De teksten behorende bij de expositie
Luchtalarm, Emden tijdens WO2 Te zien in het Museum Stad Appingedam van 22 april tot 17 juli 2005
Samensteller: J.G.W. Stok, Delfzijl
Inleiding 60 jaar na de bevrijding van Nederland zijn er geluiden om de Duitse bevolking te betrekken bij de vieringen in mei. Het 60-jarig bevrijdingsjubileum is misschien een juist moment om, naast de traditionele bevrijdings-exposities, aandacht te schenken aan de gevolgen van de oorlog voor de Duitse burgers. Dat het Nazi-regime van Adolf Hitler over Europa veel ellende heeft veroorzaakt is voor iedereen duidelijk. Minder zichtbaar is hoe de eigen, Duitse, bevolking deze periode heeft ervaren. Met name de burgers in de steden kregen het flink te verduren door de luchtaanvallen van de geallieerden, maar ook door de onderdrukking van de mensen welke zich, ten tijde van WO-II, niet konden vinden in het regime van hun leider. Over deze periode in de Duitse geschiedenis zijn er nog veel verhalen en hebben voorvallen plaatsgevonden waar wij geen weet van hebben. Van de luchtaanvallen in Duitsland is echter wel een en ander bekend. De nabij gelegen Duitse stad Emden is ongeveer tachtig keer het doelwit geweest van de geallieerde luchtmachten. Oók aan de Nederlandse kant van de Eems is dat door de bevolking opgemerkt. Niet alleen door de vliegtuigen die aan- en afvlogen, maar door de parachutefakkels, de rookpluimen vanaf Emden, noodafworpen van bommen en vliegtuigen die tijdens een dergelijke aanval in de provincie aan de grond kwamen. Tevens was er (ter verdediging van Emden) luchtafweergeschut opgesteld bij Nansum, Delfzijl, Termunten en in de Carel Coenraad Polder. De activiteiten van dat geschut kon ook niet onopgemerkt blijven. De expositie ‘Luchtalarm, Emden tijdens WO2’ probeert een indruk te geven van de luchtaanvallen en de gevolgen voor de burgerbevolking in Emden.
De samensteller: J.G.W. Stok
De historie van Emden Emden is rond het jaar 800 ontstaan als handelsnederzetting aan de Eems. De stad, die in het begin niet groter was dan enkele huizen op een terp, heette oorspronkelijk Amuthon. In de Middeleeuwen groeide de plaats, die ook Embda, Emda en Embden genoemd werd, gestaag. Emden werd in de 12e eeuw de hoofdstad van het graafschap Eemsgo (of Emsgau), één van de drie graafschappen waarin Oost-Friesland was verdeeld. In 1252 werd Eemsgo verkocht aan de bisschop van Münster, maar in de praktijk had de bisschop nauwelijks iets te vertellen over de stad Emden en kende de stad een grote mate van onafhankelijkheid onder leiding van de familie Abdena. Aan het einde van de 14e eeuw schonk de provoost (opzichter van de legerplaats die de stad bestuurde) een groep piraten, bekend onder de naam Viktualienbrüder, het recht om hun buit op de markt van Emden te verkopen. Dit besluit leidde in 1402 tot een beleg van de stad door het naburige Hamburg dat de piraten, die hun oorspronkelijke basis in Helgoland hadden, actief bestreed. Pas in 1431 slaagde Hamburg erin de stad te veroveren met hulp van graaf Edzard Cirksena van Greetsyl. Hamburg hield Emden bezet tot 1453. Op 1 oktober 1464 (volgens een andere bron in 1454) kwam de stad in handen van Ulrich I Cirksena, die door keizer Frederik III van het Heilige Roomse Rijk tot graaf van Oost-Friesland benoemd werd. De stad Emden kreeg in 1495 een wapen toegekend. De gekroonde Harpyia staat symbool voor de graaf, die zijn vleugels uitstrekt over de stadsmuur en het water. Aan het einde van de 16e eeuw kende Emden een periode van grote bloei. Deze bloeiperiode werd onder meer veroorzaakt door de Spaanse blokkade van Nederlandse havens (waardoor de haven van Emden belangrijk werd), en de komst van duizenden vluchtelingen uit de Nederlanden. Deze protestantse vluchtelingen kwamen naar Emden om de vervolgingen door de Hertog van Alva te ontlopen. Emden was één van de eerste steden waar de reformatie had toegeslagen (1544). Het inwonertal van Emden verdubbelde in deze jaren tot ongeveer 16.000. Eén van de voornaamste Nederlandse vluchtelingen was de Calvinistische predikant Menso Alting, die predikant werd van de Grote Kerk. In 1571 was Emden gastheer van de eerste Synode van de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Rond 1590 ontstond er een meningsverschil tussen het stadsbestuur van Emden en graaf Edzard II van Oost-Friesland. De graaf vond dat de stad zich te zelfstandig opstelde en eiste gehoorzaamheid. Maar behalve een politiek-, kende het conflict ook een religieus deel. De graaf van Oost-Friesland was Luthers, het merendeel van de stad Calvinistisch. In de hoop dat Emden zich bij de Nederlandse opstand zou aansluiten, hitste de (Calvinistische) Menso Alting de bevolking op en verklaarde op 18 maart 1595 Emden zichzelf onafhankelijk. Op 15 juli van dat jaar erkende de graaf de semionafhankelijkheid van de stad bij het verdrag van Delfzijl. In 1597 erkende de Habsburgse keizer Rudolf II Emden als semi-onafhankelijke stad.
De opvolger van graaf Edzard II, graaf Enno III, probeerde in 1602 de stad opnieuw in te nemen. De stad riep daarop de hulp in van Nederlandse troepen. Op 8 april 1603 moest Enno III zijn nederlaag erkennen bij het verdrag van 's-Gravenhage. Bij dit verdrag erkende hij niet alleen de semi-onafhankelijkheid van de stad en stond hij toe dat een Nederlands garnizoen zich in de stad mocht vestigen, maar verplichtte hij zich zelfs tot het betalen van de onkosten van dit Nederlandse garnizoen. In 1609 brak er opnieuw een conflict uit tussen de stad Emden en de graaf van OostFriesland. De inwoners van de stad bezetten korte tijd de residentie van de graaf van Oost-Friesland. Op 24 mei 1611 werd het Akkoord van Osterhusen getekend, waarin de soevereniteit van de graaf van Oost-Friesland werd beperkt, de rechten van Emden (en andere steden) werden erkend en het Nederlandse garnizoen, dat in Emden gelegerd was, zich verplaatste naar het verder gelegen Leerort. Aan het belang van de haven van Emden kwam echter plotseling een einde toen de loop van de rivier de Eems onverwachts veranderde. De haven lag ineens drie kilometer van de rivier verwijderd en slechts met ingewikkelde ingrepen kon de verbinding tussen de haven en de Eems hersteld worden. De semi-onafhankelijke status van Emden duurde voort tot 26 mei 1744. Op die datum werd Oost-Friesland, inclusief Emden, geannexeerd door Pruisen. Het Nederlands garnizoen in Leerort verliet pas toen deze plaats. Hoewel Emden en omgeving formeel niet tot de Nederlanden behoorden, heeft de streek in de periode tussen 1602 en 1744 onder Nederlands protectoraat gestaan. In 1806 werd Emden weer Nederlands nadat Oost-Friesland werd toegevoegd aan het Koninkrijk Holland. In 1810 werd het Koninkrijk Holland in zijn geheel bij Frankrijk gevoegd en werd Emden tot hoofdstad van het departement Ems Oriental gemaakt. Drie jaar later, in 1813 werd de stad heroverd door het leger van Pruisen. Na de Franse nederlaag bij de Slag bij Waterloo in 1815 werd Emden bij het koninkrijk van Hannover gevoegd, om in 1866 weer terug te keren bij Pruisen. Sinds de vorming van Duitsland (1872) hoort Emden bij dit land.
De Geallieerden De RAF (Royal Air Force) Aanvankelijk opereerde de Britse luchtmacht overdag. Dat moest wel, want het navigeren in het nachtelijke duister was niet eenvoudig, en het was tevens erg moeilijk om het doel te herkennen. Men was in de veronderstelling dat een bommenwerper voldoende vuurkracht had om jagers op een afstand te houden. Na een luchtgevecht in de Duitse Bocht op 18 december 1939 waarbij 12 van de 22 Wellingtons werden neergehaald, werd op pijnlijke wijze duidelijk dat dit niet het geval was. De RAF werd gedwongen de bescherming op te zoeken van het nachtelijke duister. De moeilijkheden die ondervonden werden om een doel in het donker te vinden nam men voor lief. Zonder navigatieverlichting en in het duister was het een kwestie van goed uitkijken en een flinke dosis geluk om te voorkomen dat de vliegtuigen in de lucht tegen elkaar botsten. Elk toestel bleef individueel vliegen. De piloot had normaal gesproken, ongeacht zijn rang, het commando over het vliegtuig en zijn bemanning was verantwoordelijk voor het vinden en bombarderen van het doel. De bemanning van een bommenwerper was eigenlijk een zelfstandige operationele eenheid, en zelf volledig verantwoordelijk voor alle besluiten en acties van start tot landing. Een squadron commandant had, eenmaal in de lucht, weinig tot geen invloed op de andere toestellen van zijn eenheid. Precisiebombardementen bleven een groot probleem voor de RAF. Het was al een hele opgave om de juiste stad te vinden, laat staan een fabriek ín die stad. De enige manier om een relatief klein doel uit te schakelen was het plat bombarderen van de complete wijk waarin het doel zich bevond. ‘Area Bombing’ was een feit. In augustus 1942 ontstond in Groot Brittannië de Pathfinder Force (PFF). Dit elite korps van de RAF was min of meer een afspiegeling van de Duitse Pfadfinder, (Kampfgeschwader 100), die tijdens de Slag om Engeland succesvol gebruik had gemaakt van radiosignalen (Knickebein) en van brandbommen voor het bereiken, respectievelijk markeren van doelen. Directe aanleiding tot de oprichting van de PFF, was het gegeven dat in die tijd nog maar gemiddeld 40% van de Britse bommenwerpers in staat was precies het gestelde doel te vinden. Omdat de bemanningen van de bommenwerpers de ‘heksenketel’ boven het doel zo snel mogelijk achter zich wilden laten, werden de bommen regelmatig iets te vroeg afgeworpen. Om dat tegen te gaan werd het gebruik van een Master Bomber ingevoerd. De Master Bomber bleef tijdens de aanval bij het doel rondcirkelen, en gaf de aanvallende bommenwerpers, en Pathfinders, aanwijzingen zodat de bommen op het doel geconcentreerd bleven.
De USAAF (United States Army Air Force) De Amerikanen, die eind 1942 op vliegvelden in Engeland arriveerden begonnen, zich in 1943 goed met de oorlog in Europa te bemoeien. In tegenstelling tot de Britten, vielen zij de Duitse doelen overdag aan. De Amerikanen vertrouwden er op dat zij de Duitse jagers wel van zich af konden slaan met hun defensieve bewapening. Bovendien moesten zij wel overdag vliegen als zij de precisiebombardementen, die zij voor ogen hadden, wilden uitvoeren. De bommenwerpers waren nu niet alleen te horen, maar ook te zien. Als het helder weer was, waren de vliegtuigen goed zichtbaar, en helemaal als er condensstrepen in de lucht ontstonden. De bommenwerpers van de USAAF vlogen als een team. De vliegtuigen startten vlot na elkaar, en formeerden bij hun bases in Squadrons, Group en Wings alvorens ze koers zetten naar het vaste land. De formatie werd strak bijeen gehouden. Drie squadrons (Eén Group) vormden een ‘Box Formatie’. Drie Boxes een Combat Wing. De schutters van de bommenwerpers ondersteunden elkaar, en konden zich op deze wijze met een flinke vuurkracht verdedigen tegen de Duitse jagers. Net als bij de RAF bleek óók nu de praktijk anders dan de theorie. De verliezen waren aanvankelijk hoog. Later kregen de bommenwerpers een escorte van jagers. De navigatie, en het herkennen van het doel was de verantwoordelijkheid van het leidende vliegtuig (Lead Aircraft). Kort voor het begin van de ‘Bomb-run’ (de aanloop naar het doel) viel de formatie uiteen, en hergroepeerden de Group’s zich in een rij achter elkaar. Als het doel bereikt was, werd door de bomrichter van het leidend toestel een commando gegeven waarop de gehele Group zijn bommen liet vallen. Na het verlaten van het doelgebied herschikten de vliegtuigen zich weer tot de compacte Combat Wing. Aanvankelijk richtten de Amerikanen zich op de vernietiging van de Luftwaffe. Alles wat daar mee te maken had werd een doel. Vliegvelden, fabrieken en brandstofproductie werden voortdurend gebombardeerd. Toen zij uiteindelijk de heerschappij over het luchtruim hadden gekregen, werd de aandacht gericht op transport-systemen. Wegen, bruggen, kanalen, sluizen, stations en rangeerterreinen werden een doelwit. Het feit dat veel van deze doelen in, of vlak bij, de steden lagen betekende vaak dat tevens de burgers getroffen werden. Het herkennen van het doel werd aanzienlijk bemoeilijkt door bewolking. Het is dan ook niet verassend dat de Amerikanen de technische hulpmiddelen van de Britten overnamen. Op maandag 27 september 1943 vlogen twee B-17’s van 482 Bomb Group, uitgerust met de H2S grondradar als Pathfinders voor de formatie uit naar Emden voor de eerste Amerikaanse aanval met behulp van radar.
De Duitsers Vanzelfsprekend werd Duitse Luftwaffe ingezet voor de verdediging tegen de bommenwerpers. De Luftwaffe had de beschikking over nacht- en dagjagers om de Britten, respectievelijk de Amerikanen in het luchtruim te bevechten. Voor de burgers betekende dit spectaculaire acties in de lucht, en regelmatig spanning door misplaatste bommen en neerstortende vliegtuigen. Het luchtruim was een frontgebied. De steden werden niet uitsluitend door de jagers verdedigd maar, vanaf de grond werden door middel van luchtdoelkanonnen granaten naar de aanvallers geschoten. Dit luchtafweergeschut werd door de Duitsers ‘Flak’ genoemd (een samentrekking van drie woorden: Flieger Abwehr Kanone). Ook rond Emden werd Flak geplaatst. De Duitse legerleiding hield er ernstig rekening mee dat Emden een belangrijk doel voor de geallieerden zou worden door de aanwezigheid van een haven en een Marinewerf. De eerste batterijen werden dan ook reeds vóór de oorlog met Engeland opgesteld. Gedurende de oorlogsjaren werd het aantal flak-batterijen fors uitgebreid, zelfs tot op Nederlandse bodem. De aanwezigheid van een Marinewerf was de reden dat Emden werd verdedigd door Marineflakartillerie-afdelingen. Op 24 augustus 1939 betrok de Marineflakabteilung 236 de stellingen rond Emden. In de maanden die dat jaar nog resteerden werden vier flakbatterijen operationeel. Een Flakbatterij bestond uit 4 grootkaliber kanonnen (8,8cm, 10,5cm of 12,8cm). De bezetting van Delfzijl begon op 11 mei 1940, en kort daarop werden er flakbatterijen bij Delfzijl, Nansum, en Termunten gepland. De batterij Delfzijl werd op 1 juni 1940 gereed gemeld. Op 20 juli 1940 werd het eerste Britse toestel door de batterijen van Emden neergehaald. Er zouden nog veel volgen. Tot de luchtverdediging van Emden behoorden, naast de stellingen met zware Flak en lichte Flak (tegen laagvliegende vliegtuigen), ook zoeklichten en ‘Horchstände’ (luisterposten) waarmee de vliegrichting en –hoogte van de vijandelijke toestellen kon worden bepaald. De zoeklichten en luisterposten werden ondergebracht in een ‘Flugwarnkommando’ Deze stellingen werden tot ver in bezet gebied geplaatst. Nadat vijandelijke vliegtuig(en) werd(en) gelocaliseerd, en de hoogte en richting was vastgesteld, alarmeerde het ‘Flugwarnkommando’ de jager-leiding, de Flak en de luchtverdedigingscentrale van het bedreigde gebied. Jagers werden ter onderschepping de lucht in gestuurd, de Flak-bemanning maakte de kanonnen klaar voor actie en de bevolking haastte zich naar de schuilbunkers. De ontwikkeling van radar maakte het mogelijk het doel sneller, en nauwkeuriger, te vinden. De Flakstellingen beschikten over de ‘Würzburg D’, die een bereik van 20 tot 30 kilometer had. De vóórwaarschuwing geschiedde met behulp van de ‘Freya’ tot circa 75 kilometer reikte. Als men bedenkt dat de aanvliegende bommenwerpers met een snelheid van circa 300 kilometer per uur vlogen, betekende dit dat de bevolking van Emden ongeveer een half uur de tijd had voordat de eerste bommen vielen. De luchtafweerkanonnen zijn aan het einde van de oorlog ingezet tegen de oprukkende geallieerde troepen.
Schuilbunkers voor de burgers van Emden In augustus 1939 trad het 9e uitvoeringsbesluit van de wet op de Luchtbescherming in werking, waardoor men verplicht werd alle kelders om te bouwen tot schuilkelder. Vanwege de hoge grondwaterstand waren er maar weinig huizen voorzien van een kelder, die mogelijk bescherming tegen een luchtaanval kon bieden. Waar kelders aanwezig waren, werden dezen gestut, versterkt en de ramen afgeschermd tegen bomscherven en puin. Op 1 september 1939 beschikte de stad Emden over 76 provisorische schuilruimten voor de inwoners. Nadat Duitsland met Engeland in oorlog raakte, had Emden de meeste luchtaanvallen te vrezen. Immers, aangezien Nederland zich neutraal opstelde moest de RAF buiten onze grenzen blijven en Duitsland over de Noordzee naderen. Emden lag op dat moment relatief dicht bij. De eerste zware luchtaanval op de stad vond plaats op 13 juli 1940 waarbij 54 bommen werden afgeworpen. Er werden 7 burgers gedood, 17 gewond en 78 raakten hun huis kwijt. De bescherming van de burgers bleek nog volledig ontoereikend te zijn. De vrees was realiteit geworden. Er werd dan ook haast gemaakt met de plannen om de provisorische schuilruimten te vervangen door echte schuilbunkers. Dankzij de voortvarendheid van de toenmalige burgemeester Renken werd op 21 november 1940 begonnen met de bouw van schuilbunkers voor de burgerbevolking. De plannen spraken aanvankelijk van 8 bunkers. Er zouden dan, samen met versterkte kelders onder de huizen, 29.400 burgers onderdak en bescherming kunnen vinden. Elke schuilruimte kreeg een LS-Wart (beheerder), en er werd een brandweergroep gevormd. Na een aanval moest deze brandweergroep beginnen met het blussen, en waar nodig hulp bieden. De eerste reeks schuilbunkers zou plaats gaan bieden aan 3.089 burgers. Dit bleek niet genoeg te zijn. Er werd dan ook tot een uitbreiding besloten nog vóórdat de eerste serie gereed was (de laatste van de eerste reeks zou pas op 29 juli 1942 opgeleverd worden). Er werd voor de luchtbeschermingsbunkers in totaal 131.438 kubieke meter beton verwerkt. De kosten voor de 27 schuilbunkers en -kelders bedroegen zo’n 20 miljoen Reichsmark. De plannen voor 5 andere bunkers werden niet meer uitgevoerd. Elke burger had zijn eigen vaste plaats in een bunker. Op deze manier was men verzekerd van een plaats in het geval van een alarm. In principe was er voor (krijgs)gevangenen en buitenlandse arbeiders géén plaats. Mensen met besmettelijke ziekten werden geweerd. Het is aan de schuilbunkers te danken dat het aantal dodelijke slachtoffers beperkt is gebleven tot 370, terwijl een groot deel van de stad in puin lag.
De burgers van Emden Toen de oorlog net begonnen was hadden de burgers van Emden nog niets te vrezen. De oorlog was een ver-van-mijn-bed-show die zich in Polen afspeelde. Men had het vooruitzicht dat de hele strijd voor Duitsland een groot succes zou worden. Uiteraard heeft de propaganda daar driftig aan mee gewerkt. Met propaganda zou men overigens de gehele oorlog door trachten de mening van de burgers te beïnvloeden. Toen op 1 september 1939 de oorlog met Engeland een feit was, veranderde er aanvankelijk weinig aan de situatie voor de burgers. Boven de steden werden uitsluitend pamfletten afgeworpen, door de Britse bemanningen ‘Toilet Paper’ genoemd. Zij zagen het nut er niet van in. Het werd anders toen de Britten schepen van de Kriegsmarine gingen bombarderen. Emden had immers een marinehaven, en liep het risico van een aanval. Dit was het Duitse opperbevel duidelijk. Aangezien Nederland neutraal was, moesten de Britse bommenwerpers ten noorden van de waddeneilanden aan komen vliegen. Emden was dan het dichtstbijzijnde doel in Duitsland. In de periode van 1 september 1939 tot 30 juni 1942 is in Emden 1596 keer luchtalarm gegeven. In het eerste oorlogsjaar werd maar liefst 170 keren géén alarm gegeven richting de bevolking, maar gold voor de burgers het eerste salvo van de kanonnen als alarmsignaal. Dat de regelmatige luchtalarmen en -aanvallen als zenuwslopend werden ervaren blijkt wel uit het feit dat sommige mensen de bunkers al permanent bewoonden, terwijl die nog niet geheel afgebouwd waren. De ongezonde atmosfeer in de koude en vochtige bunkers werd op de koop toe genomen. Al in 1940 namen de aanvallen op Emden dusdanig toe dat het voor de kinderen eigenlijk niet meer mogelijk was om de scholen op een normale wijze te bezoeken. Reeds voor de oorlog bestond er een instantie die de ‘Kinderlandverschickung’ (KLV) organiseerde. Leerplichtige kinderen konden op die manier vier tot zes weken vakantie vieren op het platteland, en zo een frisse neus halen. De KLV werd in oorlogstijd opgerekt tot onbepaalde tijd, om de kinderen buiten de oorlogsgebieden te houden. De eerste trein met kinderen, begeleid door enkele moeders, verliet op 5 februari 1941 de stad Emden. Er zouden nog twee volgen. De 11- tot 14 jarigen werden schoolklasgewijs gezamenlijk ondergebracht. De jongere kinderen, van 6- tot 11 jaren, werden samen met hun moeders in speciale instellingen ondergebracht. De allerjongsten, 0 tot 6 jaar, konden Emden ook verlaten om in een rustiger gebied te worden ondergebracht. Alles werd georganiseerd op basis van vrijwilligheid, en had tot doel de nachtrust van de kinderen te herstellen, en opwinding voorkomen. De kinderen konden buiten Emden weer onderwijs volgen. De mogelijkheid om Emden te verlaten werd door vele mensen, ondanks de gevaren van de oorlog niet benut. Men vond het, ondanks de bommen, blijkbaar moeilijk om hun woonplaats, en eigendommen, achter te laten. Hierdoor bleven veel kinderen in deze periode in Emden.
Toch was er tijdens de oorlog voor de inwoners van Emden nog altijd ontspanning mogelijk. Ze konden naar een dansgelegenheid en natuurlijk de bioscoop. De films die gedraaid werden, waren uiteraard propaganda voor de oorlog. Ook op deze wijze probeerde men de mening van de burgerbevolking te beinvloeden. Naarmate de oorlog voortschreed werden in Emden steeds meer woningen vernield door luchtaanvallen. De betrokken bewoners verruilden hun verwoeste woning voor de bunker en sommigen vertrokken zelfs helemaal uit Emden. De luchtbombardementen kwamen tot een climax op 6 september 1944. Westelijk van Emden wijzigden 181 Lancasters en Halifaxes hun koers en kwamen op de stad af. De formatie werpt 1500 brisant-, 3000 fosfor- en 10.000 staafbrandbommen op de stad af. De aanval duurt van 18:25 uur tot 19:04 uur. In een krap half uur wordt de historische binnenstad verwoest. Onder de militairen vallen 7 doden en 1 gewonde. De burgers worden zwaarder getroffen: 36 doden, 40 zwaar- en 115 licht gewonden. Circa 21.000 mensen worden dakloos. 78% van de stad wordt in deze aanval verwoest. Vooral de verwoesting van het oude ‘Rathaus’ maakte onder de burgers veel indruk. Tijdens alle voorgaande aanvallen was het gebouw onbeschadigd gebleven. Het pand was voor de bevolking een symbool van hoop geworden. Daags na de aanval waren de rookwolken tot ver in de omtrek te zien. Toen de mensen hun schuilbunkers verlieten werden rond enkele bunkers omgewoelde aarde aangetroffen. Het bewijs dat de betroffen bunker hevig heeft staan schudden en wiebelen. Het is zeer moeilijk voor te stellen hoe de mensen in de bunker dat ervaren moeten hebben maar, er zal zeker paniek geweest zijn. Meer mensen verlaten de stad. De achterblijvers moeten noodgedwongen hun intrek nemen bij vrienden, buren of houten barakken. Vaak bezaten ze niet meer dan de kleding die ze aan hadden. Door de vernietiging van het stadshart waren er vrijwel geen winkels meer. Levensmiddelen waren vrijwel niet meer te krijgen. De bevolking werd aangespoord om op elk beschikbaar stukje grond aardappelen en groenten te gaan verbouwen. Er werden snel noodwinkels in barakken ingericht. Het leidingnet in de straten was verwoest, waardoor drinkwater met tankwagens aangevoerd moest worden. De bevolking was er al op gewezen dat men spaarzaam met de energie moest zijn, maar in november 1944 werd daar bovenop een ‘spertijd’ voor de energieverzorging ingesteld. Bovendien moesten de winkels en instanties de deuren vroeg sluiten om energie te sparen. Gezinnen kropen bij elkaar in één enkel verwarmd klein kamertje. Elke overtreding werd zwaar gestraft. In maart 1945 is het voor de burgers van Emden duidelijk geworden dat de oorlog een aflopende zaak is. Geruchten, pamfletten en het heimelijk beluisteren van de BBC hadden dat duidelijk gemaakt. Het leven in de stad was een ware beproeving geworden, en het werd elke dag erger.
Het einde van de oorlog Met de jaarwisseling van 1944 op 1945 stonden de geallieerden aan de poorten van het Duitse Rijk. Op een aantal plaatsen waren ze de grens al over gestoken. Het was het begin van het einde van het Nazi-regime. Op 6 januari werd de Duitse bevolking opgeroepen om goederen voor het leger ter beschikking te stellen. Iedereen die zaken probeerde te verbergen, zou ter dood worden veroordeeld. 22 januari 1945 vond in Emden een grote ‘Haussammlung’ plaats. Vrijwilligers gingen van deur tot deur om de verzamelde goederen in ontvangst te nemen. De hoeveelheid overtrof de verwachtingen. De 19e maart 1945 gaf Hitler het ‘Nero-befehl’, wat betekende dat alle bruikbare installaties van explosieven moesten worden voorzien, en indien nodig opgeblazen moesten worden. Er mocht niets bruikbaars voor de geallieerden overblijven. Op 26 maart werd Kapitän zur See Axel von Bleßingh tot Vestingcommandant van Emden benoemd. Op 7 april 1945 wordt de stad Emden officiëel tot vesting verklaard. Dit betekende dat de stad tot op de laatste kogel verdedigd moet worden. Onder de burgers groeide de angst dat de buitenwijken van de stad daarbij óók nog verwoest kon worden. In de nacht van 13 op 14 april wierpen Britse vliegtuigen boven de stad pamfletten af, met de titel ‘Emden’ waarin de Emdener arbeiders en beambten opgeroepen werden de nutteloze vernietiging van haveninstallaties te verhinderen. Ironisch genoeg hebben de Britten zelf meerdere keren geprobeerd de haven uit te schakelen. De geallieerden kwamen steeds dichterbij. Op 26 april meldt de batterij Nansum dat de geallieerden om 11:14 uur de Eems hebben bereikt. De beschieting van de vesting Emden begon een dag later, toen de batterij Uphusen met artilleriegranaten werd bestookt. Een dag later, op 27 april, wordt de bevolking opgeroepen om tot het uiterste weerstand te bieden, en een ‘Volkssturm’ (volksleger) te vormen. Bij zowel de militaire- als burgerautoriteiten was toen echter al duidelijk dat de oorlog inmiddels uitzichtloos was. Ditzum, zuidelijk van Emden, werd deze dag door de Canadezen bezet. 29 april 1945 namen de luchtdoelbatterijen van Emden weer doelen in de provincie Groningen onder vuur. De Canadezen beantwoordden dat met artillerie-vuur dat in het zuidelijke deel van de stad Emden terecht kwam. Deze dag werd de batterij Nansum uitgeschakeld. 30 april lag Emden weer onder vuur. Een dag later, op 1 mei, volgde de overgave van de Duitse troepen in Delfzijl.
2 mei 1945. Het laatste luchtalarm voor Emden werd afgegeven. Het overgrote deel van de achtergebleven bevolking hoopte op een snel einde van de oorlog, zodat de bombardementen en beschietingen definitief tot het verleden zouden behoren. Men was de oorlog zat. Onder druk van het naderende einde ontving Oberbürgemeister Carl Renken een anoniem briefje waarin gedreigd werd dat als de stad een vesting bleef, en dus finaal stukgeschoten werd, in plaats van een overgave, zijn gehele familie uitgeroeid zou worden. De totale vernietiging van Emden heeft uiteindelijk, mede door de bemoeienis van Renken, niet plaats gevonden. Oberbürgemeister Carl Renken heeft geprobeerd om Emden, in navolging van Hamburg, tot ‘open stad’ te verklaren. De gevechten om de stad zouden dan ophouden, en daarmee een onnodig bloedvergieten. Het werd hem niet in dank afgenomen door de Vestingcommandant van Emden Bleßingh. Op 3 mei werd Renken gearresteerd, maar later weer vrij gelaten met het bevel de burgers duidelijk te maken dat Emden een vesting bleef. 4 mei 1945. De Emdener bevolking werd steeds onrustiger. In de voorgaande nacht was Emden weer beschoten. Men hoorde geruchten dat Emden tot de laatste patroon verdedigd moest worden door soldaten aangevuld met een slecht bewapende ‘Volkssturm’ bestaande uit veelal oude mannen. In de middag vond er een opstootje plaats die tot gevolg had dat er een noodtoestand werd afgekondigd. De burgers dienden binnenshuis te blijven, met uitzondering van 10:00-11:00 en 16:00-17:00 uur. Samenscholingen zouden met geweld verhinderd worden. De noodtoestand werd echter al de volgende nacht om 03:00 uur opgeheven. Het was een bijzonder chaotische tijd. Het laatste schot werd op 4 mei om 22:40 gelost vanuit de batterij Wybelsum. In totaal hadden de batterijen rond Emden ongeveer 71000 granaten op gronddoelen afgevuurd. Dezelfde dag nog lostte de ‘Volkssturm’ op in het niets. 5 mei 1945. Om 08:00 uur werd een wapenstilstand ingesteld. Deze dag was ook de overgave van Duitse strijdkrachten in Denemarken, Noordwest Duitsland inclusief de eilanden en Nederland. Op 6 mei 1945 om 13:00 uur arriveerden de eerste Canadezen in Emden. De burgers van Emden beseften het toen waarschijnlijk niet, maar ook zij waren bevrijd. Geen luchtbombardementen meer. Geen onnodige doden, en geen lijden meer. Het onderdrukkende Nazi-regime was verleden tijd. Een hoofdstuk was afgesloten.
De wederopbouw van Emden In en rond Emden was aanzienlijke schade aangericht door oorlogshandelingen. Het geallieerde bestuur had echter geen haast met de wederopbouw van de stad. Het duurde nog tot in 1948 voor de eerste nieuwbouw toegestaan werd. Het eerste wat men herbouwde en/of restaureerde waren de kerken, aangezien men van mening was dat het geloof een van de pijlers van een beschaving is. De Grote Kerk, die grotendeels verwoest werd, is in moderne stijl herbouwd waarbij enkele oud-Gotische details bewaard zijn gebleven. Nadat de kerken weer in gebruik genomen waren, is men begonnen met de bouw en inrichting van winkels en bedrijven. Er moest immers geld verdiend worden. Na de winkels kwamen de woningen aan de beurt, zodat de burgers de barakken eindelijk konden verlaten. Het is onduidelijk tot hoe lang er gebouwd werd in het kader van de wederopbouw, maar 7 jaar na de verwoesting (1951) verruilden er nog mensen hun barak voor een normale woning. Het markante oude Rathaus, waar de inwoners van Emden zo trots op waren geweest, was een ruïne. Het onderste gedeelte van het pand bleef echter overeind. Er werd besloten dat het herbouwd moest worden. In 1963 werd hier een begin mee gemaakt. Op het overgebleven oude gedeelte is nieuwbouw geplaatst die veel overeenkomsten vertoont met het oorspronkelijke gebouw.
Emden nu Na de oorlog is Emden uitgegroeid tot een middelgrote stad met ruim 50.000 inwoners. Het is een belangrijke havenplaats in Duitsland. De haven van Emden wordt tegenwoordig onder meer gebruikt voor het verschepen van auto's. In het zuiden van Emden staat een grote fabriek van Volkswagen. Ook kent Emden enkele grote scheepsbouwbedrijven, waar grote zeeschepen, marineschepen en baggerschepen gebouwd worden. Daarnaast is Emden een belangrijk tussenstation voor de transport van aardgas. Bij Emden komt een 440 kilometer lange gaspijp van Noorwegen Duitsland binnen. Dit gas wordt bij de stad opgeslagen in een grote terminal en van daar uit verder vervoerd naar Nederland, België en het Ruhrgebied. Ondanks het verwoestende bombardement van 6 september 1944 kent de stad nog enkele bezienswaardigheden. In het centrum van de stad is de Middeleeuwse binnenhaven, Ratsdelft genoemd, te vinden. In en rondom deze haven staan de belangrijkste bezienswaardigheden, zoals het stadhuis, enkele musea en oude boten en de oude havenpoort, die oorspronkelijk uit 1635 stamt. Deze poort maakte vroeger onderdeel uit van de stadsmuur van Emden, die gebouwd was om de stad tegen overstromingen te beschermen. In 1963 is de poort gerestaureerd en bij de oude haven geplaatst. De Grote Kerk, die grotendeels verwoest werd, is in moderne stijl herbouwd waarbij enkele oud-Gotische details bewaard zijn gebleven. De Grote Kerk is tegenwoordig een bibliotheek. Wat opvalt in Emden zijn de enorme betonnen kolossen die het stadsbeeld domineren. Het zijn de schuilbunkers uit de Tweede Wereldoorlog die nog altijd tussen de woningen en bedrijven staan. Veel bunkers staan leeg. Een aantal bunkers is verbouwd tot woning. Anderen zijn in gebruik als opslagruimte, werkplaats, of worden gebruikt als oefenruimte voor muziekanten. Tien jaar geleden is een bunker aan de Holzsägerstraße ingericht als museum. Door de aanwezigheid van de bunkers in de stad worden de burgers van Emden voortdurend aan de oorlogsjaren herinnerd.
Een woord van dank. Deze tentoonstelling was niet mogelijk geweest zonder de medewerking van: Franz Lenselink, Delfzijl Das Bunkermuseum in Emden, en dan in het bijzonder Dietrich Janßen, Emden. Voor de teksten zijn onder andere de volgende bronnen gebruikt: Dietrich Janßen, ‘Emden geht unter’, Emden, 2004 Franz Lenselink, ‘Delfzijl 1940-1945’, Delfzijl, 1995. Internet: Das Bunkermuseum, Emden (www.bunkermuseum.de) Alle foto’s en documenten, tenzij anders vermeld, komen uit het archief van Dietrich Janßen, Emden
De samensteller J.G.W. Stok.
In het Duits vertaald door: