Lezing over "Stap voor Stap" van Joep Wanders Gegeven in oktober 1995 bij het RIM te Utrecht
Inleiding Alvorens ik een toelichting zal geven op de bundels "Stap voor Stap" wil ik eerst graag een stukje voorgeschiedenis schetsen. Een stukje voorgeschiedenis die het hoe en waarom verklaren van het ontstaan van deze methode. Tijdens mijn middelbare schoolperiode werd mij duidelijk dat ik een conservatoriumopleiding wilde gaan volgen. Dat klinkt zo makkelijk maar als je dan verder gaat informeren blijkt men zich er bijna geen voorstelling van kunt maken wat zo'n opleiding nu feitelijk inhoudt. Zo zijn er b.v. de theoretische vakken en was er tevens een toelatingsexamen zowel theoretisch als praktisch aan verbonden. Ik had toch al een aantal jaren gitaarles maar van theorie, solfège e.d. had ik nog maar weinig kaas gegeten. Ik besloot dus naast mijn gitaarles ook theorieles te nemen. Ik had n.l. nog 1 jaar de tijd alvorens ik mijn middelbare school zou afsluiten en toelatingsexamen kon doen aan het Amsterdams Conservatorium. Toen ik op het conservatorium studeerde viel het mij op dat de meeste studenten met hun specifieke instrumentale vaardigheden doorgaans verder waren dan met hun innerlijke gehoorsbeleving. Instrumentaal technisch gezien was men in het algemeen veel verder dan wat men in relatie tot het gehoor zou kunnen verwachten. Een praktijkvoorbeeld van wat er kan gebeuren als zich zoiets voordoet heb ik eens meegemaakt tijdens mijn middelbare school tijd. Een klasgenoot die ook klassiek gitaar speelde vertolkte tijdens een presentatie de Bourree van Bach. Het eerste deeltje startte hij echter 1 positie te hoog en dat bleef hij volhouden tot het eerste herhalingsteken niet in het minst gealarmeerd door wat hij hoorde ……of niet hoorde. Dit is misschien een extreem voorbeeld van iemand die technisch op een redelijk peil stond, best handig was, maar duidelijk het gehoor er niet bij had ingeschakeld. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik beweer dat historisch gezien in de gitaarles de nadruk wordt gelegd op zo snel mogelijk een stukje te kunnen spelen. Natuurlijk is het belangrijk dat de leerling deze vaardigheid verwerft maar deze ontwikkeling stopt veelal niet zodat na vele jaren de situatie niet meer in balans verkeert. Een functionele achterstand op het gebied van theorie en ontwikkeling van het gehoor is een feit. Kent u ook niet die leerling die na een aantal jaren les een noot C alleen nog weet te benoemen als vinger 1 op snaar 2?
Gitaarspelen lijkt soms een serie bewegingen van vingers waar klaarblijkelijk een frequentie aan verbonden is! Met andere woorden, de gemiddelde gitaarleerling is onvoorstelbaar bezig met de motoriek en amper met het feit dat muziek er is om naar te luisteren. In de veel gitaarmethoden wordt aan de integratie van technische vaardigheden in relatie met gehoorsontwikkeling weinig tot niets gedaan. -Schuilt daarin misschien niet één van de redenen waarom veel gitaristen het zo moeilijk vinden om in positie te spelen? -Schuilt daarin misschien ook niet één van de redenen waarom veel “klassieke” gitaristen het zo moeilijk vinden om te improviseren, het los kunnen komen van de noten of zoals het ook wel populair wordt uitgedrukt “op je gehoor spelen”? -Schuilt daarin misschien niet tevens één van de factoren waarom gitaristen het überhaupt moeilijk hebben met van blad spelen?
De jonge gitaarleerling Sinds een aantal jaren mogen wij ons in het gitaarvakgebied verheugen op een toenemende belangstelling van jonge kinderen. Mede door het feit dat de instrumentenbouwers de gitaren gevarieerd in mensuur aanbieden zien we grote groepen kinderen ieder jaar weer aan de start verschijnen. Een heugelijke tendens die zich nog uit zal breiden daar de kinderen steeds jonger aan hun gitaarles willen beginnen. Veelal hebben de kinderen op de muziekschool 1 of 2 jaren AMV gehad. Ik weet dat er collega’s zijn die beweren dat het geen enkel verschil voor ze maakt of het kind nu wel of geen AMV heeft gehad. Is dat nu werkelijk zo? Afgezien van het feit dat ik het tamelijk denigrerend vind t.o.v. de AMV-docenten kan ik het me ook niet voorstellen. In zo’n geval wordt m.i. de overgang van AMV naar de instrumentale les niet naar behoren gemaakt. Het zou een gemiste kans zijn om de verworven vaardigheden van AMV, hoe simpel die misschien ook lijken, niet te verwerken in de start van de eerste gitaarlessen. Het geeft het kind stimulans en de docent een prima startpositie om van daaruit verder te werken. We moeten ons realiseren hoe belangrijk het is om met deze groep jonge kinderen zorgvuldig om te gaan. Ten eerste zijn kinderen van deze leeftijd nog bereid om van alles aan te nemen. Het geeft je als docent alle ruimte je verhaal kwijt te kunnen. Ten tweede kun je deze groep voor je innemen door boeiend onderwijs te leveren die aansluit bij de belevingswereld van het kind. Het schept mogelijkheden om een degelijke basis te leggen, iets wat bij leerlingen van 14 jaar en ouder vaak veel moeilijker ligt. Natuurlijk moet je als docent soms letterlijk door de knieën gaan maar als je bereid bent het woord resultaat een andere betekenis te geven zal het rendement op termijn aanzienlijk zijn.
Een terugblik Toen jaren geleden de tendens kwam dat jonge gitaarleerlingen een substantiële groep van naar het lijkt een blijvende betekenis ging vormen ontstonden er twee belangrijke vragen: 1 Hoe ontwikkelt de instrumentbouw? 2 Hoe ontwikkelt zich het didactisch materiaal? Ik wil mij in deze lezing op het tweede punt richten en in het bijzonder mijn bundels “Stap voor Stap” bestaande uit twee delen, gericht op de jonge gitarist vanaf acht jaar. Iedere zichzelf respecterende docent zal tot de conclusie zijn gekomen dat deze groep leerlingen een zeer specifieke aanpak vereist. Toen ik aan Stap voor Stap daadwerkelijk begon te schrijven waren er een aantal jaren vooraf gegaan aan experimenteren en redeneren. Jaren van vallen en opstaan die uiteindelijk hebben geresulteerd in ruim 120 pagina’s. Hoe gaat zo’n proces in zijn werk? Allereerst probeerde ik zoveel mogelijk vanuit een breed raamwerk te werken. Zo’n raamwerk bestaat uit een aantal criteria waaraan het boekwerk moest voldoen. Het raamwerk zag er in grote lijnen als volgt uit: 1-De lay-out moet ruim en overzichtelijk zijn en kinderen aanspreken 2-Het boek moet ook in een groepsles, zelfs een grote groepsles te gebruiken zijn. 3-Het moet afwijken van het traditionele, zoveel mogelijk stukjes kunnen spelen zonder begrip. 4-Het theoretisch aspect moet hand in hand oplopen met de praktische situatie. Een leerling koopt er niets voor om veel te kunnen spelen en weinig te begrijpen en omgekeerd. Hiermee wordt de titel Stap voor Stap in feite verklaard. 5-Het moet kinderen aansporen tot actief meewerken en meedenken. In het verlengde hiervan wordt het creatieve element, hoe simpel soms ook, ontwikkeld, vandaar de subtitel “doe en speelmethode”. 6-Het boek moet goed aansluiten op de AMV periode van de kinderen maar leerlingen die geen AMV hebben gedaan niet uitsluiten.
Na het construeren van het raamwerk begint de invulling van alle aspecten.
De Praktijk Bij kinderen is de actieve factor van groot belang. Stilzitten en lange tijd luisteren is, zeker voor het hedendaagse kind, moeilijk op te brengen. Hoewel je als docent er niet aan ontkomt informatie verbaal over te moeten brengen ben ik een voorstander van aanschouwelijk onderwijs. Dit betekent voor mij; de docent doet eerst iets voor en de leerling probeert het daarna zelf. Dit steeds in kleine opdrachten zodat het geheel overzichtelijk en te begrijpen blijft. Dit kunnen b.v. wisselslagoefeningen zijn of ritmische frasen naspelen. In feite ben ik in het eerste jaar op les bezig het studeren aan te leren. De les wordt afgerond met een opdracht uit het boek. Ook deze opdracht wordt eerst voorgedaan, vaak stukje voor stukje op het bord geïntroduceerd. Je hebt als voordeel dat in een groepsles “de neuzen dezelfde kant uitstaan”. Ook voorkom je dat leerlingen al verder zijn dan de rest, je houdt het centraal. De interactie tussen docent en leerlingen is onontbeerlijk. Dit is één van de redenen dat ik in het boek niet direct met noten lezen begin maar met snaar-aanduidingen. Snaar-aanduidingen zijn snel uitgelegd en wordt in de regel goed en snel begrepen door leerlingen. Noten lezen werkt in de beginfase altijd wat belemmerend. Een stukje zoals de Blues op blz 11 kan ook snel in een grote groep gespeeld worden, wat het groepsgebeuren kan stimuleren. Grote aandacht besteed ik aan de rechterhandtechniek mede omdat ik in de praktijk zie dat die problematiek een ondergeschoven kindje lijkt te zijn. Wellicht herken je deze situatie: de leerling maakt een fout en kijkt bijna altijd naar de linkerhand, terwijl rechts gewoon de verkeerde snaar wordt aangeslagen. Maat en ritme Ieder docent zal kunnen beamen hoe moeilijk dit onderdeel ligt. Ik heb dan ook een belangrijk bestanddeel van de bundels gebruikt om deze materie grondig te bespreken. Jonge kinderen, 7 of 8 jaar, hebben vaak nog geen breuken geleerd. Een kwart of een halve zegt ze vaak nog niets. D.m.v. cirkels wordt het visueel gemaakt, je kunt dat zien op blz. 13, om vervolgens met de hulp van bekende volks- of kinderliedjes het onderdeel maat en ritme praktisch te laten beleven. Dan volgt weer het moment van terugkoppelen. Het lezen is één factor, het zelf noten en ritme laten schrijven door de leerling is een aspect wat ik al in een pril stadium start. Vervolgens een auditief moment inbouwen en de leerling een voorgespeeld ritme laten noteren is iets wat ik iedere collega kan aanbevelen. Na enige training gaat het onderwerp maat en ritme zo veel meer leven bij de leerling. Het onderwerp maat en ritme heeft zo naar meerder kanten gewerkt: Visueel naar auditie en omgekeerd auditief naar visueel.
Notenschrift Ik vertel hier vaak het volgende verhaal bij: Op school leer je lezen maar stel je voor dat ze waren vergeten om je te leren schrijven, of je dat je niet kunt horen of luisteren. Je zou tegen allerlei moeilijkheden aanlopen. Stel je voor, je hebt een liedje gemaakt en een vriendje dat toevallig ook een instrument speelt wil dat ook kunnen spelen. Maar………hij woont in Australië. Je kunt natuurlijk het vliegtuig pakken en het even aan hem voorspelen maar dat is omslachtig. Je kunt het ook op een bandje opnemen en hem vragen het op het gehoor na te spelen. Hij kan, afhankelijk van zijn gehoor, een eind komen. Maar als je wilt dat hij je liedje precies kunt spelen kun je het natuurlijk ook opschrijven. De introductie van het notenschrift gebeurt uiteraard geleidelijk en koppel ik weer aan een schrijfopdracht. Lezen van zwarte en witte spikkels, zoals ik noten wel eens noem, is één factor als je het onderwerp weer terugkoppelt en de leerling deze zwarte en witte spikkels zelf laat noteren zie je ook weer dat het onderdeel notenschrift veel meer bij ze gaat leven. In het verlengde hiervan behandel ik op blz. 19 een eerste gehoorsoefening op toon. De tonen die gespeeld worden, de losse g-, b- en e-snaar, moeten de leerlingen op naam (letter dus) benoemen en op de stipjes invullen. Toonhoogten zijn nu op drie verschillende manieren verwerkt: 1-als snaaraanduiding, zeg maar de plaats waar de toon op de gitaar gespeeld wordt. 2-het notenschrift, de plaats van de toon op de notenbalk. 3-op naam, auditief verwerkt en visueel gemaakt door de naam te laten schrijven in letters. Na enige tijd wordt de linkerhand geïntroduceerd. De zgn. gegrepen tonen komen in beeld. “Mieke hou je vast”op blz. 25 is weer geschreven in snaaraanduiding. Hiervoor is bewust gekozen om de leerling een snel speelresultaat te geven. Ook hier wordt de lijn gevolgd om speelresultaat en theorie stap voor stap met elkaar te laten oplopen. De leerling wordt bewust gemaakt van korte en lange tonen in combinatie met dit liedje. Linkerhandtechnisch wordt alleen de 2e vinger gebruikt. Hier is voor gekozen om de duim van de linkerhand een belangrijke functie toe te kennen. Er wordt uitgegaan van de positie duim in het midden van de hals achter de 2e vinger. Waarom dat vanwege een optimale krachtsverdeling in de linkerhand moet gebeuren kun je de leerling demonstreren door met je vingers te knippen. Je kunt met de duim-middelvinger een knippend geluid maken en daarna hetzelfde proberen te bereiken met b.v. duim-wijsvinger. Hierna kan de toon A op de 3e snaar in het notenschrift behandeld worden. Op blz. 28 wordt het liedje “Daar was laatst een meisje loos” behandeld. In sommige delen van ons land is dit ook bekend als een St. Maartenliedje “11 November is de dag”.
Wederom worden snaaraanduidingen gebruikt. Het ritmepatroon wordt hier gedetailleerder uitgewerkt door de leerling. Met enige coaching van de docent zal blijken dat de meeste leerlingen hiertoe in staat zullen zijn. Belangrijk is dat de leerling geactiveerd wordt mee te denken i.p.v. het voorgeschoteld te krijgen. Een van de actieve elementen in ritmisch opzicht is maatstrepen laten zetten die opzettelijk zijn weggelaten in het notenbeeld. Ook zo wordt weer van een andere kant het licht op dit onderwerp geschenen. Dit kan de docent m.i. niet genoeg laten doen. Als de leerling roept dat hij of zij dit makkelijk vindt en het resultaat geeft daar ook blijk van ben je op de goede weg. Het bewustwordingsproces wordt verder versterkt. Op blz. 37 wordt het liedje “Sur le Pont”aangeboden in snaaraanduiding en kan daarna in noten worden genoteerd. Ritmisch gezien wordt nog de helpende hand geboden. Inmiddels zijn uiteraard de gegrepen tonen in het notenschrift die hiervoor nodig zijn aangeboden en verwerkt. De gegrepen tonen op de b- en e-snaar worden ook weer auditief verwerkt en op naam benoemd. Dit is iets wat bij ieder nieuw onderdeel steevast in elkaar grijpt: Spelen op snaaraanduiding – schrijven van noten -auditief - terug naar notenschrift Achtste noten worden weer gevisualiseerd d.m.v. cirkels. Stel de leerling eens de vraag waarom het nu achtsten heten en niet b.v. zevenden. Je controleert onmiddellijk of het aangebodene ook echt begrepen is. Op blz. 39 worden weer ritmische zinnetjes gezocht bij bekende kinderliedjes. De kinderen ervaren dit als een spelletje of een kwis. OP blz. 48 en 49 wordt een begin gemaakt met het uitzoeken en op het gehoor spelen van liedjes. Daarna wordt een voorzichtig begin gemaakt met het opschrijven. Dit alles gebeurt nog op bescheiden wijze en wordt op een speelse manier aangeboden. Tussen alle fasen die ik hiervoor geschetst heb worden ook uitgeschreven stukjes aangeboden om alle technische verworvenheden te trainen. Improvisatie Na een paar stukjes te hebben gespeeld die het blueskarakter bezitten is het tijd om d.m.v. improvisatie wat los te komen van noten. Uiteraard is er sprake van een “geleide “ improvisatie, d.w.z. er worden bepaalde spelregels afgesproken. Toch kan het een aardige graadmeter zijn hoe de leerling zich technisch, ritmisch en muzikaal heeft ontwikkeld.
Stemmen Het zal herkenbaar klinken, in de praktijk zal de docent de gitaren stemmen. Dit alleen al om praktische redenen want de leerling doet er vaak lang over om zijn gitaar te stemmen en de lessen zijn in tijd vaak al zo kort. Toch is het raadzaam om, al is het b.v. projectmatig, het stemverhaal te behandelen. Het is immers een prima gehoorsoefening. Er zijn altijd perioden waarin zo’n stemproject een heel zinvolle invulling van de les kan zijn (b.v. weken van schoolreisjes, werkweken, het wordt mooi weer vlak voor de zomervakantie – traditioneel perioden waarin de leerling thuis minder studeert) Liedjeslijst Achterin het boek is een liedjeslijst opgenomen. De bedoeling hiervan is de leerling voor hem of haar bekende liedjes zoveel mogelijk zelfstandig te laten uitzoeken en op te schrijven. Zorgvuldig coachen is bij dit onderdeel natuurlijk van belang. Het makkelijkst voor de docent en de leerling is om met dit idee niets te doen. Maar als je daartoe besluit laat je een unieke kans liggen om al het verworvene in de praktij te testen en spel, theorie en auditieve vaardigheden met elkaar te verweven. Let wel, er zullen altijd leerlingen zijn die dit in eerste instantie niet zal aanspreken. Je moet er immers moeite voor doen en dat is zeker gezien de tijdgeest waarin deze kinderen opgroeien veel simpeler om het een en ander voor te schotelen c.q. voorgeschoteld te krijgen. Laat je daardoor niet ontmoedigen maar probeer de leerling met zorgvuldig coachen te stimuleren om zijn of haar mogelijkheden te vergroten en optimaal te ontwikkelen. De ene leerling zal meer hulp nodig hebben dan de andere maar na enige tijd worden ze er steeds handiger in. Niet alle liedjes uit de lijst zullen bekend zijn of leuk gevonden worden. Het is slechts bedoeld als opstapje. De lijst kan worden uitgebreid met andere of recentere nummers uit de Top 40 of een film. Jonge kinderen zijn overigens vaak nog niet zo hitgevoelig hoewel dit ook in ontwikkeling is. Probeer nummers altijd te selecteren op haalbaarheid zodat de leerling de taak redelijkerwijs kan volbrengen. Spreekbeurttips Hoe vaak heb ik het niet gehoord van leerlingen: “ik ga een spreekbeurt houden op school over de gitaar maar ik weet er niet genoeg van”. Ik heb daarom besloten om vijf spreekbeurttips in het boek te verwerken. De reguliere boeken zijn vaak te ingewikkeld of er wordt simpelweg te veel informatie aangeboden waardoor het voor de jonge leerling moeilijk wordt om een compacte spreekbeurt te ontwerpen. De spreekbeurttips kunnen de leerling op het juist spoor zetten. Ze kunnen de gitaar mee naar school nemen en er eventueel wat op spelen. Een goed cijfer is bijna gegarandeerd. De leerling is blij en de gitaar heeft even centraal gestaan in het regulier onderwijs. De wervende functie hiervan blijkt ieder jaar weer als ik daardoor weer nieuwe leerlingen krijg.
Tot slot Het zal om begrijpelijke redenen duidelijk zijn dat het raadzaam is om aan jonge kinderen niet teveel huiswerk mee te geven. Dit is wat anders dan geen eisen stellen. Er mag best wat gevraagd worden van jonge leerlingen. Ze moeten het besef worden bijgebracht dat ze bij voorkeur iedere dag tijd moeten besteden aan het oefenen met hun instrument. Alleen niet te lang, de spanningsboog is nog te kort om. b.v. een half uur per dag te oefenen. Dat moet geleidelijk worden opgebouwd en ook besproken op de les. Uiteraard moet men niet alleen de lengte van de studietijd bespreken. Ook de manier waarop er het beste kan worden gestudeerd is iets wat niet onbesproken mag blijven. (zie ook addendum over “Bloknoot”) Ook zullen we ons ook moeten realiseren dat de gitaarles voor veel leerlingen een “bijproduct” is van de vele activiteiten die zij in hun nog jonge leven te verwerken krijgen. Deze realiteitszin noopt tot schipperen in het aanbod wat je meegeeft als gitaardocent. Beter minder materiaal goed gestudeerd als veel materiaal helemaal niet, pleeg ik te zeggen. Daarom zijn de segmenten die ik hier in het kader van “Stap voor Stap” heb besproken heel goed te verwerken in de les, zeker ook in een grote groepsles. Gebruik vooral de gehoors- en schrijfoefeningen en gebruik dat stelselmatig over één of zelfs meerdere jaren. Slechts dan zal het routine worden bij de leerling en zal gehoor, theorie en instrumentale vaardigheid met elkaar verweven zijn. Uiteraard zal de docent het progressieve karakter van deze materie moeten blijven ontwikkelen Als je als docent denkt dat bepaalde onderwerpen gepasseerd zijn kom je na verloop van tijd voor een verrassing te staan; “noot C……..was dat niet vinger 1 op snaar 2? Het geldt ook hierbij; lesgeven bestaat voor een groot deel uit herhalen van dingen die leerlingen allang zouden moeten weten. Mede gezien de tijd heb ik nu alleen gelegenheid gehad om deel 1 toe te lichten. Uiteraard kun je dezelfde lijn terugvinden in deel 2. “Stap voor Stap” geeft je de garantie dat, als je er goed mee omgaat, je de leerlingen een brede muzikale opleiding kan geven. Gebruik het als leidraad maar gebruik allerlei materiaal ernaast. Ik hoop in elk geval dat het stof tot nadenken geeft en een opstap naar nieuwe creatieve ideeën.
Addendum Stap voor Stap van Sint naar Kerst Toen “Stap voor stap “deel 1 en 2 een aantal jaren in de prakrijk hun waarde hadden bewezen heb ik nog een addendum geschreven “Stap voor Stap van Sint naar Kerst”. Vaak is december een maand waarin de leerlingen wat afgeleid zijn door de drukke feestdagen. Vaak zijn deze dagen, die soms ook spanning oproepen bij de jonge leerlingen, een periode waar je als docent even een pas op de plaats moet maken en geen nieuwe ingewikkelde dingen moet bespreken. De bekende Sint- en Kerstliedjes willen ze in de regel allemaal graag spelen. Maar door hun prille start zijn vele noten nog niet bekend. Door de snaarnotatie zijn de liedjes wel bereikbaar geworden en de liedjes kunnen tevens aangewend worden om een poging te wagen wat liedjes te noteren. Dit laatste kun je ook overhevelen naar het volgende cursusjaar en het notatiegebeuren als evaluatie gebruiken van het eerste jaar. Bloknoot Om het studiepatroon bij de jonge leerling zichtbaar te maken is er ook een speciale muziekagenda verschenen. De naam van deze agenda is Bloknoot. Deze muziekagenda is specifiek ontwikkeld voor de jonge instrumentale leerlingen vanaf 8 jaar. Het is een universele niet-kalenderjaar gebonden agenda. Waarom een muziekagenda? -Bloknoot muziekagenda kan de leerlingen stimuleren tot meer en regelmatiger oefenen. -Het benadrukt het feit dat de muziekles als consequentie heeft dat er daadwerkelijk geoefend elke dag geoefend moet worden. -De agenda geeft een kader om afspraken te maken, huiswerkopdrachten, maar ook belangrijke data, concerten en voorspeelavonden kunnen op een overzichtelijke manier worden bijgehouden. -Bloknoot geeft docent, leerling en ouders een jaarlang inzicht in de studiediscipline en resultaten van de leerling.