GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK

GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK. HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: - Binnen de perken van de kredieten, daartoe goedgekeurd in de gemeentebegroting, kunnen aan de door het college van burgemeester en schepenen [= college] erkende jeugdwerkinitiatieven [en aan jeugdwerkers in het geval van vormingssubsidies], subsidies worden verleend volgens de normen en voorwaarden die in dit reglement worden vastgesteld in toepassing van het goedgekeurde jeugdwerkbeleidsplan. AFDELING 1: VOORWAARDEN OM DOOR HET COLLEGE ERKEND TE WORDEN. Artikel 2: - Om door het college erkend te worden moet de vereniging een doel nastreven dat de vorming, het sociaal-cultureel werk met en de ontspanning van de jeugd nastreeft. Dit kan gebeuren in het kader van vaste jeugdgroeperingen of open jeugdverbanden. De erkende verenigingen vervullen één of meer van volgende functies: ontmoeting spel creatieve activiteiten of amateuristische kunstbeoefening vormingsactiviteiten vorming in het kader van het jeugdwerk dienstverlening werken aan structuurveranderingen bevorderen van integratie van maatschappelijk achtergestelden. De verenigingen vervullen deze functies in de vrije tijd van de jongeren en onder educatieve begeleiding. Het jeugdwerkinitiatief vervult zijn functies door middel van één van volgende werksoorten: 1) jeugdbeweging 2) jongerenbeweging 3) politieke jongerenbeweging 4) jeugdhuis 5) jeugdhobbyclub 6) vereniging voor amateuristische kunsten 7) studentenvereniging 8) jeugdatelier 9) jeugdmuziekatelier 10)initiatief voor kansarme jongeren 11)vormingsinitiatief voor werkende jongeren 12)andere particuliere jeugdwerkvorm

1) opgericht zijn door het privé-initiatief, zonder beroepsdoeleinden of winst- of handelsoogmerken; 2) haar zetel en hoofdactiviteit hebben op het grondgebied van de gemeente; 3) bij het indienen van de vraag om erkenning het bewijs leveren dat zij tijdens het volledige werkjaar waarvoor zij de subsidie aanvraagt, de in dit reglement bedoelde activiteiten heeft uitgeoefend; 4) geen onderafdeling zijn van een reeds door het gemeentebestuur, via andere kanalen dan het jeugdwerk, gesubsidieerde plaatselijke vereniging; 5) aanvaarden verantwoording af te leggen aan het gemeentebestuur over de aanwending van subsidies. AFDELING 2: AANVRAGEN VAN DE ERKENNING. Artikel 4: § 1. De vereniging die om een erkenning verzoekt, moet de aanvraag indienen bij de bevoegde ambtenaar voor 15 september van het jaar waarvoor ten minste de basissubsidie wordt aangevraagd. Deze aanvraag dient jaarlijks verlengd te worden. Het college stelt de nodige aanvraagformulieren ter beschikking. § 2. Het college zal de aanvraag voor erkenning behandelen binnen een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de uiterste dag dat de aanvraag moest ingediend worden. Als het college geen uitdrukkelijke beslissing neemt binnen deze termijn, is de erkenning aanvaard.

Artikel 3: - Om erkend te worden moet de vereniging daarenboven aan de volgende voorwaarden voldoen:

Artikel 5: - Een jeugdhuis dat voor de eerste maal een erkenning aanvraagt, heeft uitsluitend recht op de basissubsidie van dat begrotingsjaar. AFDELING 3: EINDE VAN DE ERKENNING VAN EEN VERENIGING EN DE ALARMPROCEDURE. Artikel 6: § 1. De alarmprocedure treedt in werking indien: a) een jeugdwerkinitiatief geen aanvragen of laattijdig haar erkennings- en/of subsidieaanvragen indient b) de vereniging, op grond van haar dossier tot aanvraag voor erkenning, niet meer voldoet aan de algemene bepalingen van dit reglement; c) na behandeling van de aanvraag voor erkenning, het college een schriftelijk en gemotiveerd bewijs kan leveren dat de vereniging niet meer voldoet aan de algemene bepalingen van dit reglement. Over het onder c) bedoelde bewijs dient het college het advies van de gemeentelijke jeugdraad te vragen.

GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK VAN 17 SEPTEMBER 2001 - BLZ. 1/10

§ 2. Een jeugdwerkinitiatief kan maximum gedurende twee jaar na elkaar gebruik maken van de alarmprocedure. § 3. De alarmprocedure heeft als doel de vereniging in staat te stellen: a) de werking verder te zetten en de eerstvolgende aanvraag voor erkenning tijdig in te dienen; b) de werking zodanig aan te passen, dat de vereniging bij de eerstvolgende aanvraag voor erkenning opnieuw voldoet aan de algemene bepalingen van dit reglement. c) de onkosten gemaakt gedurende het afgelopen werkjaar te recupereren, indien de werking op het einde van dat werkjaar beëindigd werd. In dit geval kan de vereniging, in tegenstelling tot § 2 van dit artikel, slechts één jaar gebruik maken van de alarmprocedure. § 4. De alarmprocedure geeft recht op volgende subsidiebedragen: het 1ste jaar: 70 % van de som van de basissubsidie, de werkingssubsidie en de subsidie voor jeugdvakanties of de subsidie voor jeugdhuizen die de betreffende vereniging het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar ontving; het 2de jaar: 40 % van het subsidiebedrag dat de vereniging het eerste alarmjaar ontving. § 5. Als de vereniging het derde jaar opnieuw in gebreke blijft, vervalt de erkenning en het recht op subsidies volledig. AFDELING 4: TERMIJNEN EN VOORWAARDEN BETREFFENDE HET INDIENEN VAN AANVRAGEN VOOR SUBSIDIES.

Artikel 7: § 1. Alle subsidies in onderhavig reglement, verleend in functie van de kredieten ingeschreven in de gemeentebegroting van het lopende dienstjaar, worden berekend op basis van gegevens en activiteiten betreffende het werkjaar dat loopt van 01 september van het vorige jaar tot 31 augustus van het lopende jaar. §2. Alle aanvragers zijn verplicht alle extra informatie te verstrekken op vraag van het gemeentebestuur. Door hun aanvraag aanvaarden de begunstigden de controle van het college van burgemeester en schepenen op de financiën van de vereniging. Indien blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens werden verstrekt, kan het gemeentebestuur, op advies van de jeugdraad de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren of terugvorderen van de aanvrager.

wenst te ontvangen, dient voor 15 september van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de nodige formulieren en bewijsstukken te bezorgen aan de bevoegde ambtenaar. § 2. Uitzonderingen: 1) Het aanvraagdossier betreffende de subsidie voor energiekosten kan ingediend worden tot 20 oktober van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. 2) De aanvraag voor de bijzondere subsidie moet ten laatste op 15 september van het jaar dat de feestelijkheden vooraf gaat, bij de bevoegde ambtenaar toekomen. 3) De aanvraag voor subsidie voor het bouwen of verbouwen van particuliere jeugdlokalen op basis van artikel 35 van dit reglement moet uiterlijk op 15 september van het jaar dat de werken voorafgaat, bij de bevoegde ambtenaar toekomen. § 3. Met laattijdig ingediende aanvragen wordt geen rekening gehouden. § 4. Alle formulieren moeten ondertekend worden door diegenen die volgens de statuten namens de vereniging kunnen optreden of, indien er geen statuten zijn, door twee bestuursleden. § 5. Verder in dit reglement wordt per subsidievorm bepaald welke formulieren en bewijsstukken dienen voorgelegd te worden. § 6. Het college behandelt de subsidieaanvraag binnen een termijn van 60 dagen, te rekenen vanaf de uiterste datum dat het betreffende dossier bij de bevoegde ambtenaar diende binnen te komen. Als het college geen uitdrukkelijke beslissing neemt binnen deze termijn, is de subsidieaanvraag aanvaard en wordt het reglement toegepast. AFDELING 5: UITBETALING VAN DE SUBSIDIES. Artikel 9: § 1. De subsidie wordt na goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen, gestort op de financiële rekening van de aanvrager voor 31 december van het begrotingsjaar. § 2. Uitzonderingen: 1) De bijzondere subsidie en de subsidie voor het bouwen of verbouwen van particuliere jeugdlokalen, bedoeld onder artikel 8, § 2, punten 2) en 3), worden na goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen, gestort op de financiële rekening van de aanvrager voor 31 december van het begrotingsjaar dat volgt op het jaar dat de aanvraag ingediend werd.

Artikel 8: § 1. De vereniging [of de jeugdwerker in het geval van vormingssubsidies] die jeugdwerksubsidies GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK VAN 17 SEPTEMBER 2001 - BLZ. 2/10

HOOFDSTUK 2 - BASIS- EN WERKINGSSUBSIDIES

De totale subsidie wordt bekomen door optelling van de basissubsidie en de werkingssubsidie.

AFDELING 1: SPECIFIEKE VOORWAARDEN OM IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DE BASIS- EN WERKINGSSUBSIDIE.

Artikel 14: § 1. Volgende punten worden toegekend voor de werking: 1° voor deskundige begeleiding: per begeleider met basisattest jeugdverantwoordelijke - 10 punten; 2° voor begeleiding: per begeleider die geen basisattest jeugdverantwoordelijke bezit - 05 punten; 3° voor het aantal leden op 31 december van het bedoelde werkjaar: per lid - 01 punt; 4° voor de door de vereniging ingerichte activiteiten: per bestuursvergadering met het voltallige bestuur - 02 punten per halve dag- of avondactiviteit- 04 punten per repetitie van een jeugdzangkoor - 04 punten per repetitie van een vereniging voor amateuristische kunsten - 04 punten per volledige dagactiviteit - 07 punten per weekendactiviteit - 20 punten; 5° voor vorming van de jeugdwerkers: per deelname, gedurende het bedoelde werkjaar, aan erkende regionale of landelijke vormingsactiviteiten in het kader van jeugdwerk van minimum 4 uur - 05 punten; 6° voor de uitgave van een door de vereniging zelf uitgegeven tijdschrift dat minstens 3 maal per jaar verschijnt en aan alle leden bezorgd wordt 20 punten. 7° voor de opmaak en het onderhoud van een website over de eigen vereniging – 20 punten. Deze website moet aan volgende voorwaarden voldoen: De website moet up-to-date gehouden worden. Volgende onderdelen moeten minstens aan bod komen: ¾ Voorstelling van de vereniging ¾ Praktische informatie m.b.t. de locatie en uren van bijeenkomsten ¾ Contactgegevens van de vereniging ¾ Het maandprogramma van de vereniging De website wordt de laatste werkdag voor 15 november gecontroleerd.

Artikel 10: § 1. De vereniging die uitsluitend de basissubsidie wil ontvangen, moet, naast de aanvraag voor erkenning, geen andere formulieren of bewijsstukken indienen. § 2. De vereniging die werkingssubsidie wenst te ontvangen, moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° het volledig ingevulde aanvraagformulier voor werkingssubsidies; 2° de kopies van de basisattesten voor jeugdverantwoordelijke van de begeleiders van de vereniging; 3° de kopies van de deelnamebewijzen van vormingscursussen in het kader van jeugdwerk gevolgd door begeleiders van de vereniging gedurende het bedoelde werkjaar; 4° een exemplaar van elke uitgave van het door de vereniging zelf uitgegeven tijdschrift. Artikel 11: - De verenigingen kunnen verzocht worden een exemplaar van hun activiteitenprogramma en van de aankondigingen van hun activiteiten te bezorgen aan de bevoegde ambtenaar. AFDELING 2: BEREKENINGSWIJZE VAN DE BASIS- EN WERKINGSSUBSIDIE. Artikel 12: - De basis- en werkingssubsidies worden berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 en 14. Artikel 13: - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet zal worden aangewend als volgt: 40 % voor basissubsidie en 60 % voor werkingssubsidie. 1° Basissubsidie: Het krediet voor basissubsidie wordt onder alle erkende jeugdverenigingen op gelijke wijze verdeeld. 2° Werkingssubsidie: a) De optelling wordt gemaakt van het behaalde aantal punten van alle verenigingen die voor deze subsidie in aanmerking komen. b) Het krediet voor werkingssubsidie wordt vervolgens gedeeld door de onder a) bekomen punten. Dit quotiënt drukt de waarde in geld uit van één punt. Aldus bekomt men het bedrag van de per vereniging toe te kennen werkingssubsidie. 3° Totale subsidie:

§ 2. De activiteiten, bedoeld onder § 1, 4° omvatten minimum: een bestuursvergadering: 2 uur een halve dagactiviteit: 3 uur een repetitie van een jeugdzangkoor: 1 uur een repetitie van een vereniging voor amateuristische kunsten: 1½ uur een avondactiviteit: 2 uur een volledige dagactiviteit: 6 uur en vangt ten laatste om 11 uur aan een weekendactiviteit: 30 uur én 1 overnachting.


HOOFDSTUK 3 - SUBSIDIES VOOR VORMING VAN JEUGDBEGELEIDERS AFDELING 1: ALGEMENE VOORWAARDEN. Artikel 15: - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor subsidiëring van deelname aan vormingscursussen in het kader van het jeugdwerk. Artikel 16: - Onder vorming van jeugdbegeleiders wordt verstaan: de pedagogische, methodische en geprogrammeerde vorming en vervolmaking van jeugdwerkers [begeleiders, bestuursleden, actieve leden die de bedoeling hebben in de toekomst verantwoordelijkheid te dragen] met het oog op animatie en begeleiding van kinderen en jongeren op weg naar volwassenheid. Artikel 17: - De cursussen moeten ingericht zijn door een door “afdeling jeugdwerk van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap” erkende landelijke of regionale vereniging. Op de gemeentelijke jeugddienst ligt een lijst ter inzage. Volgende cursussen worden niet beschouwd als vorming in het jeugdwerk: cursussen die aansluiten op een beroepsopleiding; stages verbonden aan de opleiding van monitoren; cursussen die uitsluitend de opleiding, vervolmaking of begeleiding in sportdisciplines beogen.

AFDELING 2: SPECIFIEKE VOORWAARDEN OM IN AANMERKING TE KOMEN VOOR VORMINGSSUBSIDIES.

Artikel 18: - Het toekennen van een subsidie is afhankelijk van de volgende voorwaarden: a) de cursisten dienen ofwel actief lid te zijn van een erkende vereniging, ofwel actief te werken binnen het jeugdwerk van de gemeente Duffel; b) de cursisten moeten ten minste 15 jaar en ten hoogste 35 jaar oud zijn. Artikel 19: - De cursist die de vormingssubsidie wenst te ontvangen, dient volgende nota's en bewijsstukken te bezorgen aan de bevoegde ambtenaar: 1) een bewijs van deelname aan de cursus met een originele handtekening en stempel van de organiserende vereniging; 2) het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidies voor vorming van jeugdbegeleiders. 3) een nota waaruit blijkt dat de cursist actief werkt binnen het Duffelse jeugdwerk of een bewijs dat de cursist actief lid is van een erkende vereniging. AFDELING 3: HET SUBSIDIEBEDRAG.

Artikel 20: - De vormingssubsidie bedraagt 75 % van het inschrijvingsgeld met een maximum van 12 EUR per vormingsdag. Indien het begrotingskrediet niet volstaat om aan alle aanvragen te voldoen, wordt het aan alle aanvragers verschuldigde bedrag evenredig verminderd. HOOFDSTUK 4 - SUBSIDIËRING VAN JEUGDVAKANTIES AFDELING 1: ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 21: - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor de subsidiëring van jeugdvakanties die aan volgende voorwaarden voldoen: 1) georganiseerd worden door een erkende vereniging; 2) de duur van de jeugdvakantie omvat: ten minste 05 aaneensluitende overnachtingen als de werking gericht is naar valide kinderen/jongeren; ten minste 03 aaneensluitende overnachtingen als de werking gericht is naar minder-valide kinderen/jongeren; 3) de jeugdvakantie vindt plaats tijdens een schoolvakantie; 4) tijdens de gehele duur van de jeugdvakantie beschikt de vereniging over minstens één begeleider per 15 deelnemers.

AFDELING 2: SPECIFIEKE VOORWAARDEN OM IN AANMERKING TE KOMEN VOOR SUBSIDIES VOOR JEUGDVAKANTIES. Artikel 22: - De vereniging die de subsidie voor jeugdvakantie wenst te ontvangen, dient volgende bewijsstukken voor te leggen aan de bevoegde ambtenaar: a) het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidiëring van jeugdvakanties; b) een lijst van alle personen die de jeugdvakantie begeleidden, met vermelding van het aantal overnachtingen per begeleider en de vermelding welke begeleiders over het basisattest voor jeugdverantwoordelijke beschikken, c) een lijst van alle deelnemers van de jeugdvakantie, met vermelding van het aantal overnachtingen per deelnemer; d) de schriftelijke overeenkomst tussen de vereniging en de eigenaar van de vakantieaccommodatie, die het exclusief gebruik van de vakantieaccommodatie door de vereniging gedurende de ganse periode van de jeugdvakantie, vastlegt. AFDELING 3: BEREKENINGSWIJZE VAN DE SUBSIDIE VOOR JEUGDVAKANTIES.


Artikel 23: - Voor de berekening van de punten voor de subsidie van jeugdvakanties wordt rekening gehouden met volgende criteria en geeft volgende punten: als de werking gericht is naar valide kinderen/jongeren: a) aantal deelnemers: per deelnemer - 01 punt; b) aantal overnachtingen per deelnemer: per overnachting - 01 punt; c) aantal begeleiders met het basisattest voor jeugdverantwoordelijke: per begeleider - 01 punt; d) aantal overnachtingen per in c) bedoelde begeleider: per overnachting - 01 punt;

verband houdt met de bouw- of verbouwingswerken. AFDELING 2: SPECIFIEKE VOORWAARDEN BETREFFENDE DE WERKEN. Artikel 28: - De kosten voor bouw- of verbouwingswerken die de vereniging zelf gedragen heeft, komen voor subsidie in aanmerking. Artikel 29: - Volgende werken komen in aanmerking voor subsidie: de bouw van nieuwe lokalen; bouwwerken die de bestaande lokalen vergroten; verbouwingswerken die de veiligheid en/of de hygiëne van de jeugdlokalen verhogen. verbouwingswerken die tot doel hebben de milieuvriendelijkheid van de jeugdlokalen te verhogen. Voor kleinere onderhoudswerken die regelmatig moeten uitgevoerd worden om het jeugdlokaal in goede staat te houden, kan geen subsidie aangevraagd worden.

als de werking gericht is naar minder-valide kinderen/jongeren: a) aantal deelnemers: per deelnemer - 04 punten; b) aantal overnachtingen per deelnemer: per overnachting - 04 punten; c) aantal begeleiders met het basisattest voor jeugdverantwoordelijke: per begeleider - 04 punten; d) aantal overnachtingen per in c) bedoelde begeleider: per overnachting - 04 punten.

Artikel 24: a) De optelling wordt gemaakt van het aantal behaalde punten van alle verenigingen die voor deze subsidie in aanmerking komen. b) Het krediet voorzien op de gemeentebegroting voor subsidie voor jeugdvakanties wordt vervolgens gedeeld door de onder a) bekomen punten. Dit quotiënt drukt de waarde in geld uit van één punt. Aldus bekomt men het bedrag van de per vereniging toe te kennen subsidie voor jeugdvakanties. HOOFDSTUK 5 - SUBSIDIES VOOR HET BOUWEN OF VERBOUWEN VAN PARTICULIERE JEUGDLOKALEN. Artikel 25 - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor de subsidiëring voor bouwen of verbouwen van particuliere jeugdlokalen.

AFDELING 3: VOORWAARDEN BETREFFENDE GRONDEN EN/OF LOKALEN. Artikel 30: - De grond waarop een lokaal werd opgetrokken 1° is ofwel eigendom van de vereniging; 2° ofwel moet de vereniging het recht van opstal genieten voor ten minste 10 jaar; Artikel 31: § 1. Het lokaal waarin verbouwingswerken uitgevoerd werden 1° is ofwel eigendom van de vereniging; 2° ofwel bestaat er een schriftelijke huurovereenkomst tussen de vereniging en de eigenaar van het gebouw, waaruit blijkt dat het contract nog minimum 3 jaar loopt vanaf de datum van de subsidie-aanvraag, de vereniging het exclusief gebruik van het lokaal geniet.

AFDELING 1: SPECIFIEKE VOORWAARDEN WAARAAN DE VERENIGING MOET VOLDOEN.

§ 2. Indien het lokaal eigendom is van derden, moet er een geschrift zijn waaruit blijkt dat de eigenaar van het gebouw akkoord gaat met de verbouwingswerken.

Artikel 26: - De vereniging dient minstens 1 jaar door het college erkend te zijn als jeugdwerkinitiatief, zoals bedoeld in artikel 2, 3, 4, 5 en 6 van dit reglement.

Artikel 32: § 1. De vereniging moet een brandverzekering afgesloten hebben voor het nieuwe of verbouwde jeugdlokaal.

Artikel 27: - De vereniging moet aan alle wettelijke bepalingen voldoen betreffende de bouw- of verbouwingswerken. Het gemeentebestuur wijst alle aansprakelijkheid af voor elke schade die rechtstreeks of onrechtstreeks

§ 2. Het nieuw of verbouwde lokaal moet voldoen aan de bepalingen van het gemeentelijk reglement betreffende politieverordening tot brandbeveiliging in herbergen kleiner dan 100 m², waar bij gelegenheid gedanst wordt, d.d. 03 oktober 1977, uitgezonderd artikel 5 van dat reglement.


AFDELING 4: AANVRAGEN VAN DE SUBSIDIE VOOR BOUWEN OF VERBOUWEN VAN PARTICULIERE JEUGDLOKALEN.

Artikel 33: - De vereniging die beroep wil doen op de subsidie voor bouwen verbouwingswerken aan particuliere jeugdlokalen moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° het volledig ingevulde formulier voor aanvraag van subsidies voor bouw- of verbouwingswerken; 2° de facturen van de bouw- of verbouwingskosten; 3° de bouw- of verbouwingsplannen; 4° in geval van bouwwerken: ofwel het bewijs van eigendom van de grond waarop gebouwd werd; ofwel het recht van opstal betreffende de nieuwbouw; in geval van verbouwingswerken: ofwel het bewijs van eigendom van de verbouwde lokalen; ofwel de in artikel 31, § 1, 2° bedoelde overeenkomst én het in artikel 31, § 2 bedoeld geschrift; 5° een kopie van het betalingsbewijs van de jaarlijkse premie van de brandverzekering van het nieuw of verbouwde jeugdlokaal; 6° het gunstig verslag van de bevoegde brandweerdienst; 7° de financiële balans van de vereniging van het werkjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

HOOFDSTUK 6 - SUBSIDIES VOOR ENERGIEKOSTEN. Artikel 36: - Het op de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor de subsidiëring van energiekosten van gehuurde of eigen jeugdlokalen van erkende verenigingen. Artikel 37: - Voor de energiesubsidie komen de energiekosten in aanmerking die: 1° gedurende het in artikel 7 van dit reglement bedoelde werkjaar betaald werden; 2° door de vereniging zelf gedragen werden; 3° betrekking hebben op het gebouw of de lokalen waarin de gewone activiteiten van de vereniging plaatsvinden. Artikel 38: - De vereniging die de subsidie voor energiekosten wenst te ontvangen, moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° enerzijds: het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidies voor energiekosten; anderzijds: ofwel de factu(u)r(en) van de aankoop van stookolie, steenkool of hout; ofwel de eindafrekening van het elektriciteits- en gasverbruik van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd; 2° de financiële balans van de vereniging van het werkjaar zoals bedoeld in artikel 7 van dit reglement.

AFDELING 5: HET SUBSIDIEBEDRAG. Artikel 34: - De bouw- of verbouwingssubsidie bedraagt 75 % van de bewezen kosten. Indien het begrotingskrediet niet volstaat om aan alle aanvragen te voldoen, wordt het aan alle aanvragers verschuldigde bedrag evenredig verminderd. Afdeling 6: Uitzonderingsmaatregel Artikel 35: Indien niet aan de voorwaarden van afdeling 3 van dit hoofdstuk voldaan wordt, kan een erkend jeugdwerkinitiatief toch een aanvraag voor subsidie het bouwen of verbouwen van particuliere jeugdlokalen indienen op voorwaarde dat het werken betreft die zich opdringen in het kader van de veiligheid of de hygiëne, of de milieuvriendelijkheid van het gebouw. Over dergelijke subsidie-aanvraag neemt het college van burgemeester en schepenen, na advies van de gemeentelijke jeugdraad, een gemotiveerde beslissing. Artikel 8 van dit reglement bepaalt de termijn wanneer dergelijke aanvraag voor subsidie moet ingediend worden.

Artikel 39: - De subsidie voor energiekosten bedraagt 75 % van de bewezen kosten. Indien het begrotingskrediet niet volstaat om aan alle aanvragen te voldoen, wordt het aan alle aanvragers verschuldigde bedrag evenredig verminderd. HOOFDSTUK 7 - SUBSIDIES VOOR HUURKOSTEN Artikel 40: - Het op de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor subsidiëring van huurkosten van erkende verenigingen. Artikel 41: - Voor huursubsidies komen de huurkosten in aanmerking die: 1° gedurende het in artikel 7 van dit reglement bedoelde werkjaar betaald werden; 2° door de vereniging zelf betaald werden; 3° betrekking hebben op het gebouw of de lokalen waarin de gewone activiteiten van de vereniging plaatsvinden. Artikel 42: - De vereniging die de subsidie voor huurkosten wenst te ontvangen, moet volgende


formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidie voor huurkosten; 2° een kopie van het huurcontract; 3° een kopie van de betalingsbewijzen; 4° de financiële balans van de vereniging van het werkjaar zoals bedoeld in artikel 7 van dit reglement. Artikel 43: - De subsidie voor de huurkosten bedraagt 75 % van de bewezen kosten. Indien het begrotingskrediet niet volstaat om aan alle aanvragen te voldoen, wordt het aan alle aanvragers verschuldigde bedrag evenredig verminderd. HOOFDSTUK 8 - BIJZONDERE SUBSIDIES Artikel 44: - Het op de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor de subsidiëring van erkende verenigingen die 25, 50, 75 en 100 jaar bestaan. Artikel 45: - De vereniging die voor deze subsidie in aanmerking wil komen, moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° het volledig ingevulde aanvraagformulier voor bijzondere subsidies; 2° een bewijsstuk waarin het oprichtingsjaar van de vereniging duidelijk vermeld staat. Artikel 46: - De subsidie bedraagt: 250 EUR voor een vereniging die 25 jaar bestaat; 500 EUR voor een vereniging die 50 jaar bestaat; 750 EUR voor een vereniging die 75 jaar bestaat; 1 000 EUR voor een vereniging die 100 jaar bestaat.

Artikel 47: - In uitzondering van alle andere subsidieaanvragen in onderhavig reglement, moet de aanvraag voor bijzondere subsidie ten laatste op 15 september van het jaar dat de feestelijkheden vooraf gaat, bij de bevoegde ambtenaar toekomen.

werkingssubsidie zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van dit reglement. § 2. Hoofdstuk 1 van dit reglement blijft echter integraal van toepassing. Artikel 50: - Een jeugdhuis veronderstelt een permanente beschikbare ruimte, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten, vrijetijdsactiviteiten kunnen uitbouwen en waar ruime aandacht besteed wordt aan de permanente vorming, zowel van de gebruikers, als van de medewerkers en de verantwoordelijken. Elk jeugdhuis bepaalt zijn eigen methodiek, waarin openheid, onthaal, vrijblijvende deelname en motivatie tot medeverantwoordelijkheid van de jongeren tot de belangrijkste kenmerken behoren. In doelstellingen en werking neemt het jeugdhuis een open en kritische houding aan ten aanzien van de maatschappij. Dit zal tot uiting komen in het aanbod van ontspannings- en vormingsactiviteiten, evenals in de geboden ontmoetingskansen. Het jeugdhuis streeft naar een duidelijk alternatief voor de consumptiementaliteit zowel binnen als buiten zijn muren. Ontmoeting, ontspanning en vorming zijn de drie onmisbare pijlers waarop het jeugdhuis steunt. Daarenboven kan het zich inzetten om een bredere waaier van functies te realiseren in de socioculturele en maatschappelijke context van de gemeenschap. AFDELING 2: SPECIFIEKE BEPALINGEN. Artikel 51: - Om in aanmerking te komen voor subsidies voor jeugdhuizen moet het jeugdhuis aan volgende criteria voldoen: 1° Het jeugdhuis is minimum 1 volledig werkjaar erkend door het college. 2° Het jeugdhuis richt zich naar tieners, adolescenten en jongvolwassenen. 3° De ruimte waarin de werking zich ontplooit, dient tijdens de werkingsuren permanent ter beschikking te staan van het jeugdhuis. 4° Het jeugdhuis dient ten minste over volgende ruimten te beschikken: een ontmoetingsruimte; twee andere ruimten; een secretariaat; een bergruimte; sanitaire installaties. Deze accommodatie dient in een degelijke staat te verkeren en goed onderhouden te worden. 5° Uit de statuten en uit het huishoudelijk reglement van het jeugdhuis moet blijken dat het in zijn werking openstaat voor alle jongeren, zonder onderscheid van geslacht, ras, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging. 6° Het jeugdhuis moet toegankelijk zijn voor alle jongeren op de meest gunstige of gebruikelijke vrijetijdsmomenten. De ontmoetingsruimte moet

HOOFDSTUK 9 - SUBSIDIES VOOR JEUGDHUIZEN

Afdeling 1: Algemene bepalingen. Artikel 48: - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor de subsidiëring van jeugdhuizen. Artikel 49: § 1. Indien een jeugdhuis de subsidie voor jeugdhuizen ontvangt, vervalt het recht op


open zijn gedurende minimum 15 uur per week, gespreid over ten minste 3 dagen. De openingsuren na middernacht worden niet meegerekend om het totaal aantal uren te berekenen. 7° De openingsuren moeten duidelijk zichtbaar aangekondigd worden, zowel in de ontmoetingsruimte als aan de ingang. 8° Het jeugdhuis moet de juridische vorm aannemen van een vzw. 9° Het algemeen beleid en beheer van het jeugdhuis moet worden waargenomen door minimum 5 personen, waarvan ten minste de helft jonger is dan 30 jaar. AFDELING 3: BEREKENINGSWIJZE VAN DE SUBSIDIE VOOR JEUGDHUIZEN. Artikel 52: - De subsidies voor jeugdhuizen worden als volgt berekend: § 1. Indien er meerdere jeugdhuizen voor deze subsidie in aanmerking komen: a) De optelling wordt gemaakt van het behaalde aantal punten van alle jeugdhuizen die voor deze subsidie in aanmerking komen. b) Het op de gemeentebegroting voorziene krediet voor subsidies voor jeugdhuizen wordt vervolgens gedeeld door de onder a) bekomen punten. Dit quotiënt drukt de waarde in geld uit van één punt. Aldus bekomt men het bedrag van de per jeugdhuis toe te kennen subsidie. § 2. Indien er slechts één jeugdhuis voor deze subsidie in aanmerking komt: a) De optelling wordt gemaakt van het behaalde aantal punten. b) Het gemiddelde van de puntentotalen van dat jeugdhuis van de afgelopen drie jaren wordt berekend. c) Indien het huidig puntentotaal groter dan of gelijk is aan het gemiddelde puntentotaal van de laatste drie jaren, ontvangt het jeugdhuis het volledige subsidiebedrag voorzien op de begroting. d) Indien het huidig puntentotaal kleiner is dan het gemiddelde puntentotaal van de laatste drie jaren, wordt het subsidiebedrag als volgt berekend: het huidig puntentotaal wordt vermenigvuldigd met het voorziene krediet; dit produkt wordt gedeeld door het gemiddelde puntentotaal van de laatste drie jaren. Artikel 53: § 1. Volgende punten worden toegekend voor de werking: 1° voor deskundige begeleiding: per begeleider met basisattest jeugdverantwoordelijke - 10 punten; 2° voor begeleiding: per begeleider die geen basisattest jeugdverantwoordelijke bezit - 05 punten;

3° voor het aantal leden op 31 december van het bedoelde werkjaar: per lid - 01 punt; 4° voor de door het jeugdhuis ingerichte activiteiten: per bestuursvergadering met het voltallige bestuur - 02 punten; recreatieve activiteiten: per activiteit - 04 punten; vormingsactiviteiten: per activiteit - 07 punten; activiteiten rond maatschappelijke participatie: per activiteit - 07 punten; 5° voor ontmoetingsmogelijkheden: per openingsuur voor middernacht - ½ punt; 6° voor vorming van de jeugdwerkers: per deelname aan erkende regionale of landelijke vormingsactiviteiten in het kader van jeugdwerk van minimum 4 uur - 05 punten; 7° voor de uitgave van een tijdschrift dat minstens 3 maal per jaar verschijnt en aan alle leden bezorgd wordt: 20 punten.

§ 2. Alle activiteiten bedoeld in § 1, 4° van dit artikel, omvatten ten minste 2 uur. Artikel 54: - Het jeugdhuis dat de subsidie voor jeugdhuizen wenst te ontvangen, moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen bij de bevoegde ambtenaar: 1° het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidies voor jeugdhuizen; 2° een kopie uit het statuut en uit het huishoudelijk reglement van het jeugdhuis, waaruit blijkt dat het voldoet aan het criterium van artikel 51, 5° van dit reglement; 3° een document waaruit blijkt dat het jeugdhuis een wettelijke vzw is; 4° de kopies van de basisattesten voor jeugdverantwoordelijke van de begeleiders van de vereniging; 5° de kopies van de deelnamebewijzen van vormingscursussen in het kader van jeugdwerk gevolgd door begeleiders van de vereniging; 6° een exemplaar van elke uitgave van het door de vereniging zelf uitgegeven tijdschrift. AFDELING 4: VOORSCHOTTEN. Artikel 55: - Jeugdhuizen die minimum 1 volledig werkjaar erkend zijn bij de aanvang van het begrotingsjaar, kunnen twee voorschotten ontvangen van elk 20 % van de subsidie voor jeugdhuizen die zij het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar ontvingen. De eerste 20 % wordt uitbetaald op 15 maart, het tweede voorschot op 15 juni. Het saldo wordt verrekend op het einde van het begrotingsjaar aan de hand van het ingediende dossier.


HOOFDSTUK 10 – SUBSIDIES VOOR HET ORGANISEREN VAN CULTURELE ACTIVITEITEN Afdeling 1: Algemene bepalingen. Artikel 56: - Het in de gemeentebegroting opgenomen krediet kan aangewend worden voor subsidiëring van culturele activiteiten. De culturele activiteit moet aan volgende voorwaarden voldoen: 1. Binnen deze subsidievorm zijn volgende kunstvormen subsidieerbaar: cabaret circusvoorstelling dans diavoorstelling filmvoorstelling instrumentale muziek internationale volkskunst kleinkunst literatuur mime musical operette poëzie show toneel toneelanimatie totaalspektakel variété vocale muziek volksdans volkskunst voordracht wereldmuziek Optredens van DJ’s komen niet in aanmerking voor subsidies. 2. De activiteit moet plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente Duffel. 3. De culturele activiteit moet gericht zijn naar kinderen, jongeren of jong-volwassenen. Volwassenen mogen uiteraard de doelgroepen aanvullen. 4. Binnen het vooropgestelde doelpubliek moet de activiteit voor iedereen toegankelijk zijn. De organisatoren moeten aan de hand van hun promotiemateriaal bewijzen dat ze ruime inspanningen leverden om een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Activiteiten gericht naar de eigen leden, zijn uitgesloten. 5. Om de doelstelling “een zo ruim mogelijk publiek bereiken” te realiseren, moeten de organisatoren zorgen voor een verantwoorde spreiding van de culturele activiteiten en van kunstvormen in tijd. Eénzelfde artiest/groep komt een volgende maal in aanmerking voor subsidie, indien tussen de twee voorstellingen/optredens minimum 10 maanden verstreken is.

6. De activiteit moet plaatsvinden tijdens de vrije tijd van kinderen, jongeren en jongvolwassenen, dus ‘s avonds, tijdens weekends of gedurende schoolvakanties. Activiteiten in schoolverband komen niet in aanmerking voor subsidies. Artikel 57: - De subsidie-aanvraag moet aan volgende specifieke voorwaarden voldoen: 1. De aanvrager/organisator kan uitsluitend een erkend jeugdwerkinitiatief zijn. 2. De aanvrager van de subsidie moet de effectieve organisator zijn van de culturele activiteit. 3. Voor één bepaalde activiteit wordt slechts één subsidie toegekend. Als jeugdwerkinitiatieven samenwerken, moeten de inrichters één gezamenlijke subsidieaanvraag indienen. De inrichters bepalen onderling hoe de subsidie moet verdeeld worden. 4. Een organisator kan per werkjaar slechts één subsidie-aanvraag indienen. 5. Binnen zo’n subsidie-aanvraag zijn maximum optredens van 3 verschillende artiesten/groepen subsidieerbaar. Als de aanvraag meer dan één optreden omvat, moeten deze optredens één geheel vormen. Dit betekent: het festival/de manifestatie wordt georganiseerd en bekendgemaakt onder één noemer; uit de publiciteit moet eveneens blijken dat de verschillende optredens één geheel vormen; het festival/de manifestatie moet over de hele lijn georganiseerd worden door hetzelfde jeugdwerkinitiatief. Afdeling 2: Het subsidiebedrag Artikel 58: - De subsidie voor het organiseren van culturele activiteiten bedraagt 75 % van de uitkoopsom van de groep/artiest [inclusief BTW] met een maximum van 620 EUR per artiest/groep. Indien het begrotingsbedrag niet volstaat om aan alle aanvragen te voldoen, wordt het aan alle aanvragers verschuldigde bedrag, evenredig verminderd. Afdeling 3: De subsidie-aanvraag Artikel 59: § 1. De vereniging die de subsidie voor het organiseren van culturele activiteiten wil ontvangen moet volgende formulieren en bewijsstukken indienen: 1° het volledig ingevulde aanvraagformulier voor subsidies voor het organiseren van culturele activiteiten;


2° een kopie van het (de) contract(-en) tussen de artiest/groep en de organiserende vereniging betreffende de culturele activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd met duidelijke identificatiegegevens van de twee contractanten [enerzijds de groep/artiest, anderzijds de inrichter], duidelijke weergave van de uitkoopsom, datum en plaats van het optreden/voorstelling; 3° de originele factuur van de artiest/groep aan de inrichter met opnieuw duidelijke vermelding van identificatiegegevens, uitkoopsom en datum en plaats van het optreden; 4° een financieel verslag van de culturele activiteit, dat de inkomsten en uitgaven duidelijk weergeeft, indien de subsidie-aanvraag meer dan twee optredens omvat. § 2. Indien meerdere subsidieaanvragen voor eenzelfde groep/artiest, die niet voldoen aan punt 5 van artikel 56, bij de bevoegde ambtenaar toekomen, beslist het college van burgemeester en schepenen welke aanvrager een subsidie zal ontvangen. Het college van burgemeester en schepenen neemt deze beslissing na advies van de gemeentelijke jeugdraad. De gemeentelijke jeugdraad formuleert zijn advies na stemming op een gesloten vergadering. HOOFDSTUK 11 - JEUGDWERKFONDS VOOR DE BOUW OF VERBOUWING VAN PARTICULIERE JEUGDLOKALEN Artikel 60: - Indien op de begrotingsposten voorzien in het kader van het jeugdwerkbeleid, bedoeld in de hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van dit reglement en na toepassing van het reglement, ongebruikte kredieten voorkomen, dan wordt dit saldo overgeboekt naar het buitengewoon reservefonds met de omschrijving "Jeugdwerkfonds voor de bouw of verbouwing van particuliere jeugdlokalen".

Artikel 63: - Dit reglement wordt aangepast telkens een goedgekeurd jeugdwerkbeleidsplan het noodzakelijk maakt. HOOFDSTUK 13 – OVERGANGSMAATREGELEN Artikel 64: § 1. Dit reglement heft het gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijk jeugdwerk van 19 december 1994, gewijzigd op 19 februari 1996, 17 juni 1996 en 20 mei 1997 volledig op. § 2. Dit reglement treedt in werking vanaf 01 januari 2002. § 3. Uitzondering: De bepalingen van hoofdstuk 10 betreffende de organisatie van culturele activiteiten treden in werking vanaf 01 januari 2001. Artikel 65: - De aanvragen voor subsidie voor 2001 voor het organiseren van culturele activiteiten kunnen uitzonderlijk tot 15 november 2001 ingediend worden bij de bevoegde ambtenaar. Het college van burgemeester en schepenen behandelt deze aanvragen voor 15 december 2001.

DIT REGLEMENT WERD GOEDGEKEURD DOOR DE GEMEENTERAAD IN ZITIING VAN 17 SEPTEMBER 2001 EN GEWIJZIGD TIJDENS DE ZITTING VAN 12 JUNI 2006.

Artikel 61: - De kredieten mogen slechts aangewend worden ten voordele van bouw- of verbouwingswerken van particuliere jeugdlokalen bedoeld in hoofdstuk 5 van dit reglement. HOOFDSTUK 12 – SLOTBEPALINGEN Artikel 62: - Indien het totaal van de verschillende gemeentelijke subsidies, door een bepaalde vereniging verkregen, het totale bedrag van 1250 EUR per jaar overschrijdt, is de wet van 14 november 1983 en de gemeenteraadsbeslissing van 08 mei 1989 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen van toepassing.


GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK

Recommend Documents