GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN HET PLAATSELIJK JEUGDWERK. Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen. Afdeling 1: Algemene voorwaarden. Artikel 1: § 1. Binnen de perken van de kredieten, daartoe goedgekeurd in de gemeentebegroting, kan door het gemeentebestuur aan jeugdwerkinitiatieven (en aan individuele jongeren in het geval van vormingssubsidies) subsidies worden verleend volgens de normen en voorwaarden die in dit reglement worden vastgesteld. De grootte van het krediet is bepaald in het geldende jeugdbeleidsplan voor het subsidiejaar volgens artikel 2. Artikel 2: § 1. De bedoelde toelagen, verleend in functie van de voorziene kredieten in de begroting van het lopende gemeentelijke dienstjaar worden berekend op basis van de periode tussen 1 september van het voorafgaande dienstjaar en 31 augustus van het lopende dienstjaar. Deze periode wordt verder het subsidiejaar genoemd.
§ 2. De ‘aanvragen vooraf’ voor het volgende subsidiejaar dienen ten laatste op de laatste werkdag voor 30 september van het lopende dienstjaar tegen ontvangstbewijs worden afgegeven op de jeugddienst. Afdeling 2: Uitbetaling. Artikel 5: § 1. Na onderzoek zal het College van Burgemeester en Schepenen de toelagen betaalbaar stellen uit de kredieten, voorzien in de begroting. De uitbetaling van de toelage gebeurt op het rekeningnummer van het jeugdwerkinitiatief, of de betreffende vereniging/instelling. Afdeling 3: Slotbepalingen. Artikel 6: §1. Alle betwistingen i.v.m. toekenning of uitbetaling van de toelagen worden door het College van Burgemeester en Schepenen geregeld, na advies van de jeugdraad. § 2. Dit reglement maakt integraal deel uit van het jeugdbeleidsplan, en zal telkenmale bij de opmaak van een nieuw plan automatisch in herziening gesteld worden.
Artikel 3: § 1. Indien het voorziene krediet voor een hoofdstuk niet volstaat om aan alle aanvragen maximaal te voldoen, mag dit tekort opgevangen worden door eventuele overschotten van andere hoofdstukken welke onder hetzelfde begrotingsartikel werkzaam zijn. Indien het voorziene krediet niet volstaat, wordt de subsidie voor alle aanvragen procentueel en evenredig verminderd. Indien het voorziene krediet niet volledig opgebruikt wordt, mag het overschot geheel of gedeeltelijk gebruikt worden om eventuele tekorten van andere hoofdstukken welke onder hetzelfde begrotingsartikel werkzaam zijn, op te vangen. Indien na deze operatie zich nog een overschot op dit begrotingsartikel voordoet, wordt dit overschot overgedragen naar de v.z.w. "Brechts Jeugdwerk". Artikel 4: § 1. De subsidiedossiers van het voorbije subsidiejaar dienen ten laatste op de laatste werkdag voor 30 september van het lopende dienstjaar tegen ontvangstbewijs worden afgegeven op de jeugddienst.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 1
Hoofdstuk 2 - Werkingssubsidies. Afdeling 1: Algemene erkenningsvoorwaarden. Artikel 7: § 1. Om erkend te zijn als jeugdwerkinitiatief (JWI) moet een initiatief beantwoorden aan het begrip “jeugdwerk”, zijnde ‘Het organiseren van (1) sociaal-culturele activiteiten (2) met de jeugd (3) in de vrije tijd (4) en onder educatieve begeleiding.’ (1) Jeugdwerk organiseert voornamelijk sociaalculturele activiteiten. (2) Jeugdwerk richt zich tot kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van 3 tot 25 jaar. De doelgroep van het JWI situeert zich voornamelijk in deze leeftijdscategorie. (3) Het tijdssegment waarin het jeugdwerk hoofdzakelijk actief is, speelt zich af in het derde milieu; m.a.w. niet in de zogenaamde verplichte tijd (onderwijs en arbeid) voor kinderen en jongeren. (4) De begeleiders van het jeugdwerk werken vanuit een opvoedkundig doel, met aandacht voor waardenoverdracht, vaardigheden inzake programmering en met bijzondere betrokkenheid bij de leefwereld van kinderen en jongeren. § 2. Het JWI moet beschikken over aangepaste ruimten die kunnen verwarmd worden en voorzien zijn van voldoende bergruimte, sanitaire en EHBO voorzieningen en brandveiligheid. De gebruikte ruimten moeten steeds in verhouding staan tot het aantal deelnemers, de ruimten moeten eveneens de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten toelaten. Indien de vereniging werkt met gehandicapten, moet de infrastructuur hieraan zijn aangepast. § 3. Van de leden is 70% uit Brecht afkomstig. Indien minder dan 70% van de leden afkomstig is van Brecht komen enkel de leden van Brecht in aanmerking voor subsidies.
§ 4. Het JWI moet op een zelfstandige wijze het beleid en de programmatie bepalen, de financiën beheren en een boekhouding voeren volgens de voorschriften van de bevoegde administratie. § 5. Het JWI moet open zijn. Dit betekent dat iedereen er lid kan worden, op voorwaarde dat hij/zij de eigen waarden en normen, reglementen en doelstellingen van het JWI eerbiedigt.
§ 6. Het JWI beschikt over een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid die ook lichamelijke ongevallen van de leden dekt. § 7. Het gebouw waarin de activiteiten van het JWI georganiseerd worden, dient gedekt te zijn door een brandverzekering. Artikel 8: § 1. Het JWI moet minimaal 3 van de volgende functies vervullen waarvan kadervorming minstens één is: 1. Ontmoeting: Er is een plaats waar kinderen en/of jongeren elkaar ontmoeten (in een infrastructuur) waarvoor een speciale opvang is voorzien, het creëren van “een lage drempel” is hierbij essentieel. 2. Spel: Spel wordt ingevuld als een activiteit, een gestructureerde bezigheid. Met volgende elementen: gevarieerd spelaanbod; aangepast spelmateriaal; aangepaste infrastructuur en optimale speelkansen. 3. Creatieve activiteiten of amateuristische kunstbeoefening: Bij deze functie ligt de klemtoon zowel op het scheppend bezig zijn als op het uitoefenen en tonen van vaardigheden, creatieve expressievormen (verbaal, muzikaal, manueel, lichamelijk), technieken (zang, toneel, beweging). 4. Vormingsactiviteiten: Groepswerk dat gericht is op persoonlijke en maatschappelijke vorming van kinderen en jongeren. De vorming wordt procesmatig aangepakt en wordt op regelmatige tijdstippen voorzien in de programmatie van het jeugdwerk. 5. Vorming in het kader van het jeugdwerk [kadervorming]: Het betreft de samenhangende opleiding en begeleiding van verantwoordelijken en toekomstig verantwoordelijke personen die belast zijn met het animeren en begeleiden van jeugdwerkinitiatieven. Kadervorming draagt bij tot de kwalitatieve verbetering van het jeugdwerkinitiatief. 6. Dienstverlening: Er is ondersteuning van jeugd(werkinitiatieven) op materieel vlak, bijvoorbeeld ter beschikking stellen van allerhande materiaal. Daarnaast ontwikkelt het jeugdwerkinitiatief een dienstverlenende houding ten aanzien van de doelgroep waarbij advies, inhoudelijke ondersteuning, methodische ondersteuning bijvoorbeeld uitbouw van projecten, acties, enz. de onderwerpen vormen. Daarnaast ontwikkelt zij ook een rechtstreekse (via telefoon of persoonlijk contact) of onrechtstreekse ombudsfunctie.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 2
7. Werken aan structuurverandering: Bepaalde groepen kinderen en/of jongeren worden met problemen van structurele aard geconfronteerd. Door middel van participatie, signaalversterking, bewustmaking, actie, enz. wordt aan deze problemen van structurele aard gewerkt met het oog op verbetering van de omgeving van kinderen en jongeren. Artikel 9: § 1. Aan de hand van de aanvragen tot erkenning als plaatselijk jeugdwerk zal de gemeentelijke jeugddienst de JWI’s onderbrengen in één van de jeugdwerksoorten, nl.: a. Jeugd- en jongerenbewegingen, b. Andere lokale JWI’s, c. Jeugdateliers, d. Jeugdhuizen, e. Jongerenkoor. § 2. Hierbij worden volgende criteria gehanteerd: a. Jeugd- en jongerenbewegingen: • de leeftijd van de leden van de doelgroep ligt tussen 6 en 35 jaar én • het JWI dient aangesloten te zijn bij een landelijk erkende jeugdbewegingkoepel én • in hoofdzaak een werking ontplooien binnen de functies ontmoeting, spel en/of vorming, waarbij de activiteiten in hoofdzaak doorgaan tijdens het weekend en de vakanties én • de begeleidingsploeg bestaat uit leden van de vereniging die ten minste 16 zijn en waarvan ten minste 2/3 jonger is dan 35 jaar. b. Andere lokale JWI’s: In hoofdzaak een werking ontplooien die niet binnen de andere opgesomde werksoorten kan ondergebracht worden. c.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Jeugdateliers: Om erkend te kunnen worden en blijven, moet de jeugdateliervereniging inzake werking aan de volgende bijzondere eisen voldoen: 1. In het kader van de permanente vorming moeten zij op onbaatzuchtige wijze volgende doelstellingen nastreven: de jeugd individueel en in groepsverband helpen d.m.v. de verschillende creativiteitsmethoden: bewegings-, verbale, dramatische, muzikale en beeldende expressie die de werking van het jeugdatelier dragen. Hierdoor kan de jeugd zich bewust worden van:
9.
haar creatieve mogelijkheden en haar identiteit, de relaties met anderen, haar kritisch vermogen. Om dit doel te kunnen verwezenlijken sluiten deze verenigingen aan bij de mogelijkheden en de interessewereld van de jeugd. De werking mag niet wereldvreemd zijn. In de werking is alleszins het creatieve proces, dat zich geleidelijk ontwikkelt, belangrijker dan het bereikte resultaat. Een permanente begeleiding in dit creatieve proces is noodzakelijk. Twee pedagogische animatoren worden als minimum vereiste gesteld om de continuïteit van het jeugdatelierwerk te verzekeren. De hoofdverantwoordelijke dient geregeld aanwezig te zijn. Alle begeleiders moeten de nodige deskundigheid, ervaring, of vorming kunnen aantonen. Het jeugdatelier moet open staan voor de hele jeugd van een bepaalde leeftijd. Er kunnen echter wel werkgroepen per leeftijdscategorie opgericht worden, die eventueel op afzonderlijke dagen samenkomen. Een geregelde en doorlopende werking ontplooien, gespreid over ten minste 8 maanden van het jaar. Ateliers, die enkel in de vakanties actief zijn, moeten hun werking over meerdere vakanties spreiden en werken in externaatsverband. Er moeten ten minste 25 werksessies met elk een duur van 2 uur per jaar worden georganiseerd. Bij de jeugdateliers die met gehandicapten werken moeten de werksessies eveneens 2 uur beslaan. Vakantiejeugdateliers mogen maximum 2 werksessies van 2 uur en 30 minuten per dag organiseren. Aan alle werksessies moeten minimum 10 deelnemers deelnemen met een gemiddelde van minstens 15 op jaarbasis. Jeugdateliers die regelmatig op afzonderlijke tijdstippen met verschillende groepen werken, mogen de respectievelijke aanwezigheden samenvoegen onder de noemer van één werksessie. De pedagogische begeleiders zijn ten minste 16 jaar oud en bij elke sessie moet er ten minste één meerderjarige begeleider aanwezig zijn. De hoofdverantwoordelijke is minimum 18 jaar oud. Zij nemen ten minste één maal per werkmaand deel aan een vergadering met een duur van ten minste 2 uur. In deze vergadering kan er aandacht besteedt worden aan:
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 3
de evaluatie van ○ de relaties van het team met de leden, ○ de onderlinge interacties binnen het team, ○ de werking. ○ het individueel en het groepsgedrag van de leden. de planning van de toekomst, waarbij de begeleiders actief betrokken worden. 10. In de werking moeten steeds 3 aspecten herkenbaar zijn: 1) de creatieve expressie van de leden, 2) een verantwoord technisch peil, 3) de sociaal vormende aspecten van het atelierwerk. In de ateliers moeten de 5 expressievormen (muzikale, lichamelijk, dramatische, verbale en muzikale expressie) geregeld en afwisselend aan bod komen, aangevuld met spelmomenten. In de tiener- en adolescentenateliers kan het accent liggen op bepaalde expressievormen zonder dat de andere expressievormen verwaarloosd mogen worden. 11. Het jeugdatelier moet kunnen beschikken over voldoende en aangepaste materialen om te komen tot een volwaardige beleving van elke expressievorm. Wat mede bereikt wordt door, de beschikbaarheid, het in stand houden en geregeld vernieuwen van bijvoorbeeld: duurzame en veilige materialen en gereedschappen, duurzame en veilige materialen die het muzische aspect ondersteunen, 12. Inzake kwalitatieve werking onderscheiden wij volgende aandachtspunten: themaverwerking, projectbehandeling/ meerdaags verblijf in internaatsverband, werking in leeftijdsgroepen, observatiemomenten buiten het jeugdatelier, individuele begeleiding, actualiteitsverwerking, inspraak van de leden, georganiseerde opendeurdagen, eigen tijdschrift, inrichten van een documentatiehoek of bibliotheek, aandacht voor bijzondere doelgroepen. d. Jeugdhuizen: Niveau 1: initiatieven met een basiswerking 1. Doelgroep De werking is hoofdzakelijk gericht naar 14 tot 26 jarigen. Specifieke activiteiten of initiatieven naar andere leeftijdsgroepen worden hiermee niet uitgesloten. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kan de doelgroep verschillen (leeftijdsgrenzen, subculturen,
territoria ...). Jaarlijks worden met de werking minimum 75 jongeren bereikt. 2. Accommodatie en toegankelijkheid Een permanent beschikbare polyvalente ontmoetingsruimte en sanitaire voorzieningen. De instuif moet gemiddeld 12 uur / week geopend zijn, berekend op jaarbasis. Alleen de openingsuren voor 01.00 uur worden hier meegerekend. De gebouwen en inboedel zijn verzekerd tegen brand. 3. Functies van een basiswerking Minimaal 3 functies vervullen zoals omschreven in artikel 8. Ontmoeting en recreatie (zijn onmisbare peilers). Deze ontmoeting kan telkens in een andere sfeer verlopen: rustig, sportief, recreatief, geanimeerd, ontspannend, informatief... . Elk jeugdhuis bepaalt hierbij zelf zijn eigen werkvormen. De jongeren worden gemotiveerd en gestimuleerd om zelf initiatieven te nemen. 4. Vorming en informatie In de instuif is er een infohoek aanwezig (folders, brochures, tijdschriften, aanbod in de regio). Er is jaarlijks minimum één evaluatie en planningsmoment voor de ledenmedewerkers. Jaarlijks wordt er minimaal één publicatie (bv. voorstellingsfolder) voor de doelgroep uitgegeven. Hierin krijgen de jongeren informatie over de werking en de structuur van het jeugdhuis, de activiteiten en de mogelijkheden tot participatie. 5. Maatschappelijke participatie Samenwerking met andere initiatieven (bv. jeugdraad indien aanwezig) is sterk aanbevolen. Deze samenwerking kan ook gebeuren met initiatieven buiten de gemeentegrens. Niveau 2: initiatieven met een ruimere werking 1. Doelgroep De algemene voorwaarden zoals omschreven binnen niveau 1 zijn ook van toepassing op niveau 2. Een ruimere werking stelt andere eisen ten aanzien van de accommodatie, meer werkgroepen betekent meer vergaderingen, meer coördinatie, enz. 2. Accommodatie Totale oppervlakte: richtlijn is min. 120 vierkante meter. Men moet beschikken over: een vergaderruimte, een instuifruimte, secretariaat (niet noodzakelijk exclusieve ruimten) en degelijke sanitaire voorzieningen. Er is telefoon aanwezig.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 4
3. Functies van een ruimere werking Minimaal 3 functies vervullen zoals omschreven in artikel 8. De instuif moet gemiddeld 15 uur / week geopend zijn, berekend op jaarbasis. Naast vaste fuiven en permanente groepsactiviteiten worden gemiddeld twee activiteiten per maand georganiseerd, berekent op jaarbasis. De jongeren staan mee in voor de realisatie hiervan.
4. Vormingsfuncties Het jeugdhuis organiseert jaarlijks minimaal 4 vormingsactiviteiten voor zijn doelpubliek. Er wordt een actief preventiebeleid gevoerd. Thema's kunnen zijn: aids en condoomgebruik, drugs en alcoholgebruik, jongeren en verkeer, ... . Men bepaalt zelf de manier (methodieken) waarop deze preventie en vormingsactiviteiten worden uitgevoerd: bv. via de infohoek, het samenstellen van een infopakket, een info- of vormingsavond, een programma op de vrije radio, ... . 5. Inspraak en participatie Het jeugdhuis heeft een informatieve taak ten aanzien van zijn leden / gebruikers: minimum elk kwartaal wordt er een publicatie betreffende de activiteiten uitgegeven. Er wordt binnen de werking aandacht aan evaluatie geschonken. Minimum halfjaarlijks wordt de werking geëvalueerd en de planning van de komende maanden besproken. Bij de evaluatie komen zowel de inhoudelijke als de financiële kant van het jeugdhuis aan bod. Bij de planning worden de grote lijnen van de werking, de grotere activiteiten en projecten vastgelegd. De verslagen hiervan liggen ter inzage in het jeugdhuis. Maandelijks is er minimum een jongerenraad en/of overlegvergadering tussen de verantwoordelijken van de verschillende werkgroepen. Het jeugdhuis zal zich actief inzetten voor het plaatselijke jeugdwerkbeleid. Indien er een jeugdraad is zal men hierin participeren. 6. Kadervorming Verschillende vrijwilligers (medewerkers en/of beheerders) volgen jaarlijks samen externe kadervorming in functie van de jeugdhuiswerking. Variatie in de gevolgde cursussen is belangrijk. Indien men beschikt over een DAC'er, GESCO, ... met een animerende, coördinerende of educatieve opdracht; besteedt men de nodige aandacht aan de permanente bijscholing van deze personeelsleden.
e. Jongerenkoor: • De leeftijd van de leden van de doelgroep ligt tussen de 6 en 35 jaar • Het jongerenkoor is aangesloten bij een landelijk erkende koepel • In hoofdzaak een werking ontplooien binnen de functies ontmoeting, creatieve activiteiten of amateuristische kunstbeoefening en/of vorming en waarbij het accent ligt op de muzikale expressie in groep • Het koor wordt begeleidt door een goed muzikaal onderlegde dirigent • Een geregelde en doorlopende werking ontplooien, gespreid over tenminste 10 maanden van het jaar • Jaarlijks minstens één optreden dat opengesteld wordt voor het grote publiek
Artikel 10: § 1. Verenigingen die op basis van de voorwaarden gesteld in artikels 8 en 9 niet erkend worden als volwaardig JWI, kunnen zich tijdelijk laten erkennen als JWI in nood. Aan de voorwaarden gesteld in artikel 7 moet te allen tijde voldaan worden. De precieze bepalingen om erkend te worden als JWI in nood zijn terug te vinden in § 2, 3 en 4 van artikel 10. § 2. Startende JWI’s kunnen als JWI in nood maximaal gedurende een periode van vijf jaar het kwaliteitsniveau van hun werking op peil brengen. Deze periode kan wegens overmacht verlengd worden. Jaarlijks moet via een plan van aanpak de afwijkingen op artikels 8 en 9 gestaafd worden. Alle startende JWI’s zijn verplicht éénmalig een plan van aanpak voor het eerstvolgende werkjaar bij de subsidieaanvraag te voegen. Dit plan van aanpak geeft een overzicht of het JWI voldoet aan de voorwaarden opgesomd in de artikels 8 en 9. In het plan wordt aangeven hoe het JWI dit bereikt en behoudt op zowel korte als lange termijn. Indien kwaliteitsverhoging zou bekomen worden door interne vorming kan dit plaatsvinden tijdens de uren dat er normale werking is. § 3. Bestaande JWI’s die het signaal geven tijdelijk in moeilijkheden te verkeren of zich willen heroriënteren, kunnen gedurende een periode van twee jaar het kwaliteitsniveau van hun werking op peil brengen. Deze periode kan wegens overmacht verlengd worden. Jaarlijks moet via een plan van aanpak de afwijkingen op artikels 8 en 9 gestaafd worden.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 5
Alle bestaande JWI’s die een afwijking aanvragen dienen een plan van aanpak voor het eerstvolgende werkjaar bij de subsidieaanvraag te voegen. Dit plan van aanpak geeft een overzicht of het JWI voldoet aan de voorwaarden opgesomd in de artikels 8 en 9. In het plan wordt aangeven hoe het JWI dit bereikt en behoudt op zowel korte als lange termijn. Indien kwaliteitsverhoging zou bekomen worden door interne vorming kan dit plaatsvinden tijdens de uren dat er normale werking is. § 4. De plannen van aanpak worden beoordeeld door de jeugdraad. Bij deze beoordeling zal de jeugdraad steeds aandacht hebben voor de progressie door de jaren heen. Haar beoordeling wordt ter advies aan het College van Burgemeester en Schepenen overhandigd. Bij een erkenning als JWI in nood wordt voor het aangevraagde subsidiejaar het subsidiedossier behandeld als ware het van een volwaardig JWI. Deze beslissing is een bevoegdheid van het College van Burgemeester en Schepenen.
Afdeling 2: Inspectiecommissie. Artikel 11: § 1. Een inspectie van het JWI moet te allen tijde mogelijk zijn. De inspectie wordt samengesteld uit een delegatie van: maximum 1 persoon per JWI-soort, de jeugdconsulent als stemgerechtigd persoon, afvaardiging van het dagelijkse bestuur. De commissieleden hebben minstens 3 jaar ervaring in het jeugdwerk. Er is minstens één commissielid van elke aangehaalde groep aanwezig per inspectie. De commissie legt zichzelf volgende regels op: indien nodig wordt de commissie samengeroepen door de jeugdconsulent. Noden kunnen aangegeven worden door de jwi’s, het dagelijkse bestuur of derden. tijdens de inspectie moet alle gevraagde informatie verschaft worden. Indien nodig, gestaafd met de nodige documenten waarvan sprake is in dit reglement. na de indiening van het subsidiedossier evalueert de commissie dit in de loop van de maand oktober. § 2. De beraadslaging van de inspectiecommissie ten aanzien van de erkenning als jwi, wordt vermeld tijdens de zitting van de jeugdraad. Een schriftelijke neerslag hiervan in het verslag van de jeugdraad is vereist. Het erkenningsadvies van de inspectiecommissie wordt overhandigd aan het College van Burgemeester en Schepenen. Het College van Burgemeester en Schepenen stellen het JWI en de commissie op de hoogte van hun verdere acties. Afdeling 3: Procedure voor erkenning. Artikel 12: § 1. Om in aanmerking te komen voor erkenning als jeugdwerkinitiatief dienen de volgende gegevens ingediend te worden bij de gemeentelijke jeugddienst. Naam van het initiatief. Adres van secretariaat en het lokaal waar de activiteiten vnl. gehouden worden. Bank of postrekening nummer. Korte omschrijving van het aantal functies die eigen zijn aan het initiatief en de wijze waarop deze worden vervuld. Doelstellingen van het initiatief. Gegevens van alle kaderleden, dit zijn alle verantwoordelijke en toekomstige verantwoordelijke personen die belast zijn met het animeren en begeleiden van het initiatief; dagelijkse bestuur en contactpersoon. Structuurindeling. Gedetailleerde ledenlijst.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 6
Een algemeen en huishoudelijk reglement dat van toepassing is op alle leden en kaderleden. Indien vzw, copy van de statuten zoals die zijn gepubliceerd in het Staatsblad en de ledenlijst zoals die wordt ingediend bij de griffier. Een kopie van de polis brand en B.A. dient één maal te worden voorgelegd aan de jeugddienst. Nadien volstaat het om het betalingsbewijs van de verzekeringsbijdrage in te dienen. Indien er iets wijzigt aan de inhoud van de polis of de verzekeringsmaatschappij moet een kopie van de polis opnieuw worden voorgelegd. Indien verzekerd via een groepspolis, hiervan bewijs voorleggen. Overzicht van het lokaal: aantal lokalen met bestemming, sanitair, staat van bevinding. Recente voorstellingsfolder.
§ 3. Per JWI-soort zijn volgende basissubsidiebedragen voorzien per JWI: Jeugd- en jongerenbewegingen € 450 Andere lokale JWI’s € 300 Jeugdateliers € 1300 Jeugdhuizen (niv.1) € 125 Jeugdhuizen (niv.2) € 450 Jongererenkoor € 450 § 4. Het gedeelte van het totale werkingssubsidiebedrag dat voorzien is voor de ledensubsidie wordt gedeeld door het totaal aantal leden. Per vereniging wordt een eenvoudig vermenigvuldiging van dit bedrag met het aantal leden toegepast. Het is vereist een ledenlijst met de naam, adres en geboortedatum van alle leden bij te voegen. Voor een jeugdpastoraal volstaat het om een gedetailleerde lijst van de deelnemers per activiteit bij te voegen.
Bijkomende gegevens voor jeugdateliers Elk erkend jeugdatelier dient een jaarverslag in. Bijkomende gegevens voor jeugdhuizen Niveau 1
Overzicht van de openingsuren en welke dagen van de week.
Niveau 2
Verslagen van de evaluatie en planningsvergadering. Data's en agenda's van de jongerenraad en/of overlegvergaderingen. Bewijzen van externe kadervorming (min.32 uur/jaar). Indien aanwezig: takenpakket van het tewerkgestelde personeelslid.
Afdeling 4: Subsidiecriteria. Artikel 13: § 1. Indien er door een erkend JWI voldaan wordt aan de bovenstaande algemene en specifieke erkenningsvoorwaarden én indien de procedure tot erkenning correct gevolgd is kan een JWI aanspraak maken op een basissubsidie, aangevuld met een ledensubsidie en een puntensysteem. § 2. Het globale budget voor werkingsubsidies wordt als volgt verdeeld over de verschillende soorten van werkingssubsidies: Basissubsidie per JWI-soort wordt gegarandeerd uitgekeerd. Overschot na afhouding van de totaalsom voor de basissubsidies wordt procentueel verdeeld: o 60% voor de ledensubsidie, o 40% voor het puntensysteem.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 7
§ 5. Afhankelijk van de resultaten behaald volgens onderstaand puntensysteem kan een JWI bijkomende werkingssubsidies bekomen. Onderwerpen Activiteiten (a) (de regelmatige of extra georganiseerde activiteiten voor kinderen en jongeren, exclusief de voorbereidende vergaderingen): > 25 13 – 24 8 – 12 Aantal gekwalificeerde begeleiders (b): procentueel aantal begeleiding per lid, waarbij 1 begeleider op 10 leden gelijk is aan 100% procentueel aantal begeleiding per andersvalide, waarbij 1 begeleider op 3 andersvalide gelijk is aan 100% procentueel aantal animatoren op het aantal leiding procentueel aantal hoofdanimatoren per begeleider, waarbij 1 hoofdanimator op 10 begeleiders gelijk is aan 100% Gebruik informatiedragers (c): minstens 4 papieren tijdschriften of 4 e-nieuwsbrieven per werkingsjaar een up-to-date website (d) Actief meewerken aan informatieverspreiding (e) Deelname aan de algemene vergaderingen van de jeugdraad (f) Deelname aan de werkgroepen: minimaal 2/3e van de vergaderingen per werkgroep (g) Deelname aan activiteiten ingericht door jeugdraad of gemeentelijke dienst én gericht op de Brechtse kinderen en jongeren. (h) Inzetten voor een goed doel (i) Aandacht voor bijzondere doelgroepen (j)
Aantal punten
f. g.
h. 50 25 12
i. j.
0.5/procent (max 50 punten)
vanuit de gemeente, jeugddienst en/of jeugdraad. Beknopt verslag omtrent de deelname aan de gemeentelijke jeugdraad. Beknopt verslag omtrent de deelname aan de werkgroepen van de gemeentelijke jeugdraad. Beknopt verslag omtrent de deelname aan de jeugdraadactiviteiten en/of gemeentelijke activiteiten met een gedetailleerde lijst van de deelnemende begeleiders per activiteit. Beknopt verslag van de inzet voor een goed doel. Omschrijving van de begeleiding/aandacht voor bijzondere doelgroepen (Mensen in armoede, mensen met een beperking,….)
0.5/procent(ma x 50 punten) 0.5/procent(ma x 50 punten) 0.5/procent(ma x 50 punten)
5 5 5 1/JWI/aanwezig 3/JWI/werkgroe p 1 punt per aanwezige persoon 5/activiteit 10
Vereiste gegevens, afhankelijk per onderdeel en gestaafd met documenten uit volgende structuur: a. Volledige activiteitenkalender. b. Om de berekening te maken dient u volgende aantallen door te geven: gekwalificeerde begeleiders met een kopij van het hoogst behaalde attest, een ledenlijst, een namenlijst van de andervalide leden. c. Jeugddienst wordt mee opgenomen in de maillijst voor het tijdschrift en de enieuwsbrief. d. Bewijs van up-to-date website (printscreen). e. Beknopt verslag omtrent de actieve deelname aan verspreiding van informatie Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 8
Hoofdstuk 3 - Kadervormingstoelage Afdeling 1: Algemene bepalingen. Artikel 14: § 1. Komen in aanmerking voor een toelage, bedoeld onder artikel 15.1 en 15.2: alle jongeren die onbezoldigd actief zijn als jeugdverantwoordelijke binnen een erkend jeugdwerkinitiatief in de gemeente Brecht, of zich hierop voorbereiden, alsook alle jongeren die geen deel uitmaken van een erkend jeugdwerkinitiatief in Brecht, maar wel woonachtig zijn in de gemeente Brecht. Per aangevraagde cursus kan slechts eenmalig een tussenkomst aan een individu of een JWI toegekend worden. Komen in aanmerking voor een toelage, bedoeld onder artikel 15.3: alle erkende jeugdwerkinitiatieven van Brecht. Artikel 15: § 1. Volgende cursussen kunnen worden betoelaagd. 15.1 – Attesten of equivalent Cursussen die leiden tot het behalen van een door de Afdeling Jeugd van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap erkend en uitgereikt attest van "Animator", "Hoofdanimator", "Instructeur" of "Hoofdinstructeur". Alle cursussen welke eenmalig dienen gevolgd te worden voor het behalen van de attesten "monitor", "animator", "adjunct" of "hoofd" van het Jeugd Rode Kruis. Specifieke cursussen welke eerder gericht zijn op de werking van de jeugdraad en jeugdbeleid in het algemeen. 15.2 – Aanvullingen en overige Cursussen ter ontplooiing van pedagogische, organisatorische of technische vaardigheden, die ten dienste komen van een jeugdwerkinitiatief. Zij dienen ingericht te worden door een organisatie, erkend door de Afdeling Jeugdwerk van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De overige cursussen welke meer dan eenmalig dienen gevolgd te worden voor het behouden van de attesten "monitor", "animator", "adjunct" of "hoofd" van het Jeugd Rode Kruis.
subsidiëring gebeurt hier eerder naar de kosten van de lesgever toe, dan naar de deelnemers toe. Afdeling 2: De vormingstoelage. Artikel 16: - Aanvragen van de toelage § 1. De aanvragen dienen te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld. De aanvragen betreffende cursussen, vermeldt onder artikelen 15.1 en 15.2, dienen te gebeuren voor het einde van het lopende subsidiejaar. De aanvragen betreffende cursussen, vermeldt onder artikel 15.3, dienen ten minste 2 maanden voor de aanvang van de cursus te gebeuren. § 2. Als bijlage dienen steeds gevoegd: Voor cursussen, vermeldt in artikelen 15.1 en 15.2: een attest van de inrichters van de cursus, een bewijs van betaling van het inschrijvingsgeld. Voor cursussen, vermeldt onder artikel 15.3: motivatie van de inrichters, kwalificatie(s) van de lesgever. Artikel 17: - Berekeningswijze van de toelage § 1. Het gemeentebestuur komt tussen in de inschrijvingskosten van de cursussen. Voor 100 % voor een cursus vermeld onder artikel 15.1. Voor 50 %, en met een maximum van € 12,5 voor een ééndaagse, of € 37,5 voor een meerdaagse cursus vermeld onder artikel 15.2. Volgens advies van de jeugdraad, en voor ten hoogste 50 % van de kosten van de cursussen, vermeld onder artikel 15.3.
15.3 - Interne vorming Eén of meerdere deskundige(n) die voor (een deel van) de begeleidingsploeg van een jeugdwerkinitiatief een cursus ter plaatse komt geven. Vooraf dient een duidelijke motivatie te worden gegeven en is een positief advies van de jeugdraad nodig. De deskundigheid dient aantoonbaar te zijn. Dit door hetzij studies en/of diploma's, hetzij door ervaring in de materie. De Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 9
Hoofdstuk 4 - Kamp- en weekend subsidies Afdeling 1: Algemene bepalingen
Artikel 20: - Berekeningswijze kampsubsidie § 1. De gemeentelijke subsidie per deelnemer per nacht bedraagt € 1,25.
Artikel 18: § 1. Komen in aanmerking voor een subsidie: ieder jeugdkamp, georganiseerd door een erkend jeugdwerkinitiatief, dat aan de algemene voorwaarden voldoet. Het al dan niet erkend zijn van de kampplaats heeft geen belang. Er wordt geen specifiek onderscheid gemaakt tussen leden en begeleiding. Het kamp heeft een minimale duurtijd van 4 overnachtingen. Een jeugdwerkinitiatief dat echter geen kamp gedurende het werkingsjaar organiseert, kan in aanmerking komen voor subsidiering van maximaal 1 weekend (max. 3 overnachtingen). Een kamp in het buitenland geeft evenzeer recht op subsidiëring. Ook trekkampen komen in aanmerking, op voorwaarde dat de overnachtingsplaatsen vooraf gekend zijn. Voor- en nawacht komen niet in aanmerking.
Afdeling 2: Kampsubsidies. Artikel 19: - Aanvragen van de subsidie § 1. De aanvraag dient te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld, en dit ten laatste 1 maand voor de aanvang van het jeugdkamp. Op het formulier dient vermeld: naam van het jeugdwerkinitiatief, naam en adres van de hoofdverantwoordelijke ter plaatse, geschat aantal deelnemers, begin- en einddatum van het kamp, naam en adres van de kampplaats. Eventuele wijzigingen aan deze gegevens worden zo snel mogelijk meegedeeld. § 2. Als bijlage dienen steeds gevoegd: een wegbeschrijving of een plan om eventuele gemeentelijke controle toe te laten, indien het een trekkamp betreft: plaatsen en data van overnachting. § 3. Na afloop van het jeugdkamp dient een verslag te worden ingestuurd, en dit uiterlijk op het einde van het subsidiejaar. Het verslag maakt de aanvraag compleet. Dit verslag dient te bevatten: een definitieve lijst der deelnemers: hieruit moet duidelijk blijken welke deelnemers woonachtig zijn in de gemeente Brecht, en hoeveel deelnemersdagen zij getotaliseerd hebben, een beknopt programma.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 10
Hoofdstuk 5 - Bouw- en verbouwingsubsidies Afdeling 1: Algemene bepalingen Artikel 21: § 1. De bouw- en verbouwingsmogelijkheden van jeugdlokalen worden als volgt ingedeeld: (Brand)veiligheid en omgeving - alle bouw- of verbouwingswerken in functie van brandveiligheid - maatregelen om parkeeroverlast te beperken of die zorgen voor een veilige toegangsweg - geluidsbeperkende maatregelen - inbraak en vandalisme bestrijdende maatregelen - alle maatregelen die de veiligheid van een jeugdlokaal verhogen nieuwbouw of verbouwing: - een nieuw op te trekken jeugdlokaal - aankoop van een bestaand gebouw dat als jeugdlokaal zal gebruikt worden - uitbreiding in benomen grondoppervlakte van een bestaand jeugdlokaal - aanpassen van de functionaliteit van het gebouw n.a.v. gewijzigde behoeften noodzakelijke (onderhouds)werken: werken welke noodzakelijk zijn om - het gebouw te vrijwaren tegen algemene degradatie bv. tocht, vochtinsijpeling, glasbreuk,... - te voldoen aan bepaalde normen: veiligheid, milieu, elektrische installatie,... verfraaiingskosten: - herschilderen, vervangen van lichtarmaturen, ... Duurzaam opgestelde materialen - Duurzaam vast opgestelde materialen die de werking van de vereniging ondersteunen. (vooraf) § 2. De extra middelen voor (brand)veiligheid genieten een tijdelijk karakter. Deze extra middelen worden voorzien zo lang het trekkingsrecht voor de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur vanuit de Vlaamse overheid wordt gegarandeerd. Artikel 22: § 1. Komen in aanmerking voor een toelage: ieder erkend jeugdwerkinitiatief, alsook de verenigingen of instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten en tot wiens doel het o.a. behoort huisvesting te verschaffen voor erkende plaatselijke jeugdwerkinitiatieven. Artikel 23: § 1. De werken aan nieuwbouw, verbouwing, brandveiligheid, omgevingsmaatregelen en
duurzaam opgestelde materialen mogen op het ogenblik van de aanvraag nog niet begonnen zijn, tenzij hoogdringendheid kan ingeroepen worden. § 2. Voor zover de werken dit vereisen dient men in het bezit te zijn van een regelmatige bouwvergunning. § 3. Een positief advies van de jeugdraad is vereist. § 4. Indien de gevraagde subsidie voor de bouw- of verbouwingen € 10 000 overstijgt dient het jeugdwerkinitiatief: ofwel de grond waarop het gebouw wordt opgetrokken in eigendom te hebben, ofwel de grond waarop het gebouw wordt opgetrokken in erfpacht te hebben, of hierop opstalrecht te genieten waarvan de looptijd van het contract nog minstens 15 jaar bedraagt, ofwel de grond waarop het gebouw wordt opgetrokken in huur te hebben, waarvan de duur van het contract nog minstens 15 jaar bedraagt. Bovendien dient de eigenaar van de grond aan het recht van natrekking (het vermoeden dat de eigenaar van de grond ook de eigenaar van het gebouw is) te verzaken. § 5. Indien de gevraagde subsidies voor de bouw- of verbouwingen tussen de € 5 000 en € 10 000 ligt dient het jeugdwerkinitiatief: ofwel de grond waarop het gebouw staat in eigendom te hebben, ofwel de grond waarop het gebouw staat in erfpacht hebben, of hierop opstalrecht te genieten, waarvan de duur van het contract nog minstens 9 jaar bedraagt, ofwel het lokaal in huur hebben, waarvan de duur van het contract nog minstens 9 jaar bedraagt, ofwel de grond waarop het gebouw staat in huur hebben, waarvan de duur van het contract nog minstens 9 jaar bedraagt. Bovendien dient de eigenaar van de grond aan het recht van natrekking (het vermoeden dat de eigenaar van de grond ook de eigenaar van het gebouw is) te verzaken. Afdeling 2: De toelage voor de bouw of verbouwing Artikel 24: - Aanvragen van de toelage § 1. Voor nieuwbouw, verbouwing, brand(veiligheid), omgevingsmaatregelen en duurzaam opgestelde materialen: De aanvraag dient te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld, en dit voor de aanvang van
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 11
het subsidiejaar waarin men met de werken wil starten. Binnen de 2 maanden zal het College van Burgemeester en Schepenen, na onderzoek, de aanvragers op de hoogte brengen van de ondersteuning welke zij op basis van hun aanvraag en dit reglement zouden kunnen verwachten. Dit is echter slechts een raming, welke hen moet toelaten om hun plannen verder te concretiseren of bij te sturen.
Voor noodzakelijke (onderhouds)werken en verfraaiing: De aanvraag dient te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld. Een aanvraag die wordt ingediend tegen het einde van het subsidiejaar, wordt beschouwd als verfraaiing en een aanvraag in het begin van het jaar, wordt beschouwd als nieuwbouw. § 2. Als bijlagen dienen steeds gevoegd: Voor nieuwbouw, verbouwing, en omgevingsmaatregelen: plan van het (ver)bouwwerk met korte toelichting, afschrift van de bouwvergunning indien de werken dit vereisen, de nodige bewijzen inzake eigendom, erfpacht of huur, een raming der kosten, indien de werken over meer jaren gespreid worden, dient aangegeven dewelke in het subsidiejaar vallen. Voor Brandveiligheid: Bij de aanvraag voegt de jeugdvereniging: een omschrijving van de werken; een begroting met een kostenraming en een financiële planning; prijsoffertes. Voor werken waarvoor de kosten hoger zijn dan 5 500 euro (zonder BTW) moeten minstens drie offertes worden bijgevoegd of moet bewezen worden dat inspanningen werden gedaan om drie offertes te bekomen. De vereniging moet melden aan welke offerte zij de voorkeur geeft en waarom. De offertes moeten voldoende inlichtingen bevatten over de leverancier of de uitvoerder van de werken: naam en adres van de firma, contactgegevens, registratienummer, BTW-nummer en handelsregisternummer; een kopie van de polis van de brandverzekering en een bewijs van betaling van de premie voor de lopende periode; een kopie van de stedenbouwkundige vergunning of een bewijs dat deze niet vereist is, indien gevraagd door de jeugddienst.
Voor duurzaam opgestelde materialen en noodzakelijke (onderhouds)werken en verfraaiing: korte toelichting de noodzakelijke bewijsstukken Artikel 25: - Berekeningswijze van de toelage § 1. Het globale budget wordt als volgt verdeeld over de verschillende soorten van infrastructuurwerken: Brandveiligheid en omgeving: 40 % Nieuwbouw en verbouwing: 42 % Noodzakelijke (onderhouds)werken: 12 % Verfraaiingswerken: 06 % Voor het bepalen van de toelage komen alle kosten in aanmerking betreffende de werken die via dit reglement betoelaagd kunnen worden, voor zover zij deugdelijk bewezen worden. Eventuele gratis verwerkte materialen, alsook gratis gepresteerde werkuren of diensten komen niet in aanmerking. In een verslag dient te worden aangeduid welke werken uitgevoerd werden, met de bijhorende kosten. Dit verslag dient samen met de betalingsbewijzen ingediend te worden. Enkel de betalingsbewijzen op naam van de aanvragende vereniging/instelling en gedateerd in het betreffende subsidiejaar, zullen in aanmerking komen. § 2. Indien de effectieve kost meer dan 20% afwijkt van de geraamde kosten (die bepaald werd volgens artikel 23), zal de jeugdraad een advies met betrekking tot de betoelaging verschaffen aan het College van Burgemeester en Schepenen. Het College van Burgemeester en Schepenen zal de beslissing nemen op welke basis de subsidies zullen worden berekend, rekening houdend met de bepalingen in artikel 25, § 1 en § 3. § 3. De toelage voor (brand)veiligheid bedraagt maximum 75 % van de kosten. De toelage voor de andere categorieën bedraagt ten hoogste 50 % van de kosten.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 12
Hoofdstuk 6 - Energiesubsidies
Hoofdstuk 7 – Subsidiëring van jeugd- en cultuurprojecten.
Afdeling 1: Algemene bepalingen. Afdeling 1: Algemene bepalingen. Artikel 26: § 1. Komen in aanmerking voor de subsidie: ieder erkend jeugdwerkinitiatief, dat aan de algemene voorwaarden voldoet. Artikel 27: - Algemene voorwaarden: § 1. Als energiekosten wordt iedere energie aangewend voor verwarming en verlichting van de lokalen bedoeld. Het waterverbruik komt eveneens in aanmerking. Afdeling 2: Energie subsidie. Artikel 28: - Aanvragen van de subsidie § 1. De aanvraag dient te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld. § 2. Als bijlage dienen steeds de betalingsbewijzen gevoegd. Artikel 29: - Berekeningswijze van de subsidie § 1. De toelage voor de energiekosten bedraagt ten hoogste 75 % van de effectief gemaakte kosten. Verenigingen die rechtmatig hun lokalen verhuren dienen verplicht een vergoeding voor de energiekosten te vragen aan de huurders. Dit bedrag moet in mindering gebracht worden van het totaal van alle facturen van het afgelopen jaar. Het resterende bedrag zal aan maximum 75 % betoelaagd worden. De jeugddienst behoudt zich het recht te allen tijde een waarnemer ter controle uit te sturen. Bij betwisting is artikel 6, § 1 van dit reglement van toepassing. De subsidie kan nooit de effectief gemaakte kosten overstijgen.
Artikel 30: § 1. Kunnen een beroep doen op de subsidie: De erkende en gesubsidieerde jeugdwerkinitiatieven indien het project de reguliere werking overstijgt. Activiteiten die niet door een JWI georganiseerd worden, kunnen voorgelegd worden aan de jeugdraad die een gepast advies zal uitbrengen. Artikel 31: - Algemene voorwaarden § 1. Onder project wordt elke op zichzelf staande activiteit verstaan, die voldoet aan volgende voorwaarden: Het moet een eenmalige opzet per subsidiejaar kennen. Het is beperkt in tijd en ruimte; begin- en eindpunt zijn bepaald. Het is van een openbaar karakter, het is toegankelijk voor alle jongeren van de gemeente Brecht. Het project vindt plaats op grondgebied van Brecht. De doelstelling moet welomschreven en gemotiveerd zijn. De jeugddienst behoudt zich het recht te allen tijde een waarnemer naar het project te sturen. Het project mag niet gesubsidieerd worden door een andere instantie Puur commerciële activiteiten zoals bals, fuiven, e.d. komen niet in aanmerking voor betoelaging. Activiteiten die kaderen in een totaalprogramma (bvb. wijkfeesten, dansfeesten, bals, fuiven,...) komen dus NIET in aanmerking voor de subsidie. Het project moet georganiseerd worden buiten de schooluren en niet in schoolverband. Een project kan als jeugdproject erkend worden wanneer het zich uitsluitend richt op een doelpubliek tussen 3 en 25 jaar. Een project kan als cultuurproject erkend worden als het zich voornamelijk richt op een doelpubliek tussen 3 en 25 jaar en deel uit maakt van één van de volgende kunstvormen: Instrumentale en vocale live muziek (orkesten, koren, pop-, folk-, jazz- en rockgroepen, experimentele muziek, ...). Kleinkunst en volksmuziek. Toneel en woordkunst (poëzie, cabaret, voordracht, ...). Ballet en lichaamsexpressie (dans, choreografie, mime, volksdans, klassiek en modern ballet, ...). Poppenspel.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 13
Zowel culturele voorstellingen met professionele medewerkers, als culturele “wedstrijden” waarvan het openbare karakter duidelijk aantoonbaar is, komen voor dit reglement in aanmerking. Artikel 32 wat komt in aanmerking voor subsidies? Enkel de kosten met betrekking tot het project komen in aanmerking, namelijk: huurgelden van infrastructuur en de daaraan gekoppelde kosten; promotiekosten; verzekering; uitkoopsommen, honoraria van sprekers en kosten van lesgevers; auteursrechten; huur van spel- en sportmateriaal dat kadert binnen een doelgerichte activiteit.
§ 2. Indien het voorziene krediet niet voldoet aan de aanvragen die vooraf zijn ingediend, is artikel 4 van dit reglement van toepassing. § 3. Indien blijkt dat onjuiste gegevens worden verstrekt of indien de voorwaarden tot dit besluit niet worden nageleefd, kan de gemeente, op advies van de jeugdraad, de subsidie gedeeltelijk of geheel weigeren.
Afdeling 3: Subsidie voor jeugd- en cultuurprojecten. Artikel 33: - Aanvragen van de subsidie § 1. De aanvraag dient te gebeuren via het formulier, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld, en dit volgens art. 4 § 2. Aanvragen welke nadien nog toekomen, kunnen alsnog van een subsidie genieten voor zover het beschikbare krediet dit nog toelaat. Indien het project in september plaatsvindt, is het noodzakelijk de aanvraag in te dienen voor de laatste werkdag van de maand mei voorafgaande aan het project. § 2. Als bijlage dient steeds gevoegd: naam en contactgegevens van de organisatoren van het project, nauwkeurige beschrijving van of toelichting bij het project, motivatie van de organisatoren, begroting, Na afloop dient steeds te worden ingeleverd: evaluatieverslag, financieel verslag, gestaafd met alle nodige bewijsstukken: contracten, facturen, kwijtschriften, … de voor het drukwerk gemaakte onkosten kunnen niet gesubsidieerd worden volgens dit reglement, voorbeelden van de publiciteit. Dit alles maakt de aanvraag pas compleet. Artikel 34: - Berekeningswijze van de subsidie § 1. Op basis van de beschrijving en de bijgevoegde begroting wordt per aanvraag een subsidie bepaald. De toelage kan nooit meer bedragen dan 40 % van de reële bewezen subsidieerbare kosten met een maximum van € 500 per initiatiefnemer per subsidiejaar. Een zelfde project kan maximaal 3 jaar gesubsidieerd worden.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 14
Hoofdstuk 8 –Security
Afdeling 1: Algemene bepalingen. Art35: Een jeugdvereniging die een fuif organiseert heeft recht op gedeeltelijke terugbetaling van de security onkosten. Volgende gegevens dienen ingevuld op of bijgevoegd bij het aanvraagformulier vooraf: Naam vereniging, naam & adres aanvrager Datum, adres en naam van de fuif Naam, adres securityfirma Bewijs erkende security firma Na afloop dient steeds te worden ingeleverd: Financieel overzicht met de nodige bewijsstukken (facturen)
hoofdstuk 9: Overgangsmaatregelen Artikel 37: § 1. Dit reglement heft het vorige gemeentelijke reglement betreffende de erkenning en subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk volledig op. § 2. Dit reglement treedt in werking vanaf xxxxxxxxxxxxxxx Artikel 38: § 1. Er wordt een uitzondering toegekend voor de subsidieaanvragen van 2011 betreffende hoofdstuk 5 van dit reglement. DIT REGLEMENT WERD GOEDGEKEURD DOOR DE GEMEENTERAAD IN ZITTING VAN $$$$$$$$$$$$$$$$$$
Artikel 36 Berekeningswijze van de subsidie Van de totale eindfactuur wordt 40 % terugbetaald met een maximum van 500 euro per organisatie.
Gemeentelijk reglement betreffende de erkenning en de subsidiëring van het plaatselijke jeugdwerk van $$$$$$$$$$$$$$$ – Blz 15