LMJ
Linnaeus Medisch Journaal
2011 | jaargang 19 | nr. 3
Artrose Medisch-wetenschappelijk tijdschrift van het Linnaeusinstituut
En verder:
• Sportactiviteiten bij (beginnende) artrose
• Artrosepoli biedt meer duidelijkheid •
voor de patiënt
Artrose: van verwijzing naar samenwerking
• De fysiotherapeut als specialist in bewegen: een belangrijke schakel in de
begeleiding van mensen met heup- en knieartrose
• • Artosemanagement, medicamenteus: Operatieve behandeling bij artrose
•
NSAID’S en COXIB’S
De CHECK-studie: Nederlands grootste onderzoek naar het beloop van beginnende artrose
• Eerste resultaten van de 10-jarige
follow-up studie CHECK (Cohort Heup
•
En Cohort Knie) De opkomst van resurfacing totale
dr. Margreet Kloppenburg, reumatoloog
heupprothesep
• (On)zin van glucosamine, chondro-
ïtine en intra-articulaire injecties met hyaluronzuur of corticosteroïden bij
•
Leids onderzoek naar oorzakelijke factoren en het beloop van artrose De niet-traumatisch pijnlijke, gezwollen knie. De diagnose pseudojicht uitgelicht
artrose Nieuwe ontwikkelingen in de medicamenteuze behandeling van artrose
• Mankerende motivatie?
J.H. Willems, arts-assistent orthopedie in het SZ. Mw. S.M. Kuipers, arts-assistent reumatologie verbonden aan het KG
live life your
Abbott werkt aan het bevorderen van een goede gezondheid in Nederland. We ontdekken, ontwikkelen, maken en verkopen producten die het hele gebied van de gezondheidszorg omvatten, zoals medicijnen, diagnosemiddelen, ziekenhuisproducten en medische voeding. Binnen de afdeling geneesmiddelen heeft Abbott medicatie voor de behandeling van reumatoïde artritis, de ziekte van Bechterew, artritis psoriatica en jeugdreuma.
HUM-2011-0071
Abbott streeft naar een zo productief mogelijk leven voor mensen met reuma. Dit doen we ondermeer door het ondersteunen van zorgverleners in hun doel waardevolle informatie en steun aan mensen met reuma te geven.
Vooraf
Artrose Artrose is hot! Op veel gebieden van de geneeskunde krijgt de
met mogelijkheden tot intensiever samenwerking, ook met de
arts te maken met een patiënt met deze aandoening. Helaas
tweede lijn.
is artrose een irreversibele aandoening. De incidentie ervan
Ook R. Castien, fysiotherapeut in Gezondheidscentrum Flo-
neemt toe. Dit maakt dat het in de huisartsen- en fysiothe-
riande is betrokken bij de samenwerking tussen huisartsen,
rapiepraktijken een frequent voorkomend probleem is. De
fysiotherapeuten en orthopeden op het gebied van artrose. Hij
pathofysiologie en de genetica die eraan ten grondslag liggen,
is momenteel druk bezig met de afronding van zijn dissertatie
zijn nog niet opgeklaard. Ook de behandeling met kraakbeen
maar vond toch tijd om zijn ervaringen op te schrijven.
staat nog in de kinderschoenen. Wel wordt door reumatologen
P. Kingma en P. Nolte, orthopedisch chirurgen in respectie-
en orthopedisch chirurgen veel onderzoek gedaan naar het
velijk KG en SZ, beschrijven enkele van de mogelijke opera-
ontstaan en het behandelen van artrose.
tieve behandelingen van artrose. Met name de heup en de knie worden besproken. Dit betekent niet dat de schouder, de hand
Mw. dr. G. Kloppenburg, reumatoloog in het LUMC, heeft
en de pols niet belangrijk genoeg zijn, maar misschien komen
sinds 2000 onderzoek naar artrose opgezet, gericht op oor-
die in een later nummer van het LMJ aan bod.
zakelijke factoren voor het ontstaan en de verslechtering van
D. Vergroesen, orthopedisch chirurg in het SZ, beschrijft een
de ziekte en op methoden om het beloop daarvan met MRI en
relatief nieuwe chirurgische behandeling van heupartrose: de
röntgenfoto’s te meten. Het interview dat redactiesecretaris Th.
resurfacing totale heupprothese. Deze wordt vooral bij jongere
Vos in Leiden met haar had, vormt een mooie inleiding op ons
patiënten ingebracht omdat de kans op luxatie kleiner is en
thema.
revisie makkelijker uit te voeren. Ook de nadelen worden
J. Willems, aios orthopedie in vooropleiding in het SZ, vertelt
besproken.
ons over chondrocalcinose. Niet toevallig is dit ook zijn promo-
In 2001 trok het Reumafonds ter gelegenheid van haar
tieonderwerp (genetische en klinische aspecten van chondro-
75-jarig bestaan 2,3 miljoen euro uit voor een groot cohort-
calcinose). Samen met mw. S. Kuipers, anios reumatologie
onderzoek naar artrose. Dit is de zogenoemde CHECK-studie
in het KG, neemt hij ons mee naar een patiënt met een dikke
(afkorting voor ‘Cohort Heup En Cohort Knie’) waaraan ook het
knie. Naast een voorbeeld uit de praktijk, duiken we dieper in
KG deelneemt met 102 patiënten. Th. Vos interviewde prof.
wereld van chondrocalcinose.
dr. J. Bijlsma van het UMC Utrecht die het onderzoek leidt en
Sportarts M. Verschure heeft een aantal jaren de sportpoli
mw. S. ten Wolde, studiecoördinator van CHECK in het KG
in het SZ vormgegeven. Dit deed hij naast een praktijk in het
beschrijft de stand van zaken. In een tweede artikel gaat mw.
Diaconessenhuis in Leiden. Inmiddels heeft hij zijn praktijk
Ten Wolde in op de zin en onzin van de voedingssupplementen
volledig naar Leiden verplaatst. Zijn ervaringen met sportbe-
glucosamine en chondroïtine als behandeling voor artrose. In
oefening bij patiënten met beginnende artrose beschrijft hij in
een derde bijdrage besteedt zij uitvoerig aandacht aan nieuwe
een overzichtsartikel.
ontwikkelingen in de medicamenteuze behandeling van artrose.
Omdat men merkte dat er in het SZ soms onvoldoende tijd
KG-reumatoloog K.S.S. Steen bespreekt in haar bijdrage de
was om een patiënt die meer wilde weten over artrose en de
werking en de risico’s van NSAID’S en COXIB’S bij de (pijn-)
behandelingsmogelijkheden daarvan, is er gezocht naar een
behandeling van artrose.
oplossing. Gezien de goede ervaringen met het fenomeen groepspoli is M. Boot, nurse practioner orthopedie, in het SZ
We sluiten dit nummer af met toch weer een column van
de artrosepoli gaan vormgeven. Zij vertelt over de ervaringen
M. Reinders en wensen u veel leesgenoegen!
van alle betrokkenen hierbij. De huisartsen in de regio Haarlemmermeer zijn onder leiding
Dr. P.A. Nolte, orthopedisch chirurg en opleider in het SZ
van J. Marmelstein begonnen aan het maken van afspraken
Mw. dr. S ten Wolde, reumatoloog in het KG
over behandeling van artrose in de eerste lijn. Hij beschrijft
themaredacteuren
in zijn artikel wat er tot nu toe bereikt is. Een goed initiatief
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
73
Inhoud
Vooraf
73
Het thema • Leids onderzoek naar oorzakelijke factoren en het beloop van artrose
In gesprek met dr. Margreet Kloppenburg, reumatoloog
Th. Vos
75
• De niet-traumatisch pijnlijke, gezwollen knie
De diagnose pseudojicht uitgelicht
J.H. Willems en S.M. Kuipers
78
• Sportactiviteiten bij (beginnende) artrose
M.J.M. Verschure
82
• Artrosepoli biedt meer duidelijkheid voor de patiënt
M. Boot
85
• Artrose: van verwijzing naar samenwerking
J.T. Marmelstein
89
• De fysiotherapeut als specialist in bewegen: een belangrijke schakel in de begeleiding van mensen met heup- en knieartrose
R. Castien
91
• Operatieve behandeling bij artrose
P.A. Nolte en P.T.D. Kingma
95
• Artosemanagement, medicamenteus: NSAID’S en COXIB’S
K.S.S. Steen
99
• De CHECK-studie: Nederlands grootste onderzoek naar het beloop van beginnende artrose
In gesprek met onderzoeksleider prof.dr. Hans Bijlsma, reumatoloog
Th. Vos
102
• Eerste resultaten van 10-jarige follow-up studie CHECK (Cohort Heup En Cohort Knie)
S. ten Wolde
104
• De opkomst van resurfacing totale heupprothese
D. Vergroesen
107
• (On)zin van glucosamine, chondroïtine en intra-articulaire injecties met hyaluronzuur of corticosteroïden bij artrose
S. ten Wolde
110
• Nieuwe ontwikkelingen in de medicamenteuze behandeling van artrose
S. ten Wolde
114
• Mankerende motivatie? (column)
74
M. Reinders
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
118
Th. Vos
Leids onderzoek naar oorzakelijke factoren en het beloop van artrose In gesprek met dr. Margreet Kloppenburg, reumatoloog Over het ontstaan van artrose is nog veel onbekend.
onderdelen van het gewricht betrokken: niet alleen slijt
In het Leids Universitair Medisch Centrum leidt dr.
het kraakbeen weg, ook het onderliggende bot, het ge-
Margreet Kloppenburg sinds 2000 binnen de afdeling
wrichtskapsel en het synovium (de bekleding) zijn ziek.
reumatologie onderzoek naar artrose, vooral gericht
Waar het proces begint, is nog een kip-ei-vraag waarop
op de oorzaken voor het ontstaan en de verergering
antwoorden gezocht worden. Ontsteking, vooral van
van de ziekte en op methoden om het beloop ervan te
de gewrichtsbekleding (synovitis), is in ieder geval een
meten met behulp van beeldvormende technieken. Er
belangrijke factor. De Nederlandse benaming artrose
wordt dan ook nauw samengewerkt met de afdelingen
versluiert dat; in de Engelse term osteoarthritis is dat
klinische en moleculaire epidemiologie en radiologie.
aspect wel expliciet benoemd. De vaak met ontsteking
Bijzondere aandachtsgebieden waarop dr. Kloppenburg
gepaard gaande activeringen van het proces worden
zich richt, zijn de genetische predispositie, de behande-
bij artrose flares genoemd (vergelijkbaar met wat bij
ling van (erosieve) handartrose en het verband tussen
andere ziekten exacerbaties heten) en die veroorzaken
artrose en overgewicht.
extra pijn. De vraag is of die ontstekingen het begin van zo’n flare zijn of een gevolg van andere uitlok-
Multifactorieel
kende factoren. Zo wordt wel gedacht dat door slijtage
“Wat we in ieder geval wel weten, is dat artrose een
veroorzaakt slijpsel (botpartikels) tot de ontsteking leidt
complexe, multifactorieel bepaalde gewrichtsaandoe-
(‘kristalziekte’).”
ning is”, aldus dr. Kloppenburg. “Meerdere factoren en processen veroorzaken samen bij een patiënt de ziekte
Risicofactoren
en het beloop ervan. Bij de pathogenese, het degene-
“Intussen zijn verschillende factoren geïdentificeerd die
ratieve proces in het gewricht zelf, zijn verschillende
de kans op artrose vergroten, respectievelijk de ziekte verergeren. Leeftijd vormt een risicofactor: de incidentie van artrose stijgt na het bereiken van de middelbare leeftijd, zo tussen het 40ste en 50ste levensjaar. Maar ervan uit gaan dat het daarom puur een mechanisch slijtageproces is, zoals veel mensen nog denken, is te simpel”, meent dr. Kloppenburg: “Er zijn ook 90-jarigen zonder artrose. Toch spelen mechanische factoren wel een rol: mensen met bepaalde fysiek zware beroepen blijken vatbaarder. Tapijtleggers bijvoorbeeld, mensen die veel op hun knieën werken, krijgen vaker knieartrose. Chinezen krijgen vingerartrose door het hanteren van eetstokjes (chopsticks) en ook wandelstokartrose komt voor. Verder is overgewicht een risicofactor, en vrouw-zijn. Mannen krijgen de ziekte éérder, maar ze komt bij vrouwen uiteindelijk meer voor. De vrouwen halen als het ware op latere leeftijd hun ‘achterstand’ in. Hormonale factoren spelen een rol: na de menopauze komt de ziekte meer voor. Maar anders dan je zou denken, is er een omgekeerd verband met osteoporose.
Th. Vos werkt in het KG als medisch bibliothecaris en redactiesecretaris van het
Traumatisch gewrichtsletsel kan ook een predispone-
Linnaeus Medisch Journaal. Contact via e-mail:
[email protected].
rende factor zijn. En ten slotte zijn er krachtige, door
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
75
onderzoek gestaafde aanwijzingen dat artrose erfelijk
te ontwikkelen om het beloop van de ziekte te kunnen
(genetisch bepaald) kan zijn.”
volgen. Omdat de artrose zich zo langzaam ontwikkelt, is dat namelijk nogal lastig. Een deelonderzoek is
Is artrose erfelijk?
gewijd aan het meten van het beloop van knieartrose
“Handartrose bijvoorbeeld is aangetoond erfelijk vooral
met behulp van MRI.
via de vrouwelijke lijn (moeder-dochter-zus). Uit stu-
Ook aan internationaal genetisch artroseonderzoek doet
dies is gebleken dat als de ene helft van een een-eiïge
het LUMC mee. “Dit genetisch onderzoek beweegt zich
tweeling artrose ontwikkelt, de kans bij de andere helft
in verschillende richtingen. Genen die te maken hebben
groter is dan bij een ‘gewone’ broer of zus”, vertelt dr.
met de skeletontwikkeling spelen mogelijk een rol: een
Kloppenburg. “Om welk gen het hierbij gaat, is nog niet
andere vorm van het skelet maakt wellicht gevoeliger
zo gemakkelijk vast te stellen; daar is wel veel onder-
voor artrose. Verder ligt het voor de hand te kijken naar
zoek naar gedaan en mogelijk is ook hier sprake van
genen die betrokken zijn bij het vormen van ontstekin-
een samenspel van meerdere genetische factoren. Van-
gen”, aldus dr. Kloppenburg.
af 2000 hebben wij in dit kader regionaal (in West-Nederland: Den Haag, Amsterdam) genetisch onderzoek
Overgewicht en artrose
gedaan, de zogenoemde GARP-studie (afkorting van
Dat ernstig overgewicht een risicofactor is voor het
Genetica, ARtrose en Progressie). Voor deze studie heb-
ontwikkelen van artrose, is al langer bekend. Uit onder-
ben wij patiënten gezocht in de middelbare leeftijd met
zoek is gebleken dat afvallen bij extreem zware mensen
uiterlijk zichtbare of subjectief gevoelde, en radiolo-
met artrose leidt tot afname van de klachten. Daarbij
gisch vastgestelde symptomen van artrose in gevorderd
is altijd – heel voor de hand liggend – gedacht aan
stadium. Daarbij dienden van de vier gewrichtsgroepen
biomechanische factoren: overgewicht geeft extra be-
hand, heup, knie en wervelkolom er minimaal twee
lasting van de heup- en kniegewrichten met slijtage als
aangedaan te zijn en moest minimaal één broer of zus
gevolg. Maar bij zwaarlijvige patiënten komt ook meer
met dezelfde klachten ook meedoen aan het onderzoek.
handartrose voor en dat kan niet komen door buiten-
Veel van de geïncludeerde patiënten hadden handar-
gewone gewichtsbelasting. Om te ontdekken waar het
trose. Wij volgden deze mensen jarenlang en aan het
verband dan wel ligt, is vanuit het LUMC een onderzoek
verzamelde materiaal werken wij nu samen met col-
opgezet onder een omvangrijke groep obese patiënten
lega’s van de moleculaire epidemiologie en we proberen
uit de omgeving van Leiden. “Vetweefsel werd altijd
vast te stellen welke genen verantwoordelijk zijn voor
beschouwd als een passieve opslagplaats voor over-
het ontstaan en de verergering van de ziekte. Zo heb-
tollige vetcellen,” vertelt dr. Kloppenburg. “Maar het
ben wij een nieuw genetisch pad gevonden dat mogelijk
blijkt wel degelijk actief te zijn en stoffen af te schei-
van belang is: er lijkt een associatie te zijn met genen
den (adipokines) die ontstekingsbevorderend kunnen
die de werking van schildklierhormoon bepalen. Hoe dat
werken, maar die wellicht ook bijdragen aan de afbraak
verband ligt, weten we nog niet.”
van kraakbeen en veranderingen in het bot. Dat willen
Een andere doelstelling van de GARP-studie is nieuwe,
we nader onderzoeken. En verder richten we ons op
sensitievere instrumenten en (radiologische) methoden
de vetstofwisseling en de insulineresistentie bij obese mensen als mogelijke oorzaken voor het ontstaan en verergeren van artrose. Hierbij speelt mogelijk een effect op spieren een rol, met als gevolg spierverzwakking en mogelijke overbelasting van en disbalans op de gewrichten. Verder onderzoek naar de betrokkenheid van ontstekingscellen in het vetweefsel dat in de knie wordt gevonden, het zogenaamde infra-patellaire vet, wordt samen met het Diaconessenhuis Leiden gedaan. Handartrose en de rol van ontstekingsremmers Een opmerkelijk feit is dat artrose bijna steeds in dezelfde gewrichten voorkomt. Dr. Kloppenburg: “Het meest in de wervelkolom, vaak in de hand, de heup, de knie en de grote teen, maar vrijwel nooit in de schouder, de elleboog of de enkel. Bij artrose van de handen ontstaan vaak benige uitsteeksels aan de gewrichtsranden, zogenaamde osteofyten. Veelal gaan deze gepaard met zachte, ontstekingsachtige (warme, rode) zwellin-
76
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
gen. Pijn is er vooral in de duimmuis en de vingers. Ook
door functiebeperking kunnen worden aangepakt met
vallen er wel gaatjes in het bot van vooral de bovenste
ergotherapie en bijvoorbeeld het stabiliseren (spal-
en middelste vingergewrichten; we spreken dan van
ken) van de duimmuis. Bij heup- en knieartrose kan
erosieve artrose. De vraag is of dit een aparte ziekte is
gestreefd worden naar preventieve maatregelen: het
of een extreme vorm van handartrose. Erosieve artrose
beperken van de gewrichtsbelasting en spierversterking
gaat wel altijd gepaard met de eerder genoemde osteo-
door fysiotherapie. Zo nodig kunnen deze gewrichten
fyten en met degeneratie van het kraakbeen. Inmid-
door prothesen worden vervangen. Bij de hand is dat
dels loopt vanuit onze afdeling uitgebreid onderzoek
allemaal lastiger.
naar het vóórkomen en de behandelmogelijkheden van
Voeding lijkt geen rol te spelen met betrekking tot
erosieve handartrose.”
artrose, dus specifieke dieet- of voedingsadviezen zijn
Dr. Kloppenburg leidt een randomized-controlled trial
niet te geven.”
met etanercept onder patiënten uit de hele regio Zuid-
Artrose is een zeer wijd verbreide en complexe aandoe-
Holland. In deze trial wordt samengewerkt met de
ning. Ze komt in meerdere of mindere mate voor bij
universiteiten van Gent, Wenen en Padua. Etanercept is
één op de zeven mensen boven de 20 jaar. Samenvat-
een medicijn dat nu al gebruikt wordt om bij reumato-
tend kunnen we stellen dat alleen inzicht in de factoren
ïde artritis ontstekingen te onderdrukken. Etanercept
die het ontstaan en de verergering ervan bepalen en
is een zogenaamde TNF-alfaremmer. Het bindt onder
hun onderlinge samenhang uiteindelijk kunnen leiden
meer aan TNF-alfa een eiwit dat een rol speelt bij ont-
tot een genezende behandeling van de ziekte zelf.
stekingen, waardoor dit niet meer werkzaam is. Door het gebruik van etanercept wordt een ontstekingsproces zo doende tot rust gebracht. Er wordt onderzocht of
Dr. G. (Margreet) Kloppenburg studeerde genees-
het middel de klachten kan verminderen en de schade
kunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (arts-
aan het gewricht kan tegengaan. Bovendien kan dit on-
examen 1991). Zij promoveerde in 1996 op het
derzoek leren of onderdrukking van de ontstekingsreac-
proefschrift The tetracycline derivative minocycline
tie leidt tot minder klachten en minder achteruitgang.”
as treatment for rheumatoïd arthritis aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 2000 werd zij geregistreerd
Geen curatieve behandeling
als reumatoloog en ze is sindsdien werkzaam bij
Een curatieve behandeling voor artrose is er (nog) niet.
de afdeling Reumatologie van het LUMC waar zij
“De kraakbeen- en botdegeneratie is chronisch: niet
verder een aanstelling heeft bij de afdeling Klinische
te stoppen en onomkeerbaar,” stelt dr. Kloppenburg
Epidemiologie. Sinds 2000 heeft zij onderzoek naar
vast. “Het enige dat we patiënten tot nu toe te bieden
artrose opgezet, gericht op oorzakelijke factoren
hebben, is verlichting van de pijn en het proberen te
voor het ontstaan en de verslechtering van de ziekte
remmen van ontstekingsprocessen, vooralsnog voorna-
en op methoden om het beloop met MRI en röntgen-
melijk met paracetamol en tijdens een flare met voor
foto’s te meten. Zij is principal investigator van de
korte tijd NSAID’s (niet te lang in verband met moge-
GARP-studie (Genetica, ARtrose en Progressie).
lijke schade aan het maagslijmvlies). De problemen
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
77
J.H. Willems en S.M. Kuipers
De niet-traumatisch pijnlijke, gezwollen knie De diagnose pseudojicht uitgelicht Inleiding
van de pijnlijke knie gemaakt en een gewrichtsaspiratie
Patiënten met knieklachten worden frequent gezien in
volgt. De röntgenfoto’s laten een milde artrose zien,
de huisartsenpraktijk. De lijst van differentiaaldiagno-
graad 2 Kellgren and Lawrence, en enkele puntvormige
sen van een niet-traumatisch pijnlijke, gezwollen knie
en lineaire calcificaties ter plaatse van het kraakbeen
is uitgebreid en omvat onder andere bacteriële artritis,
(figuur 1). In het grampreparaat van de synoviale
kristalgeïnduceerde artritis, reactieve artritis, reumato-
vloeistof worden geen bacteriën aangetoond (ook niet
ïde artritis, bursitis, Lyme artritis, artritis psoriatica en
in de kweek die later bekend wordt). Wel worden zwak
aseptische artritis bij artrose. Vaak is niet te discrimine-
positief dubbel brekende staafvormige en romboïde
ren tussen de verschillende diagnosen zonder aanvul-
(doodskistvormige) kristallen aangetoond (figuur 2).
lend onderzoek. Dit artikel is opgezet om een minder
De diagnose luidt: een pseudojichtaanval in het kader
bekende diagnose onder de aandacht te brengen,
van calcium pyrophosphate dihydrate deposition
namelijk calcium pyrophosphate dihydrate deposition
disease (CPPD) met op de röntgenfoto tekenen van
disease (CPPD), ook wel bekend als pseudojicht.
chondrocalcinose. De patiënt wordt behandeld met een NSAID en de klachten verdwijnen binnen enkele dagen.
Casus Een 65-jarige man meldt zich bij de huisarts met sinds
Terminologie
een dag doffe pijn in de rechterknie. De klachten zijn
De termen kristalgeïnduceerde artritis, pseudojicht,
spontaan ontstaan en continu aanwezig. Er is geen
CPPD en chondrocalcinose worden nogal eens door
sprake van ochtendstijfheid of startklachten, wel heeft
elkaar gebruikt. Kristalgeïnduceerde artritis is een ver-
hij een jaar eerder ook kortdurend last gehad van zijn
zamelnaam voor alle artritiden veroorzaakt door kristal-
rechterknie. Hij heeft geen koorts gemeten en is de
len. Jicht is de meest bekende kristalgeïnduceerde artri-
afgelopen maand niet ziek geweest. Zijn voorgeschie-
tis die wordt veroorzaakt door natriumuraat kristallen.
denis vermeldt alleen hypertensie, die medicamenteus
Ook andere kristallen kunnen artritis veroorzaken zoals
behandeld wordt met metoprolol en hydrochloorthia-
calciumpyrofosfaat, octacalciumfosfaat, tricalcium apa-
zide.
tiet en whitlockite apatiet.[1,2]
Bij lichamelijk onderzoek wordt een niet acuut zieke
Calciumpyrofosfaat dihydraatkristalgeïnduceerde artritis
man gezien. De tympaan gemeten temperatuur is 38,0 graden Celsius. De rechterknie heeft een lichte valgusstand en is lokaal erythemateus; wondjes zijn niet aanwezig. Bij palpatie is de pijnlijke knie iets warmer en is een matige hydrops aanwezig. De knie is pijnlijk bij belasting; hij is stabiel en bewegingsuitslagen zijn vergelijkbaar met contralateraal. Aanvullend bloedonderzoek toont een CRP van 60 mg/l (referentiewaarde: <15 mg/l) De huisarts besluit de patiënt in te sturen om een bacteriële artritis uit te sluiten. Er worden röntgenfoto’s
J.H. Willems werkt als arts-assistent orthopedie in het SZ. Mw. S.M. Kuipers is als arts-assistent reumatologie verbonden aan het KG. Contact via e-mail:
[email protected].
78
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Figuur 1. Puntvormige en lineaire calcificaties.[9]
patiënten met artrose en een hogere leeftijd.[7,8] Andere predisponerende factoren voor CPPD zijn familiair voorkomen ervan, voorafgaand trauma inclusief operatie, hemochromatose, hyperparathyreoidie, hypofosfatemie en hypomagnesemie. Een metabole oorzaak voor CPPD is zeldzaam en het screenen van alle mensen met een CPPD is niet kosteneffectief. Aanbevolen wordt om verdere diagnostiek naar bovengenoemde predisponerende factoren te verrichten bij een leeftijd jonger dan 55 jaar, aanhoudende polyartritis, herhaalde aanvallen en bij een chronische vorm van CPPD.[5,9,10] Symptomen CPPD kan acuut, chronisch en asymptomatisch voorkomen. Het treft voornamelijk patiënten boven de 65 jaar. Figuur 2. Doodskistvormige kristallen.[10]
De voorkeurslocatie voor CPPD is de knie, maar andere locaties als de pols, de enkel, de elleboog, de schouder,
wordt in de internationale literatuur omschreven als
de heup en de metacarpofalangeale gewrichten zijn
‘calcium pyrophosphate dihydrate deposition disease
ook mogelijk. De acute vorm komt snel op, meestal
(CPPD)’. CPPD is een overkoepelende diagnose en
binnen een dag. Ze kan spontaan ontstaan maar ook
omvat acute en chronische vormen. Pseudojicht is een
uitgelokt worden door een klein trauma. De symptomen
omschrijving van een, over het algemeen self-limiting,
zijn een pijnlijke mono- of oligoartritis met zwelling,
acute aanval van synovitis veroorzaakt door calcium
stijfheid en erytheem. Zonder behandeling verdwijnen
pyrofosfaat dihydraatkristallen. Chondrocalcinose is een
deze klachten vrijwel altijd spontaan binnen een week.
radiologisch fenomeen: het zijn lineaire of puntvormige
De symptomen van de chronische vorm zijn dezelfde
calcificaties in het hyaliene en/of fibreuze kraakbeen
als die van de acute vorm, maar dan met exacerbaties
van een gewricht. Chondrocalcinose wordt hoofdzakelijk
en remissies. In de meerderheid van de chronische
door CPPD veroorzaakt.[3] De afwezigheid van chon-
gevallen betreft het een oligoartritis, in de overige
drocalcinose sluit CPPD niet uit omdat de partikels te
een polyartritis. Ook kan er een chronische vorm van
klein kunnen zijn voor detectie op een röntgenfoto. Ook
inflammatoire artritis door calciumpyrofosfaatkristallen
is het mogelijk dat chondrocalcinose aanwezig is zonder
voorkomen die, indien hij polyarticulair is, erg kan lij-
tekenen van artritis.[4]
ken op een reumatoïde artritis. Bij een artritis op basis van CPPD is het mogelijk dat de temperatuur verhoogd
Pathogenese
is; gemiddeld is de temperatuur 38 graden Celsius.
Calciumpyrofosfaatkristallen kunnen ontstaan door een
Bloedonderzoek kan een leucocytose, een verhoogde
verstoord metabolisme in het kraakbeen, verandering
bezinkingssnelheid van erythrocyten en verhoogd C-
in het fenotype van de chondrocyten en gestoorde cal-
reactive protein aantonen.[9,11-13]
cificatie-inhibitie. Als gevolg ontstaan er verhoudingsverschillen in de concentraties van calcium, anorganisch
Diagnose
fosfaat en anorganisch pyrofosfaat in de extracellulaire
De gouden standaard voor het aantonen van CPPD
matrix zodat er deposities kunnen ontstaan.[5]
is het aantonen van calciumpyrofosfaatkristallen met lichtmicroscopisch onderzoek van de synoviale vloeistof
Prevalentie
of van gewrichtskraakbeen.[14] De diagnose CPPD is
Calciumpyrofosfaatgeassocieerde kirstalartritis is de
ook zeer waarschijnlijk als er tekenen van chondro-
derde meest voorkomende inflammatoire artritis.
calcinose op de röntgenfoto zichtbaar zijn, vooral als
Omdat CPPD asymptomatisch kan voorkomen en de
het gewrichten betreft die zelden door artrose getrof-
definitieve diagnose door middel van invasief onderzoek
fen worden zoals de elleboog, de metacarpofalangeale
wordt gesteld, zijn er geen prevalentiecijfers bekend
gewrichten en de schouder. De diagnose is echter pas
voor de algemene populatie. Wel zijn er cijfers voor
definitief met het aantonen van de kristallen.[9]
chondrocalcinose, hoofdzakelijk veroorzaakt door CPPD. In een population-based study onder 2155 personen
Behandeling
tussen de 18-91 jaar (gemiddeld 57 jaar) was de
Anders dan bij jicht is er tot nu toe geen behandeling
prevalentie 0,42%.[6] De prevalentie loopt snel op bij
om de calciumpyrofosfaatkristallen te elimineren. De
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
79
behandeling is daarom symptomatisch. Evidence-based
twee wegen verloopt, een directe en een indirecte
richtlijnen voor de behandeling van CPPD zijn nog niet
pathway. Bij de directe pathway hebben kristallen
beschikbaar. De aanbevelingen die worden gegeven,
direct effect op de verschillende cellen met release van
zijn gebaseerd op expert opinions en geëxploreerd uit
prostaglandines en metalloproteïnasen en bij de indi-
de behandeling van jicht. NSAID of colchicine verlichten
recte pathway zetten kristallen macrofagen/monocyten
de klachten over het algemeen. Intra-articulaire be-
aan tot de release van cytokines.[20]
handeling met corticosteroïden is een andere effectieve
De belangrijkste vraag is of de chondropathie veroor-
behandeling. Orale corticosteroïden zijn te overwegen
zaakt door calciumkristallen een klinisch relevant beeld
bij het bestaan van contra-indicaties voor colchicine of
geeft en of dit een oorzaak of een katalysator is voor
een NSAID.[5,15]
degeneratieve gewrichtsklachten. Hoewel dier- en in vitro-studies een relatie vinden tussen calciumkristallen
80
Wetenschappelijk kader
en kraakbeendegeneratie blijven de klinische studies
De laatste jaren zijn veel wetenschappelijke artikelen
verdeeld. Verschillende studies tonen een relatie aan
verschenen in relatie tot CPPD en chondrocalcinose. De
tussen calciumkristallen en klinische of radiologische
pathologische calciumkristallen lijken klinisch weinig
verergering van artrose [21-25], andere spreken dit
relevant en symptomatisch gemakkelijk behandelbaar.
juist tegen.[26-27] Met de recente opleving van het
Toch hebben ze een negatieve invloed op de kraak-
onderzoek naar pathologische calciumkristallen en de
beenkwaliteit in dier- en in vitro-studies.[16-18] Ook in
gevolgen hiervan op microscopisch, macroscopisch
een humane kadaverstudie van 7855 enkels werd een
en klinisch niveau kunnen we hopelijk in de nabije
relatie gevonden tussen calciumkristallen en chondro-
toekomst antwoorden geven op deze vraag en mogelijk
pathie.[19]
nieuw onderzoek initiëren voor een optimale definitieve
Aangenomen wordt dat de kraakbeenaantasting via
behandeling.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Referenties 1. McCarthy DJ, Lehr JR, Halverson PB. Crystal populations
15. Zhang W, Doherty M, Pascual E, Barskova V, Guerne PA, Jansen TL, Leeb BF, Perez-Ruiz F, Pimentao J, Punzi L,
in human synovial fluid. Identification of apatite, octacal-
Richette P, Sivera F, Uhlig T, Watt I Bardin T. European
cium phosphate and tricalcium phosphate. Arthritis Rheum
league against rheumatism recommandations for calcium
1983;26(10):1220-4. 2. Swan A, Chapman B, Heap P, Seward H, Dieppe P. Submicroscopic crystals in osteoarthritic synovial fluids. Ann Rheum Dis. 1994;53(7):4667-70. 3. Pattrick M, Hamilton E, Wilson R, Austin S, Doherty M. Association of radiographic changes of osteoarthritis, symptoms and synovial fluid particles in 300 knees. Ann Rheum Dis 1993;52:97-103. 4. Abreu M, Johnson K, Chung CB. Calcification in calcium pyrophosphate dehydrate (CPPD) crystalline deposits in the knee: anatomic, radiographic, MR imaging and histologic study in cadavers. Skeletal Radiol 2004;33:392-8. 5. Terkeltaub R. Diseases associated with articular deposition of calcium pyrophosphate dehydrate and basic calcium phosphate crystals. In: Kelly’s textbook of rheumatology, Firestein CS, Budd RC, Harris ED, McInnes IB, Ruddy S, Sergent JS (Eds), Philadelphia: Saunders Elsevier, 2009:1507-11. 6. Salaffi F, De Angelis R, Grassi W. Prevalence of musculoskeletal conditions in an Italian population sample: results of a regional community-based study. The MAPPING study. Clin Exp Rheumatol 2005;23(6):819-28. 7. Felson DT, Naimark A, Anderson J, Kazis L, Castelli W, Meenan RD. The prevalence of chondrocalcinosis in the elderly and its association with knee osteoarthritis: the Framingham osteoarthritis study. J Rheumatol 1989;16:1241-5. 8. Sanmarti R, Panella D, Brancos MA, Canela J, Collado A, Brugues J. Prevalence of articular chondrocalcinosis in elderly subjects in a rural area of Catalonia. Ann Rheum Dis 1993;52:418-22. 9. Zhang W, Doherty M, Bardin T, Barskova V, Guerne PA, Jansen TL, Leeb BF, Perez-Ruiz F, Pimentao J, Punzi L, Richette P, Sivera F, Uhlig T, Watt I, Pascual E. European league against rheumatism recommandations for calcium pyrophosphate deposition. Part 1: Terminology and diagnosis Ann Rheum Dis. 2011;70:563-70. 10. Timms AE, Sathananthan R, Bradbury L, Athanasou, Brown MA. Genetic testing for hemochromatosis in patients with chondrocalcinosis. Ann Rheum Dis 2002;61:745-7. 11. Louthrenoo W, Sukitawut W. Calcium pyrophosphate dihydate crystal deposition: clinical and laboratory analysis of 91 Thai patients. J Med Assoc Thai 1999;82:569-76. 12. Masuda I, Ishikawa K. Clinical features of pseudogout attack. Clin Orthop Rel Res 1988;229:173-81. 13. Fam AG, Topp JR, Stein HB, Little AH. Clinical and roentgenographic aspects of pseudogout: a study of 50 cases and a review. CMA journal 1981;124:545-551 14. Swan A, Amer H, Dieppe P. The value of fluid assays in the diagnosis of joint disease: a literature survey. Ann Rheum Dis. 2002;61:493-8.
pyrophosphate deposition. Part 2: Management. Ann Rheum Dis 2011;70(4):571-5. 16. Liu YZ, Jackson AP, Cosgrove SD. Contribution of calciumcontaining crystals to cartilage degradation and synovial inflammation in osteoarthritis. Osteoarthritis Cartilage 2009;17:1333-1340. 17. Fam AG, Morava-Protzner I, Purcell C, Young BD, Bunting PS, Lewis AJ. Acceleration of experimental lapine osteoarthritis by calcium pyrophosphate microcrystalline synovitis. Arthritis Rheum 1995;38:201-10. 18. Cheung HS, Kurup IV, Sallis JD, Ryan LM. Inhibition of calcium pyrophosphate dehydrate crystal formation in articular cartilage vesicles and cartilage by phosphocitrate. J Biol Chem 1996;271:18082-5. 19. Muehleman C, Li J, Aigner T, Rappoport L, Mattson E, Hirschmugl C, Masuda K, Rosenthal AK. Association between crystals and cartilage degeneration in the ankle. J Rheumatol 2008;35:1108-17. 20. Cheung HS. Biological effects of calcium-containing crystals. Curr Opin Rheum. 2005;17:336-340. 21. Fuerst M, Bertrand J, Lammers L, Dreier R, Echtermeyer F, Nitschke Y, Rutsch F, Schafer FKW, Niggemeyer O, Steinhagen J, Lohmann CH, Pap T, Ruther W. Calcification of articular cartilage in human osteoarthritis. Arth Rheum 2009;60:2694-703. 22. Ledingham J, Regan M, Jones A, Doherty M. Factors affecting radiographic progression of knee osteoarthritis. Ann Rheum Dis 1995;54:53-8. 23. Fuerst M, Niggemeyer O, Lammers L, Schafer F, Lohman C, Ruther W. Articular cartilage mineralization in osteoarthritis of the hip. BMC Musculosceletal Disord 2009;10:166. 24. Mitrovich DR, Stankovich A, Iriarte-Borda O, Uzan M, Quintero M, Miravet L, Kuntz D. The Prevalence of chondrocalcinosis in the human knee joint. An autopsy survey. J Rheumatol 1988;15(4):633-41. 25. Job-deslandre C, Languepin A, Benvenuto M, Menkes CJ. Tibial valgization osteotomy in gonarthrosis with or without chondrocalcinosis. Results after 5 years. Rev Rhum Mal Osteoartic 1991;58(7):491-6. 26. Nalbant S, Martinez JA, Kitumnuaypong T, Clayburne G, Sieck M, Schumacher HR. Synovial fluid features and their relations to osteoarthritis severity: new findings from sequential studies. Osteoarthritis cartilage 2003;11(1):50-4. 27. Neogi T, Nevitt M, Niu J. Lack of association between chondrocalcinosis and increased risk of cartilage loss in knees with osteoarthritis: results of two prospective longitudinal magnetic resonance imaging studies. Arthrit Rheum 2006;54:1822-8.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
81
M.J.M. Verschure
Sportactiviteiten bij (beginnende) artrose Inleiding
lichaam kan voorkomen. Om optimaal te kunnen blijven
In onze ouder wordende populatie is (sportief) bewe-
sporten en bewegen, is met name een goede functie
gen van groot belang. Er is ruimschoots aangetoond
van heup, knie en enkel van belang. Helaas komt artro-
dat sporten en bewegen erg belangrijk zijn voor onze
se juist in het heup- en in het kniegewricht vaak voor
gezondheid. Ondanks het risico van het oplopen van
Bij artrose is niet alleen het kraakbeen aangetast. Ook
blessures, draagt regelmatig sporten bij aan een gezon-
het onderliggend bot, het gewrichtskapsel, de liga-
der leven.
menten en de omliggende musculatuur kunnen zijn
Sportief bewegen heeft veel voordelen. Door regelmatig
aangedaan.
te bewegen, is er een kleinere kans op het ontwikkelen
Bewegen en artrose verhouden zich op een glijdende
van onder andere hart- en vaatziekten, botontkalking,
schaal: beweging is nodig om het gewricht en de
overgewicht, hoge bloeddruk, beroerte, lage rugklach-
omliggende musculatuur soepel en sterk te houden,
ten en niet-insulineafhankelijke diabetes.
maar excessieve belasting kan de slijtage sneller doen
Sporten is tevens goed voor het afweersysteem en voor
toenemen.[2]
de fitheid van de mens. Door sporten nemen de stressbestendigheid en het mentaal welbevinden toe.
Etiologie
Sporten kan zelfs fungeren als een vorm van therapie.
Er is een relatie tussen het gebruik van de heup en de
Bij chronisch zieken zou bewegen eigenlijk onderdeel
knie en de ontwikkeling van artrose. Het gaat dan niet
van de behandeling moeten zijn. Er is wetenschappelijk
zozeer om het matigen van de belasting. Kraakbeen
bewijs dat chronisch zieken als diabeten, longpatiënten
heeft namelijk belasting nodig. Aangetoond is dat na
en oncologiepatiënten veel baat kunnen hebben bij
het optreden van een dwarslaesie patiënten dunner
bewegen.
kraakbeen ontwikkelen.[3] Dat geldt ook andersom:
Mensen worden tegenwoordig steeds ouder en veel ou-
een hogere belasting leidt bij gezond kraakbeen tot
deren zijn daarbij ook actiever. Ze hebben vaak tot op
dikker kraakbeen.[4] Te veel en te weinig belasting
hoge leeftijd een sportwens, met vele gezondheidsvoor-
hebben beide een negatief effect op het kraakbeen.
delen als gevolg. Het voorgaande laat zien dat bewegen
Er is een duidelijke relatie tussen (intensief) sporten
voor iedereen noodzakelijk is. Dan moet dat bewegen
en het ontwikkelen van artrose; die relatie is duide-
natuurlijk wel mogelijk zijn. De Framinghamstudie
lijker bij eerder opgelopen blessures en aangeboren
toont aan dat bij personen ouder dan 63 jaar 10%
vormafwijkingen van een gewricht (dysplasie).
symptomatische knieartrose voorkomt, met daarbij
Grofweg valt te stellen dat díe aandoeningen de kans
afwijkingen op de röntgenfoto. Deze aandoening komt
op het ontwikkelen van artrose doen toenemen, waar-
evenveel voor bij mannen als bij vrouwen.[1]
bij de laxiteit van het gewricht toeneemt, er sprake is
Dit artikel is bedoeld om te laten zien hoe bewegen bij
van een afwijkende stand of vorm, verminderde pro-
artrose mogelijk is en zelfs klachten kan doen vermin-
priocepsis en coördinatie, of spierkrachtvermindering.
deren. Verder wil ik u een beeld geven van de risico’s
Eerder opgelopen sportletsels, vooral meniscusletsels
van sportief bewegen en laten zien welke sporten of
en blessures waarbij het kraakbeen beschadigd raakt,
vormen van sportief bewegen mogelijk zijn bij (begin-
leveren dus een groter risico op voor het ontwikkelen
nende) artrose.
van artrose op latere leeftijd. Dit ontstaan van artrose in een geblesseerd gewricht wordt veroorzaakt door
Artrose
een pathologisch intra-articulair proces. Dit proces
Artrose is een falend reparatieproces van een van
begint op het moment van de blessure. Gecombineerd
de synoviale gewrichten dat in ieder gewricht in het
met langetermijnveranderingen in de dynamische
M.J.M. Verschure werkt als sportarts in het Diaconessenhuis Leiden bij de vakgroep Sportgeneeskunde. Voorheen was hij
82
belasting van het gewricht kan dat sneller leiden tot artrose. Variatie in de ontwikkeling van de slijtage
ook verbonden aan de Sportpoli Spaarne Ziekenhuis Hoofddorp
wordt veroorzaakt door meerdere variabelen binnen
Contact via e-mail:
[email protected].
het individu, zoals geslacht (vrouwen hebben een
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
grotere kans op het ontwikkelen van artrose), leeftijd,
zelf of op de progressie ervan.
erfelijkheid (als er klachten zijn van artrose van de
Bij heupartrose is er beduidend minder onderzoek en
hand geeft dat een grotere kans op het ontwikkelen
lijkt er alleen een effect op de pijn te zijn en niet op
van artrose elders), overgewicht, spierkracht, activi-
verbetering van de functie.[9]
teitenniveau en het opnieuw oplopen van een bles-
Aanbevelingen van de OASIS-groep (Osteoarthritis of
sure. In onderzoeken bij patiënten met bijvoorbeeld
the knee and hip and activity: a systematic internati-
een kruisband- en/of meniscusletsel, laat tot 50% van
onal review and synthesis): Recreatief sporten mag,
de patiënten na 10-20 jaar symptomatische artrose
als de pijn er niet door verergert. Sporten die een
zien.[5]
gewrichtstrauma kunnen veroorzaken, dienen gemeden
Overgewicht kan ervoor zorgen dat artrose van de
te worden, meestal gaat het dan om contactsporten.
knie optreedt en sneller voortschrijdt: per kilogram
Extreme krachten zoals piekbelasting moeten te worden
lichaamsgewicht die iemand afvalt, wordt het knie-
vermeden. [10].
gewricht tijdens lopen namelijk met vier kilogram compressiekrachten minder belast.[6] Vetweefsel heeft
Bewegen bij artrose
naast een gewichtscomponent ook nog de eigenschap
Bewegen bij artrose kan leiden tot pijnvermindering en
dat het ontstekingsmediatoren uitscheidt die kraak-
functieverbetering. Dit is inmiddels bij zowel heup- als
been en synovium van een gewricht negatief kunnen
knieartrose aangetoond. Er zijn twee vormen: de ene
beïnvloeden.[7]
vorm richt zich specifiek op het trainen van de spieren
Ook zwaar werk kan een risicofactor zijn. Er moet dan
rondom het gewricht en de andere, meer algemene
sprake zijn van veelvuldig met zware gewichten werken
vorm verbetert vooral de aerobe inspanning. Beide
(>25 kilogram) of werken in een onnatuurlijke houding.
lijken bij wetenschappelijk onderzoek ongeveer even
Systematische reviews laten over het algemeen zien
effectief. De eerste vorm lijkt op de korte termijn meer
dat er een positief verband is tussen sporten en
verbetering op te leveren en de tweede toont meer
heupartrose. Daarbij is duidelijk te zien dat meer en
verbetering op de lange termijn. Een combinatie lijkt
intensiever sporten, of sporten op een hoger niveau,
dus aan te bevelen.[11]
dat verband laat toenemen.
Mensen reageren over het algemeen gunstig op fysiotherapeutische behandeling wanneer zij begeleid en
Behandeling
gestimuleerd worden om te blijven bewegen. Dit effect
De behandeling van artrose is niet gericht op gene-
verdwijnt echter wanneer de oefeningen niet gecontinu-
zing, want dat is nog steeds niet goed mogelijk. Er zijn
eerd worden. Daardoor kunnen de klachten weer toe-
inmiddels meer dan 50 verschillende symptomatische
nemen. De taak van de behandelaar is dus om mensen
behandelvormen van artrose beschreven.
aan te sporen te blijven bewegen of te oefenen. Om
De behandeling is wel gericht op het verminderen van
ervoor te zorgen dat het effect van sporten blijvend is,
pijn en stijfheid van het gewricht.
wordt aangeraden tussen de één en drie keer per week
Het behouden, of zelfs verbeteren van de bewegings-
te sporten.[10]
mogelijkheid van het gewricht is ook een van de
Bij sporters bekend met artrose is het lastig om ge-
doelen van de behandeling. Daardoor moet de ervaren
dragsregels voor tijdens het sporten aan te geven. De
handicap verminderen en de kwaliteit van leven en de
kans op verergering wordt door meerdere factoren
algemene gezondheid verbeteren.
bepaald. Enkele van deze factoren zijn: welk gewricht
In ieder geval moet worden getracht de progressie van
is aangedaan, het type sport, de duur, de intensiteit,
de aandoeningen zo veel mogelijk te beperken. Een van
hoever de artrose is voortgeschreden, de omgevende
de bewezen onderdelen van de behandeling is bewe-
spieren, laxiteit van het gewricht, voorgaande blessures
ging.
en overgewicht.
Wetenschappelijk bewijs
Sporten
Een recente Cochrane review [8] laat zien dat er kwali-
Sporten die over het algemeen veilig, of in ieder geval
tatief goed bewijs is voor oefentherapie bij knieartrose.
weinig belastend zijn voor mensen met artrose zijn:
Hierbij zijn de pijnscore en de functie op de korte
roeien, de crosstrainer, fietsen, zwemmen, langlaufen,
termijn beoordeeld.
golf, tai-chi, activiteiten in een fitnesscentrum of in
Er wordt geconcludeerd dat iedere vorm van inspanning
water zoals aquafitness.
goed is, mits die regelmatig wordt uitgevoerd. Het lijkt erop dat het effect groter is bij begeleiding door een
Conclusie
fysiotherapeut gedurende meer dan 12 sessies. Er is
Bewegen is absoluut aan te bevelen voor mensen met
geen bewijs voor effect van bewegen op de aandoening
artrose. Het is ruimschoots wetenschappelijk bewezen
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
83
dat het de pijnklachten en de ervaren handicap kan verminderen. Voor mensen met artrose die al actief sporten, is het verstandig de activiteit aan te passen. De pijn mag door sporten niet verergeren. Piekbelasting en contactsporten kunnen zorgen voor toename van de klachten, al dan niet door het verhoogde risico van nieuwe blessures. Het is verstandig bij overgewicht in combinatie met artrose extra aandacht te besteden aan gewichtsreductie aangezien dat substantieel kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van leven en de klachten kan verminderen.
Referenties 1. Felson DT, Naimark A, Anderson J, et al. The prevalence of knee osteoarthritis in the elderly: the Framingham Osteoarthritis Study. Arthritis Rheum 1987;30:914-8. 2. Bierma-Zeinstra S., Runhaar J. Bewegen en artrose. Huisarts en Wetenschap 2010;11:584-8. 3. Vanwanseele B, Eckstein F, Knecht H, et al. Longitudinal analysis of cartilage atrophy in the knees of patients with spinal cord injuries. Arthritis Rheum 2003;48:3377-81. 4. Koo S, Andriacchi TP. A comparison of the influence of global functional loads vs. local contact anatomy on articular cartilage thickness at the knee. J Biomech 2007;40:2961-6. 5. Lohmander LS, Englund PM, Dahl LL, Roos EM. The long term consequence of anterior cruciate ligament and meniscus injuries: osteoarthritis. Am Journal Sports Med 2007;35:1756-69. 6. Messier SP, Gutekunst DJ, Davis C, Devita P. Weight loss reduces knee-joint loads in overweight and obese older adults with knee osteoarthritis. Arthritis Rheum 2005;52: 2026-32. 7. Toussirot E, Streit G, Wendling D. The contribution of adipose tissue and adipokines to inflammation in joint diseases. Curr Med Chem 2007;14:1095-100 8. Fransen M, McConnel S. Exercise for osteoarthritis of the knee. Cochrane Database Syst Rev 2009 Issue 3. 9. Fransen M, McConnel S, Hernandez-Molina G, Reichenbach S. Exercise for osteoarthritis of the hip. Cochrane Database Syst Rev 2009 Issue 3. 10. Vignon E, Valat JP, Rossignol M, et al. Osteoarthritis of the knee and hip and activity: a systematic international review and synthesis (OASIS). Joint Bone Spine 2006;73:442-55. 11. Bennell K, Hinman R. Exercise as a treatment for osteoarthritis. Curr Opin Rheumatol 2005;17:634-40.
84
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
M. Boot
Artrosepoli biedt meer duidelijkheid voor de patiënt Inleiding
Tijdens de artrosepoli geeft zij aan 10 patiënten voorlich-
Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening
ting over artrose. “Inzicht in de ziekte is voor de patiënt
van het bewegingsapparaat. Patiënten ervaren pijn,
heel belangrijk”, aldus Marieke Boot. “Omdat er verschil-
stijfheid en op den duur functieverlies. Het dagelijks
lende behandelmogelijkheden zijn om het proces van
functioneren kan door artrose aanzienlijk worden beïn-
artrose te beïnvloeden, kan het voor de patiënt onduide-
vloed. Een combinatie van systemische factoren (zoals
lijk zijn wat de meest effectieve behandeling is.”
genetische kenmerken) en lokale gewrichtsfactoren
Tijdens de artrosepoli wordt uitgelegd wat artrose
(zoals spierzwakte, overgewicht, overmatige beweeglijk-
eigenlijk is. Er is aandacht voor de prevalentie, voor de
heid van het gewricht, en afwijkende vorm of stand van
oorzaak, voor het klachtenpatroon en voor het beloop
de gewrichtsvlakken) spelen een rol bij het ontstaan
van de ziekte. De conservatieve behandeling, waarvan
van aandoening. Artrose komt tegenwoordig vaker voor
wetenschappelijk is bewezen dat die de klachten van
doordat meer mensen overgewicht hebben en meer
aandoening positief kan beïnvloeden, wordt besproken.
mensen ouder worden. De afname van het aantal men-
Het gezegde ‘rust roest’ is van toepassing op artrose:
sen met lichamelijk zwaar, gewrichtsbelastend werk remt
we slijten niet van bewegen. Artrose is een ‘self-limiting
deze ontwikkeling iets af.
disease’. Tijdens de groepspoli wordt benadrukt wat
In de toekomst wordt een stijging in de prevalentie van
patiënten zelf kunnen doen om de klachten positief te
artrose voorspeld op basis van demografische ontwik-
beïnvloeden en wat ze vooral moeten vermijden. Voor
kelingen en de verwachte toename van (ernstig)
patiënten met artrose is het juist van belang om te be-
overgewicht. Alleen al op basis van demografische
wegen, vooral cyclische sporten, zoals fietsen en roeien,
ontwikkelingen is de verwachting dat het aantal mensen
zijn goed om te doen. Piekbelasting, bijvoorbeeld hardlo-
met artrose tussen 2007 en 2040 met circa 52% zal
pen of springen, moet daarentegen worden vermeden.
toenemen.[1] Het is daarom van belang dat de door artrose getroffen
De fysiotherapeut
patiënt in een vroeg stadium inzicht heeft in de ziekte,
Bij de groepspoli is een fysiotherapeut uit de eerste lijn
waardoor de klachten positief beïnvloed kunnen worden.
aanwezig om sportadvies te geven. Verder kan oefen-
Het geven van duidelijke, eenduidige informatie is be-
therapie onder begeleiding van een fysiotherapeut zinvol
langrijk.
zijn en dan vooral quadricepstraining. Zoals eerder besproken, gaat artrose vaak gepaard met overgewicht.
Groepspoli als oplossing
Gewichtsreductie is een belangrijk onderwerp om te be-
Tijdens onze reguliere spreekuren is het niet mogelijk
spreken. Om patiënten te motiveren, wordt uitgelegd dat
om in de korte beschikbare tijd de patiënt volledig te
wanneer patiënten 1 kg afvallen, dit 4 kg scheelt voor
informeren over artrose. Wanneer de nurse practitioner
het gewricht. Als het patiënten niet lukt om gewicht te
en de orthopedisch chirurg patiënten gezamenlijk voor-
verliezen, kan een diëtiste ingeschakeld worden.
lichten, leidt dit tot efficiënte en effectieve zorgverlening met een hoge patiënttevredenheid. Een groepspoli voor
Pijnstillers en ontstekingsremmers
artrosepatiënten is de oplossing.
Het beloop van artrose is wisselend en golvend van aard. In de periode dat patiënten meer klachten hebben, is het
De nurse practitioner
verstandig pijnmedicatie te gebruiken. De eerste keuze
Binnen de artrosepoli is Marieke Boot, nurse practitioner
is altijd paracetamol 1000 mg 3 dd op standaardtijden.
orthopedie, de spil voor patiënten met beginnende tot
Wanneer dit niet voldoende effect heeft of als patiënten
matige artrose. Zij is ook het centrale aanspreekpunt.
een zwelling van de knie hebben bijvoorbeeld door overbelasting, kan een ontstekingsremmend medicijn (NSAID
Mw. M. Boot is als nurse practitioner orthopedie werkzaam in
= non-steroid anti-inflammatory drug) als bijvoorbeeld
het SZ. Contact via e-mail:
[email protected].
ibuprofen, diclofenac of arcoxia verlichting geven. Als
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
85
pijnstilling kan ook gekozen worden voor een infiltratie
rurg en is een goed leermoment voor de orthopedisch
in bijvoorbeeld de knie. Glucocorticoïdinjecties worden
chirurgen in opleiding. Het nadeel van een groepspoli is
vooral gegeven bij een flare (opvlamming van artrose)
dat het minder persoonlijk is voor de patiënt en dat niet
in de knie, maar ook als pijnstilling in het heupgewricht
iedere patiënt zijn of haar probleem op tafel wil leggen.
door middel van een arthrogram. Hyaluronzuurinjecties
Bovendien komt het voor dat sommige patiënten de
worden ook gegeven maar worden meestal niet vergoed
regie overnemen, ten nadele van medepatiënten die dan
door de verzekeraar.
minder aan bod komen.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat glucosamine het kraakbeen niet opnieuw opbouwt, maar dat
Meting tevredenheid over artrosepoli
het wel een pijnverminderend effect kan hebben. Het is
In totaal hebben 245 patiënten een enquête ingevuld na
een relatief veilig middel met weinig bijwerkingen. Ons
het bijwonen van de artrosepoli. 93,5% van de patiën-
advies is om glucosamine 3 maanden te proberen en
ten is erg tevreden over het krijgen van voorlichting in
wanneer dit geen effect heeft ermee te stoppen.
groepsverband. Er is een aantal redenen waarom sommige patiënten niet tevreden waren. Door het laten zien
De orthopedisch chirurg
van de röntgenfoto’s wordt de privacy van de gegevens
Na de presentatie van de nurse practitioner komt het
geschonden, menen zij. Bovendien vinden zij dat niet al-
individuele behandelplan aan bod. Orthopedisch chirurg
les geschikt is om te bespreken in een groep; een aantal
Peter Nolte of zijn collega Diederik Vergroesen bespre-
patiënten is niet geïnteresseerd in het verhaal van een
ken per patiënt welke conservatieve behandelingen er
ander. 90% van de patiënten geeft aan zeer tevreden te
al geprobeerd zijn en hoe het op dat moment met de
zijn met de duidelijke uitleg van de nurse practitioner en
klachten gaat. Dan worden de röntgenfoto’s besproken.
de specialist. Bijna 99% van de patiënten geeft aan dat
Daarna is er uitgebreid gelegenheid om vragen te stel-
alle vragen (zeer) naar tevredenheid beantwoord zijn.
len. Patiënten krijgen een individueel behandelplan mee
93,9% van de patiënten meldt geen onderwerpen te
en worden terugverwezen naar de eerste lijn.
hebben gemist tijdens de presentatie. Onderwerpen die
“Groepspoli’s werken geweldig”, aldus Nolte. “In een
gemist werden, waren bijvoorbeeld de operatieve behan-
uur tijd worden patiënten volledig geïnformeerd en
delmogelijkheden en artrose van andere gewrichten dan
ervaringen worden onderling gedeeld.” Patiënten leren
knie en heup, zoals de handen en de voeten. Door de
van elkaar en hebben het gevoel dat ze niet alleen staan
feedback van de patiënten in de enquête hebben we de
met deze klachten. Nurse practitioner en orthopedisch
presentatie kunnen optimaliseren. De nurse practitioner,
chirurg worden efficiënt ingezet en hebben meer tijd
de fysiotherapeut en de orthopedisch chirurg zijn ook
voor de patiënt. Deze manier van voorlichting geven,
tevreden over de opzet van de artrosepoli.
wordt als prettig ervaren door de orthopedisch chiSamenwerking eerste en tweede lijn Het is belangrijk dat zorgverleners in de eerste en de tweede lijn een uniforme taal spreken. Na overleg met de huisartsen en de fysiotherapeuten is er ook daar draagvlak ontstaan voor deze groepspoli. Om de samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn te optimaliseren, zijn er voorlichtingsavonden georganiseerd voor patiënten met artrose. Naast de wekelijkse groepspoli’s in het Spaarne Ziekenhuis zijn drie informatieavonden georganiseerd in de eerste lijn, waarbij de huisarts, de fysiotherapeut en de nurse practitioner uit de tweede lijn gezamenlijk voorlichting gaven. Orthopedisch chirurg Nolte was ook aanwezig. Patiënten zijn erg enthousiast over de voorlichtingsavonden. In de toekomst hopen wij nog meer gezamenlijke voorlichtingsavonden te organiseren in de eerste lijn en de samenwerking te optimaliseren. Referentie 1. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/
Nurse practitioner Marieke Boot vertelt legt uit wat artrose is, hoe het
ziekten-en-aandoeningen/bewegingsstelsel-en-bindweefsel/
ontstaat, hoeveel het voorkomt, wat het beloop is van de ziekte en
artrose/artrose-samengevat (geraadpleegd juli 2011).
welke de behandelmogelijkheden zijn.
86
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Tabel 1. Bij 65,3% van de pati-
Tabel 2. 90,2% van de patiënten
Tabel 3. 88,2% van de patiënten
ënten kwam de informatie zeer
is zeer tevreden en 9,8% tevre-
is zeer tevreden en 11,8% van de
naar tevredenheid overeen met de
den over de uitleg door de nurse
patiënten is tevreden over de uitleg
verwachtingen. Bij 24,9% kwam de
practitioner.
door de specialist.
informatie naar tevredenheid overeen met de verwachtingen. 8,2% van de patiënten had een neutrale mening over de overeenkomst van de informatie en de verwachtingen en 1,6% was ontevreden: voor hen kwam de informatie niet overeen met hun verwachtingen.
Tabel 4. 89,4% van de patiënten
Tabel 5. 93,9% van de patiënten
vond dat alle vragen zeer naar
heeft geen onderwerpen gemist
tevredenheid beantwoord waren.
bij het geven van voorlichting over
Tabel 6. Specificatie van de onder-
9,0% vond de vragen naar te-
artrose in het SZ; 6,1% van de
werpen die patiënten hadden gemist
vredenheid beantwoord en 1,6%
patiënten miste wel een aantal
in de voorlichting over artrose (zie
van de patiënten had een neutrale
onderwerpen (zie ook tabel 6).
ook tabel 5).
mening over het beantwoorden van de vragen.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
87
Tabel 7. 83,3% van de patiënten heeft
Tabel 8. Specificatie van de verschillende
nieuwe informatie gehad via de artrose-
bronnen waaruit patiënten aangaven
poli in het SZ. 16,7% van de patiënten
hun informatie over artrose te hebben
was al op de hoogte van de informatie
verkregen.
die wordt gegeven tijdens de artrosepoli en had deze informatie uit verschillende bronnen.
Tabel 9. 93,5% van de patiënten was tevreden over het geven van voorlichting in groepsverband. 6,5% van de patiënten was daarover niet tevreden. Verschillende toelichtingen staan aangegeven in bovenstaande tabel.
88
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
J.T. Marmelstein
Artrose: van verwijzing naar samenwerking Inleiding
Verwijzingen en adviezen
Volgens de Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Van de verwezen patiënten met artroseklachten gaat de
staat artrose, in de internationale literatuur vaak
helft naar de orthopeed, de chirurg of de reumatoloog;
osteoartritis genoemd, voor een heterogene groep aan-
de andere helft komt bij één van de paramedische dis-
doeningen, variërend van erfelijke artrose die op zeer
ciplines: fysiotherapie, oefentherapie of Mensendieck.
jonge leeftijd ontstaat, via artrose op middelbare leef-
In de NHG-patiëntenbrief wordt bewegen geadviseerd
tijd in één of meer gewrichten, tot artrose op oudere
om de klachten te verminderen. Zo nodig afvallen en
leeftijd die voor sommige gewrichten bij meer dan 80%
ontzien, gedoseerd bewegen wanneer de klachten weer
voorkomt. Van alle gewrichtsaandoeningen is artrose de
erger worden. Wanneer de pijn te veel het dagelijks
meest voorkomende. Het is de vraag welke de taak van
leven verstoort, kunnen medicijnen voorgeschreven
de huisarts hierin is en welke die van de specialist. En
worden. Toch is een operatie zelden nodig.
of samenwerking tussen die twee hierin mogelijk is.
Informatie op internet is niet alleen voor artsen een belangrijke bron maar ook voor patiënten; ze zoeken te-
Incidentie en prevalentie
genwoordig eerst op internet iets over hun ziekte voor-
Met de leeftijd nemen zowel bij mannen als bij vrouwen
dat ze naar het spreekuur komen. Google is hiervoor
de prevalentie en incidentie van artrose toe. Op mid-
een onuitputtelijke bron die vaak meer vragen oproept
delbare leeftijd heeft 80% van de mensen ten minste in
dan beantwoordt. Huisartsen lijken onvoldoende be-
één gewricht radiologisch aantoonbare artrose en boven
vredigende antwoorden te geven blijkens de verzoeken
de 75 jaar heeft vrijwel iedereen dit.
om röntgenfoto’s om de klacht te bewijzen, of er wordt
Artrose van de knie komt het meest voor in de huis-
gevraagd om een doorverwijzing naar de specialist.
artsenpraktijk: 40% van de patiënten, gevolgd door artrose van de heup: ruim een kwart van de patiënten.
Therapie
Overigens heeft niet iedereen met radiologisch aan-
In het Spaarne Ziekenhuis is sinds een jaar een artro-
toonbare artrose ook daadwerkelijk klachten.
sepoli in het leven geroepen (zie ook elders in dit nummer.) Dit is een groepsspreekuur waarin de vele vragen
Definitie van artrose
over artrose gesteld kunnen worden.
Het Reumafonds noemt artrose, zoals op hun site
Dit gaf de huisartsen en de fysiotherapeuten in de regio
staat, één van de drie hoofdvormen van reuma. Dit kan
de aanzet om in de eerste lijn de koppen bij elkaar te
onrust en verwarring geven bij de patiënten. Huisartsen
steken en te bezien wat in eerste instantie gedaan kan
benoemen dit soort klachten meestal als ‘slijtage’. En in
worden. Er werd een werkgroep geformeerd met als
de beleving van patiënten die met dit soort klachten op
doelstelling het samenstellen van een document waarin
het spreekuur komen, wordt dit vaak ook zo benoemd.
afspraken over de screening en behandeling van pati-
Door de huisartsen wordt veelal het adagium: ‘pappen
ënten met heup-knieklachten/heup-knieartrose tussen
en nathouden’ gehanteerd.
huisartsen en fysiotherapeuten in de Haarlemmermeer
Uit onderzoek blijkt dat er 3 tot 4 keer zoveel men-
staan beschreven. Dit document werd als leidraad
sen met deze klachten rondlopen dan dat er op het
geïmplementeerd om patiënten met artroseklachten en
spreekuur komen. Een huisarts ziet per 1000 patiënten
-beperkingen te behandelen en te begeleiden.
33 mensen boven de 45 jaar met artroseklachten. 70%
Uit de diagnostische screening kunnen vier groepen
ontvangt medicatie, 15% wordt doorverwezen en 15%
onderscheiden worden:
krijgt medicatie én wordt doorverwezen.
- een groep waarbij geen verdenking is op heup-/knieartrose; - heup-/knieartrose: voorlichting en medicatie;
J.T. Marmelstein is huisarts te Hoofddorp. Contact via e-mail:
- heup-/knieartrose: voorlichting, medicatie en fysio-
[email protected].
therapie;
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
89
- heup-/knieartrose: voorlichting medicatie, fysiothera-
schrift toonde hij aan dat gedragsgeoriënteerde graded
pie en doorverwijzing.
activity, GRADIT-behandeling, de therapietrouw en lichamelijke activiteit op de lange duur aanzienlijk kan
Bij de laatste twee groepen moeten voorlichting en
verbeteren. Er worden in het eerste jaar minder pijn en
begeleiding plaatsvinden. Deze voorlichting houdt in dat
beperkingen ervaren en op de lange termijn zijn minder
de patiënt achtergronden en gevolgen van artrose leert
snel gewrichtsvervangende operaties nodig.
begrijpen en gaat inzien wat hij/zij zelf kan doen om
De werkgroep ziet het als haar taak om de huisartsen
de ziekte onder controle te houden. Zelfzorgvaardighe-
en fysiotherapeuten van de noodzaak te overtuigen om
den kunnen eventueel worden geoefend. Begeleiding
deze groep patiënten in de eerste lijn langdurig te be-
houdt in dat de patiënt emotioneel ondersteund wordt
geleiden. Dit vergt samenwerking binnen de eerste lijn.
zodat hij/zij de ziekte en de gevolgen hiervan zo goed
Huisartsen moeten uitleg geven en gericht verwijzen
mogelijk kan verdragen en verwerken. De voorlich-
naar de fysiotherapeut. Deze moet weten wat de juiste
ting en begeleiding kunnen zeer goed in de eerste lijn
behandeling en begeleiding zijn. Beiden moeten weten
plaatsvinden.
wanneer doorverwijzing naar de tweede lijn geïndiceerd is. Maar de tweede lijn moet op de hoogte zijn van de
Aanbeveling
mogelijkheden zodat, wanneer verwezen wordt, de
Uit onderzoek van het NIVEL (Nederlands instituut voor
noodzaak tot een operatieve ingreep juist ingeschat is.
onderzoek van de gezondheidszorg) door M.F. Pisters bleek dat door terugkomsessies waarin gestimuleerd wordt om patiënten met artrose blijvend te laten oefenen, het effect van de oefentherapie behouden kan
Referentie
blijven. [1] Oefentherapie verlicht de pijn en vermindert
1. Pisters MF. Exercise therapy in patients with osteoarthritis:
de beperkingen bij bijvoorbeeld lopen en fietsen. Maar
long-term effectiveness and the role of exercise adherence.
als de behandeling is afgelopen neemt dat effect weer
Utrecht: NIVEL, 2010. Proeftschrift Vrije Universiteit Amster-
af. De therapietrouw is de bottleneck. In zijn proef-
90
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
dam.
R. Castien
De fysiotherapeut als specialist in bewegen: een belangrijke schakel in de begeleiding van mensen met heup- en knieartrose Inleiding
Samenwerking van alle betrokken disciplines op basis
In de eerstelijns gezondheidszorg komen mensen met
van richtlijnen en standaarden, zowel binnen de eerste-
artrose regelmatig terecht bij de fysiotherapeut. Deze
als de tweedelijns gezondheidszorg, biedt mogelijkhe-
volgt bij de begeleiding en behandeling de recent
den de voorlichting en behandeling van mensen met
aangepaste richtlijn ‘Heup en Knie Artrose’ van het
artrose op elkaar af te stemmen.
Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
In dit artikel ga ik nader in op de fysiotherapeutische
(KNGF).
behandeling die beschreven staat in een richtlijn die is opgesteld in samenwerking tussen de vakgroep orthopedie van het Spaarne Ziekenhuis, en huisartsen en fysiotherapeuten in de Haarlemmermeer.
Introductie In Nederland wordt 4,3% van de patiënten die in verband met artrose in perifere gewrichten binnen een jaar één of meer keren de huisartspraktijk bezoeken, verwezen voor fysiotherapie.[1] Dit is een bescheiden percentage. Ter vergelijking: in Engeland bezoekt 13 procent van de mensen met klachten als gevolg van knieartrose de eerste- of tweedelijns fysiotherapeut.[2,3] De fysiotherapeut speelt een vooraanstaande rol in de verschillende fasen van de heup- en knieartrose. Zo begeleidt hij/zij de patiënt bij het verbeteren en/of aanpassen van de beperkingen in activiteiten in het dagelijks leven. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan het vergroten van de zelfredzaamheid van de patiënt. Het doel van de behandeling verschilt per patiënt. De fysiotherapeut kan worden ingeschakeld ter voorbereiding op een operatieve ingreep voor een heupen/of knieprothese, om iemand weer in de thuissituatie te laten functioneren of om begeleiding te geven bij het hervatten van sportactiviteiten. De middelen die de fysiotherapeut hiervoor tot zijn beschikking heeft, zijn voorlichting, advisering en oefentherapie. René Castien werkt als fysio-manueel therapeut bij gezondheidscentrum Floriande te Hoofddorp en als onderzoeker bij
Wat doet de fysiotherapeut?
het VUmc/EMGO te Amsterdam. Contact via e-mail r.castien@
Na verwijzing door de huisarts of een specialist of via
gcfloriande.nl.
een aanmelding zonder verwijzing (DTF) voert de fysio-
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
91
therapeut bij aanvang van de behandeling een diagnos-
Uit de diagnostische screening kan komen:
tische screening uit en maakt hij een inventarisatie van
1. Geen verdenking op heupartrose: overweging andere
de gezondheidsproblemen van de patiënt met heup-
differentiaaldiagnostiek.
en/of knieartrose betreffende functies en anatomische
2. Heup-knieartrose, patiëntprofiel A: voorlichting,
eigenschappen, activiteiten, participatie, externe en
medicatie.
persoonlijke factoren.
De actieve ontstekingsreactie van het gewricht staat
De diagnostische screening bestaat uit een anamnese
op de voorgrond. De belangrijkste klachten zijn pijn
en een lichamelijk onderzoek van de heup/knie waarbij
en stoornissen gerelateerd aan bewegen van knie
rekening wordt gehouden met de volgende prognosti-
en/of heup.
sche factoren:
3. Heup-knieartrose, patiëntprofiel B: voorlichting,
- leeftijd > 60 jaar;
medicatie en fysiotherapie.
- meer dan drie maanden pijnklachten;
De patiënt heeft episodes met klachten van pijn,
- geen verergering van de pijn bij zitten;
stoornissen gerelateerd aan bewegen en geleidelijk
- pijn bij palpatie over het ligamentum inguinale;
ook in activiteiten.
- verminderde exorotatie.
4. Heup-knieartrose, patiëntprofiel C: voorlichting,
Bij aanwezigheid van vier van de vijf bovengenoemde
medicatie, fysiotherapie, doorverwijzing.
factoren is de kans op lichte tot ernstige coxartrose
De patiënt heeft langdurige en/of chronische
73%.[4]
recidiverende klachten; de beperkingen en eventuele
Verder:
participatieproblemen staan centraal.
- verminderde endorotatie;
Met bovenstaande patiëntprofielen maakt de fysiothe-
- verminderde adductie;
rapeut een behandelplan en overlegt met de huisarts in
- een benig eindgevoel en spierkrachtverlies bij
het geval dat medicatie of doorverwijzing naar de speci-
abductie van de heup.
alist is gewenst. Zo nodig kan een fysiotherapeutische
Bij aanwezigheid van vijf van alle bovengenoemde fac-
behandeling worden gestart.
toren is de kans op matige tot ernstige coxartrose 82% en bij zes of meer factoren 100%.[4]
De fysiotherapeut levert maatwerk
Bij de diagnostische screening van de knie wordt reke-
Na inventarisatie van de beperkingen in activiteiten
ning gehouden met de volgende predictieve factoren:
en/of participatie zal in samenspraak met de patiënt
- leeftijd ouder dan 50 jaar;
worden bepaald welke einddoelen worden nagestreefd.
- ochtendstijfheid van minder dan 30 minuten;
Het einddoel is afhankelijk van de leeftijd, de aard
- crepitaties bij bewegingsonderzoek;
van de klachten en de mogelijkheden van de patiënt.
- gevoeligheid van de benige structuren;
De ene patiënt zal zich richten op het uitbreiden van
- benige verbreding van het kniegewricht;
de loopafstand om daarmee weer in staat te zijn de
- afwezigheid van een verhoogde temperatuur van het
dagelijkse boodschappen te doen. Een ander kan als
kniegewricht.
doelstelling hebben zijn sportactiviteiten te kunnen
Bij de aanwezigheid van tenminste drie symptomen is
hervatten.
de sensitiviteit voor gonartrose 95% en de specificiteit 69%. Bij de aanwezigheid van vier symptomen daalt
Voorlichting en oefentherapie
de sensitiviteit tot 84% en neemt de specificiteit toe tot
De fysiotherapeut zal veel aandacht besteden aan de
89%. [4]
voorlichting over artrose. Deze voorlichting bestaat uit
Om beperkingen in de dagelijkse activiteiten als gevolg
feitelijke informatie aan de patiënt over zaken* die met
van heup- en knie artrose te kwantificeren, zijn ver-
de ziekte, behandeling of verzorging te maken hebben.
schillende specifieke vragenlijsten ontwikkeld zoals de
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de folder over
Algofunctional Index en de WOMAC. Deze vragenlijsten
artrose van het KNGF of worden verwezen naar de NHG
worden gebruikt om een inventarisatie te maken van de
patiëntenbrief.
beperkingen in activiteiten en in een later stadium om
*Het bespreken van prognostische factoren zoals over-
de resultaten van de behandeling te evalueren.
gewicht en het belang van bewegen is essentieel in de informatie naar de patiënt. Verder zal de nadruk liggen
Het ‘meten’ van beperkingen in activiteiten ter inven-
op de bevordering van de zelfredzaamheid en het sti-
tarisatie en evaluatie van de klachten van de patiënt
muleren van het thuis oefenen.[1]
door middel van vragenlijsten is voor fysiotherapeuten
92
een vast onderdeel van de behandeling. In de KNGF-
Oefentherapie
richtlijn is het gebruik van deze vragenlijsten vastge-
De fysiotherapeut zal naast de mobiliserende oefenthe-
legd.
rapie voor de heup of de knie gebruikmaken van oefen-
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
therapie ter verbetering van de algehele lichamelijke
omdat alle richtlijnen immers op basis van de huidige
conditie. De prioriteit binnen deze actieve vorm van
wetenschappelijke evidentie worden samengesteld.
oefentherapie ligt op het verbeteren van de spierfunctie
Hoewel eerder een multidisciplinaire ‘Richtlijn heup- en
en op krachttoename van de m. quadriceps femoris.
knieartrose’ is uitgegeven door het Kwaliteitsinstituut
Deze oefentherapie kan op verschillende manieren
voor de gezondheidszorg (CBO = Centraal Begeleidings
worden aangeboden en zal voornamelijk bestaan uit
Orgaan) is het onduidelijk wat elke discipline als zijn
oefenvormen waarbij het gewrichtskraakbeen een mini-
‘kerntaken’ beschouwt.
male axiale belasting ondergaat. Voorbeelden van deze
Als voorbeeld kan worden genoemd de voorlichting over
onbelaste oefenvormen zijn fietsen en roeien.
artrose. Hoewel elke discipline onderstreept dat voorlichting een prominente plaats verdient in de begelei-
In diverse systematic reviews is aangetoond dat oe-
ding van de patiënt met artrose mist deze voorlichting
fentherapie met een element van spierversterkende
in de dagelijkse praktijk de nodige regie betreffende
oefeningen een statistisch significant effect heeft
uitvoering en inhoud. Het gevolg is dat (te) weinig aan
op pijn in vergelijking met geen therapie of alleen
voorlichting en daardoor ook aan preventie van artrose
mobiliserende oefeningen. Dit geldt met name voor
wordt gedaan. Met voorlichting kan ook een groep pa-
de oefentherapie bij knieartrose.[5,6]
tiënten worden bereikt die wel klachten heeft maar niet naar de huisarts gaat. Daarom is het van belang dat afspraken worden ge-
Het geven van huiswerkoefeningen, het stimuleren van
maakt over de voorlichting en preventie.
een actieve leefstijl door dagelijkse bewegingsactivi-
Naar aanleiding van deze ‘samenwerking richtlijn
teiten (fietsen) en de aandacht voor bevordering van de compliance (therapietrouw) zijn een vast onderdeel
Het aantal mensen met heup- en/of knieartrose in
van de begeleiding. De compliance blijkt vooral na het
de bevolking is 2 tot 3,5 maal hoger dan het aantal
afsluiten van de behandelepisode zeer laag en kan de
patiënten dat bij de huisarts bekend is. Dit blijkt uit
kans op recidief vergroten.
een vergelijking van deze cijfers met percentages uit het Rotterdamse bevolkingsonderzoek ‘Erasmus Rot-
Er zijn aanwijzingen in de literatuur dat oefenthera-
terdam Gezondheid en Ouderen’ (ERGO-onderzoek)
pie in combinatie met huiswerkoefeningen effectie-
en de gegevens uit huisartsenregistraties.[11,12]
ver is dan alleen oefentherapie.[7,8] Deze bevinding wordt ondersteund door een recent in Nederland uitgevoerd onderzoek. Daarin volgden onderzoekers vijf jaar lang twee groepen patiënten met artrose aan heup of knie. Daaruit kwam naar voren dat graded activity (behandeling gericht op geleidelijk aan uitbreiden van activiteiten en het stimuleren van een actieve leefstijl) effectiever is dan oefentherapie gemeten naar pijn, lichamelijk functioneren en het aantal gewrichtsvervangende chirurgische ingrepen. In een review over het effect van psycho-educatieve interventies bij patiënten met ‘arthritis’ concludeert Hrano dat dit effect groter is bij interventies ‘which include or emphasize endurance exercise, coping, self-efficacy and problem solving’ in vergelijking met interventies die het accent leggen op het verbeteren van de bewegingsuitslag.
Zo mogelijk kan de oefentherapie in groepsverband worden aangeboden. Het KNGF heeft hiervoor een speciaal beweegprogramma voor artrose ontwikkeld. Als de aanbevelingen in de richtlijnen van verschillende disciplines tegen het licht worden gehouden, zijn vele overeenkomsten waar te nemen. Niet verwonderlijk,
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
93
Haarlemmermeer’ is in het gezondheidscentrum Flori-
Tot slot
ande en Overbos het initiatief genomen door huisart-
De behandeling en begeleiding van mensen met artrose
sen, fysiotherapeuten en praktijkondersteuners meer
behoort primair in de eerstelijns gezondheidszorg thuis,
aan preventie te doen. Dat heeft geresulteerd in het
waarin de huisarts en de fysiotherapeut een centrale rol
eenmaal per jaar organiseren van een voorlichtingsbij-
vervullen. De fysiotherapeut kan zijn kennis en vaardig-
eenkomst voor alle mensen die in de in de wijk wonen.
heden als specialist in bewegen inzetten om patiënten
Onderwerpen die aan de orde komen zijn overgewicht,
‘op maat gesneden’ bewegingsadviezen en begeleiding
het belang van zelfmanagement (een goede conditie en
te geven.
regelmatig bewegen) en eventuele mogelijkheden voor
Verdere samenwerking in de eerste en tweede lijn kan
behandeling door huisarts en/of fysiotherapeut. Deze
ertoe leiden dat eenduidige informatie wordt gegeven
avonden trokken vele belangstellenden.
aan patiënten over de behandeling van artrose. En deze samenwerking zal de patiënt met artrose zeker ten goede komen.
Referenties
domized comparison of supervised clinical exercise and ma-
1. Peter WFH, Jansen MJ, Bloo H, et al. Herziening van de
nual therapy procedures versus a home exercise program.
KNGF-richtlijn Artrose heup-knie. Ned Tijdschr Fysiother 2010;120(1):2-16. 2. Jordan KM, Sawyer S, Coakley P, et al. The use of conventio-
fectiveness of exercise therapy in patients with osteoarthritis
nal and complementary treatments for knee osteoarthritis in
of the hip or knee: a randomized controlled trial comparing
the community. Rheumatology (Oxford) 2004 ;43(3):381-4.
two different physical therapy interventions. Osteoarthritis
3. Hagglund KJ, Clark MJ, Hilton SA, Hewett JE. Access to healthcare services among persons with osteoarthritis and rheumatoid arthritis. Am J Phys Med Rehabil 2005; 84(9):702-11. 4. Nederlandse Orthopaedische Vereniging. Richtlijn Diagnos-
Cartilage 2010 ;18(8):1019-26. 10. Hirano PC, Laurent DD, Lorig K. Arthritis patient education studies, 1987-1991: a review of the literature. Patient Education Counseling 1994;24:9-54. 11. de Waal MWM, Poos MJJC, Gussekloo J. Registratie Netwerk
tiek en Behandeling van heup- en knieartrose. Utrecht: CBO,
Universitaire Huisartspraktijken Leiden en Omstreken
2007.
(RNUH-LEO). In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
5. Hernandez-Molina G, Reichenbach S, Zhang B, et al. Effect of therapeutic exercise for hip osteoarthritis pain: results of a meta-analysis. Arthritis Rheum 2008 ;59(9):1221-8. 6. Fransen M, McConnell S. Exercise for osteoarthritis of the knee. Cochrane Database Syst Rev 2008;(4):CD004376. 7. McCarthy CJ, Mills PM, Pullen R, Roberts C, et al. Supplementing a home exercise programme with a class-based exercise programme is more effective than home exercise alone in the treatment of knee osteoarthritis. Rheumatology (Oxford) 2004 ;43(7):880-6. 8. Deyle GD, Allison SC, Matekel RL, et al. Physical therapy treatment effectiveness for osteoarthritis of the knee: a ran-
94
Phys Ther 2005;85(12):1301-17. 9. Pisters MF, Veenhof C, Schellevis FG, et al. Long-term ef-
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Menu Kompas. Bilthoven: RIVM. http://www.nationaalkompas.nl. 12. Poos MJJC. Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Menu Kompas. Bilthoven: RIVM. http://www.nationaalkompas.nl.
P.A. Nolte en P.T.D. Kingma
Operatieve behandeling bij artrose Inleiding
meest geopereerde gewricht als het gaat om gewrichts-
Zoals al eerder vermeld, neemt de incidentie artrose
vervanging.
toe onder andere door meer overgewicht, de men-
Sinds de jaren 50 van de vorige eeuw is er sprake van
sen worden ouder en blijven langer vitaal en sportief.
een jaarlijks toenemend aantal totale heupprotheses
Hoewel veel research is gedaan naar het ontstaan
(THP’s) wereldwijd.
en de pathogenese van artrose, is de oorzaak nog
De eerste heupprotheses werden echter al eind 19de en
onvoldoende bekend en de komende decennia lijkt er
begin 20ste eeuw op experimentele basis ingebracht,
nog steeds indicatie voor de operatieve behandeling
met matig succes.
van artrose door de orthopedisch chirurg. Omdat de
Een versnelde groei van het aantal heupimplantaten
orthopedisch chirurg de deskundige is voor operatie-
vond plaats vanaf 1958, toen Sir John Charnley in
indicatie en ook deskundig op het gebied van de
Engeland methylmethacrylaat gebruikte voor fixatie
conservatieve behandeling, is er een belangrijke rol
van heupprotheses, tegenwoordig botcement genoemd.
voor hem in de behandeling van de artrosepatiënt. In
Sindsdien zijn technieken en prothesemodellen aan-
de meeste ziekenhuizen, met mogelijk uitzondering van
gepast, echter, de oude Charnleyprotheses geven nog
de academische centra, is er voldoende ervaring en
steeds zeer goede langetermijnresultaten die opwegen
aanbod van patiënten om primaire en secundaire ar-
tegen veel modernere varianten.
trose te behandelen. Bij primaire artrose is de oorzaak
Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw zijn ongece-
tot op heden onbekend. Secundaire artrose is artrose
menteerde protheses meer en meer in populariteit
ten gevolge van een trauma, reumatoïde artritis of een
toegenomen, met name omdat het aantal revisies van
congenitale aandoening. Langzamerhand zien we in de
de gecementeerde heupprotheses op dat moment nog
westerse wereld dat de heupartrose ingehaald wordt
hoog lag. Een ongecementeerde heupprothese laat zich
door de knieartrose. De belangrijkste oorzaak hiervan is
bij loslating, fracturen en dergelijke makkelijker revi-
de toegenomen incidentie van obesitas.
seren dan een gecementeerde variant, reden waarom men overging tot het plaatsen van de ongecementeerde
Heupartrose
versie, aanvankelijk alleen bij jongere patiënten, later
De behandeling van beginnende heupartrose en (con-
bij de totale patiëntenpopulatie.
genitale) vormafwijkingen van de heup ter voorko-
Tot heden echter zijn de langetermijnresultaten van
ming van deze aandoening is van oudsher een typisch
de gecementeerde heupprotheses zeker zo goed als
orthopedische aangelegenheid. De puur biomechani-
die van de ongecementeerde. Op dit moment is er dus
sche oplossing door middel van een in drie vlakken te
geen eenduidig standpunt aangaande het wel of niet
corrigeren heupgewricht middels een osteotomie is een
cementeren van heupprotheses. Zo zijn er ook grote
uitdaging die de meeste orthopedisch chirurgen graag
geografische verschillen te zien: in Scandinavië wordt
aangaan.
voornamelijk gecementeerd, in de VS hoofdzakelijk
De heuparthrodese werd vroeger vaker verricht, maar
ongecementeerd geplaatst.
is nu naast de resectie arthroplastiek (‘Girdlestone’),
De meest recente discussies aangaande de heup-
een operatie die alleen in noodsituaties wordt verricht.
protheses betreft het articulerende oppervlak: van
Met name een oncontroleerbare heupinfectie, de slechte
oudsher werd gebruikgemaakt van een metalen kop
conditie van de patiënt of de technische onmogelijkheid
(kobaltchroom) en een plastic (polyethyleen) kom;
om een prothese te plaatsen, zijn de indicaties hiervoor.
tegenwoordig wordt ook gekeken naar metaal-metaal-
De meeste andere patiënten zullen toch een prothese
articulaties, keramiek-keramiek- en keramiek-polyethy-
prefereren.
leenarticulaties.
Het heupgewricht is het best gedocumenteerde en
Ook hiervoor geldt dat het oude concept, namelijk dat metaal op polyethyleen (met als modernere variant
Dr. P.A. Nolte is als orthopedisch chirurg werkzaam in het SZ.
zogenaamde high cross linked-polyethyleen) het in stu-
P.T.D. Kingma werkt als orthopedisch chirurg in het KG.
dies zeker zo goed doet als de nieuwe varianten.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
95
Het plaatsen van een heupprothese betekent te-
zonder grote asdeviatie, instabiliteit, functiebeperking
genwoordig voor patiënten slechts een kort zieken-
of artrose in het andere compartiment. De resultaten
huisverblijf, waarbij in principe altijd direct volledige
in series van ontwerpers van de prothese zijn goed tot
belastbaarheid van de geopereerde heup kan wor-
gelijk aan TKP, maar het revisiepercentage na unicon-
den getolereerd. Na 6 weken mag de patiënt zonder
dylaire prothese is in andere centra 3 tot 4 keer hoger
hulpmiddelen volledig belast mobiliseren en alle oude
dan in de ontwikkelingscentra.
bezigheden hervatten.
Arthrodese, het verstijven van het femorotibiale ge-
In het KG en het SZ is het revisiepercentage van totale
wricht, is een sterk invaliderende ingreep die tegen-
heupprothese ongeveer 2% na 5 jaar.
woordig alleen nog in noodsituaties (bijvoorbeeld na het verwijderen van een TKP of bij ernstige infectie) wordt
Knieartrose
toegepast.
De operatieve behandelopties bij knieartrose zijn
- Totale knieprothesen worden al 40 jaar met veel suc-
arthroscopie bij mechanische belemmering in de knie,
ces geplaatst. De belangrijkste verwachtingen van de
osteotomie en prothesiologie. De correctieosteotomie
patiënt na prothese-implantatie zijn: pijnvermindering,
van een varus of valgus gonarthrose wordt bij een
mobiliteit en psychologisch welbevinden. Zowel in het
jonge patiënt tot 50 jaar gedaan. Het grote voordeel
KG als in het SZ is er ruime ervaring met het plaat-
van deze ingreep is dat het gewricht behouden blijft.
sen van de TKP. De mogelijk toekomstige eis vanuit
Nadelen zijn een belastende ingreep met langdurige
de overheid voor het doen van minimaal 50 TKP’s per
nabehandeling, veel technische complicaties en een
operateur per jaar wordt makkelijk gehaald. Hoewel
revisiepercentage (heringreep) na 10 jaar van ongeveer
er verschillen zijn in het gebruikte type prothese en de
30-50%. Of patiënten die na een osteotomie een totale
keuze voor fixatie al dan niet met botcement, zijn de
knieprothese (TKP) krijgen slechter af zijn dan na een
overeenkomsten tussen beide afdelingen orthopedie
primaire TKP is nog steeds onduidelijk.
opvallender. Er is in beide ziekenhuizen sprake van een
- De unicondylaire prothese is een halfzijdige kniepro-
joint care-programma (verkorting van de ligduur met
these waarbij alleen in het mediale of laterale compar-
behoud van kwalitatief goede zorg), van antibiotica en
timent een prothese geplaatst wordt. Indicatie voor
tromboseprofylaxe en vergelijkbare nabehandeling.
deze ingreep is gonarthrose bij patiënten tot 60 jaar
(Zie tabel 1, p.95).
Figuur 1a
Figuur 1b
Figuur 1c
Figuur 1d
Figuur 1a-d. Intra-operatieve beelden van de (voorbereiding tot) plaatsing van een totale heupprothese. Foto’s Gerald van Daalen (ANP).
96
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Wat mag de gemiddelde patiënt verwachten na implan-
(revisiepercentage) zijn natuurlijk erg belangrijk om
tatie van een TKP? Na een opname van 3-7 dagen kun-
te bepalen welke prothese en welke operateurs goed
nen de meeste patiënten thuis revalideren. Het duurt
zijn, maar de cijfers hebben een beperkte waarde. Wat
ongeveer 3 maanden tot er zonder hulpmiddelen activi-
we namelijk willen weten, is hoe de patiënt functio-
teiten verricht kunnen worden, hoewel er ook patiënten
neert met een prothese. Hiertoe worden verschillende
zijn die na 6 weken al werk en sport hervatten. Autorij-
scoringssystemen gebruikt. Vrijwel elk artikel over de
den wordt toegestaan na 6-12 weken indien de patiënt
operatieve behandeling van artrose heeft het over de
zonder krukken kan lopen en 40 kg kan wegtrappen (de
beperking van de gebruikte klinische score. Hiervoor
pedaaldruk bij remmen voor noodstop). Het optimale
zullen in de toekomst betere evaluatiesystemen ge-
resultaat wordt 2 jaar postoperatief bereikt, daarna is
bruikt moeten worden.
er geen verbetering meer te verwachten. Anders dan na
Middels vragenlijsten en gestandaardiseerde bewe-
een THP ervaart de gemiddelde TKP-patiënt wel dat de
gingsmetingen (Dynaport®) is in een randomized
knie niet helemaal normaal is. Op de knieën zitten, is
controlled trial (rct) aangetoond dat de coating van de
voor de meeste patiënten een activiteit die ze vermij-
prothese geen verschil maakt in vroegtijdige loslating.
den. Mag er sport beoefend worden met een TKP? In
[1]
principe wel, maar er zal wel versnelde slijtage van de
Patiënten met begeleidend lijden als diabetes mellitus
polyethyleenlagers optreden bij veelvuldig en langdurig
en antistollinggebruik hebben een grotere kans op
sporten. Cyclische sporten als zwemmen, fietsen en
postoperatieve problemen en falen van de prothese.
lopen zijn zeer vaak mogelijk. Ook recreatief skiën en
Het minst gemakkelijk is het chirurgisch aandeel in het
tennissen wordt door een aantal patiënten gebezigd.
falen van protheses. Helaas worden nog niet overal
Slechts een enkeling zal kunnen hardlopen.
de complicaties bijgehouden. Wel is bekend dat als de
Hoe lang gaat de TKP mee? De gemiddelde ‘overleving’
operateur voldoende ervaring heeft met de ingreep
van een TKP, gemeten in revisiepercentage, is 90% na
(meer dan 50 ingrepen per jaar) de resultaten aanzien-
10 jaar en 80% na 15 jaar. Slechts enkele protheses
lijk beter zijn.
zijn onveranderd van vorm en concept zodat langere-
Met name de implantatie van een TKP behoort tot de
termijncijfers na 15 jaar meestal niet veel zeggen.
meest pijnlijke medische ingrepen. Adequate pijnbestrijding is dus van het grootste belang, niet alleen voor
Waarom falen protheses?
de korte termijn, maar ook om sensibilisatie, chroni-
In principe zijn de huidige protheses allemaal goed.
sche pijn en functiebeperking te voorkomen. Om te
Internationale studies, vooral naar falende protheses,
bezien of adjuvante pijnbestrijding met een femoralis-
Totale heupprothese
Totale knieprothese
Opnameduur 4-7 dagen
Opnameduur 4-7 dagen
Thromboseprofylaxe 6 weken
Thromboseprofylaxe 2-6 weken
Hechtingen verwijderen 2 weken
Hechtingen verwijderen 2 weken
Routine poliklinische controle 6 weken, 1 jaar
Routine poliklinische controle 6 weken, 1 jaar
Complicaties 5%
Complicaties 2%
Geen beperkingen 50%
Geen beperkingen 5%
10 jaar resultaat 90% goed
10 jaar resultaat 90% goed
Tabel 1. Praktische zaken na prothesiologie Zonder vervangen metalen component
Met vervangen metalen component
Stijfheid van het gewricht
Aseptische loslating/wear
Heterotope ossificaties
Infectie
Infectie
Instabiliteit
Mechanische impingement
Malpositie component
Wondproblemen
Persisterende pijn
Hematoom
Fracturen
Fracturen Tabel 2. Redenen voor reoperatie gewrichtsprothese
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
97
katheter, een intra-articulaire katheter of intra-articulai-
de arthrodese voorgesteld van de enkel, het onderste
re infiltratie met een ‘pijncocktail’ is er een pilotstudie
spronggewricht, de chopart en het metatarsofalangeale
verricht. De voorlopige resultaten laten zien dat een
gewricht van de grote teen (mtp1). In het SZ worden
grotere studie haalbaar is en dat er een toename in
wel prothese-implantaties van de enkel en van het
pijnbeleving is bij de groep met infiltratie ten opzichte
mtp1 gedaan. Alleen de kortetermijnresultaten zijn be-
van de andere groepen.[2]
kend en deze zijn goed. Gelukkig is dit alles prospectief
In een systematische review van de beschikbare litera-
vastgelegd met scorelijsten en bewegingsanalyse. Om-
tuur komt naar voren dat de revisiepercentages van 6%
dat het volume aan protheses van voet en enkel klein
na 5 jaar en 12% na 10 jaar zowel bij totale heup- als
is, is de verwachting voor de toekomst dat dit alleen in
totale knieprotheses te verwachten zijn. Schouderpro-
enkele centra in Noord-Holland zal gebeuren.
theses scoren wat revisiepercentage betreft ongeveer gelijk. Het percentage revisie na plaatsing van een totale enkelprothese is nog 2 à 3 keer zo hoog. Het slechtst scoort de elleboogprothese met een 5 maal zo hoog revisiepercentage.[3] De belangrijkste redenen voor revisie van een prothese staan vermeld in tabel 1 (p.95). De volgorde in deze tabel is in afnemende frequentie waarbij er wel verschillen zijn tussen de verschillende gewrichten. Een heupprothese heeft bijvoorbeeld een 2 maal hogere kans op infectie dan een TKP, terwijl persisterende pijn na een TKP weer 5 keer meer voorkomt. Gelukkig is het aantal revisies van protheses in onze ziekenhuizen laag. Door prospectief de resultaten te registreren, zowel landelijk als lokaal, kunnen we vaststellen dat in het SZ en het KG het gemiddeld revisiepercentage van THP en TKP rond de 2% na 5 jaar ligt. Hoe te handelen bij een patiënt met een pijnlijke TKP? In het ziekenhuis zal bij een dergelijke patiënt naast anamnese en lichamelijk onderzoek al snel instabiliteit of malalignment aangetoond danwel uitgesloten worden. Daarnaast zullen vaak een radiologisch onderzoek
Figuur 2. Verschillende gewrichtsprothesen
met aanvullende beenasopname, een scintigrafie, een metaalionenonderzoek, en een infectieparameterbepaling worden verricht. De mogelijke etiologie van een pijnlijke TKP bestaat
Referenties
uit (neuropatische) pijn, neurinoom, complex regional
1. van Hove RP, Brohet RM, Nolte PA. Influence of titanium-ni-
pain syndrome (crps), infectie, instabiliteit, extensorap-
tride coating of cementless mobile bearing total knee arthro-
paraatproblemen, periprothetische fracturen, stijfheid,
plasty on the incidence of postoperative pain and synovitis;
impingement en ideopatische pijn. [4] Chris Zonnenberg, aios orthopedie, is bezig met een promotieonderzoek naar revisie TKP. Naast klinisch onderzoek heeft hij een meta-analyse naar het toepassen van een tuberositas osteotomie gedaan. Bij een revisie knie kan een tuberositasosteotomie de expositie
a randomized clinical trial. (Submitted). 2. Yang CH, van de Kerkhove MP, de Vries DCAA, Brohet RM, Nolte PA. Postoperatieve pijnbestrijding na totale knieprothese: een pilotstudie naar intra-articulaire katheter versus intra-articulaire infiltratie versus n. femoralis katheter. (Submitted). 3. Labek G, Thaler M, Janda W, Agreiter M, Stockl B. Revi-
aanzienlijk vergemakkelijken en deze wordt dan ook
sion rates after total joint replacement; cumulative results
regelmatig toegepast.[5]
from worldwide joint register datasets. J Bone Joint Surg Br 2011;93-B:293-7.
Nieuwe ontwikkelingen enkel- en voetprothesiologie Hoewel enkel- en voetartrose frequent voorkomen, worden deze in vergelijking met heup en knie toch minder vaak operatief behandeld. Vaak voldoet aangepast schoeisel. Meestal wordt als operatieve behandeling
98
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
4. Toms AD, Mandalia V, Haigh R, Hopwood B. The management of patients with painful total knee replacement. J Bone Joint Surg Br 2009;91-B:143-50. 5. Zonnenberg CBL, Lisowski LA, van den Bekerom MPJ, Nolte PA. Tuberositas osteotomy for total knee arthroplasty: a review of the literature. J Knee Surg 2010;23:121-30.
K.S.S. Steen
Artrosemanagement, medicamenteus: NSAID’s en COXIB’s Inleiding
Orale NSAID’s
De medicamenteuze behandeling van artrose bestaat
Het kortdurend gebruik in een zo laag mogelijke do-
uit pijnstillers. Aanbevolen wordt eerst paracetamol,
sering van NSAID’s is te overwegen indien patiënten
een eenvoudige pijnstiller met gunstig bijwerkingen-
met artrose niet reageren op de veiligere medicamen-
profiel te gebruiken. Indien bij een patiënt paraceta-
ten, zoals paracetamol. NSAID’s zijn effectiever dan
mol onvoldoende pijnvermindering geeft, wordt een
placebo bij patiënten met artrose.[4,5] De verschillende
niet-steroïdaal anti-inflammatoir geneesmiddel (NSAID)
NSAID’s en COXIB’s hebben een vergelijkbare effec-
aanbevolen, zeker als er sprake is van inflammatoire
tiviteit bij artrose. De effectiviteit is dosisafhankelijk.
klachten of ontstekingsverschijnselen.
Indien patiënten NSAID’s slecht verdragen, kunnen deze gecombineerd worden met paracetamol of trama-
NSAID’s, algemeen
dol, zodat een lagere dosis van het NSAID gegeven kan
NSAID’s remmen het enzym cyclo-oxygenase (COX),
worden.
dat arachidonzuur omzet in prostaglandines. Er bestaan ten minste 2 isovormen van COX:
Bijwerkingen en interacties van NSAID’s
COX-1, dit is vooral van belang bij maagwandbescher-
De klassieke NSAID’s veroorzaken aanzienlijke mor-
ming en trombocytenaggregatie, en derhalve van
biditeit en mortaliteit met betrekking tot de tractus
belang bij de bijwerkingen van NSAID’s;
digestivus met dyspepsie, ulceratie met bloeding en
COX-2 is vooral betrokken bij het ontstekingsremmend en pijnstillend effect van NSAID’s. De klassieke NSAID’s remmen beide isovormen van COX en hebben naast hun gunstige effecten (remming COX-2), ook ongunstige effecten (remming COX-1). COX-2 selectieve NSAID’s (COXIB’s) zijn specifiek ontwikkeld om selectiever COX-2 te remmen dan COX-1, en hebben hetzelfde beoogde effect én een gunstiger bijwerkingprofiel. Er zijn 2 toedieningsvormen van NSAID’s: topicale en orale.
Topicale NSAID’s NSAID-crèmes zijn gemakkelijk te gebruiken op het aangedane gewricht. Topicale NSAID’s bereiken lage bloedwaarden en zijn derhalve veiliger dan orale NSAID’s. In de literatuur wordt een relatief voordeel van kortdurend gebruik van een topicaal NSAID bij artrose beschreven. [1,2] Topicale NSAID’s hebben geen verhoogd risico voor bijwerkingen van de tractus digestivus.[3]
Mw. dr.K.S.S. Steen werkt als reumatoloog in het KG. Op 26 maart 2010 promoveerde zij aan de VU op het proefschrift The decline of NSAID gastropathy in rheumatoid arthritis. Contact via e-mail:
[email protected]
Figuur 1. Proefschrift VUmc 26 maart 2010.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
99
perforatie tot gevolg (NSAID-gastropathie).[6] Indien
NSAID’s en progressie van artrose
aan een klassieke NSAID een protonpompremmer
NSAID’s zouden de progressie van artrose kunnen
wordt toegevoegd of een COXIB, leidt dat tot minder
versnellen doordat het gewricht wordt overbelast als
NSAID-gastropathie. [7] Patiënten die tegelijkertijd
gevolg van verminderde pijnwaarneming. In een groot
een coumarinederivaat gebruiken, hebben een hoger
prospectief observationeel populatieonderzoek onder
bloedingsrisico.
patiënten ≥55 jaar met coxartrose en gonartrose is de
Een ander belangrijk neveneffect van NSAID’s is een
relatie vastgesteld tussen het gebruik van diclofenac
toegenomen cardiovasculair risico (onder andere een
en de radiologische progressie van artrose.[10] Voor
verhoogd aantal myocardinfarcten). Dit geldt voor zo-
andere NSAID’s (ibuprofen, naproxen, piroxicam) werd
wel de klassieke NSAID’s als voor de COXIB’s.[8]
deze associatie niet gevonden. Of het effect van diclofe-
Er zijn aanwijzingen dat er een farmacodynamische
nac veroorzaakt wordt door vermeerderde belasting ten
interactie bestaat tussen aspirine in lage dosis, gegeven
gevolge van pijnvermindering of door een schadelijk ef-
als preventie voor cardiovasculaire ziekten, en NSAID’s.
fect op het kraakbeen is vooralsnog onduidelijk. Gezien
Deze interactie kan leiden tot aspirineresistentie, dat
de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek
wil zeggen de onmogelijkheid van aspirine om de trom-
kunnen vooralsnog geen aanbevelingen worden gedaan
bocytenproductie van thromboxane A2 te verminderen
omtrent de progressie van artrose door NSAID’s.
en daardoor de trombocytenactivatie en -aggregatie.[9] Aspirine blokkeert de bindingssite van COX-1 irreversi-
Geen of laag GI
bel, terwijl NSAID’s dat reversibel doen. De bindingssite
risico
voor COX-1 voor aspirine ligt dicht bij de bindingssite voor bepaalde NSAID’s. Met name is een interactie aangegeven met ibuprofen, indometacine en naproxen. De klinische relevantie van deze interactie is nog niet
Wél CV-
gegaan of van een verhoogd risico voor maagschade
risico
COXIB met PPI
COXIB
Altijd PPI
Geen ibuprofen
Naproxen
PPI toevoegen als
Coxib met PPI
aspirine in combi met NSAID
protonpompremmer (of misoprostol) of een COXIB
Tabel 1. Balans gastro-intestinaal en cardiovasculair
voorgeschreven.
risico bij het gebruik van NSAID’s/COXIB’s.
Aanbevolen wordt het niveau van antistolling goed te controleren bij gelijktijdig gebruik van een NSAID en een coumarine. Maatregelen ter preventie van maagschade dienen te worden overwogen bij het gelijktijdig voorschrijven van een klassieke NSAID en een coumarinederivaat of acetylsalicylzuur. COX-2 selectieve NSAID’s worden ontraden bij patiënten met ischemische hartziekten, beroertes en bij patiënten met decompensatio cordis klasse 2-4. Bij patiënten die een lage dosering aspirine gebruiken, worden bij voorkeur geen COXIB’s gegeven. Klassieke NSAID’s dienen niet voorgeschreven te worden bij ernstig hartfalen. Er wordt voorzichtigheid geadviseerd (advies EMEA) bij het geven van COXIB’s bij patiënten met risicofactoren voor hart- en vaatziekten en bij het geven van klassieke NSAID’s bij patiënten met hypertensie en/of hartfalen in de anamnese. Tabel1 is een hulpmiddel bij het gebruik van NSAID’s en COXIB’s en bij het in acht nemen van het gastrointestinale en het cardiovasculaire risico.
100
met PPI
NSAID of lage dosis
Indien een NSAID wordt voorgeschreven, wordt na-
volgens een klassieke NSAID, gecombineerd met een
Klassiek NSAID
Naproxen
Aanbevelingen vanuit de CBO-richtlijn van 2003
wordt eerst een H. pylori-infectie behandeld en ver-
Klassiek NSAID
risico
geheel duidelijk.
sprake is. Bij patiënten met een doorgemaakt ulcus
COXIB
Geen CV-
Hoog GI risico
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Referenties 1. Barthel HR, Axford-Gatley RA. Topical nonsteroidal anti-inflammatory drugs for osteoarthritis. Postgrad Med 2010;122:98-106. 2. Lin J, Zhang W, Jones A, Doherty M. Efficacy of topical non-steroidal anti-inflammatory drugs in the treatment of osteoarthritis: meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ 2004;324-6. 3. Altman RD. New guidelines for topical NSAIDs in the osteoarthritis treatment paradigm. Curr Med Res Opin 2010;26:2871-6. 4. Makris UE, Kohler MJ, Fraenkel L. Adverse effects of topical nonsteroidal antiinflammatory drugs in older adults with osteoarthritis: a systematic literature review. J Rheumatol 2010;37:1236-43. 5. Lee C, Straus WL, Balshaw R, Barlas S, Vogel S, Schnitzer TJ. A comparison of the efficacy and safety of nonsteroidal antiinflammatory agents versus acetaminophen in the treatment of osteoarthritis: a meta-analysis. Arthritis Rheum 2004;51:746-54. 6. Chen YF, Jobanputra P, Barton P, Bryan S, Fry-Smith A, Harris G, Taylor RS. Cyclooxygenase-2 selective non-steroidal anti-inflammatory drugs (etodolac, meloxicam, celecoxib, rofecoxib, etoricoxib, valdecoxib and lumiracoxib) for osteoarthritis and rheumatoid arthritis: a systematic review and economic evaluation. Health Technol Assess 2008;12:1-278, iii. 7. Lewis SC, Langman MJ, Laporte JR, Matthews JN, Rawlins MD, Wiholm BE. Dose-response relationships between individual nonaspirin nonsteroidal anti-inflammatory drugs (NANSAIDs) and serious upper gastrointestinal bleeding: a meta-analysis based on individual patient data. Br J Clin Pharmacol 2002;54:320-6 8. Hooper L, Brown TJ, Elliott R, Payne K, Roberts C, Symmons D. The effectiveness of five strategies for the prevention of gastrointestinal toxicity induced by non-steroidal anti-inflammatory drugs: systematic review. BMJ 2004;329:948. 9. Kearney PM, Baigent C, Godwin J, et al. Do selective cyclooxygenase-2 inhibitors and traditional non-steroidal antiinflammatory drugs increase the risk of atherothrombosis? Meta-analysis of randomised trials. BMJ 2006;332:1302-8. 10. Hankey GJ, Eikelboom JW. Aspirin resistance. Lancet. 2006;367:606-17. 11. Reijman M, Bierma-Zeinstra SM, Pols HA, Koes BW, Stricker BH, Hazes JM. Is there an association between the use of different types of nonsteroidal antiinflammatory drugs and radiologic progression of osteoarthritis? The Rotterdam Study. Arthritis Rheum 2005;52:3137-42. Andere bronnen: a. CBO-richtlijn diagnostiek en behandeling van heup- en knieartrose, 2007: hoofdstuk 4.2.2. b. CBO-richtlijn NSAID-gebruik en preventie van maagschade, 2003. c. Steen KSS. The decline of NSAID gastropathie in rheumatoid arthritis. Amsterdam: Proefschrift VU, 2010.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
101
Th. Vos
De CHECK-studie: Nederlands grootste onderzoek naar het beloop van beginnende artrose In gesprek met prof. dr. Hans Bijlsma, reumatoloog In 2001 trok het Reumafonds ter gele-
Onvermijdelijke ouderdomskwaal?
beeld heupdysplasie in de kindertijd). We
genheid van haar 75-jarig bestaan 2,3
Artrose, het proces van afbraak en
zien bijvoorbeeld ook een vorm van ar-
miljoen euro uit voor een groot cohort-
vervorming van kraakbeen en bot in een
trose die hoofdzakelijk een pijnsyndroom
onderzoek naar artrose, de meest voor-
gewricht, is weliswaar niet te genezen,
lijkt: heftige pijnbeleving bij geringe
komende reumatische aandoening. Dit is
maar er is inmiddels wel van alles tegen
gewrichtsafwijkingen.”
de zogenoemde CHECK-studie (afkorting
te doen. “Heel lang is relatief fatalistisch
Gewrichtspijn is de meest acute klacht
voor ‘Cohort Heup En Cohort Knie’).
tegen deze ziekte aangekeken”, aldus
bij patiënten met artrose. Kraakbeen
In dit bijzondere onderzoek worden 10
prof. Bijlsma. “Het werd gezien als een
bevat geen zenuwen en de degeneratie
jaar lang in heel Nederland ruim 1000
veelvoorkomende en onvermijdelijke
daarvan is dus niet de pijnbron. In bot
mensen met beginnende artroseklachten
ouderdomskwaal: als je oud wordt, krijg
zitten beperkt zenuwen; we treffen die
in de heup en de knie eenmaal per jaar
je grijze haren en rimpels én slijten je
vooral aan in het botvlies (periost). Maar
onderzocht. Het onderzoek wordt uit-
gewrichten, daar moet je mee leren
in een gewricht zit geen periost, behalve
gevoerd onder leiding van prof.dr. Hans
leven. Daarom werd het onderzoek naar
aan de zijkanten. De benige uitsteek-
Bijlsma, hoogleraar reumatologie aan de
artrose ook weinig interessant gevon-
sels die daar ontstaan, veroorzaken wel
Universiteit van Utrecht.
den. Maar reumatische aandoeningen
pijn, maar vaak wordt de meeste pijn bij
horen niet vanzelfsprekend bij het ouder
artrose veroorzaakt door ontsteking van
worden. Weliswaar is het merendeel van
het gewrichtskapsel en dat is dan ook de
de artrosepatiënten boven de 65, maar
voornaamste oorzaak van de klachten.
in die leeftijdsgroep heeft nog altijd
Daarom werken NSAID’s ook effectiever
meer dan de helft van de mensen deze
dan paracetamol: zij remmen de ontste-
ziekte niet. De afgelopen 15 jaar is veel
king en paracetamol stilt voornamelijk de
tijd en energie gestoken in onderzoek
pijn. Pijnbeleving en pijnontwikkeling zijn
naar ontstekingen in de gewrichten:
bij artrose gerelateerd aan nerve growth:
reumatoïde artritis (RA). Dat heeft tot
gewrichtsontsteking leidt ook tot veran-
grote stappen voorwaarts geleid. Als we
deringen aan de zenuwen ter plaatse,
de helft van die tijd en inspanningen nu
dat hoort bij de pathofysiologie van de
concentreren op artrose, valt ook daar
ziekte. Er worden nieuwe geneesmid-
veel winst te behalen.”
delen, zogenaamde biologicals, ontwikkeld die dat proces kunnen blokkeren en
Pijn
daarmee de pijn stil leggen.”
Wat we zien, is dat de mate van artrose
Th. Vos werkt in het KG als medisch bibliothecaris en redactiesecretaris van het Linnaeus Medisch Journaal. Contact via e-mail: tvos@ kg.nl.
102
bij patiënten heel wisselend is. Prof.
Opzet van de CHECK-studie
Bijlsma: “Dat lijkt samen te hangen met
Tien jaar geleden is de CHECK-studie
de soorten weefsel die geïnvolveerd
gestart met als belangrijkste doel het in
zijn, met de mechanische belasting, met
kaart brengen van de factoren die van in-
overgewicht (adipokines in vetweefsel
vloed zijn op het ontstaan en het beloop
lijken met artrose te maken te hebben)
van artrose. In de periode 2002-2005
en met aanlegstoornissen (als bijvoor-
werd een cohort samengesteld van ruim
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
1000 proefpersonen in de leeftijdsgroep
typering wellicht ook kunnen leiden tot
bij mensen die wellicht - gezien de
tussen 45 en 65 jaar met beginnende
een adequate vroegdiagnostiek en een
klachten - artrose ontwikkelen. Als je
serieuze klachten over de knieën
specifiek op de verschillende verschij-
met een groep mensen vanuit verschil-
en/of de heupen. Vóór de inclusie wer-
ningsvormen gerichte behandelingen. Als
lende plaatsen naar Rome vertrekt, kom
den zij onderzocht op mogelijke andere
je patiënten in een vroeg stadium inclu-
je steeds dichter bij elkaar naarmate
oorzaken voor die klachten (een trauma
deert, kun je mogelijk wat meer ontdek-
je Rome nadert. Patiënten met gevor-
bijvoorbeeld). Als er zo’n oorzaak was,
ken over hoe artrose ontstaat. Je kunt
derde artrose lijken meer op elkaar
werden zij van het onderzoek uitgeslo-
bijvoorbeeld vaststellen in welk element
dan patiënten in het beginstadium van
ten. Er werden veel gegevens over deze
van het gewricht de ziekte begint en
de ziekte. Wij willen graag zien hoe
proefpersonen verzameld aan de hand
wellicht daarop differentiëren. “Artrose
het begon om op basis van die kennis
van een anamnese en een lichamelijk
manifesteert zich uiteindelijk vooral als
mogelijk verschillende typen te kunnen
onderzoek met speciale aandacht voor
degeneratie van het kraakbeen in het
onderscheiden.”
de gewrichten. Er werden röntgenfoto’s
gewricht en mogelijk begint het proces
gemaakt van de knie- en heupgewrich-
ook daar. Maar het kan ook zijn dat de
Vervolgonderzoek nodig
ten, er werd bloed en urine verzameld
primaire verandering plaatsvindt in het
“Op basis van zo’n mogelijke fenotype-
en er werden vragenlijsten ingevuld, ook
bot. Omvormingen in het botweefsel
ring is daarna veel vervolgonderzoek
met betrekking tot de kwaliteit van leven
kunnen uitsteeksels (osteofyten) veroor-
nodig. RCT’s bijvoorbeeld met een paar
(hoeveel pijnlast, gedeprimeerdheid).
zaken en die kunnen weer leiden tot irri-
honderd patiënten met botdegeneratie
Tien jaar lang worden deze patiënten
tatie en tot een reactie in het kraakbeen
in de hoofdrol. We kunnen dan kijken
eenmaal per jaar gezien. Bij 0, 2, 5
en het gewrichtskapsel. Ook een derde
welke mechanismen daar werkzaam zijn
en 8 jaar zijn (nieuwe) röntgenfoto’s
ontstaansvorm is denkbaar, waarbij
en die placebogecontroleerd behandelen
gemaakt en het is de bedoeling dit ook
de ligamenten en de spieren rond het
met daarop gerichte medicamenten.
bij de laatste controle 2013-2015 te
gewricht slap worden, zodat de stabiliteit
Al dit onderzoek zal zich naar verwach-
doen. Prof. Bijlsma: “De gegevens na 2
van het gewricht van slag raakt met als
ting in de toekomst laten vertalen in
jaar zijn inmiddels geanalyseerd en aan
gevolg beschadiging door ongewenste
meer gerichte medicatie voor specifieke
die van 5 jaar wordt gewerkt. Bij een be-
wrijving. En bij een vierde vorm zijn de
groepen artrosepatiënten, waarmee de
hoorlijk groot aantal mensen ontstonden
eerste signalen een ontsteking van het
behandeling minder algemeen, meer
in die periode problemen. Maar anderen
gewrichtskapsel.”
individueel patiëntgericht kan worden.”
ontwikkelden geen artrose. CHECK is een Nederlands onderzoek waaraan van
Hoe dichter bij Rome, hoe dichter bij
Prof dr. J.W.J. (Hans) Bijlsma pro-
Groningen tot Maastricht zowel acade-
elkaar
moveerde in 1983 op het proefschrift
mische centra als perifere klinieken (het
“Momenteel analyseren we de resulta-
Hormones and bone: influences of
KG bijvoorbeeld) deelnemen. Primair
ten na 5 jaar onderzoek. In die periode
growth hormone, thyroid and gonadal
wordt het onderzoek uitgevoerd door
hebben van de ca. 1000 proefpersonen
hormones on bone metabolism. In
reumatologen en orthopeden, maar ook
er 50 nieuwe gewrichten gekregen. We
1990 werd hij in Utrecht benoemd
radiologen en epidemiologen zijn erbij
hebben een gigantische database met
tot hoogleraar reumatologie. Hij
betrokken. In 2015 hopen we de vraag
zo’n 1000 gegevens per deelnemer, dus
houdt zich bezig met onderzoek op
te beantwoorden hoe beginnende artrose
in totaal een miljoen data. Dat moest al-
het gebied van de immuunmodulatie
zich ontwikkelt.”
lemaal opgeschoond worden, een gigan-
van reumatoïde artritis, inclusief de
tisch karwei. Begin juni 2011 is voor die
hormonale aspecten daarvan, kraak-
Fenotypering als sleutel
gegevens het data-lock ingesteld zodat
beendegeneratie (artrose) en door
Met de gegevens van het CHECK-onder-
geen mutaties meer konden plaats-
steroïden veroorzaakte osteoporose.
zoek hoopt prof. Bijlsma ook te komen
vinden en de bewerking kon starten.
Zijn afdeling werd in 2006 erkend
tot een meer gedifferentieerde diagnos-
We zijn nu aan het rekenen en hopen
als een van de 14 EULAR Centers of
tiek. We moeten daarbij denken aan een
op 12 oktober, Wereld Reuma Dag, en
Excellence in Rheumatology (EULAR
classificatie van patiënten naar verschil-
op congressen de eerste resultaten te
= European League Against Rheu-
lende fenotypen, ‘ondersoorten’ van
presenteren.
matism). In juni van dit jaar ver-
de ziekte. “Die onderscheiding zou ons
Met de CHECK-studie zijn wij de eersten
scheen van hem in The Lancet een
kunnen helpen meer te voorspellen over
die ons richten op fenotypering en
groot overzichtsartikel over artrose:
het beloop van de ziekte per fenotype:
vroegdiagnostiek. Er is tot nu toe nog
Bijlsma JWJ, Berenbaum F, Lafeber
zullen de klachten inderdaad tot artrose
maar weinig cohortonderzoek gedaan
FP. Osteoarthritis: an update with
leiden? Wordt het een milde of een
naar artrose. Wij hebben gewerkt met
relevance for clinical practice. Lancet
ernstige vorm? Ontwikkelt die zich snel
een ‘mogelijk-artrose-cohort’ om de
2011;377(9783):2115-26.
of langzaam? En uiteindelijk zou deze
ontwikkeling van 0 af te kunnen volgen
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
103
S. ten Wolde
Eerste resultaten van 10-jarige follow-up studie CHECK (Cohort Heup En Cohort Knie) Inleiding
plaatsvinden. Enkele gegevens van de baseline en
De diagnose artrose wordt gebaseerd op symptomen
2-jaar follow-up zijn al geanalyseerd en gepubliceerd.
zoals pijn en stijfheid, samen met klinische en ra-
[4-12] De eerste 5-jaarsanalyses volgen eind dit jaar.
diologische bevindingen. Hiervoor zijn verschillende
(Zie ook het interview met de onderzoeksleider prof.dr.
criteria ontwikkeld.[1,2] Het beloop van artrose voor
Hans Bijlsma elders in dit nummer en de website van
een individuele patiënt is echter moeilijk te voorspel-
CHECK: www.check-onderzoek.nl).
len. Bovendien bestaat er vaak een discrepantie tussen radiologische veranderingen en de klachten van de
Doel van de CHECK-studie
patiënt.[3] Om meer te begrijpen van het beloop van
De doelstelling van CHECK is het bestuderen van het
artrose is een groot observationeel onderzoek nodig
beloop van de klachten bij artrose, het mechanisme
dat start in de vroege fase van de artrose. Het Reu-
dat gewrichtsschade veroorzaakt, het identificeren
mafonds heeft de aanzet gegeven tot een 10-jarig
van markers voor de diagnose en het verloop van de
onderzoek naar het beloop van beginnende heup- en
gewrichtsschade, en het identificeren van prognosti-
knieartrose om het natuurlijk beloop van de aandoe-
sche factoren voor het voorspellen en verklaren van de
ning in kaart te brengen bij deelnemers met vroege
aandoening.
artroseklachten van heup en/of knie: CHECK (Cohort Heup En Cohort Knie). Van oktober 2002 tot september
Vele spin-off onderzoeken
2005 is er een cohort gevormd van 1002 deelnemers
Er zijn aan CHECK ook veel aanvullende onderzoeken
met pijn en stijfheid van heup en/of knie, leeftijd tus-
gekoppeld, zogenaamde spin-off onderzoeken die ge-
sen de 45 en 65 jaar, die voor hun klacht nooit of niet
bruikmaken van de door CHECK-verzamelde gegevens.
langer dan een halfjaar daarvóór hun huisarts hadden
Een paar voorbeelden:
geconsulteerd met die klacht. Exclusie vond plaats
- Het identificeren van genetische determinanten voor
bij een eerder trauma of operatie in heup en/of knie,
het ontstaan van artrose.
bij andere aandoeningen waaraan de klachten direct
- Kan MRI vroege processen in artrose identificeren en
waren toe te schrijven of bij ernstige comorbiditeit.
verklaren en kunnen MRI-kenmerken veranderingen in
In totaal doen er in Nederland 10 centra mee, zowel
bot voorspellen?
perifere als academische, waaronder ook het Kennemer
- Wat is de invloed van voet- en enkelproblemen op het
Gasthuis waar 102 deelnemers zijn geïncludeerd en nog
beloop van knie- en heupartrose?
steeds worden gevolgd. Momenteel zijn we bezig met
- Onderzoek naar glyceringsproducten als voorspellers
de 7-jaars polikliniek-bezoeken. CHECK-deelnemers
voor het ontstaan en de progressie van artrose.
worden jaarlijks gezien op de poli reumatologie waar zij vragenlijsten invullen, vragen beantwoorden, en ook
Wat zijn de resultaten van CHECK tot nu toe?
de gewrichten worden nagekeken en opgemeten. Er
- Het CHECK-cohort is vergeleken met een Amerikaans
werden bij het begin, na 2 jaar en na 5 jaar röntgen-
cohort, het zogenaamde Osteoarthritis Initiative (OAI)
foto’s gemaakt van heupen en knieën en bloed en urine
van het National Institute of Health (NIH).[4] Vergele-
afgenomen. Op tijdstip 8 jaar en 10 jaar zullen weer
ken met OAI-deelnemers waren er op baseline signi-
uitgebreid röntgenfoto’s en bloed- en urineonderzoek
ficant minder CHECK-deelnemers met radiologische knieartrose en rapporteerden de CHECK-deelnemers
104
Mw. dr. S. ten Wolde werkt als reumatoloog in het KG. Contact
hogere scores op pijn, stijfheid en meer problemen met
via e-mail:
[email protected].
functioneren en gezondheid. Deze verschillen werden
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
gevonden ondanks het feit dat beide cohorten patiën-
- CHECK-deelnemers werden vergeleken met gezonde
ten betreffen in de vroege fase van artrose. Conclusie:
werkende mensen. Er werd een significant slechtere
CHECK-deelnemers zitten in een nóg vroegere fase van
gezondheidsstatus gerapporteerd door CHECK-deelne-
artrose dan AOI-deelnemers.
mers. Bij vrouwelijke CHECK-deelnemers was tevens
- Arbeidsparticipatie van CHECK-deelnemers is gelijk
sprake van een slechtere mentale gezondheidstatus.[9]
aan die van de Nederlandse populatie.[5] De gemid-
Een groot deel van de vrouwelijk CHECK-deelnemers
delde leeftijd van CHECK-deelnemers bij het begin van
voldeed zelfs niet aan de minimale eisen voor het ver-
de studie was 56 jaar, waarvan 79% vrouw. In totaal
richten van fysieke arbeid.
nam 51% van de deelnemers deel aan het arbeidspro-
- Na 2 jaar follow-up werd een lichte toename van
ces, wat overeenkomt met de arbeidsparticipatie in de
activiteitsbeperkingen gezien bij CHECK-deelnemers.
totale Nederlandse bevolking wanneer gecorrigeerd
[10] Er was echter grote variatie in het beloop tussen
wordt voor leeftijd en geslacht. De prevalentie van ziek-
de deelnemers. Enkele voorspellende factoren voor een
meldingen vanwege knie- en/of heupklachten was 12%
achteruitgang waren: veel comorbiditeit, hoog BMI,
in een heel jaar. Sociale factoren waren belangrijker
lage gezondheidsperceptie en minder goed om kunnen
dan gezondheidsfactoren voor het wel of niet werkzaam
gaan met pijn (pijn-copingstrategieën).
zijn.
- Veroudering speelt een rol in de etiologie van artrose.
- CHECK-deelnemers vullen allerlei vragenlijsten in
Eén van de leeftijdsgerelateerde veranderingen in
waarbij onder andere functionele beperkingen ten aan-
kraakbeen is de accumulatie van advanced-glycation-
zien van werk worden gemeten. Verschillende vragen-
endproducts (AGE’s). Omdat kraakbeen niet beschik-
lijsten werden met elkaar vergeleken (SF36, WOMAC
baar is voor onderzoek bij beginnende artrose, werden
en FCE). De FCE (Functional Capacity Evaluation) kan
huid en urine gebruikt om respectievelijk pentosidine-
helpen bij het inschatten van beperkingen met betrek-
spiegels (marker voor AGE’s) en CTXII (marker voor
king tot het werk.[6] De testen werden ook vergeleken
kraakbeenafbraak) te meten. Gepaarde huid- en uri-
met een 2-daagse fysieke test waarbij allerlei werksitu-
nesamples van CHECK-deelnemers werden vergeleken
aties werden nagebootst (Work Well FCE). Er werd een
met gepaarde huid- en kraakbeensamples van over-
goede correlatie gevonden tussen de door de patiënt
leden personen. Er werd een zwakke relatie gevonden
ingevulde vragenlijsten en de 2-daagse fysieke test.[7]
tussen deze markers en radiologische afwijkingen op
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
105
heup- en knieröntgenfoto’s. Helaas nog te zwak om als
Conclusies
marker voor de ernst van artrose te dienen in de dage-
Het CHECK-cohort zal de komende jaren nog vele
lijkse praktijk.[11]
gegevens gaan opleveren over beginnende artrose. Als
- Bewegingsbeperking van een gewricht wordt gezien
studiecoördinator van CHECK in het KG heb ik nu al
als een karakteristiek kenmerk van artrose. De beweeg-
heel veel geleerd over het beloop van artrose van heup,
lijkheid van een gewricht wordt ook wel range of mo-
knie en handen door systematisch jarenlang patiënten
tion (ROM) genoemd. Bij 598 CHECK-deelnemers werd
te vervolgen. Eén ding dat mij is opgevallen, is dat pa-
de ROM van de knie (gemeten met een goniometer) in
tiënten enorm verbeteren door veel te bewegen en zelf
een regressieanalyse vergeleken met demografische,
positief met hun aandoening om te gaan.
articulaire en klinische gegevens. Gevonden werd dat bij patiënten met beginnende knieartrose osteofyten, benige zwellingen van het gewricht, crepiteren, pijn en een hogere BMI geassocieerd waren met verminderde flexie in de knie.[12]
Referenties 1. Altman R. Alarcon G, Appelrouth D, et al. The American College of Rheumatology criteria for the classification and re-
bil. 2009 Dec; 19(4):345-53. 7. van Ittersum MW, Bieleman HJ, Reneman MF, et al. Functio-
porting of osteoarthritis of the hip. Arthritis Rheum 1991;34
nal capacity evaluation in subjects with early osteoarthritis of
(5):505-14.
hip and/or knee; is two-day testing needed?J Occup Rehabil
2. Altman R, Asch E, Bloch D, et al. Development of criteria for the classification and reporting of osteoarthritis. Classifica-
2009;19(3):238-44. 8. van Spil WE, DeGroot J, Lems WF, et al. Serum and urinary
tion of osteoarthritis of the knee. Diagnostic and Therapeutic
biochemical markers for knee and hip-osteoarthritis: a
Criteria Committee of the American Rheumatism Association.
systematic review applying the consensus BIPED criteria.
Arthritis Rheum 1986;29(8):1039-49. 3. Creamer P, Lethbridge-Cejku M, Hochberg MC. Determinants
Osteoarthritis Cartilage 2010;18(5):605-12. 9. Bieleman HJ, van Ittersum MW, Groothoff JW, et al. Functi-
of pain severity in knee osteoarthritis: effect of demographic
onal capacity of people with early osteoarthritis: a com-
and psychosocial variables using 3 pain measures. J Rheu-
parison between subjects from the cohort hip and cohort
matol 1999;26(8):1785-92.
knee (CHECK) and healthy ageing workers. Int Arch Occup
4. Wesseling J, Dekker J, van den Berg WB, Bierma-Zeinstra SM, Boers M, Cats HA, Deckers P, Gorter KJ, Heuts PH,
Environ Health 2010;83(8):913-21. 10.Holla JF, Steultjens MP, Roorda LD, Heymans MW, Ten Wolde
Hilberdink WK, Kloppenburg M, Nelissen RG, Oosterveld FG,
S, Dekker J. Prognostic factors for the two-year course of
Oostveen JC, Roorda LD, Viergever MA, ten Wolde S, Lafeber
activity limitations in early osteoarthritis of the hip and/
FP, Bijlsma JW. CHECK (Cohort Hip and Cohort Knee): simi-
or knee: Results from the CHECK cohort. Arthritis Care Res
larities and differences with the Osteoarthritis Initiative. Ann Rheum Dis 2009;68(9):1413-9. Epub 2008 Sep 4. 5. Bieleman H, Oosterveld F, Oostveen J, et al. Work participation and health status in early osteoarthritis of hip and/ or knee: a comparison between Cohort Hip and Cohort Knee (CHECK) and Osteoarthritis Initiative (OAI). Arthritis Care Res (Hoboken) 2010;62(5):683-9. 6. Bieleman HJ, Reneman MF, van Ittersum MW, et al. Self-
106
knee: a diagnostic study in the CHECK cohort. J Occup Reha-
(Hoboken). 2010;62(10):1415-25. 11.Vos PA, Degroot J, Huisman AM, et al. Skin and urine pentosidine weakly correlate with joint damage in a cohort of patients with early signs of osteoarthritis (CHECK). Osteoarthritis Cartilage. 2010;18(10):1329-36. 12.Holla JF, Steultjens MP, van der Leeden M, et al. Determinants of range of joint motion in patients with early symptomatic osteoarthritis of the hip and/or knee: an explo-
reported functional status as predictor of observed functional
ratory study in the CHECK cohort. Osteoarthritis Cartilage.
capacity in subjects with early osteoarthritis of the hip and
2011;19(4):411-9.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
D. Vergroesen
De opkomst van resurfacing totale heupprothesiologie Inleiding
door de ruimte die ontstaat na de kopresectie, bij een
Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw is de totale
RSH kan dit niet.
heupprothese (THP) een enorme opmars begonnen. Dit heeft bij onze patiënten de verwachtingen bij heup-
Resultaten in het SZ
klachten doen toenemen. De ingreep die eerst alleen
Het Spaarne Ziekenhuis is met deze techniek begonnen
bij het eindstadium van heuparthrose werd toegepast,
in 2005, in studieverband. Al onze patiënten hebben
wordt vanaf de jaren 90 steeds vaker bij jongere pati-
op schrift benadrukt gekregen dat de langeretermijn-
ënten gebruikt. Deze jongere patiënten willen vaak dat
resultaten van deze ingreep nog niet bekend waren, en
de operatieve behandeling al start wanneer de spor-
welke extra nadelen zich mogelijk bij een RSH-prothese
tieve aspiraties worden belemmerd, en dus voordat er
voordoen. Over onze resultaten hebben wij middels een
een eindstadium van heuparthrose is bereikt.
poster gerapporteerd in 2008 tijdens een internatio-
Bij deze jongere patiënten kwamen nieuwe complicaties
naal congres in de RAI te Amsterdam, en recent in mei
aan het licht. Bij intensief gebruik slijt de heup eerder
tijdens de voorjaarsvergadering van de Nederlandse
bij de bewegende onderdelen. Verder is er een grotere
Orthopedische Vereniging (NOV).
kans op luxatie van de THP bij extreme bewegingsuitslagen. Het revisiepercentage van jonge patiënten, en dan met name van jonge mannen, ligt bij een THP dan ook zo’n 3 keer hoger dan bij de populatie boven de 70 jaar.
De ‘sportheup’: voor- en nadelen Deze tendens heeft er begin jaren 2000 toe geleid dat de orthopedisch chirurgen samen met deze veeleisende patiënten de heupresurfacing totale heupoperatie (RSH) hebben omarmd. Het internet, waar vele sites deze heup ‘sportheup’ noemen, heeft hieraan zeker bijgedragen. De voordelen zijn duidelijk: door de grotere kop is er nauwelijks meer kans op een luxatie, en daarnaast wordt aan de femorale zijde veel minder bot weggenomen, zodat een eventuele heuprevisie later aan de femorale zijde makkelijker is uit te voeren. Daarnaast bestaat de articulatie uit metaal, en de gedachte heerste dat dit vrijwel onslijtbaar was. Nadelen waren er ook: om ruimte te maken voor de
Figuur 1. Voorbeeld van een resurfacing totale heup-
onderdelen moet soms aan de acetabulaire zijde meer
prothese.
bot worden verwijderd, wat consequenties voor een mogelijke revisie kan hebben. Tevens bestaat de kans op collumfracturen. Daarnaast is de operatie technisch lastiger, en uitgebreider, omdat je het acetabulum moeilijker kunt bereiken. Bij een THP werkt de chirurg D. Vergroesen werkt als orthopedisch chirurg in het SZ. Contact via e-mail:
[email protected].
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
107
een RSH te behoeden. Dit betekent jaarlijkse controles bij hun orthopedisch chirurg en laagdrempelig vervolgonderzoek instellen, waarbij zelfs metaalionen in het bloed bepaald kunnen worden. Inmiddels zijn er betere alternatieven ontwikkeld voor jonge mensen die een THP nodig hebben door deze THP met een grotere kop uit te rusten en de articulatie slijtvaster te maken. Deze trend heeft ertoe geleid dat het aantal RSH-operaties wereldwijd drastisch aan het dalen is en momenteel is er alleen nog een indicatie voor deze heup bij jonge mannen (leeftijd <55-60jaar) die intensieve lichamelijke arbeid verrichten. Hen zal wel verteld moeten worden dat de controles na plaatsing van een RSH intensiever en langdurig zijn. De verbeterde THP is ook voor deze groep een steeds beter alternatief. Het zal mij niet verbazen als over 5 jaar de titel boven dit onderwerp kan luiden: De opkomst en Figuur 2. Operatiefoto, zwarte pijl geeft eigen heupkop aan, die weg-
ondergang van resurfacing totale heupprothesiologie….
gehouden wordt om het acetabulum gedeelte te plaatsen, paarse pijl geeft acetabulum aan.
Nota bene: Ook in het KG wordt de resurfacing heupprothese geplaatst sinds 5 jaar. Collega Zwartele publiceerde hierover al eens in de voorganger van dit journaal: Zwartelé REAM, Horstmann WG. Hipresurfacing: een nieuwe heupprothese voor een geselecteerde patiëntenpopulatie. MJKG 2008;16(2):44-5.
Figuur 3. Resurfacing heupprothese. De RSH is in het Verenigd Koninkrijk erg populair geworden: tot 40% van alle totale heupoperaties werd uitgevoerd volgens deze techniek. Hiervandaan kwamen dan ook de eerste minder goede berichten rond 2008. Een goede nationale implantatenregistratie heeft hier zeker een grote rol in gespeeld. Het revisiepercentage voor dit type heupprothese blijkt een factor 3-4 hoger te zijn dan voor de standaard-THP. Alleen voor jonge mannen komt dit verschil er niet uit, omdat daar de normale THP eveneens minder goed presteert. Ook de wildgroei aan verschillende merken bleek niet kwaliteitverhogend: enige nieuwere merken blijken beduidend minder te scoren. Daarnaast is een nieuwe vorm van vreemdlichaamreactie door metaaldebris bekend geworden waar een aantal van heupen met deze grote kop last van hebben. Dit heeft zelfs tot een terugroepactie van een grote speler op de markt geleid (Johnson&Johnson), tot een hoofdrol in het consumentenprogramma Radar op televisie toe. Onze NOV heeft recent nieuwe richtlijnen gemaakt waarin beschreven staat hoe dergelijke protheses gecontroleerd moeten worden om patiënten voor mogelijk ernstige consequenties door het hebben van
108
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
HIER DOEN WE HET VOOR
Voor die ene vader met een reumatische aandoening die ook gewoon zijn kind wil kunnen optillen. En voor al die andere mensen die nu nog door hun ziekte worden beperkt in hun bewegingsvrijheid. Hen hebben wij in gedachten bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Pfizer zal ook de komende jaren haar capaciteiten daarvoor inzetten.
Samen werken aan een gezondere wereld 11.ENB.1.60
OOK IN REUMATOLOGIE
S. ten Wolde
(On)zin van glucosamine, chondroitine en intra-articulaire injecties met hyaluronzuur of corticosteroïden bij artrose Inleiding
Glucosamine wordt gewonnen uit schalen van schaal-
Al jaren worden de voedingssupplementen glucosa-
en schelpdieren.
mine en chondroïtine gebruikt als behandeling voor artrose. In vitro-onderzoek liet zien dat een verhoogd aanbod van glucosamine en chondroïtine zorgt voor een betere aanmaak van proteoglycanen, hyaluronzuur en collageen, terwijl de afbraak wordt tegengegaan door inhibitie van proteolytische enzymen.[1] Daarnaast heeft glucosamine een ontstekingsremmend effect door het afremmen van granulocyten.[2] Chondroïtine remt degranulatie van mestcellen en zou op die manier een anti-inflammatoire werking hebben (een soort anti-histaminicum).[3] Het idee rees dat glucosamine en chondroïtine, naast een pijnstillend effect, ook de progressie van artrose zouden kunnen afremmen. Een gerandomiseerd, placebogecontroleerd onderzoek naar de langetermijneffecten van orale toediening van glucosamine bij patiënten met primaire artrose van de
Figuur 1. Glucosamine wordt gewonnen uit de schalen
knie leek dit te bevestigen.[4] Er werd door sommigen
van schaal- en schelpdieren.
al gesproken over mogelijke Disease Modifying Osteo Arthritis Drugs (DMOAD’s). Maar nu, 10 jaar later en
Na orale toediening wordt 90% geabsorbeerd, waarvan
vele trials en meta-analyses verder, is er weinig over
slechts 8-12% in weefsels wordt opgeslagen. Hierbij
van die hoop.
bestaat een voorkeur voor kraakbeen. Glucosamine wordt geïncorporeerd in de door de chondrocyten
Wat is glucosamine?
gevormde proteoglycanen en uitgescheiden in de extra-
Glucosamine is een aminomonosaccharide. Het dient
cellulaire matrix.
als bouwstof voor glucosamineglycanen en proteogly-
Er zijn verschillende soorten glucosaminepreparaten op
canen die in bijna alle humane weefsels voorkomen,
de markt. De hoeveelheid glucosamine en de glucosa-
inclusief het kraakbeen.[5] Glucosamine wordt in het
mine zoutvorm (zoals glucosaminehydrochloride en
lichaam gevormd door toevoeging van een aminogroep
glucosaminesulfaat) in deze preparaten verschillen
aan glucose; dit molecuul wordt vervolgens geacety-
echter sterk.
leerd tot acetylglucosamine. Het sulfaatzout hiervan is glucosamine. Mw. dr. S. ten Wolde werkt als reumatoloog in het KG. Contact via e-mail:
[email protected].
110
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
chondroïtinesulfaat dan naar glucosaminesulfaat. In de zogenaamde GAIT-trial werd chondroïtinesulfaat alleen of samen met glucosaminehydroxychloride niet effectiever bevonden op pijn dan placebo.[6] In een recentere gerandomiseerde dubbelblinde studie naar de langdurige effecten van chondroïtine-4- en -6-sulfaat op artrose van de knie wordt een klein effect gezien op pijn en functioneren.[8] Maar ook over deze resultaten is nog steeds discussie.
Niet geregistreerd als geneesmiddelen Hoewel enkele glucosaminesulfaatpreparaten zijn geFiguur 2. Chondroïtine is afkomstig uit kraakbeen van
registreerd als geneesmiddel (zie www.cbg-med.nl/ge-
runderen en kalveren.
neesmiddeleninformatiebank), zijn ze door persisterende twijfel over hun effectiviteit niet opgenomen in het
Resultaten klinische studies met glucosamine
geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Ze worden
Glucosaminehydrochloride, dat in een grote studie in
aan patiënten verkocht als zelfzorgmiddelen via drogist,
de Verenigde Staten is onderzocht (de GAIT-trial), liet
apotheek of via internet. Sommige zorgverzekeraars
geen positief resultaat zien ten opzichte van placebo.[6]
schijnen overigens glucosamine- en chondroïtinesulfaat
Alleen van glucosaminesulfaat zijn positieve resultaten
wél te vergoeden. Er zijn ook combinatiepreparaten
beschreven. De resultaten van de gerandomiseerde
beschikbaar van chondroïtine en glucosamine, vaak
studies met glucosaminesulfaat echter hebben veel dis-
nog aangevuld met mangaan, zink, seleen en allerlei
cussie opgeleverd vanwege mogelijke bias door invloed
vitamines. Placebo-effect of niet, patiënten zijn er wel
van de patenthouder van een glucosaminesulfaatpre-
vaak positief over, mede gezien het feit dat er weinig
paraat (Rottapharm) op de analyse van de data. Verder
bijwerkingen, contra-indicaties en interacties zijn, in
is er twijfel over de effectiviteit door de heterogeniciteit
tegenstelling tot NSAID’s. Glucosaminesulfaat kan niet
van de uitkomsten. De meeste studies tonen een effect
worden gebruikt door patiënten met een allergie voor
aan op pijn, maar de zogenaamde effect sizes variëren
schaal- en schelpdieren en ook patiënten met diabe-
van klein (0,30) tot groot (0,87).[7] Een effect size
tes mellitus worden gewaarschuwd wegens mogelijke
(ES) is het gemiddelde verschil tussen behandeling en
ontregeling van de suikers. Bij gelijktijdig gebruik met
controle (placebo) gedeeld door de standaarddeviatie
coumarinepreparaten is een toename in de werking van
van het verschil. Een ES van 0,2 wordt gezien als een
coumarines gemeld. Controle van de INR is daarom
klein effect, 0,5 als een matig en 0,8 als een groot ef-
geïndiceerd bij het starten en stoppen van de behande-
fect. Verder is er geen effect aangetoond van glucosa-
ling met glucosamine.
minesulfaat in de vorm van functieherstel en er zijn controversiële effecten op structuurmodificatie (kraak-
Hyaluronzuur
beenherstel). Er blijft dus nog steeds twijfel bestaan of
Hyaluronzuur is een glycosaminoglycaan; een langeke-
glucosaminesulfaat effectief is bij artrose.
tenpolymeer bestaande uit vele disaccharide eenheden van Na-glucuronate-N-acetyglucosamine. Het wordt
Wat is chondroïtine?
geproduceerd door synoviocyten, fibroblasten en
Uit dit kraakbeen worden chondroïtine-4-sulfaat en
chondrocyten. De functie van hyaluronzuur in het ge-
chondroïtine-6-sulfaat, met daaraan gebonden een aan-
wrichtsvocht is de visco-elasticiteit vergroten waardoor
tal peptiden, geëxtraheerd. Het betreft grote moleculen
een grotere schokabsorptie ontstaat.[9] Daarnaast
die slechts beperkt worden geabsorbeerd (minder dan
worden aan hyaluronzuur tal van andere eigenschap-
10%) vanuit de tractus digestivus. De laatste jaren
pen toegekend, zoals het remmen van ontsteking en
zijn er daarom laagmoleculaire preparaten ontwikkeld
het bevorderen van de voeding van het kraakbeen. Dit
met verbeterde absorptie. Na opname concentreert
laatste is erg belangrijk omdat kraakbeen, dat zelf geen
chondroïtine zich nog beter dan glucosamine in het
bloedvaten en zenuwen bevat, geheel afhankelijk is van
kraakbeen en zou het regeneratie van het kraakbeen
diffusie.
stimuleren.
Het is bekend dat in gewrichten met artrose de concentratie van hyaluronzuur in het gewrichtsvocht lager is
Resultaten klinische studies met chondroïtinesulfaat
dan bij gezonde gewrichten. Injecties met hyaluronzuur
Er zijn minder studies gedaan naar het effect van
in het gewricht verminderen. Hyaluronzuurprepara-
zouden dit tijdelijk verbeteren en daardoor zou de pijn
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
111
ten worden gemaakt van gezuiverde hanenkammen,
logen in vergelijking met andere landen. Wel zijn er
humane navelstrengen of door bacteriële fermentatie.
privéklinieken die de injecties aanbieden. Daar moeten
Hoe groter het moleculair gewicht, hoe langer de half-
de patiënten dan zelf fors voor betalen.
waardetijd in het gewricht, en hoe groter mogelijk het klinisch effect.
Intra-articulaire corticosteroïdeninjecties bij artrose Indien er sprake is van artritis bij artrose is het geven van een intra-articulaire injectie met een langwerkend glucocorticosteroïd zeer effectief (effect size 0,58 op pijn).[11,14] Dit effect treedt snel op en houdt ongeveer 1-2 weken aan. Daarna neemt de pijn weer langzaam toe. Het effect kan voor knieën, enkels en heupen nog worden verbeterd door na de injectie direct complete bedrust voor te schrijven gedurende 72 uur. Alleen zinvol dus bij heftige opvlammingen van pijn in artrotische gewrichten met tekenen van inflammatie. Voor de lange termijn heeft het geen zin en zijn ook geen gegevens bekend of het misschien de artrose kan versnellen. Hyaluronzuur- en corticosteroïdeninjecties zijn met elkaar vergeleken in studies en dan blijken hyaluronzuurinjecties een langzamer, maar langduriger effect te hebben op pijn en functie (zie tabel 1, p.105). Met dank aan mw. M.P.H. Tillemans, ziekenhuisapotheker i.o. bij de Stichting Apotheek der Haarlemse
Figuur 3. Hyaluronzuurpreparaten worden onder andere gemaakt van gezuiverde hanenkammen.
Resultaten klinische studies intra-articulaire hyaluronzuurinjecties De meeste studies met hyaluronzuurinjecties zijn gedaan bij artrose van de knie.[9] Verschillende preparaten met verschillende injectieschema’s (van één keer tot wel vijf opeenvolgende injecties in een week) werden onderzocht. In een systematische review en metaanalyse [11], gepubliceerd in 2009, wordt een kleine effect size gevonden van maximaal 0,39. Het werkt niet direct na de injectie, maar pas na 1-2 weken. Het effect kan wel langdurig aanhouden (3-12 maanden). Er wordt door onderzoekers gesuggereerd dat preparaten met een hoog moleculair gewicht minder vaak hoeven te worden geïnjecteerd en ook een sterker effect hebben.[11,12,13] Geen van de in Nederland op de markt beschikbare hyaluronzuurpreparaten is geregistreerd als geneesmiddel. Ze worden dan ook niet vergoed door de verzekering. De prijs van de injecties is aanzienlijk (rond de 40 euro per injectie;120 tot 200 euro per behandeling van 3-5 injecties), waardoor het niet geschikt is voor reguliere poliklinische zorg op een polikliniek orthopedie of reumatologie vanwege de te hoge kosten. Dit is één van de redenen, naast de twijfel over het effect, dat hyaluronzuurinjecties relatief weinig worden gegeven in Nederland door orthopeden en reumato-
112
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Ziekenhuizen (SAHZ).
Soort intra-articulaire injectie
Voordelen
Nadelen
Hyaluronzuur
Langdurig effect (5-13 weken)
Niet direct effect
Geringe lokale reacties
3-5 wekelijkse injecties Duur Exacte werking onduidelijk Langetermijneffecten onduidelijk Soms pseudojicht
Corticosteroïden
Snel effect
Kortdurend effect (1-2 weken)
Eenmalige injectie
Langetermijneffecten onduidelijk
Goedkoop
Soms lokale reacties
Werking bekend: remt inflammatie
Soms systemische bijwerkingen
Tabel 1. Voor- en nadelen van hyaluronzuur- en corticosteroïdeninjecties bij artrose.
Referenties 1. Bassleer C, Rovati L, Franchimont P. Stimulation of proteoglycan production by glucosamine sulfate in chondrocytes isolated from human osteoarthritic articular cartilage in vitro. Osteoarthritis Cartilage 1998;6(6):427-34. 2. Hua J, Sakamoto K, Nagaoka I. Inhibitory actions of glucosamine, a therapeutic agent for osteoarthritis on the functions of neutrophils. J Leukoc Biol 2002;71(4):632-40. 3. Theoharides TC, Patra P, Boucher W, et al. Chondroïtin
year, randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Arthritis Rheum 2009;60:524-33. 9. Ghosh P. The role of hyaluronic acid (hyaluronan) in health and disease: interactions with cells cartilage and components of the synovial fluid. Clin Exp Rheumatol 1994;12:75-82. 10. Bellamy N, Campbell J, Robinson V, et al. Viscosupplementation for the treatment of osteoarthritis of the knee. Cochrane Database Syst Rev 2006; 2: CD005321. 11. Bannuru RR, Natov NS, Obadan IE, et al. Therapeutic
sulphate inhibits connective tissue mast cells. Br J Pharmacol
trajectory of hyaluronic acid versus corticosteroids in the
2000;131(6):1039-49.
treatment of knee osteoarthritis: a systematic review and
4. Reginster JY, Deroisy R, Rovati LC et al. Long-term effect of glucosamine sulfate on osteoarthritis progression: a randomised, placebo-controlled clinical trial. Lancet 2001;357:251-6. 5. Bijlsma JW. Glucosamine en chondroïtinezwavelzuur als mogelijke behandeling van artrose. Ned Tijdschr Geneesk 2002;146(39):1819-23. 6. Clegg 2006 DO, Reda DJ, Harris CL, et al. Glucosamine,
meta-analysis. Arthritis Rheum 2009;61:1704-11. 12. Zhang W, Nuki G, Moskowitz RW, et al. OARSI recommendations for the management of hip and knee osteoarthritis: part III: Changes in evidence following systematic cumulative update of research published through January 2009. Osteoarthritis Cartilage 2010;18:476-99. 13. Chevalier X, Jerosch J, Goupille P, et al. Single, intraarticular treatment with 6 ml hylan G-F 20 in patients with
chondroitin sulphate, and the two in combination for painful
symptomatic primary osteoarthritis of the knee: a rando-
knee osteoarthritis. N Engl J Med 345;8:795-808.
mised, multicentre, double-blind, placebo controlled trial.
7. Bijlsma JW, Berenbaum F, Lafeber FPJG. Osteoarthritis: an update with relevance for clinical practice. Lancet 2011;377:2115-26. 8. KahanA, Uebelhart D, De Vatharire F, et al. Long-term ef-
Ann Rheum Dis 2010; 69: 113-19. 14. Jahangier ZN, Jacobs JW, Lafeber FP, et a. Is radiation synovectomy for arthritis of the knee more effective than intraarticular treatment with glucocorticoids? Results of an
fects of chondroitins 4 and 6 sulfate on knee osteoarthritis:
eighteen-month, randomized, double-blind, placebo-control-
the study on osteoarthritis progression prevention, a two-
led, crossover trial. Arthritis Rheum 2005;52:3391-402.
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
113
S. ten Wolde
Nieuwe ontwikkelingen in de medicamenteuze behandeling van artrose Inleiding
Calcitonine
Vaak komen patiënten met een uitgeknipt artikel
Calcitonine is een door de C-cellen van de schildklier
uit een krant op het spreekuur. Ze menen te heb-
geproduceerd hormoon dat het calciumgehalte in het
ben gelezen of gehoord dat er nieuwe medicijnen zijn
bloed verlaagt door remming van de osteolyse en van
voor artrose. Het blijkt vaak te gaan om artikelen over
de tubulaire terugresorptie van calcium in de nier.
een NSAID’s (vaak COXIB’s) of over TNF-blokkers als
Naast de remming van de osteoclastenactiviteit blijkt
behandeling voor reumatoïde artritis. Ik moet hen dus
het ook een direct effect op kraakbeen te hebben door
vaak teleurstellen en meedelen dat er nog steeds geen
remming van het enzym matrix metalloproteïnase.[1]
nieuwe medicijnen op de markt zijn die artrose kunnen
In een pilot-studie bij patiënten met artrose bleek
afremmen. Toch is er hoop dat er de komende jaren
CTXII, een marker voor kraakbeenafbraak, te dalen
wel nieuwe middelen beschikbaar komen. Hierbij een
nadat deze patiënten oraal zalm-calcitonine hadden
overzicht van nieuwe ontwikkelingen in de medica-
gekregen.[2] Op dit moment loopt er een grote ge-
menteuze behandeling van artrose. Zo langzamerhand
randomiseerde placebogecontroleerde studie naar het
is duidelijk dat degeneratie van kraakbeen niet alleen
langetermijneffect van calcitonine op artrose.[3]
mechanische slijtage is, maar een complex van biochemische interacties. En door toenemende kennis over die
Nitric oxide synthase inhibitor (SD-6010)
biochemische interacties komen er ook mogelijkheden
Nitric oxide is één van de mediatoren in het catabolis-
voor het ontwikkelen van echte Disease Modifying OA
me van kraakbeen en synovium. Het enzym inducible
Drugs. Daarnaast zijn er ontwikkelingen op het gebied
nitric oxide synthetase (iNOS) blijkt te worden opge-
van pijnstillende medicatie.
reguleerd bij artrose ten tijde van pijn in het gewricht. Momenteel loopt er een studie waarin het effect van een specifieke remmer van iNOS, genaamd SD-6010, bij patiënten met knieartrose wordt onderzocht.[3] Bisfosfanaten Bij artrose is er rondom het gewricht een verhoogde botstofwisselingsactiviteit. Om die reden werd het effect van risedronaat, een bisfosfanaat dat wordt gebruikt bij de behandeling van osteoporose, onderzocht bij artrose. Twee parallel lopende placebogecontroleerde studies in Noord-Amerika en de Europese Unie includeerden in totaal 2483 patiënten met mediale knieartrose.[4] Risedronaat bleek wel een verlaging te geven van biochemische markers van kraakbeenafbraak (waaronder CTXII), maar liet geen effect zien op symptomen en radiologische progressie. Een recent reviewartikel concludeert dat er een suggestie is dat een hogere dosis van risedronate (15 mg/dag) mogelijk wel in staat is om de radiologische progressie van
Figuur 1. Toch is er hoop dat er de komende jaren wel nieuwe mid-
artrose te remmen door de structurele integriteit van
delen tegen artrose beschikbaar komen.
het subchondrale bot te behouden.[5] Wellicht is er dus toch nog een rol weggelegd voor bisfosfanaten bij
Dr. S. ten Wolde werkt als reumatoloog in het KG. Contact via e-mail:
[email protected].
114
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
artrose. Verder onderzoek zal dit moeten aantonen.
Monoclonale antistoffen tegen nerve growth factor (NGF)
keer zo veel bijwerkingen in de duloxitinegroep dan in
In de afgelopen 15 jaar heeft neurobiologisch onder-
obstipatie en libidoverlies. Verdere studies lopen mo-
zoek naar pijn aangetoond dat het neurotropine NFG
menteel, ook bij chronische lage rugpijn, en die zullen
een belangrijke rol speelt bij chronische pijn. Gehu-
moeten uitwijzen of duloxetine een plaats moet krijgen
maniseerde monoclonale antistoffen tegen NFG zijn
in de pijnbestrijding bij artrose.
de placebogroep: moeheid, slaperigheid, hypertensie,
ondertussen door verschillende farmaceuten ontwikkeld. Eén daarvan is tanezumab, waarvan een signifi-
TNF-alpharemmers
cant effect op pijn, stijfheid en fysiek functioneren bij
Bij reumatoïde artritis worden al jaren monoclonale
patiënten met knieartrose werd gevonden in een grote
antistoffen tegen het pro-inflammatoire cytokine TNF-
gerandomiseerde placebogecontroleerde studie die
alpha, zoals etanercept, adalimumab en infliximab, met
vorig jaar werd gepubliceerd in de New England Journal
succes toegepast. Uit in vitro-onderzoek is gebleken dat
of Medicine.[6] De meest frequente bijwerkingen die
TNF-alpha ook een belangrijke rol speelt in de patho-
werden gerapporteerd in de tanezumabgroep waren:
fysiologie van artrose. Er zijn echter nog maar weinig
9% hoofdpijn, 7% bovenste luchtweginfectie en 7% pa-
klinische studies gedaan naar het effect van TNF-
rasthesieën. Over het algemeen waren de bijwerkingen
alpharemmers bij artrosepatiënten. In 2007 werd een
mild en ze waren dosisafhankelijk. Helaas is er in deze
open label pilot study gepubliceerd waarbij adalimumab
studie geen controlegroep met NSAID’s meegenomen,
bij 12 patiënten met erosieve handartrose gedurende
waardoor vergelijking niet mogelijk is. Ook is er onge-
12 weken werd gegeven.[9] Er bleek een significante
rustheid ontstaan over het mogelijk versnellen van de
verbetering te zijn op het aantal gezwollen gewrichten,
radiologische progressie van artrose door tanezumab.
maar geen significante verbetering van symptomen
Mogelijk dat patiënten geen pijn meer hadden en hun
zoals pijn en knijpkracht. Wel was een trend te zien.
knieën meer gingen overbelasten. In juni 2010 heeft
Recent werd gepubliceerd dat behandeling gedurende 3
de Food en Drug Administration (FDA) alle studies met
jaar met infliximab bij patiënten met beginnende reu-
tanezumab on hold laten zetten omdat in totaal 16 pa-
matoïde artritis ook een vermindering gaf van artrose
tiënten in één van de 13 fase-3 studies met tanezumab
in de DIP-gewrichtjes van de handen.[10] Momenteel
versneld een totale gewrichtsprothese nodig hadden.
loopt een studie naar het effect van etanercept op
Ook werden studies met tanezumab bij lage rugpijn en
erosieve handartrose (EOA-studie). Dit is een dubbel-
diabetische neuropathie uitgesteld op verzoek van de
blinde, gerandomiseerde multicenterstudie die wordt
FDA. Risico-batenonderzoek zal moeten uitwijzen of
uitgevoerd in Leiden (Nederland), Gent (België), Padua
anti-NGF een plaats kan krijgen in de pijnbehandeling
(Italië) en Wenen (Oostenrijk). In totaal zullen 90
van artrose.[3]
patiënten met EOA gedurende 1 jaar worden behandeld met etanercept of placebo. De eerste resultaten worden
Duloxetine (Serotonine-norepinephrine reuptake
begin 2012 verwacht.
inhibitor) In de afgelopen 10 jaar zijn er steeds meer publica-
Interleukine-1-receptorantagonisten
ties over centrale sensitatie bij patiënten met lang
Interleukine-1-beta en TNF-alpha zijn de twee belang-
bestaande artrose. Zowel lokale hyperalgesie als
rijkste cytokines die betrokken zijn bij de pathofysio-
gegeneraliseerde toegenomen pijngevoeligheid met
logie van artrose.[11] In vitro en in dierexperimentele
verhoogde activiteit van bepaalde hersengebieden
artrosemodellen wordt een vermindering van kraak-
worden beschreven.[7] Dit laatste is zeker niet uniek
beenafbraak gezien na toediening van IL-1-receptor-
voor artrose, maar wordt ook beschreven bij andere
antagonisten (IL-1Ra). Er zijn echter nog maar weinig
chronische pijnaandoeningen. Duloxitine is een SNRI
klinische studies gedaan met monoclonaal IL-1Ra bij
die initieel geregistreerd is voor de behandeling van
artrosepatiënten. Er is één gerandomiseerde, placebo-
depressie. Ondertussen blijkt het ook effectief te zijn bij
gecontroleerde dubbelblinde studie bij 170 patiënten
de behandeling van chronische pijn door fibromyalgie
met knieartrose naar het effect van een eenmalige
en diabetische perifere neuropathie. Het is ondertussen
intra-articulaire injectie met anakinra (anti-IL1).[12] Er
geregistreerd als een centraal werkend analgeticum.
werd geen effect gevonden op de symptomen (WOMAC-
In 2009 werd een gerandomiseerde, placebogecon-
score). Verder is er een gerandomiseerde, placeboge-
troleerde studie over 13 weken gepubliceerd over du-
controleerde studie gepubliceerd waarin 167 patiënten
loxitine als pijnbehandeling bij knieartrose.[8] Er werd
met knieartrose 6 keer een intra-articulaire injectie met
een additioneel pijnstillend effect gevonden, bovenop
autoloog IL-1Ra (Orthokin) kregen.[13] Hierbij wordt
gecontinueerde andere pijnstillers. Het was echter een
autoloog bloed geïncubeerd in een glazen, met CrSO(4)
klein additioneel pijnstillend effect en er waren wel 2
gecoat reageerbuisje, waardoor synthese plaatsvindt
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
115
voerd. Naproxcinod is bestudeerd in drie fase-3-studies, gerandomiseerd, placebo- en naproxengecontroleerd. Twee studies bij patiënten met artrose van de knie (13 weken en 26 weken) en één in patiënten met heupartrose (13 weken).[7] De studies lieten een gelijk effect zien van naproxcinod en naproxen op pijn, stijfheid en patient global assesment. En ze waren allebei significant beter dan placebo. In de naproxcinodgroep was de gemiddelde systolische bloeddruk lager dan in de naproxengroep en bij endoscopiestudies werd gevonden dat er minder GI-erosies en maagulcera werden gevonden in de naproxcinodgroep. Meer studies zijn nodig om deze resultaten in de toekomst te bevestigen. Advanced glycolation endproducts (AGE’s) Veroudering verandert de respons van chondrocyten: oude chondrocyten produceren meer inflammatoire Figuur 2. Sites for the anti-IL-1 and anti-TNF therapy (respectively
cytokines, weefselafbrekende enzymen en groeifacto-
1 and 2). A. IL-1 and TNF-alpha stimulate cartilage breakdown and
ren.[3] Daarbij hopen zich steeds meer AGE’s op in het
synovial inflammation. B. IL-1Ra competitively inhibits the binding of
kraakbeen. Deze AGE’s binden met specifieke recep-
IL-1 to IL-1 receptor. C. Experimental OA was also inhibited by gene
toren op chondrocyten die daardoor meer catabool
transfer of IL-1Ra. D. Anti-TNF can inhibit TNF-alpha and prevent car-
actief worden. AGE’s veranderen de biomechanische
tilage degradation (uit het artikel van Calich et al.[11])
eigenschappen van het kraakbeen; het wordt stijver, waardoor het brozer en gevoeliger wordt voor schade.
van anti-inflammatoire cytokinen waaronder IL-1Ra.
Ontwikkeling van oplosbare AGE-receptors, zogenaam-
Helaas liet ook deze studie geen significant effect zien
de sRAGE, lieten een gunstig effect zien op vasculaire
op symptomen gemeten met de WOMAC-score.
complicaties bij diabetes in diermodellen. Ook vermin-
Wel zijn er vele genetische studies gedaan waarbij werd
dering van AGE-vorming door dieet of specifieke klie-
gekeken of polymorfismen van het IL-1-receptoranta-
ving van AGE-crosslinks is op dit moment onderwerp
gonist gen (IL-1RN) of IL-1 beta (IL1B) gen risicofac-
van studie. Wellicht dat dit in de toekomst eveneens bij
toren zijn voor heup- en/of knieartrose. Een recente
artrose wordt toegepast.
meta-analyse van al deze studies liet zien dat er geen associatie is tussen polymorfismen van deze genen en
Adipokines
het optreden van artrose in heup of knie. Alleen zijn er
Dat overgewicht een risicofactor voor artrose is, lijkt
data die suggereren dat het IL-1RN-gen een rol speelt
logisch. Door verhoogde mechanische belasting slijt het
bij de ernst van knieartrose.[14]
gewricht eerder. Maar hoe dan te verklaren dat obesitas ook een risicofactor is voor niet-gewichtdragende
COX-inhibiting nitric oxide (NO) donors (CINOD’s)
gewrichten, zoals die van de handen (handartrose)?[3]
NO is een belangrijk intercellulair signaalmolecuul.
Nader onderzoek suggereert dat er systemische facto-
Naast vasodilatatie heeft het ook een rol in vele andere
ren zijn, de zogenaamde adipokines, die de metabole
fysiologische processen waaronder het reguleren van
link leggen tussen adipositas en artrose. Dit zou in de
de doorbloeding van het maagslijmvlies, leucocytenad-
toekomst een specifieke therapeutische target kun-
herentie en slijm- en bicarbonaatsecretie. NSAID’s
nen worden. Op dit moment is het advies heel simpel:
hebben juist een negatief effect op bloeddruk en
afvallen!
maag-darmstelsel. Daarom bestond er een rationale om
116
medicijnen te ontwikkelen die zowel NSAID-effecten als
Diacerein
NO-effecten hebben. Dit zijn de zogenaamde CINOD’s
Diacerein is niet nieuw bij artrose. Het is een ont-
die een NSAID bevatten met een covalent gebonden
stekingsremmende pijnstiller die anders werkt dan
NO-donorgroep.[7] Zodra CINOD’s worden opgeno-
NSAID’s. Diacerein remt namelijk de synthese van IL-1
men door de darm, wordt de NO-donorgroep chemisch
in humaan synovium bij artrosepatiënten. De behan-
gekliefd en komen zowel het actieve NSAID als NO vrij.
deling met diacerein bij artrose wordt ook gezien als
In dierproeven bleek dat het NO-bevattende deel lang
bewijs dat IL-1-remming effect heeft op symptomen
circuleerde en lang bioactief bleef. Ondertussen zijn
bij artrose en zelfs bij langdurig gebruik op structuur-
al verschillende klinische studies met CINOD’s uitge-
modificatie. Al in 2006 werd in de Cochrane Database
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
of Systemic Reviews geconcludeerd dat er duidelijk
heupartrose bij oudere mannen.[17] Daarentegen werd
bewijs was voor een klein, maar consistent effect op
geen associatie gevonden tussen 25-OH-vitamine D en
pijn.[15] Een recente meta-analyse van de symptoma-
handartrose.[18] Kortom: de rol van vitamine D bij
tische effectiviteit en veiligheid van diacerein bij artrose
artrose is nog niet duidelijk.
concludeert dat diacerein een alternatieve therapie is voor artrosepatiënten die geen paracetamol of NSAID’s
Conclusie
verdragen of bij gebrek aan effect van die middelen.
Op dit moment zijn er onderzoeken gaande die hopelijk
[16] Een frequente bijwerking is diarree en het effect
de komende jaren nieuwe medicamenteuze behande-
bij gebruik langer dan 6 maanden is onbekend.
lingen voor artrose gaan opleveren. Ten eerste hopelijk een uitbreiding en verbetering van de pijnmedicatie
Vitamine D
die tot nu toe voornamelijk bestaat uit paracetamol
Tot slot is een associatie gevonden tussen 25-OH-
en NSAID’s. Ten tweede is er ook een beetje hoop dat
vitamine D-serumspiegels en het voorkomen van
afremming van artrose mogelijk wordt.
Referenties
10. Güler-Yüksel M, Allaart CF, Watt I, et al. Treatment with
1. Nielsen RH, Bay-Jensen AC, Byrjalsen I, Karsdal MA. Oral slmon calcitonin reduces cartilage and bone pathology in an osteoarthritis rat model with increased subchondral bone turnover. Osteoarthritis Cartilage 2011;19(4):466-73. 2. Karsdal MA, Byrjalsen I, Hendriksen K, et al. The effect of oral salmon calcitonin deliverd with 5-CNAC on bone and cartilage degradation in osteoarthritic patients: a 14-day randomized study. Osteoarthritis Cartilage 2010;18(2): 150-9. 3. Bijlsma JW, Berenbaum F, Lafeber FPJG. Osteoarthritis: an update with relevance for clinical practice. Lancet 2011;377:2115-26. 4. Bingham CO 3rd, Buckland-Wright JC, Garnero P, et al. Risedronate decreases biochemical markers of cartilage degradation but does not decrease symptoms or slow radiographic progression in patients with medial compartment osteoarthritis of the knee: results of the two-year multinational knee osteoarthritis structural arthritis study. Arthritis Rheum 2006;54(11):3494-507. 5. Iwamoto J, Takeda T, Sato Y, et al. Effects of Risedronate on Osteoarthritis of the Knee Med J. 2010;51(2):164-170. 6. Lane NE, Schnitzer TJ, Birbara CA, et al. Tanezumab for the Treatment of Pain from Osteoarthritis of the Knee. N Engl J Med 2010;363:1521-31. 7. Schnitzer TJ. New pharmacologic approaches in the management of osteoarthritis. Arthritis Care & Research 2010;62(8):1174-80. 8. Chappell AS, Ossanna MJ, Liu-Siefert H, et al. Duloxetine, a centrally acting analgesic in the treatment of patients with osteoarthritis knee pain: a 13-week, randomized placebocontrolled trial. Pain 2009;146:253-60. 9. Magnano MD, Chakravarty EF, Broudy C, et al. A pilot study of tumor necrosis factor inhibition in erosive/inflammatory osteoarthritis of the hands. J Rheumatol 2007;34(6):1323-7.
TNF-α inhibitor infliximab might reduce hand osteoarthritis in patients with rheumatoid arthritis. Osteoarthritis Cartilage 2010;18(10):1256-62. 11. Calich ALG, Domiciano DS, Fuller R. Osteoarthritis: can anticytokine therapy play a role in treatment? Clin Rheumatol 2010;29:451-455. 12. Chevalier X, Goupille P, Beaulieu AD, et al. Intraarticular injection of anakinra in osteoarthritis of the knee: a multicenter, randomized, double-blind, placebo-controlled study. Arthritis Rheum 2009;61(3):344-52. 13. Yang KG, Raijmakers NJ, van Arkel ER, et al. Autologous interleukin-1 receptor antagonist improves function and symptoms in osteoarthritis when compared to placebo in a prospective randomized controlled trial. Osteoarthritis Cartilage 2008;16(4):498-505. 14. Kerkhof HJ, Doherty M, Arden NK, et al. Large-scale metaanalysis of interleukin-1 beta and interleukin-1 receptor antagonist polymorphisms on risk of radiographic hip and knee osteoarthritis and severity of knee osteoarthritis. Osteoarthritis Cartilage 2011;19(3):265-71. 15. Fidelix TS, Soares BG, Trevisani VF. Diacerein for osteoarthritis. Cochrane Database Syst Rev 2006;(1);CD005117. 16. Bartels EM, Bliddal H, Schøndorff PK, et al. Symptomatic efficacy and safety of diacerein in the treatment of osteoarthritis: a meta-analysis of randomized placebo-controlled tirals. Osteoarthritis Cartilage 2010;18(3):289-96. 17. Chaganti RK, Parimi N, Cawthon P, et al. Association of 25-hydroxyvitamin D with prevalent osteoarthritis of the hip in elderly men: the osteoporotic fractures in men study. Arthritis Rheum 2010;62(2):511-4. 18. Kalichman L, Kobyliansky E. Association between circulatory levels of vitamin D and radiographic hand osteoarthritis. Rheumatol Int 2011 Jan 15 (Epub ahead of print).
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
117
Column
Michel Reinders
Mankerende motivatie? Is een belangrijke reden voor het falen van een thera-
rexiapatiënte is ‘niet gemotiveerd’ om aan te komen.
pie het gebrek aan motivatie bij de patiënt? In onder-
Is het niet beter te zeggen dat de gemiddelde anorexia-
ling overleg noemen therapeuten deze reden frequent
patiënte andere prioriteiten heeft? Veel patiënten die
en ook in de vakliteratuur wordt het ontbreken van mo-
vroegtijdig de therapie verlaten, hebben een geringe
tivatie genoemd als reden voor het mislukken van een
last van hun klachten. Ze hebben meer last van een
therapie. Studies over drop-outs vermelden herhaalde-
zware therapie dan van hun klachten. Of hebben meer
lijk de mankerende motivatie als reden om de therapie
last van de bijwerking van de medicatie dan lust van
voortijdig te beëindigen. De term ‘gebrekkige motivatie’
de werking. Ook allerlei levensomstandigheden kunnen
is echter een dubieus concept omdat onduidelijk is wat
maken dat de patiënt geen tijd heeft voor de therapie
wordt bedoeld. Het is een verbetering als u expliciteert
(zoals een gebrek aan kinderopvang; een baas die eist
waarom het gaat.
dat men onder werktijd op het werk is; en tijdens de
- Wilt u uzelf vrijpleiten van een mislukking?
Ramadan hebben veel van mijn patiënten iets anders
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de uitdruk-
aan hun hoofd dan de opdracht van hun therapeut).
king ‘patiënt is onvoldoende gemotiveerd’, een waarde-
- Moet u zelf beter uw best doen om de patiënt over de
oordeel in zich sluit: ‘de patiënt wil niet beter worden’,
streep te trekken?
‘de patiënt doet onvoldoende zijn best om beter te
Het lijkt of motivatie een proces is dat uitsluitend bij
worden’, ‘het is zijn eigen schuld dat hij nog steeds
de patiënt ligt. Niets is minder waar. De therapeut of
klachten heeft’. Onvoldoende motivatie klinkt als een
arts speelt een belangrijke rol in het motiveren van
verwijt aan de patiënt en kan dienen als geruststelling
de patiënt. Daarover zijn vele boeken geschreven.[1]
voor de therapeut zodat hij de frustratie dat de patiënt
Wees eerlijk en zeg nooit: de patiënt is onvoldoende
niet beter wordt niet aan zichzelf hoeft toe te schrijven.
gemotiveerd voor de therapie, maar zeg voortaan: het
- Eist u het onmogelijke van een patiënt?
lukt mij niet de patiënt te motiveren. Trek daaruit de
De nadruk op motivatie impliceert dat men alles voor
conclusie dat u beter uw best moet doen en volg een
elkaar krijgt als men er genoeg voor over heeft. We
cursus motiverende gespreksvoering. Verwijt het niet
houden in onze maatschappij de illusie in stand dat
de ander, doe er zelf iets aan. Het is naïef te veronder-
we alles voor elkaar krijgen als we iets graag genoeg
stellen dat een patiënt stopt met roken omdat de arts
willen. Van krantenjongen tot miljonair. Willen en inzet
zegt: ‘U moet stoppen met roken’. Even naïef is het te
spelen een rol om iets te bereiken, maar zijn geenszins
veronderstellen dat een patiënt trouw zijn medicijnen
de bepalende factor. Er zijn mensen die erg gemoti-
slikt omdat hij een recept krijgt. Gelukkig is er in de
veerd zijn om hoogleraar te worden en er van alles aan
opleiding tot (huis)arts steeds meer aandacht voor het
doen om die droom te realiseren. Dat lukt niet ieder-
motiveren van een patiënt. Geneeskunde impliceert een
een, deels door een gebrek aan talent, deels doordat er
gedragsverandering bij de patiënt. Daarvoor moet de
een beperkt aantal banen beschikbaar is, deels omdat
arts de patiënt motiveren. Doe uw best. Het mankeert
men niet over de juiste connecties beschikt. Als een
u niet aan motivatie. Helaas geldt ook voor u: hoezeer
therapie mislukt, zal men mij nooit horen klagen over
u ook uw best doet, er is geen garantie voor resultaat.
de gebrekkige motivatie van de patiënt. Meestal zeg ik: ‘U hebt hard gewerkt en ontzettend uw best gedaan,
Referentie
maar helaas krijg je niet altijd voor elkaar wat je wilt.’
1. Rollnick S, Miller WR, Butler CC. Motiverende gespreksvoe-
Wees eerlijk: kennen we niet allemaal een ervaring
ring in de gezondheidszorg. Werken aan gedragsverandering
waarbij we iets graag wilden, maar het niet voor elkaar
als je maar 7 minuten hebt. [Gorinchem]: Ekklesia, cop.
kregen? - Heeft de patiënt andere prioriteiten? Een gebrek aan motivatie kan ook te maken hebben met een verschil in prioriteiten. De gemiddelde anoDr. M.J. Reinders is klinisch psycholoog en manager behandelzaken bij GGZinGeest, afdeling Specialistische Polikliniek Somatoforme Stoornissen te Osdorp, Amsterdam. Contact via e-mail:
[email protected].
118
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
2009.
Artritis psoriatica Reumatoïde artritis De ziekte van Bechterew
Bij MSD werken wij mee aan een gezonde wereld door innovatieve geneesmiddelen en vaccins te ontwikkelen en op de markt te brengen. Voor ons is immunologie, waartoe auto-immuunziekten behoren zoals artritis psoriatica, reumatoïde artritis en de ziekte van Bechterew, een belangrijk aandachtsgebied. Wij willen de kwaliteit van leven van patiënten verbeteren. Daarom zullen wij onderzoek blijven doen en studies blijven opzetten om nog betere geneesmiddelen te vinden.
Uw gezondheid is onze zorg. www.hebikartritispsoriatica.nl / www.hebikreumatoïdeartritis.nl / www.hebikbechterew.nl
0212REM11NL992PE0211
Passie voor nog betere gezondheidszorg is onze drijfveer.
Colofon
Redactie Dr. W. Bos aios interne geneeskunde Dr. J.W. den Boer arts-epidemioloog Dr. I.M. de Graaf gynaecoloog S. Heckenberg, neuroloog W.R. van Kempen huisarts Dr. C.R.W. Korver kinderarts Dr. C.F. Melissant longarts Dr. P.A. Nolte orthopedisch chirurg Dr. C.C.A. de Nooyer gynaecoloog Dr. H. Rijna chirurg
Kennemer Gasthuis
Dr. R.H. Veenhoven kinderarts, directeur Linnaeusinstituut
Locatie noord
A. Vehmeijer-Scherpenzeel maag-darm-leverarts (hoofdredacteur) Th. Vos bibliothecaris Redactie- en administratieadres Kennemer Gasthuis locatie zuid Linnaeusinstituut T.a.v. Th. Vos, redactiesecretaris Postbus 417 2000 AK Haarlem
Vondelweg 999 2026 BW Haarlem Locatie zuid Boerhaavelaan 22 2035 RC Haarlem Postadres
Telefoon: (023) 545 61 86 (van 10.00 tot 17.00 uur)
Postbus 417
Mobiel: (06) 516 170 79
2000 AK Haarlem
E-mail:
[email protected] Telefoon: (023) 545 35 45
Tekstcorrectie
Internet: www.kg.nl
Y.V. Abrahamsen, stafmedewerker Linnaeusinstituut
E-mail:
[email protected]
Coördinatie, uitgave, lay-out en druk
Spaarne Ziekenhuis
DCHG medische communicatie
Locatie Hoofddorp
Hendrik Figeeweg 3G-20 2031 BJ Haarlem Telefoon : (023) 551 48 88 Telefax : (023) 551 55 22 E-mail
:
[email protected]
Omslag Het inbrengen van een totale heupprothese. Foto: Gerald van Daalen (ANP). ISSN 1877-6450
Spaarnepoort 1 2134 TM Hoofddorp Telefoon: (023) 890 89 00 Locatie Heemstede Händellaan 2A 2102 CW Heemstede Postadres Postbus 770 2130 AT Hoofddorp Telefoon: (023) 890 89 00 Internet: www.spaarneziekenhuis.nl E-mail:
[email protected]
Het Linnaeus Medisch Journaal (LMJ) is een medisch-wetenschappelijk tijdschrift ten behoeve van een goede transmurale samenwerking dat elk kwartaal wordt uitgegeven door het wetenschapsbureau van het Linnaeusinstituut, waarin participeren: het Kennemer Gasthuis (Haar lem), het Spaarne Ziekenhuis (Hoofddorp en Heemstede) en het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Kennemerland (Haarlem). Het wordt kosteloos toegezonden aan artsen, apothekers, verloskundigen, fysiotherapeuten, centra voor wijkverpleging en aan instellingen voor gezondheidszorg in de regio Kennemerland en de Haarlemmermeer.
120
Linnaeus Medisch Journaal nr 3 2011 • Jaargang 19
Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Kennemerland Boerhaavelaan 26 2035 RC Haarlem Telefoon: (023) 530 7800 Telefax: (023) 530 7805
UCB Pharma B.V. t 076-5731140 e
[email protected] w www.ucbpharma.nl
UCB is een wereldwijd opererend biofarmaceutisch bedrijf met vestigingen in meer dan 40 landen en het hoofdkantoor in Brussel. UCB heeft een sterke focus op ernstige aandoeningen en heeft de volgende expertisegebieden: • aandoeningen van het centrale zenuwstelsel (epilepsie, narcolepsie, de ziekte van Parkinson en het restless legs syndroom) • auto-immuunziekten (o.a. reumatoïde artritis) en • allergische, respiratoire aandoeningen. UCB besteedt jaarlijks een kwart van de omzet aan onderzoek naar nieuwe behandelmogelijkheden wat resulteert in een goed gevulde pijplijn met innovatieve medicijnen in bovenstaande gebieden en ook voor o.a. fibromyalgie, migraine en lupus.
Biofarma van de volgende generatie Voortdurende research op het gebied van biologie en chemie leidt tot nieuwe inzichten, nieuwe ontwikkelingen en nieuwe toepassingen om ernstige aandoeningen steeds effectiever te behandelen. Deze gecombineerde biologisch-chemische benadering, “biofarma” genaamd, staat centraal in ons dagelijks werk. Wij doen dit niet alleen. Om de complexiteit van ernstige ziektes beter te begrijpen en om deze ziektes efficiënter te kunnen behandelen werken wij nauw samen met vooraanstaande wetenschappers, partnerorganisaties en patiënten. Door deze integrale benadering bevinden wij ons in de voorhoede van biofarmaceutische bedrijven, met medicijnen die echt een stap voorwaarts betekenen voor patiënten en hun behandelaars.
Met de patiënt als uitgangspunt staan integriteit, kwaliteit, innovatie, verantwoordelijkheid en transparantie centraal in onze bedrijfsfilosofie.
gratis plaatsing
Chandrapal (11) uit India, begint elke schooldag met ochtendgymnastiek. Net als al zijn klasgenoten zonder han dicap. Zijn kunstbeen zit ’m daarbij niet in de weg. Dankzij het Liliane Fonds wordt de prothese regelmatig vervan gen. Maar goed ook, want naast school is hij gek op spelen. Zoals Chandrapal wil het Liliane Fonds nog veel meer kinderen laten meedoen. De kleinste bijdrage maakt al een wereld van verschil. Kijk op www.meedoen.nl om te zien wat u kunt betekenen.
Foto: Morad Bouchakour
ElkE bEwEging tElt als jE wilt