LOKAAL INTEGRAAL VEILIGHEIDSPROGRAMMA OLST-WIJHE 2001-2005
Olst-Wijhe, juli 2001.
SAMENVATTING Integraal veiligheidsbeleid is de laatste jaren een actueel item. De noodzaak van een samenhangende structurele aanpak tussen overheid, maatschappelijke organisaties en burgers vormt één van de kernpunten van het integraal veiligheidsbeleid. Bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid moeten de maatregelen zoveel mogelijk in onderlinge samenhang worden genomen. De nadruk in dit programma ligt op een concrete herkenbare aanpak, waarbij onder andere aandacht zal worden besteed aan gebiedsgericht werken. Het begrip “veiligheid” is te omschrijven als het aanwezig zijn van een gewenste mate van ordening en rust in het openbare leven, van bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen en het aanwezig zijn van basisvrijheden zoals bijvoorbeeld bewegingsvrijheid. Onveiligheid is dan te omschrijven als alles wat daarop een inbreuk maakt. Feitelijke aantastingen van de veiligheid, ook wel objectieve (on)veiligheid genoemd, betekent per definitie dat er sprake is van onveiligheid. Gevoelens van onveiligheid (subjectieve onveiligheid) blijken in sommige gevallen niet samen te hangen met de objectieve kans slachtoffer te worden van een misdrijf of een ongeval. Het bevorderen van veiligheid is een kerntaak van de overheid. Het integraal veiligheidsbeleid moet zich richten op het terugdringen van feitelijke inbreuken en van onveiligheidsgevoelens bij de burgers. De gemeente heeft een regierol als het gaat om de aansturing, ontwikkeling en uitvoering van het integraal veiligheidsbeleid. Op lokaal niveau maakt de gemeente met andere partners die ook werkzaam zijn op het gebied van c.q. belang hebben bij veiligheid (politie, brandweer, scholen, woningcorporaties, horeca, maatschappelijk werk etc.) afspraken over de te treffen maatregelen. In algemene zin kan de gemeente Olst-Wijhe als relatief veilige gemeente worden aangemerkt. Het verkeer (overlast en ongevallen) is een onderwerp dat hoog scoort als het gaat om objectieve en subjectieve onveiligheid. Bij het onderzoek Veiligheidsmonitor District Zuid sprong in Wijhe het vandalisme er negatief uit. In Olst vraagt de overlast door jongeren extra aandacht. In de eigen woonomgeving ervaren veel mensen hondenpoep en te hard rijden als een probleem. Daarnaast wordt geluidsoverlast en rommel op straat regelmatig als een probleem gezien. In beide gemeenten hechten de bewoners aan de aanpak van woninginbraken en zedendelicten. Dit is goed verklaarbaar, aangezien dergelijke delicten of misdrijven een zware inbreuk betekenen op de veiligheidsgevoelens van burgers. Naast de inventarisatie op basis van de Veiligheidsmonitor District Zuid en cijfers van de politie is aan de hand van enkele themabijeenkomsten gepolst welke prioriteiten worden toegekend aan het veiligheidsbeleid. Tijdens die bijeenkomsten bleek dat verkeersveiligheid hoog scoort. Verder kwam de aandacht voor jongeren naar voren, waarbij de nadruk vooral werd gelegd op het creëren van voldoende voorzieningen. Een goede communicatie met de jongeren werd ook van belang geacht. Bij de prioriteitenbepaling kwamen nagenoeg dezelfde items naar voren als bij de inventarisatie. Verscheidene deelnemers van de bijeenkomsten zagen de wijk- en buurtpreventie als een goed instrument om de onveiligheid te verminderen. Een goede organisatorische inbedding is van belang voor de totstandkoming en uitvoering van het veiligheidsbeleid. Er zal onder leiding van de burgemeester een Regiegroep worden ingesteld. Die regiegroep heeft een regisserende rol ten aanzien van de ontwikkeling en uitvoering van het beleid. Naast de regiegroep wordt er een platform in het leven geroepen. Dit platform heeft een toetsende en adviserende functie richting de regiegroep.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
2
In het platform zullen vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke geledingen zitting nemen. Voor de beoordeling van ruimtelijke plannen komt er een werkgroep sociale veiligheid. Advisering door de werkgroep heeft voornamelijk een preventief karakter, namelijk het voorkomen van het ontstaan van sociaal onveilige situaties bij nieuwbouw en herinrichtings- of renovatieplannen. Binnen de gemeentelijke organisatie is de veiligheidscoördinator de belangrijkste ambtelijke vertegenwoordiger. Hij/zij zal het centrale aanspreekpunt worden als het gaat om de signalering van onveiligheid en problemen rondom veiligheid en leefbaarheid. In dit veiligheidsprogramma is een actieprogramma opgenomen. Het is de bedoeling om jaarlijks het actieprogramma bij te stellen. Dat kan ondermeer aan de hand van het eveneens jaarlijks uit te brengen activiteitenverslag. Na enkele jaren (in 2003) zal er een tussentijdse evaluatie plaatsvinden met een beknopt opinieonderzoek. Aan het eind van het jaar 2005 is er een meer omvattende evaluatie gepland. Het verstrekken van informatie is belangrijk om de burgers op de hoogte te houden en te betrekken bij het beleid. Dat kan door regelmatig berichtgeving over activiteiten in het kader van het veiligheidsbeleid in Huis-aan-Huis op te nemen. Verder zou er tweemaal per jaar een veiligheidsbulletin kunnen worden vervaardigd. Zo’n bulletin zou met name binnen de betrokken organisaties kunnen worden verspreid. In het actieprogramma wordt voorgesteld om de samenwerking met de politie te structureren en aldus de prioriteiten en maatregelen regelmatig af te stemmen. Intensiever toezicht op APV-zaken (o.a. hondenpoep) en openbare orde incidenten kan worden gerealiseerd door de aanstelling van een tweetal dorpswachten. Het project Keurmerk Veilig Wonen zal worden gecontinueerd. Wijk- en buurtpreventie zal in combinatie met de door de gemeente in gang gezette buurtaanpak en het gebiedsgebonden werken van de politie vorm krijgen. In relatie tot de buurtaanpak zal er een planning worden opgesteld voor de buurten en wijken waar actief gewerkt zal worden aan wijk- en buurtpreventie. Die planning zal vergezeld gaan van een plan van aanpak. Ook kan aan het onderwerp wijk- en buurtpreventie aandacht worden besteed bij de jaarlijkse kernenbezoeken. Bij het onderdeel “jeugd en leefbaarheid” zal er gewerkt worden aan de veiligheid voor jongeren en de bestrijding van onveiligheid door jongeren. Adequaat toezicht en begeleiding is nodig om agressief of crimineel gedrag te voorkomen of in de kiem te smoren. Onveiligheid door jeugdigen wordt regelmatig mede veroorzaakt door een buitensporig gebruik van alcohol en drugs. Het is daarom gewenst daarover voorlichting te geven. In de preventieve sfeer zullen mogelijke ongewenste gevolgen van hangplekken worden tegengegaan door de jeugdigen rechtstreeks aan te spreken en te betrekken bij het beheer van deze hangplekken. Verder kunnen er op preventief gebied in de hoogste groepen van de basisschool trainingen worden aangeboden ter verhoging van de weerbaarheid en ter bevordering van goede sociale omgangsvormen. Op het gebied van verkeersveiligheid wordt er een plan opgesteld dat aansluit op het concept van Duurzaam Veilig. Dit Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan zal ingaan op de onderwerpen: het wegennet, het collectief personenvervoer, het fietsnetwerk en de educatie en de handhaving. Bij de uitvoering van het plan is de hulp van politie en vrijwilligersorganisaties zoals 3VO onontbeerlijk.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
3
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1.
2.
INLEIDING 1.1 Veiligheid met beleid 1.2 Waarom een veiligheidsprogramma 1.3 Leeswijzer VEILIGHEID EN BELEID 2.1 Veiligheid en onveiligheid 2.2 Rol van de gemeente 2.3 Partners in het integraal veiligheidsbeleid 2.4. Veiligheidsprogramma gemeente Olst en Wijhe
bladzijde 2 5 6 7 7 8 10
3
DE INVENTARISATIEFASE 3.1 Objectieve veiligheid 3.2 Subjectieve veiligheid 3.3 Conclusies
11 13 16
4
PRIORITEITENSTELLING 4.1 Themabijeenkomsten 4.2 Keuze van de prioriteiten
17 18
5
6
ORGANISATIE EN COMMUNICATIE 5.1 Organisatie 5.2 Uitvoering en evaluatie 5.3 Communicatie ACTIEPROGRAMMA 6.1 Algemeen 6.2 Wijk- en buurtpreventie 6.3 Jeugd- en leefbaarheid 6.4 Verkeersveiligheid
LITERATUURLIJST
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
5
20 21 23 23
21
24 24 25
27
4
1.1
VEILIGHEID MET BELEID: "Naar een sociaal veilig woon- en leefklimaat"
Integraal veiligheidsbeleid is de laatste jaren een actueel item geworden. In de Kabinetsnota Veiligheidsbeleid 1995-1998 wordt onder integraal veiligheidsbeleid verstaan: het komen tot een structurele gecoördineerde aanpak van inbreuken op de veiligheid en leefbaarheid met als doel het bereiken van een structureel hoger veiligheidsniveau. Alle inbreuken op het publieke domein dienen binnen het integraal veiligheidsbeleid te worden betrokken. Genoemd kunnen worden: vandalisme, overlast, verkeersonveiligheid, inbraken, diefstal, geweldsdelicten, brandonveiligheid, openbare veiligheidsrisico's en zware criminaliteit. Het opzetten van een integraal veiligheidsbeleid betekent dat zowel intern als extern meer accent wordt gelegd op afstemming en samenwerking. De noodzaak van een samenhangende aanpak tussen overheid, maatschappelijke organisaties en burgers vormt een van de kernpunten van het integraal veiligheidsbeleid. Het begrip integraliteit verwijst naar zowel organisatorische als naar inhoudelijke aspecten van het veiligheidsbeleid. In zijn inhoudelijke betekenis verwijst het beleid naar de noodzaak van evenwicht in de veiligheidsketen en het streven naar een optimale combinatie van maatregelen in de sfeer van preventie en repressie. In zijn organisatorische betekenis verwijst het beleid naar partnerschap. Partnerschap vraagt om effectieve en bestendige samenwerking die zowel het karakter kan hebben van samenwerking tussen (relatief) autonome (semi-) overheidsinstellingen als van publiek - private samenwerking. Bij het ontwikkelen en uitvoeren van een integraal veiligheidsbeleid moeten de gewenste maatregelen zoveel mogelijk in onderlinge samenhang worden genomen. Maatgericht en toegespitst werken geeft de grootste kans op succes in het kader van het veiligheidsbeleid. Om dit maatgericht werken te bevorderen is een gebiedsgerichte aanpak een goed in te zetten instrument, hetgeen inhoudt dat per kern, wijk of buurt de specifieke problemen in beeld worden gebracht en aan de hand daarvan gekozen wordt voor een samenhangend pakket van maatregelen. Overigens leert de ervaring, dat bepaalde problemen of gevoelens van onveiligheid zich bijna overal manifesteren. Met name gaat het daarbij om overlast als gevolg van vervuiling van de woonomgeving en om verkeersonveiligheid als gevolg van onverantwoord rijgedrag. Verder kennen verschillende wijken of buurten wel één of meer onveilige plekken. Het gericht aanpakken van dergelijke zaken kan sterk bijdragen tot verhoging van de sociale veiligheid van de burger, zowel in feitelijk opzicht (objectieve veiligheid) als qua beleving (subjectieve veiligheid). 1.2
WAAROM EEN VEILIGHEIDSPROGRAMMA
Om te zorgen voor een afname van de criminaliteit en onveiligheid in Nederland heeft het kabinet medio juni 1999 een Integraal Veiligheidsprogramma (IVP) vastgesteld. Het kabinet wil via het Integraal Veiligheidsprogramma een extra impuls geven aan het vergroten van de veiligheid in ons land. Het IVP is een programma waarin het kabinet zijn visie geeft op veiligheid en waarin het kabinet aangeeft wat het rijk, de medeoverheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven vooral in onderlinge samenwerking kunnen bijdragen aan het vergroten van de veiligheid. Gekozen is voor een programma en niet voor een plan, omdat in een programma gestreefd wordt naar een concrete en herkenbare aanpak, waarin de nadruk niet alleen op beleid, maar ook op uitvoering ligt. Met het oog op die concrete aanpak wordt in navolging van het Kabinet in deze nota gesproken van een Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe. In dit programma worden aan de hand van een
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
5
gesteld doel en een analyse van de knelpunten de prioriteiten bepaald. Vervolgens worden de prioriteiten vertaald in een concreet activiteitenplan.
1.3
LEESWIJZER
Hoofdstuk 2 fungeert in dit verslag als een soort inleiding. Er wordt omschreven wat er wordt verstaan onder objectieve- en subjectieve veiligheid. Verder gaat het hoofdstuk in op de rol van de gemeente en de daarbij betrokken partners. Als laatste onderdeel van het hoofdstuk wordt er beschreven hoe het veiligheidsbeleid concreet vorm moet krijgen in Olst-Wijhe. In hoofdstuk 3 wordt de inventarisatie van de onveiligheid in de gemeente Olst-Wijhe weergegeven. In het hoofdstuk wordt eerst de objectieve veiligheid behandeld en vervolgens komt de subjectieve veiligheid aan de orde. Daarna worden alle gegevens van zowel Olst en Wijhe samengevat aan de hand van conclusies. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de analyse en prioriteitenstelling wat betreft de aanpak van het veiligheidsbeleid. De prioriteiten zijn in belangrijke mate bepaald aan de hand van een tweetal themabijeenkomsten, waarvan betrokkenen uit verschillende geledingen en organisaties zijn uitgenodigd. Tijdens die bijeenkomsten is aan de hand van een aantal stellingen en vragen van gedachten gewisseld over de mate van (on-)veiligheid in Olst-Wijhe en de aanpak daarvan. In hoofdstuk 5 wordt verslag gedaan van de gewenste organisatie- en communicatiestructuur, zowel intern binnen de gemeente als extern met de overige betrokkenen in het veiligheidsprogramma. Tevens worden er suggesties gedaan over de uitvoering hiervan en hoe en wanneer er uiteindelijk geëvalueerd moet worden. In hoofdstuk 6 zullen de concreet te treffen maatregelen worden beschreven, die kunnen bijdragen aan een verbetering van de veiligheid in de gemeente Olst-Wijhe.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
6
2.1
VEILIGHEID EN ONVEILIGHEID; Objectief en Subjectief
Burgers kennen aan veiligheid veel waarde toe. Veiligheid is een basisvoorwaarde voor samenleven. Bescherming van lijf en goed behoort tot de primaire levensvoorwaarden. En alleen in een veilige samenleving kan Nederland zich economisch en sociaal-cultureel optimaal ontwikkelen. Het begrip "veiligheid" is te omschrijven als het aanwezig zijn van de gewenste mate van ordening en rust in het openbare leven, van bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen en het aanwezig zijn van basisvrijheden zoals bijvoorbeeld bewegingsvrijheid. "Onveiligheid" is dan te omschrijven als alles wat daarop een inbreuk maakt. Aantastingen van de veiligheid zijn te onderscheiden naar: - feitelijke aantastingen zoals diefstal en brand (objectieve veiligheid); - veiligheidsrisico's (zoals aanwezigheid/transport van gevaarlijke stoffen); - gevoelens van onveiligheid (subjectieve veiligheid). Feitelijke aantastingen van de veiligheid, ook wel objectieve veiligheid genoemd, betekenen per definitie dat er sprake is van onveiligheid. Het wordt vastgesteld aan de hand van voornamelijk schadegegevens, aantallen delicten en slachtoffers, aantallen aangiften en door wetshandhavers vastgestelde strafbare feiten. In geval van veiligheidsrisico's is er sprake van situaties die tot een aantasting van onveiligheid zouden kunnen leiden. Er is dus niet per definitie sprake van onveiligheid, maar van een kans op onveiligheid. De gevoelens van onveiligheid bij burgers, ook wel subjectieve veiligheid genoemd, zijn moeilijk te peilen. Het is de beleving van onveiligheid die wordt beïnvloed door een scala van factoren. Het is een gevoel van spanning of vrees dat wordt opgeroepen door werkelijke of veronderstelde bedreiging van de veiligheid van een persoon of diens naasten. Niet alleen de grootte van de gemeente of de mate waarin bewoners slachtoffer worden speelt bij dit belevingsaspect een rol. Ook leeftijd en geslacht vertonen sterke samenhang met de mate waarin men zich onveilig voelt. Verder is het ook belangrijk om te kijken hoe de veiligheidsbeleving van het individu is in relatie tot de inrichting van de openbare ruimte, dit wordt ook wel "sociale veiligheid" genoemd. Gevoelens van onveiligheid blijken in sommige gevallen niet samen te hangen met de objectieve kans slachtoffer te worden van een misdrijf of een ongeval (in het verkeer). Enerzijds kunnen burgers zich meer onveilig voelen dan op basis van de objectieve veiligheidssituatie verwacht zou mogen worden. Anderzijds komt het ook voor dat burgers zich nauwelijks bewust zijn van het gevaar dat bijvoorbeeld frequente transporten van gevaarlijke stoffen met zich meebrengt. Hoe het ook zij, gevoelens van onveiligheid betekenen een wezenlijke inbreuk op het welbevinden van burgers en zijn dan ook mede richtinggevend voor het veiligheidsbeleid van de gemeente. De samenhang tussen deze facetten is niet eenvoudig aan te geven. Het integraal veiligheidsbeleid vindt hier zijn beperkingen. Een brede omschrijving geeft nog niet aan welke veiligheidsthema's in het bijzonder aandacht behoeven. Die keuze moet worden gebaseerd op een analyse van de feitelijke situatie met betrekking tot de objectieve en subjectieve veiligheid in Olst-Wijhe, op een inschatting van toekomstige en huidige ontwikkelingen die de veiligheid beïnvloeden en op een uiteindelijke politieke keuze van inbreuken op de veiligheid die met voorrang dienen te worden aangepakt. 2.2
ROL VAN DE GEMEENTE
Het bevorderen van veiligheid is één van de oudste taken van de overheid. De gemeenten spelen hierbij een centrale rol. De gemeenten zullen dan ook verantwoordelijkheid moeten nemen bij Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
7
het ontwikkelen van een veiligheidsbeleid. Het gemeentelijk veiligheidsbeleid vergt medewerking van andere partijen. Naast politie, brandweer en Openbaar Ministerie, zijn dat bijvoorbeeld scholen, woningcorporaties, bedrijfsleven, horecaondernemingen, jeugdzorg en het maatschappelijk werk. Op lokaal niveau maken de "partners in veiligheid" afspraken met elkaar en spreken elkaar hier op aan. De gemeente heeft daarbij de regierol, mede om de verschillende beleidskaders op elkaar aan te laten sluiten. Ook kan de gemeente een onderwerp onder de aandacht brengen en op de politieke agenda plaatsen. De gemeente mobiliseert netwerken en zorgt dat deze adequaat functioneren. Ook is het de taak van de gemeente om de partners zoveel mogelijk te stimuleren, richting te bepalen en het aangeven van de randvoorwaarden waaronder de partners een bijdrage leveren. Er zal ook een duidelijke onderlinge afstemming moeten komen tussen het gemeentelijk veiligheidsbeleid en het regionaal en districtelijke politiebeleid. Naast de burgemeester en de officier van justitie speelt de gemeenteraad hier vooral een rol, waardoor de lokale inbreng kan worden opgenomen in het politiebeleid. Het veiligheidsbeleid vergt ook maatwerk. Een wijkgerichte aanpak, waarbij wijk, buurt of kern en zijn typische problemen centraal komen te staan, is het meest effectief. Ook komt steeds meer de wens naar voren om de inventarisatie en de analyse van de veiligheidssituatie van de gemeente per wijk, buurt of kern uit te voeren. Daarbij worden dan niet uitsluitend de bekende instanties als politie, OM en brandweer betrokken, maar ook de bewoners en de gebruikers van de wijk en de reeds genoemde maatschappelijke instanties en het bedrijfsleven. Deze manier van benaderen maakt dat de bewoners en instanties zich betrokken gaan voelen bij de veiligheidsproblematiek in de directe leefomgeving en van daaruit bereid zijn te participeren in het meedenken en meewerken aan oplossingen daarvan. Deze werkwijze kan resulteren in, door de gemeente op te stellen, (wijk)veiligheidsprogramma's. In hoofdstuk 6 zal nader worden ingegaan op wijk- of kerngerichte aanpak van het veiligheidsbeleid. 2.3
PARTNERS IN HET INTEGRAAL VEILIGHEIDSBELEID
Het integraal veiligheidsbeleid moet zich richten op het terugdringen van feitelijke inbreuken en op het terugdringen van onveiligheidsgevoelens bij de burgers. Het doel zal een structurele gecoördineerde aanpak van inbreuken op de veiligheid en leefbaarheid moeten zijn. De verantwoordelijkheid zal bij de gemeente komen te liggen, want het gemeentelijk niveau wordt bij uitstek gezien als het niveau waarop het veiligheidsbeleid concreet gestalte moet krijgen. Openbare orde en veiligheid is een kerntaak van de gemeente en de burgemeester heeft hierin een specifieke bevoegdheid als zelfstandig bestuursorgaan. Bovendien staan gemeenten dicht bij de burgers en hebben zij samen met de politie het beste zicht op de door hun inwoners ervaren onveiligheid. Bij integraal veiligheidsbeleid staan o.a. samenhang, samenwerking, onderlinge afstemming, overleg en afspraken tussen de verschillende partijen centraal. De gemeente vervult dan wel de regierol, maar zal ook zeer intensief moeten samenwerken met meerdere partijen. Hieronder enkele voorbeelden van de belangrijkste partners in het veiligheidsbeleid: Politie De politie wordt, als het gaat om integrale veiligheid, door gemeenten veelal als de belangrijkste veiligheidspartner beschouwd. De politie kent als algemene taken de handhaving van de openbare orde, de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening. De politie kan met name door haar ervaring en deskundigheid anderen informatie geven hoe een bijdrage te leveren aan de verbetering van de veiligheid. Verder kan de politie zorgen voor cijfermateriaal over de Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
8
veiligheidssituatie in de gemeente en kunnen ze participeren in projecten gericht op vermindering van criminaliteit en overlast. Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie voert samen met de burgemeester het gezag over de politie. Daarnaast overlegt het OM met de korpsbeheerder over het beheer van het politiekorps. Deze positie en de noodzaak tot samenwerking in de aansturing van de politie maken het OM tot een cruciale partner in het veiligheidsbeleid. Het HALT-buro is tevens een onderdeel van het OM. Verder beschikt het Openbaar Ministerie ook over tal van relevante gegevens (afgedane strafzaken, recidivegegevens, slachtoffergegevens, informatie over probleemwijken etc.). Regionale instellingen Voorbeelden van regionale instellingen zijn de GGD en de regionale brandweer. Op de regionale brandweer kan een beroep worden gedaan, bij grotere aangelegenheden waar de gemeentelijke brandweer onvoldoende toe is uitgerust. Ook inspecties zijn vaak regionaal ingedeeld, zoals milieu-inspecties, de regionale arbeidsinspecties of de economische controledienst. Dergelijke inspecties beschikken over informatie over bedrijven. Provincies Op het terrein van het jeugdbeleid en op het gebied van rampenbestrijding speelt de Provincie een belangrijke coördinerende rol. Daarnaast kunnen gemeenten voor informatie en materialen wat betreft rampenbestrijding terecht bij het Provinciaal Coördinatiecentrum. Burgers Inwoners kunnen informatie verschaffen over de veiligheidssituatie van hun wijk of buurt. Hierbij kan het gaan om informatie over het slachtoffer zijn van bepaalde delicten, maar ook over onveiligheidsgevoelens. Burgers zijn niet alleen inwoners, maar manifesteren zich in allerlei hoedanigheden: als klant, als opvoeder, als slachtoffer, als klager, als medeverantwoordelijke. In elk van deze hoedanigheden beschikt de burger over relevante informatie. Buurtinitiatieven In verschillende buurten en kernen hebben bewoners zich georganiseerd in wijkverenigingen of in organisaties van plaatselijk belang. Deze buurt- en kerninitiatieven kunnen door gemeente en politie worden benut om informatie te verkrijgen over de leefwereld van de bewoners. Bovendien kunnen afspraken worden gemaakt om gezamenlijk problemen aan te pakken. Schoolleiders en bovenschoolse directeuren Schoolleiders en bovenschoolse directeuren krijgen op verschillende manieren informatie toegespeeld (bijvoorbeeld via ouderavonden) en kunnen daarom een belangrijke informatiebron vormen. Denk aan de verkeerssituatie en jeugdcriminaliteit. Maatschappelijke instanties/medische zorg Diverse instellingen kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de veiligheid. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan maatschappelijk werk, jeugd- en welzijnsinstellingen, huisartsen, GGD, centra voor alcohol en drugs en diverse belangenverenigingen. Het bevorderen van contacten en netwerken met maatschappelijke instanties is daarbij een belangrijk punt. Winkeliers en Horeca Winkeliers- en horecaverenigingen hebben veelal zicht op de overlastsituatie van bijvoorbeeld groepen jongeren, de horeca is hier tevens mede verantwoordelijk voor. Daarnaast kunnen ze
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
9
informatie geven over verschillende vormen van criminaliteit, waaronder drugshandel en diefstal. Woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties hebben een taak met betrekking tot de instandhouding en verbetering van de leefbaarheid van een wijk. Door het plegen van groot onderhoud en het invoeren van renovaties wordt daaraan bijgedragen. Verder beschikken woningbouwcorporaties over informatie betreffende mensen die zich inschrijven voor een andere woning. Als veel mensen in een bepaalde wijk willen vertrekken is dat relevant voor de beoordeling van de leefbaarheid van een wijk. Naast bovengenoemde organisaties kunnen bijvoorbeeld vrouwenopvang en Jongeren Advies Centrum ook een belangrijke rol spelen. Om een integraal veiligheidsbeleid zo goed mogelijk van de grond af te krijgen is het zeer belangrijk om met verschillende instanties samen te werken, mede ten behoeve van een optimale informatievoorziening en een goed gestructureerde en gecoördineerde aanpak. 2.4 VEILIGHEIDSPROGRAMMA GEMEENTE OLST-WIJHE Veiligheid is een basisvoorwaarde voor samenleven. Daarom is het zeer belangrijk om een zo veilig mogelijk woon- en leefklimaat te creëren. Om dit doel te kunnen bereiken zal er door middel van een gestructureerde en gecoördineerde aanpak, moeten worden gestreefd naar een afname van objectieve- en subjectieve onveiligheid. In dit veiligheidsprogramma zal het accent zowel worden gelegd op de objectieve als de subjectieve veiligheid. Olst-Wijhe is een relatief rustige gemeente ten opzichte van de rest van het politie district Zuid (Bathmen, Raalte en Deventer). Uit de inventarisatie is gebleken dat er geen sprake is van veel geregistreerde incidenten, dus objectief gezien is het redelijk veilig. Toch voelen de bewoners van de gemeente Olst-Wijhe zich wel eens onveilig, ook in hun eigen woonomgeving. Het integraal veiligheidsprogramma zal gaan fungeren als een zogenaamd paraplumodel, waaronder alle dimensies van onveiligheid vallen. Er zal op projectbasis worden gewerkt aan de verschillende items zoals woninginbraak, vernielingen, vandalisme, diefstal en verkeer. Natuurlijk hangen de verschillende onveiligheidsdimensies soms nauw met elkaar samen en is het belangrijk dat het veiligheidsaspect integraal benaderd wordt. Maatregelen worden namelijk altijd vanuit meerdere veiligheidsoptieken benaderd en in samenwerking met verschillende instanties/organisaties uitgevoerd. Aan de hand van deze integrale aanpak kan er gemakkelijk van het ene (on)veiligheidproject worden ingespeeld op het andere. Het integraal veiligheidsprogramma zal actief zijn tot met 2005, met een tussentijdse evaluatie in 2003, waarbij de doelstellingen eventueel bijgesteld kunnen worden. Het is de bedoeling dat de gemeente met name een regisserende en initiërende rol gaat vervullen ten aanzien van de verschillende instellingen en organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de lokale veiligheid. De gemeente heeft onder andere de taak om ervoor te zorgen dat deze organisaties bijeen worden gebracht om samen te werken en hun activiteiten op elkaar af te stemmen. De gemeente kan op verschillende niveaus een bijdrage leveren aan de verbetering van de lokale veiligheid, te weten: • Pro-actie : het structureel voorkomen van onveiligheid. • Preventie : het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de gevolgen ervan. • Preparatie : de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van inbreuken. Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
10
• •
Repressie : de bestrijding van onveiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties. Nazorg : zo snel mogelijk terugkeren naar de “normale verhoudingen”.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
11
3.
DE INVENTARISATIEFASE
In dit hoofdstuk staan twee veiligheidsdimensies in twee verschillende gemeenten centraal. In de eerste plaats de `objectieve veiligheid` van de gemeente Olst-Wijhe. De tweede dimensie is de `subjectieve veiligheid` van Olst en Wijhe. Hierin wordt ingegaan op gevoelens en prioriteiten van de bewoners wat betreft de aanpak van onveiligheid. Ook wordt ingegaan op de problemen die worden ervaren in de buurt. De cijfers van de objectieve veiligheid hebben we o.a. verkregen van de Politie IJsselland team Olst/ Wijhe. Het gaat om cijfers van het eerste half jaar van `97,`98 en`99. Verder is gebruik gemaakt van gegevens uit de Veiligheidsmonitor Salland 1996 en de Politiemonitor 1999. Daaruit zijn gegevens gehaald ten aanzien van zowel de objectieve- als de subjectieve onveiligheid. Omdat de gebruikte informatie een uitsplitsing bevatte van de voormalige gemeenten Olst en Wijhe, is dat onderscheid in dit hoofdstuk ook aangebracht. 3.1
OBJECTIEVE VEILIGHEID
In dit onderdeel wordt de feitelijk geregistreerde onveiligheid als gevolg van daadwerkelijke inbreuken besproken. Het gaat hier om (absolute) cijfers van daadwerkelijk voorgekomen incidenten. Er wordt een vergelijking gemaakt van misdrijven en overtredingen in verschillende tijden (1996, 1997, 1998 en 1999) en er wordt een vergelijking gemaakt over het grondgebied van de gemeente in relatie tot omgevingskenmerken. Voor het onderzoek naar objectieve veiligheid is een onderscheid gemaakt in 6 hoofdgroepen. Deze 6 hoofdgroepen zullen hieronder worden behandeld. Ten eerste zullen de hoofdgroepen worden gedefinieerd ten tweede zal worden vermeld welke incidenten zijn ingeclusterd onder de hoofdgroepen en ten slotte zullen aan de hand van cijfers van incidenten conclusies worden getrokken. Inbraak Hieronder verstaan we het wederrechtelijk binnentreden van een woning, bedrijf of instelling. Hieronder vallen dus alleen inbraken in woningen, bedrijven en instellingen. Uit de Veiligheidsmonitor Salland 1996 blijkt, dat woninginbraken in absolute aantallen gezien niet het meest voorkomende misdrijf in district Salland (nu district Zuid) is. Naar kwantiteit zijn woninginbraken de minst voorkomende misdrijven in verhouding tot de andere in de monitor onderzochte misdrijven. Olst scoort op het gebied van het aantal woninginbraken in 1996 iets boven het gemiddelde van Salland. Vanaf 1997 schommelt het absolute aantal inbraken op jaarbasis tussen de 10 en 20. In Olst is er niet echt sprake van een inbraakconcentratie, maar er zijn in 1998 wel een aantal inbraken in dezelfde buurt gepleegd, namelijk in De Pas en de Kortricklaan. De politie vermoedt dat de locatie gekozen is om de aanwezigheid van een makkelijke vluchtroute en de bouwstijl (makkelijk te forceren sloten/deuren/ramen) van de huizen. Het aantal inbraken in bedrijven of instellingen in Olst vertoont sinds 1997 een snel dalende lijn. Er is een duidelijke positieve ontwikkeling gaande ten aanzien van deze problematiek. Wijhe scoort wat betreft het aantal woninginbraken onder het gemiddelde van Salland. Het aantal woninginbraken is vanaf 1996 duidelijk afgenomen en komt in 1999 bijna niet meer voor. Dit kan mede te danken zijn aan het Keurmerk Veilig Wonen, waar ook deze gemeente zeer actief aan deelneemt. Wat betreft het aantal inbraken in instellingen en bedrijven daalt het aantal ook, maar toch minder sterk. Wat eventueel kan meespelen is dat zowel in Olst als in Wijhe geen sprake is van stelselmatige inbrekers. De politie vermoed dat de inbraken gepleegd worden door inbrekers uit de grotere steden.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
12
Geweld-en zedendelicten Bij geweldsdelicten gaan wij uit van iemand opzettelijk lichamelijke pijn/letsel aandoen ofwel bang maken door iemand lichamelijk iets aan te doen (met/zonder wapen). Hiertoe rekenen wij bedreiging mishandeling en portemonnee-diefstal met geweld. Bij zedendelicten moet worden gedacht aan verkrachting, incest, ontucht, aanranding en openbare schennis. Volgens de Veiligheidsmonitor Salland 1996 lag het aantal geweldsdelicten in Olst in 1996 ver onder het gemiddelde van Salland. De soorten delicten die voorkomen (mishandeling, dreiging met lichamelijk geweld en diefstal met geweld), komen in gelijkmatige aantallen voor. In 1998 was het aantal geweldsdelicten in Olst wel iets hoger in verhouding tot 1997 en 1999. Van zedendelicten was in Olst in 1997 bijna geen sprake. In 1998 en 1999 zijn er meer incidenten waargenomen, doch in absolute zin gaat het om beperkte aantallen. Opvallend is dat er van deze misdrijven bijna nooit aangifte wordt gedaan. Dit is mede te verklaren doordat minderjarige slachtoffers worden doorverwezen naar de Jeugd- en Zedenpolitie in Deventer en deze aangiften dus niet in het bestand van Olst en Wijhe worden opgenomen. De aangiften die wel zijn opgenomen in het bestand van Olst en Wijhe betreffen meerderjarige vrouwen waarbij sprake was van aanranding. Ook in Wijhe is er sprake van een zeer gering aantal zedendelicten op jaarbasis. In Wijhe komen geweldsdelicten volgens de Veiligheidsmonitor Salland 1996 vaker voor dan in Olst en scoort hiermee bijna gelijk aan het gemiddelde van Salland. Toch is het opvallend dat volgens politiecijfers vanaf 1996 tot en met 1999 elk jaar, wat betreft het absolute aantal geweldsincidenten onder het aantal geweldsincidenten van Olst ligt. In 1996 en 1998 waren het aantal geweldsincidenten in Wijhe het hoogst, maar in 1999 is het geweld afgenomen. Een verklaring voor deze afwijking kan zijn, dat niet alle geweldsdelicten worden aangegeven bij de politie. Omdat de Veiligheidsmonitor Salland 1996 een enquêteonderzoek is, moet verder met enige afwijking worden rekening gehouden. Bovendien is een enquête een momentopname. Openbare orde Onder verstoring van de openbare orde worden uiteenlopende incidenten verstaan. Openbare ordeverstoring wordt getypeerd door incidenten waaraan geen geweld te pas komt en die geen vernielingen bevatten. Het zijn vaak conflicten tussen mensen ofwel groepen mensen waarbij de politie vaak bemiddelend moet optreden en waar het meestal gaat om privaatrechtelijke aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld: burenruzies, relatieproblemen, conflicten bij evenementen of andere grootschalige bijeenkomsten, verbale conflicten en verschillende vormen van overlast (jongerenoverlast, parkeeroverlast, drugsoverlast, geluidsoverlast etc.). Van deze incidenten zijn geen cijfers opgenomen in de Veiligheidsmonitor Salland 1996. Informatie is verkregen uit cijfers van de politie. Wat in Olst erg opvalt is dat in 1998 de meeste openbare ordeincidenten zijn gebeurd. In 1997 en 1999 is dit aantal incidenten ongeveer gelijk gebleven aan elkaar. In Wijhe is er een stijgende lijn waar te nemen. In 1997 en 1998 zijn het aantal incidenten ongeveer gelijk aan elkaar, maar in 1999 neemt het aantal toe. Er zijn in die jaren zowel in Olst als in Wijhe veel incidenten onder de categorie openbare orde voorgevallen, maar er zijn hiervan opvallend weinig aangiften gedaan. Dit heeft te maken met het feit dat de politie veelal bemiddelend optreedt en het conflict zich vaak vanzelf wel oplost. Ook kan het zijn dat de politie adviseert en het conflict wordt voorgelegd aan de kantonrechter (privaatrechtelijke conflicten). Bij dit soort conflicten, waar geen sprake is van geweld en dus niet strafrechtelijk vervolgd kan worden, kan de politie doorgaans alleen bemiddelen en/of doorverwijzen. Vernielingen/vandalisme Van vernielingen ofwel vandalisme wordt gesproken als er sprake is van het opzettelijk kapotmaken, afbreken, bekladden enz. van goederen. Het gebeurt vaak uit verveling, meestal in groepsverband en de dader(s) ondervinden er geen materieel voordeel van.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
13
Uit de Veiligheidsmonitor Salland 1996 blijkt, dat Olst goed scoort qua veiligheid op het gebied van vernielingen/vandalisme. Olst lag wat betreft het aantal incidenten van vernielingen/vandalisme duidelijk onder het gemiddelde van Salland. 1998 springt er in verhouding tot 1997 en 1999 negatief uit. In Wijhe verdienen vernieling/vandalisme zeker de aandacht. Het aantal gepleegde vernielingsdelicten komt volgens de Veiligheidsmonitor boven het gemiddelde van Salland uit. Volgens de politiecijfers springt 1998 er wat betreft de vernielingen duidelijk bovenuit ten opzichte van 1997 en 1999. Overigens geven de cijfers van de politie een minder negatief beeld dan de Veiligheidsmonitor '96. Diefstal/eenvoudige vermogensdelicten Diefstal kan worden omschreven als het opzettelijk, wederrechtelijk afnemen van goederen van mensen of instellingen. De motieven voor diefstal zijn grofweg te verdelen in twee categorieën namelijk in winstoogmerk en eigen gebruik. Het problematische aan diefstal is dat het slachtoffer eigenlijk altijd financieel benadeeld wordt. Bekende vormen van diefstal zijn fietsendiefstal, diefstal van auto's, diefstal aan/uit auto's, winkeldiefstal en zakkenrollerij. Volgens de Veiligheidsmonitor Salland 1996 komen in Salland naast vernielingen, diefstallen het meest voor. Van fietsendiefstal worden de bewoners relatief het vaakst slachtoffer. Toch was Olst in deze tijd (1996) relatief veilig wat betreft diefstallen. In 1997 is het aantal eenvoudige vermogensdelicten behoorlijk gestegen, gevolgd door een afname in 1998 en 1999. Wat betreft autocriminaliteit is er in 1999 een lichte stijging waar te nemen. Wijhe is volgens de Veiligheidsmonitor Salland 1996 wat betreft diefstal/vermogensdelicten redelijk veilig te noemen. Fietsendiefstal en overige diefstallen komen relatief het vaakst voor en autodiefstal is nauwelijks voorgekomen in 1996. In 1997 en 1998 komt het aantal diefstallen van/uit auto's toch ineens in aanzienlijke aantallen voor en daalt in 1999 weer. Wat betreft de eenvoudige vermogensdelicten, is er een lichte daling waar te nemen. De bewoners van Olst en Wijhe die slachtoffer werden van zakkenrollerij, werden dit buiten hun eigen gemeente, oftewel zakkenrollerij komt binnen Olst en Wijhe nauwelijks voor. Wat betreft eenvoudige vermogensdelicten en autocriminaliteit, is Wijhe, qua absolute aantallen volgens de politiecijfers, veiliger dan de gemeente Olst. Verkeersveiligheid Op het gebied van verkeersveiligheid is het hoge aantal aanrijdingen (met/zonder doorrijden) en het aantal verkeersslachtoffers als voornaamste probleem aan te merken. Verder ondervinden veel bewoners overlast van het verkeer. Daarbij kan gedacht worden aan agressief verkeersgedrag of overmatig verkeerslawaai. In de Veiligheidsmonitor Salland 1996 is het aantal aanrijdingen met/zonder doorrijden gemeten. Hieruit is gebleken, dat er in het verkeer binnen het district sprake is van een slachtofferkans van 7,0% (1,6% met doorrijden). In ongeveer de helft van de gevallen wordt aangifte gedaan. Wat tevens opvalt, is dat in 1998 de ernstige verkeersongevallen in het district zijn gedaald, terwijl het aantal eenvoudige verkeersongevallen iets is gestegen. Volgens de nota "Gezamenlijk Verkeersveiligheidsplan Salland 1999” stijgt het aantal slachtoffers in de leeftijdscategorie 30-59 jaar. Deze leeftijdscategorie is in District Zuid problematischer dan in de rest van Overijssel. Andere kwetsbare doelgroepen zijn 15-17 jarigen (12% van de slachtoffers) en 65 jaar en ouder (11%) de kinderen in het verkeer (0-11 jaar) vormen 6% van de slachtoffers. In totaal vallen er in district Zuid gemiddeld 15 doden per jaar. Ook is er sprake van een toename van verkeersongevallen op het tijdstip 12.00 tot 16.00 uur. Verder gebeuren 65% van alle ongevallen op gemeentelijke wegen buiten de bebouwde kom (hier valt 58% van alle slachtoffers). Geen voorrang verlenen, fout de bocht doorrijden en het verlies van de macht over het stuur zijn de belangrijkste hoofdtoedrachten bij een ongeval. In Olst is er sprake van iets meer aanrijdingen dan gemiddeld in het district. In Wijhe ligt het aantal aanrijdingen (met en zonder doorrijden) behoorlijk onder het gemiddelde van Salland.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
14
3.2
SUBJECTIEVE VEILIGHEID
In dit onderdeel wordt de veiligheidsbeleving van de bewoners besproken. Het gaat hier om gevoelens van (on-)veiligheid in de eigen woon- of leefomgeving. Wel moet in ogenschouw worden gehouden, dat het een feit is dat onveiligheidsgevoelens beïnvloed worden door bepaalde factoren. Voorbeelden van deze factoren zijn: leeftijd, geslacht, aantal personen in een huishouden, opleidingsniveau, dagelijkse bezigheden, afkomst, gemeentegrootte en of iemand zelf danwel uit de omgeving slachtoffer is geweest. Voor het onderzoek naar subjectieve veiligheid is er een onderscheid gemaakt in 4 hoofdgroepen. De belangrijkste bevindingen en de daaruit getrokken conclusies worden hieronder weergegeven. Woninginbraak In de Veiligheidsmonitor Salland 1996 is gebleken dat circa 5% van de inwoners van Salland zich wat betreft woninginbraken onveilig voelt. In Olst ligt dit percentage nog iets hoger dan het gemiddelde, namelijk 6%. Op de vraag wat de problemen in de directe woonomgeving van Olst zijn, gaf opvallend genoeg maar 1% woninginbraak op. In Wijhe ligt het percentage bewoners dat zich onveilig voelt gelijk aan het gemiddelde van Salland. Op de vraag wat de problemen in de directe woonomgeving van Wijhe zijn, gaf 3% woninginbraak op. Het wordt dus niet echt als een buurtprobleem ervaren, maar de mensen zijn wel bang om slachtoffer te worden van woninginbraak. Dit valt te verklaren omdat het een enorme inbreuk pleegt op de privacygevoelens. Het idee dat een vreemde ongevraagd de woning is binnengetreden en persoonlijke spullen heeft betast ofwel gestolen, versterkt (wellicht reeds bestaande) onveiligheidsgevoelens. Wat hier dan eigenlijk ook een logisch gevolg van is, is dat de bewoners van Olst hun hoogste prioriteit ten aanzien van het beleid toekennen aan de aanpak van woninginbraak. In Wijhe kennen de bewoners hun tweede prioriteit aan woninginbraak toe (eerste prioriteit: zedendelicten). In 1999 wordt woninginbraak in district Zuid als een van de meest voorkomende vermogensdelicten in de buurt gezien (17%). Diefstal/eenvoudige vermogensdelicten Het percentage bewoners van Salland dat zich onveilig voelt wat betreft diefstal volgens de Veiligheidsmonitor, is zeer gering. De bewoners van Olst daarentegen voelen zich op dit punt relatief opvallend onveilig. Dit is zeer moeilijk te verklaren, aangezien het werkelijk aantal gepleegde diefstallen in Olst niet erg groot is. Mogelijk is het de angst om ooit in een situatie als slachtoffer terecht te komen. Op de vraag wat de problemen in de directe woonomgeving van Olst zijn, gaf 5% beschadiging of vernieling aan auto’s en diefstal vanaf auto’s aan en 6% gaf fietsendiefstal aan. De bewoners van Wijhe voelen zich wat betreft diefstal net zo veilig als de gemiddelde bewoner van Salland. Op de vraag wat de problemen in de directe woonomgeving van Wijhe zijn, gaf 6% beschadiging of vernieling aan auto`s en diefstal uit auto`s aan en 8% gaf fietsendiefstal aan. In 1997 en 1998 worden vermogensdelicten in het district Zuid in mindere mate als buurtprobleem ervaren. In 1999 daarentegen ervaren de bewoners vernieling aan- en diefstal van auto's (20%) en fietsendiefstal (19%) als een groot probleem. Vernielingen/vandalisme Wat erg opvallend is in de Veiligheidsmonitor wat betreft vernielingen/vandalisme, is dat Olst relatief veilig blijkt, maar de bewoners zich toch onveilig voelen. Verder kennen de bewoners van Olst hoge prioriteiten toe aan de aanpak van rommel op straat (14%), overlast van jongeren (8%) en vernieling van telefooncellen (8%). De bewoners van Wijhe voelen zich wat betreft vernielingen/vandalisme relatief onveilig. Dit is niet opvallend gezien het aantal daadwerkelijk gepleegde vernielingen. Hoge prioriteit kennen Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
15
de bewoners van Wijhe toe aan de aanpak van rommel op straat (10%), overlast van jongeren (6%) en vernieling van telefooncellen (5%). Op de vraag wat in 1999 de meest voorkomende vorm van verloedering in de buurt is volgens de Politiemonitor 1999, geeft 44% van de bewoners van district Zuid hondenpoep aan. Verder wordt vernieling van straatmeubilair in het district Zuid naar verhouding vaker gesignaleerd dan gemiddeld in de regio. Openbare dronkenschap is de meest genoemde vorm van vaak voorkomende dreiging op straat (8%). Deze vorm van dreiging lijkt sinds 1993 steeds vaker voor te komen; er is sprake van een negatieve ontwikkeling. Verkeersveiligheid De allerbelangrijkste bron van onveiligheidsgevoelens volgens de Veiligheidsmonitor, die leeft bij de bewoners van Olst en Wijhe, is heel duidelijk het verkeer. Hierbij moet gedacht worden aan te hard rijden, agressief verkeersgedrag, onoverzichtelijke verkeerssituaties, zichtbelemmering, ontbreken van of te smalle fiets- en voetpaden, te smalle wegbreedte en de toename van alcohol in het verkeer. Op de vraag wat de bewoners van Olst op het gebied van het verkeer als grootste probleem in de directe woonomgeving ervaren, vond 38% te hard rijden een probleem en 20% geluidsoverlast van wegverkeer. In Wijhe voelen de bewoners zich ook onveilig op dit punt. Dit is opvallend aangezien Wijhe wat betreft het verkeer relatief veilig is. Opvallend is de grote groep fietsers in het verkeer die zich onveilig voelt. Op de vraag wat de bewoners van Wijhe als grootste probleem in de directe woonomgeving ervaren, vond 34% te hard rijden, 10% agressie in het verkeer en 11% geluidsoverlast van het wegverkeer een probleem. Ook in 1999 worden verkeersproblemen het vaakst als het grootste buurtprobleem aangegeven. Hier moet men ook denken aan te hard rijden en agressief rijgedrag.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
16
3.3
CONCLUSIES
Objectieve veiligheid In algemene zin kunnen zowel Olst als Wijhe als relatief veilige gemeenten worden aangemerkt. Verkeersoverlast is een item dat in beide gemeenten duidelijk naar voren komt. In Wijhe springen vernielingen/vandalisme er negatief uit. In Olst vragen het verkeer en overlast door jongeren extra aandacht. Subjectieve veiligheid Wat betreft de subjectieve veiligheid voelen veel bewoners van Olst en in mindere mate van Wijhe zich wel eens onveilig, ondanks dat het objectief gezien redelijk veilig is. De belangrijkste oorzaak van deze onveiligheidsgevoelens is het verkeer. In Wijhe is het voornamelijk de grote groep fietsers die zich onveilig voelt. In Olst voelt een relatief hoog percentage bewoners zich naast het verkeersitem ook onveilig ten aanzien van vernielingen. Problemen in de directe woonomgeving Naar aanleiding van de gedachte dat men bepaalde situaties wel als probleem kan ervaren, zonder dat men zich direct onveilig voelt, is nagegaan wat men in de buurt als grootste probleem ervaart. Te hard rijden en hondenpoep worden veelvuldig genoemd. Daarnaast is tevens geluidsoverlast (wegverkeer) en rommel op straat een probleem, maar wel in mindere mate. In Wijhe wordt hier nog agressie in het verkeer en parkeeroverlast aan toegevoegd. Prioriteiten in de beleidsaanpak Veel waarde wordt gehecht aan de aanpak van woninginbraak en zedendelicten. Wat tevens opvalt is dat Olst en Wijhe allebei een aanpak van het drugsbeleid hoog inzetten op de prioriteitenlijst, terwijl dit probleem nauwelijks leidt tot overlast.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
17
4.
PRIORITEITENSTELLING
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitkomsten van twee themabijeenkomsten die in Olst en Wijhe hebben plaatsgevonden en van de uiteindelijke prioriteitenstelling aan de hand deze themabijeenkomsten in samenhang met de inventarisatiefase uit het vorige hoofdstuk. 4.1
THEMABIJEENKOMSTEN
In beide gemeenten heeft er op een avond (Olst 9 dec. en Wijhe 15 dec. '99) een bijeenkomst plaatsgevonden om te peilen welke gedachten er bij de bewoners en representanten van organisaties en instellingen leven wat betreft de (on-)veiligheid. Deze bijeenkomsten zijn zodanig opgezet, dat enerzijds van onze kant informatie werd verschaft over de bevindingen en vorderingen ten aanzien van het veiligheidsbeleid, anderzijds was het de bedoeling om informatie verkrijgen van de genodigden ten aanzien de onveiligheidbelevingen en de prioriteiten wat betreft de aanpak van de onveiligheid. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen over de belevingen van de bewoners is geprobeerd de samenstelling van de bijeenkomsten zo in te vullen dat er van elke, voor het veiligheidsbeleid, relevante geleding van de samenleving een vertegenwoordiger aanwezig was. Onder de genodigden waren onder andere vertegenwoordigers van de politie, brandweer, GGD, maatschappelijk werk, HALT-buro, politieke partijen, belangenorganisaties, horecaondernemers en winkeliers. Aan de hand van vragen en stellingen, die in groepsverband aan de vertegenwoordigers werden voorgelegd, zijn er discussies op gang gekomen waar uiteindelijk conclusies uit zijn getrokken. De complete verslagen van beide themabijeenkomsten zijn terug te vinden in de bijlagen, maar hieronder worden in het kort de belangrijkste uitkomsten weergegeven. Onveilige situaties in Olst en Wijhe Olst en Wijhe zijn volgens de genodigden (nog) veilig genoeg, maar er is altijd ruimte voor verbetering van de veiligheid. Daarbij moet wel in ogenschouw genomen worden dat beide gemeenten niet te veel vergeleken moeten worden met grotere steden. Het verkeer is een aspect wat in beide gemeenten duidelijk als onveilig wordt beschouwd. Er wordt vaak over de verkeersonveiligheid gesproken en de aanwezigen vinden het erg belangrijk dat hier op korte termijn iets aan gebeurt. Er worden verschillende voorbeelden van onveilige verkeerssituaties aangedragen zoals: het vele vrachtverkeer door het centrum, gevaarlijke schoolroutes, te hard rijden etc. Andere punten die genoemd zijn: te weinig verlichting, overlast van discobussen, onveiligheid op en rond NS-stations, vandalisme o.a. rond de scholen. Onderwerpen die op lokaal niveau opgepakt kunnen/moeten worden Buiten de verkeersonveiligheid wat de hele avond in principe bij elke vraag/stelling werd aangehaald, kwam aandacht voor de jongeren ook heel duidelijk naar voren. Het bleek dat de aanwezigen het erg belangrijk vinden, dat er goede ontmoetingsplekken met mogelijkheden tot vermaak worden gecreëerd. Er werd tevens heel duidelijk aangegeven dat de jongeren in alles wat er voor hen georganiseerd wordt, betrokken moeten worden. Er zou geluisterd moet worden naar de wensen van de jongeren en er zou door de omgeving meer verantwoordelijkheid aan de jongeren gegeven moeten worden. Er werden op de betreffende avonden reeds voorstellen gedaan met betrekking tot de aanpak van de jeugd, namelijk: oprichten van een jeugdraad, voorlichting op scholen over alcohol, drugs en vandalisme, het creëren van een ontmoetingsplek/jeugdhonk en het verminderen van overlast bij het discovervoer. Rol van de diverse betrokkenen in het kader van veiligheid De algemene opinie van beide avonden is dat de lokale veiligheid niet exclusief een taak is van de overheid, maar dat er sprake moet zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
18
gemeente, politie en de bewoners. Daarbij werd er wel aangegeven dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid niet per definitie wil zeggen dat iedereen eigen baas mag spelen of het recht in eigen handen kan nemen. De individuele rol die in dit kader wel wordt gestimuleerd is de onderlinge aanspreekbaarheid en de daarbij behorende sociale controle. Daarnaast werd mede aangegeven dat er meer zou kunnen worden bereikt in georganiseerde verbanden (wijk/buurt), zeker met betrekking tot het creëren van een veilige en leefbare woonomgeving, dan wanneer dit door een enkel individu zou gebeuren. Onderwijs: voorlichting, projecten (vandalisme, alcohol & drugs), signalering richting ouders, kinderoversteekplaatsen, leerkrachten als centraal aanspreekpunt voor kinderen en ouders. Brandweer: richten op preventie, voorlichting jeugd, aandacht voor eigen rijgedrag naar kazerne en organiseren van open-dagen. Plaatselijk belang: mede verantwoordelijk voor groen, bermonderhoud, wegen e.d., signaleren richting gemeente en politie en het opzetten van een georganiseerde buurt en/of wijkaanpak. Politie: bezoeken van scholen (jeugdagent, schooladoptieplan), Keurmerk Veilig Wonen. Woningbouwcorporaties: bijdragen aan leefbaarheid woonomgeving, problemen in de buurt oplossen (samen met anderen), beveiligen en onderhouden van woningen. Vrouwen Advies Commissie (VAC): beoordelen van de sociale veiligheid van de omgeving en in en om het huis. Maatschappelijk werk: signalering, preventie en nazorg. Gemeente: bij overleg met organisaties en verenigingen het onderwerp veiligheid (excl. verkeer) structureel opvoeren. 4.2
KEUZE VAN DE PRIORITEITEN
Hierbij wordt met name ingegaan op de onderwerpen die tijdens de inventarisatie en de themabijeenkomsten aan de orde kwamen. Items inventarisatie • vandalisme/ vernielingen; • woninginbraak; • sociale veiligheid; • verkeer (verkeerssituaties en verkeersgedrag); • overlast van jongeren; • hondenpoep; • rommel op straat. Items themabijeenkomsten • overlast van en door jongeren; • creëren ontmoetingsplekken/hangplekken/jeugdhonk voor jongeren; • verkeer; • gebiedsgerichte aanpak (verpaupering en verloedering); • overlast discobussen; • onveilige plekken, o.a. NS-stations en omgeving. Aan de hand van de uitgevoerde inventarisatie en beide themabijeenkomsten hebben deze uitkomsten uiteindelijk tot een algemene prioriteitenstelling geleid. De bovengenoemde prioriteiten zijn herhaaldelijk in beide onveiligheidinventarisaties voorgekomen en daarvan mag gezegd worden dat het door de lokale bevolking als relevant wordt aangeduid.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
19
Naar aanleiding van de verschillende conclusies zijn we tot een keuze van de prioriteiten gekomen, die zijn ingedeeld naar te treffen maatregelen, te weten: •
Wijk- en buurtpreventie: - Project Politie Keurmerk Veilig Wonen; - Wijkgerichte aanpak; - Opsporen en herinrichten van onveilige of “enge” plekken.
•
Jongeren en veiligheid: - Voorlichting op scholen; - Aanpak vandalisme en vernielingen; - Problematiek discobussen; - Toezicht en beheer hangplekken.
•
Verkeersveiligheid: - Project Duurzaam Veilig.
•
Overige maatregelen: - Hondenpoepbeleid; - Actieplan fietsendiefstal: postcode graveeractie; - Toezicht, o.a. projectsurveillance. - Herinrichting NS-station en omgeving.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
20
5
ORGANISATIE EN COMMUNICATIE
5.1
ORGANISATIE
Een goede organisatorische inbedding is van belang voor de totstandkoming en uitvoering van het veiligheidsbeleid. Ten behoeve van een goede afstemming is periodiek overleg gewenst. Dit overleg zal door de voor het veiligheidsbeleid relevante personen en organisaties moeten worden gevoerd. De essentie van deze bijeenkomsten is om de samenwerking tussen de betrokkenen te optimaliseren en om de verschillende veiligheidsitems op elkaar af te stemmen en hiertussen verbanden te leggen. Hieronder worden vier voorstellen voor de organisatiestructuur gedaan die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de optimalisering van het veiligheidsbeleid. Regiegroep De regiegroep zal onder voorzitterschap van de burgemeester op beleidsmatige basis een regisserende rol gaan vervullen ten behoeve van de voortgangsbewaking en de uitvoering van het veiligheidsbeleid. Bij de samenstelling wordt, naast de burgemeester gedacht aan een medewerker openbare orde en veiligheid van de afdeling juridische en facilitaire zaken, een medewerker welzijn (jeugdzaken), de brandweercommandant, de teamchef van de politie en een plaatselijke contactfunctionaris van de politie. Op ad hoc basis kan de regiegroep aangevuld worden met interne of externe personen. De regiegroep zal de activiteiten in het veiligheidsbeleid coördineren, monitoren, evalueren en waar nodig tijdig bijstellen. De regiegroep zal minimaal vier keer jaar bij elkaar komen om de voortgang van de veiligheidsprojecten te bespreken. Op deze manier kunnen de veiligheidsitems gemakkelijk worden opgenomen in de gemeentelijke werkzaamheden, waardoor het veiligheidsbeleid kan integreren in de verschillende sectoren binnen de gemeentelijke organisatie. Tevens blijven de betrokkenen het overzicht over het geheel houden en weet men van elkaar wat er gaande is omtrent het veiligheidsbeleid. Platform Veiligheid Olst-Wijhe Dit platform, eveneens onder voorzitterschap van de burgemeester, heeft een toetsende en adviserende functie richting de regiegroep. Het platform zal feitelijk als klankbordgroep gaan fungeren. Het platform dient breed samengesteld te worden met betrokkenen vanuit de politie, brandweer, woningcorporaties, maatschappelijk werk, ouderenwerk, jeugd- en jongeren, HALTburo. Het secretariaat kan in handen gesteld worden van de medewerker openbare orde en veiligheid (medewerker JFZ). Het is de bedoeling dat de leden van het platform 1 à 2 keer per jaar bij elkaar komen. Werkgroep Sociale Veiligheid Deze werkgroep zal streek-, structuur-, bestemmings- en bouwplannen, ontwikkelingsstudies, openbare ruimten en routes beoordelen op aspecten van veiligheid. Advisering door de werkgroep heeft voornamelijk een preventief karakter, namelijk het voorkomen en ontstaan van sociaal onveilige situaties bij nieuwbouw en het bevorderen van informeel toezicht en sociale controle. Daarnaast is het de bedoeling dat er alert gereageerd wordt op signalen vanuit buurten/wijken, zoals donkere achterpaden en "enge plekken". Maar ook een project dat de sociale veiligheid bevordert en wel een financieel steuntje kan gebruiken, kan bij de werkgroep terecht. De leden van de werkgroep dienen bij voorkeur op sleutelposities binnen hun organisatie te zitten. Voorbeelden van leden van de werkgroep kunnen zijn: stedenbouwkundige, medewerker openbare orde en veiligheid, medewerker bouwaanvragen, politiefunctionaris, preventiemedewerker van de brandweer, medewerker woningbouwvereniging, lid van de Vrouwen Advies Commissie enz.. De werkgroep zal ongeveer 2 à 3 keer per jaar bij elkaar komen. Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
21
Veiligheidscoördinator De coördinator (of projectleider) is in het gemeentelijk veiligheidsbeleid de belangrijkste ambtelijke vertegenwoordiger. De coördinator heeft hierin een regisserende en initiërende rol. Hij/zij zal het centrale aanspreekpunt moeten zijn als het gaat om de signalering van onveiligheid en problemen rondom veiligheid en leefbaarheid, zodat de veiligheidscoördinator verbanden kan leggen en het overzicht kan behouden. Op deze manier blijft de coördinator optimaal op de hoogte wat betreft de (on-)veiligheid in de gemeente. De taken die de veiligheidscoördinator behoort te vervullen zijn veelzijdig. De werkzaamheden zouden goed te combineren kunnen zijn in de functie van medewerker openbare orde en veiligheid. 5.2
UITVOERING EN EVALUATIE
De naam van deze nota zegt feitelijk dat de nadruk dient te liggen op een gezamenlijke en zo concreet mogelijke aanpak. Omdat accenten in het veiligheidsbeleid regelmatig kunnen veranderen is het niet wenselijk om actiepunten voor de lange termijn te formuleren. Het is praktischer om jaarlijks een activiteitenprogramma vast te stellen vergezeld van een korte toelichting. Hierdoor blijft de aanpak flexibel en kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen. Daarnaast is het wenselijk om jaarlijks verslag te doen van de ondernomen activiteiten en de resultaten daarvan. Aldus ontstaat een jaarlijks proces dat kan worden afgestemd op de plancyclus bij de politie. Daarbij is het van belang dat het activiteitenverslag en de jaarlijkse cijfers van de politie rond aangiftes en incidenten tijdig beschikbaar zijn, opdat er voldoende gelegenheid bestaat om nieuwe activiteiten in het activiteitenprogramma te plannen dan wel bestaande activiteiten bij te sturen en te bezien of daartoe extra middelen benodigd zijn. Periodiek zal er een evaluatie van het beleid moeten plaatsvinden. In eerste instantie zou na twee jaar een tussenbalans kunnen worden opgemaakt. Vervolgens is een brede evaluatie van het beleid aan het einde van deze raadsperiode gewenst. Daarbij zal met name op proces en effect worden getoetst. Het proces: de evaluatie van het proces, de wijze waarop aan het veiligheidsbeleid is gewerkt, met behulp van welke partners en middelen en hoe hebben de betrokkenen het gehele proces ervaren. Het effect: bepalen of het veiligheidsbeleid het beoogde effect heeft behaald. Dit is een erg moeilijke opgave, maar een bruikbare manier kan het "monitoren" van het veiligheidsbeleid zijn. Door regelmatig de stand van zaken op een aantal belangrijke doelstellingen van het veiligheidsbeleid in beeld te brengen, kan worden nagegaan of de doelstellingen gehaald worden of niet. Uiteraard zullen bij een evaluatie andere partijen betrokken worden. Ook tussentijds is het van belang om te bezien of er voor de aanpak die de gemeente voorstaat voldoende draagvlak is bij andere partners. Zonder draagvlak is het niet mogelijk om aan het integrale karakter van het beleid goed vorm te geven. 5.3
COMMUNICATIE
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
22
Voor de totstandkoming en uitvoering van het veiligheidsbeleid dienen op het gebied van communicatie, goede afspraken gemaakt worden, zowel intern als extern. Hoe verloopt de communicatiestructuur, zodat alle betrokkenen voorzien worden van de juiste informatie? Hieronder worden enkele voorstellen gedaan om de communicatiestructuur te bevorderen. Veiligheidsbulletin Een uitgave van een veiligheidsbulletin zou ongeveer twee keer per jaar kunnen geschieden. De intentie van een dergelijk veiligheidsbulletin is om betrokkenen te informeren over de gang van zaken en de vorderingen van het veiligheidsbeleid. Onder de betrokkenen worden verschillende organisaties en instellingen verstaan die in een bepaalde mate, op hun eigen manier, betrokken zijn bij het veiligheidsbeleid. Maar het bulletin kan tevens intern worden verspreid, zodat ook alle medewerkers van de gemeente op de hoogte worden gehouden. Burgers actief informeren Waar het uiteindelijk allemaal om draait in het veiligheidsbeleid is, dat de samenleving veilig en leefbaar wordt/blijft voor de burger. De burger is in dit proces heel belangrijk, als het ware een klant. Het creëren van betrokkenheid bij de burgers is erg belangrijk. Op deze manier zijn de burgers bereid relevante informatie door te spelen aan de lokale overheid die daardoor op de hoogte blijft van de problematiek die zich afspeelt onder de bevolking. Tevens kan betrokkenheid van de burgers leiden tot vergroting van de zelfredzaamheid, waardoor burgers eerder geneigd zijn mee te denken en mee te helpen om onveilige situaties op te lossen. De burgers kunnen vooral door middel van lokale nieuwsbladen geïnformeerd worden over de voortgang van het veiligheidsbeleid. Het voordeel van deze lokale nieuwsbladen is, dat een groot deel van de lokale bevolking wordt bereikt. In de lokale media kan worden aangegeven wat er precies wordt gedaan op het gebied van veiligheid en wie daarbij verantwoordelijk is. Er wordt ook een contactpersoon bekend gemaakt waar de bewoners terecht kunnen met vragen of op- en aanmerkingen. Tevens kunnen de burgers hierin worden opgeroepen om te reageren op bepaalde items en kan er ingespeeld worden op het gebruik van internet. Opinieonderzoek Als onderdeel van de tussentijdse evaluatie kan er een opinieonderzoek worden uitgevoerd. Dit zou dan op zijn vroegst pas medio 2003 moeten gebeuren, als het veiligheidsbeleid duidelijk gestalte heeft gekregen en projecten al worden uitgevoerd. Het opinieonderzoek dient ertoe om te achterhalen of de meningen of gevoelens van de burgers over de onveiligheid veranderen of zijn veranderd en of de ingezette maatregelen en activiteiten hebben bijgedragen aan een vermindering van de onveiligheid of het gevoel van onveiligheid. Een schriftelijk opinieonderzoek met een uitgebreide vragenlijst over het veiligheidsbeleid kost veel tijd en energie. Bovendien dreigt dan het gevaar dat het te zeer een papieren verhaal wordt. Daarom kan er voor gekozen worden om enkele themabijeenkomsten te houden waarbij zowel individuele burgers als vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen kunnen worden uitgenodigd. Ook kan er via internet en de lokale krant een korte enquête worden gehouden. De resultaten van het opinieonderzoek kunnen in Huis aan Huis worden gepubliceerd.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
23
6.
ACTIEPROGRAMMA.
In dit hoofdstuk zijn de te verrichten activiteiten opgenomen ten aanzien van de prioriteiten zoals die in hoofdstuk 4 benoemd zijn. Alhoewel de aanpak van brandpreventie in openbare gebouwen actueel is, zal daar in dit hoofdstuk niet op worden ingegaan. Dat aspect zal onder andere worden meegenomen bij de advisering over de inrichting van de brandweerorganisatie van onze gemeente. Verder zal, indien de raad daartoe besluit, een extern bureau worden ingeschakeld voor het maken van een inventarisatie van de gebouwen waarvoor een gebruiksvergunning verplicht is. 6.1
ALGEMEEN
Voor een goede start van het veiligheidsprogramma dient vooral gevolg gegeven te worden aan de maatregelen rond organisatie en communicatie, zoals beschreven in hoofdstuk 5. Daarin zit met name besloten dat het integrale karakter van het beleid gestalte krijgt. De Regiegroep zal medio oktober van start gaan. In die regiegroep zitten naast de burgemeester en de veiligheidscoördinator, de teamchef van de politie en een lokale politiefunctionaris, de brandweercommandant en enkele gemeentelijke medewerkers vanuit de disciplines jeugd, verkeersveiligheid en sociale zaken. De regiegroep zal de activiteiten rond veiligheid en leefbaarheid initiëren, coördineren en inhoudelijk aansturen. Verder zal spoedig het Platform Veiligheid Olst-Wijhe tot stand komen. Ook zal dit jaar de Werkgroep Sociale Veiligheid van start gaan. Voor een geslaagd veiligheidsbeleid dient een goede gestructureerde samenwerking van gemeente en de lokale politie bevorderd te worden. Bij die samenwerking zijn de volgende punten in het bijzonder van belang: jaarlijks vooraf via de Regiegroep afstemming van de prioriteiten zoals die in het teamplan van de politie Olst-Wijhe worden opgenomen; jaarlijks evaluatie van de aangiftecijfers van de politie (lokaal en in het district Zuid). inspelen op de beleidscyclus van de politie op districts- en regionaal niveau. Dit punt vraagt met name ook tijdige afstemming binnen de regiegroep, zodat lokale prioriteiten tijdig kunnen worden ingebracht. intensiever toezicht op openbare orde overtredingen en APV-zaken, bijvoorbeeld hondenpoep. De aanstelling van een tweetal dorpswachten (preventieteam district Zuid) is gewenst om dit te kunnen realiseren. Hiertoe dient een financiële bijdrage geleverd te worden van ongeveer fl 10.000,- per dorpswacht. continuering van het project Keurmerk Veilig Wonen. Om het project gericht aan te blijven sturen dienen er aanvullende prestatieafspraken gemaakt te worden over de door de politie, gemeente en andere partners (woningcorporaties, projectontwikkelaars) te leveren bijdrage aan dit project. Naast de inzet van een tweetal politieagenten van de teampolitie voor dit project kunnen de dorpswachten hiervoor worden ingezet. Bovengenoemde actiepunten kunnen dit jaar opgestart worden. Financiële consequenties: a. continuering project politiekeurmerk Veilig Wonen ƒ 14.000,-. (is bestaand beleid). b. financiële bijdrage dorpswachten (via Melkertbanen) ƒ 20.000,-.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
24
De overige punten kunnen binnen de bestaande formatie door de veiligheidscoördinator opgepakt worden, zodat daarvoor geen afzonderlijk budget nodig is.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
25
6.2
WIJK- EN BUURTPREVENTIE
Binnen het kader van wijk- en buurtpreventie kunnen verschillende zaken tegelijk opgepakt worden, zoals het tegengaan van overlast en vandalisme, vermindering van de sociale onveiligheid en het terugdringen van woninginbraken. De wijk- en buurtpreventie dient zoveel mogelijk ingebed te worden in de buurtaanpak voor de gemeente Olst-Wijhe. Voor de korte termijn geldt dat voor de buurten Wijhe West en Olst Noord. In de loop van dit jaar zal bekeken worden of de buurtaanpak ook naar andere buurten wordt uitgebreid. Binnen de buurtaanpak kan er bijzondere aandacht worden geschonken aan de wijk- en buurtpreventie, bijvoorbeeld door dat onderdeel expliciet bij een buurtplan op te nemen. Het houden van een buurtschouw en het actief betrekken van de bewoners (bv. via bewonersavonden en werkgroepen) zijn goede instrumenten om tot een gerichte aanpak te komen. Concrete activiteiten: In de buurten waar eventueel gestart wordt met de buurtaanpak bewerkstelligen dat de wijk- en buurtpreventie daar integraal onderdeel van uitmaakt. In combinatie met de buurtaanpak een planning opstellen voor de buurten en wijken waar actief gewerkt zal gaan worden aan wijk- en buurtpreventie. Bij de planning tevens een plan van aanpak opstellen voor de vormgeving van de wijk- en buurtpreventie. Wijk- en buurtpreventie als item meenemen bij het kernenbezoek; bij het kernenbezoek aandacht besteden aan de activiteiten rond lokale veiligheid, organisatie en werk van de politie en het project Veilig Wonen; de politie uitnodigen daaraan een bijdrage te leveren. Planning en kosten. Het opstellen van een planning voor de buurten en wijken waar actief gewerkt zal gaan worden aan wijk- en buurtpreventie zal in de loop van dit jaar gebeuren. Het kostenaspect kan worden meegenomen in het kader van de werkzaamheden voor de buurtaanpak. Het opvoeren van lokale veiligheid en annex daaraan wijk- en buurtpreventie kan bij het kernenbezoek in 2002 worden opgepakt. 6.3
JEUGD- EN LEEFBAARHEID
Het is van belang te investeren in de betrokkenheid van de jeugd bij het veilig en leefbaar houden van de samenleving. Aan de ene kant heeft de jeugd er recht op om op te groeien in een veilige en leefbare omgeving. Anderzijds is de jeugd medeverantwoordelijk voor het veilig en leefbaar houden van onze samenleving. Wat betreft het veroorzaken van onveiligheid levert een deel van de jeugd en jongeren een aanwijsbare bijdrage. Er dient vooral geïnvesteerd te worden in een preventieve benadering om te voorkomen dat de jeugd en jongeren slachtoffer worden van onveiligheid. Bij die preventieve benadering is er een sterke link met het integraal jeugdbeleid dat momenteel in ontwikkeling is. Bij de onveiligheid voor jeugdigen in de eigen omgeving is er een onderscheid aan te brengen in de onveiligheid thuis, de onveiligheid op school en de onveiligheid op straat. Onveiligheid thuis kan zich voordoen in de vorm van kindermishandeling, seksueel misbruik en ongelukken. Op school kan zich onveiligheid manifesteren door pesten, intimidatie en Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
26
lichamelijk geweld. Op straat kunnen jeugdigen met (jeugd)criminaliteit, pesten, agressie en intimidatie worden geconfronteerd. Naast de veiligheid voor jongeren (zie hiervoor) is er de onveiligheid door jongeren. Die onveiligheid kan zich manifesteren in de vorm van jeugdcriminaliteit, vandalisme en overlast. Dat laatste doet zich nogal eens voor in combinatie met het gebruik c.q. misbruik van hangplekken. Adequaat toezicht en begeleiding is nodig om agressief of crimineel gedrag te voorkomen of in de kiem te smoren. Onveiligheid door jeugdigen wordt regelmatig mede veroorzaakt door een buitensporig gebruik van alcohol of drugs. De groep 12 t/m 18 jaar verdient daarbij bijzondere aandacht. Binnen de gemeente Olst-Wijhe zijn er weinig harde kernjongeren. Om te voorkomen dat jeugdigen in het criminele circuit geraken, is extra aandacht gewenst voor de groep “first offenders”. Bij vernielingen en vandalisme worden jeugdigen doorverwezen naar Halt. Preventie is onder andere mogelijk door voor de jeugd voldoende adequate voorzieningen te treffen, zowel voor de jongere jeugd tot 14 jaar als voor de jongeren die qua leeftijd tot de uitgaansgroep behoren. Concreet te ondernemen activiteiten: -
-
-
-
gezamenlijk met het onderwijs in de hoogste groepen (7/8) van de basisschool trainingen aanbieden ter verhoging van de weerbaarheid en ter bevordering van goede sociale omgangsvormen (o.a. tegengaan pesten). Activiteiten dienen in samenspraak met het onderwijs tot stand te worden gebracht. Bevorderen van voorlichting over alcohol en drugs, met name via de scholen en het jeugdwerk. In Wijhe loopt er al een project bij de scholen, welke mede door de gemeente is opgezet. Het is goed daar in de gehele gemeente een vervolg aan te geven. Mogelijke ongewenste gevolgen van ophoudplekken (hangplekken) preventief tegengaan door de jeugdigen rechtstreeks aan te spreken en te betrekken bij het beheer van deze hangplekken (participatie en medeverantwoordelijkheid dragen). Overlast proberen te voorkomen door goede afspraken te maken, waarbij ook de buurt betrokken dient te worden. Voldoende toezicht en begeleiding organiseren. Daarbij het opbouwwerk betrekken. De gemeente heeft daarbij een regierol in samenspraak met de politie. bij het bestrijden van delicten intensief aandacht besteden aan de groep “first offenders”. Dit zal moeten gebeuren in samenspraak met politie, Halt en het opbouwwerk.
Planning en kosten: Activiteiten die gericht zijn op het bieden van adequate voorzieningen passen primair binnen het jeugdbeleid. De daarmee samenhangende kosten dienen uit het budget voor het jeugdbeleid te worden gedekt. Voor het via de scholen aanbieden van vormingstrainingen zullen concrete voorstellen moeten worden uitgewerkt. Voorgesteld wordt die voorstellen in het eerste halfjaar van 2002 te ontwikkelen en die activiteiten vanaf het schooljaar 2002/2003 te starten. De kosten kunnen dan zoveel mogelijk in de begroting van 2003 worden meegenomen. 6.4
VERKEERSVEILIGHEID
Verkeersveiligheid is een item wat sterk leeft. In de voormalige gemeenten Olst en Wijhe waren verkeersveiligheidsplannen vastgesteld. Deze zijn door twee afzonderlijke bureaus opgesteld. Voorgesteld wordt om in de tweede helft van 2001 deze twee plannen om te
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
27
vormen tot een plan voor de nieuwe gemeente Olst-Wijhe. Dit plan sluit aan op het concept van Duurzaam Veilig waarvan de invalshoeken zijn: • Een veilige opbouw en inrichting van het wegennet; • Een veilig gedrag in het verkeer; • Een veilig mobiliteitsbeleid en • Een veilige ruimtelijke planning. Duurzaam veilig betekent een ‘herkenbaar verkeerssysteem’. Functie, vormgeving en gebruik van de weg moeten op elkaar zijn afgestemd. Duurzaam veilig is gebaseerd op een drietal principes: 1. Functioneel gebruik; het gebruik van de weg moet in overeenstemming zijn met zijn functie 2. Homogeen gebruik; er mogen geen grote verschillen in snelheid, massa of richting zijn 3. Voorspelbaar gebruik; de inrichting van de weg moet voor de gebruiker duidelijk maken wat van hem of haar wordt verlangd. Voorgesteld wordt een Gemeentelijk Verkeers en Vervoerplan op te stellen. Onderdelen van dit plan zijn: het wegennet, het collectief personenvervoer, het fietsnetwerk en de educatie en handhaving. In het nieuwe Gemeentelijk Verkeers en Vervoerplan worden alle wegen gecategoriseerd. Deze categorie-indeling moet aansluiten op plannen van rijk, provincie en omliggende gemeenten. Voor wat betreft de educatie en handhaving zijn in regioverband jaarlijks afspraken gemaakt. Deze afspraken liggen vast in het werkplan Duurzaam Veilig Salland (een werkplan in samenwerking met een aantal regiogemeenten opgesteld) en in het werkplan van de vrijwilligersorganisatie 3VO. Een financiële opzet voor de uitvoering van de hierin opgenomen acties maakt hiervan onderdeel uit. Met een bijdrage van de provincie, uit het fonds niet infrastructurele projecten, kunnen veel acties op het gebied van educatie en handhaving worden uitgevoerd. Uitvoering geven aan de plannen kunnen we niet alleen. De hulp van politie en vrijwilligersorganisaties als b.v. 3VO is hierbij onontbeerlijk. De politiële aanpak richt zich vooral op de handhaving van overtreding van verkeersregels. Cruciale regelschendingen zijn: te hard rijden, alcohol in het verkeer en het niet dragen van een gordel of helm. Gedetailleerde informatie staat in bovenvermelde plannen.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
28
LITERATUURLIJST Meijershof, S. en Wösten, B.
Gezamenlijk Verkeersveiligheidsplan Salland 1999, heeft betrekking op verkeerseducatie, communicatie en handhaving, Bathmen 1999.
Gerritsen, M en Mezach, E.
Jaarverslag Politie IJsselland, er wordt een beschrijving gedaan over de verschillende werkzaamheden van de politie, Van Gorcum, Assen 1998.
Breider, G.
Managementrapportage jaarverslag 1998, er wordt verslag gedaan over de geboekte resultaten Regiopolitie IJsselland District Zuid, Deventer 1999. Uitvoeringsconsortium Projectbureau
Politiemonitor.
Politiemonitor Bevolking, onderzoek onder de bevolking over het functioneren van de politie, onveiligheidsgevoelens, slachtofferschap en ervaren buurtproblemen, Den Haag/Hilversum 1999.
Albert, H.J. en van Oosterzee, D.D.
Integraal Veiligheidsprogramma, een programma waarin het kabinet zijn visie geeft op veiligheid en wat het rijk, de medeoverheden en andere instanties kunnen bijdragen aan het vergroten van de veiligheid, Den Haag 1999.
Grontmij, afdeling ruimte
Verkeersveiligheidsplan gemeente Olst 2000-2004, een verkeersveiligheidsplan concreet uitgewerkt in maatregelen, Zwolle 1999.
Sietinga, J. en te Poele, H.
Veiligheidsmonitor Salland 1996, onderzoek naar de objectieve- en subjectieve veiligheid in 6 gemeenten in Salland, Deventer 1997.
Mak, drs. C.D.
Veiligheidsplan, Veiligheidsbeleid van de gemeente Driebergen-Rijsenburg, Den Haag 1996.
Koops, J.C.
Werkplan 1999, van het politieteam 6.1: Wijhe/Olst, Regiopolitie IJsselland 1998.
Deventer Bestuursdienst.
Visie Veiligheidsbeleid 1996-2000, veiligheidsbeleid van de gemeente, Deventer 1995.
Kohnstamm, mr. J.
Gids voor Veiligheid, deel 1, 99 vragen over veiligheid en hun antwoorden, met ruim 200 praktijkvoorbeelden en veel praktische tips, Den Haag 1998.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
29
Steehouder, M. e.a.
Leren Communiceren, handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie, Wolters-Noordhoff, Groningen 1991.
Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma Olst-Wijhe 2001-2005
30