Lvg-instellingen voorzien in eigen cursus
Opleiden op eigen kracht De Basiscursus LVG (licht verstandelijk gehandicapten) is het resultaat van een samenwerkingsprogramma tussen drie lvg-instellingen. Aanleiding: de aanhoudende klachten vanuit sleutelfiguren in de organisaties over tekorten in de opleiding van de beginnende groepsleiders. Marjon van Weersch en Ineke Roos peilen de bevindingen van deelnemers en opleiders.
D
e bibliotheek van het voormalig seminarie Bovendonk in het Brabantse Hoeven, vlak bij Roosendaal, is een prachtige ruimte. Door de gebrandschilderde ramen valt het licht op de duizenden boeken in de metershoge kasten langs de muren. Een inspirerende plek voor de Basiscursus voor startende groepsleiding in de residentiële hulpverlening aan licht verstandelijk gehandicapte jongeren. Maar wel wat lastig te bereiken per openbaar vervoer. ‘Wie is vanochtend met de trein gekomen?’, vraagt Corné de Graaf, gz-psycholoog van de Koraal Groep en een van de docenten van de vijfdaagse cursus, aan de deelnemers. ‘Ga eens na wat je daar allemaal voor hebt moeten doen’, vervolgt hij. ‘Gisteravond je wekker op de juiste tijd instellen. Vanochtend op tijd je bed uit en vervolgens in de goede volgorde allerlei acties plegen – wassen, aankleden, ontbijt klaarmaken, tandenpoetsen, spullen pakken. Naar het station gaan. Een kaartje kopen uit de automaat. Zeker weten dat daarvoor genoeg geld op je chipknip staat. Kijken waar je moet overstappen, uitzoeken welk perron je moet hebben. Wachten op de trein, want er is vertraging. En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Voor onze jongeren zou
38 • SOZIO 74, februari 2007
een dergelijke reis talloze struikelblokken bevatten. De normale dingen van het dagelijks leven maken de wereld voor hen soms erg ingewikkeld.’ Corné gebruikt dit voorbeeld aan het begin van het lesblok over het competentiegericht werken. Competenties zijn een combinatie van kennis, vaardigheden en attitude. Groepsleiders leren tijdens de Basiscursus onder andere hoe ze kunnen werken aan competentievergroting van licht verstandelijk beperkte jongeren. En daarbij werken ze ook stevig aan hun eigen repertoire aan kennis, vaardigheden en attitude.
Complexe doelgroep De Basiscursus LVG is één van de resultaten van een samenwerkingsprogramma tussen drie lvginstellingen: Kwadrant, dat met name zorg biedt in het midden, oosten en westen van het land, St. Anna-Gastenhof in Limburg en het Brabantse Saltho. Sinds de zomer van 2006 zijn de twee laatstgenoemde instellingen gefuseerd in de Koraal Groep. Deze cursus, van twaalf dagdelen plus twee overnachtingen, is sinds 2005 driemaal uitgevoerd door opleiders en cursusleiding uit de eigen instellingen.
foto: koraal groep
REPORTAGE
Cursisten voeren een opdracht uit.
Telkens aan een groep van rond de veertig deelnemers uit die verschillende instellingen, geworven via hun leidinggevenden. De aanleiding voor de ontwikkeling van deze cursus vormden de aanhoudende klachten vanuit sleutelfiguren in de organisaties over tekorten in de opleiding van de beginnende groepsleiders. Die zijn onvoldoende toegerust op het werken met deze complexe doelgroep. Een complexiteit die alleen maar toeneemt. Het is ook in dit blad al eerder gezegd: het grootste misverstand over licht verstandelijk gehandicapte jongeren is dat het woord licht verwijst naar de zwaarte van de problematiek (SoziO nr. 71, p.45, red.). Juist bij deze groep is er veelal sprake van meervoudige problemen, ook al is dat voor de buitenwereld vaak niet zichtbaar. De cursus is bedoeld voor groepsleiders die minder dan twee jaar geleden zijn gestart met residentiële hulpverlening in de lvg-sector. Ze hebben de SPW4 of de hbo-SPH afgerond of zijn daar nog mee bezig. De inhoud is gebaseerd op een peiling van de scholingsbehoefte bij de doelgroep, een verkenning van het huidige onderwijsaanbod en de wensen vanuit de directies. Bovendien sluit het programma zo veel mogelijk
aan bij the state of the art van de vakspecialismen in de lvg-sector.
Sceptisch Rene Jagt heeft in de justitiële zorg gewerkt voordat hij als groepsleider in de lvg-sector aan de slag ging. ‘Voor mij heeft deze Basiscursus status omdat ik er in mijn werk veel aan heb. Ik heb in mijn loopbaan talloze cursussen gevolgd en over het resultaat was ik vaak sceptisch. Deze cursus maakt een verschil van dag en nacht’, zegt hij. Rene vertelt dat hij na de cursus anders omgaat met zijn mentorjongere, een kind met PDD-NOS. ‘De beperkingen in zijn informatieopname vormen een belangrijke handicap voor deze jongere. In de cursus hebben wij zelf aan den lijve ondervonden hoe het is om informatie slechts beperkt tot je te kunnen nemen. We moesten bijvoorbeeld geblinddoekt aan de hand van mondelinge aanwijzingen een constructie van legoblokken in elkaar zetten. Zo’n oefening laat je echt voelen, hoe belangrijk het is dat je dingen voor je ziet. En voor veel lvg-jongeren geldt dat des te sterker.’ Ook de kennis over de verschillende stoornissen waar lvgjeugdigen mee kunnen kampen, past Rene in de
›››
SOZIO 74, februari 2007 • 39
›››
praktijk toe. ‘Voor de cursus bekeek ik alle jongeren toch eigenlijk op dezelfde manier, nu ik weet hoe zeer hun problemen kunnen verschillen, let ik daar veel beter op. En dat levert mij echt meer inzicht in het gedrag van de jongeren op.’ De ervaringen van deze ex-deelnemer illustreren het leerconcept dat aan de cursus ten grondslag ligt. Hierin gaan geëngageerd leren en professioneel ontwikkelen hand in hand. Dit betekent dat in de opzet van het programma en de werkwijze van de cursusleider en de docenten naast de overdracht van professionele kennis een stevig accent wordt gelegd op een persoonlijke verbinding met de materie. Er is veel ruimte voor actief ervaren, betekenisgeving en toepassen. Leren krijgt pas werkelijk waarde, zowel voor de deelnemer zelf als voor zijn of haar directe praktijk, wanneer niet alleen de bagage aan kennis en vaardigheden verstevigd wordt, maar ook de attitude en de eigen positionering geraakt en beïnvloed wordt. Rob Mulder is systeemtherapeut bij Kwadrant en verzorgt in de Basiscursus een blok over sys teemgericht werken. Groepsleiders die werken in een residentiële setting binnen de lvg-zorg staan midden in een krachtenveld, legt hij uit. ‘De groepsleider komt in een positie tussen het
ADVERTENTIE
UMV[MVSMVVQ[
8W[\PJWWXTMQLQVOMVWI"
)]\Q[UM ;MS[]WTWOQM /MLZIO\PMZIXM]\Q[KPUMLM_MZSMZ /ZWMX[\PMZIXM]\Q[KPUMLM_MZSMZ ;a[\MMU\PMZIXM]\Q[KPUMLM_MZSMZ
3QRS^WWZKWUXTMM\IIVJWLWX"
___ZQVWOZWMXVT[XP 8W[\J][dGN=\ZMKP\ \ dMZQVW(ZQVWOZWMXVT
kind en de ouder en de rest van het gezin te staan. In dat brandpunt van contacten spelen gevoelens van loyaliteit, schuld en schaamte een rol. De attitude die je als groepsleiders in dat dynamisch proces meeneemt is van wezenlijk belang. Ik probeer hun te leren daarbij uit te gaan van een not knowing position. Ga vanuit een open vraagstelling de ontmoeting met de jongere en zijn of haar gezinssysteem aan. Wat betekent het voor het kind als je het niet kunt vinden met zijn vader en moeder? Wat betekent het voor ouders als je hun kind voortdurend moet straffen vanwege het gedrag?’ Geen eenvoudige vragen en de antwoorden liggen niet zomaar voor de hand. Rob probeert voor de cursisten een model te zijn. ‘Dat doe ik ook door me tijdens de cursus dingen hardop af te vragen. Door bijvoorbeeld te zeggen, ik weet het antwoord op deze vraag nu ook even niet. Kan iemand me hierbij helpen? Dat wordt vergemakkelijkt doordat ik mij ‘onder ons’ voel. Zowel de docenten als de cursisten mogen een steekje laten vallen en daar maak je de praktijk bespreekbaar mee.’ Het feit dat de docenten van de Basiscursus afkomstig zijn uit een pool van twintig ervaren professionals uit de eigen instellingen, waarderen de deelnemers, blijkt uit hun evaluatie. ‘Zij weten waar ik het over heb en ik weet waar zij het over hebben’, aldus een cursist. ‘Wij zijn geen trainers die het ergens hebben gelezen of die praten over ervaringen van tien jaar geleden’, zegt Rob. ‘Wij zitten midden in de praktijk. Nadat ik mijn lesblok heb gegeven, stap ik meteen weer een gezin in.’
Haalbare stappen Groepsleiders hebben een grote behoefte aan praktijkkennis, zegt Marc Huijnen, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige van de Koraal Groep. ‘En dat red je niet alleen met boeken, met theorie. We weten allemaal wel dat het cognitieve en sociaalemotionele niveau van lvg-ers beperkt is, maar wat houdt dat in de dagelijks praktijk in?’ Daarom is het eigenlijk jammer dat de inservice-opleidingen niet meer bestaan, vervolgt Marc. ‘Deze Basiscursus brengt daar iets van terug en dat werkt perfect’. Marc verzorgt in de cursus samen met een collega het lesonderdeel Oplossingsgericht Werken. De kern van deze methode is dat er niet zozeer wordt geprobeerd om problemen uit de weg te ruimen, maar dat er met kleine, haalbare stappen aan oplossingen wordt gewerkt. Oplossingen die de jongeren vaak al in huis hebben, maar waar in de hulpverlening niet altijd oog voor is. ‘Denk andersom’, houdt Marc de deelnemers van de cursus voor. ‘Natuurlijk, voor een groepsleider is het belangrijk om te zoeken waar het misgaat, maar dat is niet het belangrijkste. Zoek
foto: Bigstockphoto.com
REPORTAGE
uit wat jongeren goed kunnen en vergroot dat uit.’ Marc en zijn collega spelen twee keer dezelfde casus. De manier waarop de hulpverlener zijn cliënte begroet – ‘Ben je daar weer? Wat heb je nu weer uitgespookt?’ – geven de toon en aanpak al aan. Heel herkenbaar, aldus enkele cursisten. Dat is de manier waarop in de dagelijkse praktijk vaak wordt gereageerd als een jongere problemen
In 2006 kende de Basiscursus de volgende onderdelen (alle items in relatie tot de lvg-jeugdige): • Ontwikkeling in lichamelijk, cognitief, sociaal-emotioneel en neurofysiologisch opzicht • Psychodiagnostisch onderzoek • Wetenschappelijk onderzoek • Psychiatrische stoornissen • Competentievergroting • Sociale cognitie en sociale vaardigheden • Ervaringsgericht werken • Systeemgericht werken • Innovatief oplossingsgericht werken • Wettelijk kader • Behandeling in gedwongen kader • Consultatiemogelijkheden in het netwerk.
heeft. De tweede maal is de toonzetting heel anders. ‘Kom binnen. – Ik ben benieuwd hoe het op je stage gaat. – Leuke ketting heb je trouwens om. – Van wie heb je die? – Van je vriend? – Maar die is nu niet meer je vriend? – De ketting heb je in ieder geval nog wel.’ De ontspannen toon, de humor en de oprechte belangstelling zorgen ervoor dat de jongere wel over andere dingen moet nadenken en afgeleid wordt van de negatieve gedachtestroom. En het werkt. Dat merken ook de cursisten die de casus volgens de tweede aanpak naspelen. ‘Het was mijn rol om negatief te zijn. Om alles stom te vinden en niks te willen’, zegt een deelnemer die de rol van de cliënt speelde. ‘Maar de andere benadering van de groepsleider maakte het eigenlijk onmogelijk om in die negatieve rol te blijven zitten.’ De deelnemers zijn erg geïnteresseerd in de mogelijkheden die het Oplossingsgericht Werken biedt. ‘Ik zou hier wel de hele dag op door kunnen gaan’, is een opmerking die vanuit verschillende kanten valt te beluisteren.
‘Wachten op de trein, want er is vertraging. Voor onze jongeren zou een dergelijke reis talloze struikelblokken bevatten. De normale dingen van het dagelijks leven maken de wereld voor hen soms erg ingewikkeld.’
Kanttekening En dat geldt voor meerdere onderdelen. Het is een kanttekening die groepsleidster Hilda Bunskoeke na het volgen van de Basiscursus maakt. ‘Het blok over psychiatrische stoornissen vond ik bijvoorbeeld waanzinnig interessant, maar ook dat duurt maar tweeëneenhalf uur. Het blijft natuurlijk een basiscursus.’ Hilda gaat daarom met haar team-
››› lees verder op pagina 43
SOZIO 74, februari 2007 • 41
ADVERTENTIE
Phorza *Visie & Nieuws Kijk ook op www.phorza.nl
Op zoek naar de ziel van ons werk Een gek kan meer vragen stellen dan tien geleerden kunnen beantwoorden. Spelend met dit Nederlandse gezegde kan je echter ook zeggen dat geleerden en andere veelweters meer competenties kunnen verzinnen dan een professional kan waarmaken. Het is in de sociaal-agogische sector nog steeds in om voor het kleinste verschil in naam en inhoud een “eigen” beroepsprofiel te verzinnen. Even heb ik gedacht dat de nieuwe beroepenstructuur 1 het fundament voor professionele eenheid zou worden. Als ik echter de stapel beroepsprofielen zie waarop die nieuwe structuur gebouwd is, dan weet ik dat mijn fantasie met mij op de loop is gegaan. Het opsplitsen van het sociaalagogische beroep in een bijna onbeperkt aantal competenties, roept bij mij het beeld op van het werk van die oude filosofen die in de ontleding van het menselijk lichaam dachten de menselijke ziel te kunnen vinden. Zij bedachten zelfs onderzoekingen waarin het menselijk lichaam vlak voor en vlak na overlijden van iemand werd gewogen. Een eventueel (negatief) verschil zou dan bewijzen dat de ziel/de geest het lichaam inmiddels had verlaten. En denk nu niet dat zoiets alleen maar in een ver en grijs verleden mogelijk was. De filosoof Descartes met zijn verdeling van de mens in een ziel en een lichaam (de ziel zou in de alvleesklier zijn gezeteld) heeft ons een wijze van denken aangereikt die het tot op de dag van vandaag moeilijk maakt de mens als één geheel te zien. En elke geloofsovertuiging gaat ook meer of minder uitdrukkelijk uit van een verdeling tussen geest (het spirituele, goddelijke, eeuwige) en lichaam (het dierlijke, laagbij-de-grondse, vergankelijke). Goed werk Er werken heel veel mensen in de domeinen zorg en welzijn. Toekomstverkenningen van het Verweij-Jonker Instituut2 hebben duidelijk gemaakt dat maatschappelijke ontwikkelingen zoals vergrijzing en verkleuring van de samenleving, toenemende risico’s van het moderne leven en inkrimping van de verzorgingsstaat de vraag naar sociaal-agogische professionals wel anders maar niet snel minder zal maken. Het belang van al die sociaal-agogische handen aan het bed van de samenleving staat dus niet ter discussie. Met z’n allen doen we goed en belangrijk werk voor de samenleving. Maar het lijkt moeilijk om daar (politiek en maatschappelijk) ook echt de handen voor op elkaar te krijgen. Onlangs besloot het openbaar ministerie om de gezinsvoogd van Savanna te vervolgen in verband met de dood van dat meisje. Pas een enorme manifestatie van de Belangenvereniging Medewerkers Jeugdzorg (BMJ) zorgde voor aandacht van politiek en media en uiteindelijk voor meer middelen. Maar erkenning en waardering moet toch niet afhankelijk zijn van dergelijke voorvallen. Waarom slagen andere beroepen (onder andere medische, juri-
dische, financiële, technische enzovoort) er wel in om serieus te worden genomen en de sociaal-agogische beroepen niet? Het waarschijnlijke antwoord is dat sociaal-agogische beroepen niet spectaculair zijn zoals andere beroepen dat zijn. Het sociaalagogische is teveel verbonden met het alledaagse. Het is zelfs bij uitstek de kunst van het alledaagse. En de basis van het beroep, de ziel ervan, ligt op de eerste plaats besloten in het vermogen van de professional de mogelijkheden maar ook de listen en lagen van dat alledaagse te begrijpen en te hanteren. Het is hetzelfde alledaagse waarmee ouders hun kinderen opvoeden zonder daarvoor een andere opleiding te hebben gevolgd dan die van het leven zelf. Dat zijn de kernkwaliteiten waar de nieuwe beroepenstructuur het over heeft. Formulering van competenties, ontwikkeling van instrumenten, vastlegging van elke beweging, voortdurend afleggen van verantwoording. Mooi, belangrijk. Maar het leidt tot niets indien een professional de kunst van het alledaagse (of van de aandachtige nabijheid 3) niet beheerst. Sociale intelligentie, dat is de ziel van het sociaal-agogische vak. De inhoud wordt steeds weer opnieuw gerealiseerd in de ‘interactieve’ relatie tussen beroepskracht en zijn/haar cliënt of cliëntgroep. Kenmerk van het alledaagse is dat het niet (meer) opvalt. Totdat er iets misgaat of totdat die alledaagse ondersteuning wegvalt. Het wordt tijd dat er weer eens in solidariteit wordt geïnvesteerd. Zonder ons allen staat de samenleving er echt een stuk slechter voor. Het nieuwe jaar is alweer op streek maar ik wens U alsnog wijsheid, mededogen en volharding toe. Ed Oudejans, voorzitter Phorza 1.
Klaar voor de Toekomst: Een nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang. NIZW beroepsontwikkeling, Utrecht, 2006. 2. Vliet, K. van e.a. Toekomstverkenning ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Verweij-Jonker Instituut, Utrecht, 2004 3. Andries Baart. Een theorie van de presentie. Lemma, Utrecht, 2001. Bereikbaarheid Phorza
Secretariaat: Nieuwe Keizersgracht 45 1018 VC Amsterdam Telefoon: 020 4277526 e-mail:
[email protected] Internet: www.phorza.nl
REPORTAGE ›››
leider de mogelijkheid bespreken om de psychiater op de leefgroep uit te nodigen om zo dieper in te gaan op bijvoorbeeld de betekenis van aandoeningen als ADHD en hechtingsstoornissen. De overdracht naar de dagelijkse werksituatie is een centraal aandachtspunt in de Basiscursus. De beoogde vergroting van de vakbekwaamheid van de groepsleiders moet er uiteindelijk voor zorgen dat collega’s en cliënten, en dus het primair proces, profijt hebben van dit cursustraject. De evaluatieformulieren die de cursisten na afloop van de cursus invullen, wijzen er onder andere op dat de cursus een impact heeft op hun attitude. Zo geven meerderen aan vaker te willen kijken naar mogelijkheden van jongeren en daar meer op te willen focussen in plaats van op de beperkingen. ‘Natuurlijk vindt die omschakeling niet van de ene op de andere dag plaats’, zegt groepsleidster Peggy Muskitta. ‘Ik zal ook niet met alle onderwerpen iets gaan doen, maar met sommige onderdelen ga ik zeker aan de slag’, vervolgt ze. ‘Het oplossingsgericht werken van Marc sprak me bijvoorbeeld erg aan. Door de manier waarop hij daarover vertelde, zag ik meteen voor me hoe ik daar zelf mee zou kunnen werken. Ook het sys teemgericht werken van Rob heeft mij aan het denken gezet over de manier waarop ik in de ondersteuning het gezin erbij kan betrekken.
‘Bel me, mail me’ De overdracht naar de werksituatie blijft van wezenlijk belang om het geleerde te laten beklijven. De opzet van de cursus nodigt daartoe dan ook op verschillende manieren uit. Docenten staan bijvoorbeeld ook na de cursus open voor contact. ‘Ik ben een collega van jullie’, zegt Rob wanneer hij de cursus opnieuw bezoekt om het huiswerk terug te koppelen. ‘Bel me, mail me, als je vragen hebt over hoe iets aan te pakken.’ De vraag rijst in hoeverre een andere attitude of nieuwe vaardigheden in een cursus van twaalf dagdelen kunnen worden aangeleerd. ‘Dat kan alleen maar als deze cursus een wezenlijk onderdeel is van het dagelijks werk’, erkent Rob. ‘Het geleerde moet doorontwikkeld worden.’ Marc onderschrijft dit: ‘Het is heel belangrijk dat dit in de praktijk wordt voortgezet. Wie neemt het over? Dat vraagt om organisatorische voorwaarden.’ Deels voorziet de huidige opzet van de Basiscursus hier ook al in. Aan de leidinggevenden van de deelnemers wordt door de cursusleider Hans Friederichs expliciet steun gevraagd bij het bevorderen van transfer naar de alledaagse praktijk. Deze directe leveranciers van de cursisten worden door hem voorafgaand, tijdens en na afloop van het cursustraject van de gang van zaken op de hoogte gehouden. Momenteel wordt gewerkt aan een systeem om de doorwerking van de cursus op
Schieten de opleidingen tekort? Waarom hebben beginnende groepsleiders die net hun mbo- of hbo-opleiding met een diploma hebben afgerond, een basiscursus nodig? Discussieer mee op www.sozio.nl . Zie ook het redactioneel op pag. 2. (red.)
de werkvloer systematisch te volgen. De leidinggevende van de cursist is daarbij de regisseur bij uitstek. Maakt hij of zij ruimte voor intervisie en werkbegeleiding? Bestaat er een open en lerende omgangscultuur waarin het goed kennis delen is? Krijgt startende groepsleiding de ruimte voor een eigen inbreng? Is het mogelijk om nieuwe werkwijzen uit te proberen? In de praktijk beantwoorden leidinggevenden deze vragen nogal eens reflexmatig met ‘daar zijn we te druk voor’. Maar de alledaagse bedrijfsprocessen zijn rijk aan aangrijpingspunten. Een groepsleider die in de Basiscursus kennis over autisme heeft opgedaan, kan bijvoorbeeld mentor worden van die nieuwe jongere met een autistische stoornis. Op de reeds geplande teamintervisie kan een cursist uitleggen hoe het gezinssysteem van een kind in een aanschouwelijk genogram kan worden weergegeven. Maar uiteindelijk is het natuurlijk vooral de motivatie en het zelfsturend vermogen van de cursist die bepalen of de transfer naar de praktijk gerealiseerd wordt. Zoals groepsleider Michael Veneman zegt, is het aan de groepsleiders zelf wat ze met de vele onderwerpen die aan bod zijn gekomen, gaan doen. ‘Ik ben in ieder geval geprikkeld om meer te leren en het is aan mij om me daar verder in te verdiepen. Ik heb binnenkort een afspraak met de cursusleider om daar eens verder over te praten.’ • over de auteur Ineke Roos, specialist in leren en ontwikkelen, werkzaam als consultant organisatie-ontwikkeling voor Kwadrant en ’s Heeren Loo. Betrokken bij het programma management van de kennisprojecten in de samenwerking tussen Koraal Groep en Kwadrant. In opdracht van de directies van Koraal Groep en Kwadrant heeft zij het concept van dit opleidingsproduct ontworpen. Marjon van Weersch, sociaal pedagoog en journalist, werkzaam als communicatieadviseur bij Kwadrant en ’s Heeren Loo.
De cursus kent sinds mei 2006 een brancheerkenning van de Stichting Arbeidsmarkt Gehandicaptenzorg.
SOZIO 74, februari 2007 • 43