De Vrijheid en andere schepen op de rede van Amsterdam Ludolf Backhuysen (Emden 1631-1708 Amsterdam) Nederlands Scheepvaartmuseum
Amsterdam
Ca. 1660. Penschilderij op paneel, 75 x 140 cm. Gesigneerd midden onder, op balk: L BACKS (de S in spiegelbeeld); in originele houten lijst Herkomst: Koninklijk College Zeemanshoop, Amsterdam
Penschilderijen zijn zeldzaam in het oeuvre van Ludolf Backhuysen. In totaal zijn er maar vijf bekend, waarvan het Nederlands Scheepvaartmuseum er nu twee bezit. Dit paneel, verworven dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt, toont een rijk gestoffeerd scheepsportret van het oorlogsschip Vrijheid. Het is een virtuoos getekende illustratie van de maritieme bewapeningswedloop waarin ons land kort na 1650 was verwikkeld. Het vestigt bovendien de aandacht op de rol die de stad Amsterdam daarin speelde.
acteert compleet maken. Eerst enkele grote zeeschepen, waaronder een fluitschip en een groot schip met op de spiegel het Amsterdamse stadswapen, vermoedelijk de Oost-Indiëvaarder het Wapen van Amsterdam.3 Daarachter zijn tenslotte de oevers van het IJ en een deel van het stadsprofiel van Amsterdam te zien. Een dergelijke opbouw van een havengezicht is niet ongebruikelijk: in het werk van Backhuysen zijn meer voorbeelden aan te wijzen van vergelijkbare composities.4
DE REDE VAN AMSTERDAM
BACKHUYSEN EN DE PENSCHILDERKUNST
Op het zacht kabbelende water van het IJ varen zeeschepen en verscheidene kleinere vaartuigen. Het schilderij toont een staalkaart van scheepstypen, zoals die rond 1660 op de rede van Amsterdam te zien waren: oorlogsschepen, koopvaarders, binnenvaart- en vissersschepen en sloepen. Backhuysen heeft de voorstelling opgebouwd in vier lagen, die tot doel hebben het perspectief te versterken, als een soort theaterdecor. Op de voorgrond heeft de kunstenaar enkele anekdotisch aandoende taferelen getekend. Links een ‘waterschip’, een vaartuig voor de visserij op de Zuiderzee, waarop men bezig is een zootje pasgevangen vis over te geven aan een man in een roeiboot. Meer naar rechts bevindt zich een bont gezelschap in een overvolle sloep. Een trompetter blaast op zijn instrument en er waait een grote Nederlandse vlag aan de achterzijde. Er is verondersteld dat een van de mannen in die sloep een schrijf- of tekenstift in de hand houdt, maar het is waarschijnlijker dat het hier gaat om een pijpje.1 Ook de levendige drukte op het voorschip van het oorlogsschip rechts, dat bezig is onder zeil te gaan, maakt deel uit van die anekdotische voorgrond. Op het tweede plan bevindt zich de hoofdrolspeler van de voorstelling: het oorlogsschip Vrijheid, gezien van bakboord achter. Deze oorlogsbodem is in 1651 in Amsterdam gebouwd.2 Op de spiegel is de gebruikelijke allegorische voorstelling van de ‘vrijheid’ te zien: een vrouwenfiguur met een stok en daarop een hoed. Die decoratie en het aantal stukken geschut (rond de 50) laten geen twijfel bestaan over de identiteit van het vaartuig. Backhuysen laat het schip op zijn voordeligst uitkomen, met alle geschutspoorten geopend. Dat was ongebruikelijk bij een schip dat niet in een gevechtssituatie was, maar de opdrachtgever zal de kunstenaar deze artistieke vrijheid ongetwijfeld hebben vergeven. Nog verder naar achter zijn tenslotte nog twee lagen te onderscheiden die het decor waarbinnen de Vrijheid
Ludolf Backhuysen werd in 1631 in Emden (OostFriesland) geboren en kwam in 1649 naar Amsterdam.5 Daar trad hij als klerk en boekhouder in dienst van de bekende koopman Bartolotti aan de Herengracht. Volgens Houbraken begon hij rond 1650 met het tekenen van schepen en heeft hij aanwijzingen gehad van Allart van Everdingen en Hendrik Dubbels.6 Daarnaast is er duidelijke invloed te zien van tijdgenoten als Simon de Vlieger en diens leerling Willem van de Velde de Jonge. Nadat die laatste in 1672 met zijn vader Willem van de Velde de Oude naar Engeland was vertrokken, gold Backhuysen als de belangrijkste zeeschilder in de Republiek. Backhuysen bleef tot aan zijn dood in Amsterdam wonen, waar hij in 1708 overleed. Er zijn slechts vijf penschilderijen van Backhuysen bekend, waaronder het hier beschreven werk.7 De voorstelling is met een tekenpen in zwarte inkt aangebracht op een geprepareerde witte ondergrond. Voor bepaalde partijen – schaduwen, wolken – is het penseel, in grijs, gebruikt. Een penschilderij is in feite een verduurzaamde tekening, meestal op paneel, maar soms ook op doek. Het is merkwaardig dat deze techniek vrijwel geheel beperkt is gebleven tot de marineschilderkunst. Een afdoende verklaring hiervoor is er niet, maar het is wel een techniek die zich bijzonder goed leent voor de weergave van het subtiele lijnenspel van de tuigage van een zeilschip en het kabbelen van de golven. Hoewel geen van Backhuysens penschilderijen gedateerd is, lijkt het erop dat hij ze alleen aan het begin van zijn carrière heeft vervaardigd. Deze werken markeren zijn overgang van kalligraaf en tekenaar van schepen naar schilder. Die ontwikkeling werd bevestigd door Backhuysens toetreding tot het Sint Lucasgilde van Amsterdam in 1663. Waarschijnlijk heeft hij zich vanaf die tijd niet meer beziggehouden met het maken van penschilderijen. De reden hiervoor kan zijn dat de vervaardiging
17
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2006
18
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2006
19
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2006
Noten 1. Ben Broos e.a., Ludolf Bakhuizen (16311708): – schryfmeester – teyckenaer – schilder, Amsterdam/Emden 1985, p. 27; J. Giltaij e.a., Lof der Zeevaart. De Hollandse zeeschilders van de 17e eeuw, Rotterdam 1996, p. 440. 2. De Vrijheid was een groot oorlogsfregat van ruim 38 meter lengte en aanvankelijk 46, later 50 stukken geschut. Het aantal opvarenden bedroeg 150-250 man. Vergelijking met een tekening van Willem van de Velde de Oude (Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam) leert dat Backhuysen het schip zeer precies heeft weergegeven. Zie: J. Giltaij 1996 (op. cit. noot 1), p. 442 en The Willem van de Velde Drawings in the Boymans-Van Beuningen Museum Rotterdam, III, Rotterdam 1979, pp. 178-179. 3. Het Wapen van Amsterdam was een retourschip van 920 ton, in 1653 gebouwd in Amsterdam. Het schip voer tussen 1654 en 1665 vijf maal naar Indië. In september 1667 leed het schipbreuk bij IJsland. 4. Bijvoorbeeld een gezicht op Rotterdam, J. Giltaij 1996 (op. cit. noot 1), cat. 74; en een gezicht op Amsterdam, Broos 1985 (op. cit. noot 1), cat. S5. 5. Gerlinde de Beer, Ludolf Backhuysen (1630-1708). Sein Leben und Werk, Zwolle 2002, p. 15. 6. Arnold Houbraken, De Groote Schouburgh der Nederlantsche Konstschilders en Schilderessen, I, Amsterdam 1976 (fotografische herdruk van de editie ‘s-Gravenhage 1753), p. 237. 7. Bij Giltaij 1996 (op.cit. noot 1, p. 443 n. 8) worden 4 penschilderijen genoemd. In 2003 werd bij Sotheby’s in Amsterdam een onbekend penschilderij geveild: A man-ofwar (Aurora?) together with other boats and fishermen hauling in their catch, paneel 32,5 x 41,2 cm (zie cat. AM0885, nr 38). Verder heeft Backhuysen ook gewerkt in de met het penschilderij verwante ‘grisailletechniek, getuige twee gezichten op de stad Suratte in India (National Maritime Museum, Greenwich). 8. J. van Beylen, ‘Scheepstypen’ in: Maritieme Geschiedenis der Nederlanden II, Bussum 1977, p. 63; Broos 1985 (op. cit. noot 1), p. 27. 9. Het penschilderij diende als wandversiering van de sociëteit van het college, sinds het einde van de 19de eeuw was het gebouw van Zeemanshoop gevestigd in een groot pand op de Dam. In 1900 was het hier besproken penschilderij te zien op de tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen in Den Haag. Bron: Catalogus der Geschiedkundige Tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen te ‘s-Gravenhage, Juli- September 1900’, nr. 2131. 10. Sjoerd de Meer, ’s Lands Zeemagazijn, Zutphen 1994, pp. 14-15.
20
van zulke grote tekeningen veel meer arbeidsuren vergde dan een schilderij in olieverf. Ondanks de relatief vroege datering van dit schilderij in het oeuvre, omstreeks 1660, moet het gerekend worden tot de beste werken die Backhuysen heeft gemaakt. Dat is te danken aan de combinatie van een virtuoze tekentechniek, vele levendige details en een uitgekiende compositie. Met deze aankoop bezit het Scheepvaartmuseum nu twee penschilderijen van deze meester. Het andere wordt aangeduid als Scheepvaart op een Nederlandse rede (Vlissingen?). Dit paneel is veel kleiner dan het penschilderij van de Vrijheid, maar doet er qua compositie en techniek wel sterk aan denken. Ook op dit schilderij wist Backhuysen met tekenpen en penseel een fraai ruimtelijk effect te bereiken. De collectie Nederland beschikt tenslotte nog over een derde werk in deze techniek. In het Rijksmuseum bevindt zich een klein paneel dat nauw aansluit bij het nu verworven werk, een gezicht op de Amsterdamse admiraliteitswerf, te dateren rond dezelfde tijd.
actief in de zeeslag bij Lowestoft (juni 1665) en in de Vierdaagse Zeeslag (juni 1666), beide tijdens de tweede zeeoorlog met de Engelsen. In 1676 behoorde de Vrijheid tot de vloot van achttien schepen van Michiel de Ruyter, bij diens tocht naar de Middellandse Zee. Zowel voor de admiraal als voor dit schip was het de laatste reis. Op 1 juni van dat jaar raakte het schip tijdens een gevecht met een Franse vloot bij Palermo in brand, waarna het ontplofte en zonk. Op de bodem van de Tyrrheense Zee kunnen dus nog restanten liggen van de Vrijheid.
HISTORISCHE CONTEXT
SCHEEPSPORTRET VOOR EEN ONBEKENDE OPDRACHTGEVER
In 1648 was de Tachtigjarige Oorlog beëindigd en in de Republiek der Verenigde Nederlanden verwachtte men een periode van vrede. De omvang van de oorlogsvloot werd daarom flink teruggebracht. Alleen de Amsterdamse Admiraliteit liet in deze vredesjaren, in 1650 en 1651, twee nieuwe oorlogsschepen bouwen, middelgrote oorlogsbodems met tegen de vijftig stukken geschut. De namen van die schepen waren veelbetekenend: Vrede en Vrijheid. De vrede duurde niet lang. Vier jaar na de Vrede van Munster, in 1652, was het land opnieuw in oorlog, de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654). Die verliep voor de Republiek aanvankelijk niet erg gunstig en noodgedwongen besloten de Staten-Generaal toen dertig nieuwe oorlogsschepen te laten bouwen. Later werd dit aantal verdubbeld. Het bestek van de Vrijheid uit 1651 werd als uitgangspunt gekozen voor het nieuwbouwprogramma.8 Een groot deel van die schepen werd overigens pas voltooid na het einde van de oorlog. De Vrijheid op het schilderij is dus een verwijzing naar het bewapeningsprogramma dat voor een belangrijk deel in Amsterdam werd uitgevoerd. De Vrijheid heeft aan verscheidene zeeslagen deelgenomen, zowel in de eerste als in latere zeeoorlogen met Engeland. Zo vocht het schip in de Driedaagse Zeeslag (februari 1653). Het was zelfs het vlaggenschip van de Nederlandse vloot bij Terheide (augustus 1653), toen Witte de With het commando overnam van de gesneuvelde Maarten Harpertsz Tromp. Later was het schip
De centrale positie van de Vrijheid maakt duidelijk dat dit schilderij behoort tot de categorie scheepsportretten. Dat zijn in de regel stukken die in opdracht zijn vervaardigd. Ook het flinke formaat van het paneel maakt het zeer waarschijnlijk dat Backhuysen niet voor de vrije markt heeft geschilderd, maar op bestelling. De vraag is dan: wie was deze klant? Het moet iemand zijn geweest die een relatie had met het schip. Wellicht was het een opdracht van één van de kapiteins van de Vrijheid, de latere viceadmiraal Abraham van der Hulst. De opdrachtgever kan ook een ander lid van het Amsterdamse Admiraliteitscollege zijn geweest. Dat college is nauw betrokken geweest bij de bouw van de Vrijheid en de andere oorlogsschepen die qua ontwerp op dit schip waren gebaseerd. Waarschijn-
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2006
Chronos orgel- en snarenspeelklok
Scheepvaart op een Nederlandse rede (Vlissingen?). Ludolf Backhuysen
David Roentgen & Peter Kinzing
Ca. 1660. Penschilderij op paneel, 60 x 83,5 cm. COLLECTIE VEREENIGING NEDERLANDSCH HISTORISCH SCHEEPVAART MUSEUM, AMSTERDAM
Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
Utrecht
lijk hebben de geschilderde wapens van Amsterdam en Enkhuizen op de voorsteven van de sloep op de voorgrond iets met de opdrachtgever te maken, maar onderzoek daarnaar heeft nog niets opgeleverd. Ook de tot nu toe bekende eigendomsgegevens van het paneel bieden weinig aanknopingspunten over de opdrachtgever. Vast staat alleen dat het schilderij in de 19de eeuw is gelegateerd aan het Koninklijk College Zeemanshoop door bestuurslid Kapitein Arend Hulsen († 1834). De leden van deze in 1822 opgerichte vereniging waren gezagvoerders en officieren van de koopvaardij.9 Tot aan de verkoop aan het Scheepvaartmuseum bevond het schilderij zich in de sociëteit van deze organisatie, die in de loop der jaren op verschillende plaatsen in Amsterdam was gevestigd. ’S LANDS ZEEMAGAZIJN
Een klein maar veelzeggend detail op het schilderij is het Zeemagazijn, dat geheel links is afgebeeld. Ook dit gebouw dankt zijn bestaan aan de versterking en modernisering van de zeemacht kort na het midden van de 17de eeuw. Nog tijdens de Eerste Engelse Oorlog besloot het stadsbestuur van Amsterdam om het voormalige bolwerk Kattenburg te bestemmen voor de scheepsbouw. De admiraliteit van Amsterdam bouwde daar vervolgens een groot marinecomplex, met een scheepswerf en een groot pakhuis voor zeilen, touwwerk, wapens en ander materiaal voor de uitrusting van oorlogsschepen. In dit Zeemagazijn is tegenwoordig het Nederlands Scheepvaartmuseum ondergebracht. Het gebouw is in 1656 in ruwbouw voltooid en twee jaar later in gebruik genomen.10 Waarschijnlijk is dit – met het schilderij van de admiraliteitswerf in het Rijksmuseum – de oudste afbeelding van ’s Lands Zeemagazijn op een schilderij. Op grond van dit detail kan het schilderij in elk geval niet voor 1656 worden gedateerd. Het meest aannemelijke is een datering rond 1660, kort voordat Backhuysen zich geheel ging toeleggen op het schilderen in olieverf, en aan de vooravond van zijn grote succes als zeeschilder s Remmelt Daalder
Conservator Picturalia, Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
Het Zeemagazijn van de Amsterdamse admiraliteit, detail van het schilderij, geheel links. Dit gebouw uit 1656 herbergt thans het Nederlands Scheepvaartmuseum.
21
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2006
Ca. 1785. Afmetingen: 62 x 52 x 189 cm (B x D x H). Merken: wijzerplaat gesigneerd met Roentgen & Kinzing a Neuwied; in de windlade van het orgelwerk zijn de initialen J.W.W. geslagen (Johann Wilhelm Weyl) Herkomst: kunsthandel Otto von Mitzlaff, te Wächtersbach bij Fulda (Duitsland)
Het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement in Utrecht heeft begin juli 2005 een belangrijk kunstwerk verworven: een Roentgen & Kinzing speelklok met orgel- en snarenspel uit omstreeks 1785. Het kunststuk geldt als één van de absolute hoogtepunten van de 18de-eeuwse speelklokkenbouw. Deze aankoop is veruit de grootste uit de geschiedenis van het museum en werd mogelijk gemaakt door royale bijdragen van de Vereniging Rembrandt, het VSB fonds, de Mondriaan Stichting, het K.F. Hein Fonds en de Stichting Vrienden van het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement. Dankzij snelle actie van alle fondsen is het aankoopbedrag in een recordtijd bijeengebracht. Het museum draagt zelf aan de aankoop bij door de restauratie van de klok in eigen beheer uit te voeren. OPSTEKER
Eind 2002 heeft u in dit Bulletin (jaargang 12, no 3, najaar 2002) het meeslepende verslag kunnen lezen van de mislukte aankooppoging door oud-directeur/conservator Jan Jaap Haspels van een renaissance orgel/ spinet-combinatie uit ca. 1620. Ondanks snelle en ruimhartige steun van de Vereniging Rembrandt bleek het Metropolitan Museum of Art in New York toen een hoger budget te hebben, waardoor een uiterst zeldzaam stuk helaas aan onze neus voorbij ging. Mede in het licht van deze ‘gemiste kans’ krijgt de verwerving van de Roentgen&Kinzing speelklok een extra feestelijk tintje. De verwerving was een uiterst spannend project. Tijdens de TEFAF in Maastricht maakten we kennis met deze fraaie Louis XVI klok met speelwerk van het fameuze makers-duo David Roentgen en Peter Kinzing. De vraagprijs was voor ons ongekend hoog, ongeveer het tienvoudige van de grootste aankoop van het museum tot op dat moment (de zogenaamde Napoleonklok die in 1979 werd gekocht, ook met steun van de Vereniging Rembrandt). Maar de kwaliteit en zeldzaamheid van het instrument deden ons de verplichting voelen om al het mogelijke te doen. Na een in-
tensieve onderhandeling bleek de eigenaar bereid de klok tegen een aantrekkelijke prijs aan het museum aan te bieden, echter wel onder de voorwaarde dat er binnen een maand betaald zou worden. Terug in Utrecht is er, na koortsachtig telefonisch overleg met alle betrokken fondsen, direct een aantal aanvragen voor financiële ondersteuning de deur uitgegaan. Spannende weken volgden, waarin de verschillende fondsen één voor één bereid bleken onze aanvraag te honoreren. Het was boeiend om te ervaren hoe belangrijk een bijdrage van de Vereniging Rembrandt in dit verband kan zijn: enkele fondsen stelden hun bijdrage mede afhankelijk van het oordeel van de Vereniging Rembrandt. Uiteindelijk was het de Vereniging Rembrandt die, anderhalf uur voor het verlopen van de aankoopoptie, de knoop doorhakte en daarmee ook de bijdrage van enkele anderen veilig stelde: we hadden de klok! ROENTGEN & KINZING
De klok is het product van de samenwerking tussen drie grootmeesters uit het Duitse Neuwied. Meubelmaker David Roentgen, uurwerkmaker Peter Kinzing en piano- en orgelbouwer Johann Weijl sloegen hier de handen