Bachelor jaar 2
2011/2012
LOZ2: LEERONDERZOEK 2 Coördinator:
Dr. Pien Bos
Werkboek
Auteur(s):
Dr. Pien Bos
1e druk, januari 2012
WAARSCHUWING Door combinatie van lang achtereen in dezelfde houding werken, een hoge werkdruk en een minder goed ingerichte werkplek kunnen gezondheidsklachten zoals RSI ontstaan. Preventieve maatregelen kunnen veel leed besparen; zie Vormgeving van werkstukken (UvH-werkboek, 8e dr., augustus 2005). TENTAMENFRAUDE EN PLAGIAAT De examencommissie van de UvH geeft speciale aandacht aan tentamenfraude. Dit wordt gezien als een ernstige inbreuk op academische normen omdat een juiste beoordeling van de kennis en vaardigheden van de student dan niet goed mogelijk is, en omdat het oneerlijk is tegenover medestudenten. Van de verschillende soorten fraude komt plagiaat het meeste voor. Plagiaat is het gebruik van uitspraken, teksten, illustraties en meningen van een ander zonder vermelding van de bron, waarbij de plagiator de indruk wekt alsof deze van hem of haar zelf zijn. Op tentamenfraude kunnen zware sancties volgen, tot aan het uitsluiten van de studie toe. Zie voor meer informatie: http://studentenweb.uvh.nl/Page/sp1132/index.html
Titel Auteur(s) Vormgeving/ opmaak Druk Uitgave
Reeks Code
Leeronderzoek 2 dr. Pien Bos Tessa Striekwold 1e druk, december 2011 Universiteit voor Humanistiek Kromme Nieuwegracht 29 3512 HD UTRECHT werkboeken Bachelor Universiteit voor Humanistiek 2011/2012 12/Ba2/LOZ2/wb © UvH 2012
INHOUD Cursusbeschrijving ......................................................................................................... 4 1. Algemene gegevens .................................................................................................... 4 2. Doel/resultaat .............................................................................................................. 4 3. Werkvormen en studiebelastingsuren ......................................................................... 5 4. Deelnameverplichting ................................................................................................. 6 5. Beoordeling ................................................................................................................ 7 6. Afrondingen ................................................................................................................ 7 7. Onderwijskwaliteitszorg ............................................................................................. 9 Studiehandleiding ......................................................................................................... 10 1. Richtlijnen voor de studie ......................................................................................... 10 2. Taken en opdrachten tijdens het onderzoek………………………………………...10 3. Cursusrooster……………………………………………………………………….11 Literatuur ...................................................................................................................... 13 Bijlagen………………………………………………………………………………..14 Opdracht 1…………………………………………………………………………….15 Opdracht 2…………………………………………………………………………….16 Opdracht 3…………………………………………………………………………….18 Opdracht 4…………………………………………………………………………….20 Opdracht 5…………………………………………………………………………….21
3
CURSUSBESCHRIJVING
1
Algemene gegevens
Titel: Cursuscode: Studiejaar: Periode: Omvang:
Leeronderzoek 2 W2-31 Bachelor III 4 EC, oftewel 112 SBU
Coördinator/docent: kamer: tel./ e-mail: spreekuur:
dr. Pien Bos 1.35 030-2390139 /
[email protected] op afspraak
2
Doel/leerresultaat
Het vak LOZ2 is een combinatie en verdieping van het eerstejaarsvak ESO1 en het tweedejaarsvak ESO2. De focus ligt op het opdoen van vaardigheden en kennis van verschillende kwalitatieve dataverzamelings- en analysemethoden. Deze methoden zijn een documentenanalyse en (minstens) drie participerende observaties of (minstens) twee participerende observatie en een diepte-interview. Het onderzoeksonderwerp wordt vertaald naar een case study en deels uitgevoerd volgens de etnografische methode. De studenten oefenen met het selecteren van een geschikte case en het verkrijgen van toegang. De verzamelde data – empirische documenten, transcripten van de participerende observaties (incl. thick descriptions) en eventueel verbatim getranscribeerde interviews – worden systematisch gecodeerd, getrianguleerd en geanalyseerd. Doelstellingen van deze cursus: 1. Kennis verkrijgen in de opzet en uitvoering van een case study. 2. Kennis verkrijgen in diverse vormen van kwalitatief empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek. Reflecties op bronkeuze, methodekeuze en de wijze waarop de methoden zijn uitgevoerd staan in het leerproces centraal. 3. Het opdoen van specifieke onderzoeksvaardigheden, passend bij de bovengenoemde twee à drie onderzoeksmethoden en behorende bij empirisch 4
kwalitatief onderzoek in het algemeen. Dit wordt gerealiseerd door deze vaardigheden toe te passen in een eigen (gezamenlijk) onderzoek, waarin de gehele empirische cyclus verkort aan bod komt: van het formuleren van een probleemstelling, tot dataverzameling, analyse en rapportage. 4. Opdoen van vaardigheden om planmatig en in teamverband een project op te zetten in relatie met een opdrachtgever, kan schriftelijk verslag doen en een mondelinge presentatie geven over de resultaten en legt daarbij tevens een relatie met de ontwikkeling van een eigen normatieve professionele houding. Cursusoverstijgende leerdoelen - kennis van en inzicht in het verschijnsel wetenschap, met name de empirische benadering daarin; - inzicht in het gebruik van empirisch onderzoek in de humanistiek; - voorbereiding tot empirisch onderzoek in andere onderwijsprogramma’s in de Bachelor-opleiding en uiteindelijk in de Master-opleiding; - een houding van wetenschappelijkheid die geleid wordt door nieuwsgierigheid, kritische zin en het streven naar wetenschappelijk en maatschappelijk relevante kennis.
Bijdrage aan de vormingen - academische vorming: sterk - dialogische vorming: sterk - kosmopolitische vorming: gering, hoewel de methodologie van empirisch weten schappelijk onderzoek wereldwijde relevantie kent - (zelf-)reflectieve vorming: behoorlijk ten aanzien van aanspraken op kennis en in zicht, maar minder ten aanzien van zichzelf als persoon
3
Werkvormen en studiebelastingsuren
Het vak LOZ2 wordt opgestart met een hoorcollege. Tijdens dit hoorcollege worden de studenten geïntroduceerd in de opzet en inhoud van het vak en worden tevens subgroepen gevormd van 3 studenten. Na het eerste hoorcollege zijn werkgroepbijeenkomsten ingeroosterd waarbij feedback m.b.t. de groepsopdrachten plenair wordt terug gekoppeld. De verplichte literatuur over de onderzoeksmethoden wordt door iedereen bestudeerd. De literatuur wordt toegepast in de praktijkopdrachten.
5
Studenten maken individueel een reflectieverslag waarbij de literatuur leidend. Op basis van de literatuur wordt kritisch gereflecteerd op de keuze van bronnen, de keuze van methoden, de uitvoering van methoden en de uitvoering van de analyse. Met behulp van voorbeelden uit de transcripten worden verbeterpunten beschreven. De individuele reflectieverslagen worden individueel beoordeeld en opgenomen in de bijlagen van het eindverslag. Doel en samenhang van de werkvormen in dit blok: De werkvormen zijn zo gekozen en in de cyclus geplaatst dat ze optimaal aansluiten bij de kennis- en vaardigheidsdoelen van dat moment in het onderzoek. Samenstelling studiebelastingsuren (SBU): Activiteit: Aantal uren: contacturen 15 zelfstudie literatuur 32 uitvoeren onderzoekstaken (inclusief reflectieverslagen) 57 voorbereiden presentatie 8 Totaal SBU: 112
4
Deelnameverplichting
Tijdens de werkcolleges worden de benodigde onderzoeksvaardigheden geleerd en begeleid. Je doet het onderzoek samen met twee andere studenten. Vanwege het praktische karakter van het vak, en vanwege de afhankelijkheid van de inzet van medestudenten, is deelname aan alle bijeenkomsten (inclusief het toebereidende college) verplicht. In totaal mag je 1 van de eerste 7 bijeenkomsten afwezig zijn, ongeacht de reden. Aanwezigheid bij de afsluitende presentatie, bijeenkomst 8, is verplicht. Verhindering buiten je schuld wordt je niet kwalijk genomen, maar het is ook niet zo dat de docent uit medeleven tekent voor onderdelen die je niet hebt gevolgd. Waarschuw de docent en je medestudenten altijd, zo mogelijk vooraf, wanneer je verhinderd bent. Afwezigheid bij meer dan 1 van de genoemde bijeenkomsten betekent dat je geen beoordeling kunt krijgen. De consequenties zijn groot, want dit betekent in principe dat je het vak LOZ2 voor dit collegejaar niet kunt afronden. Presentielijst In verband met de deelnameplicht dienen er bij elk practicum aan het begin van de bijeenkomst presentielijsten te worden getekend. Wanneer de docent hier niet aan heeft gedacht, vraag er dan om. Het is in je eigen belang dat er geen misverstanden ontstaan over je aanwezigheid.
6
5
Beoordeling
Algemene opmerkingen over de inhoud van de beoordeling Het eindcijfer is een cijfer per trio. De beoordeling vindt plaats op grond van de kwaliteit van het ingeleverde reflectieverslag, de afsluitende presentatie en het schriftelijk eindverslag van het onderzoek. De presentatie is een groepspresentatie, maar de kwaliteit ervan weegt door in ieders eindcijfer; het is dus zaak dat ieder zo goed mogelijk bijdraagt aan de voorbereiding van de presentatie. Beoordeling in relatie tot de doelstellingen van dit blok De beoordeling is vooral gericht op het toetsen van onderzoeksvaardigheden en het toepassen van kennis en minder op kennisdoelstellingen op zichzelf. 6
Afrondingen
Afronding 1: Soort afronding:
Inhoud afronding: Inleverdatum: Herkansingsdatum: Beoordelingscriteria:
Cijferbepaling: Datum uitslag: Datum inzage/nabespreking Afronding 2: Soort afronding: Inhoud afronding:
Beoordelingscriteria:
Cijferbepaling: Datum uitslag:
A. Eindverslag van het gezamenlijk uitgevoerde onderzoek, inclusief de verplichte bijlagen. B. Compleet Portfolio met alle van feedback voorziene opdrachten. Verslag van een empirisch onderzoek, inclusief de reflectieverslagen. Dinsdag 24 april 2012: uiterlijk 15.30 in postvak Pien Bos Dinsdag 26 juni 2012: uiterlijk 15.30 in postvak Pien Bos criteria voor het eindverslag worden op de SWP geplaatst. Minimaal gelden de vormeisen voor werkstukken aan de UvH. minimaal een 5,5; zie schema hieronder 4 weken na de tentamendatum op afspraak
groepspresentatie In de groepspresentatie worden de tussenresultaten van de 3 deelonderzoeken samengevoegd tot 1 geheel. de presentaties worden beoordeeld aan de hand van 3 criteria: 1) helderheid betoog, 2) eenheid van het gezamenlijke onderzoek, en 3) kennis van de geleerde vormen van empirisch kwalitatief onderzoek. Beoordeling: cijfer. minimaal een 4,0; te bepalen in onderling overleg door de docenten. binnen een week na de presentaties. 7
Datum inzage/nabespreking: Cijferbepaling vak als geheel:
op afspraak voor het vak als geheel moet minimaal een 5,5 worden behaald; zie schema hieronder. De presentatie weegt als volgt mee in het eindcijfer. Als het cijfer voor de presentatie lager is dan een 5,5, dan wordt ieder’s eindcijfer met 0,5 omlaag bijgesteld; bij een cijfer tussen 5,5 en 8 is er geen consequentie voor het cijfer; excellente presentaties die beoordeeld worden met een 8 of hoger, worden beloond door ieder’s eindcijfer te verhogen met 0,5. Aan de minimumeisen van beide afrondingen moet zijn voldaan, voordat er een tentamenbriefje kan worden verkregen.
Beoordeling Onderdelen eindwerkstuk
Max. punten
A. Probleemstelling Inleiding, inclusief problematisering Doelstelling Vraagstelling(en) Argumentatie kwalitatief onderzoek en case study Totaal aantal punten onderdeel A
5 5 5 5 20
B. Definiëring en operationalisering Vaststellen van kernbegrippen Uiteenrafeling van variabele kernbegrip op basis van bestaande kennis Vaststellen van dimensies / sensitizing concepts Totaal aantal punten onderdeel B
8 20
C. Plan datagenerering Bronnen Criteria voor steekproef Methoden Haalbaarheid onderzoeksplan Totaal aantal punten onderdeel C
5 5 5 5 20
D. Onderzoeksrapportage Analyse Conclusie Vormgeving + publicatievoorschriften Totaal aantal punten onderdeel D Totaalscore A t/m D Presentatie Individuele reflecties Totaal score
4 8
15 5 5 25 85 15
8
Behaal de punten groep
Behaalde punten individueel
Uitleg/ toelichting
7
Onderwijskwaliteitszorg
Aan het eind van de cursus kan je gevraagd worden een evaluatieformulier in te vullen. Het evalueren van het onderwijs is een onderdeel van ons kwaliteitszorgsysteem. Elk onderwijsonderdeel wordt minimaal één keer per drie jaar geëvalueerd. De evaluatieresultaten worden bekeken door de opleiding, de coördinator en de studentenvertegenwoordigers. In de bibliotheek liggen de onderwijsevaluaties in mappen ter inzage. Hier wordt periodiek informatie aan toegevoegd met verbetermaatregelen als vervolg op de evaluaties. Voor vragen en informatie kun je je wenden tot de verschillende studentafgevaardigden (jaarvertegenwoordigers, Universiteitsraad), of tot de beleidsmedewerker kwaliteitszorg Sophie Wils en assistent Saskia Zuijderduijn, te bereiken via
[email protected].
9
STUDIEHANDLEIDING
1. Richtlijnen voor de studie In een inleidend hoorcollege (plenair voor alle studenten) worden de onderzoeksmethoden toegelicht. Studenten kiezen vervolgens per drietal een afbakening van het overkoepelende thema dat zij bestuderen aan de hand van de aangeboden methoden. Het overkoepelende thema dit jaar is “Samen Leven en Sociale Samenhang”. In onze samenleving bestaat grote diversiteit in onder andere gender, leeftijd en etniciteit. Bij het vaststellen van een onderwerp kan worden gedacht aan thema’s die samenhangen met de wijze waarop mensen in deze diversiteit polariseert en/of aan elkaar verbindt. Het thema kan ruim worden geïnterpreteerd. Binnen dit thema kan worden gezocht naar een geschikte case. Voorbeelden van geschikte cases kunnen zijn: Verzorgingsverpleeghuizen, Bejaardentehuizen, Kraamhotels, Mantelzorg-constructies, Ziekenhuizen, Hospices, Migrantenorganisaties, Sportverenigingen, Gezelschapsverenigingen, Scholen, Welzijnsorganisaties, Actiegroepen, Vrijwilligersorganisaties, Geloofsgenootschappen, Zelfhulpgroepen, Ronald McDonaldhuizen, Actiegroepen, Vrouwenverenigingen, Padvinderij, Kinderopvangcentra. Er wordt gewerkt in subgroepen van drie studenten. Van de drietallen wordt intensieve samenwerking vereist. Per drietal worden de opdrachten uitgevoerd en ingeleverd. De docent voorziet deze opdrachten van feedback. Een belangrijk deel van de feedback wordt plenair, tijdens de hoorcolleges of werkgroep-bijeenkomsten terug gekoppeld. Studenten zijn als drietal verantwoordelijk voor de verwerking van feedback, voor tussentijdse afstemming en voor de voortgang van het onderzoek. Het beleggen van bijeenkomsten met de onderzoeksgroep vergt dus zelfstandigheid en planning. De presentatie is het formele moment waarop de groep als geheel hun resultaten bij elkaar brengt. In een slotbijeenkomst presenteren de studenten hun bevindingen aan hun medestudenten. Desgewenst mogen contactpersonen uit het veld hierbij worden uitgenodigd. Deze bijeenkomst is ook het moment om tussentijdse feedback te krijgen van de medestudenten, die je nog kunt verwerken in je eindverslag. Het leeronderzoek bestaat dus voor een groot deel uit zelfstudie.
2. Taken en opdrachten tijdens het onderzoek In het onderzoek pas je kwalitatieve dataverzamelings- en analysemethoden toe. Om het onderzoeksproces te ondersteunen en begeleiden zijn er tussentijdse leesopdrachten en praktijkopdrachten geformuleerd (zie ook het rooster). Het zijn verplichte opdrachten die 10
het zelfstandig werken ondersteunen en structureren. Ze worden tussentijds niet beoordeeld: alleen de presentatie en het eindverslag worden beoordeeld. De praktijkopdrachten vormen uiteindelijk de inhoud van het portfolio. Voor de invulling van het vak per week: zie cursusrooster en de opdrachten in de bijlagen
3. Cursusrooster NB: een aantal teksten van de verplichte literatuur dien je zelf te kopiëren uit de bieb. Week/ Bijeenkomst Onderwerp/activiteit* Voorbereiding college, - tijdstip workshops en werkgroepen Data Week 1 Di 14 feb
Week 2 Di 21 feb
Week 3 Di 28 feb
Week 4 Di 6 maart
Week 5 Di 13 maart
Hoorcollege 12.30-14.15
Inleiding; onderzoeksopzet Vorming groepen
Boeije Hfd. 1 + Hfd. 2 Readertekst 1: Braster
Groep
Opdracht 1: inleveren in postvak
Deadline: vrijdag 17 feb - 12.00 uur tekst Spradley: boek staat op de collegeplank in de UvHbibliotheek Readertekst 2: Verschuren
Plan dataverzameling WG. 1 12.30-13.45 Documentenanalyse WG. 2 14.00 – 15.15 Opdracht 2: inleveren in postvak Groep WG. 1 12.30-13.45 WG. 2 14.00 – 15.15 Groep WG. 1 12.30-13.45 WG. 2 14.00 – 15.15 Groep
Participerende Observatie
Opdracht 3: inleveren in postvak Participerende Observatie
Deadline: vrijdag 24 feb - 12.00 uur Boeije Hfd. 3 Readertekst 3: Ponterotto
Deadline 2 maart: 12 uur Boeije Hfd. 4 tekst: Miller, Creswell & Olander: tijdschrift staat op de collegeplank in de UvHbibliotheek
Opdracht 3 vervolg: inleveren in Deadline 9 maart: 12 uur postvak Data-analyse Boeije Hfd. 5
WG. 1 12.30-13.45 WG. 2 14.00 – 15.15 Opdracht 3 vervolg: inleveren in Deadline 16 maart: 12 uur Groep postvak
11
Week 6 Di 20 maart
Week 7 Di 27 maart
Week 8 Di 3 april
Data-analyse WG. 1 12.30-13.45 WG. 2 14.00 – 15.15 Opdracht 4: inleveren in postvak Kwaliteitscriteria WG. 1 12.30-13.45 WG. 2 14.00 – 15.15 WG. 1 12.30-14.15 WG. 2 14.30-16.15
Week 9 Di 10 april Di 17 april
Subgroep Solo
Week 10 Di 24 april
Deadline 15.30 uur
Boeije Hfd. 6
Deadline 23 maart: 12 uur
Presentaties gezamenlijk onderzoek
Opdracht 5 en Eindverslag + Zelfwerkzaamheid
Inleveren Eindverslag, incl. opdracht 5 (in de bijlage): in postvak van docent.
* Alle opdrachten moeten hard-copy worden ingeleverd. Alleen op de op tijd ingeleverde opdrachten kan feedback worden gegeven.
12
LITERATUUR
1
Verplichte literatuur
-
Boeije, H. 2005, Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Meppel: Boom. (150 blz.)
-
Spradley, J. 1980, Participant Observation. Forth Worth: Harcourt Brace Jovanovich College. Step One: Locating a social sitation. Step Two: Doing Participant Observation. (25 blz.) boek staat op de collegeplank in de UvHbibliotheek
-
Miller, D.L., J.W. Creswell & L.S. Olander, 1998, Writing and Retelling Multiple Ethnographic Tales of a Soup Kitchen for the Homeless. Qualitative Inquiry December 1998 (4): 469-491. (20 blz.)tijdschrift staat op de collegeplank in de UvHbibliotheek
-
De artikelen die zijn opgenomen in het readergedeelte van dit werkboek.
2
Doelstelling voorgeschreven literatuur
De boekhoofdstukken en de reader gaan op toegankelijke wijze in op zowel theoretische als praktisch aspecten van de drie onderzoeksmethoden. De verplichte literatuur dient voor de student als naslagwerk voor het opzetten en uitvoeren van het onderzoek. Tegelijkertijd biedt de literatuur theoretische context voor het gebruik van dergelijke methoden en voor het kunnen duiden van de onderzoeksuitkomsten.
13
BIJLAGEN
14
LOZ2 Opdracht 1: Doel- en vraagstelling Ontwikkel een doel- en vraagstelling, volgens onderstaand stappenschema: 1. Kies een onderwerp dat jullie speciaal interesseert binnen het thema Samen Leven en/of Sociale Cohesie. 2. Selecteer een organisatie, vereniging, stichting of bedrijf (bij voorkeur buiten Utrecht) waarbinnen jullie dit onderwerp willen onderzoeken. Houd er rekening mee dat de organisatie jullie op korte termijn toegang moet verschaffen: jullie moeten binnen enkele weken empirisch materiaal over dit onderwerp moeten kunnen verzamelen (participerende observatie, documentenanalyse en eventueel een diepte-interview). 3. Schrijf een beknopte inleiding op het onderwerp. Maak de lezer duidelijk wat het onderwerp inhoudt, bij welk sociaal verschijnsel en/of maatschappelijk probleem het onderwerp aansluit en binnen welk theoretisch kader het is te plaatsen. 4. Vertaal het gekozen onderwerp naar een concrete (voorlopige) doelstelling voor een op te zetten en (deels) uit te voeren case study. Stel vast óf en zo ja wélk handelingsdoel/praktijkdoel jullie onderzoek heeft. 5. Formuleer een concrete (voorlopige) vraagstelling die jullie in het onderzoek willen beantwoorden en leg uit waarom deze vraag nodig is bij het behalen van de doelstelling. Lukt dat niet (overtuigend genoeg), zoek dan naar een andere vraag. De vraagstelling dient altijd betrekking te hebben op een kennisprobleem. 6. Leid uit de centrale vraag twee tot vier deelvragen af. Leg per deelvraag uit waarom deze nodig is voor het beantwoorden van de centrale vraag. Lukt dat niet of niet overtuigend genoeg, zoek dan naar een andere (formulering van de) deelvraag of pas de centrale vraag aan. 7. Argumenteer waarom, gelet op de doelstelling, een kwalitatieve onderzoeksopzet, in het bijzonder een case study, op zijn plaats is en welke voordelen dit in dit geval heeft boven een kwantitatieve onderzoeksopzet. Neem in de argumentatie de uitgangspunten van een sociaal constructivistische wetenschapsopvatting mee. 8. Maak een verslag van het gesprek met de contactperso(o)n(en) (gatekeepers) waarin afspraken zijn gemaakt over de toegang tot empirische documenten, de mogelijkheden voor participerende observaties.
Advies format 1. inleiding < 1 pag. 2. doelstelling en vraagstelling < 0,5 pag. 3. uitleg < 0,5 pag. Totaal
< 2 pag.
Regelafstand: 1,5 Tekengrootte: 11 of 12 Bladspiegel: normaal
15
LOZ2 opdracht 2: Plan dataverzameling 1. Verwerk de plenaire en individuele feedback van de docent en jullie eigen voortschrijdende inzicht en iteraties in de tekst tot nu toe. Maak de aanpassingen en uitbreidingen duidelijk zichtbaar in de tekst. 2. Stel de constante en variabele kernbegrippen van het onderzoek vast. Geef van het constante kernbegrip een stipulatieve definitie. Rafel het variabele kernbegrip uiteen op basis van relevante theoretische bronnen. Daarbij wordt per persoon minstens één (wetenschappelijk) artikel geselecteerd als bronmateriaal. Stel vast uit welke dimensies het kernbegrip bestaat, of formuleer sensitizing concepts. . Argumenteer de keuze voor deductieve of inductieve aspecten in de benadering en onderbouw je keuze. 3. Maak een totaalplan voor verzameling voor het gehele onderzoek. Ga daarbij uit van een onderzoek waar met 3 personen full time twee maanden aan kan worden gewerkt. 4. Stel per deelvraag vast welke methoden (participerende observatie, (diepte) interview, documenten-analyse) geschikt zijn om de betreffende deelvragen te beantwoorden. Beargumenteer waarom de gekozen methode bij uitstek geschikt is om de betreffende deelvraag te beantwoorden. 5. Stel per deelvraag vast welke databronnen nodig zijn om de deelvragen te kunnen beantwoorden. Argumenteer op basis van welke criteria jullie deze bronnen kiezen. Zorg dat de meest geschikte documenten (documenten-analyse), de meest geschikte sociale situaties (participerende observaties) en de meest geschikte informanten (diepte-interview) als bron zijn vastgesteld, ongeacht of er de komende weken toegang tot deze betreffende bronnen mogelijk is. Noem ook secondaire bronnen, en beargumenteer waarom ook deze bronnen geschikt zijn. 6. Maak een keuze in welke methoden van dataverzameling jullie naast de analyse van empirische documenten gaan gebruiken: drie participerende observaties of naast twee participerende observaties ook een kwalitatief diepte-interview. Argumenteer waarom de betreffende methode geschikt is/zijn om de deelvragen te beantwoorden. 7. Werk de gekozen methoden ter voorbereiding van het veldwerk uit: - Participerende Observaties: o Stel een lijst van attenderende begrippen op die je waarnemingen gedurende de participerende observatie kunnen richten en beargumenteer waarom deze begrippen relevant zijn. o Omschrijf de rollen die geschikt zijn om aan te nemen en beargumenteer waarom de meer of mindere mate van participeren geschikt is om te observeren. - Diepte-interview: Stel vast welke thema’s besproken worden, formuleer initiële vragen en ontwerp een interviewguide. We gaan nu over naar de uitvoeringsfase van het onderzoek. Hiertoe gaan jullie een gedeelte van jullie totaalplan tot uitvoering brengen. 8. Bespreek met de contactperso(o)n(en) welke empirische documenten beschikbaar zijn. Verzamel relevante empirische documenten. Lees de verzamelde documenten aandachtig
16
door. Houd daarbij de onderzoeksvragen en/of de centrale begrippen die je hebt onderscheiden in het achterhoofd! Voorzie een gedeelte van de documenten van relevante codes. Maak ondertussen voortdurend aantekeningen (memo’s) van zaken die jullie opvallen. Beschrijf de eerste bevindingen die oprijzen uit dit materiaal. Blijf hierbij binnen de kaders van de hoofdvraag en/deelvra(a)g(en). 9. Bespreek tevens met de betreffende contactperso(o)n(en) in welke drie sociale situaties de participerende observaties kunnen worden uitgevoerd; of bespreek in welke twee sociale situaties participerend kan worden geobserveerd en welke informant kwalitatief kan worden geïnterviewd. Plan met de betreffende gatekeeper (s) op welke dag in week 3 – 4 - 5 de uitvoering kan plaatsvinden. Maak een gespreksverslag van dit overleg, waarbij je reflecteert op de uitkomst van het gesprek en de gemaakte keuzes.
Advies Format Punt 1 t/m 6 totaal: < 2 tot 2,5 pag.
17
LOZ2 Opdracht 3: Participerende observaties en eventueel een diepte-interview (dataverzameling) 1. Verwerk de plenaire en individuele feedback van de docent en jullie eigen voortschrijdende inzicht en iteraties in de tekst tot nu toe. Maak de aanpassingen en uitbreidingen duidelijk zichtbaar in de tekst. Afhankelijk van opdracht 2 punt 5: Maak hieronder een keuze tussen aanpak 1 of aanpak 2 Aanpak 1 2. Verricht drie participerende observaties. Doe de drie participerende observaties op verschillende dagen. Voer elke participerende observatie uit met twee personen. Stem de rolverdeling van tevoren goed af. Maak tijdens de participerende observaties in ieder geval zo nauwkeurig en volledig mogelijk aantekeningen (memo’s) van wat jullie zien en horen. Houd daarbij het variabele kernbegrip, de dimensies en/of de sensitizing concepts voortdurend in het achterhoofd. 3. Maak direct na de participerende observatie en op basis van de memo’s onafhankelijk van elkaar zo volledig mogelijke transcripties van de participerende observatie(s). Maak in het transcript gebruik van thick descriptions en van citaten van de deelnemers aan de sociale situatie. 4. Houd zo kort mogelijk na de verslaglegging, een nabespreking van wat jullie allemaal gezien hebben. Bespreek daarbij de beschrijvingen en de interpretaties van elk van beiden. Zijn er verschillen? Hoe zijn die te verklaren? Maak van deze nabespreking een nauwkeurig verslag. 5. Lees alle transcripties aandachtig door, samen met het verslag dat jullie maakten van de nabesprekingen en de aantekeningen bij de documentenanalyse. Voorzie de transcripties van relevante codes. Houd daarbij de onderzoeksvragen steeds in het achterhoofd! Maak ondertussen voortdurend aantekeningen van zaken die jullie opvallen (memo’s). Welke zaken vallen op wanneer je de documenten en de transcripties van de participerende observaties vergelijkt? 6. Maak een systematische vergelijking van het materiaal dat jullie via verschillende methoden hebben verzameld (documenten, participerende observaties). Wat valt op als je fragmenten vergelijkt die dezelfde codes hebben? Welke patronen worden er zichtbaar? Welke tegenstrijdigheden tref je aan. Formuleer vanuit deze vergelijking een voorlopig antwoord op de vraagstelling van je onderzoek. NB: Lever voor de gestelde deadline (2 maart) voor deze opdracht ten minste van één participerende observatie punt 3 t/m 6 in. Aanpak 2 7. Verricht twee participerende observaties en een diepte-interview. A. Doe beide participerende observaties op verschillende dagen. Voer de participerende observaties uit met twee personen. Stem de rolverdeling van tevoren goed af. Maak tijdens de observaties in ieder geval zo nauwkeurig en volledig mogelijk aantekeningen (memo’s) van wat jullie zien en horen. Houd daarbij het variabele kernbegrip, de dimensies en/of de sensitizing concepts voortdurend in het achterhoofd.
18
a. Maak direct na de participerende observatie en op basis van de memo’s onafhankelijk van elkaar zo volledig mogelijke transcripties van de participerende observatie(s). Maak in het transcript gebruik van thick descriptions en van citaten van de deelnemers aan de sociale situatie. b. Houd zo kort mogelijk na de verslaglegging, een nabespreking van wat jullie allemaal gezien hebben. Bespreek daarbij de beschrijvingen en de interpretaties van elk van beiden. Zijn er verschillen? Hoe zijn die te verklaren? Maak van deze nabespreking een nauwkeurig verslag. c. Lees alle transcripties aandachtig door, samen met het verslag dat jullie maakten van de nabesprekingen en de aantekeningen bij de documentenanalyse. Voorzie de transcripties van relevante codes. Houd daarbij de onderzoeksvragen steeds in het achterhoofd! Maak ondertussen voortdurend aantekeningen van zaken die jullie opvallen (memo’s). Welke zaken vallen op wanneer je de documenten en de transcripties van de participerende observaties vergelijkt? Formuleer vanuit deze vergelijking een voorlopig antwoord op de vraagstelling van je onderzoek. NB: Lever voor de gestelde deadline (2 maart) ten minste van één participerende observatie punt a t/m c en punt 8 in. B. Neem het diepte-interview af met twee personen. Stem de rolverdeling van tevoren goed af. Maak geluidsopnames van het interview. Een van beide maakt tijdens het interview notities van de inhoud van het gesprek en van observaties tijdens het gesprek. a. Bespreek direct na afloop het verloop van het interview. Bespreek daarbij de memo’s van de observant. Wat viel er op? Hoe interpreteer je dat? Werk de (vaak in telegramstijl opgestelde) memo’s van de observant volledig uit. Maak een nauwkeurig verslag van de nabespreking. b. Werk het interview Verbatim uit en voorzie het transcript van relevante codes. Maak ondertussen voortdurend aantekeningen van zaken die jullie opvallen (memo’s). 8. Maak een systematische vergelijking van het materiaal dat jullie via verschillende methoden hebben verzameld (documenten, participerende observatie, interview). Wat valt op als je fragmenten vergelijkt die dezelfde codes hebben? Welke patronen worden er zichtbaar? Welke tegenstrijdigheden tref je aan. Formuleer vanuit deze vergelijking een voorlopig antwoord op de vraagstelling van je onderzoek Advies Format Transcripties: Nabesprekingen en vergelijking van het materiaal:
19
Onbeperkt 1,5 tot 2 pag.
LOZ2 Opdracht 4: Afronding Analyse
1.
Verwerk de feedback van de docent en jullie eigen voortschrijdende inzicht in de tekst tot nu toe. Maak de aanpassingen en uitbreidingen duidelijk zichtbaar in de tekst.
De rest van deze opdracht betreft het analyseren van het verzamelde materiaal, het formuleren van een antwoord op de vraagstelling en het formuleren van een advies. 2.
3.
4.
5.
6.
Neem het gehele materiaal nogmaals door, (minimaal) één keer voor elke (deel)vraag uit de vraagstelling die jullie beogen te beantwoorden. Probeer daarbij steeds alle onderdelen van het materiaal onderling te vergelijken en/of op elkaar te betrekken. Formuleer op basis daarvan een antwoord op de (deelvragen van de) vraagstelling. Beschrijf welke gevolgtrekkingen jullie uit de (voorlopige) resultaten kunnen trekken voor de theorie/ theoretische invalshoek die jullie hebben gekozen. Beschrijf kernachtig maar volledig via welke argumenten jullie tot deze gevolgtrekkingen komen. Formuleer alvast eerste aanbevelingen voor de organisatie die jullie onderzochten. Beschrijf kernachtig maar volledig via welke argumenten jullie tot deze aanbevelingen komen. Zet de beschrijvingen van iteraties bij het uitvoeren van de opdrachten voor jezelf op een rij en probeer daarin patronen te ontdekken. Reflecteer daarbij nadrukkelijk op je eigen rol als onderzoeker. Reflecteer op de methodologische kwaliteit van jullie onderzoek en maak daarbij gebruik van methodologische kwaliteitscriteria.
Advies Format:
2 – 3 pag.
20
LOZ2 Opdracht 5: Individuele Reflectie Bij kwalitatief onderzoek is de onderzoeker het instrument. Onderzoekers kunnen niet worden gestandaardiseerd en daarmee is reflectie cruciaal. In deze individuele opdracht reflecteert de onderzoeker op de wijze waarop hij/zij keuzes heeft gemaakt en op de wijze waarop deze keuzes tot uitvoering zijn gebracht. Om diepgang in de reflectie aan te brengen is expliciet gebruik van de verplichte literatuur een criterium. Maak in deze reflectieopdracht tevens op adequate wijze en expliciet gebruik van de begrippen betrouwbaarheid en validiteit. Methodische reflectie: Tijdens de voorbereiding en gedurende heb je bronnen en methoden gekozen die geschikt leken om te komen tot antwoorden op de onderzoeksvraag. Ook tijdens de uitvoering (het veldwerk) worden keuzes gemaakt. Ga in deze methodische reflectie onder andere in op: 1. De keuze van de sociale situatie: Was de sociale situatie waarbij jullie participerend hebben geobserveerd geschikt om de data te verzamelen die nodig zijn om tot een antwoord te komen op de betreffende deelvragen. Beargumenteer en stel zo nodig vast wat een volgende keer een meer geschikte sociale situatie zou zijn (denk aan tijdstip, locatie etc.). 2. De rolkeuze: Hoe werkte de wijze waarop je meer of minder actief deelnam aan de sociale situatie. Wat waren de voordelen en nadelen die je rolkeuze met zich meebracht. Welke rol zou je een volgende keer eventueel overwegen? 3. Transparantie: Hoe open was je over het doel van je aanwezigheid en hoe reageerden de aanwezigen/informanten. Wat waren de voor- en nadelen van je keuze om meer of minder transparant te zijn over de reden van je aanwezigheid. Theoretische reflectie: Wetenschappers hebben zich tot doel gesteld om kennis te creëren. Daarbij wordt per definitie voortgeborduurd op de kennis die er is; de kennis die collega-wetenschappers hebben gecreëerd. Reflecteer op de wijze waarop bestaande kennis (literatuur) in dit onderzoek een rol heeft gespeeld. Beschrijf welke keuzes je met betrekking tot de literatuur een volgende keer hetzelfde zou maken, en beargumenteer wat je een volgend onderzoek op een andere wijze zou aanpakken. Maak daar bij onderscheid in: 1. De opzet van het onderzoek: op welke wijze heeft de literatuur een rol gespeeld in de problematisering en in de wijze waarop je het variabele kernbegrip hebt uiteengerafeld? 2. Op welke wijze heeft de literatuur een rol gespeeld gedurende het veldwerk, tijdens de waarnemingen? 3. Op welke wijze heeft de literatuur een rol gespeeld gedurende de analyse: maak hierbij gebruik van de begrippen inductief en deductief. Persoonlijke reflectie: Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit een sociaal constructivistische wetenschapsopvatting. In deze benadering staat centraal dat de onderzoeker vanwege de open benadering voortdurend keuzes maakt. In de ontwerpfase van het onderzoek, tijdens de dataverzameling, tijdens de analyse en last but not least gedurende het schrijfproces beïnvloeden de kwaliteiten, beperkingen, voorkeuren en weerstanden van de onderzoeker de inhoud van het onderzoek. Reflecteer op de wijze waarop
21
intersubjectiviteit in dit onderzoek een rol heeft gespeeld in het gehele onderzoeksproces. Beschrijf welke biases, vaardigheden en beperkingen jouw keuzes en interpretaties hebben gestuurd. Advies Format: 2 – 3 pag.
22