Spreekbeurt over ‘wind’ van Mees Lieve klasgenootjes, ik ga mijn spreekbeurt houden over wind. Maar wel de wind buiten.
Wat ga ik doen? - Ik wil in mijn spreekbeurt eerst iets vertellen over wat wind is. Dat is hoofdstuk 1. - Hoofdstuk 2 gaat over hoe de natuur de wind gebruikt. - In hoofdstuk 3 gaat het over wat mensen met wind kunnen doen. Aan het strand vliegeren bijvoorbeeld. Ik wil vooral iets vertellen over windmolens. -Daarna wil ik graag iets vertellen over bijzondere winden: over orkanen in hoofdstuk 4 en over tornado’s in hoofdstuk 5. - Het laatste hoofdstuk gaat over wind in uitdrukkingen. Dat is hoofdstuk 6. Daarna komt de opdracht in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 1- Wind
Zonder wind geen vliegers (boven) of windsurfen (onder).
Hoofdstuk 2 - Natuur en wind
Paardenbloempluisjes
Esdoornzaadjes
Hoofdstuk 3 - Mensen en wind
Molens van vroeger om water weg te pompen (boven) Molens van nu om elektriciteit op te wekken (onder)
Hoofdstuk 4 - Orkanen
Een orkaan, schuin van boven gezien. In het midden van de orkaan zit het oog.
Een orkaan van boven af gezien, boven zee en vlak voor de kust van Amerika. Het oog is goed te zien als een gaatje waar de wolken om heen draaien.
Overstromingen door een orkaan.
Na de orkaan staat alles onder water.
Hoofdstuk 5- Tornado’s
Een tornado. Eng he?
De slurf is een echte stofzuiger.
Een tornado ontstaat vaak in een onweersbui. De bliksem is goed te zien.
Borculo veranderde door de tornado in 1925 in 5 minuten in een puinhoop.
Hoofdstuk 6 - uitdrukkingen
Weet je welke uitdrukking dit is?
Hoofdstuk 1 – wat is wind? Wind kun je niet zien maar het is er wel. Wind is stromende lucht. Het is moeilijk om uit te leggen hoe dat werkt, maar ik ga het toch proberen. Wind is lucht die stroomt van hoge druk naar lage druk. Denk maar aan een fietspomp of aan een ballon. Als je een fietspomp indrukt of een ballon opblaast is de luchtdruk in de fietspomp of de ballon hoger dan daarbuiten. Als je de ballon leeg laat lopen, stroomt de lucht heel hard naar buiten. Van hoge druk naar lage druk. Dat is wind. Maar hoe kan er op aarde hoge druk en lage druk zijn. Want natuurlijk zijn er in de lucht geen grote ballonnen die leeglopen en zo wind maken. Ook is er natuurlijk geen grote fietspomp die lucht over de aarde blaast. Maar hoge druk en lage druk kan ook ontstaan doordat het op de ene plek warm is omdat de zon daar schijnt en op een andere plaats koud, omdat de zon daar niet schijnt. Dan ontstaat ook verschil tussen lucht met hoge druk en lucht met lagere druk. Door dat verschil kan de lucht gaan stromen. Als het bijvoorbeeld boven Nederland in de lente warm is, terwijl de zee nog koud is (van de winter) dan stijgt de warme lucht boven het land naar boven. Warme lucht gaat altijd naar
boven. Boven het land gaat dan lucht weg. Die ruimte wordt opgevuld door koude lucht van boven de zee die naar het land stroomt.
Hoofdstuk 2 – hoe gebruikt de natuur de wind? Sommige planten hebben zaden die zo gebouwd zijn dat de wind ze gemakkelijk kan verspreiden. Iedereen heeft wel eens pluisjes gezien van paardenbloemen. Dat zijn net parachuutjes. En die kunnen heel ver door de lucht reizen. Heel veel andere planten hebben ook pluisjes, bijvoorbeeld distels. En sommige bomen hebben zaden dier eruit zien als helikoptertjes. De zaden van een esdoorn bijvoorbeeld. Die gaan rond draaien als ze uit de boom vallen en ze kunnen ook heel ver komen in de wind. Behalve zaadjes van planten kunnen ook kleine diertjes de hele aarde rondreizen. Zelfs zonder vleugels. Spinnen bijvoorbeeld. Door het draad waar ze normaal een web mee maken in de wind te hangen, neemt de wind de spinnen mee. Zo kunnen ze van gevaar ontsnappen of naar nieuwe gebieden reizen. Vaak reizen de spinnen maar enkele meters, maar sommige spinnen zijn ontdekt heel hoog in de lucht (wel 8 kilometer) en honderden kilometers van het land verwijderd. Natuurlijk maken ook vogels gebruik van de wind. Bijvoorbeeld om heel lang op dezelfde plek in de lucht te blijven. Misschien heb je weleens een meeuw gezien die heel lang met wind tegen stil kon blijven hangen zonder zijn vleugels te gebruiken. Lekker rondkijken op het strand of er ergens misschien wat lekkers is.
Hoofdstuk 3 – hoe gebruiken mensen de wind? Behalve planten, spinnen, vogels en ook andere dieren zoals vlinders, gebruiken ook mensen wind voor allerlei dingen. Dat is hoofdstuk 3. Mensen gebruiken de wind voor allemaal verschillende dingen: vliegeren, zeilen, en het laten draaien van molens, bijvoorbeeld. Ik wil iets meer vertellen over molens. Een molen is eigenlijk een soort motor waar je van alles mee kan doen. Die motor draait op de wind en niet op benzine of elektriciteit. Al heel lang geleden gebruikten mensen molens om graan te malen en meel te maken. Maar bijvoorbeeld ook om water weg te pompen uit hele natte gebieden. Water omhoog pompen uit de grond in hele droge gebieden kan natuurlijk ook. Maar een windmolen werd ook gebruikt om machines te laten draaien om grote boomstammen door te zagen voor het maken van planken. Die planken werden bijvoorbeeld weer gebruikt om zeilschepen te bouwen. En die konden vroeger alleen maar varen door de wind te gebruiken. Soms draaien oude molens nog. Als het flink waait kunnen de wieken wel met 100 kilometer per uur in het rond gaan. Tegenwoordig gebruiken mensen windmolens vooral om elektriciteit te maken. Zo’n windmolen wordt ook wel windturbine genoemd. Dat is eigenlijk net een dynamo. Een dynamo heb je misschien wel op je fiets. Als de dynamo ronddraait tegen je fietswiel maakt ‘ie elektriciteit en gaat je fietslamp branden. Een windmolen of windturbine gaat niet draaien door een fietswiel, maar door de wind. En door het ronddraaien maakt ‘ie ook elektriciteit. Dat is heel handig, want wind is gratis, wind is er bijna altijd, wind raakt niet op en wind is niet slecht voor het milieu en het klimaat. Olie (daar is benzine van gemaakt), raakt wel op, is niet gratis, en is slecht voor het milieu en het klimaat. Moderne windmolens zijn soms wel 100 meter hoog en hebben 2 of 3 wieken (die worden rotoren genoemd). Die wieken zijn wel 45 meter lang. Eén zo’n windmolen kan per jaar wel voor 1250 (twaalfhonderdvijftig) huizen elektriciteit opwekken. De wieken draaien soms wel met meer dan 350 kilometer per uur rond.
Hoofdstuk 4 - Orkanen Mensen kunnen wind goed gebruiken, maar wind kan ook heel gevaarlijk zijn. Of eng. Als het stormt bijvoorbeeld. Daarover gaat het in de volgende twee hoofdstukken. Eerst gaat het over orkanen in hoofdstuk 4. Als het zacht waait heeft de wind minder kracht dan wanneer het hard waait. Ongeveer 200 jaar geleden (in 1806) heeft een kapitein (hij heette Francis Beaufort) daar heel goed over nagedacht. Hij maakte een verdeling van windkracht 0 tot en met windkracht 12. Als het windstil is, is het windkracht 0. Als het maar heel weinig waait is het windkracht 1. En bij windkracht 2 waait het weer wat harder. Bij windkracht 9 stormt het bijvoorbeeld en beweegt de lucht wel met ongeveer 80 kilometer per uur. In Nederland maken we weleens een zware storm van windkracht 10 mee. Ik ben zelf ook weleens bijna weggewaaid. Maar windkracht 12 is nog veel erger. Dat heet dan een orkaan. Die komen hier in Nederland gelukkig niet voor. In een orkaan gaat de wind sneller dan 120 kilometer per uur tot zo’n 250 kilometer per uur. Orkanen zijn grote krachtige stormen. De wind in de storm waait heel hard maar de storm zelf gaat maar langzaam vooruit met een snelheid van 25 kilometer. Als je heel hard fietst, kun je dat bijhouden. Zo’n storm heeft een beetje een cirkelvorm en kan heel groot zijn. Als je een rechte lijn trekt van de ene naar de andere kant van die cirkel is dat soms wel 500 tot 1000 kilometer. Het gekke is dat het in het midden van de storm helemaal niet waait. Daar schijnt de zon en is het windstil. Dat heet het oog van de storm. Een orkaan zorgt voor heel veel regen en hele hoge golven op zee. Orkanen ontstaan in de warmste maanden van het jaar boven oceanen (dat zijn heel grote zeeën) waarvan het water heel warm is geworden. Omdat het zo warm is verdampt het water (net als de damp boven een pan met kokend water) en stijgt het op naar boven, samen met de warme lucht. Hoog boven de aarde ontstaan grote wolken die steeds sneller gaan ronddraaien. Dat is het begin van een orkaan. Als een orkaan steeds dichter bij het land komt, wordt het oog van de orkaan steeds kleiner. Wat er dan gebeurt, is dat de lucht steeds sneller om het oog gaat draaien. Dat richt verwoestingen aan op het land. Hele huizen worden verwoest en soms overstromen hele gebieden. Er zijn drie verschillende namen voor zulke stormen: orkanen, cyclonen en typhonen
Hoofdstuk 5 – Tornado’s Misschien hebben jullie het allemaal wel eens op televisie gezien: een slurf uit de lucht die alles opzuigt. Dat is een tornado en daar gaat hoofdstuk 5 over. Een tornado is een hevige storm die veel kleiner is dan een orkaan. Kleiner, maar wel met veel sterkere wervelwinden. Een tornado ontstaat meestal in een zware onweersbui. De luchtstromen gaan dan wild te keer en komen van verschillende kanten. De lucht kan dan opeens als een spiraal gaan draaien. Dan kan een brede slurf ontstaan. Wel breed, maar nooit echt veel groter dan een voetbalveld. En die slurf loopt vanuit de wolk naar de grond. Alsof de wolk gaat stofzuigen. In die slurf draait de lucht razendsnel in het rond. De lucht kan wel met 450 kilometer per uur rondjes draaien. De slurf is echt een stofzuiger en zuigt alles omhoog wat niet muurvast zit. Auto’s, huizen, koeien, schapen, lantarenpalen, caravans, mensen die niet zijn gaan schuilen. Noem maar op. Alles gaat de lucht in. Even later valt alles weer naar beneden. Tornado’s rukken bomen uit de grond, zuigen vijvers leeg met vis en al. Ook al zuigt de slurf je niet omhoog, dan is een tornado nog erg gevaarlijk: overal vliegen stukken glas, hout en metaal in het rond met enorme snelheid. Echt bang hoef je niet te zijn dat je hier in Nederland de slurf van een tornado tegenkomt. Tornado’s komen vaker voor in Amerika dan waar ook ter wereld. Er komen in Amerika ongeveer 600 tornado’s per jaar voor. Toch komen er bij ons in Nederland ook wel tornado’s voor. We noemen die dan meestal windhozen of (als ze boven water zijn) waterhozen. In 1925 trof een zware storm – waarschijnlijk een tornado – het stadje Borculo in het oosten van Nederland. De slurf van de tornado veranderde het stadje binnen 5 minuten in een puinhoop.
Hoofdstuk 6 - De wind in uitdrukkingen De Nederlandse taal kent een aantal woorden voor wind: zuchtje, bries, storm, noordooster, zuidwester, orkaan. Het Nederlands kent echter vooral veel spreekwoorden en uitdrukkingen met wind: • Met alle winden meewaaien (= geen eigen mening hebben, maar het met iedereen eens zijn en iedereen gelijk geven) •
In weer en wind (= altijd naar buiten gaan, ook als het slecht weer is)
•
Het gaat hem voor de wind (= hij heeft het goed, hij heeft succes met wat hij doet)
•
Iemand de wind uit de zeilen nemen (=zorgen dat iemand anders minder kans heeft om te winnen)
•
Een waarschuwing in de wind slaan (= niet luisteren naar een waarschuwing)
•
De wind eronder hebben (= iedereen doet wat je zegt)
•
De wind van voren krijgen (= flink op je donder krijgen)
•
Een windbuil (= opschepper)
•
Zo snel als de wind (= heel snel)
7 - opdrachten
* quizvragen over experimentjes met de windmachine: 1 - wat denken jullie dat er met de ballon gebeurt als ik hem boven de windmachine houd? 2 - wat denken jullie dat er met het ping-pong balletje gebeurt boven de windmachine?
* vragen over uitdrukkingen: - wat betekent de uitdrukking: ‘de wind in de zeilen hebben’? a) het gaat goed b) het is erg koud c) het raam moet beter dicht, want het tocht in huis - wat betekent de uitdrukking: ‘de wind van voren krijgen’? a) lekker afkoelen tijdens een hittegolf in de zomer b) te laat met de fiets op school komen omdat er teveel tegenwind was onderweg c) een behoorlijk standje krijgen - willen jullie raden wat de uitdrukking ‘storm in een glas water’ betekent? a) het is geen uitdrukking, maar het is de naam van een nieuwe frisdrank b) van heel veel water drinken moet je veel winden laten c) heel veel kabaal over iets heel onbenulligs / iets veel meer aandacht geven dan het waard is d) Storm (uit de klas) mag in bad met een klein beetje water
Als er nog tijd voor is: * verzin zelf een uitdrukking met ‘wind’ en leg uit wat de uitdrukking betekent. * maak een tekening van wat er allemaal in de lucht vliegt als een tornado door je straat trekt.