Literatuuronderzoek Succes en faalfactoren van coachingsprojecten met (mbo)-jongeren
De Slinger Jongeren, 2009
1. Inleiding
In 2010 zal De Slinger Jongeren op verschillende Regionale Opleidingen Centra’s (ROC's) in Nederland starten met het project 'Bedank een vrijwilliger' (BeV). Gedurende dit project zullen er, naast de peers (jongerenteams), coaches worden ingezet om de leerlingen te begeleiden. Na afloop van het BeVproject is het de bedoeling dat de coach en de leerling doorgaan als ‘maatschappelijke maatjes’ en zich gezamenlijk in gaan zetten voor de samenleving. Om een goede invulling te geven aan het traject is het noodzakelijk om van te voren een inventarisatie te maken van al bestaande coaching projecten en de daarbij horende succes en faalfactoren. In dit rapport worden deze succes en faalfactoren beschreven en gekoppeld aan de werkwijze van De Slinger Jongeren. ‘Bedank een Vrijwilliger’ project Bij het Bedank een Vrijwilliger project worden ROC-jongeren bewust gemaakt van hun huidige positie en rol in de samenleving door middel van creatieve workshops. De jongeren zullen kennismaken met maatschappelijke organisaties en met vrijwillige inzet op een wijze die aansluit bij hun eigen interesses, ideeën en leefwereld. Zo worden zij op basis van hun eigen ideeën en interesses gematcht met (jonge) vrijwilligers(organisaties) die ze op zelfbedachte wijze gaan bedanken voor hun vrijwillige inzet. Hierbij worden ze begeleid door getrainde HBO-jongeren of (jonge) professionals.
Doel- en taakstelling ‘Bedank een Vrijwilliger’ project De doel- en taakstelling van het project is in twee jaar tijd ca. 1000 ROC-jongeren in de leeftijd van 16 t/m 23 jaar met verschillende etnisch-culturele achtergronden in totaal 10 gemeenten kennis laten maken met maatschappelijke organisaties en met vrijwillige inzet op een wijze die aansluit bij hun eigen interesses, ideeën en leefwereld, en waarbij tevens vrijwillige inzet wordt gerealiseerd vóór deze jongeren. Hiertoe wordt een aanpak ontwikkeld (met onder andere kleinere groepen en meer begeleiding), die is afgestemd op deze specifieke doelgroep van AKA-leerlingen (niveau 1) en (v)mbouitvallers. En deze aanpak wordt overdraagbaar gemaakt ten behoeve van inzet bij vergelijkbare groepen (die te vinden zijn op scholen, maar ook bijvoorbeeld via gemeentelijk jongerenwerk) in andere gemeenten. De aanpak bestaat uit de volgende vijf stappen: 1. ROC-jongeren bewust maken van hun huidige en potentiële positie en rol in de samenleving door middel van creatieve workshops (ca. 2 maanden inclusief voorbereiding project); 2. ROC-jongeren kennis laten maken met vrijwillige inzet en maatschappelijk actieve organisaties door middel van het Make A Difference (M.A.D.) of burgerschapsbrevet (ca. 1 maand); 3. ROC-jongeren op basis van hun talenten en interesses ideeën laten genereren voor een eigen vrijwillige inzet in de vorm van het bedanken van een vrijwilliger(sorganisatie)(ca. 1 maand); 2
4. ROC-jongeren worden, op basis van hun eigen interesses en ideeën, gematcht met (jonge) vrijwilligers(organisaties) die ze op zelfbedachte wijze gaan bedanken voor hun vrijwillige inzet. Hierbij worden ze begeleid door hiertoe getrainde HBO-jongeren of professionals uit het Slingernetwerk of ambtenaren (ca. 2 maanden). Empowerment door eigen initiatief te nemen, staat hierbij centraal; 5. ROC-jongeren hun vrijwillige inzet wordt zichtbaar gemaakt met hulp van mediapartners, websites, nieuwsbrieven en SlingerTV (hele projectperiode, ca. half jaar). Naast de vrijwillige inzet door (en voor) 1000 ROC-jongeren, zijn 30-50 jongeren (mbo, hbo en WO'ers) in 2 jaar tijd in 10 gemeenten vrijwillig actief als teamlid van De Slinger Jongeren bij de begeleiding van de projecten en zullen maximaal 1000 hiertoe getrainde HBO-jongeren en professionals uit bedrijven en gemeenten zich op vrijwillige basis inzetten als coach van ROC-jongeren. Tenslotte zijn er per stad gedurende de looptijd van het project zo'n 15-30 maatschappelijk actieve organisaties betrokken, waarvan hun vrijwilligers (per stad ca. 100 vrijwilligers) bedankt worden voor hun inzet door de ROCjongeren.
3
2. Definities, doelstellingen en doelgroepen van coaching
Coaching Coaching kan worden omschreven als een begeleidende activiteit, waarbij een ervaren persoon een minder ervaren persoon begeleidt door het uitwisselen van praktische ervaringen en het geven van regelmatige feedback. Coaching vormt een aanvulling op, en is geen vervanging, van hetgeen geboden wordt aan zorg voor en ondersteuning van leerlingen. Coaching is erop gericht leerlingen te leren zelf beslissingen en keuzes te maken voor hun toekomst. De leerling leert en de coach ondersteunt dit proces. Het doel van de coaching is het vergroten van de persoonlijke effectiviteit van de leerling. Bij de start van coaching worden door de leerling en de mentor doelen vastgesteld. Coaching is een vorm van persoonlijke begeleiding op basis van een gelijkwaardige één op één relatie. Coaching van groepen is echter ook mogelijk. De coach zoekt dan naar collectieve patronen in gedrag en denken in de groep. In het geval van het BeV project zou het coachen zowel op individueel als op groepsniveau kunnen. Bij coaching ligt het accent op het sociaal-emotionele vlak en op de identiteitsontwikkeling van leerlingen. De leerling moet zich met de coach kunnen identificeren op basis van herkenning. In andere onderzoeken zijn de koppelingen man-man of vrouw-vrouw. Bij het BeV-project van De Slinger Jongeren wordt deze koppeling in principe niet gehanteerd, omdat herkenning niet alleen met geslacht te maken hoeft te hebben. Door middel van koppeling van een coach en een mbo’er met dezelfde interesses, waarbij de competenties van de jongere centraal staat, hopen we hetzelfde effect te bereiken. Zorg- en risicoleerlingen De projecten die De Slinger Jongeren aanbiedt zijn niet specifiek gericht op zorg- en risicoleerlingen. Anderzijds hebben we wel vaak te maken met deze jongeren (zeker aangezien we ons in het ZonMwproject specificiek richten op de uitvallers/heroriënteerders van het (V)mbo en de AKA-leerlingen die nog niet toe zijn aan het volgen van een reguliere, arbeidsmarkt kwalificerende opleiding op niveau 2) en dan voornamelijk met de klassieke risicoleerling; een leerling met sociaal/emotionele problematiek. Schoolverlaten is bij hem/haar een gevolg van achterliggende problemen, zoals problemen door een andere culturele achtergrond, sociale achterstanden, of een moeilijke gezinssituatie. In mentoring of coachingsprojecten wordt geanticipeerd door te coachen op sociaal/emotioneel gebied zodat de leerling meer grip op de situatie krijgt en de schoolprestaties beter kunnen worden. Bij ondersteunen op sociaal gebied kun je bijvoorbeeld denken aan het delen van elkaars nevenactiviteiten. Het ondersteunen op emotioneel gebied is een breed begrip en kan in principe altijd toegepast worden. Als tweede soort risicoleerling wordt in de literatuur de opstapper genoemd. Ook hierop richt De Slinger Jongeren zich in het ZonMwproject. Deze heeft geen geschiedenis van buitenschoolse problemen. Schoolverlating is bij hem/haar het gevolg van de onvolkomenheden van het onderwijsbestel. Vaak is er een slordige leerweg of beroepskeuze gemaakt en/of daalt de motivatie. Een dergelijk onduidelijk toekomstperspectief kan een demotiverend effect hebben op de leerling. Een externe coach kan helpen 4
om het zelfvertrouwen en de motivatie te verbeteren, antwoorden te geven op leervragen, alternatieve oplossingsrichtingen aan te bieden en kan ervoor zorgen dat de leerling zijn/haar eigen ambities leert kennen. Coaches De activiteiten van de coach bestaan uit het voeren van gesprekken met de leerling in een één-op één situatie of eventueel in een klein groepje. De coach is een vrijwillige begeleider van een leerling en voert dus geen reguliere taak op school uit, ook is de mentor niet verbonden aan een hulpverlenersorganisatie. Het zijn professionals, zowel werkenden en gepensioneerden, afkomstig uit verschillende beroepsgroepen. Ook kan het gaan om studenten uit het HBO/WO. Tijdens individuele kennismakingsgesprekken wordt gekeken op welke gebieden de mentor ondersteuning kan bieden en wordt er gesproken over motivatie, persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten, voorkeuren en verwachtingen. Loopbaan Wanneer jongeren loopbaancompetenties ontwikkelen, zullen zij uiteindelijk over een arbeidsidentiteit beschikken. Zij zullen, anders geformuleerd, in staat zijn antwoord te geven op drie vragen: (a) Wat voor soort mens ben ik? (b) Wat voor soort werk past er bij mij?, en (c) Kan ik met het soort werk dat ik ambieer, ook het soort mens zijn dat ik denk te zijn? Onderzoek laat zien dat de ontwikkeling van reflectieve en op basis daarvan explorende en sturende competenties een leeromgeving vereist, die aan drie condities voldoet: 1. Er moet sprake zijn van een zogenoemde ‘krachtige’ leeromgeving die transfer van theorie naar praktijk mogelijk maakt. Dat is een leeromgeving die praktijknabij is, waarin het leren voor een belangrijk deel wordt gestuurd door realistische praktijkproblemen die een ‘echte’ probleemeigenaar hebben en waarin de theorie wordt aangeboden in functie van het oplossen van de aangeboden praktijk. 2. Er moet sprake zijn van een ‘dialogische’ leeromgeving. Reflectieve leerprocessen gericht op identiteitsvorming worden gerealiseerd via twee gelijktijdige dialogen: een dialoog met zichzelf (ervaringen en keuzes verbinden met eigen kwaliteiten en motieven) en een dialoog met anderen (ervaringen en keuzes verbinden met waarden en mogelijkheden die voorkomen in werk en leren). Deze dialogen kunnen slechts goed op gang komen wanneer er sprake is van vertrouwen tussen leerlingen/studenten en hun docenten en wanneer de gedachten en gevoelens van de leerling over ervaringen en keuzes centraal staan in gesprekken. 3. Er moet sprake zijn van een ‘participatieve’ c.q. ‘vraaggerichte’ leeromgeving. Uit onderzoek (maar ook uit de praktijk) is bekend dat jongeren een grote weerstand hebben tegen reflectie. Actieve participatie aan dan wel (mede)zeggenschap over het eigen leerproces is essentieel om deze weerstand te overwinnen.
5
Vraaggerichte en praktijkgerichte leeromgeving Een krachtige loopbaangerichte leeromgeving onstaat niet alleen wanneer de leerling de kans krijgt om in de school en in de praktijk een dialoog te voeren met zijn begeleiders over zijn loopbaan, maar ook wanneer de leeromgeving vraaggericht en praktijkgericht is. Vraaggericht wil zeggen dat de leerling mede-zeggenschap krijgt in zijn leerproces, vooral doordat het keuzemogelijkheden worden geboden. Praktijkgericht wil zeggen dat de leerling de kans krijgt om vele en verschillende stages te lopen in het bedrijfsleven. Vraaggericht onderwijs draagt op zichzelf niet bij aan het inzetten van loopbaancompetenties, maar praktijkgericht wel. Als leerlingen meer stages volgen, blijken zij hun loopbaan meer in banen te kunnen leiden (loopbaanvorming) en meer te netwerken. Zij reflecteren niet vaker op hun loopbaan dan leerlingen die geen stage lopen. Hievoor moet de dialoog in de praktijk of op school worden georganiseerd. Loopbaanleren en studierichting Leerlingen die de dialoog voeren over hun loopbaan, beschikken over een sterker ontwikkelde arbeidsidentiteit dan leerlingen die dit niet kunnen doen. Leerlingen in technische en economische studierichtingen blijken over een zwakkere arbeidsidentiteit te beschikken dan leerlingen uit andere studierichtingen. In deze studierichtingen is er sprake van een zwakke leeromging als het gaat om loopbaanleren. Deze conclusie wordt ondersteund door een ander onderzoek naar verschillende opleidingstrajecten. Hierin wordt geconcludeerd dat er over het algemeen de minste aandacht is voor professionele identiteitsontwikkeling in de cognitieve en technische georienteerde opleidingsprogramma’s. Ervaringen “In de coachingsgroepen wordt gereflecteerd op ervaringen uit de praktijk. Er komen vragen aan de orde als: ‘Wie ben je eigenlijk?’ De coach confronteert de leerlingen met hun gedrag, benoemt patronen en legt de relatie met de droom van de leerling. De kerncompetenties worden besproken met betrekking tot wat leerlingen doen en waarom ze dit doen. De waarom-vraag gaat over de drijfveren van de leerling. Als je wilt dat leerlingen leren keuzes te maken, moet je uit de oppervlakkigheid blijven. Het gaat niet om ‘wat vind je leuk?’ maar: ‘wat vind je zo interessant dat je er moeite voor wilt doen?’ Als een droom betekent dat leerlingen zich in situaties moeten begeven die ze moeilijk vinden, is het belangrijk om de leerlingen dichter bij de droom te brengen. Het streven is om leren spanned te maken, een uitdaging te laten zijn. Als coach zoeken we grenzen op en dagen we leerlingen uit om een stapje verder te gaan dan wat ze zeggen te durven. Voor ons is het een voorwaarde dat een coach zich kan verbinden aan leerlingen en dat leerlingen zich ook verbinden aan hun coach. Wij zoeken de verbondenheid niet in veiligheid, maar door leerlingen uit te dagen hun grenzen op te zoeken. We laten leerlingen dingen doen, zo nodig sturen we de leerling. Als een leerling iets niet durft, nemen wij het niet over. We sturen de leerling op pad, maar willen wel met de leerling meegaan op deze weg”. (Bron: M. Kuijpers, F.Meijers & J.Bakker. Krachtige loopbaangerichte leeromgevingen in het (V)MBO: Hoe werkt het? September 2006.)
6
4. Onderzoeken/evaluaties van coachingsprojecten In de literatuur wordt niet zozeer gesproken over coaching, maar over mentoring. Omdat de doelstellingen, werkwijze en doelgroep in grote lijnen overeenkomt, zijn de bevindingen uit onderzoek/evaluaties ook relevant voor De Slinger Jongeren.
4.1 Evaluatieonderzoek TOP mentorprojecten (mentoronderzoek.nl)
Een onderzoek dat bruikbare resultaten heeft is TOP. TOP is een grootschalig onderzoek naar de effecten van mentoring op de Toekomst, Ontwikkeling en Perspectief van jongeren. In dit onderzoek, dat in opdracht van het Oranje Fonds uitgevoerd wordt door het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid, worden mentorkoppels gevraagd naar hun ervaringen met elkaar. De concrete uitvoering van het onderzoek bestaat uit het registreren en rapporteren van wat er gebeurd is in de 26 mentorprojecten die onderdeel uitmaken van het ‘Stimuleringsprogramma Mentoring’ van het Oranje Fonds.
Koppeling mentor/coach en coachees Wanneer er naar de koppeling gekeken wordt, geschiedt koppeling bij voorkeur via het principe van gelijkheid in geslacht en etniciteit. ‘Gemixte’ koppels komen echter ook voor. Met betrekking tot etniciteit bestaan gemixte koppels vooral uit een autochtone mentor die een allochtone jongere begeleidt. Dit is vooral toe te schrijven aan het feit dat het percentage autochtonen hoger ligt onder mentoren dan onder de jongeren. Met betrekking tot geslacht wordt gezien dat vrouwelijke mentoren vaker gekoppeld worden aan mannelijke leerlingen dan andersom, wat verklaard kan worden door het feit dat de mentorpopulatie voor tweederde uit vrouwen bestaat. Het gemiddelde leeftijdsverschil tussen mentor en leerlingen is 20 jaar. Het verschil in leeftijd varieert tussen de 1 en 55 jaar. De jongste mentor is 17 jaar en de oudste 81. De leeftijd van de leerlingen ligt tussen de 12 en 24 jaar met een gemiddelde van 16,5. Werven van mentoren Het werven van mentoren verloopt over het algemeen goed. Projectleiders vissen vaak in veel verschillende vijvers om mentoren te werven, zoals onder scholieren, studenten, collega’s, vrienden/kennissen, werknemers van andere bedrijven, vrijwilligers via vrijwilligerscentrale etc. Uit de resultaten komt naar voren dat de eerste mentoren vaak uit het eigen privé- of professionele netwerk worden gehaald. Daarnaast wordt in het eerste jaar veel aandacht voor de mentorprojecten gevraagd in de media, soms met actieve hulp van in die gemeente belangrijke personen, zoals bijvoorbeeld wethouders. De uitgebreide media-aandacht levert vaak nieuwe mentoren op.
7
Motieven van mentoren Uit de resultaten blijkt verder dat voor het werven van mentoren in de verschillende vijvers, verschillende motieven onder potentiële mentoren een rol spelen om zich in te zetten voor een mentortraject. Het motief om ´anderen te helpen´ leeft sterker in het onderwijs en welzijn, terwijl ook het motief om ´zelf te kunnen leren van mentoring onder mentoren binnen het bedrijfsleven aanwezig is. Vooral deze laatste bevinding is een belangrijke omdat we in het coachingsproject van De Slinger Jongeren er vanuit gaan dat er wederzijdse leermomenten zijn. De leerling leert van de coach, echter de coach leert ook van de leerling. Bovenstaande bevindingen impliceren overigens ook dat het rekening houden met motivatieverschillen de werving van coaches kan vergemakkelijken. Werven van mentees Hoewel het onderwijs niet de enige vindplaats voor jongeren is blijkt met name de inbedding van een mentoringproject in het onderwijs het eerste jaar veel aandacht van de projectleiders te eisen. Het werven van potentiële mentees blijkt in de onderwijspraktijk niet altijd even soepel te verlopen. In de praktijk blijkt vaak dat op uitvoerend niveau niet altijd voldoende aandacht is voor mentoring. Juist het draagvlak op uitvoerend niveau blijkt nodig om jongeren te bereiken en warm te maken voor het traject. De meerwaarde van mentoring In de praktijk worden er twee mogelijke oorzaken gezien voor het feit dat mentoring binnen het onderwijs moeizaam verloopt en dat daarom het aantal matches achterblijft bij de doelen die vooraf opgesteld zijn. Aan de ene kant blijkt de meerwaarde van mentoring niet altijd duidelijk. Wat voegt mentoring toe aan de begeleiding voor leerlingen die er al is? En aan de andere kant is voor de betrokkenen binnen het onderwijs niet altijd duidelijk voor wie mentoring bedoeld is. Dit valt af te leiden uit de bevinding dat er onduidelijkheden zijn over de doorverwijzing van jongeren. De doorverwijzing van te ‘zware’ leerlingen, oftewel leerlingen die eigenlijk professionele hulp zouden moeten krijgen, maar ook te ‘lichte’ gevallen, zoals jongeren die vooral huiswerkondersteuning behoeven, levert nog wel eens een discrepantie op tussen de verwachtingen die de mentor en mentee van het traject hebben. Dit kan ten koste gaan van de kwaliteit van de begeleiding, met als gevolg dat sommige koppels daardoor vroegtijdig, voordat de vooraf gestelde doelen zijn behaald, uit elkaar gaan. Verheldering van de meerwaarde Een belangrijk instrument om de meerwaarde van mentoring en de doelgroep te verhelderen blijkt het geven van concrete en pakkende voorbeelden. Met behulp van filmpjes waarin mentoren en mentees zelf aan het woord komen of door mentoren en mentees zelf de voorlichting in klassen te geven, kan de meerwaarde van mentoring en de doelgroep worden verduidelijkt. Verder blijkt mentoring steviger verankerd te zijn binnen het onderwijs wanneer er enthousiaste en betrokken personen mee aan de slag gaan. In de projecten die meer succesvol zijn in het aanleveren van koppels, krijgen deze personen er tijd, ruimte en (financiële) middelen voor. Dit impliceert dat het belangrijk lijkt om onderwijspartners als een serieuze post in de begroting op te nemen. Daarnaast blijkt dat in projecten waar veel leerlingen worden aangemeld, er vaak al samenwerkingsverbanden bestaan 8
met de instelling die verantwoordelijk is voor het project. De reeds opgebouwde vertrouwensband en samenwerkingsverbanden tussen De Slinger Jongeren en de ROC’s waarin de BeV-projecten worden uitgevoerd en de coaching wordt ingepast, vergemakkelijkt dus de werving van de jongeren. Conclusie Het opzetten van een mentor- en coachingsproject, waarbij veel aandacht is voor draagvlak en een brede samenwerking in de gemeente, kost tijd. Mentor en coachingsprojecten zijn ontwikkelprojecten. Juist de aandacht voor het brede draagvlak waarmee op den duur duurzame projecten kunnen ontstaan, vergt tijd. Deze investering op kwaliteit blijkt belangrijk omdat de investering op draagvlak ook de kwantiteit waarborgt. Wanneer de meerwaarde en doelgroep beter bekend is binnen het onderwijs, leidt dit tot meer inspanning en ook een hogere kwaliteit in de doorverwijzing, waardoor het aantal ‘effectieve’ koppels vergroot wordt.
4.2 Onderzoek Movisie (Meer dan een steuntje in de rug. Succesfactoren van mentoring en coaching onderzocht. 2009) Het veld van coaching en mentoring is niet alleen onoverzichtelijk, maar er bestaat ook een zekere spraakverwarring. Om enige helderheid te brengen in de discussie rond mentoring, wordt er in het onderzoek van Movisie onderscheid gemaakt tussen drie typen mentoringprojecten. De eerste twee typen zijn gericht op jongeren, het derde is gericht op specifieke doelgroepen. Voortbouwend op Amerikaanse literatuur, wordt binnen het onderzoek onderscheid gemaakt tussen twee varianten: school-based mentoring is primair gericht op het verbeteren van schoolprestaties van jongeren, terwijl community based mentoring een bredere invalshoek kent (Rhodes 2002). De drie typen mentoringprojecten op een rij: 1. School-based mentoring voor jongeren In dit type projecten ondersteunt de mentor de schoolcarrière van zijn of haar mentee bij het oplossen van conflicten en ruzies op school, geeft huiswerkbegeleiding en wijst zijn of haar pupil op het belang van discipline. De school is het ankerpunt in de relatie tussen de mentor en zijn/haar pupil, de activiteiten vinden veelal op school plaats en de school is de belangrijkste partner in de organisatie van het mentoringproject. Er bestaan verschillende varianten van school-based mentoring. Er zijn programma’s waarin medeleerlingen de mentor zijn, programma’s waarin studenten van hogescholen middelbare scholieren ondersteunen en programma’s waarin leerlingen worden begeleid door een volwassen mentor die werkzaam is in de sector waarvoor de leerling wordt opgeleid (Kennispunt Mentoring 2009). 2. Community based mentoring voor jongeren Dit type projecten is in bredere zin gericht op het begeleiden en ondersteunen van opgroeiende jongeren. Het accent ligt op de sociaal-emotionele ontwikkeling en de socialisatie van de mentee, bijvoorbeeld door deze vertrouwd te maken met de heersende 9
normen en waarden, gedragsregels en omgangsvormen. Hoewel community based mentoringprojecten geen directe organisatorische relatie hebben met een onderwijsinstelling, speelt het bevorderen van de schoolprestaties of het vergroten van de motivatie om te leren vrijwel altijd een belangrijke rol in de mentoringrelatie. 3. Mentoring voor specifieke doelgroepen Het derde type betreft projecten die gericht zijn op specifieke doelgroepen zoals ex-gedetineerden, mensen met psychiatrische problemen, ouderen in een (dreigend) sociaal isolement of inburgeraars met een taalachterstand. In het overgrote deel van deze projecten staat niet het leren en socialiseren centraal, maar het hebben van een leuke tijd samen. Meestal worden in dit type mentoringrelatie geen concrete doelen afgesproken, zoals het verbeteren van de taalvaardigheid van de mentee, maar gaat het om het ‘contact om het contact’. Dit type projecten wordt in het werkveld vaak bestempeld als ‘maatjesprojecten’. Hoewel onderling dus accentverschillen zichtbaar zijn, hebben deze drie typen projecten vaak een overeenkomstige opzet: de mentoren worden vooraf gescreend en getraind, vervolgens krijgen ze een mentorbegeleider toegewezen die hen koppelt aan een mentee. Gedurende het traject worden voor de mentoren meestal intervisiebijeenkomsten georganiseerd. De Slinger Jongeren richt zich vooral op de tweede groep: community based mentoring/coaching voor jongeren. De focus ligt niet zozeer op de schoolcarrière, de focus ligt echter wel op coaching van de sociaal-emotionele ontwikkeling van een leerling. Dit hangt samen met de doelgroep van het ZonMw-project: kwetsbare jongeren binnen ROC’s. Het einddoel is dat de coach en de jongere(n) zich gezamenlijk gaan inzetten voor de samenleving als ‘maatschappelijke maatjes’. Methode en doelstelling van het onderzoek van Movisie (2009) De centrale vraag van het onderzoek was: Wat is het resultaat van mentorprojecten en hoe kan de effectiviteit worden geoptimaliseerd? De doelstellingen waren: 1. Inzicht verkrijgen in werkzame elementen 2. Verfijning van mentoringmethodieken 3. Vergroten van maatschappelijke kansen van kwetsbare jongeren Tijdens dit onderzoek zijn er ruim 360 coaches en coachees bevraagd. Dit is gedaan middels een schriftelijke enquête en diepte interviews. In totaal zijn er negen coachingprojecten onderzocht: Goal! Amsterdam Big Brothers Big Sisters of Rotterdam &U Meidenproject, Rotterdam Vitalis, Den Haag 10
Jong Perspectief, Zoetermeer Coach & Co, Amersfoort Hogeschool Utrecht Big Brother Big Sister Coaching Parlan, Noord-Holland Support Fryslân
De kenmerken van de mentoren in het onderzoek waren: 89% autochtoon 72% vrouw 18 tot 68 jaar (driekwart jonger dan 40) Bij het werven van de coaches voor De Slinger Jongeren willen we de nadruk leggen op young professionals en (hiertoe getrainde) hbo-studenten. De kenmerken van de mentees waren: 58% allochtoon 62% meisjes 10 tot 21 jaar (driekwart 12 to 16 jaar) De doelgroep van De Slinger Jongeren is voornamelijk ouder dan 16 jaar (leeftijd 16-20 jaar). Onze ervaring is, dat hoe ouder deze kwetsbare jongeren zijn, hoe vaker zij reeds negatieve ervaringen hebben opgedaan met de samenleving en hoe wantrouwender ze staan ten opzichte van de samenleving en allerlei formele instanties op het gebied van onderwijs, werk,veiligheid, vrijetijd etc. (zo is de doelgroep vmbo over het algemeen positiever en opener dan mbo-ers van vergelijkbare opleidingsniveaus). Ook de doelgroep van De Slinger Jongeren is overwegend allochtoon en zeer multicultureel samengesteld. Afbakening coachingprojecten Jeugdmentoring zijn voornamelijk programma’s gericht op risicojongeren. Dit zijn geen zware gevallen maar wel serieuze. De leeftijd van deze jongeren varieert van 10 tot 23 jaar. Mentoringprojecten hebben een duurzaam karakter. Het project moet minstens 6 maanden duren en het contact tussen de mentor en de jongeren circa 1 keer per week. De Slinger Jongeren heeft daarin een andere insteek. Het werken met risicojongeren is niet zozeer relevant. De doelgroep kan lastig zijn, maar in principe geen prominente risicogroep. De coaching is voornamelijk gericht op overdracht van sociaal en cultureel kapitaal (empowerment). De 5 belangrijkste gebieden die Movisie onderscheidt, waarbij jongeren hulp nodig hebben zijn (volgens de coaches): School Sociale vaardigheden Emotioneel welzijn Vrijetijdsbesteding Relatie en contact ouders 11
De minste hulp hebben de jongeren nodig bij het omgaan met alcohol en/of drugs en criminaliteitspreventie. De gebieden sociale vaardigheden, emotioneel welzijn en vrijetijdsbesteding zijn de belangrijkste onderwerpen waarop De Slinger Jongeren inhaakt. Wat levert coaching op? Uit dit onderzoek bleek dat coachingprojecten positief gewaardeerd worden. Coaches werden gewaardeerd met een gemiddelde rapportcijfer van 8,9. De projecten werden gewaardeerd met een rapportcijfer van 8,4. Deze rapportcijfers gingen veelal om de gezelligheid en of het leuk was. Maar zijn de projecten ook effectief? Vier vragen zijn opgezet om de effectiviteit van de projecten te evalueren: Emotioneel kapitaal heeft betrekking op het emotioneel welzijn van de coachee. Draagt het mentoschap bij aan het vertrouwen dat de coachee heeft in zichzelf en in de toekomst? Academisch kapitaal heeft betrekking op de leerprestaties van de coachee. Zijn de schoolcijfers en werkprestaties van de coachee verbeterd en-of is de motivatie voor school toegenomen? Sociaal kapitaal heeft betrekking op het vermogen van de coachee om nieuwe hulpbronnen aan te boren. Heeft het mentorschap bijgedragen aan uitbreiding van het sociale netwerk van de coachee en zijn diens verhoudingen met ouders en leeftijdsgenoten verbeterd? Cultureel kapitaal heeft betrekking op de gedragscode en omgangsvormen die van belang zijn om vooruit te komen in de samenleving. Heeft de coachee dankzij het mentorschap zijn of haar horizon verbreed, nieuwe sociale vaardigheden ontwikkeld en praktische vaardigheden opgedaan? Met name cultureel, sociaal en emotioneel kapitaal zijn van belang voor de projecten van De Slinger Jongeren. Hieronder wordt een deel van de resultaten van de vragenlijst, ingevuld door de mentees en mentoren, besproken.
Emotioneel kapitaal: 57% van de ondervraagde mentees waren het eens met de stelling ‘Door het contact met mijn mentor heb ik meer vertrouwen in de toekomst’. 18% was het hier mee oneens. Met de stelling ‘Door het contact met mijn mentor heb ik meer zelfvertrouwen’ was 48% van de mentees het mee eens en 34% niet.
Sociaal kapitaal: 50% van de mentees heeft door het contact met de mentor meer mensen leren kennen, maar de meerderheid vond ook dat de relatie met leeftijdsgenoten en de ouders niet is verbeterd door het contact met de mentor. Dit was respectievelijk 37% en 46% van de mentees die er zo over dachten.
Cultureel kapitaal: 42% van de mentees heeft door het contact met de mentor nieuwe hobby’s en interesses gekregen. 31% was het hier niet mee eens. 43% is op nieuwe plekken gekomen, 12
hier was 32% het niet mee eens. 48% van de mentoren vond dat de sociale vaardigheden van de mentee is verbeterd dankzij de coachingrelatie. 41% had hier geen overduidelijke mening over. Succesfactoren Wat zijn nou deze succesfactoren? 1. De juiste match: een kleine afstand in de beleving van de coachee is cruciaal. De match moet raakvlakken hebben in humor, karakter en interesses. Invulling De Slinger Jongeren: om een juiste match te maken, willen we de jongeren en de potentiële coaches laten speeddaten. In de speeddate worden er stellingen over de interesses en hobby´s verwerkt. Op deze manier kunnen er matches gemaakt worden op basis van dezelfde raakvlakken en/of behoeften. 2. Een groot leeftijdsverschil kan positief uitwerken op zelfvertrouwen en sociale vaardigheden. Invulling De Slinger Jongeren: Wij werken vaak met peers. Gebleken is dat dit een positieve uitwerking heeft. Hbo- of wo-studenten en young professionals hebben dan ook in principe onze voorkeur. Maar we zullen ook oudere coaches in het porject opnemen, omdat we geïnteresseerd zijn in eventuele verschillen in waardering en werkwijze tussen jongere en oudere coaches. 3. Autochtone mentor kan bijdragen aan het zelfvertrouwen en cultureel kapitaal van een allochtone coachee. Invulling De Slinger Jongeren: Matching wordt niet per sé op basis van afkomst gemaakt. Matching wordt gemaakt op basis van raakvlakken en/of behoeften zoals hierboven genoemd. 4. Zonder hechte band geen effect! Invulling De Slinger Jongeren: Doordat in onze projecten op een zeer laagdrempelige, praktische manier wordt samengewerkt tussen coach en jongere(n) wordt de coach niet als een ‘bedreiging of vreemde van buitenaf’ (onze doelgroep is vaak wantrouwend ten aanzien van onbekenden) gezien en wordt op ongedwongen, speelse wijze een band opgebouwd. Mentorstijl De mentorstijl is de vorm van begeleiding die door de mentor wordt toegepast. De combinatie van drie mentorstijlen blijken effectief: 1. Ondersteunende stijl: vertrouwensband opbouwen (met name beginfase) Invulling De Slinger Jongeren: tijdens het project wordt de vertrouwensband opgebouwd door een aantal contactmomenten met elkaar te hebben. 2. Instrumentele stijl: doelen stellen, de coachee spelenderwijs toerusten Invulling De Slinger Jongeren: ook dit punt wordt tijdens het project vervuld. In eerste instantie wordt door de coach praktische, instrumentele coaching/begeleiding geboden bij de uitvoering van het project. In de loop der tijd gevolgd door meer persoonlijk gerichte instrumenten en methodieken die meer buiten het project liggen, zoals een bezoek op de werkvloer van de coach. 3. Actieve stijl: erop uit gaan, afwisselen van leerzame en ontspannende activiteiten ondernemen Invulling De Slinger Jongeren: Na afloop van het project kunnen de coach en jongere doorgaan als ’maatschappelijk maatjse’ waarin ze vaker activiteiten met elkaar ondernemen en iets gaan doen voor een ander c.q. de samenleving, ook buitenschools. 13
Een effectieve mentor combineert en schakelt tussen de drie mentorstijlen en naarmate de coachingrelatie langer duurt, groeit het repertoire van mentoren. De mentorstijlen zijn deels verankerd in de persoonlijkheid van de mentor, maar kunnen ook gedeeltelijk worden aangeleerd en strategisch worden ingezet. Organisatie Succesfactoren zijn: - Tijd - Schaal - Aandacht
- Maatwerk in training en intervisie -Monitoring, evaluatie, volgsystemen - Aansluiting bij de sociale infrastructuur
Langdurige coachingrelaties zijn effectiever Kleinschalige projecten lijken effectiever (‘familiegevoel’, beperkte caseload mentorbegeleiding of casemanager). Aandacht en waardering voor coaches, veel meer (informeel) contact met de coachees en contact met de thuissituatie van de coachees. Positief gewaardeerd, maar soms te algemeen: intervisie beter benutten als training on the job. komen effectiviteit ten goede: combineer harde en zachte vormen. coachees potentieel kwetsbare doelgroep, dus zorg voor vroegtijdige signalering, doorverwijzing etc. wanneer nodig.
De Slinger Jongeren wil vooral in de beginfase veel ervaring opdoen met training’ on the job’ van de coaches. Daarnaast wordt –samen met Movisie- een op maat gemaakt training- en intervisie-aanbod ontwikkeld voor de coaches.Gestart wordt met kleinschalige coachingstrajecten en doel ishet samenstellen van ‘pools’van coaches in diverse steden, die inzetbaar zijn op meerdere projecten c.q. voor meerdere jongeren en voor een langere periode. Zij komen tevens in aanmerking voor trainingen.
14
4. Training van coaches Om een effectieve mentor-coachee relatie te bewerkstelligen moeten de coaches opgeleid worden tot een veelzijdige mentor. Uit een trainingsprogramma voor coaches van het Landeling Ondersteuningsprogramma Coaching (LOM) worden een aantal aspecten van een dergelijke training benoemd. Leerdoelen De leerdoelen van de training van een mentor zijn volgens het LOM: - De mentor kan aangeven wat coaching is en wat zijn/haar taak hierin is - De mentor kan aangeven wat de kenmerken zijn van een goede mentor-coachee relatie - De mentor weer over welke basisvaardigheden een mentor moet beschikken en kan die vaardigheden ook toepassen - De mentor kan sociaal-emotionele begeleiding geven aan de coachee - De mentor kan een coachee helpen bij het orienteren op vervolgstudie en/of werk. Ervaringen staan centraal De training gaat uit van de eigen kracht van de coaches. De inhoud van de training is niet voorschrijvend en heeft geen theoretisch karakter, maar laat veel ruimte voor de inbreng van eigen kennis, visie en ervaringen van coaches. Tijdens de training staat het uitwisselen van ervaringen centraal. Het zijn de ervaringen die coaches opdoen met hun coachees, maar ook ervaringen uit hun eigen leven, De onderwerpem van de training worden besproken aan de hand van deze ervaringen. Het is belangrijk dat tijdens de training het uitwisselen van kennis, visie en ervaringen worden gestimuleerd: “Hoe denk jij daar over?”, is een veelgestelde vraag in de training. Ook kunnen bepaalde situaties ter plekke worden uitgespeeld; “kun jij de rol spelen van een coach die het vervelend vindt als zijn coachee weer te laat op zijn afspraak komt?”. Verder is het zinvol ervoor te zorgen dat coaches elkaar zoveel mogelijk tips geven: “hoe zou jij dat aanpakken in die situatie?”, Doelgroep Een training kan bedoeld worden voor student- en volwassencoaches. Zij zijn ervaringsdeskundigen en kunnen functioneren als rolmodel voor leerlingen. De coaches ondersteunen de leerlingen bij hun sociaal en emotioneel welbevinden en eventueel bij bepaalde vragen over of rond de studie en bij studie- en/of beroepskeuze. De studentmentor/studentcoach is een student van het MBO, HBO of WO. De volwassenmentor/volwassencoach is een volwassen beroepsoefenaar in een specifieke beroepspraktijk of young professional. - Hoewel er onderscheid wordt gemaakt in twee soorten coaches, kan gekozen worden voor een trainingsopzet, bruikbaar voor alle coaches. De reden hiervoor is dat er veel overeenkomsten zijn in de aard en inhoud van de begeleiding die coaches geven.
15
- Er kan gekozen worden voor een homogene samenstelling van de groep, door bijvoorbeeld de studentcoaches bij elkaar te plaatsen. De groep mag niet groter dan ongeveer 15 coaches zijn. - Het opsplitsen van coaches uit verschillende allochtone groeperingen kan als voordeel hebben dat de coaches zich eerder op hun gemak voelen in hun eigen groep. Coaches hoeven minder te wennen aan elkaar. Verder blijkt dat coaches uit dezelfde groep sneller contact leggen met elkaar en eerder afspraken maken om gezamenlijk activiteiten te ondernemen met de coachees. Aan de andere kant, gezamenlijk trainen heeft ook weer voordelen. Het kan bijdragen aan wederzijds begrip en kennis van interculturele verschillen. Meerdere factoren spelen hierbij een rol, zoals het aantal coaches dat getraind moet worden, de verdeling over de groeperingen waaruit zij afkomstig zijn en de verhouding man/vrouw. Uitgebreide informatie over het trainen van coaches is te vinden in: “Train de mentor” Een draaiboek voor trainers van leerling-, student-, en volwassencoaches. Landelijk Ondersteuningsprogramma Coaching. Utrecht, 2004.
16
5. Financiering van coachingsprojecten (Bron: bijeenkomst kennispuntmentoring www.mentoringwijzer.nl) Het Kennispunt Mentoring wil meer bekendheid geven aan mentoring in het onderwijs en scholen en instellingen stimuleren gebruik te maken van deze methodiek. Het richt zich op alle vormen van mentoring. Het Kennispunt Mentoring organiseerde in november 2009 een bijeenkomst over financieringsmogelijkheden voor mentoringprojecten. Hieronder staan een aantal uitkomsten van deze bijeenkomst. Het financieel inbedden van een coachingproject binnen een school Kees Maas van het Norbertus College in Roosendaal vertelt over zijn ervaring met het financieel inbedden van het coachingproject binnen zijn school. Dit project is bedoeld voor leerlingen die vroegtijdig dreigen uit te vallen of onder hun niveau presteren en die zelf geholpen willen worden. Vanaf schooljaar 2002-2003 tot schooljaar 2007-2008 werd het project twee jaar gesubsidieerd door Palet en vier jaar door de gemeente Roosendaal. Net als iedere andere subsidie liepen ook deze subsidies ten einde. Aan het eind van de subsidieperiode was er een absoluut besef dat het project dóór moest gaan. Om aan dit besef gehoor te geven, is gekeken op welke wijze het project structureel kon worden ingebed binnen de organisatie. Adriaan Frijters, directeur Schade en Inkomen Nationale Nederlanden, opperde het idee om een businessplan te maken waarin wordt gekeken naar de vraag wat de school aan een dergelijk project zou kunnen verdienen en hoe er een win-winsituatie zou kunnen ontstaan. Deze vertaalslag van het denken in termen van subsidies naar het financieel verantwoordelijk denken is dé kanteling geweest voor het Norbertus College. Hierdoor hebben zij het coachingproject een vast onderdeel van het aanbod kunnen maken binnen de leerlingbegeleiding. Het advies van Kees Maas is dan ook om los te komen van de tunnelvisie; het denken in termen van subsidies. Subsidies zijn altijd eindig. Neem daarom het heft in eigen handen en ga financieel verantwoordelijk denken: maak een businessplan waarin je het coachingproject vanuit een financieel eigen belang structureel probeert in te bedden in de school. Gemeentelijke subsidiemogelijkheden Jules Wolthuis, werkzaam bij de gemeente Lelystad, geeft een aantal succesfactoren die de honorering van een subsidieaanvraag bij de gemeente kunnen vergroten. Deze succesfactoren zijn: 1. Let op de eigen houding: wees geduldig, neem initiatief en zorg voor een transparante communicatielijn met wethouders en ambtenaren. 2. Werk samen met anderen: denk aan het aangaan van samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld schoolbesturen. Maar werk vooral ook samen met de gemeente. Steek energie in de relatie met de gemeente, want de gemeente is je belangrijkste partner. Maak hen mede verantwoordelijk voor de ideeën die er zijn.
17
3. Bereid de subsidieaanvraag zorgvuldig voor: werk ook hier samen met de verantwoordelijke wethouder. Zorg ervoor dat het idee/projectplan reeds een bekend verhaal is wanneer de subsidieaanvraag bij de gemeente binnenkomt. 4. Weet waar de besluitpunten liggen binnen de gemeente, ofwel: weet waar het geld is. Heb hierbij oog voor verschillende beleidsterreinen waar subsidie aangevraagd kan worden. Denk bijvoorbeeld aan het beleidsterrein van onderwijs, welzijn en in het bijzonder jeugdbeleid. Ook de Lokaal Educatieve Agenda en het armoedebeleid kunnen een uitgangspunt vormen voor het aanvragen van subsidie voor coachingprojecten. Wees je daarbij bewust van de aandachtspunten van de verschillende beleidsterreinen en weet waarvoor je aanvraagt (maak een goed plan van aanpak).
18
6. Dilemma’s, knelpunten en mogelijke oplossingen
(Bron: bijeenkomst kennispuntmentoring www.mentoringwijzer.nl Ter afsluiting van de bijeenkomst van het Kennispunt Mentoring zijn er een aantal concrete aanbevelingen gedaan, die voort zijn gekomen uit veelvoorkomende dilemma’s die door de genodigden gedurende de bijeenkomst zijn aangedragen. Dilemma: Hoe bed je het coachingproject structureel in binnen de eigen organisatie? Aanbeveling: Zet de meerwaarde en de effecten van coachingprojecten op papier. Zorg voor een goede documentatie en argumentatie waarmee sleutelfiguren in de organisatie (leidinggevenden, coaches, docenten) overtuigd kunnen worden van een structurele inbedding van coachingprojecten binnen de eigen organisatie. Dilemma: Hoe betrek je het bedrijfsleven bij de financiering van coachingprojecten?Welke mogelijkheden biedt het bedrijfsleven? Aanbevelingen: Schakel de hulp in van zogenaamde ‘makelaars maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Dit zijn organisaties die bemiddelen tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties. Gebruik deze makelaars om in contact te komen met bedrijven. Kijk of bedrijven een rol kunnen spelen in het leveren van coaches, kennis (in de vorm van bijvoorbeeld trainingen) en of zij eventueel daarna een financiële bijdrage zouden kunnen leveren aan het project. De Slinger Jongeren/De Publieke Zaak is zelf schakel tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties en dus staan we sterk in dit opzicht.
Bouw een goed netwerk op met lokale bedrijven. Ook de lokale politiek mag daarbij niet uit het oog worden verloren. Bouw goede contacten op met de verantwoordelijke wethouders/ambtenaren; maak hen mede verantwoordelijk voor het project.
Start een ‘klankbordgroep’ met (vooraanstaande) leden uit diverse maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven waarin gesproken wordt over maatschappelijke knelpunten en mogelijke oplossingen en de rol van het coachingproject daarbinnen.
Toon passie, spreek met je hart en maak duidelijk dat je het niet voor jezelf doet, maar voor de leerlingen.
19
Dilemma: Hoe vind je naast de gemeente andere financierders? Aanbevelingen: Zoek meerdere financierders: maak het project niet financieel afhankelijk van de gemeente, maar kijk ook naar financieringsmogelijkheden buiten de gemeente (bedrijven, scholen, enzovoort). Overtuig scholen van de meerwaarde van coachingprojecten: maak scholen er bewust van dat ook zij baat hebben bij coachingprojecten (minder schooluitval). Spreek scholen aan op de vraag wat zij ervoor over hebben om leerlingen te behouden. Probeer scholen dus partner te maken van de projecten en daarmee ook cofinancier van de projecten.
Heb oog voor de vorm en inhoud van het project: verschillende projecten vragen om verschillende vormen/bronnen van financiering. Wees je daarvan bewust en weet waar je aanklopt.
Dilemma: Hoe onderhoud je een goede relatie met de gemeente? Aanbeveling: Breng je successen in beeld. Breng bijvoorbeeld de coachees mee naar overleggen met wethouders en/of ambtenaren en laat henzelf hun verhaal doen of vergader op het stadhuis zodat de gemeente weet dat je actief bent. Doe dit structureel en niet alleen op momenten dat er besluiten worden genomen.
Creëer persmomenten.
Dilemma: Hoe werk je naar een structurele financiering toe? Aanbevelingen: Probeer te stapelen: zorg voor meerdere financierders en maak je niet afhankelijk van één financiële bron.
Haak aan bij de lokale sociale agenda: probeer het coachingproject in te bedden in lokale maatschappelijke problemen waar de gemeente tijd en geld aan besteedt.
Sluit aan bij de WMO: kijk wat er vanuit de vrijwilligersgelden mogelijk is.
Kijk naar woningbouwcorporaties. Ook zij hebben in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen veel geld te besteden.
20
7. Algemene aanbevelingen Het potentieel van coaching kan nog sterker worden benut door: 1. Effectiever matchen 2. Coaches meer bewust te maken van de werking van verschillende begeleidingsstijlen 3. Een duurzame ondersteuningsstructuur: training op maat, vinger aan de pols (monitoring) en inbedding in de bredere sociale infrastructuur. Aanbevelingen vanuit andere projecten (o.a Variya onderzoeken: ‘Onderweg naar morgen, niet zonder mijn mentor’ en ‘extra steun in de rug’) zorg dat je een goede start kunt maken; zorg dat je over gemotiveerd en deskundig personeel beschikt; zorg ervoor dat de leeromgeving op school en in de praktijk sluitend is: betrek het wekveld bij de opleiding; scholing en voorbereiding vooraf zijn erg belangrijk; coaching on the job blijft ook nodig; een persoonlijke, directe benadering, via de stagecontacten levert meer op dan grootschalige informatiebijeenkomsten.; zorg voor een zo breed mogelijk draagvlak in de school; organiseer de loopbaandialoog op basis van concrete praktijkervaringen; begrijp en organiseer vraaggericht onderwijs niet als doe-het-zelfonderwijs maar als een continue dialoog met leerlingen over het maken van loopbaankeuzes; maak van gesprekken met leerlingen over hun vaardigheden en wensen zo snel mogelijk een dialoog over hun kwaliteiten en motieven; reflectie alleen is niet voldoende. Leerlingen moeten zelf de vormgeving van hun loopbaan sturen; netwerken moet op school meer aandacht krijgen; interventies en instrumenten moeten niet alleen voor de studieloopbaan worden ingezet maar ook voor de totale levensloopbaan; niet alleen leerlingen maar ook docenten, decanen en managers moeten loopbaancompetenties ontwikkelen. Voorwaarden om een loopbaanleeromgeving te vormen De voorwaarden zijn van toepassing op vernieuwingen in scholen in het algemeen. Het gaat om: het bevorderen van het innovatievermogen en –bereidheid bij zowel de docenten als het management; het organiseren van tijd en het tijd nemen voor de vernieuwing; het geven vab prioriteit aan vernieuwingsprocessen vanuit een duidelijke visie; het accepteren van fouten door alle betrokkenen; het zorgen voor draagvlak onder docenten; deskundigheidsbevordering van docenten; steun in woord en daad van het management; 21
het creeeren van een gemeenschappelijke visie; het opzoeken van de grenzen van wet –en regelgeving; het samenbrengen van talenten voor vernieuwing; het verzamelen van bewijzen van en voor succes; het borgen van opgebouwde deskundigheid in de organisatie, en om; het verbreden van vernieuwingen naar andere delen van de organisatie.
Risico’s bij coaching Bij coaching gaat het om jonge en vaak kwetsbare leerlingen. In vol vertrouwen worden deze toevertrouwd aan een mentor of coach. Afspraken vinden vaak buiten en na schooltijd plaats. De screening en monitoring van coaches kan daarom niet zorgvuldig genoeg zijn. Sommige projecten vragen een verklaring van goed gedrag van de mentor. Ook moet voor alle partijen van meet af aan duidelijk zijn dat de mentor geen professionele hulpverlener is. Een mentor moet zijn grenzen kennen en bewaken. Het is wel belangrijk, zeker bij leerlingcoaching, dat de mentor weet waar hij terecht kan met problemen die professionele aandacht behoeven en hoe hij de hem toevertrouwde leerlingen kan en mag doorverwijzen.
22
8. Conclusie
Coachingsprojecten hebben het potentieel om effectief en succesvol te zijn, echter daarvoor moeten er heel wat handen ineen geslagen worden. Er is veel onbenut potentieel of tijdelijk rendement, deels veroorzaakt door een onvoldoende voorbereiding. Het is duidelijk dat een belangrijk deel, zo niet het belangrijkste deel, bestaat uit een goede voorbereiding. De kennis van succes- en faalfactoren vergroot, zo blijkt uit onderzoek, de kans op succes. Vooral op het gebied van matching en opleiding van de coaches moet veel tijd en energie gestoken worden. Aanvullend hierop, is een zo breed mogelijk draagvlak op de scholen een belangrijk en niet te onderschatten onderdeel. De Slinger Jongeren sluit aan bij wat zij al doet, dus het coachingstraject wordt geïntegreerd in de lopende projecten. Er is dus reeds draagvlak voor de activiteite,n waar coaching een aanvulling op is. Coaches die in coachingsprojecten participeren, moeten over een zo compleet mogelijk pakket beschikken. Deels vanuit de eigen intuitie, deels aangeleerd door trainingen en workshops. Coachees zijn er in verschillende kleuren en maten en dus vergt dat een goed aanpassingsvermogen vanuit de coaches. Dit is enkel te verkijgen door de coaches een goed en compleet mogelijk voortraject aan te bieden. Hierbij variëren leerlingen sterk in cultuur, afkomst en milieu (dit is zeker ook van toepassng op de doelgroep van de Slinger Jongeren) . Bij de samenstelling van de mentorgroep moet hier dus rekening mee gehouden worden, want hoewel er een positief effect lijkt te zijn bij het matchen van een oudere autochtone mentor met een allochtone coachee; enkel autochtone coaches in een allochtone coachee groep is niet bevorderlijk voor de samenwerking tussen deze twee groepen. Ook als het gaat om financiering van het project moeten er voorbereidingen getroffen worden. Het zoeken van meerdere financierders lijkt nodig te zijn, zodat men niet afhankelijk wordt van één enkele financierder. Een subsidie houdt een keer op en dus is een stevige financiele basis belangrijk voor de eventuele voortzetting van het project in de jaren erna. De samenwerking met scholen is een uitdaging, maar in verschillende opzichten zeer belangrijk. Ten eerste moeten niet alleen coaches opgeleid worden, de docenten van de school waar het project wordt uitgevoerd, moeten ook voorgelicht en geinformeerd worden. Zonder de ondersteuning en het enthousiasme van deze docenten wordt het coachen toch wel erg lastig. Ten tweede is het duidelijk maken van de win-win situatie erg belangrijk, omdat dit ervoor kan zorgen dat het project als onderdeel van het leerprogramma wordt geïntegreerd. Een business plan opzetten samen met de school kan hierbij een hulpvol middel zijn. Binnen De Slinger Jongeren wordt altijd intensief samengewerkt met docenten, die volledig op de hoogte zijn van de projecten en hier ook hun goedkeuring aan verlenen. Zij stellen tijd beschikbaar binnen het onderwijsprogramma en beoordelen of en in hoeverre de competenties die de jongeren opdoen, relevant zijn in het kader van onderwijs in burgerschapscompetenties. Tot slot zijn er een aantal succes en faalfactoren genoemd. Zoals al gezegd is de kennis van deze factoren de sleutel tot succes. Ook sluit de werkwijze van De Slinger Jongeren reeds op een aantal van deze punten aan en kan daarmee een voordeel hebben. 23