Levensloopverhaal van Gerard Teuwisse Ik zag voor het eerst het levenslicht op 5 januari 1939 in Sneek. We zijn geen Friezen maar mijn vader werkte daar toevallig voor Rijkswaterstaat. Ik was daarna helemaal niet meer honkvast want binnen een jaar verhuisden we naar Den Haag, naar de Malakkastraat nummer 95 in Scheveningen; ik weet dat nog zo precies want mijn moeder had mij dat ingeprent, ik zou eens kunnen verdwalen en dan kon men mij tenminste vragen waar ik wel woonde. Ik kreeg daar nog een zus (Paula,14-81942) en, in de hongerwinter, een broertje (Harrie, 7-10-1944) en we hebben daar tot kort voor de bevrijding gewoond. Ik herinner me daar niet zoveel van. Wél heb ik meegemaakt dat mijn moeder heeft geholpen het Scheveningse bos om zeep te helpen voor brandhout en dat ze zich een keer met de bijl verwondde. Ook zie ik nog de bommenwerpers over ons huis vliegen die op verzoek van de ondergrondse het zg. Witte Huis hadden gebombardeerd, dat was nl. vlak achter ons. Dat zg. Witte Huis was huize Kleykamp, een dependance van het gemeentehuis waar documenten van de persoonsregistratie lagen opgeslagen; dat moest worden vernietigd omdat hulp aan onderduikers werd bemoeilijkt. Dat bombardement was op 11 april 1944, een doordeweeksedag, omdat in het weekend de documenten in kluizen werden opgeborgen. Ook zie ik ons nog in de rij staan bij de bakker omdat er blijkbaar weer voorraad was. Toen kwam er een treurige periode. Mijn vader had nl. in het begin van de oorlog de verkeerde zijde gekozen en deed dienst aan het oostfront in Rusland. Kort voor de bevrijding stonden er een paar mannen met oranje armbanden bij ons voor de deur en gaven mijn moeder het bevel om binnen een uur met haar kinderen het huis verlaten te hebben. Nou, daar stonden we dus. Op de een of andere manier kwamen we terecht in Groningen (hoe weet ik niet meer) waar ik nog de Canadezen heb zien binnenkomen. Ons gezin werd toen verspreid (mijn vader was in gevangenschap) en ik kwam terecht in Keienborg, een dorpje in Gelderland waar mijn tante onderwijzeres was. Ik was eerst ondergebracht bij de klompenmaker en daarna bij de plaatselijke bakker. Ik ging daar ook naar de eerste klassen van de lagere school, deed mijn 1e Communie en leerde daar dus ook plat Gelders (kan ik echt niet meer….); daar had ik later in Den Haag wel problemen mee want niemand verstond me. Mijn zus Paula kwam in Den Haag bij een familie die een uitleenbibliotheek had en mijn broer(tje) Harrie kwam terecht in Arnhem bij
een Duitse familie (!), tenminste de moeder was Duits. In 1947 (kan ook een jaar later geweest zijn) kwam ik weer terecht in Den Haag en wel in Huize Groenenstein aan de Loosduinseweg. Ondanks de gruwelverhalen die na een televisieuitzending de ronde deden herinner ik me daar slechts positieve dingen van. Ze hadden daar een eigen lagere school en daar zat ik dus op. In 1951 lukte het mijn moeder om een huis te huren in de van Marumstraat nr 24. Ze haalde uit heel Nederland toen ook haar kinderen weer terug en ik kwam op de broedersschool, de st. Vincentiusschool0651074285 in de Herschelstraat bij broeder Modestus. In 1952 kwam ook mijn vader weer thuis en was het gezin weer compleet. Toen na de lagere school dus naar de MULO van dezelfde broeders, ook in de Herschelstraat. Veel namen van leerkrachten weet ik niet meer, wél broeder Eucharius, broeder Assisio, broeder Germano (wiskunde) en meester Schuurmans (Duits) Eindexamen deden we in 1954 en wel in de zaal van de dierentuin; dat was daar waar nu het provinciehuis staat. Van dat examen herinner ik me dat het heel katholiek was want we moesten 150 vragen uit de katechismus uit ons hoofd kennen en dat was een examenvak (voor algebra had ik een 3 en voor boekhouden een 9 ½ )
In 2004 werd er een reünie georganiseerd van de examenklas 1954; het was interessant om te zien hoe iedereen zich had ontwikkeld. In die tijd was ik ook aangesloten bij het Jongensgilde, een jeugdbeweging (voor jongens ) die wat leek op de verkenners, en wel bij het Roothaangilde dat haar clubhuis had eerst in de Helmersstraat en later op de hoek van de Helmersstraat en de Elandstraat. Eerst was ik poorter en later Kerel. Die beweging is al een hele tijd opgeheven maar ik zou best nog wel eens wat van de toenmalige jongens willen horen.
Behalve de leden van het Jongensgilde heb ik weinig echte vrienden gehad. Eigenlijk de enige was Kees Hugens. Vanuit de Agnesparochie, waar wij onder vielen, werden er wel eens activiteiten voor de jeugd georganiseerd en een daarvan was een vliegtuigbouwclubje; daar werden van balsahout en papier modelvliegtuigjes gemaakt. Echt fanatiek was ik daar niet en het was maar voor een korte periode maar ik maakte daar wel kennis met Kees Hugens waar ik jaren mee bevriend bleef. We konden echt uren met elkaar praten en filosoferen. Later werd dat contact slapend (kerstkaart). Maar toch bleef altijd het verlangen om weer eens contact op te nemen. Het bleef echter al die jaren bij een goed voornemen, tot ik de treurige mededeling hoorde dat hij op 9 juni 2007 was overleden.
Mijn beroepsleven En daarna komt het “echte” (=beroeps-)leven. Volgens mijn moeder had ik door kunnen gaan naar de HBS (had ik het maar gedaan !) maar ik had balen van school en wilde geld verdienen. Omdat ik een 9½ had voor boekhouden, maar een 3 voor wiskunde kwam ik per 16 augustus 1954 terecht bij de afdeling boekhouding van het ministerie van sociale zaken. Daar had ik het na 2½ maand al bekeken en kreeg per 1 november 1954 een functie bij het Rijksinkoopbureau aan de Mauritskade. Ook daar hield ik het nog geen een jaar vol, tot 1 augustus 1955, en kwam, na een blauwe maandag (september en oktober 1955) op de tekenkamer van TNO, terecht in een vak dat iets meer in mijn richting kwam, nl. als aankomend radiomonteur bij radio Caminada op de Plaats. Hoe het nu kwam en waarom ik dat deed weet ik niet meer maar in ieder geval heb ik in 1956 gesolliciteerd bij het ministerie van oorlog om in dienst te gaan met de bedoeling om onderofficier te worden. Ik heb nog de folder in gedachten die de mooie naam had: “Wie wat worden wil”. Op 1 oktober 1956 werd ik dus beroepsmilitair en ik heb er ook na 37 jaar en 4 maanden actieve dienst geen spijt van gehad dat ik die stap heb ondernomen. De rest van mijn beroepsleven is dus een gewone standaard militaire carriere:
De opleiding bestond uit een jaar op de Onderofficiersschool in Weert, 15 mei 1957 werd ik sld.1 en 15 nov 1957 korporaal, en een jaar in Ede op de Luchtdoelartillerieschool waar ik op 15 mei 1958 bevorderd wer tot kpl. 1. Ik werd op 8 november 1958 wachtmeester en werd geplaatst bij de 127e afdeling zware Luchtdoelartillerie in de Koudenhornkazerne (tegenwoordig politiebureau). Te Haarlem. De eenheid was uitgerust met 90 mm. luchtdoelgeschut (Amerikaans), 3MK7 vuurleidingsradars (Engels) en 4MK6 rondzoekradars (ook Amerikaans).
Toen die eenheid werd opgeheven belandde ik op 15 febr 1960 tijdelijk bij de 109e Afdeling Veldartillerie in ’t Harde en op 1 maart 1960 werd ik geplaatst bij de 19e Afdeling Veldartillerie, en werd voor korte tijd raketspecialist voor de Honest John artillerieraket; de officiële naam hiervoor was “opzichter raket”. Vandaar kwam ik na een opleiding van 12 maanden in 1961 tot radar/vuurleiding monteur per 8 jan. 1962 weer terecht bij de luchtdoelartillerie en wel bij de BBatterij van de 45e afdeling lichte Luchtdoelartillerie in de legerplaats Steenwijkerwold als toestelcommandant van een Super Fledermaus radar/vuurleidingsinstallatie. Na enige tijd werd die eenheid overgeplaatst naar de Mauritskazerne in Ede. Het stuk 40 mm luchtdoelgeschut
De Super Fledermaus
In 1967 had ik daar blijkbaar ook al weer genoeg van en werd per 1 mei geplaatst op SHAPE (Supreme Headquarters Allied Powers in Europe), het
NATO-hoofdkwartier voor Europa. (In die tijd werd je alleen vrijwillig in het buitenland geplaatst; je kon je er voor opgeven). Dat was net verplaatst van Parijs naar Casteau in België. Ik zat eerst aan de frontdesk van het reproductiecentrum van de PANDA (=Personnel and Administration)-division en na twee jaar werd ik alt-DDCO (Division Document Control Officer) van de INTEL-division.
Na de maximale plaatsingsduur van 5 jaar kwam ik tijdelijk weer in Ede terecht om daarna op het OCMA (Opleidingscentrum Militaire Administratie) in de Gen. Maj. Berghuiskazerne (bestaat ook al niet meer) in Middelburg de opleiding tot sergeant-majoor administrateur te volgen. Tijdens die cursus werd ik op 18 mei 1972 bevorderd tot sergeant-majoor administrateur (sma).
Als kersverse sma (sergeant-majoor administrateur) werd ik toen op 26 maart 1973 geplaatst bij de Koninklijke Luchtmacht en wel bij de 4e Groep Geleide Wapens in Hessisch-Oldendorf in het mooie Weserbergland in Duitsland. Per 1 januari 1975 werd ook dit onderdeel opgeheven en kwam ik terecht bij de 3e Groep Geleide Wapens in Blomberg. In 1978 zaten ook hier mijn vijf jaren buitenlandse plaatsing er op en werd ik per 17 juli 1978 geplaatst op de vliegbasis Twenthe als administrateur van het LBsquadron en later van het verzorgingssquadron.
Tijdens deze plaatsing op vlb. Twenthe deed ik 6 maanden (3 dec 1979 – 4 juni 1980) dienst bij dutchbat (44 painfbat JWF) van UNIFIL in Libanon als kassier. Ons bureau was in Haris waar ook het bataljonshoofdkwartier was. De UNIFIL had als taak het bewaren van de vrede in zuid-Libanon door het creëren van een veilige zone.
Vanaf augustus 1981 was ik wéér in Middelburg voor een opleiding tot adjudant comptabele wat ik tenslotte op 19 februari 1982 werd. Hiermee was ik dus weer terug bij af: ik begon na mijn schooltijd bij de boekhouding en kwam er nu weer bij terecht. Ik werd toen geplaatst in Deventer op de Boreelkazerne (is ook al geen kazerne meer) en kreeg de functie van intern controleur bij de Korpsadministratie, een soort reizende functie.
Vanuit deze standplaats werd ik drie keer ( *januari-juli 1983*, *juli-januari 1986* en *januari-juli 1990*) voor een half jaar geplaatst bij de MFO (=Multionational Force and Observers) in de Sinaï, ook weer als kassier (paymaster) van het Nederlandse detachement dat uit 120 man bestond. De MFO is een multinationale strijdmacht (geen UNO, dus geen blauwe baret maar een steenrode) die als gevolg van de zg. Camp David Akkoorden, dat verdrag dat tussen president Carter van de Verenigde Staten, president Sadat van Egypte en Premier Begin van Israel werd gesloten en waarbij de Sinaï werd teruggegeven aan Egypte. Die MFO controleert of de partijen zich aan die akkoorden houden. In die akkoorden staan nl. waar in de Sinaï hoeveel militairen en materieel mag zijn. Langs de gehele Egyptisch/Israëlische grens zijn waarnemingsposten (OP’s) die voortdurend waarnemen en rapporteren. Verder is er een civiele component die met auto’s en helikopters controlebezoeken brengt aan Egyptische eenheden en daar controleert. De Force bestaat uit 3 bataljons, toentertijd een Amerikaans, een FiJi en een Columbiaans. Verder ondersteunende diensten zoals militaire politie (NL), verbindingspersoneel (NL), 2 Trans-all vliegtuigen (Frankrijk), helicopters (Australië en NiewZeeland: ANZAC), genie (Urugay), enz. In totaal deden 11 naties mee aan de Force. Op 24 september 1990 tenslotte werd ik geplaatst bij de staf van het 1e Legerkorps in Apeldoorn op de afdeling Economie en Financiën (later de sectie Controller) waar ik o.a. een klein stukje van de defensiebegroting mocht beheren. Tot ik op 1 februari 1994 te oud werd bevonden om nog militair te zijn (55 jaar) en met functioneel leeftijdsontslag werd gestuurd. Het definitieve einde van mijn actieve beroepsleven kwam op 1 februari 2004 toen ik officieel met militair pensioen ging.
Dat waren mijn jeugd en mijn beroepsleven. Maar ik had parallel aan het militaire natuurlijk ook een huwelijks/privé-leven. Die is gelukkig iets minder stormachtig. Mijn moeder had het nogal druk met haar naaiwerk en dus had ze een assistente, Stien. Ik zag haar wel zitten en we zijn wel eens naar de bioscoop geweest en in 1965 besloten we een busreis naar Karinthie te maken. Daar maakten we samen mooie wandelingen en besloten (in een eenzame kloof) om ons te verloven. Toen ik werd geplaatst in België trouwde ik op 14 november 1966 in Den Haag voor de wet met S.P. Geurts en op 29 juli 1967 kerkelijk in de O.L. Vrouw van Lourdes Kerk in Scheveningen. We gingen wonen in België in een appartement op de eerste etage in het centrum van Mons aan de Rue de la Peine Perdu 12, en kregen daar op 28 september 1968 een zoon (Martin), die kwam ter wereld in de “clinique st. Joseph” in Mons. Omdat er in 1969 bleek dat we weer een kind
zouden krijgen en zou het huis dus te klein worden en we verhuisden binnen de stad naar een groter huis. Het was een eengezinswoning aan de rand van de stad welke deel uitmaakte van een complex dat werd verhuurd door SHAPE en waar alleen militairen woonden; en het had de mooie naam “Domaine Green Park”. Toen we daar woonden werd 4 september 1969 in het militaire hospitaal van het hoofdkwartier SHAPE een dochter (Carole) geboren. In 1971 verhuisden we naar Ede en toen ik in na mijn cursus in Duitsland werd geplaatst verhuisden we in 1973 naar Rinteln, Kirschenallee 6, in Duitsland, waar de kinderen de lagere school begonnen op de Springplankschool. Bij mijn plaatsing terug naar Nederland op de vliegbasis Twenthe in 1978 verhuisden we weer en nu naar Oldenzaal, Bolkskamp 30, waar de kinderen de lagere school afmaakten. In 1982 kwamen we terecht in Deventer. We verhuisden naar Doornenburg nr. 460 , en later, in 1984, naar de Bonte Salie nr. 60, Daar volgden de kinderen de Mavo en het MBO (Carole de MEAO en Martin de MTS).
In 1991 vlogen de kinderen uit; Martin ging samenwonen met Annelieke en Carole met Theo. Later trouwden ze (zij het niet met hun eerste keus….; het werden resp. Anca en Harry)
Harry en Carole 18 dec 1997 Martin en Anca 22 juni 2006
In datzelfde jaar vond ook mijn vrouw dat ze niet meer bij mij hoorde en trok in bij een wederzijdse vriend (een weduwnaar), Jaap Hoornstra, waar ze tijdens mijn laatste plaatsing in de Sinaï veel contact mee had gehad en trouwde enige tijd later met hem. Het echtpaar Hoornstra kenden we uit de tijd dat we in Rinteln woonden; we gingen daar veel met elkaar om en waren goede vrienden. Op 20 september 1991 werd de (onvrijwillige) scheiding officieel. Ik bleef dus alleen achter.
Het huis werd me gaandeweg veel te groot en er zaten aan alles allerlei herinneringen aan een gelukkiger tijd en dus verhuisde ik op 1 april 2001 naar een kleiner huis aan de Swanenburg nr. 227. Dat was wat men een seniorenwoning of ook wel een starterwoning noemde. Toen ik met FLO (functioneel leeftijdsontslag) was, had ik tijd in overvloed en reed een paar jaar schoolkinderen in een taxi-busje. Ook was ik een blauwe maandag koerier bij een koeriersbedrijf waar ik met mijn eigen auto (tegen kilometervergoeding) tijdschriften rondbracht naar tankstations en winkels en ook wel eens een opdracht verder in het land had.
Ik probeerde me ook verder verdienstelijk te maken en vervulde allerlei vrijwilligersfuncties. Hier volgen enige: - penningmeester van de R.K. Parochie Titus Brandsma in Colmschate) -
secretaris van een schietvereniging (Ons Genoegen in Deventer) penningmeester van een scouting-groep (Titus Brandsma in Deventer) secretaris van een wandelvereniging (WGC)
-
administrateur van een voetbalvereniging (Helios) districtsvoorzitter en –secretaris bij de KNSA (schietbond) schietsporttrainer (A-licentie) eerst afdelingspresident van de afdeling Deventer van de militaire belangenvereniging “Ons Belang”, en toen die fuseerde afdelingsvoorzitter van de afdeling Salland van de militaire belangenvereniging AFMP
* In 2004 vond er een speciale gebeurtenis plaats: Ben Kruse, een voormalige klasgenoot van de MULO, organiseerde na 50 jaar een reunie van de examenklas van de MULO. Dat was een heel geanimeerde dag. En sommigen herkende je zelfs nog. (Zie ook de foto op blz. 2)
* Sinds 1 oktober 2001 ben ik nu ook toegetreden tot de opa-bond; mijn dochter Carole, die in Hoofddorp woont, kreeg een zoon, Mike. En dat is nu de leukste kleinzoon ter wereld!!
• Tot er een wonder gebeurde. Wij (mijn vrouw en ik…..) noemen het vaak “het wonder van Walldürn”. Walldürn is een bedevaartplaats in het Odenwald in Duitsland. Via een heel oude vriend (al sinds 1960 toen wij meededen aan het Internationaal Eucharistisch Congres in München; ik als Nederlandse militair (en hij als Duitse militair) deed sinds 2000 ik mee aan een bedevaart vanuit zijn woonplaats Ober Ramstadt naar Walldürn. Dat klinkt heel vroom, is het echter niet of nauwelijks. We wandelen 2 dagen heen naar Walldürn door het mooie Odenwald en ook weer 2 dagen terug. Overnachting geschiedt in Boxbrunn, in een oude omgebouwde school, waar het ’s avonds heel gezellig en geanimeerd toegaat. Onderweg worden er wel heel af en toe wat meditaties ingebouwd maar het geheel is heerlijk ontspannend. In 2002 nu waren er enige Evangelische (protestantse) zusters uitgenodigd om mee te lopen. Eén daarvan heette Schwester Irmintraud. In 2003 liep ik ook weer mee en ik zag Irmintraud weer terug want ze liep ook weer mee. Maar er was iets veranderd: ze was uitgetreden en RK geworden.
Dat behoeft enige nadere verklaring: Ze was op 30 juni 1977 ingetreden. Er was in 1961 een soort kloosterorde, maar dan op protestantse basis, gesticht met de naam: “Christusträger”. Die beheerde een bejaardentehuis en ondersteunde zendingsprojecten in Argentinië, Brazilië, Pakistan en Indonesië en leverde daar ook zusters voor. Ze woonde met enige andere zusters in een voormalige villa in Bensheim-Auerbach die o.a. zusters opvingen en onderdak boden die met verlof uit hun zending kwamen. Irmintraud bleef gewoon onderwijzeres en daarbuiten deed ze mee aan de werkzaamheden van de zusters. Gaandeweg voelde ze zich daar niet helemaal thuis en probeerde daar wat aan te doen met geestelijke vorming in Bingen. Daar maakte ze kennis met het RK geloof en zag daarin veel meer dan wat ze tot nu toe had beleefd. En op de dag af na 25 jaar trad ze uit. Onder leiding van Pfarrer Lothar Landvogt van de st. Elisabethkerk in Bensheim-Schönberg leerde ze verder wat het geloof inhield en werd gevormd. Ze ging wonen in een mini-appartement in Bensheim. Kortom: zij was nu vrij en ze wist dus dat ik ook in de aanbieding was. En ze besloot me te veroveren, wat haar wonderwel lukte ! Ze is 15 jaar jonger dan ik en werkt dus nog: ze is lerares aan een zg. “Hauptschule”. Verder is ze kunstenares; ze maakt schilderijen, glas en nog veel meer. (zie haar home-page: www.spiritualitaet-kreativ.de ).
Om een lang verhaal kort te maken: ik ging in augustus 2005 samenwonen in een leuk huurhuis in Lorsch (vlakbij Darmstadt en Bensheim), een heel mooie omgeving. Op 17 juni 2006 zetten we de laatste stap en traden we in het huwelijk.
En nu leven we samen gelukkig in Lorsch……
Onze Caravan
Sedert 15 jaar ben ik in het bezit van een caravan. Nou ja “caravan”, het is meer een rijdend 2-persoonsbed, nl. een Eriba Puck. Voor mij alleen was het altijd meer dan voldoende en ik heb ermee door een groot gedeelte van Europa getoerd. Ook een paar reizen met de ANWB, naar Roemenië (2x), naar Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Spanje/Portugal. Ik ben er dus tamelijk aan verknocht en ook aan het toeren ermee. Ik hield dan ook mijn hart vast toen ik mijn huidige vrouw ontmoette; ze had eigenlijk nooit gekampeerd. Maar ze wilde het wel eens zien en na een probeerweekend was het dik in orde en werd ze ook verliefd op “Ons Pukkie” zoals we hem hebben gedoopt. Tijdens de eerste vakantie dat we ermee weg gingen vond ze het zelfs nodig om hem te schilderen; wit alleen was zo saai. Het resultaat is klasse !! De buitenkant is nu voorzien van afbeeldingen die de vier elementen voorstellen: - rechts het vuur - links het water - aan de achterzijde de lucht - aan de voorkan de grond Overal waar we nu komen op een camping hebben we bekijks en zeggen vooral de vrouwen: “Wat lief……”. Jammer dat ik nu die grote tours buiten het hoogseizoen niet meer kan maken, ik zit nu weer vast aan de schoolvakanties.
Vakanties In mijn jeugd was het verschijnsel “vakantie” eigenlijk niet vanzelfsprekend. Ja, we gingen wel eens “logeren” bij een tante of zo, maar op reis gaan met het gezin was helemaal niet gebruikelijk. In huize Groenestein gingen we ’s zomers ook wel eens een weekje weg; tijdens zo’n week heb ik fietsen geleerd. Wél ben ik op reis geweest met het “Jongensgilde”. We gingen wel eens een weekje of een weekend op kamp en dan sliepen we in een tent of op een hooizolder. Bijvoorbeeld het Gildekamp Hilversum in 1952:
HAGEN In 1953 deden we met het Jongensgilde iets wat voor die tijd sensationeel was: We gingen met de groep naar Hagen in Duitsland. Dat deden we gedeeltelijk met de fiets en gedeeltelijk per trein. We waren daar de gasten van de Katholieke Jeugdbeweging van de stad.
We sliepen in een soort jeugherberg (Jugendheim) met uitzicht op de Ruhr. Op de terugweg werden we vergezeld door de groep die bij ons thuis sliep. Klaus Winkler was toen onze gast.
Verder was er in 1954 een kamp in Vogelenzang:
SCHWELM In 1955 gingen we wederom naar Duitsland, nu weer per trein en fiets en nu naar Schwelm. We waren te gast bij de Kath. Jugendschaftsgruppe st. Michael. Het was groots opgezet: We werden ontvangen door de burgemeester en de pers toonde ook belangstelling. We sliepen nu bij de jongens thuis die later weer onze gasten waren. Ik was te gast bij de familie Gläser. Horst was mijn maatje daar en thuis.
Gezamenlijk zingen
Rondvaart met de boot Glörtalsperre
Overnachting op de thuisreis
* Verder heb ik in de jaren 1955-1957 Duitsland doorkruist op de bonnefooi, m.a.w. ik ging liften en zag wel waar ik terecht kwam. Vaak kwam ik toen ook in die tijd in Schwelm. De familie Gläser had nl. ook een dochter, Bärbel, waar ik een beetje gek op was. Die is ook wel eens bij ons thuis geweest. Mijn moeder kon uitstekend met haar opschieten. Jammer genoeg wilde zij meer dan ik. Dat ging nog niet want ik was zo bleu en onervaren als wat. Ik kreeg op een gegeven moment een kaartje dat zij ging trouwen. Daar ben ik wel naar toe geweest. Zo te zien “moest zij trouwen”, want ze had een mooie dikke buik…. In de jaren daarna kan ik mij niet herinneren dat ik reizen heb gemaakt.
De vakanties tijdens mijn eerste huwelijk. Tot ik Stien leerde kennen. We konden (toen nog wel…) goed met elkaar overweg, en maakten dus in 1965 een busreis naar Kärnten (waar we ons verloofden). Na ons trouwen in 1967 maakten we onze huwelijksreis naar de Ardennen waar we 10 dagen in een hotel verbleven. Dat waren gigantisch mooie 10 dagen waarin we elkaar pas goed hebben leren kennen. In 1968 maakten we met auto en (bungalow)tent een reis naar Wenen. Martin ging dus ongezien ook al mee… Nadien hadden we een vouwwagen, een La Boheme, waarmee we in de zomervakantie op pad gingen. Echt bespreken deden we nooit maar we kwamen de meeste keren uit op de “Schwimmbadcamping” in Hall/Tirol. Meestal was onze eerste stop in Froschhausen bij Seligenstadt waar we bij het huis van de moeder van Rainer Schmitt (“Oma Schmitt” volgens de kinderen) enige nachten stonden. In Seligenstadt was een mooi zwembad, en de stad was ook heel mooi. De laatste keer dat de kinderen meegingen (ze waren toen zo’n 15/16 jaar) stonden ze aan de andere kant van de camping met hun tentjes. Daarna verkochten we de vouwwagen en kochten een 2e-hands caravan, een Adria, waarmee we ook een jaar met z’n tweetjes weggingen. Wat overigens de laatste keer was. Die heb ik dus in 1992 verkocht en toen liep ik tegen mijn Eriba Puck aan.
En nu maar ALLEEN OP REIS Ja, wat doe je dan als je potseling alleen staat……… In 1991 mijn partner foetsie, en in 1994 geen baan meer. Je kan natuurlijk zielig achter de geraniums gaan zitten maar daar had ik geen zin in. Ik heb dus toe met de ANWB vier maal een KCK-extra reis gemaakt. Dat betekent dat je onderweg bent met zo’n 20 caravans en dat alles verder is geregeld en dat er zelfs een wegenwacht aanwezig is. In 1996 naar Tschechië, Slowakije, Hongarije In 1997 naar Noord-Roemenië In 1998 naar Noord-Spoanje, Portugal In 1999 naar Roemenië, tot de Zwarte Zee.
Daarna ben ik wat alleen gaan toeren. In 2001 naar Berlijn Hier een foto van de Gedächtniskirche
In 2002 naar Italië waar ik niet
In 2003 met de ACSI naar Wallis”.
verder kwam dan Assisi
Zwitserland onder het motto “Wandern in
Niet meer alleen op vakantie ! In 2004 kende ik Irmintraud al. Ze vond het nodig om mij beter te leren kennen en kwam op het lumineuze idee om een Camper te huren. Daar hebben we drie weken mee getoerd. Eerst door Frankrijk naar Lourdes en toen via Zwitserland weer terug. Het was een gigantisch mooie vakantie en we kwamen er achter dat we goed bij elkaar pasten !!! Hier een kiekje die is genomen op de berg Bouet bij Lourdes. In 2005 zijn Irmintraud en ik verhuisd naar Lorsch. Om wat bij te komen hebben we drie weken gestaan op de rustige camping “Beek en Hei” in Otterlo. Na een week of zo bleek Irmintraud helemaal te zijn uitgerust en begonnen haar vingers te kriebel. Ze vond onze kleine caravan maar saai want hij was bijna helemaal wit. Het resultaat was dat ze aan het schilderen sloeg, en het resultaat was prachtig ! De vier elementen staan nu op de cvaravan geschilderd: vuur, water, lucht en grond.
In 2006 zin we via Oostenrijk naar Italië gereden en landden in ASSISI, waar Irmintraud inspiratie kon opdoen voor een opdracht, nl. vier ramen schilderen met belangrijke gebeurtenissen uit het leven van st. Franciscus.
In 2007 hebben we een rondje gemaakt via de Bodensee, Allgäu,Oostenrijk (Innsbruck,Hall), Salzburg, Regensburg en Wertheim. Dit kiekje is gemaakt in Stockach waar we te gast waren bij de familie Mayer. Het was heel mooi weer ……
2008 was weer bijzonder. We begonnen met het vieren van de 80e verjaardag van mijn schoonmoeder. Omdat we toch in Zuid-Duitsland waren gingen we via de Bodensee naar Oostenrijk en waren een paar dagen (wederom) in Hall/Tirol.
Daarna maakten we een rondje Duitsland. Eerst München: Waar we o.a. een bezoek brachten aan het Deutsche Museum.
En de Gedenkstätte van Dachau bezochten
In München vierden we ook ons zilveren jubileum : we waren op 17 juli 15 maanden getrouwd !