LOG Montfort - Maria Hoop Notitie Milieuruimte
Definitief
Gemeenten Roerdalen en Echt-Susteren
Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 8 januari 2014
GM-0121596, revisie D1
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ......................................................................................................................... 4 Aanleiding ..................................................................................................................... 4 Doel notitie milieuruimte................................................................................................ 5 Leeswijzer ..................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Onderzoeksmethoden en –resultaten........................................................................... 6 Onderzoeksmethoden................................................................................................... 6 Geluid [2] ....................................................................................................................... 6 Luchtkwaliteit [3] ........................................................................................................... 7 Stikstofdepositie [4] ....................................................................................................... 8 Geur [1] ......................................................................................................................... 8
3 3.1 3.2
Maximale milieuruimte ................................................................................................ 10 De maximale milieuruimte........................................................................................... 10 Randvoorwaarden vanuit de verschillende milieuaspecten........................................ 10
Bijlage 1:
Literatuurlijst
GM-0121596, revisie D1 Pagina 3 van 11
1
Inleiding
1.1 Aanleiding Om de problemen in het landelijk gebied structureel en op een samenhangende manier aan te pakken, zijn concentratiegebieden voor de intensieve veehouderij aangewezen. Deze worden Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) genoemd. In een LOG is ruimte voor de intensieve veehouderij, zowel voor uitbreiding van bestaande bedrijven als het er naar toe plaatsen van bedrijven die elders een knelpunt vormen. Door de verplaatsing krijgen de bedrijven weer ontwikkelruimte en verbetert tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit en het leefklimaat van het landelijk gebied. Eén van de concentratiegebieden in Limburg voor de intensieve veehouderij is LOG Montfort – Maria Hoop, gelegen tussen de kernen Montfort (gemeente Roerdalen) en Maria Hoop (gemeente Echt-Susteren). In figuur 1.1 is de ligging van het LOG weergegeven. Op dit moment is onduidelijk welke bedrijven zich in het LOG zullen vestigen. Door de beide gemeenten waar het LOG binnen gelegen is, zijn daarom enkele kaders bepaald. Zo zullen in het LOG maximaal 5 nieuwe intensieve veehouderijen worden gerealiseerd met een kaveloppervlakte van maximaal 3 hectare per kavel. Daarnaast dient er ruimte te zijn voor bestaande agrarische bedrijven om zich uit te breiden. Figuur 1.1
Ligging plangebied LOG Montfort – Maria Hoop
GM-0121596, revisie D1 Pagina 4 van 11
Inleiding
1.2 Doel notitie milieuruimte Doel van voorliggende notitie is om te bepalen wat de maximale milieuruimte is voor LOG Montfort – Maria Hoop. Oftewel is het mogelijk om in het plangebied 5 nieuwe intensieve veehouderijen te realiseren uitgaande van de wettelijke milieunormen. De maximale milieuruimte is gebaseerd op de milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, stikstofdepositie en geur. Voor deze aspecten is berekend welk aantal bedrijven (of uitstoot) maximaal toelaatbaar is als gevolg van de ligging in de nabijheid van de kernen Montfort en Maria Hoop en een aanzienlijk aantal Nederlandse, Duitse en Belgische Natura 2000-gebieden. In deze notitie worden de resultaten van de onderzoeken samengevat en worden conclusies getrokken over de mogelijkheden voor het ontwikkelen van intensieve veehouderijen (hoeveelheid, type e.d.). Op basis van deze notitie kan de gemeente bepalen en toetsen hoeveel ruimte er nog over is voor toekomstige bedrijven. Uit deze notitie blijkt dan ook hoeveel bedrijven zich uiteindelijk maximaal in het LOG kunnen vestigen. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de onderzoeksmethoden en de resultaten van de onderzoeken. Hoofdstuk 3, ten slotte, beschrijft de maximale milieuruimte en het maximale alternatief van het Plan-MER. De voor deze notitie geraadpleegde literatuur is aldus [nummer] in de tekst aangegeven (zie bijlage 1).
GM-0121596, revisie D1 Pagina 5 van 11
2
Onderzoeksmethoden en –resultaten
2.1 Onderzoeksmethoden Om per aspect te bepalen hoeveel milieuruimte er is, zijn berekeningen uitgevoerd waarbij de uitstoot van de vijf nieuwe bedrijven is vergroot, zodanig dat aan de wettelijke normen kan worden voldaan. Voor meer informatie over de wettelijke normen, invoergegevens en onderzoeksmethode wordt verwezen naar de uitgevoerde onderzoeken (zie ook bijlage 1). Hieronder wordt per aspect aangegeven wat het totale aantal intensieve veehouderijbedrijven kan zijn dat kan worden gerealiseerd en eventuele randvoorwaarden die hieraan gekoppeld zijn. 2.2 Geluid [2] Op 1 januari 2011 is de provinciale Omgevingsverordening Limburg in werking getreden. Een groot deel van het plangebied is gelegen in een gebied dat in de Omgevingsverordening Limburg is aangeduid als stiltegebied (zie figuur 2.1). Het betreft het stiltegebied ReutjeMunningsbos-Sweeltje. Binnen een stiltegebied zijn bepaalde activiteiten zoals het gebruik van motorisch aangedreven werktuigen verboden. Indien deze activiteiten plaatsvinden, zal een stiltegebiedsontheffing aangevraagd dienen te worden bij de provincie. Gedeputeerde Staten kunnen deze verlenen. De ontwikkeling van een LOG is dan ook in strijd met deze provinciale aanduiding van een groot deel van het plangebied als stiltegebied. Dit blijkt ook uit de akoestische berekeningen. Normale werkzaamheden die nodig zijn voor de uitoefening van de agrarische bedrijvigheid zijn wel toegestaan op basis van de Omgevingsverordening. Figuur 2.1
Ligging stiltegebied Reutje – Munningsbos – Sweeltje.
GM-0121596, revisie D1 Pagina 6 van 11
Onderzoeksmethoden en –resultaten
In de autonome situatie is sprake van een verkleining van het geluidsbelast oppervlak binnen het stiltegebied ten opzichte van de huidige situatie. Dit komt doordat in de autonome situatie een tweetal bedrijven wordt samengevoegd tot 1 bedrijf binnen het DAB. Planrealisatie leidt voor industrielawaai tot een toename van het geluidsbelast oppervlak. Bij 1 nieuwe intensieve veehouderij is nog sprake van een afname van het geluidsbelast oppervlak (van 27 hectare) ten opzichte van de huidige situatie, er is wel sprake van een toename van het geluidsbelast oppervlak ten opzichte van de autonome situatie (van 14 hectare). In de situatie waarbij 5 nieuwe intensieve veehouderijen in het plangebied worden gerealiseerd, is sprake van een toename van het geluidsbelast oppervlak in het stiltegebied (ten opzichte van de huidige situatie) van 43 hectare. Planrealisatie leidt ook voor wegverkeerslawaai (ten opzichte van de huidige situatie) tot een vergroting van het geluidsbelast oppervlak binnen het stiltegebied met 6 hectare. In de autonome situatie is sprake van een vergroting van het geluidsbelast oppervlak (ten opzichte van de huidige situatie) van 5 hectare. De aanduiding van een deel van het gebied als stiltegebied volgens de provinciale Omgevingsverordening kan dus een knelpunt vormen voor de ontwikkeling van het LOG. Daarnaast blijkt uit het akoestisch onderzoek [2] het volgende: • Het is mogelijk om de vijf nieuwe bedrijven op voldoende afstand van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) te realiseren zodat er geen knelpunt ontstaat op het gebied van ruimtelijke ordening. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden uit de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”; • Wanneer de aanduiding stiltegebied komt te vervallen, kan worden voldaan aan de grenswaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde, hierbij is uitgegaan van een emissiekental van 55 dB(A) per vierkante meter voor een intensieve veehouderij met een omvang van 3,5 hectare. Deze grenswaarde is in het Activiteitenbesluit opgenomen voor de beoordeling van geluid voor landbouwinrichtingen; • Berekeningen naar het piekgeluidniveau laten zien dat voldaan kan worden aan de grenswaarde van 65 dB(A) in de avondperiode. De minimale afstand van een nieuwe intensieve veehouderij tot geluidsgevoelige objecten dient minimaal 70 meter te bedragen. Binnen het LOG is het mogelijk om deze afstand te respecteren; • De voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder is 50 dB(A) etmaalwaarde. Uit de berekeningen van indirecte hinder blijkt dat ruimschoots kan worden voldaan aan de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde; • Uit de berekeningen naar wegverkeerslawaai blijkt dat het mogelijk is om in het LOG nieuwe bedrijfswoningen te realiseren. Deze nieuwe bedrijfswoningen dienen wel op voldoende afstand tot de ontsluitende wegen te worden gerealiseerd (deze afstand varieert van 10 tot 12 meter).
Conclusie geluid: de aanduiding van een groot deel van het plangebied als stiltegebied in de Omgevingsverordening van de provincie Limburg vormt mogelijk een knelpunt voor de ontwikkeling van het LOG. Wanneer deze aanduiding komt te vervallen, blijkt het vanuit geluid [2], op basis van een aantal voorwaarden, mogelijk om in het LOG 5 nieuwe intensieve veehouderijen te realiseren.
2.3 Luchtkwaliteit [3] Uit de luchttoets [3] blijkt dat het mogelijk is om in het LOG 5 nieuwe intensieve veehouderijen te realiseren. In de berekeningen [3] naar stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) is onderzocht wat de maximale emissie is waarbij de grenswaarden uit de Wet milieubeheer niet worden overschreden. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale milieuruimte in het LOG wordt bepaald door de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM10. De 5 nieuwe bedrijven mogen gezamenlijk een emissie van 13.000 kg PM10/jaar uitstoten om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM10. Aan de andere luchtkwaliteitsnormen (jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie NO2 en de
GM-0121596, revisie D1 Pagina 7 van 11
Onderzoeksmethoden en –resultaten
jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie PM10) wordt na realisatie van 5 nieuwe intensieve veehouderijen voldaan. Gezien de berekende resultaten voor PM10 wordt er geen overschrijding ten aanzien van PM2,5 (zeer fijn stof) verwacht.
Conclusie luchtkwaliteit: in het LOG kunnen 5 nieuwe intensieve veehouderijen worden gerealiseerd waarbij de totale emissie maximaal 13.000 kg PM10/jaar is voor de vijf nieuwe intensieve veehouderijen gezamenlijk. 2.4 Stikstofdepositie [4] De maximale milieuruimte in het LOG wordt bereikt wanneer de toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, ten opzichte van de huidige situatie, maximaal 0,049 mol/ha/jaar bedraagt. Bij deze waarde wordt toename op de stikstofgevoelige habitattypen niet significant geacht en is er geen verslechtering van de habitatkwaliteit. In het stikstofonderzoek zijn berekeningen uitgevoerd waarbij 1 bestaande intensieve veehouderij naar het LOG wordt verplaatst. Hierbij is uitgegaan van een fictief bedrijf dat geen concrete plannen heeft om naar het LOG te verplaatsen. Uit het stikstofonderzoek [4] blijkt dat de maximale milieuruimte in het LOG wordt ingeperkt door de ligging van het plangebied nabij het Natura 2000-gebied Roerdal. De emissie van de verplaatsende nieuwe intensieve veehouderij mag dan 1050 kg ammoniak per jaar zijn. Bij deze emissie wordt de grenswaarde van 0,049 mol/ha/jaar niet overschreden. Het te hanteren stalsysteem bepaalt de omvang van de intensieve veehouderij. Per nieuwe intensieve veehouderij in het LOG zal de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden berekend moeten worden. Middels het stikstofonderzoek is aangetoond dat door een veehouderij van buiten het LOG te verplaatsen naar een locatie binnen het LOG, het mogelijk is om intensieve veehouderijen in het LOG te realiseren. We adviseren om een stikstofbeleid op te stellen zodat door de ontwikkeling van intensieve veehouderijen geen sprake is van een significante toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in de omgeving. In dit beleid zou dan worden vastgelegd dat nieuwe ontwikkelingen in het LOG stikstofneutraal dienen te zijn. Uitzondering hierop zou kunnen worden gesteld voor ontwikkelingen die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of opvolgende wetgeving vergund kunnen worden of wanneer een nationale/provinciale regeling voor een programmatische aanpak van stikstof van kracht wordt. Een van de mogelijkheden om te komen tot een stikstofdepositieneutrale ontwikkeling, is salderen. Conclusie stikstofdepositie: de maximale milieuruimte in het LOG wordt ingeperkt door de ligging van het plangebied nabij het Natura 2000-gebied Roerdal. De emissie van de verplaatsende nieuwe intensieve veehouderij mag dan 1.050 kg ammoniak per jaar zijn. Geadviseerd wordt om een stikstofbeleid op te stellen.
2.5 Geur [1] Voor het aspect geurhinder zijn berekeningen uitgevoerd voor de voorgrond- en de achtergrondbelasting. Uit de berekeningen naar de voorgrondbelasting [1] blijkt dat er grote verschillen zijn in de omvang die de vijf nieuwe intensieve veehouderijen mogen hebben voordat de normen op geurgevoelige objecten (zoals woningen) worden overschreden. Deze grootte varieert van een bedrijf met een maximale geuremissie van 30.000 OUE/s tot een bedrijf met een maximale geuremissie van 180.000 OUE/s. Gezamenlijk mag de maximale geuremissie van de vijf nieuwe intensieve veehouderijen 334.000 OUE/s zijn om aan de normen te kunnen voldoen.
GM-0121596, revisie D1 Pagina 8 van 11
Onderzoeksmethoden en –resultaten
Uit de berekeningen naar de achtergrondconcentratie blijkt dat in de huidige situatie de milieukwaliteit ter plaatse van de kern Montfort redelijk goed is. Langs de noordwestzijde van het LOG is de milieukwaliteit matig tot slecht. De milieukwaliteit bij autonome ontwikkeling van het LOG verbetert ten opzichte van de huidige situatie. In de situatie met 1 nieuwe intensieve veehouderij verbetert de achtergrondconcentratie ten opzichte van de huidige situatie en verslechtert de achtergrondconcentratie ten opzichte van de autonome situatie in geringe mate. In de situatie waarbij in het LOG 5 nieuwe intensieve veehouderijen worden gerealiseerd, verslechtert de achtergrondconcentratie ten opzichte van zowel de huidige situatie als de autonome situatie.
Conclusie geurhinder: in het LOG kunnen 5 intensieve veehouderijen worden gerealiseerd die gezamenlijk een maximale geuremissie van 334.000 OUE/s mogen hebben.
GM-0121596, revisie D1 Pagina 9 van 11
3
Maximale milieuruimte
3.1 De maximale milieuruimte Uit de onderzoeken blijkt dat in het LOG, onder voorwaarden, 5 nieuwe intensieve veehouderijen kunnen worden gerealiseerd. Voor alle onderzochte milieuaspecten geldt dat sprake is van randvoorwaarden waar aan voldaan dient te worden. Er is dus geen enkel aspect waarbij de bouwblokken zonder randvoorwaarden ingevuld kunnen worden. In paragraaf 3.2 zijn deze randvoorwaarden per milieuaspect benoemd. Gezien de grootte van het LOG kan de maximale milieuruimte wijzigen wanneer op andere locaties binnen het LOG nieuwe intensieve veehouderijen worden gerealiseerd. In de achterliggende onderzoeken is uitgegaan van vijf fictieve locaties binnen het LOG waar nieuwe intensieve veehouderijen worden gerealiseerd. Wanneer deze locaties in werkelijkheid anders zijn, zal de milieuruimte ook wijzigen. Daarnaast kan de milieuruimte ook worden ingevuld door uitbreidingen van bestaande bedrijven in het LOG. Met behulp van de uitgevoerde onderzoeken is in ieder geval aangetoond dat in het LOG sprake is van milieuruimte en dat in principe vijf nieuwe intensieve veehouderijen in het LOG kunnen worden gerealiseerd. In de onderzoeken is geen rekening gehouden met een afname van het aantal agrarische bedrijven. In Nederland blijkt al gedurende langere tijd dat sprake is op een trend waarbij het aantal agrarische bedrijven afneemt en het aantal dierplaatsen per bedrijf toeneemt. Deze trend is gebaseerd op bekende cijfers van onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ook uit de uitgevoerde Landbouwinventarisatie blijkt dat een aantal agrariërs in het LOG en in de kernrandzone (zone van 500 meter rondom het LOG) van plan is om in de toekomst hun bedrijfsactiviteiten te beëindigen. Wanneer agrarische bedrijven worden beëindigd, betekent dit dat de milieuruimte die hierdoor ontstaat door nieuwe of uitbreidende bedrijven in het LOG kan worden benut. 3.2
Randvoorwaarden vanuit de verschillende milieuaspecten
Geluid Voor het aspect geluid vormt de aanduiding stiltegebied van een groot deel van het plangebied in de provinciale Omgevingsverordening mogelijk een belemmering. Zo’n stiltegebied is lastig te combineren met een LOG omdat onder andere stalsystemen en verkeer extra geluid produceren. Het gebied is in provinciaal beleid dan ook zowel aangeduid als stiltegebied en als LOG. Beide aanduidingen zijn lastig te combineren en streven andere doelen na voor het gebied. Wanneer deze aanduiding komt te vervallen, vormt geluid geen belemmering voor de planrealisatie. Hierbij dient wel aan de volgende voorwaarden te worden voldaan: • De minimale afstand van nieuwe intensieve veehouderijen tot geluidsgevoelige objecten dient minimaal 70 meter te bedragen; • De bedrijfswoningen dienen op voldoende afstand tot de ontsluitende wegen te worden gerealiseerd (deze afstand varieert van 10 tot 12 meter); • De uitgangspunten die in het geluidsonderzoek zijn gehanteerd, moeten niet worden overschreden.
GM-0121596, revisie D1 Pagina 10 van 11
Maximale milieuruimte
Luchtkwaliteit Vanuit het aspect luchtkwaliteit kunnen in het gebied 5 intensieve veehouderijen worden gerealiseerd waarbij de totale emissie maximaal 13.000 kg PM10/jaar is. Wanneer deze totale emissie wordt verdeeld over 5 bedrijven dan zouden dit in theorie bedrijven met een omvang variërend van 16.993 tot 83.871 vleesvarkens kunnen zijn (dit is afhankelijk van het te kiezen stalsysteem). Stikstofdepositie Voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden geldt dat het Natura 2000-gebied het Roerdal bepalend is. Geadviseerd wordt om stikstofbeleid vast te stellen waarin wordt bepaald dat nieuwe ontwikkelingen in het LOG stikstofneutraal dienen te zijn. De nieuwe intensieve veehouderijen mogen niet leiden tot een significante toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in de nabijheid van het LOG. Voor een fictief bedrijf dat zich naar het LOG verplaatst, is berekend wat de emissie van stikstofdepositie mag zijn zonder dat sprake is van een significante toename van stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De emissie van de verplaatsende nieuwe intensieve veehouderij mag dan 1.050 kg ammoniak per jaar zijn. In theorie zou dit een bedrijf kunnen zijn met een omvang van 263 tot 5.833 vleesvarkens (dit is afhankelijk van het te kiezen stalsysteem). Geurhinder Vanuit het aspect geurhinder mogen de vijf nieuwe intensieve veehouderijen gezamenlijk een maximale geuremissie van 334.000 OUE/s hebben zodat nog aan de normen wordt voldaan. De nieuwe bedrijven hebben hierbij een omvang die varieert tussen 30.000 OUE/s en 180.000 OUE/s. Een bedrijf van 30.000 OUE/s kan een bedrijf zijn van tussen 1.676 en 8.571 vleesvarkens (dit is afhankelijk van het te kiezen stalsysteem). Een bedrijf van 180.000 OUE/s kan een bedrijf zijn van tussen 10.056 en 51.429 vleesvarkens (dit is afhankelijk van het te kiezen stalsysteem).
GM-0121596, revisie D1 Pagina 11 van 11
Bijlage 1
Literatuurlijst
GM-0121596, revisie D1
Bijlage 1 : Literatuurlijst
[1]
Grontmij Nederland B.V., DAB Montfort. Onderzoek geur. Arnhem, 8 januari 2014.
[2]
Grontmij Nederland B.V., DAB Montfort. Akoestisch onderzoek. Arnhem, 8 januari 2014.
[3]
Grontmij Nederland B.V., DAB Montfort. Onderzoek luchtkwaliteit. Arnhem, 8 januari 2014.
[4]
Grontmij Nederland B.V., DAB Montfort. Onderzoek stikstofdepositie. Arnhem, 8 januari 2014.
[5]
Gebiedsbureau Ons WCL, Eindrapportage Landbouwinventarisatie LOG Montfort – Maria Hoop. Roermond, 17 augustus 2012.
GM-0121596, revisie D1