeft om als leersupervisor model te staan; - het werkkader van de leersupervisor, te weten de supervisorenopleiding en/of eigen praktijk; - het beroep van supervisor: welke scheidings- en verbindingslijnen zijn er met het voorgaande beroep van zowel sio als leersupervisor en wat is de betekenis daarvan voor leersupervisie; - ethische uitgangspunten en beroepsethiek, dat wil zeggen de professionele normen die voor houding en handelen van supervisoren gelden. 3. Reglement erkenningsregeling De Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen (CROO) bereidt de erkenning van de methodisch-didactische scholing voor. Het bureau van de LVSB levert de nodige administratieve ondersteuning. De CROO toetst of het scholingsprogramma aan alle geldende voorwaarden en criteria voldoet en adviseert het bestuur om de opleiding al dan niet te erkennen. Ook kan de CROO adviseren aanvullende voorwaarden te stellen. Het bestuur volgt dit advies wel of niet op en neemt een besluit. Als het bestuur een andere mening heeft, laat het de commissie weten waarom. Deze beziet de aanvraag dan opnieuw en deelt haar (eventueel herziene) standpunt mee aan het bestuur. Het bestuur neemt dan een definitief besluit en stuurt daarover bericht aan het betrokken instituut.
52
Procedure Het instituut moet elke twee jaar opnieuw erkenning aanvragen. 7 Maanden voor het verlopen van de termijn stuurt het LVSB-bureau daartoe een herinnering en een nieuw aanvraagformulier. Het instituut moet dit formulier, met de gevraagde bijlagen, 5 maanden voor het verstrijken van de termijn aan het bureau hebben teruggestuurd. Het bureau stuurt de aanvraag vervolgens door naar de CROO. De commissie neemt binnen drie maanden na ontvangst een besluit over het advies aan het LVSB-bestuur. Het LVSB-bestuur neemt vervolgens een besluit en deelt dit het betrokken instituut mee. Als de LVSB haar eisen wijzigt, krijgt het opleidingsinstituut daarover informatie.
53
DEEL VI
DE REGISTRATIECOMMISSIES
54
55
Het bestuur van de LVSB neemt alle beslissingen die registraties betreffen. Vier commissies adviseren het bestuur hierover voordat het een besluit neemt. Het zijn de CRS, CHRS, CROO en CHRO. Daarnaast zijn een College van Beroep en van Tuchtzaken en, ter ondersteuning, een Vertrouwenscommissie ingesteld. Dit deel van de brochure bevat een beschrijving van functie, samenstelling en werkwijze van de verschillende registratiecommissies. Hun werk is verbonden met de hele regelgeving die de structuur van de vereniging bepaalt. 1
De CRS (Commissie Registratie Supervisoren)
1.1 1.1.1
Taak
1.1.2
De CRS behandelt de aanvragen tot registratie van supervisoren en toetst deze aan het registratiereglement. Ook beantwoordt de commissie vragen van (potentiële) leden over de toepassing van het registratiereglement voor supervisoren en de procedures, voor zover het bureau dat niet kan.
1.2 Samenstelling 1.2.1 De commissie bestaat uit drie leden, inclusief een voorzitter. 1.2.2 Het bestuur benoemt de voorzitter en de leden van de CRS. 1.2.3 Zij zijn allen geregistreerd leersupervisor. 1.2.4 De commissieleden zijn zoveel mogelijk afkomstig uit verschillende beroepsvelden. Dat maakt het mogelijk om eventuele specifieke werkveldaspecten bij de beoordeling van aanvragen te betrekken. 1.2.5 Een lid van de CRS kan niet tegelijkertijd lid zijn van het bestuur, de CHRS, CROO, CHRO of het College van Beroep en van Tuchtzaken. 1.2.6 De benoeming van leden van de CRS geldt voor een periode van 3 jaar. Het bestuur stelt een rooster vast voor aftreden. 1.2.7 Een aftredend lid is eenmaal herbenoembaar. 1.3 Werkwijze 1.3.1 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies aan het bestuur. Als een commissielid ook maar enig persoonlijke of zakelijke verhouding heeft met degene die registratie aanvraagt, onthoudt hij of zij zich van het beoordelen van de aanvraag. Bij staking van de stemmen beslist de voorzitter. 1.3.2 Als de registratieaanvraag aan de gestelde criteria voldoet, adviseert de CRS het bestuur positief. Als het bestuur tot registreren besluit, ontvangt de betrokkene een registratiecertificaat, ondertekend door: - de voorzitter van het bestuur als vertegenwoordiger van de LVSB; - de voorzitter van de CRS als bewijs dat de aanvraag voldoet aan de criteria van de registratieregeling; - de aanvrager zelf als bewijs dat deze de aan de registratie gekoppelde rechten en plichten aanvaardt. De LVSB bewaart een duplicaat van het registratiecertificaat. 1.3.4
Als de registratieaanvraag niet aan de gestelde criteria voldoet, ad viseert de CRS het bestuur negatief. De commissie motiveert haar besluit en stelt eventueel aanvullende eisen. Neemt het bestuur dit advies over, dan ontvangt de betrokkene daarvan bericht. Heeft deze binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden voldaan, dan laat hij of zij dit aan het bureau weten. Hieraan zijn geen extra re gistratiekosten verbonden. Gaat de CRS vervolgens akkoord, dan gaat de procedure verder als bij 1.3.2 staat beschreven.
56
1.3.5
2
Wanneer de mening van het bestuur afwijkt van het CRS-advies, dan moet het de commissie uitleggen waarom. Deze beziet de aan vraag dan opnieuw en deelt haar, eventueel herziene standpunt aan het bestuur mee. Vervolgens neemt het bestuur een definitief besluit. De CHRS (Commissie Herregistratie Supervisoren)
2.1 Taak 2.1.1 De CHRS behandelt de aanvragen tot herregistratie van supervisoren en toetst deze aan het registratiereglement. 2.1.2 Ook beantwoordt de commissie vragen van leden over de toepassing van het herregistratiereglement voor supervisoren en de procedures, voor zover het bureau dat niet kan. 2.2 Samenstelling 2.2.1 De commissie bestaat uit drie leden, inclusief een voorzitter. 2.2.2 Het bestuur benoemt de voorzitter en de leden van de CHRS. 2.2.3 Zij zijn allen geregistreerd leersupervisor. 2.2.4 De commissieleden zijn zoveel mogelijk afkomstig uit verschillende beroepsvelden. Dat maakt het mogelijk om eventuele specifieke werkveldaspecten bij de beoordeling van aanvragen te betrekken. 2.2.5 Een lid van de CHRS kan niet tegelijkertijd lid zijn van het bestuur, de CRS, CROO, CHRO of het College van Beroep en van Tuchtzaken. 2.2.6 De benoeming van leden van de CHRS geldt voor een periode van 3 jaar. Het bestuur stelt een rooster vast voor aftreden. 2.2.7 Een aftredend lid is eenmaal herbenoembaar. 2.3 Werkwijze 2.3.1 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies aan het bestuur. Als een commissielid ook maar enig persoonlijke of zakelijke verhouding heeft met degene die registratie aanvraagt, onthoudt hij of zij zich van het beoordelen van de aanvraag. Bij staking van de stemmen beslist de voorzitter. 2.3.2 Als de registratieaanvraag aan de gestelde criteria voldoet, adviseert de CHRS het bestuur positief. Als het bestuur tot herregistreren besluit, ontvangt de betrokkene een registratiecertificaat, ondertekend door: - de voorzitter van het bestuur als vertegenwoordiger van de LVSB; - de voorzitter van de CHRS als bewijs dat de aanvraag voldoet aan de criteria van de registratieregeling; - de aanvrager zelf als bewijs dat deze de aan de registratie gekoppelde rechten en plichten aanvaardt. De LVSB bewaart een duplicaat van het registratiecertificaat. 3.2.3 Als de aanvraag voor herregistratie niet voldoet aan de gestelde criteria, volgt de procedure zoals beschreven in 1.3 Werkwijze CRS, onder punt 1.3.3. 3
De CROO (Commissie Opleidingsonderdelen)
Registratie
Opleiders
en
erkenning
3.1 Taak 3.1.1 De CROO behandelt de aanvragen tot registratie van opleiders (leersupervisoren en docenten supervisiekunde) en de aanvragen tot erkenning van opleidingsonderdelen.
57
3.1.2 Ook beantwoordt de commissie vragen van leden en opleidingen over de toepassing van het registratiereglement voor opleiders, het erkennen van opleidingsonderdelen en de procedures, voor zover het bureau dat niet kan. 3.2 Samenstelling 3.2.1 De commissie bestaat uit vijf leden, inclusief een voorzitter. 3.2.2 Het bestuur benoemt de voorzitter en de leden van de CROO. 3.2.2 Uitgangspunt voor de samenstelling van de commissie is de inhoudelijke deskundigheid op het gebied van supervisiekunde. De individuele leden hebben bij voorkeur zoveel mogelijk verschillende achtergronden. Het streven is erop gericht dat de commissie bestaat uit een: - supervisor met meer dan tien jaar supervisorervaring; - leersupervisor met meer dan vijf jaar ervaring in het geven van leersupervisies bij een of meer erkende opleidingen; - docent supervisiekunde; - leerplandeskundige; - voorzitter die op geen enkele wijze rechtstreeks is betrokken bij een instituut dat opleidingsonderdelen verzorgt die onder deze registratieregeling vallen. 3.2.3 Er mogen geen twee leden uit de commissie verbonden zijn aan hetzelfde opleidingsinstituut. 3.2.4 De commissieleden mogen geen direct belang hebben bij de erkenning van het betreffende opleidingsonderdeel. 3.2.5 Een lid van de CROO kan niet tegelijkertijd lid zijn van het bestuur, de CRS, CHRS of het College van Beroep en van Tuchtzaken. 3.2.6 Een lid mag wel ook lid zijn van de CHRO. 3.2.7 De benoeming van leden van de CHRS geldt voor een periode van 3 jaar. Het bestuur stelt een rooster vast voor aftreden. 3.2.8 Een aftredend lid is eenmaal herbenoembaar. 3 Werkwijze 3.3.1 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies aan het bestuur. Als een commissielid ook maar enig persoonlijke of zakelijke verhouding heeft met degene die registratie aanvraagt, onthoudt hij of zij zich van het beoordelen van de aanvraag. Bij staking van de stemmen beslist de voorzitter. 3.3.2 Als de registratieaanvraag aan de gestelde criteria voldoet, adviseert de CROO het bestuur positief. Als het bestuur tot herregistreren besluit, ontvangt de betrokkene een registratiecertificaat, ondertekend door: - de voorzitter van het bestuur als vertegenwoordiger van de LVSB; - de voorzitter van de CROO als bewijs dat de aanvraag voldoet aan de criteria van de registratieregeling; - de aanvrager zelf als bewijs dat deze de aan de registratie gekoppelde rechten en plichten aanvaardt. De LVSB bewaart een duplicaat van het registratiecertificaat. 3.3.3
3.3.4
Als de registratieaanvraag niet aan de gestelde criteria voldoet, adviseert de CROO het bestuur negatief. De commissie motiveert haar besluit en stelt eventueel aanvullende eisen. Neemt het bestuur dit advies over, dan ontvangt de betrokkene daarvan bericht. Heeft deze binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden voldaan, dan laat hij of zij dit aan het bu reau weten. Hieraan zijn geen extra registratiekosten verbonden. Gaat de CROO vervolgens akkoord, dan gaat de procedure verder als bij 3.3.2 staat beschreven. Wanneer de mening van het bestuur afwijkt van het CROO-advies, dan moet het de commissie uitleggen waarom. Deze beziet de aanvraag dan
58
opnieuw en deelt haar, eventueel herziene standpunt aan het bestuur mee. Vervolgens neemt het bestuur een definitief besluit. 4
De CHRO (Commissie Herregistratie Opleiders)
4.1 Taak 4.1.1 De CHRO behandelt de aanvragen voor de gecombineerde herregistratie van leersupervisoren/supervisoren. 4.1.2 Ook beantwoordt de commissie vragen van leden en opleidingen over de toepassing van het herregistratiereglement, voor zover het bureau dat niet kan. 4.2 Samenstelling 4.2.1 De commissie bestaat uit drie leden, inclusief een voorzitter. 4.2.2 Het bestuur benoemt de voorzitter en de leden van de CHRO. 4.2.3 Uitgangspunt voor de samenstelling van de commissie is de inhoudelijke deskundigheid op het gebied van supervisiekunde. De commissie bestaat uit: - een leersupervisor met meer dan vijf jaar ervaring in het geven van leersupervisies bij een of meer erkende opleidingen - een docent supervisiekunde - een voorzitter die op geen enkele wijze rechtstreeks is betrokken bij een instituut dat opleidingsonderdelen verzorgt die onder deze registratieregeling vallen; de voorzitter is bij voorkeur geregistreerd als supervisor. 4.2.4 Er mogen geen twee leden uit de commissie verbonden zijn aan hetzelfde opleidingsinstituut. 4.2.5 De commissieleden mogen geen direct belang hebben bij de erkenning van het betreffende opleidingsonderdeel. 4.2.6 Een lid van de CHRO kan niet tegelijkertijd lid zijn van het bestuur, de CRS, CHRS of het College van Beroep en van Tuchtzaken. 4.2.7 Eén lid mag tevens lid zijn van de CROO. 4.2.8 De benoeming van leden van de CHRO geldt voor een periode van 3 jaar. Het bestuur stelt een rooster vast voor aftreden. 4.2.9 Een aftredend lid is eenmaal herbenoembaar. 4.3 Werkwijze 4.3.1 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies aan het bestuur. Als een commissielid ook maar enig persoonlijke of zakelijke verhouding heeft met degene die registratie aanvraagt, onthoudt hij of zij zich van het beoordelen van de aanvraag. Bij staking van de stemmen beslist de voorzitter. 4.3.2 Als de registratieaanvraag aan de gestelde criteria voldoet, adviseert de CHRO het bestuur positief. Als het bestuur tot herregistreren besluit, ontvangt de betrokkene een registratiecertificaat, ondertekend door: - de voorzitter van het bestuur als vertegenwoordiger van de LVSB; - de voorzitter van de CRHO als bewijs dat de aanvraag voldoet aan de criteria van de registratieregeling; - de aanvrager zelf als bewijs dat deze de aan de registratie gekoppelde rechten en plichten aanvaardt. De LVSB bewaart een duplicaat van het registratiecertificaat. 4.3.3
Als de aanvraag voor herregistratie niet voldoet aan de gestelde criteria, volgt de procedure zoals beschreven in 3.3 Werkwijze CROO, onder punt 3.3.3.
59
Deel VII Het College van Beroep en van Tuchtzaken en de Vertrouwenscommissie
60
1.
Het College van Beroep en van Tuchtzaken
Dit statutair ingesteld college heeft twee taken. Het behandelt beroepen tegen bestuursbesluiten, waartegen al eerder bezwaar is aangetekend bij het bestuur. Daarnaast behandeld het college klachten inzake overtreding van de gedragscode. Overige informatie over het College van Beroep en van Tuchtzaken, zoals samenstelling en werkwijze, staat beschreven in de LVSB-uitgave ‘Gedragscode’ 2.
De vertrouwenscommissie
De taak van de vertrouwenscommissie is het bemiddelen tussen klager en begeleider, als er op grond van de gedragscode een klacht wordt ingediend tegen een lid van de LVSB. Het doel hiervan is de zaak in der minne te schikken, overeenkomstig artikel 16 en 17 van het reglement voor het College van Beroep en van Tuchtzaken als onderdeel van de ‘Gedragscode’. Overige informatie over de Vertrouwenscommissie, zoals samenstelling en werkwijze, staat beschreven in de LVSB-uitgave ‘Gedragscode’ De LVSB-uitgave ‘Gedragscode’ is opvraagbaar bij het bureau.
61
BIJLAGEN
62
63
Bijlage 1 Lijst van begrippen en afkortingen Aspirant-supervisor Lid van de LVSB en sio (moet 50 uur methodisch-didactische scholing hebben voltooid en minstens zijn begonnen met leersupervisie). Kan voor bepaalde tijd als zodanig worden opgenomen in de ledenlijst. Deze status geeft bevoegdheid tot het geven van supervisie onder begeleiding van een leersupervisor. Begeleidingstraject Afgesproken methodiek en periode voor het geven van een bepaalde vorm van professionele begeleiding in het (leren) uitoefenen van een beroep of functie. CHRO Afkorting van Commissie Herregistratie Opleiders en Opleidingsonderdelen, die zich bezig houdt met aanvragen tot herregistratie van leersupervisoren en docenten supervisiekunde. CHRS Afkorting van Commissie Herregistratie Supervisoren, die zich bezig houdt met aanvragen voor herregistratie als supervisor. Coaching Tijdelijke begeleiding ter ontwikkeling of verbetering van bepaalde, meer of minder complexe vaardigheden in de uitoefening van een beroep of functie, gerelateerd aan organisatiebeleid en -doelstelling. College van Beroep en van Tuchtzaken Commissie met als taak het behandelen van beroepszaken tegen bestuursbesluiten betreffende de registratieregeling en van klachten betreffende overtreding van de gedragscode voor geregistreerde supervisoren. CROO Afkorting van Commissie Registratie Opleiders en erkenning Opleidingsonderdelen , die zich bezig houdt met aanvragen voor registratie als leersupervisor, docent supervisiekunde en met de erkenning van opleidingsonderdelen.
64
CRS Afkorting van Commissie Registratie Supervisoren, die zich bezig houdt met aanvragen voor registratie als supervisor. Docent supervisiekunde Een geregistreerde supervisor die, op grond van specifieke scholing en ervaring volgens LVSB-normen, bevoegd is tot het geven van methodisch-didactische scholing in het kader van een opleiding tot supervisor en als zodanig staat ingeschreven in het LVSB-register van docenten supervisiekunde. Erkenning Een zich periodiek (om de 2 jaar) herhalende toetsing van opleidingsonderdelen, teneinde ingeschreven te worden of te blijven in het LVSB-register van opleidingsonderdelen. Gedragscode Regels met betrekking tot de professionele activiteiten van geregistreerde supervisoren (ook leer- en aspirant-supervisoren vallen hieronder), gebaseerd op het profiel van de supervisor zoals opgenomen in de registratieregeling. Herregistratie Een zich periodiek (om de 5 jaar) herhalende toetsing voor supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde, teneinde ingeschreven te blijven in het LVSB-register van supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde. Intervisie Periodiek collegiaal overleg van professionals in groepsverband, ter ondersteuning van elkaars functioneren en/of het verder leren in de beroepsuitoefening. Kan (bijvoorbeeld bij het opstarten) tijdelijk worden begeleid. Intervisie-begeleiding Didactische werkvorm van tijdelijke aard om een groep professionals te leren zelfstandig als intervisiegroep te functioneren. Leerbegeleidingstraject Dit is de algemene benaming voor een begeleid leertraject waarin een beroepsbeoefenaar of stagiair, die in een mensgericht beroep werkt, methodisch wordt begeleid. Hiermee wordt bedoeld: doelgericht, systematisch, bewust en procesmatig. Er zijn meerdere vormen van leerbegeleidingstrajecten, zoals supervisie, werkbegeleiding, coaching en begeleide intervisie. Leersupervisie Supervisie-over-supervisie, gegeven door een geregistreerde leersupervisor of door een leersupervisor-in-opleiding, die onder begeleiding van een geregistreerde leersupervisor werkt (voorheen s.o.s genoemd). Leersupervisor Een supervisor die, opgrond van specifieke scholing en ervaring volgens LVSBnormen, bevoegd is tot het geven van leersupervisie, in de zin van supervisieover-supervisie, en als zodanig staat ingeschreven in het LVSB-register van leersupervisoren (voorheen s.o.s-supervisor genoemd).
65
Lidnummer Individueel nummer dat eenieder als lid van de LVSB krijgt toegewezen. (NB: lidnummer is niet hetzelfde als registratienummer.) LVSB Afkorting van Landelijke Vereniging voor Supervisie en andere Begeleidingsvormen. Methodisch-didactische scholing Het opleidingsonderdeel dat supervisiekunde (theorie en methodiek), practica, organisatie en beleid van en rond supervisie omvat. In het verlengde van de methodisch-didactische scholing liggen de andere opleidingsonderdelen: leersupervisie en het werkstuk. Opleider Supervisoren die geregistreerd zijn als leersupervisor en/of als docent supervisiekunde en derhalve bevoegd zijn tot het opleiden van supervisoren. Opleidingsonderdeel Hieronder wordt verstaan methodisch-didactische scholing, leersupervisie of een werkstuk. Registratie Het in het LVSB-registratieregister opnemen van (aspirant)supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde, die op grond van toetsing blijken te voldoen aan de minimale kwaliteitsnormen zoals gesteld door de LVSB. Registratienummer Individueel nummer dat bij registratie wordt toegewezen. Voor elke functie wordt een apart registratienummer verstrekt. De letters vóór het nummer verwijzen naar de functie waarvoor registratie werd verleend: S = supervisor, LS = leersupervisor en D = docent supervisiekunde; een H ná het nummer verwijst naar herregistratie. Senior-supervisor Een supervisor die twee keer door de LVSB geherregistreerd is als supervisor of één keer is geherregistreerd als supervisor in combinatie met herregistratie als opleider (leersupervisor of docent supervisiekunde). Het begrip ‘seniorsupervisor’ omschrijft geen functie of kwalificatie, maar is een indicatie voor ruime supervisorische werkervaring. Sio Afkorting van supervisor-in-opleiding. Supervisie Een vorm van leerbegeleiding voor aanstaande of ervaren beroepsbeoefenaren in mensgerichte beroepen, waarin het methodisch handelen in interacties tussen personen essentiëel is. Supervisie kan zowel onderdeel van de beroepsopleiding zijn als mogelijkheid voor deskundigheidsbevordering van ervaren professionals, die hun bekwaamheid in de uitoefening van beroep of functie willen verbeteren. Supervisor Een leerbegeleider die, op grond van scholing en ervaring volgens LVSB-normen, bevoegd is tot het geven van supervisie en als zodanig staat ingeschreven in het LVSB-register.
66
Vakbekwaamheid Omvat de deskundigheden waarover supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde dienen te beschikken overeenkomstig de in deze registratieregeling beschreven profielen (zie het laatste hoofdstuk van de delen II, III en IV). Vertrouwenscommissie Commissie die bij klachten, betreffende naleving van de gedragscode, tussen klager en supervisor bemiddelt en zo mogelijk de zaak probeert te schikken. Werkbegeleiding Vorm van leidinggeven aan beroepsbeoefenaren met het doel de doelstellingen en het beleid van een instelling of organisatie te realiseren, al dan niet in combinatie met begeleiding en ondersteuning van ervaren medewerkers.
67
Bijlage 2 Dienstverlening Bureau LVSB •
Het bureau geeft gevraagd en ongevraagd informatie en voorlichting over de registratie van supervisoren, opleiders en over de erkenning van opleidingsonderdelen. Dit gebeurt schriftelijk, telefonisch, per e-mail of via de website.
•
Het bureau stelt informatiemateriaal met betrekking tot de registratie beschikbaar.
•
Het bureau verzorgt registratie-advies op maat. Hiervoor kunnen kosten in rekening worden gebracht, mede afhankelijk van het aantal bestede uren.
•
Het bureau herinnert de leden en instituten schriftelijk aan het verlopen van de termijnen van registratie en erkenning.
•
Het bureau beheert en publiceert (onder andere op internet) een lijst van geregistreerde supervisoren, leersupervisoren en docenten supervisiekunde, met vermelding van de soort registratie van de betrokkene.
•
Het bureau beheert en publiceert (onder andere op internet) een lijst van instituten die LVSB-erkende opleidingsonderdelen aanbieden.
•
Het bureau organiseert deskundigheidsbevordering voor de leden. Hierover wordt jaarlijks een folder uitgegeven.
68
Bijlage 3 Associatie van Nationale Organisaties voor Supervisie in Europa (ANSE) In 1997 werd ANSE (Association of National Organisations for Supervision in Europe) opgericht. De LVSB was een van de oprichters en is vanaf het begin lid van de associatie. Er zijn verenigingen van supervisoren van tien Europese landen als lid geaccepteerd. Organisaties en initiatieven in zeven andere Europese landen maken deel uit van het ANSE-netwerk. De omvang van de aangesloten verenigingen varieert van 30 (Kroatië) tot meer dan 3000 (Duitsland) leden. De in ANSE verenigde organisaties vertegenwoordigen in totaal meer dan 6000 supervisoren en meer dan zeventig, door haar leden erkende, opleidingsinstituten. Doelstelling ANSE stelt zich ten doel de bevordering van: - samenwerking van en informatie-uitwisseling tussen organisaties van supervisoren die in diverse Europese landen bestaan of ontstaan; - verbreding van supervisie en haar verschillende toepassingsvormen in uiteenlopende werkvelden in de Europese landen; - ontwikkeling van vergelijkbare standaarden en curricula voor de opleiding tot supervisor; - verdere ontwikkeling van theorie en methodologie van supervisie, onderzoek en opleiding; - informatie-uitwisseling tussen instituten die supervisoren opleiden en tussen organisaties die supervisie inzetten voor hun medewerkers; - het onderhouden van contacten met vergelijkbare organisaties buiten Europa. LVSB-eisen vergeleken met een zich ontwikkelende Europese norm In de afgelopen jaren is binnen ANSE gewerkt aan een inventarisatie van door de lid-organisaties gebruikte standaarden (criteria en normen) voor de registratie van supervisoren. De LVSB-eisen blijken lager te liggen dan de normering die zich in Europa ontwikkelt. Tegelijkertijd bestaan in Nederland opleidingen voor supervisoren - ook door de LVSB erkend - die wat betreft omvang en eisen ver boven de LVSB-normen uitsteken. Als gevolg van deze situatie kunnen door de LVSB geregistreerde supervisoren niet zonder meer (collectief en met een generaal pardon) door de zusterorganisaties erkend worden. Er zal steeds sprake zijn van individueel te stellen gedocumenteerde aanvragen. De organisaties van Duitsland (DGSv), Oostenrijk (ÖVS) en Zwitserland (BSO) sloten al in 1995, nog in het aanloopproces van ANSE, een convenant om elkaars geregistreerde supervisoren over te weer te erkennen. Recent is dit uitgebreid met de erkenning van supervisoren-in-opleiding. Binnen de ANSE dient dit convenant verbreed te worden naar de andere lid-organisaties. Internationaal gezien, zou het in het belang van de LVSB-geregistreerde supervisoren kunnen zijn als de LVSB zou overwegen haar eisen in overeenstemming te brengen met de zich in Europa ontwikkelende normering. Meer informatie over ANSE, over supervisie en andere begeleidingsvormen en over haar leden is te vinden op de ANSE-website onder www.supervision-eu.org Een webforum biedt gelegenheid om met collega’s in Europa informatie uit te wisselen.
69
70
Bijlage 4 Overgangsregeling van het registratiereglement 2002 naar dat van 2005 Registraties: - Sio’s die vóór 15 maart 2005 aantoonbaar zijn gestart met de opleiding tot supervisor kunnen een beroep doen op het reglement editie 2002 tot 15 maart 2011; - Docenten-in-opleiding die vóór 15 maart 2005 aantoonbaar zijn gestart met de begeleidingsgesprekken van het opleidingstraject tot docent supervisiekunde kunnen een beroep doen op het reglement editie 2002 tot 15 maart 2007. Herregistraties: - Iedereen die een (her)registratie heeft van vóór 15 maart 2005, kan een beroep doen op het reglement editie 2002 tot 15 maart 2010. Er zijn geen wijzigingen in het reglement 2005 t.o.v. dat van 2002 m.b.t. registratie als leersupervisor, hetgeen betekent dat deze categorie geen overgangsregeling behoeft.
71