Lezingen IWFT studiedag pelgrimage Vrouwen Onderweg 20-10-2004 De bedevaart Farida van Bommel-Pattisahusiwa Inleiding De bedevaart is een reis terug in de voetsporen van de profeten, terug in de geschiedenis van de mensheid. Om sommige handelingen van de bedevaart beter te kunnen plaatsen wil ik eerst kort iets vertellen van de vroege geschiedenis van Mekka. Die geschiedenis begint met een beeld van de engelen die van de éénheid van God getuigden en bitter huilden terwijl ze een omgang maakten om Gods Troon. Zij deden dit omdat zij hadden getwijfeld aan de schepping van de mens. Waarom nog een mens scheppen? Zij waren er toch, wezens van licht die zich uitsluitend bezig hielden met de aanbidding van God? Onder de Troon zagen de engelen een beeld van het eerste Huis op aarde, Gods Huis, de Ka’aba. De overlevering vervolgt met de geschiedenis van Adam Adam daalde vanuit het paradijs op aarde toen de zon net opkwam. Toen hij de vallei van Mekka zag, dacht hij dat dit het middelpunt van de aarde was, “de navel van de aarde”, de as van Gods Troon, waaromheen de aarde draaide toen de aarde ontstond. Daar lag een parelwitte steen, die zo schitterde dat het de hele vallei verlichtte. Het symbool van de ziel van de Mensheid. Hierna vervolgt de overlevering met de geschiedenis van Abraham Abraham liet eerst zijn vrouw Hagar achter in dezelfde vallei. Zij overleefde met haar zoon Ismaël omdat er een bron ontstond aan haar voeten: de zam-zambron. Volgens de moslimoverlevering heeft de beproeving van Abraham om zijn zoon te moeten offeren, ook hier plaatsgevonden. Dit was om te kijken of er naast zijn liefde voor zijn zoon nog liefde voor God in zijn hart was , maar ook om mensenoffers af te schaffen. Later bouwde Abraham met zijn zoon Ismaël daar de Ka’aba, het kubusvormige centrale heiligdom van de islam. Abraham en Ismaël vonden onder het zand de vroegere fundamenten van Adam’s Tempel en bekeken die met ontzag. Een lichtgevende steen kwam te voorschijn. De koran zegt hierover: “En toen Abraham en Ismaël de grondslagen van het Huis optrokken, smeekten zij: ‘Onze Heer neem (dit) van ons aan: Waarlijk, U bent de Horende, de Wetende’.” Na het voltooien van de bouw van de Ka’aba, krijgt hij de opdracht: “En verkondig de Hadj (bedevaart) onder de mensen. God heeft de Ka’aba, het Heilige Huis, tot levensonderhoud voor de mensen gemaakt….. In de tegenwoordigheid van de aartsengel Gabriël, maakten Abraham en Ismaël de 7 omgangen rond de Ka’aba. Toen liepen ze naar de vlakte van Arafat, en keerde terug naar de Ka’aba, terwijl ze vervuld werden van herinneringen aan de beproevingen van het Offer. De bedevaart, een reis die een gebed is De reis naar de wieg van de islam die elke moslim man en vrouw eens hoopt te maken, begint in het hart. Het verlangen en de intentie om de bedevaart naar Mekka te maken, ontstaan al vroeg bij de moslims, omdat zij als kind al, zichzelf naar de Ka'aba richten als zij bidden. Afbeeldingen van de Ka'aba hangen in veel moslimhuizen en mensen die er zijn geweest, brengen de liefde voor de heilige plaatsen over aan hun kinderen en kleinkinderen. Voorwaarden Als een moslim man of vrouw de middelen heeft, door de islam als volwassene wordt beschouwd, gezond is en de weg naar Gods Huis (de Ka'aba) is veilig, dan is de bedevaart een plicht voor hem of haar geworden. Vrouwen moeten samen reizen met een 'moehriem', een man waarmee ze niet kunnen huwen of al mee zijn gehuwd. Dus een echtgenoot, vader, broer of zoon. Dit zijn verouderde voorschriften die voortkomen uit de onveiligheid van de reis in vroeger dagen (maar nog wel). Saoedi Arabië stelt nog steeds die eis, dus kunnen vrouwen zonder man alleen in een groep de bedevaart verrichten, als er minstens één moehriem meereist als gids en leider. Er is plaatsvervanging mogelijk: 'Van hem of haar die de hadj in naam van één van haar overleden ouders verricht (die de bedevaart niet heeft kunnen maken), zal het zeker worden aanvaard. Zijn of haar ziel zal er zeker goede tijdingen door ontvangen in het komende leven'. De verdienste van één bedevaart zal voor (één van de) ouders zijn, het zevenvoudige voor de 'hadji'. Deze grote bedevaart of 'Hadj' onderscheidt zich van de kleine bedevaart of 'Oemra' door de tijd waarin deze wordt verricht. De grote bedevaart is gebonden aan de twaalfde maand van de moslimkalender de Zoel-hidja en daarvan in het bijzonder de negende dag die op Arafat moet worden doorgebracht. Op die dag staan soms twee miljoen mensen op de vlakte van Arafat, aan de voet van de berg van Genade. De profeet heeft gezegd: 'De hadj ìs Arafat'. Dus wie dat moment zou missen moet een jaar wachten voor zich opnieuw de gelegenheid voordoet. De kleine bedevaart kan het hele jaar door worden verricht.
i
De Ka’aba De Ka'aba is het eerste huis op aarde dat ter aanbidding van de enige God is opgericht: 'Het eerste voor de mensen bestemde huis is zeker dat te Bakka (Mekka), gezegend en een richtsnoer voor de werelden... Bedevaart naar 'het huis' is voor Allah en een plicht voor een ieder die ertoe in staat is'. 'De maanden van de Hadj zijn bekend, hij die besluit in deze maanden de bedevaart te gaan maken, zal geen onreine taal gebruiken, overtredingen begaan of twisten tijdens de bedevaart. Het goede dat u doet weet Allah'. Voor een moslim is de bedevaart een reis in de gebedsrichting. De Ka'aba is de Qibla, gebedsrichting voor hen die zich vijfmaal per dag tot God wenden: 'Wij (Allah) zien wel hoe uw gelaat zich naar de hemel wendt, daarom zullen Wij u (doen) wenden tot een Qibla die u behaagt. Wendt daarom uw gezicht naar de Heilige Moskee, en waar u ook moge zijn, wendt uw gezicht daarheen'. De Heilige Moskee die in dit Koranvers wordt genoemd, wordt gevormd door de binnenplaats en de moskeeruimte om de Ka'aba heen. Die ruimte is pas weer uitgebreid met het souterrain, extra met marmer geplaveide pleinen er omheen, extra verdiepingen en de mogelijkheid van nog meer extra verdiepingen en twee minaretten, zodat er nu negen minaretten staan. Met een oudtestamentische uitdrukking zou je de Ka'aba zelf het heiligste der heiligen kunnen noemen. Daarna komt de moskee met de binnenplaats, meestal kortweg de 'Haram' genoemd. Verder worden in enigszins aflopende graad van heiligheid, ook de stad Mekka zelf, en het gebied rondom Mekka dat wordt afgebakend door de 'Miqaat', punten waar men zich kan reinigen en omkleden om in de gewijde staat van 'Ihraam' te komen, als heilig en gezegend beschouwd. In algemene zin wordt ook de rest van de wereld als schepping van God, als heilig beschouwd. Maar de functie van heilige plaatsen en tijden is dat op die plaatsen en tijden men zich God bewuster wordt, dan ergens anders of op een ander moment. Totaal andere wereld / samenkomst van duizenden pelgrims Nu de infrastructuur van de wereld ongeveer zijn hoogtepunt heeft bereikt, is het voor pelgrims makkelijk geworden deze reis van hun leven te maken. Veel vliegmaatschappijen in Afrikaanse en Aziatische landen hebben in het 'hadj-seizoen' een aantal vluchten per dag. Het vliegveld van Jeddah is ingericht voor de ontvangst en verwerking van honderdduizenden pelgrims, die vaak in Jeddah overnachten en de volgende dag per bus of auto doorreizen naar Mekka of Medina. De reis naar Mekka was vroeger een tocht vol ontberingen, die maanden kon duren en die men soms niet overleefde. Pelgrims bezochten dan de grote moskeeën en centra van islamitische wetenschap, en bleven daar soms voor langere tijd om de verhandelingen van bekende leraren te volgen en zo kennis te vergaren en iets van de Arabische taal op te steken. Volgens de Koran begon de oproep tot de bedevaart bij de profeet (Abraham) Ibrahiem, vrede zij met hem, toen hij de opdracht kreeg: 'En verkondig de hadj onder de mensen. Zij zullen te voet en op magere kamelen van heinde en ver tot u komen, zodat ze kunnen getuigen van de dingen waar zij voordeel van hebben en Allahs naam op bepaalde dagen hardop gedenken wanneer zij offeren van de dieren van het vee dat Hij (Allah) hen heeft geschonken. Eet er dan van en voedt de noodlijdende en de arme. Laten ze daarna zichzelf reinigen en verzorgen, laten ze hun geloften vervullen en om het Oude Huis (De Ka'aba) gaan'. (Koran, surah al-Hadj 27-29) Ons voorbeeld: de enige hadj van de profeet Mohammed, vrede zij met hem Zoals we onze gebeden en onze vasten naar het voorbeeld van onze profeet verrichten, proberen we ook de bedevaart zoveel mogelijk in overeenstemming met zijn voorbeeld te doen. We kennen dat voorbeeld eigenlijk alleen van de bedevaart die tegelijkertijd zijn afscheidsbedevaart was, de 'Hadjatul-wadâ'a'. Daar onze profeet, in de door hem gehouden toespraken, duidelijk heeft gemaakt dat hij na die Hadj nooit meer op bedevaart zou gaan en dat hij zijn reis naar de eeuwigheid als zeer nabij beschouwde, door op
ii
indirecte manier van zijn metgezellen afscheid te nemen, wordt dit de afscheidsbedevaart genoemd. Tevens wordt het 'Hadjatul-islam' - dé islamitische bedevaart - genoemd omdat het de enige complete bedevaart van de profeet is geweest. Volgens de meeste overleveringen is de bedevaart in het voorlaatste jaar van het leven van de profeet door Allah in de Koran geopenbaard: 'Bedevaart naar 'het Huis' is een plicht voor een ieder die ertoe in staat is...'. In de maand vóór ‘de maand van de bedevaart’, de Zoel-Qa'da, maakte de profeet bekend dat hij van plan was de bedevaart te verrichten. In de loop van die maand verzamelden zich tegen de honderdduizend metgezellen in Medina om hem te vergezellen. Voor ze vertrokken maakte de profeet in een preek duidelijk wat de essentiële en vrijwillige onderdelen van de bedevaart zijn. Pelgrim: Je moet je heel goed op voorbereiden. Je volgt een soort voorbereidingscursus. Op de 25e van de maand Zoel-Qa'da vertrok de profeet met zijn familie en omringd met zijn trouwe metgezellen en alle anderen die zich hadden aangesloten, in zuidelijke richting. Zij verrichtten het namiddag gebed met twee rak'aat, de helft van het normale aantal, dus als reizigers, en brachten de nacht door bij het plaatsje Zoel-Hulaifa. Toen de profeet had gebaad en de 'ihraam' had aangetrokken, wat inhoudt dat hij twee ongezoomde doeken, een lendendoek en een omslagdoek aantrok, zei hij: 'Hier ben ik voor de hadj, in oprechtheid, gehoorzaamheid en overgave'. Vrouwen doen in principe hetzelfde, ze trekken alleen een speciaal voor de bedevaart uitgekozen, meestal witte, jurk aan die dus ook de betekenis van 'ihraam' heeft. In deze kleding mag geen schunnige, agressieve of grove taal worden gebruikt, niet worden gevloekt of gescholden; er mag geen leven worden genomen, niet dierlijk en niet plantaardig en er mag niet worden gejaagd, er mag geen geslachtsgemeenschap of onnodige discussies of geruzie plaatsvinden. Pelgrim: Ik heb me losgemaakt van de wereld. Ik geef me helemaal over in oprechte nederigheid en onderga de dingen die ik moet ondergaan. Het betekent onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. (hadj handelingen). Je komt in allerlei situaties terecht. Soms kom je in de verdrukking. Je bent daar met duizenden. Soms wordt je bijna vertrapt, je transpireert, je hebt dorst, je moet opschieten, je moet voorzichtig zijn en toch accepteer je alles heel geduldig. Je geduld wordt op de proef gesteld. De profeet besteeg vervolgens zijn kameel, reed rechtstreeks naar een plaats die Baidâ' heet, prees Allah en verheerlijkte Hem, las luid de 'takbier': Allahoe akbar, Allahoe akbar, Laa ilâha illallâh Allahoe akbar, Allâhoe akbar wa lillâhil-hamd en begon de 'talbiyah': Labbayk Allahoemma Labbayk, Labbayka Lâ sjarieka laka, labbayk, innal-hamda wan-ni'mata laka walmoelk, lâ sjarieka laka! Betekenis: O God hier ben ik! Hier ben ik tot uw dienst! U heeft geen deelgenoten! Hier ben ik in Uw tegenwoordigheid. Alle lof zij U en van U komen alle gunsten. Alle macht en heerschappij behoren aan U. U heeft geen gelijken! Een vrijere vertaling luidt: 'Yâ Rab! O Heer! Ik heb Uw uitnodiging met mijn hele wezen verstaan en beantwoord. Zo heb ik mijn hoofd voor Uw gebod gebogen. U hebt geen gelijken. Met mijn hele wezen en alles wat ik ben en heb, heb ik mij tot U gericht, me aan U toevertrouwd. Zonder twijfel komt alle lof aan U toe, en alle gunsten en alles wat bestaat behoort u toe, en bij dat alles bestaan er geen gelijken voor U!' Pelgrim: Gedurende de bedevaarthandelingen herhaalt de pelgrim voortdurend deze woorden. In groepsverband of alleen. Vervolgens ging de profeet regelrecht naar de 'Roeknoe al-aswad', de hoek van de Ka'aba waarin de zwarte steen is gemetseld en kuste de steen. Daarna verrichtte hij zeven maal de omgang om de Ka'aba. De eerste drie omgangen liep hij in een soort looppas, die 'Raml' wordt genoemd. De volgende vier omgangen liep hij rustig. Daarom doen wij het nog steeds zo, behalve dat door de enorme drukte
iii
niemand die looppas waar kan maken. Pelgrim: Tawaaf al-Qoedoem, 7x maal om de Ka’aba lopen. Bij de 'Maqâm Ibrahiem' (heuveltje bij de Ka’aba) deed de profeet een gebed. Hier stond, naar algemene opvatting de profeet Ibrahiem toen hij volgens het Koranvers al'Hadj de mensheid opriep de bedevaart te verrichten.
Hierna verliet de profeet de binnenplaats van de moskee (Haram) en liep naar de heuvel Safa en vandaar naar de heuvel Marwah en terug. Pelgrim: Saa’i Dit zeven maal heen en weer lopen wordt Saa’i genoemd, en is in navolging van Ibrahiems vrouw Hâdjar, de tweede vrouw van de profeet Ibrahiem, die wanhopig naar water zocht voor haar zoontje Ismaïl. Na de Saa'i liet de profeet omroepen dat zij die geen offerdieren bij zich hadden, de gewijde staat moesten opheffen en namen die weer aan op de achtste dag, of de ochtend van de negende dag van de maand van bedevaart. Pelgrim: Yawm at-Tarwiyah De profeet en zijn metgezellen brachten de volgende drie dagen in Mekka door en vertrokken de ochtend van de achtste dag naar Mîna. Zij bleven die dag op Mîna en baden daar het middag-, namiddag-, avond- en nachtgebed en het ochtendgebed van de negende dag. Zij bleven nog in Mîna tot de zon opkwam en toen zei de profeet dat er een tent voor hem moest worden opgezet in het Namîragebied in de vlakte van Arafat. Daarna reed hij op zijn kameel Qaswa van Mina naar de vlakte Arafat, waarbij hij de plaats Masj'aril-Harâm op Moezdalifa passeerde en hij steeg af bij zijn tent op Arafat. Pelgrim: Woeqoef (staan in de woestijnvlakte ‘Arafat’) De negende dag van de bedevaartmaand ‘Zul-Hidjah’, verzamelen alle bedevaartgangers zich in de vlakte van Arafat,. Men noemt het staan en verblijven in die vlakte “Woeqoef”. Dit is eigenlijk het meest essentiële deel van de bedevaart, als men op deze dag niet op Arafat gestaan heeft, is de bedevaart van geen waarde. Hier wordt het feit dat alle mensen gelijk zijn voor God, duidelijk. Men wordt herinnerd aan de Laatste Dag als men de smekende in het wit geklede mensenoceaan in een van hitte trillende woestijnlucht ziet staan.
'Doe de 'waqf' - het staan voor Gods aangezicht - op de plaats die jullie van je vader Ibrahiem hebben geërfd', zei de profeet toen hij en zijn metgezellen op Arafat aankwamen. Na de gebeden, middag- en namiddaggebed, besteeg de profeet zijn kameel en reed naar de Djabal urRahman, de berg van Genade, en daar werden de laatste woorden van de Koran aan de profeet geopenbaard. Daarna verliet de profeet de vlakte van Arafat terwijl zijn kameel geleid werd door Usama ibn Zayd. Tijdens deze gelegenheid zei de profeet: as-sakina, as-sakina, rustig lopen, rustig, er is geen goedheid in haast. De profeet bad het gebed van de zonsondergang en het nachtgebed gezamenlijk op Moezdalifah en bracht daar de nacht door. ‘s Morgens bezocht hij eerst de Masjáral-Haram, en Mina, en gooide met steentjes, die hij had meegebracht van Moezdalifah, naar de symbolische satansstenen op Mina. Op deze plaats werd Ibrahiem, vrede met hem, door de duivel op de proef gesteld. Moslims gooien hier met steentjes naar het kwaad wat van buiten de mens bedreigt en eigenlijk symboliseert het ook de strijd tegen het kwaad in de mens. Pelgrim: Al-Ifadah. Vanaf de vlakte van Arafat verspreiden de pelgrims zich naar Moezdalifah, na zonsondergang.
iv
Daar worden de avond en nachtgebeden (maghrib en Isja) verricht. Men verzamelt tussen de 49 en 70 steentjes om daar de volgende dagen de duivels mee te bekogelen die gesymboliseerd worden door stenen paaltjes. Op Moezdalifah brengt men de nacht door. Pelgrim: Aankomst op Mina. Hier gooit men zeven steentjes naar de grootste duivel, AlAqabah. Daarna kan men offeren naar het voorbeeld van de profeet. Als men de middelen niet heeft om te offeren, is het mogelijk ter plaatse drie dagen te vasten en nog zeven dagen na thuiskomst. Hierna kunnen mannen hun hoofd laten scheren of een paar haarlokken laten afknippen als teken van gewijde staat opheffen. Daarna offerde de profeet zijn dieren, schoor zijn hoofdhaar en verklaarde de bedevaart voleindigd. Pelgrim: Terug naar de Ka’aba in Mekka. Hier verricht men de Tawaf al-ifadah, de omgang(en) van de volledige opheffing van de gewijde staat – ihraam. Daarna gaat men weer terug naar Mina, en brengt daar de nacht door. De volgende dag, de 11de stenigt men de duivels alle drie. De nacht brengt men door in Mina; de 12de dag stenigt men weer de drie duivels; hierna is het mogelijk naar Mekka terug te keren. Door deze symbolische steniging van “duivels” beeldt men de strijd tegen het kwaad uit. De 13de dag van de bedevaartmaand kunnen zij die de periode van Mina willen voleindigen in Mina blijven en nog een keer stenigen, om daarna naar Mekka te gaan. Dit is het einde van de bedevaart. Tawaaf al-Wadaá, de afscheidsomgangen De afscheidstawaaf wordt verricht als men Mekka verlaat. ----------------------
Van pelgrimstocht tot levenshouding Marianne Schulte Kemna Verhaal • • •
in drie bedrijven: de voorbereidingstijd. de tocht; de doorwerking.
De voorbereiding: 'Dat zou ik ook wel willen' zeiden we tegen elkaar, toen 14 jaar geleden een kennis vertelde over een voettocht van Nederland naar Assisi (in Italië; dé plaats waar de heilige Franciscus wordt vereerd). 'We' waren mijn echtgenoot en ik. En, we waren nog maar net getrouwd... 'Dat gaan we doen' zeiden we tegen elkaar, 'maar wij doen het anders dan zij, ....echt helemaal lopen; geen auto achter de hand voor de bagage. Gewoon, de tent en je hele hebben en houden voor de tocht op je rug'. Enthousiast vertelde we ons plan aan een goede vriendin. 'Ik droom er al 20 jaar van om te voet naar Santiago de Compostela te gaan' zei zij. 'Alléén heb ik het niet aangedurfd en een passende wandelmaat heb ik nog niet kunnen vinden....' Diezelfde avond besloten we om met z'n drieën op pad te gaan, naar Santiago de Compostela in Noordwest- Spanje. Waarom is die plaats in het uiterste Westen van Europa zo'n voettocht waard? Wat ik er tóen van wist was, dat daar volgens de overlevering, in 813 de gebeenten van de apostel 'Sant Iago (sint Jacobus) op het 'het sterrenveld' (campo stellae) zijn gevonden. Jacobus de oudere, een van de 12 apostelen van Jezus van Nazareth, bijzondere getuige van Jezus' leven en boodschap. Sinds de wonderbaarlijke vondst van zijn graf in de 9de eeuw, werd de plek een pelgrimsoord. In de Middeleeuwen wordt Santiago één van de drie grote bedevaartsplaatsen van het westerse Christendom (naast Jeruzalem en Rome). Honderdduizenden mannen en vrouwen gingen toen van overal in Europa op weg, twee, drie, vierduizend kilometer ver... en dan weer naar huis... als het hen gegund was. De rijken kwamen per boot of te paard. De grote menigte ging te voet... met slechte schoenen of blootsvoets... De mensen getroosten zich deze enorme moeite om verschillende redenen: uit vrome overgave maar ook uit zin in het avontuur; er viel onderweg geld te verdienen voor wie koopmansgeest had of zich zelf te koop aanbood; sommigen begaven zich op weg omdat zij ertoe waren veroordeeld...: de tocht was zo gevaarlijk dat het nog maar de vraag was of je het overleefde... En de rechtspraak geloofde toen in de louterende werking van zo'n slopende tocht ... Daarnaast waren er pelgrims, die in zekere zin een kerkpolitiek doel nastreefden: zij gingen eer bewijzen aan de heilige, die werd gezien als redder van het christelijke Spanje ... in een tijd waarin de Islam machtiger werd en als bedreiging werd gezien in Spanje en heel West-Europa....
v
Ik kom hier later op terug. Maar misschien is het goed om nu alvast te zeggen dat zulke 'kerkpolitieke' motieven de meeste huidige pelgrims vreemd zijn... De aantrekkingskracht van Santiago de Compostela kent golfbewegingen door de eeuwen heen. In de tweede helft van de twintigste eeuw begint de belangstelling voor de heilige plaats weer gestaag toe te nemen. Nu bezoeken jaarlijks enkele miljoenen mensen Santiago. De meeste komen nu per vliegtuig, touringcar of auto; maar vele duizenden pelgrims komen nog steeds, of weer, te voet... Terug naar ons: Waarom wilden wij richting Santiago... ? Ik was toen het meest onder de indruk van die eeuwenoude, onaflatende stoet van mensen, die ons was voorgegaan, en die heel letterlijk sporen hadden nagelaten: Vrijwel overal waar St. Jacobuskerken de tand des tijds hebben doorstaan, kwam toen de route naar Santiago langs. Een kaart uit 1648 laat een stuk van dat vertakte wegennet zien; alle wegen leidend naar die kleine plaats in Galicië. Het was 1991 en wij wisten dat we ons voornemen pas in 1994 zouden kunnen realiseren. Door 3 maanden sabbatperiode en onbetaald verlof werd het mogelijk. Gecombineerd met de zomervakantie zouden we genoeg tijd hebben om ons doel te bereiken. Van begin af aan realiseerden we ons dat met z'n drieën op tocht gaan een meerwaarde had (hoe meer zielen hoe meer vreugd) maar ook extra uitdagingen betekende... We waren nooit eerder in deze groepsformatie op pad gegaan. en om dan drie en een halve maand op elkaar aangewezen zijn.... Erover praten helpt; en samen oefenen ook: Twee van de drie moesten 'rugzakconditie' op bouwen; 12 tot 14 kilo al in zou je langdurig moeten kunnen dragen, vonden we. 5 of 6 keer gingen we een weekend 'proef' wandelen... We vertrokken bij de huisdeur van onze vriendin in Nijmegen en liepen richting zuiden. Met elk weekend raakten we verder van huis. Waar we eindigden daar pakten we de volgende keer het spoor weer op. Tegen het einde van de voorbereidingstijd waren we gevorderd tot in Marche-en-Famenne in de Belgische Ardennen. Op 15 juni 1994, kwamen we, ondanks de treinstaking in Nederland, daar terug om vanaf nu dóór te lopen naar Santiago. Nog steeds zijn we lichamelijk verschillend fit. Zelf ben ik de uitputting nabij om dat ik het verschrikkelijk druk had gehad tot vrijwel de laatste dag voor ons vertrek. Op de vooravond van ons vertrek redde ik het nog net naar de kapper: mijn schouderlange haar werd gekortwiekt tot stekeltje van ca 2 centimeter. Dat leek me handiger onderweg.... Maar wat heb ik er en last van gehad! Ondanks mijn grote oorringen ben ik telkens als man aangesproken. ... Zelfs in mijn nachthemd ben ik een keer uit het damestoilet van de camping geweerd! 'C' est pour les dames' riepen de onthutste oudere dames uit. Alle drie waren we op onze werkplekken in het pastoraat met de zegen van de geloofsgemeenschap vertrokken. We kregen goede wensen mee en een enkel lichtgewicht cadeautje. Mijn meest veelzijdige cadeau bleek een grote roodwitte zakdoek. Vast geknoopt aan met draagriem was de doek goed voor mijn zweet, mijn tranen, voor verkoeling het verdrijven van vliegen of en het schoonmaken van een wondje. Schoongewassen diende het doekje menige keer als tafelkleedje.
De tocht Na een voorbereiding van drie jaar duurde de tocht zelf drie en halve maand, 105 dagen om precies te zijn, inclusief de rustdagen. Stel je voor: het is half juni, de dagen zijn op z'n langst; het is mooi weer en het wordt alsmaar warmer.... Binnen een paar dagen leren we, dat het wijs is, zo vroeg mogelijk op te staan. Rond halfvijf begint de ochtend te gloren. Binnen een klein uur hebben we een kort ontbijt achter de kiezen en zijn al onze spullen en de twee tenten verstouwd in de drie rugzakken. Al vóór ons vertrek hadden we afgesproken dat we elke ochtend zouden beginnen met een gezamenlijk gebedsmoment.... noem het: ochtendwijding: Een psalm, een stukje uit een ander Bijbelboek, en lied. Voor de tocht zelf hebben we een eigen liedbundel samengesteld; ieder mocht 20 liederen favoriete nummers inbrengen. Voortlopend hebben we de profeet Jeremia 52 hoofdstukken lang aanhoord; zware kost voor onderweg. Toen we al in Spanje liepen, lieten we ons gezeggen door de korte 'epistel van Jacobus', volgens de traditie dezelfde 'Sant Iago' naar wiens gebeenten we onderweg waren... In de loop van de tocht verschuift het moment van onze kleine viering. B.v. naar de eerste open kerk op onze dagroute. In zo'n ruimte met bijzondere akoestiek lijkt het of je een echt koor bent, wanneer je een lied driestemmig zingt. Als zich geen kerkje aandiende koppelden we onze gebedstijd aan ons tweede ontbijt; dan had je al twee of drie uur gelopen.... door prachtige natuur, door een lelijke voorstad, of een verlaten landstreek met uitgestorven dorpjes ... Dan komt de bijbelse taal of het lied over geloof en twijfel anders binnen dan vroeg in de ochtend als je hoofd nog loom is van de slaap..
vi
Wanneer je s' ochtends vroeg op pad gaat is het nog fris, het gras is nat van de dauw; al lopend wennen we aan de rijzende zon en de toenemende warmte; als het meezit bereiken we in de vroege middag ons dagdoel. Maar soms willen we te ver en lopen eigenlijk te lang; een enkele keer verdwalen we en zoeken met kompas dwars door bos en brandnetels naar het pad dat hier volgens de kaart zou moeten lopen. Een paar dagen is het zó heet dat we van schaduw naar schaduw haasten omdat het asfalt onder onze voetzolen brand. We drinken liters water. Op die hete dagen bellen we gewoon bij woonhuizen aan en vragen of we onze waterflessen mogen vullen. Voor het overnachten zoeken we bij voorkeur een camping; maar we komen ook te staan op een weiland bij een boerderij of op het voetbalveld naast het kerkhof, waar een kraantje ons voorziet van drinkwater en helpt aan de hoogst nodige hygiëne. Af en toe hebben de dames behoefte aan de luxe van een echt bed. Dan zoeken we een sobere herberg. Een paar keer komen we langs een klooster of pastorie waar pelgrims - te - voet uitdrukkelijk zijn uitgenodigd, voor één nacht. Vanaf Le Puy kun je kiezen voor een gite d'etappe, een eenvoudig soort jeugdherberg waar je je slaapzak kunt uitrollen en je eigen kostje bereiden. Aan het begin van onze tocht noemden we onszelf nog geen 'pelgrim'. Althans ik niet. We liepen gewoon een oeroude route, die alleen al in cultuurhistorisch opzicht rijk en interessant was. 'Pelgrim' werden we pas onderweg.... • door dag in dag uit te lopen ... Na drie weken ga je beseffen dat dit niet meer 'normaal' is... een vakantietocht zou nu voorbij zijn... Ieder van ons voelt dagelijks de grenzen van haar/zijn lichaam: zere schouders; peesontsteking; voetzolen beurs; een pijnlijk knie- of heupgewricht; huid wond door de rugzak die schuurt over je zwetende rug... En ook met elkaar is de opgetogen stemming inmiddels geweken voor dagelijkse routine, je schuren aan elkaar, proberen te wennen, dat de ander nog meer anders is dan je als wist... Stilte Uitpraten.. weer 'on speaking terms' komen met elkaar...Elkaar verdragen omdat je nou eenmaal samen op weg bent gegaan. Opgave, uitdaging en gelukkig telkens weer cadeau voor elkaar. • Nog meer dan door ons eígen proces werden we pelgrim door mensen langs onze route. Wanneer je te vóet onderweg bent en je draagt in principe al je bezittingen op de rug, dan merk je snel, hoe zeer je bent aangewezen op de hulp van anderen. Als je niet weet of je het linker of het rechter pad moet nemen.... Als je bij de enige winkel in het dorp aankomt een kwartier ná sluitingstijd en je hebt niets meer te eten.... Of als er helemaal geen winkel en geen camping is... Een paar keer zijn we zomaar uitgenodigd ... om even te gaan zitten in de schaduw ... om fruit te kersen of vijgen te plukken... eenmaal leek het of we in het sprookje van luilekkerland of in het paradijs waren beland: onze gastvrouw en gastheer met nog een bevriend echtpaar trakteerden ons in de schaduw van hun weelderige fruitbomen op champagne, koude kip en aardbeien met slagroom. Dagelijks hebben mensen onze flessen met water gevuld. Nooit is ons dat geweigerd. En heel vaak werd de vraag om water aanleiding voor een praatje. Waarvandaan we kwamen? Waarheen we gingen....? Saint Jacques de Compostele ?! In het begin moesten we het nog wel eens uitleggen; maar hoe verder we in Frankrijk vorderden hoe vaker mensen zeiden 'oh, vous etes des pelerins Jullie zijn pelgrims ?!' En als we dan afscheid namen zeiden oudere mensen vaker: 'priez pour nous chez St. Jacques Bid voor ons bij Sint Jacobus ' . Toen we dat de eerste keer hoorden, we hadden België net achter ons gelaten, die eerste keer waren we er verlegen en onthand mee. Alsof de bakkersvrouw, die het ons had gevraagd, ons serieuzer nam dan wij onszelf. Toen we het verzoek om voorspraak te doen bij de Sint Jacobus, de tweede keer kregen, vroeg onze vriendin terug, waarvóór we precies zouden moeten bidden. Ze noteerde plaats en naam van de vrager of vraagster, én de genoemde intentie. In de loop van de tijd kwamen er wel 25 namen en gebedsintenties op dat lijstje. Toen we uiteindelijk in Santiago de Compostela waren aangekomen, en een viering mochten houden in de Crypte van de Kathedraal, op nog geen meter afstand van de schrijn van de heilige, toen hebben we al die namen nog een keer hardop genoemd en ons verbonden met hun gebedsintenties...: 'dat mijn zoon werk vindt'; 'voor ons dorp dat steeds meer ontvolkt'; 'om beterschap'; 'om een goede dood'; 'dat ik mijn kleinkinderen nog mag zien opgroeien'... Ook de weg zélf vormde ons langzaam tot pelgrims: Net als naar Rome, leiden er vele wegen naar Santiago. De belangrijkste staties op onze route waren - kijk maar naar de kaart - na Nijmegen, Marche-en-Famenne, Vezelay; Le Puy en Velay, Saint Jean Pieds de Port (aan de franse kant van de Pyreneeën) via de Pyr.pas Roncesvalles en van daaruit nog 580 kilometer pal naar het westen door het noorden van Spanje ... De kerk van Sint Maria Magdalena in Vezeley en het rotskerkje van de aartsengel Michael in Le Puy zijn al sinds de Middeleeuwen plaatsten van waaruit pelgrims samen optrokken naar de verre bedevaartsplaats. Wie deelneemt aan de pelgrimsmis ontvangt bij de wegzending 'de zegen' (die krijgt het Goede toegezegd: bene dicere) voor inspannende tocht die men op zich neemt. In de Norbertijnenabdij in Conques krijgen we bij de wegzending het evangelie van Lukas in miniatuur aangereikt en een brood voor onderweg... en brood om te delen... Vanaf Le Puy lopen huidige pelgrims nog dezelfde route als hun middeleeuwse voorgangers. Hier en daar zet je je schoenen op kasseien die er al lagen ten tijden van het de Romeinse rijk. De pelgrims gebruikten graag de oude handelsroutes, daar liepen ze met velen en waren zo veiliger voor wilde dieren, boeven of kwaadwillende herbergiers. •
vii
Als moderne pelgrim loop je dus op die oude weg. Je komt de stad binnen door die poort waar miljoenen pelgrims vóór jou doorheen zijn getrokken; je steekt de rivier over dankzij de brug, die een met de pelgrims begane man eeuwen geleden op eigen kosten liet bouwen, zodat de pelgrims niet te prooi zouden vallen aan malafide veerlieden .. In Spanje loop je ook dagen lang ook over zanderige of modderige paden b.v. in de glooiende, kale vlakte van de Meseta..tussen de steden Burgos en Leon .... en als je vóór je kijkt zie je de afdrukken van de schoenzolen van honderden pelgrims die deze dag of de vorige voor je uit liepen... Als vanzelf voel je je lopen in een lange stoet... •
En natuurlijk krijg je ook contacten met medepelgrims; je treft elkaar aan het eind van de wandeldag in de refugio; of je loopt overdag een stuk naast of achter elkaar. Soms deel je ervaringen van de weg, stukjes levensverhaal of andere diepe gedachten.... (Gastenboeken in de refugio's: in die boeken lees je de verhalen van de mensen van 'de weg')
De weg naar Santiago leidt langs tal van heilige plaatsen: plekken met een bijzondere sfeer, waar soms al in voorchristelijke tijd heiligdommen zijn ontstaan. Mensen die er meer van weten zeggen, dat de route verloopt langs lei-leinen, denkbeeldige lijnen waar bijzondere straling uit diepere aardlagen voelbaar is. Dáár ben ik zelf niet gevoelig voor. Maar wel voor de gewijde sfeer, die er in een stil bos kan heersen; voor de verheffing, als je vanuit een heuveltop het laag gelegen landschap overziet. Ook tal van kerkjes en kathedralen staan op zulke bijzonder plekken. Het middeleeuwse dorpje Conques met zijn gave kerk uit van de 10de eeuw is zo'n plek. Alle drie voelden we de verleiding om te blijven in de kleine gastvrije Gemeenschap van de religieuzen... Of neem de pashoogte van O Cebreiro. Van daaruit kan de reiziger, komend uit het dorre, bruine herfstlandschap van de Meseta en Pastorie, uitkijken op het intens groene, kleinschalige landschap van Galicië. Op die pashoogte staat een kleine kapel, toegewijd aan Maria. Als we er komen brandt er een zee van lichtjes, aangestoken met evenzoveel gebedsintenties. Je wordt er stil van. Je gaat er bij zitten. Misschien ga je zelf ook een kaars ontsteken, denkend aan je eigen sores of aan de sores van dierbaren die je al die tijd bij je draagt.... wat er ook door je heengaat ... je bent opgenomen... je bent één van de velen... •
Uiteindelijk naderden we ons doel. Op onze tocht hadden we bijna alle dagen prachtig weer gehad. Maar nu we Santiago naderden viel de regen met bakken uit de lucht. Op de Monte de Gozo, de berg van de vreugde, van waaruit de pelgrim de kerk van Santiago voor het eerst zou kunnen zien, stormt het...en stortbuit striemen gezicht en handen. We zien alleen regengordijnen. Niks vreugde. Nat tot op de draad komen we in reusachtige en toch bedompte refugio, (pelgrimsonderkomen). Omdat het pelgrimsseizoen ten einde gaat (het is 24 september) worden de 15 pelgrims van die dag in twee veel te kleine slaapzalen gepropt... terwijl er plek is voor 2000 pelgrims. De teleurstelling van de natte en weinig gastvrije aankomst wordt de volgende ochtend nog vergroot: De wandelroute naar de binnenstad leidt door industriegebied en langs drukke verkeerswegen die niet op voetgangers berekend zijn. De vrachtwagens scheuren zo vlak langs je heen, dat de zuigkracht van hun tempo je haast meetrekt. Het is nog steeds aan het regenen, en binnen de kortste keren zijn we weer doornat. Als we uiteindelijk bij de kathedraal uitkomen, worden we, tot onze grote verrassing opgewacht: drie Spaanse medepelgrims komen ons tegemoet...ze applaudisseren uitbundig en omhelzen ons als vertrouwde familieleden...Onderweg hadden we een paar keer met die jonge kerels gepraat en gedonderjaagd. Toen waren ze ons voorbijgestreefd en waren al drie dagen voor ons aangekomen. (Voor hen was de tocht óók een sportieve uitdaging: in zo min mogelijke dagen die 580 km van Roncesvalles naar Santiago afleggen). Hun broederlijke welkom deed mij veel goed. Zíj deden me aankomen. De andere gebeurtenissen van deze zondagmorgen gleden wat langs me heen, als of het te veel was om te bevatten. Bij het pelgrimsbureau zijn we nummer 15 tot 17 van die ochtend. We krijgen ons 'compostellanum'; een officieel 'bewijsstuk' voor de volbrachte tocht... Daarvoor hadden we het niet gedaan. Toch hebben we alle drie het document bewaard tot op heden.... Toen was het tijd voor de pelgrimsmis. Door de enorme barokke gevel komen we in een bomvolle kerk die tot mijn vreugde meer Romaanse dan barokke trekken vertoont. Tussen de deuren naar de kerk lopen we tegen een prachtig bewerkte marmoren zuil aan. Mensen staan ervoor in de rij. Dicht bij de zuil gekomen herken ik koning David, die verstrengeld zit in de takken van de boom van Isai/Jesse. De mensen vóór mij leggen hun hand in het uitgesleten wortelwerk van deze boom, die verwijst naar de stamboom van David en Jezus. Haast automatisch maak ik hetzelfde gebaar ... en als een donderslag bij heldere hemel schiet door me heen: hiervoor ben ik gegaan... het gebaar overkomt me ...directer dan woorden ... Even neem ik míjn plek waar in die generaties lange stoet van gelovige zoekers en zoekende gelovigen; ondanks mijn weerzin tegen en mijn moeite met de patriarchale kanten van de joodse en de christelijke godsdienst wil ik weten van die oeroude stamboom; ik wil mij invoegen in deze de geloofstraditie ondanks alle mitsen en maren, ondanks licht en schaduw in beide godsdiensten, ondanks de spanning
viii
tussen mijn individualiteit en de collectieve stroom van joodse en christelijke tradities. Ik wil me invoegen, zonder mezelf te verliezen... De mis is net begonnen ... maar voor mezelf is het kostbaarste van die dag gebeurd. De pelgrims die sinds de vorige middag zijn aangekomen worden bij het welkomstwoord apart begroet; er wordt bijgezegd van waaruit mensen zijn komen lopen. Applaus vult de kerk. De eucharistieviering voltrekt zich volgens de feestelijke routine van de pelgrimsmis. Spectaculair moment op zondag... als het enorme wierookvat, de butafoemeiro, door het priesterkoor wordt gezwaaid. 6 volwassen mannen houden het enorme reukvat in bedrang. Na de viering begroeten we medepelgrims; het wordt een reünie en een feest der herkenning ... maar het is te veel .. te veel indrukken... te veel mensen... we zoeken ons pelgrimsonderkomen op...en komen terecht in een voormalig priesterseminarie. Als de deur naar de slaapzaal open gaat moeten we alle drie slikken: een zaal met wel honderd bedden... Met de spullen van wel 97 andere pelgrims... Omdat onze vriendin al binnen twee dagen alleen terug zou gaan naar Nederland is er haast geboden als we onze éigen viering, ter afsluiting van de tocht, nog willen organiseren. Waar vinden we een geschikte plek in de drukke stad, een kapel of zijaltaar...of bovenzaal. Met die vraag gaan we de volgende dag naar de chefkoster van de kathedraal. 'Als je een even wacht, mogen jullie wel in de crypte'. Pas als hij het hekwerk voor de schrijn van SantIago voor ons opent, geloven we wat ons hier overkomt: Voor onze eenvoudige gebedsdienst mogen we in het heilige der heiligen. Zolang we willen. Stil zijn, zingen en bidden.... We doen wat we met elkaar kunnen. Dankbaar dat we het samen hebben volbracht; maar ook wond en moe. Het Evangelie van de Emmaüsgangers tilt ons uit boven onszelf. En het brood dat we met elkaar delen is een voorproef op later herstelde vriendschap. Eén lied is nieuw in ons repertoire: een van ons heeft zo onze tocht samengevat Toen we na anderhalf uur klaar waren, stond er een Spaanstalige vrouw bij het hekwerk. In tranen. Ze had ons gehoord; en zonder onze taal te verstaan had zij begrepen en meegevierd. Of wij ons brood ook met haar wilden delen?... Ook zij ging van hieruit naar huis, naar Nicaragua.' We delen, we omhelzen elkaar onder tranen.... en we gaan ieder ons weegs.
Het derde bedrijf: de doorwerking • In september was het 10 jaar geleden dat we Santiago bereikten. Sinds die tocht hou ik er niet meer van 'gewoon' wandelen. Dat wil zeggen rondjes te lopen. Terug komen bij je vertrekpunt. Ik loop het liefst, met of zonder rugzak, van A naar B. De ervaring, hoe weinig spullen je echt nodig hebt dagen of ook weken lang, is mij dierbaar geworden. Een contrastervaring met mijn dagelijks leven waarin materiele dingen en zeker comfort, zo vanzelfsprekend aanwezig zijn. Als boerendochter ben ik opgegroeid gehecht aan de boerderij, de grond, vaste plek voor generaties. Waar ik ben probeer ik om te aarden; om wortel te schieten, zodat ik me thuis kan voelen. De houding van het pelgrim-zijn staat daar haaks op: elke keer weer opbreken, verder trekken, mensen leren kennen en weer achter laten ....je afhankelijk weten...Gastvrijheid aanvaarden terwijl je niets terug kunt doen... Alleen dankbaar ontvangen. Ik ervaar het als een heilzaam contrast met de aard die mij als het ware op het lijf geschreven is. •
•
Mijn levens- en geloofshouding is sindsdien verder ontwikkeld. De gewaarwording 'ik wil mij invoegen' is gebleven en vraagt dagelijks om concretisering en nuancering wanneer ik als werkster in dienst van de kerk worstel met wat voor mij (on-)heilig is.
Op onze tocht naar S. heb ik ondervonden dat het (samen) onderweg zijn belangrijker is en rijker dan het halen van het doel. Tegelijkertijd kleurt het bijzondere doel, die heilige plaats, de wijze hoe je onderweg bent. Wanneer ik 'zomaar' zonder doel rondwandel ben ik minder opmerkzaam dan wanneer ik wandel in het besef tentbewoonster, gast op aarde, pelgrim te zijn... met een doel in de verte... Zo zijn we intussen ook te voet naar Assisi en Rome gelopen. Vijf zomers lang in het voetspoor van Sigeric van Canterbury (10e eeuw). En volgend jaar hopen we een tocht te maken van Oslo naar Trondheim, Een weg die verbonden wordt met de heilige Olaf. •
Toch is er ook iets raars met dat doel: drie jaar en drie en een halve maand waren we gericht op Jacobus van het Sterreveld... Maar eerlijk gezegd heb ik in al die tijd niet veel gekregen met die Heilige. In tegendeel zelfs: het beeld van de Morendoder (Matamoros) dat je in Noord Spanje herhaaldelijk tegenkomt, wekte mijn weerzin. Intussen zijn, misschien onder druk van de huidige spanningen tussen Christenen en moslims in Spanje en elders in Europa, intussen zijn de meest gruwelijke afbeeldingen van deze 'Schutspatroon van de (on-)heilige oorlog' verwijderd.
ix
Ook wat er verder over de Heilige bekend is, spreekt weinig tot mijn verbeelding: mijn held, voorbeeld of inspirator is Jacobus niet geworden. In die zin was de tocht door Noord Spanje een confrontatie met duistere rafelranden van de christelijke en islamitische godsdienstgeschiedenis. Tot op de dag van vandaag lopen in die geschiedenis licht en schaduw door elkaar: strijd voor rechtvaardige verhoudingen tussen mensen, groepen en volken gebeurt terwijl er tegelijkertijd, in naam van kerk en geloof verschillen worden uitvergroot; of andersdenkenden en andersgelovenden worden veroordeeld of uitgesloten. In die zin is de weg naar Santiago van alle tijden. Spiegel voor de pelgrim die de weg gaat. Vindplaats van versteende, stille getuigen en confrontatie met een geschakeerde en schrijnende geschiedenis ...die door blijft gaan... ----------------
Vrouwen Onderweg Ineke Albers Je zou misschien verwachten dat de verhalen van twee vrouwen, van wie de een op weg gaat naar de ‘morendoder’ Santiago, en de ander naar het islamitische ‘centrum van de wereld’ Mekka, in volledig tegengestelde richtingen zouden voeren. Maar hoewel de pelgrimage van Marianne haar naar het zuidwesten voerde en die van Farida naar het zuidoosten was gericht, blijkt uit hun verhalen eens temeer dat de pelgrimage een universeel menselijk ritueel is. Voor Farida is het verblijf op de heilige plaatsen het belangrijkste aspect van de bedevaart, Marianne daarentegen geeft het onderweg-zijn veel meer nadruk. Toch lijken hun ervaringen niet zo heel veel van elkaar te verschillen. Beiden besteden aandacht aan de noodzaak van een goede voorbereiding. Bij die voorbereiding speelt onthechting een belangrijke rol. Wie op pelgrimage gaat moet de dagelijkse beslommeringen achter zich laten. Pelgrims die tijdens de Hadj naar Mekka gaan, doen dat dan ook niet in hun dagelijkse kleding, maar in uiterst eenvoudige witte kleding. Marianne en haar tochtgenoten oefenden tussen 1991 en 1994 om voldoende conditie op te doen, en werden tenslotte in juni 1994 door de geloofsgemeenschappen waarvoor ze werkten met de zegen op pad gestuurd. Maar dan nog… Eenmaal in Mekka moet de pelgrim zich verder onthechten en reinigen naarmate zij de Ka’aba dichter nadert, en Marianne zegt: ‘Pelgrim werden we pas onderweg, door dag in dag uit te lopen […] en door de mensen langs onze route’. Beiden zijn zich ook bewust van de lange traditie waarin ze staan tijdens hun pelgrimage. Farida: ‘Je gedachten gaan terug in de tijd naar Abraham, die ook in dit landschap reisde’. Marianne: ‘Je komt de stad binnen door die poort waar miljoenen pelgrims vóór jou doorheen zijn getrokken; je steekt de rivier over dankzij een brug, die een met de pelgrims begane man eeuwen geleden op eigen kosten liet bouwen […]’. Tenslotte melden beiden de ascetische aspecten van een pelgrimstocht. Farida vertelt over de grote drukte in Mekka, de hitte en de oncomfortabele omstandigheden die een groot beroep doen op het geduld en het uithoudingsvermogen. Het is de kunst niet geïrriteerd te raken door de mensen om je heen: de pelgrimage naar Mekka is zo ook een oefening in het loslaten van het ego. Voor Marianne kwamen de grote massa’s (en de daarbij horende irritaties) pas aan het eind van de tocht, maar haar reisgenoten en zij moesten leren rekening te houden met elkaars onvermogen en tekortkomingen, en ook dat veroorzaakte veel irritatie. ‘We hadden elkaar veel te vergeven’, zegt ze wanneer ze over de laatste gezamenlijke viering in de kathedraal van Santiago vertelt. Het iedere dag lopen met een zware rugzak levert bovendien veel lichamelijk ongemak op in de vorm van kwaaltjes en pijntjes. De tocht naar Santiago is niet minder een oefening in het loslaten van het ego dan die naar Mekka. Tenslotte vielen me in het verhaal van Farida nog een aantal frappante overeenkomsten op met de christelijke pelgrimages die ik zelf meemaakte, met name op het terrein van de rituele handelingen. Farida heeft het gevoel dat ze ‘thuiskomt’ wanneer ze in Mekka aankomt en dat ze daar haar ‘accu op kan laden’. Dat zijn uitspraken die ik vele malen heb gehoord uit de mond van christelijke pelgrims in bijvoorbeeld Kevelaer en Lourdes. Farida: ‘De bedevaart is een reis die een gebed is’. Christelijke pelgrims noemen hun pelgrimage vaak ‘bidden met de voeten’, ook al reizen ze, evenals de pelgrims die naar Mekka gaan, meestal niet meer te voet naar het heiligdom. Het ‘rituele lopen’ lijkt daarentegen, zowel in Mekka als in christelijke bedevaartplaatsen, een centrale plaats in te nemen. De zeven ommegangen om de Ka’aba en het heen en weer lopen tussen de heuvels Safwa en Marwa (de Sâ’i) vertonen overeenkomsten met de processies en de gang langs de kruiswegstaties die deel uitmaken van vrijwel iedere christelijke bedevaart. De pelgrim in Mekka kust de Zwarte Steen, de christelijke pelgrim kust de reliek(houder) van de heilige, de afbeelding van Maria, of de rotswand in Lourdes. Tenslotte: zelfs in de moderniseringen lijkt men dezelfde maatregelen te treffen: in sommige christelijke bedevaartplaatsen is de kruisweg overdekt zodat men beschermd is tegen de elementen; in Mekka blijkt de Sâ’i sinds enige tijd overdekt te zijn. Eén aspect komt uit de verhalen van beide vrouwen sterk naar voren: een pelgrimage doet een mens goed! IWFT Vrouwennetwerk Theologie
x