Limburgse identiteit.
Identiteit. Ieder mens heeft verschillende identiteiten, een bepaalde eigenheid: persoonlijk, genetisch, sociaal, cultureel, nationaal. Het is maar hoe je naar jezelf of naar de groep kijkt. Een groep dorpelingen, stedelingen, land, werelddeel, aarde, iedereen maakt deel uit van een eigen, c.q. groepsidentiteit. Afhankelijk van je mens- of groepsbeeld voel je, je vooral mens of wereldburger. Met alles er tussen in. Het geografische gebied Limburg heeft natuurlijk ook een geografische/ sociaal/ culturele identiteit met gezamenlijke kenmerken. Limburg is een geografisch gebied liggend in Nederland en België. De provincie Nederlands Limburg in de huidige vorm is sedert 1839 een deel van Nederland. Met uitzondering van de perioden van de Tweede Wereldoorlog 1940-1944, toen was Limburg bezet en een deel van Duitsland. Na de oorlog werd Limburg tijdelijk uitgebreid met de Duitse Zelfkant. Maastricht maakt al vanaf het einde van de Franse tijd/ begin van het Koninkrijk in 1814 deel uit van Nederland. Van 1815 t/m 1839 was er één provincie Limburg. In 1930 was er de Belgische opstand waarbij Nederlands Limburg met uitzondering van de vesting Maastricht de kant koos van België. Vanaf 1839 is Limburg opgedeeld in een Nederlandse en Belgische provincie.
Voor de Franse tijd was het grondgebied van Limburg een wisselende lappendeken van staatjes en staten. Vanaf de Nederlandse tijd is in Limburg het algemeen beschaafd Nederlands als geschreven taal de eerste taal. Naast het Nederlands in schrift en woord wordt vooral ook in meerderheid een Limburgs spreektaal gevoerd. Het Limburgs is een mengelmoes van dialecten die gezamenlijke kenmerken bezitten en gesproken wordt in delen van Nederland, België en Duitsland. Deze verschillende dialecten hebben hun oorsprong in de vele voormalige staatjes en staten. Door de veilige - en de vruchtbare oevers van de Maas en bossen was Limburg gewild als woonplek bij de oorspronkelijke bewoners in de oudheid. In vroeger tijden waren woonplaatsen autonoom/ zelfvoorzienend. In tijden van overschotten (eten, gebruiksvoorwerpen) ontstond er (ruil) handel met andere groepen mensen. Steeds werd er weer strijd geleverd om deze streken in bezit te hebben. Van uit de oudheid werd Limburg bewoond door jagers en boeren die van elders kwamen en in deze streken een bestaan opbouwden. Bandkeramiekers, Eburonen, (Kelten) uit het zuiden van Duitsland /Oostenrijk vestigde zich hier. De latere Romeinen, Germanen, Franken vermengde zich met de oorspronkelijke bevolking. De Romeinen brachten deze streek versneld tot ontwikkeling met infrastructuur, landbouwtechnieken op grotere schaal, handel en gebruiksvoorwerpen. Het op grotere schaal produceren van voedsel/ gebruiksvoorwerpen / kleren was een eerste noodzaak voor vorming van verdedigingsvestingen/ forten/ steden. Maastricht, Nijmegen en Voorburg groeide uit als vestingstad / eerste steden in Nederland. De Romeinen brachten het Christendom.
Na de Romeinse tijd was Limburg verdeeld in velen staatjes. Door de opkomende handel als gevolgd van de nijverheid op de vruchtbare gronden langs de Maas en langs de hoofdwegen ontstonden de steden zoals Sittard, Heerlen, Roermond en Venlo. Deze steden lagen dan weer wel vaak in verschillende landen/staatjes. Door de Maashandel en hoofdwegen infrastructuur kende Limburg een gestage ontwikkeling. Jaren van rijkdom en ook van neergang. Afhankelijk van ziektes, oogsten, natuuromstandigheden, twisten en oorlogen. In de middeleeuwen werden grote kerken gebouwd die de rijkdom van de toenmalige kerk van Rome etaleerden. De schrijver Veldeke maakte een begin van een eerste Nederlands/ Maaslandse schrijftaal. Voorheen vond alle communicatie plaats via Latijns en Grieks. De Renaissance ontstaan in Italië waarin de mens steeds meer centraal werd gesteld, het Humanisme, deed zijn invloed gelden. Dit leidde ook tot hervormingen in de kerk van Rome, het Christendom werd opgesplitst door het Protestantisme. In Vaals werd een eerste Nederlands Protestante kerk afgesplitst, ook de Sint Jan in Maastricht werd opgeëist door Protestante Limburgers. Door de velen verschillende staatjes die voor of tegen het Protestantisme waren is het Protestantisme in voormalig Limburg verdeeld en kwam maar in enkele plaatsen tot ontwikkeling. Het grootste deel van de mensen bleef trouw aan Rome. Ook elders in Nederland kwamen steden (Hanzesteden, langs de IJzel Rijn) langs de grote rivieren tot bloei en ontwikkeling. In de late middeleeuwen kwam Holland , maar ook Vlaanderen sterk in opkomst vanwege de ligging aan de zee, de bouw van zeeschepen en havens en overzeese handel bracht een enorme ontwikkeling, groei en rijkdom. Delen van voormalig Limburg werden ingelijfd bij de Nederlanden.
Oorlogen tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden, Spaanse overheersing , de Tachtigjarige oorlog, brachten hier weer verandering in. Voormalig Limburg als speelbal tussen de verschillende heersers. Maastricht handhaafde zich als zuidelijkste versterkte Hollands/Nederlandse vestingstad. Andere delen bleven verdeeld in staatjes: Gullick, Gelre, enz. Tot de Franse tijd. De Fransen wisten het huidige grondgebied gebied weer te herenigen in een deel (Nedermaas) van Frankrijk. De Franse brachten “De Verlichting” meer bestuur gebaseerd op de ratio, en minder op dogma's van geestelijken en de macht van de rijken/ vorsen/ adel door huwelijk/overerving. Na de Franse tijd waren de noordelijke en zuidelijke Nederlanden een verenigd Koninkrijk. Waarna in 1939 een definitieve splitsing van voormalig Limburg aan beiden oevers van de Maas en de opsplitsing in Nederland en België. Vanaf 1839 kende Nederlands Limburg een bescheiden ontwikkeling. Het westen met sterke havensteden als Amsterdam, Rotterdam en de regering in Den Haag maakte de dienst uit. Er werden spoorwegen en rijkswegen gebouwd om Limburg beter aan te sluiten en te laten meeprofiteren van de overzeese handel. In Maastricht kwam de keramische industrie tot bloei en leidde tot de eerste industriële fabrieken in Nederland. Ook elders in Limburg waren vele keramische fabrieken (stenen, pannen, keramische producten) In de twintigste eeuw zorgde de ontginning van de kolenmijnen voor economische groei en bevolkingsgroei. Limburg groeide uit als wingewest van grondstoffen voor Nederland. Kolen, mergel, aardewerk, grind en zand. Na 1970 werden de kolenmijnen steeds minder rendabel door de hoge winningskosten op grote diepten. Uiteindelijk werden ze dan ook gesloten. De gevolgen waren enorm, 60000 arbeidsplaatsen gingen verloren, er kwam een einde aan een
belangrijke innovatie en ontwikkeling. Ondertussen kende Limburg een enorme bevolkingsgroei ook door al die mensen van elders ( Polen, Italianen, enz. en ander Nederlanders) die in de kolenmijnen werk vonden. Vervangende werkgelegenheid, auto-industrie, een universiteit, overheidsdiensten, chemische industrie moest Limburg weer aan het werk krijgen. Van de andere kant ging er ook weer veel arbeidsplaatsen verloren door de opkomende globalisering en verplaatsing maak industrie ( keramiek, kleding, elektronica) naar lage lonen landen. De migratiestromen gingen nog door door de komst van Indonesische Nederlanders, Surinamers, werkzoekers/asielzoekers uit (Noord) – Afrika, Turkije, enz.. Momenteel kampt Zuid-Limburg met bevolkingskrimp en een vergrijzing van de bevolking. Wellicht het gevolg van de sterke bevolkingsgroei in de tijd van de kolenmijnen. Economisch gezien wordt er in vergelijking met de randstad relatief matig gepresteerd en wordt veel gebruik gemaakt van sociale voorzieningen. Een feit is dat Limburg in een randgebied van Nederland ligt en dat de meeste bedrijvigheid en investeringen plaats vinden bij de grote zeehavens/ vliegvelden en steden in Nederland. Economische ontwikkelingen/ bedrijvigheid met het omringende buitenland worden geremd door een gebrekkige infrastructuur, zowel als het gaat om mobiliteit als afstemming wetgeving. Echter dit heeft ook zijn voordelen. In Limburg is het minder druk dan in de randstad, minder hectisch, van de andere kant profiteert Limburg van de economische bedrijvigheid in de randstad. Het is dan ook zaak dat Limburg de uitdaging oppakt om zich verder te versterken door meer onderlinge samenwerking, gemeenten en organisaties en de samenwerking zoekt met de
omliggende Euregio. Tevens een versterking met de randstad en omliggend buitenland door verbetering infrastructuur. Dit met het doel om de bestaande voorzieningen, levensstandaard en welzijn betaalbaar te houden en te handhaven. Bevolkingsgroei als motor voor economische groei is ongewenst gezien het feit dat vooral Zuid-Limburg nu al een sterke verstedelijking kent. De bevolkingskrimp en/of minder groei biedt kansen en uitdagingen. Het biedt mogelijkheden om de openbare ruimte kwalitatief beter in te richten en te komen tot een duurzame ontwikkeling die ten goede komt aan de kwaliteit van wonen, werken, welzijn en natuur. Identiteit. En nu nog onze Limburgse identiteit: kortom zijn we een regio met een gemêleerde diverse bevolking, genetisch ontstaan uit meerdere volkeren, we spreken een Limburgse spreektaal die in iedere woonplaats anders is maar wel gezamenlijke kenmerken heeft. Onze volkscultuur is vooral ontstaan uit bewerking van het vruchtbare land (boerencultuur) en winnen van delfstoffen, oorspronkelijk gebaseerd op Christelijke - vooral Katholieke normen en waarden. Wellicht dat de vruchtbare grond en aantrekkelijke woonomgeving samen met de voormalige Katholieke normen en waarden, het voortdurend wisselen van het bestuurlijk gezag “de Limburger” enerzijds wat geaardheid betreft wat gemoedelijk maakt en van de andere kant minder direct in zijn openbare mening. De huidige Limburger onderscheidt zich niet van andere Nederlanders met de economische consumptiemaatschappij als leidcultuur. Limburgers zijn algemeen, net als ieder volk trots op hun identiteit als volksgemeenschap/cultuur, met een eigen spreektaal en gemeenschapszin, op het mooie landschap,
streekproducten, de goede dingen/ prestaties die tot stand komen door inspanningen en/of samenwerking. “De Limburger” als identiteit in één persoon met bovengenoemde gezamenlijke kenmerken is mogelijk wel wiskundig/ mathematisch te identificeren echter algemeen gezien niet te definiëren. Jo Kostons