LEVENDE Talen
INTERNET
in de schoolpraktijk van de talendocent
John Daniëls
VOORWOORD ‘Internetonderwijs komt erg langzaam op gang. Te veel instanties ontwikkelen leermiddelenbanken waarvan vele nog niet met leerboekvervangend lesmateriaal. Maar als je alle publicaties bij elkaar legt, is er nauwelijks samenhang te vinden. Instellingen die het internetonderwijs verder willen helpen, moeten al hun vakdidactische kennis mobiliseren om antwoord te geven op de vraag wat en hoe de leerlingen moeten leren van en op het web. Ik heb als geïsoleerde webspeurder het antwoord niet kunnen vinden. Misschien lukt het anderen wel.’ Met deze licht melancholische woorden besluit John Daniëls zijn laatste bijdrage als vaste medewerker van Levende Talen Magazine. In het begin van dit jaar liet hij weten graag te willen stoppen met zijn artikelen voor de rubriek ICT. In LTM 2010-3 verscheen dan ook zijn laatste tekst. De redactie wil John hartelijk danken voor zijn grote betrokkenheid bij het blad en voor al zijn bijdrages, waarin hij deskundig over die grote passie van hem schreef: ICT en het talenonderwijs. In deze uitgave is een selectie van Johns artikelen opgenomen. Het laat zich lezen als een korte geschiedenis van het ICT-gebruik in Nederlandse scholen van het afgelopen decennium: e-mailen en chatten met buitenlandse klassen, de introductie van de elektronische leeromgeving, luistervaardigheid oefenen met podcasts, schrijfvaardigheid met blogs, leerboekvervangend lesmateriaal op het web. Aan elke grote ontwikkeling voor talendocenten op ICT-gebied heeft John wel aandacht besteed. John heeft ‘als geïsoleerde webspeurder’ misschien dan wel niet alle antwoorden kunnen vinden waarop hij gehoopt had, hij heeft desalniettemin een belangrijke bijdrage geleverd aan het ICT-gebruik in de talenlessen in Nederland.
COLOFON Internet in de schoolpraktijk van de talendocent is een bundeling van artikelen die geschreven zijn door John Daniëls en eerder zijn verschenen in Levende Talen Magazine. VLLT De Lairessestraat 125-sous 1075 HH Amsterdam telefoon (020) 470 39 27 e-mail
TEKST
John Daniëls EINDREDACTIE
Johan Graus FOTOGRAFIE
Anda van Riet ONTWERP EN OPMAAK
Pharos | M. van Hootegem DRUK
Janssen Lichtdruk en Reproductie, Nijmegen © 2011 Vereniging van Leraren in Levende Talen ISBN
978-90-810288-6-8
LEVENDE Talen
Johan Graus Hoofdredacteur LTM
2
LTM | Internet
INHOUD INTERNETONDERWIJS
4 2. Materiaalbanken zijn nog niet gebruiksvriendelijk voor docenten en leerlingen 6 3. Inventarisatie van digitaal leermateriaal, een project van Kennisnet 8 4. Ontwikkelaars van leermiddelenbanken nog steeds niet op de goede weg 10 5. Toolkit, een gereedschapskist zonder leermiddelen 12 6. Leermiddelenbanken in Vlaanderen, Denemarken, Engeland en Schotland 14 7. Word Surfing: gratis oefenmateriaal voor veel moderne vreemde talen 17 8. Leermiddelendatabase van de digitale school voldoet aan de zoekeisen 20 9. Toch zijn er wel degelijk pionierende talendocenten 24 1. Materiaalbank voor alle vakken en klassen kan kosten leermiddelen drukken
10. Alane slimme nieuwslezer: Online leermiddel voor leesvaardigheid en woordverwerving 11. ‘Het internet als onmisbare toeverlaat bij het leren van Chinees’ 12. Luistervaardigheidstraining met Audio Lingua spaart lestijd
30
28
32 14. In schooltalen ontworpen WebQuests zijn leerzaam voor vak en taal (2) 34 15. Ook in het Duits ontworpen WebQuests zijn leerzaam voor vak en taal (3) 36 16. Webdidactiek: Een nog niet goed gedefinieerd begrip 38 17. Webdidactiek: Wat en hoe leren de leerlingen op het web? 40 13. In schooltalen ontworpen WebQuests zijn leerzaam voor vak en taal (1)
De leerling, zijn computer en de school
42
Premier pas sur internet: chatten bij momes.net Moodle: een elo als Open Source
46
49
Kunnen bots met artificiële intelligentie ons mensen iets leren?
51
PODCASTS EN BLOGS 1. Goed en goedkoop lesmateriaal voor het talenonderwijs 2. Groot en gevarieerd aanbod voor het talenonderwijs 3. Met en zonder speciaal onderwijsdoel Uitgesproken Daniëls
58
62
3
LTM | Internet
56
54
26
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 1 Materiaalbank voor alle vakken en klassen kan kosten leermiddelen drukken Leerboekvervangend lesmateriaal is al te vinden bij de Onderwijsvernieuwingscoöperatie, de vaklokalen van de Digitale School, op de websites van sommige vakverenigingen en bij pionierende docenten die digitaal interactief leermateriaal produceren. Al dit ontwikkelde, uitgeprobeerde digitale lesmateriaal zou in een echt goede op vak en klas doorzoekbare materiaalbank moeten staan. Dan wordt internetonderwijs pas de moeite waard. De al eerder door Kennisnet opgezette Didactobank met zogeheten didacto’s als aanbevolen leermateriaal is nog wel online, maar wordt niet meer bijgehouden. Daarna kwamen Davindi en Samen Zoeken, eveneens van Kennisnet. Het ministerie van Onderwijs kwam met Wikiwijs, de Open Universiteit met de Toolkit en ook de VO-raad doet mee met een digitale leerbank. Al deze inspanningen wijzen op de behoefte om digitaal leermateriaal toegankelijker te maken voor docenten en leerlingen, en daardoor de kosten van leermiddelen te drukken. Een goede reden om eens te kijken of al deze databases aan de eisen van de doelgroep voldoen.
Nodeloos zoeken Bij de Didactobank kun je vanaf het openingsscherm klikken op de interne link ‘Blader door alle didacto’s’, maar je moet dan zonder nadere precisering alle opgenomen 545 didacto’s laten langskomen om te kijken of er misschien een tussen zit met leerzame informatie. Deze wijze van bladeren is zinloos. Docenten werken in het basis-, in het
voortgezet of beroepsonderwijs. Als ze dan op zoek gaan naar leerstof, zoeken ze dat in hun eigen sector, klas en vak. De Didactobank laat docenten nodeloos bladeren totdat ze geen didacto meer kunnen zien. Misschien is dit de reden dat deze zoekmachine het loodje aan het leggen is. De opvolger van de Didactobank is Davindi (). Op het openingsscherm van deze zoekmachine kunnen bezoekers lezen dat ‘Davindi dé collectie is van het onderwijs met meer dan 40.000 kwaliteitsbronnen op het internet. Deze bronnen zijn zorgvuldig geselecteerd door een redactie van docenten en mediathecarissen. Davindi is een gezamenlijk initiatief van Kennisnet en de Bibliotheken.’ Als je op ‘Voortgezet onderwijs’ klikt, dan krijg je een hele lijst met vakken voorgezet. Maar Davindi lijdt aan hetzelfde euvel als de Didactobank. Leerlingen kunnen hun eigen afdeling en klas niet vinden, want zo gedifferentieerd gaat Davindi niet te werk, de keus is beperkt tot bovenbouw vwo, bovenbouw havo en bovenbouw vmbo. Voor de onderbouw is de keus: havo/vwo of vmbo. Bovendien vind je bij elke klik op een vak honderden bronnen. Leraren zullen waarschijnlijk niet bereid zijn die lijst door te nemen op zoek naar digitale lesstof over het onderwerp dat hun leerlingen nu juist leerboekvervangend via internet moeten bestuderen. Pas als docenten of leerlingen een op het eerste gezicht nuttige bron hebben aangetroffen, kunnen ze daar voor
4
LTM | Internet
meer informatie verder klikken, waarna enige toelichting volgt over onderwerp, doelgroep, categorie enzovoort. Daarbij hanteert Davindi het voor bibliotheken ontworpen SISO, waarmee informatieve boeken zijn ingedeeld naar onderwerp en naar plaats in de kast.
Frans Via de knop ‘Voortgezet onderwijs’ kom je bij de vakken. Bij Frans staan 456 bronnen in willekeurige volgorde wat onderwerpen betreft. De eerste bron is al volkomen overbodig. De titel is ‘Frans leren in Frankrijk, Engelstalige site voor het leren van Frans in Parijs of Bordeaux’ (<www.language-coursesabroad.com>). De lessen in Parijs kosten je bij de firma Green Languages dan wel 325 euro per week. De voor indeling verantwoordelijke mediathecarissen hebben dit onderwerp heel ruim in hun SISO-systeem ondergebracht en wel onder opvoeding, onderwijs, vorming, voortgezet onderwijs, hoger onderwijs en methodiek van de afzonderlijke vakken. De 456 bronnen zijn, zoals bij alle vakken, verdeeld over de onder-/bovenbouw vmbo, havo en vwo. Dit levert ook weer te veel geblader op. Boven aan de pagina staat weer een andere indeling met daarbij de hoeveelheid bronnen. Waar kan een docent die zijn leerlingen van bijvoorbeeld 3 havo zelfstandig spreekvaardigheid wil laten oefenen met behulp van een voicemailboard, terecht voor daarvoor geschikte opdrachten, zodat hij die zelf niet hoeft te ontwerpen? Niet bij ‘Informatiebronnen’, ‘Instellingen/
organisaties’, niet bij ‘Land en volk’ of ‘Literatuur’, niet bij ‘Oriëntatie op studie en beroep’, maar wel bij ‘Taal’ met 361 bronnen en ook ‘Taalvaardigheden’ (136) of misschien ook bij ‘Zelfstandig werken’ (76). Alleen bij ‘Taalvaardigheid’ stuit de bezoeker dan inderdaad op ‘Spreken’ met vijftien bronnen. Maar van de vijftien genoemde bronnen bevatten slechts enkele lesmateriaal waarmee de leerlingen hun spreekvaardigheid kunnen verbeteren, zoals het bij docenten Frans bekende Bonjour de France en enkele talensites van de BBC met onder andere de voortreffelijke, weliswaar Engelstalige, luister- en spreekoefeningen van French Steps en GCSE Bitesize. Deze komen in een van de volgende afleveringen aan de orde in een voor het Engelstalige onderwijs Frans ontworpen database.
Duits Deze taal levert 485 bronnen op. Deze zijn weer onderverdeeld zoals bij Frans. Voor spreken moet een docent Duits dan zijn bij ‘Taalvaardigheid’. Er zijn daar
166 bronnen voor beschikbaar, waarvan slechts vier voor spreekvaardigheid. De eerste verwijst naar <www.erzaehlen. de>. De website verstrekt, ook in het Frans en Engels, informatie over de kunst van het vertellen op het toneel. Je kunt er teksten vinden om voor te lezen en je kunt daarna kiezen uit een lijst met in te huren vertellers/vertelsters, voor bijvoorbeeld een verjaardag. Dat kost dan 300 euro. Ook scholen kunnen een verteller boeken en wel voor vijf euro per luisterende leerling. Dit alles heeft met het leren spreken van Duits niet veel te maken, behalve als je de leerlingen na de voorlezing opdraagt het verhaal in de doeltaal mondeling samen te vatten. Onder de informatieknop vind je dat deze website als onderwerp ‘Analyse’ heeft, dat het materiaal ervan ‘Ondersteunend’ is, dat het valt onder de categorie ‘Duits’, ‘Taalvaardigheid’ en ‘Spreken’. De bibliotheken hebben deze website in hun SISO staan en wel onder 430-490 ‘Opvoeding’, ‘Onderwijs’ en ‘Vorming’, maar ook nog in rubriek 430 ‘Algemeen’. Onder ‘Educatie’ staat vermeld: niveau 4.
5
LTM | Internet
De tweede vondst voor het spreken betreft interactieve spreekspelletjes op <www.iik.de/uebungen>, ontworpen door het Institut für Interkulturelle Kommunikation. Het is een verzameling misschien wel nuttige Hot Potatoesoefeningen over allerlei onderwerpen, maar spreken is er niet bij. De derde vondst heeft ook al niets met spreekvaardigheid te maken: het is een website met ‘Lehr- und Lernhilfen für den berufsbezogenen Deutschunterricht’. Telefonistes leren er klantvriendelijkheid van. Ze leren bijvoorbeeld in een Hot Potatoeleeromgeving dat als ze een telefoongesprek beëindigen met ‘Gut, Sie hören dann von uns’, dat dit een concrete toezegging is om een gesprek te kunnen beëindigen. Opvallend is dat deze op het beroepsonderwijs gerichte website toch geschikt wordt geacht vanaf de onderbouw vmbo tot en met 6 vwo. De vierde bron is een vervolg op de vorige, maar nu leert een ontevreden klant hoe hij receptief met meerkeuzevragen de chef van een zaak te spreken kan krijgen.
Engels Bij deze taal vind je bij ‘Voortgezet onderwijs’ en bij ‘Taalvaardigheid’ 26 bronnen voor spreken. De titels en omschrijvingen van de meeste bronnen leveren echter geen spreekoefeningen. ■ —wordt vervolgd— John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 3
Foto: Anda van Riet
Interaktive Sprachspiele
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 2
Materiaalbanken zijn nog niet gebruiksvriendelijk voor docenten en leerlingen Al het ontwikkelde, uitgeprobeerde digitale lesmateriaal zou in een echt goede op vak en klas doorzoekbare database moeten staan. Dan krijgt internetonderwijs een kans. De Didactobank en Davindi van Kennisnet voldoen niet aan de zoekeisen van docenten en leerlingen (LTM 3, 2009). Kennisnet heeft alweer een nieuwe materiaalbank met de naam Samen Zoeken, ontwikkeld door het APS. De titel suggereert dat de leerlingen hulp krijgen van hun docenten. Maar die zullen ook moeite hebben er hun weg in te vinden, omdat er geen zoekfunctie is op sector, afdeling, klas en vak. Waar dat toe kan leiden, blijkt uit enkele zoekopdrachten voor Frans, Duits en Engels. De tekst op het openingsscherm luidt: ‘Samen Zoeken [<www.samenzoeken.nl>] is een educatieve zoekmachine voor docenten en leerlingen. U bent nu op het startpunt van de site, vul hier het trefwoord in waarover u meer wilt weten!’
Frans als voornaam Een docent Frans heeft iets gelezen over het gebruik van podcasts om zijn leerlingen zelfstandig en individueel luisteren spreekvaardigheid te laten oefenen. Het invullen van ‘podcasts’ als zoekterm levert zestig resultaten op. Maar het zijn Nederlandstalige handleidingen en informatie hoe je deze audiobestanden kunt maken. Vandaar dat deze docent probeert deze zoekterm te verfijnen met ‘Frans’, maar dat levert hem geen enkele bron op. Dan maar eerst beginnen met ‘Frans’ als zoekterm. Dat levert maar liefst 4972 bestanden op. Maar, helaas,
de eerste en de tweede zijn de voornamen van respectievelijk Frans Hals en Frans Koster en iets verder komt een andere Frans te voorschijn, dr. Frans Hemerijckx. Een vierde Frans betreft Van Hasselt. Van hem is alleen een foto opgenomen met de tekst: ‘Uitgewezen journalist Frans van Hasselt, terug uit Griekenland, tijdens persconferentie op 9 mei 1967’. Dit is een interessant gegeven bij de studie over de kolonels die op 21 april 1967 een staatsgreep pleegden in Griekenland. Voor de derde keer probeert onze docent Frans het met een andere zoekterm namelijk ‘luistervaardigheid’. Dan lukt de verfijning met ‘Frans’ wel. Hij krijgt maar liefst 184 bronnen. Daar zitten heel goede bij, zoals de ruim twintig bronnen van het bij docenten Frans bekende ‘Bonjour de France’ (<www. bonjourdefrance.com>). Dit programma biedt korte tekstjes die zijn te beluisteren met RealPlayer en die zijn aangevuld met het transcript van de beluisterde tekst. Er is uitleg van moeilijk geachte woorden en grammatica. Een interactieve test achteraf beoordeelt meteen de prestatie van de leerling.
Filteren Naast de verfijnfunctie heeft deze database ook de mogelijkheid om te filteren. Daarmee kun je met een vinkje de vindplaats oproepen, de aard van het lesmateriaal, het bestandsformaat en ook te weten komen of er kosten en rechten aan zijn verbonden. Docenten Frans die tot zover zijn gekomen en de tijd niet willen nemen om alle bronnen voor luistervaar-
6
LTM | Internet
digheid op bruikbaarheid te beoordelen, denken er misschien goed aan te doen deze bronnen op bestandsformaat te filteren. Als ze dat doen, dan krijgen ze het volgende overzicht op het scherm: web (83) pdf (0) worddocument (47) rekenblad (0) audio (2) animatie (0) afbeelding (0) video (0) software (11) niet digitaal (4) Met een oogopslag zie je dan dat bij audio slechts twee bronnen staan aangegeven. Het zijn een kort te beluisteren kerstverhaal met vragen, en een interview met een heksendokter, ook met vragen. Beide fragmenten zijn afkomstig van de Waalse community en te vinden in de leermiddelendatabase van de Digitale School, waar volgens het filter 61 bronnen vandaan komen. De meer dan twintig gevonden digitale, interactieve luisteroefeningen van Bonjour de France zijn onvindbaar, waarschijnlijk omdat die daar geboekt staan onder ‘compréhension’. Om betere resultaten te boeken kun je misschien vanaf de zoekterm ‘Frans’ meteen filteren op ‘audio’. Inderdaad levert dat 385 audiobestanden op. Maar helaas zijn de bestanden ernstig vervuild, omdat ook de voornaam Frans weer meedoet in bijvoorbeeld het audioverslag van de huwelijksdag van Frans
chine deze bron hier ook plaatst, terwijl er geen woord Duits aan te pas komt, laat staan een spreekoefening in die taal.
Mikkenie en Vibeke Charlotte Sandberg in Amsterdam, dat bij Teleblik voor de leerlingen van het primair onderwijs te beluisteren is. Als de ontwerpers van Samen Zoeken niet eerst alle voornamen Frans bij deze taal weghalen, zullen docenten Frans en zeker hun leerlingen bij hun eerste bezoek meteen afhaken.
Duits Bij het invullen van Duits als zoekterm meldt de materiaalbank maar liefst 3110 resultaten. Verfijnen is dus noodzakelijk. Een docent Duits zoekt luistermateriaal voor het derde leerjaar en verfijnt de zoekterm dus met ‘luistervaardigheid’. Dat levert nul resultaten op. Dan maar eens proberen met de zoekterm ‘luistermateriaal’. Dat levert vijf resultaten op, afkomstig van het Leermiddelenplein van SLO, maar het zijn allemaal lespakketten van educatieve uitgevers zoals NijghVersluys, Noordhoff, ThiemeMeulenhoff. Dat was niet de bedoeling. Misschien nog een verfijning met ‘podcasts’. Evenals bij Frans is dit woord ook bij Duits onbekend. Met de filterfunctie kom je ook niet verder. Wanneer je de met de gevraagde verfijning ‘Duits’, ‘luistermateriaal’ en ‘podcasts’ filtert op bestandsformaat, dan tref
je geen audiobestanden in de database, terwijl je toch zeker weet dat podcasts dienen om te worden beluisterd. Maar zonder de verfijning ‘podcasts’ kan de zoekmachine ook geen audiobestanden vinden als luistermateriaal. Dit mag toch op zijn minst vreemd genoemd worden. Als je meteen na de zoekterm ‘Duits’ filtert op ‘audio’, dan krijg je negen audiobestanden voorgezet, waarvan de meeste de bezoeker doorsturen naar de leermiddelendatabase van de Digitale School (). Net als bij Teleblik moet je ook daar eerst inloggen. Wie die formaliteit heeft vervuld, kan er dan ook beter blijven, want op de openingspagina kun je meteen je vak kiezen en dat is al heel wat beter dan het bij Samen Zoeken als zoekterm te typen. Misschien toch nog even kijken hoe het met spreekvaardigheid zit bij Duits. Maar deze verfijning levert geen resultaten op. Misschien wel met ‘spreken’? Ik tref een resultaat, weer een audiobron van Teleblik. Een acteur vertelt over hoe hij teksten leert en hoe snel hij deze weer vergeet. En: waarom je op school nooit echt goed Duits zult leren spreken. Het woord ‘Duits’ en ‘spreken’ in de intro is er verantwoordelijk voor dat de zoekma-
7
LTM | Internet
Natuurlijk levert Engels de meeste resultaten op. Maar liefst 8161. Verfijnd met ‘spreken’ beperk je dit grote aantal tot 193 bronnen. Ook hier is de materiaalbank vervuild, want de eerste vier bronnen komen van The Learning Edge (<www.thewclc.ca/ edge>). Klik je op ‘Meer informatie’ dan zie je achter ‘Soort leermateriaal’ staan: lesmateriaal, oefening, leestekst. En dit terwijl alle teksten zijn ingesproken, want The Learning Edge is met een groot aantal interactieve opdrachten opgezet als luistermateriaal. Ik heb nog even gefilterd op ‘audio’. Dat leverde 84 bestanden op, geen Learning Edge, maar wel een uitzending van Pauw en Witteman. Wie zich afvraagt wat deze Nederlandse talkshow bij audio Engels doet, ziet dit meteen bij de gegeven informatie over zangeres Ellen ten Dammen als gast bij P&W: ‘In haar theatertour “Durf jij?!?!” zingt ze niet, zoals we gewend zijn, in het Engels of Duits maar in het Nederlands.’ Dus reken maar dat dit audiobestand geheel overbodig ook bij Duits is te vinden. De eerste negentien bronnen komen uit de leermiddelendatabase van de Digitale School. Ze zijn bestemd voor het voortgezet onderwijs. Het zijn door de acteur Richard Pasco voorgedragen sonnetten van Shakespeare vergezeld van de teksten. Verder zijn bijna alle audiobestanden Nederlandstalig, afkomstig uit Teleblik en bestemd voor het primair onderwijs. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 4
Engels
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 3 Inventarisatie van digitaal leermateriaal, een project van Kennisnet Digitaal via internet geleverd lesmateriaal moet net zo geordend worden aangeboden als in de traditionele leermiddelen. Die ordening in een materiaalbank moet dan wel aan de zoekbehoefte van docenten en leerlingen voldoen. Elke zoekactie begint bij onderwijstype, leerjaar, klas, vak en onderwerp. Zoals aangetoond in LTM 3 en 4 van dit jaar lukte het Kennisnet niet om materiaalbanken als de Didactobank, Davindi en Samen Zoeken zo op het net te zetten dat docenten en leerlingen er gemakkelijk en snel de gewenste leerstof in kunnen vinden. Om die reden kreeg Kennisnet van het ministerie van Onderwijs de opdracht een inventarisatie te maken van beschikbaar digitaal leermateriaal. Deze inventarisatie was nodig, omdat ‘er wel al veel materiaal bestaat, maar dit niet goed te vinden is’. De vindbaarheid van internetbronnen is nu eenmaal een voorwaarde voor het goed functioneren van een materiaalbank. De inventarisatie van Kennisnet zou dus tot betere zoekresultaten moeten leiden.
Edurep De inventarisatie () is een verzameling links met een korte omschrijving. Kennisnet noemt ze ‘collecties’, die in één centrale voorziening onder de naam Edurep bijeen staan. ‘Het is een netwerk van educatieve databases dat de mogelijkheid biedt leermateriaal voor onderwijs op uniforme wijze vindbaar te maken. Aanbieders zijn uitgeverijen, onderwijsinstellingen en cultureel-maatschappelijke organisaties.’ De genoemde aanbieders moeten digitaal lesmateriaal ontwikkelen dat via de zoekmachine van Edurep vindbaar
wordt gemaakt. Daarna moet het nog door zogeheten implementators worden gearrangeerd, voordat de gebruikers er iets van hun gading in kunnen vinden. Edurep is in ontwikkeling en is nog niet doorzoekbaar per vak, afdeling en klas van het voortgezet onderwijs. Die mogelijkheid is er wel als je klikt in het linkerframe van de openingspagina op de knop ‘Zoeken’. Vervolgens levert de vierde koppeling in het rolmenu ‘een overzicht met per vak bronnen van bruikbaar leermateriaal in het VO’. Deze bronnen zijn afkomstig van ruim vierhonderd docenten van het voortgezet onderwijs, die per vak zijn opgeslagen. Kennisnet heeft daar digitaal materiaal van commerciële en niet-commerciële aanbieders aan toegevoegd. In een korte omschrijving van de collectie is aangegeven of het materiaal vrij te gebruiken is of alleen na registratie, of dat het om een commerciële collectie gaat. Verder is aangegeven om wat voor soort digitaal leermateriaal het gaat, namelijk een informatie-eenheid of een leereenheid. Volgens de ontwerpers: ‘bij een informatie-eenheid is een inhoudelijke context aangebracht, maar nog geen didactische leercontext toegevoegd’.
Bruikbaar en onbruikbaar Voor Duits zijn een kleine dertig collecties verzameld, de commerciële methoden van de uitgevers en de examenbundels niet meegerekend. Het blijft een inventarisatie en geen materiaalbank, want een docent of leerling op zoek naar gratis digitaal luistermateriaal moet de meeste collecties langs op zoek naar bijvoorbeeld podcasts. Omdat elke collectie is voorzien van een korte inleiding,
8
LTM | Internet
zie je of je zoekopdracht wel of niet is geslaagd. Zo staat in de rubriek ‘Videoverzamelingen’ ook Teleblik Duits, maar in deze collectie met allerlei ingeblikte radio- en televisieprogramma’s is de gebruikstaal Nederlands. Ook het bij de leerlingen zeer bekende YouTube hoort niet in de collectie bij Duits, maar weer wel de Duitstalige pendant daarvan Clipfish (<www.clipfish. de>) met allerlei korte filmpjes. In de rubriek ‘Informatieverzamelingen algemeen’ staat de daar ook niet thuishorende maar wel zeer bruikbare collectie Audio Lingua (<www.audio-lingua. eu>). Deze collectie staat omschreven als ‘community-database van authentieke audiobronnen die zijn opgenomen door Duitssprekenden voor een onderwijskundig of persoonlijk gebruik’. Het zijn korte, gesproken tekstjes van maximaal twee minuten in het Frans, Duits, Engels en Spaans. Ze zijn ingedeeld volgens het Europees Referentie Kader (ERK), geordend op tijdsduur, thema, vrouwen- of mannenstem, en leeftijd. Zoals bij veel van dit soort uitwisselingsprogramma’s vind je er een rating en een lijst met de laatste inzendingen. In de leeftijdscategorie van onze leerlingen staan onderwerpen die je meestal ook in de traditionele leergangen tegenkomt. Deze gratis collectie is onmisbaar voor luister- en spreekvaardigheidstraining en hoort dus in de elo of op de website van elke school te staan. In dezelfde rubriek staat ook de onbruikbare collectie van Stepnet, want dat is ‘een website voor alle vakken van de tweede fase, met een uitgebreide opdrachtenbank bij actuele artikelen uit vijf landelijke Nederlandstalige kranten’.
Een eigen collectie is weggelegd voor de sectie Duits van de scholengemeenschap Oscar Romero in Hoorn. Volgens het onderschrift heeft de sectie Duits van de school deze website ontwikkeld en er luistervaardigheidmateriaal, leesopdrachten en een keur aan Hot Potatoesoefeningen opgezet. Het gebruik is vrij. Op het openingsscherm kun je allerlei klassen kiezen, maar ook vaardigheden zoals luisteren. Op die pagina aangekomen, kun je ook nog een keus maken voor onder- of bovenbouw. Voor de tweede en derde klassen heeft docent P. van den Boorn voor de leerlin-
Noem 2 slechte en twee goede eigenschappen van Donald!
Lösung zeigen
gen van zijn school, maar ook voor die van alle andere, een behoorlijk aantal luisteroefeningen klaargezet, aangevuld met Hot Potatoescontrolevragen. Het zijn aantrekkelijke oefeningen, vooral door het gebruik van afbeeldingen en de korte luisteractiviteit van enkele minuten. Dit waardevolle lesmateriaal is ook te vinden in het vaklokaal Duits van de Digitale School (<wp.digischool.nl/ duits>). Docenten en hun leerlingen kunnen dus beter de omweg naar de inventarisatie van Kennisnet omzeilen en daar meteen heen gaan. Zij vinden dan de zeer gebruikersvriendelijke uitnodiging: ‘Klik op wat je wilt oefenen of weten.’ Daarbij krijgen ze de keus uit: spreken, luisteren & kijken, schrijven, grammatica, woordenschat en lezen. Na de klik
9
LTM | Internet
op ‘Luisteren & kijken’, kies je beginners of gevorderden. Bij beginners staat de koppeling naar het vaklokaal Duits van de scholengemeenschap Oscar Romero en bij gevorderden een grote verzameling korte en lange pod- en vidcasts. Als je alleen al in het digitale vaklokaal Duits kijkt, dan heb je als leraar zonder te zoeken heel eenvoudig toegang tot alle gewenste digitale leermiddelen waarmee de leerlingen individueel en zelfstandig aan de slag kunnen. Daar te komen via de omweg van Edurep en de bijeengebrachte collecties van Kennisnet betekent veel tijdverlies. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 5
Oscar Romero
VRAAG luister naar het fragment en beantwoord de vraag in je hoofd of schrijf het op en controleer het dan door op ‘Lösung zeigen’ te klikken! Viel Erfolg!
RICHTIGE ANTWORT. Slecht: chaotisch, agressief, eigenzinnig. Goed: Hij helpt zijn neefjes / hij helpt zijn oom Dagobert.
Er kan best eens in een van die kranten een artikel met een Duits onderwerp staan, maar daarvoor hoeven docenten Duits en hun leerlingen niet naar het Nederlandstalige Stepnet. Voor het lezen en beluisteren van teksten in de schooltalen sturen veel docenten hun leerlingen al naar het zeer bekende Kidon.Media Link (<www. kidon.com>) met honderden links, zoals die van kranten, tijdschriften en radiostations. Deze gratis leverancier van dagelijks ververste medialinks verdient zeker een aparte plaats in de collecties van de moderne vreemde talen. De collecties van WDR en Tagesschau, twee Duitse nieuwssites, en , een website met luisterboeken, horen thuis in de rubriek ‘Video/ audio’. Nu staan ze verloren tussen de ‘Informatieverzamelingen algemeen’. De inventarisatie is dus nogal slordig opgezet. Kennisnet is een portal met als taak vakdocenten en hun leerlingen in contact te brengen met websites waar informatie, kennis en vaardigheden te vinden zijn. Wat het voortgezet onderwijs betreft met zijn verschillende vakken, kan Kennisnet volstaan met alleen een verwijzing naar de vaklokalen van de Digitale School, want daar is behoorlijk wat gratis, goed gerubriceerd digitaal lesmateriaal te vinden.
ict
Vanwege de onhandige zoekopties van de Didactobank, Davindi, Samen Zoeken en Edurep is de behoefte aan een goede materiaalbank met lesmateriaal alleen maar toegenomen. Het ministerie van Onderwijs kwam daarom met Wikiwijs en de VO-raad werkt aan een digitale leerbank. Deze ontwikkelingen wijzen op de behoefte om digitaal leermateriaal toegankelijker te maken voor docenten en leerlingen, en daardoor de kosten van leermiddelen te drukken. Een goede reden om eens te kijken of de nieuwkomers aan de eisen van de doelgroep gaan voldoen. Het ministerie wil docenten zelf lesmateriaal laten ontwerpen onder de titel Wikiwijs. Begin december 2008 heeft minister Plasterk dit project gelanceerd. Wikiwijs beoogt, volgens het persbericht, lesmateriaal voor alle onderwijsniveaus, voor iedereen online beschikbaar te maken. Het wordt vrijwillig gemaakt en permanent verbeterd door leraren die dat willen in een wikipedia-achtige omgeving.
Wiki onwijs! In zijn toespraak ‘Boven het maaiveld’ noemde de minister Wikiwijs een schoolvoorbeeld van onderwijsinnovatie. Hij onderstreepte dat lesmateriaal gratis en voor iedereen toegankelijk moet zijn. In het coalitieakkoord is vastgelegd dat er een vergoeding moet komen voor een gemiddeld boekenpakket. Deze bijdrage is ook bedoeld als een innovatieprikkel, omdat je scholen laat nadenken hoe die 316 euro het beste kunnen worden be-
Foto: JohanGraus
INTERNETONDERWIJS DEEL 4
steed. De minister stelde bovendien dat het niet meer van deze tijd is om schoolkinderen elk jaar weer zo’n 14 kilo aan boeken te laten meezeulen, om nog maar te zwijgen van de bomen die je hiervoor moet kappen. Met Wikiwijs wil de minister proberen het vak van de leraar interessanter te maken. Zij kunnen dan zelf op wikiwijze al het lesmateriaal bewerken. ‘Als bijvoorbeeld vijf procent van de leraren zich hiervoor wil inspannen, hebben we al genoeg “leerkracht” om er een succes van te maken’, zei de minister. Hij besluit zijn toespraak met de woorden: ‘Het zou mooi zijn als nu een bepaalde vakgroep het voortouw neemt. Je zult zien dan volgt de rest vanzelf. Het is mijn ambitie om Wikiwijs volgend jaar al van start te laten gaan. Nog in deze kabinetsperiode moeten we er iets moois van hebben gemaakt. Ik ben er zelf heel enthousiast over, dat merkt u. Ik hoop dat u mijn enthousiasme deelt en de uitdaging aanpakt.’ De vraag is of de leraren de minister op zijn wenken kunnen en willen gaan
10
LTM | Internet
bedienen. Er zijn zeker docenten die in staat zijn om interactief digitaal lesmateriaal te ontwikkelen. Daar volgen in een latere editie van LTM voorbeelden van. Ze zetten dat lesmateriaal op hun eigen website of op die van de school waar ze werken. Hun eigen leerlingen en die van hun vakcollega’s kunnen er gratis gebruik van maken. Maar dat betekent nog niet dat ze bereid zijn om in de wikiaanpak hun huisvlijt in handen te geven van anderen, die daarmee het recht krijgen om voor eigen gebruik veranderingen in het lesmateriaal aan te brengen. De onderliggende gedachte van de minister is natuurlijk leraren tot samenwerking te dwingen. Dat kost behoorlijk veel tijd, zodat pionierende docenten die digitaal lesmateriaal ontwikkelen, daar niet voor zullen voelen. Omdat de minister de schooldirecties niet kan dwingen deze docenten behoorlijk te belonen uit de pot leermiddelen en hij daar zelf waarschijnlijk ook geen extra geld voor ter beschikking stelt, zal Wikiwijs even geruisloos verdwijnen als
de andere onbruikbaar gebleken materiaalbanken.
Open Leermiddelenbank Op 19 november 2008 nodigde de VOraad de schoolbesturen uit om mee te werken aan het Samenwerkingsverband Open Leermiddelenbank (). Digitaal leermateriaal is volgens de Raad een krachtig middel om te komen van ‘passief naar actief’ en van ‘consumptief naar productief’ leergedrag. ‘Docenten kunnen hiermee meer eigen keuzes maken in de leerstof en krijgen veel meer mogelijkheden om aan te sluiten bij individuele behoeften en wensen van leerlingen. De realisatie van een open leermiddelenbank is een actie van het Innovatieplatform-VO, opgericht door de VO-raad. Dit platform ondersteunt scholen om het onderwijs eigentijdser en aantrekkelijker te maken voor zowel leerlingen als docenten door de innovatieve inzet van ICT.’ Scholen die deel willen nemen aan het Innovatieplatform kunnen daarvoor een subsidie krijgen van 15.000 euro. In totaal kunnen er twaalf scholen meedoen. De inschrijvingstermijn is inmiddels verstreken en de projecten moeten voor 31 december 2009 zijn voltooid.
Weggegooid geld Uit het reglement is niet duidelijk op te maken waaraan de scholen de subsidie moeten besteden. Daarvoor moet je naar de rubriek veelgestelde vragen van de Regeling Projecten Leermiddelenbeleid. Daar is te lezen dat ‘de subsidie is bedoeld
voor het opstellen van een leermiddelenbeleidsplan. Dit is de inhoud van het eindresultaat van het denk- en besluitvormingsproces over leermiddelenbeleid, dat heeft plaatsgevonden in de school’. Dan is er dus nog geen begin gemaakt met het ontwerpen van digitale leermiddelen. Dat is ook niet de bedoeling, zoals blijkt uit de antwoorden op de vragen 6 en 7. Vraag 6: ‘Kunnen we een projectplan indienen waar leermiddelenbeleid voor één vak of leergebied of voor één activiteit of medium behandeld wordt? Nee, dat is niet mogelijk. Vanzelfsprekend is er leermiddelenbeleid op elk niveau. Op het niveau van het schoolbestuur, op het niveau van de school, op het niveau van de locatie, op het niveau van de onderbouw, het leerjaar, het vak in leerjaar 1.’ Vraag 7: ‘Kunnen we een projectplan indienen voor het zelf ontwikkelen of schrijven of arrangeren van leermateriaal? Nee, dat kan niet, want de projectgelden zijn niet bedoeld voor het financieren van docenten voor het zelf ontwikkelen, maken of schrijven van materiaal of voor het arrangeren van leermateriaal.’ Bij lezing hiervan kan de conclusie alleen maar zijn: een leermiddelenbank voor alle vakken en niveaus van het voortgezet onderwijs zal er via de VO-raad nooit komen.
Hoe dan wel? De minister met zijn Wikiwijs, en de VOraad met zijn Open Leermiddelen-bank willen het onderwijs te hulp schieten met allerlei goed bedoelde initiatieven voor
11
LTM | Internet
internetonderwijs. Maar deze zijn niet uit de vaklokalen van het voortgezet onderwijs voortgekomen. Dat is goed te zien. Docenten willen best aan de ICT als dat hun onderwijstaak verlicht, dus als ze daarmee hun leerlingen zelfstandig en individueel buiten de lessen aan het werk kunnen zetten. Dat is alleen mogelijk als er op internet interactief lesmateriaal is te vinden voor alle vakken en klassen van het voortgezet onderwijs. Elke lesopdracht moet gevolgd worden door feedback, zodat de leerlingen meteen zien of ze deze goed of slecht hebben uitgevoerd. Als de leerlingen een serie opdrachten hebben uitgevoerd, moet er ook een beoordeling volgen met daarbij het advies om verder te gaan – of niet als de opdracht niet naar behoren is uitgevoerd. Technisch is dit allemaal al mogelijk. Er zijn al voorbeelden van dit soort lesmateriaal, gewoon bedacht en op het net gezet door pionierende docenten. In plaats van zijn Wikiwijs zou de minister, mede gestimuleerd door de VO-raad, er beter aan doen om deze docenten te laten opsporen, hun werk te laten beoordelen door vakdidactici en bij gebleken leerrendement daarvan, hen met een lessenvermindering aan te sporen om zo door te gaan. Binnen tien jaar zijn dan veel traditionele leermiddelen gedigitaliseerd en in een grote materiaalbank op internet te vinden. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 6
Ontwikkelaars van leermiddelenbanken nog steeds niet op de goede weg
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 5
TOOLKIT een gereedschapskist Na Kennisnet met de Didactobank, Davindi, Samen Zoeken en Edurep, de VOraad met zijn Open Leermiddelen-bank, werkt ook het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit Nederland aan een leermiddelenbank. De naam is er al: Toolkit, kennisbanken met scenario’s. Het is de bedoeling dat Kennisnet na gebleken effectiviteit de Toolkit gaat exploiteren. Docenten willen best aan de leermiddelenbanken, maar dan moeten deze doorzoekbaar zijn naar leerboekvervangend digitaal, interactief lesmateriaal dat op onderwijssoort, klas, vak en vaardigheid staat geordend. Het Ruud de Moor Centrum heeft kennelijk andere plannen met de Toolkit. Het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit Nederland is medio 2008 gestart met een inventarisatie van gratis schoolboekvervangende materialen. Op de website is te lezen wat daarmee wordt bedoeld. ‘E-learning is al jaren hot en dat is niet raar. Met een beetje fantasie kan elke docent lessen bedenken die met ICT-ondersteuning leuker worden. Of minder tijd kosten. Denk bijvoorbeeld aan begeleiding op maat, omdat het werk van leerlingen door de computer wordt nagekeken en de leerlingen zo feedback op maat krijgen. Toch leidt de inzet van ICT in het onderwijs ook vaak tot teleurstellingen. Dingen lopen niet altijd zoals men hoopt. Bijvoorbeeld omdat er technisch iets mis is. Of omdat de oefening niet spannend genoeg is. In dit deel van de toolkit helpen we met de inzet van ICT in uw klassen of groepen met concrete scenario’s: stappenplan-
nen waarbij de docent wordt meegenomen in een traject van voorbereiding tot technische uitvoering. In veel scenario’s wordt gewerkt met afstandsonderwijs. De woorden “via ICT” en “op afstand” zijn echter geen synoniemen. Zo vindt u in onze toolkit net zoveel “afstandsscenario’s” als scenario’s waarin ICT wordt gebruikt op één fysieke locatie. ICT staat dan ook eerder voor “individueel en op maat”. Voor “multimedia”. Voor “informatie your fingertips” [sic]. Voor “tijdwinst”. Voor “spannend”. Of beter nog, voor al deze mogelijkheden tegelijk.’ Deze inleiding klinkt veelbelovend en het loont daarom de moeite om enkele scenario’s voor de moderne vreemde talen nader te bekijken in de hoop dat deze toolkit uiteindelijk gaat waarmaken wat de voorafgaande leermiddelenbanken niet is gelukt: het signaleren van leerboekvervangend digitaal, interactief lesmateriaal.
De kennisbanken Het linkerframe (zie hiernaast) heeft een uitklapbaar menu met drie titels: Docenten gebruiken ICT, Docenten opleiden met behulp van ICT en ICT instrumenten. De meeste kans om naar je vak geleid te worden, vind je natuurlijk onder de eerste en de derde titel. Helaas is dat niet het geval. Wel staat er in het tweede rolmenu de titel: Vakinhoud en didactiek, maar de klik daarop levert de tekst: ‘Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, zorgt voor een krachtige leeromgeving in zijn klas of lessen. Hij helpt de leerlingen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen in de samenleving nodig
12
LTM | Internet
heeft om volwaardig te kunnen functioneren.’ Daar kan iedereen het wel mee eens zijn. Maar niet met de navigatie tussen de rolmenu’s van het linkerframe en de rubrieken van het rechterframe. Want die is uitermate tijdrovend. Bij elke titel in het rolmenu kun je rechts kiezen uit de drie onderwerpen: vraag, scenario’s en achtergrond. Bij alle onderwerpen word je doorverwezen, maar niet naar je vak
DE TOOLKIT Docenten gebruiken ICT Supervisie en monitoren Intervisie Feedback en beoordeling Samenwerkend leren Discussies en rollenspelen Groepsdynamica Integratie theorie en praktijk Werkstukken en opdrachten maken Docenten opleiden mbv ICT Interpersoonlijk gedrag Pedagogisch handelen Vakinhoud en didactiek Organisatorisch handelen Functioneren met collega’s Funtioneren in de organisatie Persoonlijke ontwikkeling ICT instrumenten Social Software Multimedia Onderwijsinstrumenten Informatie presenteren Zoeken en Vinden Overige instrumenten Overzicht van alle vragen Frame van Toolkit
zonder leermiddelen het Ruud de Moor Centrum echt alle hierboven genoemde zaken in de toolkit willen opnemen, dan wordt deze nog onoverzichtelijker dan hij al is en daardoor moeilijk doorzoekbaar voor bijvoorbeeld een docent Engels op zoek naar luistermateriaal voor 3 havo. De good practices zijn er nog niet. Zij zullen misschien nog komen, maar wel is nu al duidelijk dat de ontwikkelaars van het Ruud de Moor Centrum met hun kennisbank iets anders beogen dan een voor docenten nuttige leermiddelenbank.
Kennisplatform Duits Wie volhoudt en heen en weer blijft schakelen van het linker- naar het rechterframe en van onderwerp naar onderwerp, komt uiteindelijk toch bij vakken terecht, waarbij ook nog Duits, gevonden op . Je bent dan weliswaar niet meer in de Toolkit maar in de portal van het Ruud de Moor Centrum. Daar hebben de vakken nog wel geen kennisbank, maar ‘kennisplatform’ klinkt ook heel goed. Het kennisplatform Duits is in ontwikkeling en moet een omgeving worden die gericht is op kennisdeling van opleiders, studenten en begeleiders in scholen. Het Platform is een samenwerkingsverband tussen het Ruud de Moor Centrum, de Vereniging van Lerarenopleiders Duits, ZUM (Zentrale für Unterrichtsmedien im Internet), Goethe-Institut Amsterdam, ADEF en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Het kennisplatform is vooral bedoeld voor diegenen die op andere wijze hun startbekwaamheid op tweedegraads niveau willen behalen,
13
LTM | Internet
zoals zijinstromers en mensen die maatwerktrajecten volgen bij de lerarenopleidingen. Dat betekent niet dat ervaren docenten er niets van hun gading zouden kunnen vinden.
ZUM Vooral de medewerking van ZUM trekt de aandacht. Deze Duitse instelling werkt op wikibasis () en heeft als nevendoel het internet in te zetten als leer- en onderwijshulp voor alle schoolsoorten. De kennisplatformen zouden dus de toolkit kunnen helpen aan degelijke kennisbanken met een ruime plaats voor digitale leermiddelen. ZUM heeft reeds een stabiele en aantrekkelijke wiki voor Deutsch als Fremdsprache (). Voor het kennisplatform is binnen de wiki een eigen deel Deutsch in den Niederlanden opgezet (). De minister van Onderwijs, die zo enthousiast was over zijn bedenksel Wikiwijs (Daniëls, 2009), zal zeker met tevredenheid kennisnemen van het bestaan van de kennisplatformen en het misschien wel financieel mogelijk maken dat ze adequaat worden gevuld ■ met lesmateriaal. — wordt vervolgd — John Daniëls Literatuur Daniëls, J. (2009). Ontwikkelaars van leermiddelenbanken nog steeds niet op de goede weg. Internetonderwijs deel 4. Levende Talen Magazine, 96(6), 40–41.
LTM jaargang 96 | 2009 | 7
en niet naar iets wat maar op lesmateriaal lijkt. Onderwerpen als supervisie en monitoren, intervisie, incidentmethode, groepsdynamica, interpersoonlijk gedrag, social software wijzen niet in de richting van de aangekondigde good practices. Wel verschijnt steeds in de teksten het woord ‘kennisbank’ en uitleg over dat begrip is er ook: ‘Een kennisbank is een digitale bibliotheek waar kennis gehaald en gebracht kan worden. In een kennisbank wordt kennis van een bepaalde discipline toegankelijk aangeboden voor anderen. Deze kennisfragmenten kunnen de vorm hebben van aanwijzingen, regels, of aandachtspunten. Mogelijke kennisbronnen zijn: Voorbeelden (good practices), Artikelen, Verslagen & Documenten, Colums [sic], Eigen bijdragen van bezoekers, Nieuws, Boeken (besprekingen), Projectevaluaties, Begrippenlijsten, Personen. Een kennisbank onderscheidt zich van een databank en een informatiebank door opname van ervaringen, cases, checklists, best practices, maar ook worst practices, en persoonsbeschrijvingen (bij wie kan je terecht met welke vragen). Een dergelijke kennisbank koppelt bijvoorbeeld aan elk verslag ook een transferverslag waarin wordt aangegeven, wat anderen in hun werk aan deze informatie hebben. Op die manier kan kennisdeling plaatsvinden.’ Docenten zullen waarschijnlijk eerst op zoek gaan naar het gegeven voorbeeld good practices en de overige informatie voor later of nooit bewaren. Trouwens, als de ontwikkelaars van
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 6
LEERMIDDELENBANKEN in Vlaanderen,
Denemarken, Engeland en Schotland
Naast het exploiteren van het eigen leermiddelenplein kijkt SLO ook naar leermiddelenbanken in landen als België, Denemarken, Engeland en Schotland. In de brochure LRPLN 4-2009, te vinden op <www.slo.nl>, staan korte besprekingen van het Belgische KlasCement, het Deense Materialeplatformen, het Engelse Teem, en Learning and Teaching Scotland. Het loont de moeite om dit buitenlandse internetonderwijs op bruikbaarheid te bestuderen, vooral ook omdat teksten geschreven in de schooltalen vakondersteunend kunnen worden ingezet in het talenlokaal en het vaklokaal waar de inhoud van de tekst relevant voor is. De mogelijkheden voor vakondersteunend leren zijn legio en deze staan beschreven in enkele nummers van LTM van eind 2007 en begin 2008.
Zoekrobot & filter KlasCement (<www.klascement.be>) is ‘de Vlaamse educatieve portaalsite waar leerkrachten waardevol lesmateriaal uitwisselen. De fundamenten werden gelegd in mei 1998. Intussen is de site gegroeid tot het vertrekpunt voor vele leerkrachten uit Vlaanderen én Nederland.’ Deze kunnen eenvoudig lid worden, digitaal lesmateriaal insturen, maar ook voor gebruik ophalen. Lesmateriaal kun je in de databank
vinden met gebruik van de zoekrobot en het filter. Je start met een trefwoord en filtert daarna volgens de ontwerpers op categorie, thema, vak, onderwijstype, doelgroep of zelfs nog geavanceerder. In het linkerframe staan alle zoekopties. KlasCement biedt de mogelijkheid een algemene zoekterm in te vullen en eventueel daarna deze te verfijnen in de rubrieken Bouwstenen, Categorie, Vakken en Leergebieden, Onderwijstypen en Functies.
Engels Engels invullen bij de zoekoptie levert 233 hits op. In de rubriek Bouwstenen wordt daarbij automatisch Leerobjecten weergegeven. De rubriek daaronder, Categorie, biedt meer dan veertig keuzemogelijkheden, zodat deze rubriek niet mag meedoen bij het verfijnen van de zoekopdracht. Bij Onderwijstypes kun je het best kiezen voor secundair algemeen. Bij Functies kies je natuurlijk docent. De klik op Zoeken levert alleen een alfabet op met daarboven de tekst: ‘Er werden geen bijdragen gevonden om weer te geven.’ Klikken op enkele letters van het alfabet blijft zonder resultaat. Docenten die zover zijn gekomen, kunnen kiezen uit het doornemen van de onverfijnde lijst of KlasCement verlaten.
14
LTM | Internet
Luistervaardigheid Frans Wanneer je de zoekopdracht Frans verfijnt met multimedia, dan vang je een tiental foto’s uit Frankrijk. Dit is vreemd omdat het begrip multimedia natuurlijk ook betrekking dient te hebben op bewegend beeld en geluid, zoals pod- en vodcasts. Deze woorden geven als zoekterm geen resultaat. Kies je als bouwsteen Leerobjecten dan levert Frans 293 resultaten. Een docent die op zoek is naar lesmateriaal voor luistervaardigheid klikt op de letter L, maar treft daar dan grotendeels lidwoorden aan, zoals de eerste in de rij: L’essentiel de l’orthographe. Omdat er niet verder verfijnd kan worden op vaardigheid, zullen docenten en hun leerlingen alle bijdragen moeten langslopen om iets te luisteren te kunnen vinden. Dit is te arbeidsintensief om aan te bevelen.
Zoeken op vaardigheid De database van KlasCement bestaat grotendeels uit door docenten ingestuurde lessen of lesideeën. Dat is natuurlijk een goede ontwikkeling, want als zij niet weten wat leerrendement oplevert, wie dan wel? Maar dan moet al die huisvlijt goed gerubriceerd in de database worden gezet en wel gebaseerd op de zoekoptie van docenten. Zij kiezen eerst het vak, dan het schooltype,
Foto: Anda van Riet
15
LTM | Internet
Het Deense Materialeplatformen Van België naar Denemarken is slechts een klik. In LRPLN 4-2009 meldt SLO dat het Deenstalige Materialeplatformen (<www.materialeplatform.emu. dk>) een overzicht geeft van leermiddelen van uitgevers en van andere partijen die leermiddelen maken, zoals musea en leraren. Daarbij biedt de site verschillende ondersteuningsopties aan de aanbieders van leermiddelen door middel van het formulier voor en ondersteuning bij het metadateren (het aangeven van kenmerken aan het leermiddel) en het controleren van de copyrights. Er zijn voorbeelden, templates en handleidingen voor leraren en andere aanbieders. Er is geen Engelse versie om het belang van het metadateren en de templates te controleren en te beschrijven. Heel Materialeplatformen is in het Deens. Talendocenten kunnen wel kijken bij Fransk, Spansk of Engelsk in de hoop daar lesmateriaal in de doeltaal aan te treffen. Dat is niet het geval. Aan de meeste leermiddelen hangt een prijskaartje. Wat SLO in deze Deense database ziet, is onbegrijpelijk.
Teem: overbodig Van het Engelse Teem (<www.teem. org.uk>) zegt SLO dat ‘deze site op een overzichtelijke wijze informatie biedt over beschikbare digitale leermiddelen, doorzoekbaar per onderwerp of niveau. Een grote meerwaarde van deze website wordt gevormd door de beschreven ervaringen van gebruikers met het leermiddel. De site faciliteert verder de contacten met de uitgever en de aanschaf van het leermiddel. Gestart als overheidsinitiatief is de site nu privaat. Uitgevers betalen voor de evaluaties die op hun producten uitgevoerd worden.’ Bij Teem kun je lesmateriaal zoeken per uitgever, onderwerp, op alfabet of op de combinatie schooltype en vak. Bij elk leermiddel staat met een icoontje aangegeven of het leermiddel op cd-rom is verschenen of te downloaden is van internet. Dat laatste is natuurlijk de beste, meestal gratis, optie. Jammer is dat je beperkt op vak kunt zoeken. Zo kun je alleen maar zoeken bij Modern foreign languages. Daardoor is de opbrengst gering. Bovendien hangen ook aan de www-leermiddelen prijskaartjes, zoals aan i-cafe, uitgegeven voor Duits, Frans en Spaans door Oxford University Press en bestemd voor KS4 (Years 10–11). De uitgever noemt i-cafe een ‘interactive subscription website for reading and writing skills. Price: £150.00 excluding VAT’. Dit is niet een leermiddel waar Nederlandse docenten naar op zoek zijn. Dit geldt trouwens voor alle andere ook, zodat ook deze leermiddelendatabase voor ons onderwijs als volkomen overbodig kan worden beschouwd.
16
LTM | Internet
Learning and Teaching Scotland Learning and Teaching Scotland (<www. ltscotland.org.uk>) is de laatste door SLO aanbevolen buitenlandse leermiddelenbank. Hiervan zegt SLO: ‘Learning and Teaching Scotland (LTS) is de Schotse zusterorganisatie van SLO. Hun goed opgezette website biedt onder andere een selectie van online lesmateriaal, geschikt voor het onderwijs in Schotland. De (voorbeeld)leermiddelen zijn gekoppeld aan het Schotse curriculum. Interessant zijn educatieve games waarmee ook leerlingen in het Nederlandse primair onderwijs, na een korte instructie, prima zouden kunnen werken. Via de nationale elektronische leeromgeving Glow zijn zowel tools als online digitale leermiddelen te vinden.’ Wie de zoekopdracht German of French plaatst, krijgt een paar honderd titels voorgezet. Je kunt voor kant-enklaarcursussen Frans naar de NQ Online Resource Database. Het lesmateriaal is gedifferentieerd, maar lijkt me vanwege de niet in de doeltaal gestelde opdrachten zonder aanpassingen niet bruikbaar voor het Nederlandse onderwijs. Daarnaast kun je kiezen voor NQ Online’s Directory of Educational Websites. Maar het aanbod is klein en niet te vergelijken met de hoeveelheid bijeengebrachte websites in het eveneens Engelstalige Word Surfing, dat in het volgende nummer van LTM wordt besproken. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 8
vervolgens het leerjaar, en bij de talen ten slotte de verlangde vaardigheid of literatuur. Zo zul je bij luistervaardigheid alle bekende leveranciers van podcasts tegen moeten komen, zoals het uitermate bruikbare Audio Lingua (<www. audio-lingua.eu>). Deze website bedient sinds kort ook het onderwijs Italiaans en Russisch.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 7
WORD SURFING: gratis oefen-
materiaal voor veel moderne vreemde talen In de vorige afleveringen van LTM kwamen allerlei leermiddelenbanken aan de orde. Geen enkele daarvan houdt rekening met de werkwijze van docenten en leerlingen. Deze kiezen een vak, een afdeling, een klas, een niveau, een onderwerp en bij de moderne vreemde talen een vaardigheid. Toch zijn er wel degelijk goed bruikbare leermiddelenbanken. Bovendien zijn er ook pionierende docenten die voor hun eigen leerlingen en die van hun collega’s lesmateriaal op het net zetten. Hun werk wordt alleen door vakcollega’s opgemerkt en niet door de geldverslindende instanties die steeds maar weer opnieuw vergeefs proberen het onderwijs met het ontwerp van weer een andere database een dienst te bewijzen. In deze aflevering aandacht dus voor docent- en leerlingvriendelijke leermiddelenbanken met gratis te gebruiken leerboekaanvullend en zelfs soms leerboekvervangend lesmateriaal. Om te beginnen het Engelstalige Word Surfing.
Word Surfing Volgens de Engelse makers van Word Surfing kun je een taal leren door systematisch je woordenschat te vergroten en die woorden correct en vloeiend in allerlei situaties te leren gebruiken. Zij menen dit doel te bereiken door de taalleerders toegang te geven tot gratis websites met woord- en grammaticatoetsen, video’s, lees- en luisteroefeningen, spelletjes, lessen, forums en opzoekmogelijkheden voor onbekende woorden. Bezoekers van Word Surfing vinden lesmateriaal voor Arabisch, Chinees, Duits, Engels, Frans,
Italiaans, Japans, Koreaans, Portugees, Russisch, Spaans en Welsh. Als docenten en hun leerlingen geen bezwaar hebben tegen Engels als instructietaal, dan is Word Surfing goed bruikbaar voor het modernevreemdetalenonderwijs. Maar er zijn ook koppelingen naar websites met de doeltaal als instructietaal.
Groot aanbod Word Surfing () is opgezet door een groep onafhankelijk van elkaar opererende taalleraren en vertalers. Iedereen die iets met het onderwijzen van talen van doen heeft, kan partner worden in de organisatie. Men kan op allerlei manieren bijdragen aan Word Surfing, onder andere door mee te helpen aan het vergroten van het aantal websites voor het talenonderwijs en het in stand houden van de talrijke discussiegroepen. Daarnaast kunnen op de website van Word Surfing professionele aanbieders van talenonderwijs vertellen wat ze tegen welke prijs aan cursussen kunnen leveren. Uitgangspunt echter van Word Surfing is en blijft: onbeperkte vrije toegang tot alle opgenomen websites, hulp bij het gebruik van internet voor het leren van een taal en het ontwikkelen van een persoonlijke strategie voor woordverwerving. Word Surfing beoogt de leerlingen op een prettige manier in hun eigen tijd te onderwijzen met een groot aanbod aan internetbronnen. Voor alle niveaus, voor alle vaardigheden zijn er volledige cursussen beschikbaar met toetsen en al. Enige ordening is echter noodzake-
17
LTM | Internet
lijk. Anders haken de leerlingen snel af. Je vindt bij alle beschikbare talen veel dezelfde internetbronnen. Dat komt omdat de ontwerpers daarvan, zoals de BBC, meer dan één taal bedienen. Dat maakt het voor de leerlingen makkelijk om voor alle schooltalen dezelfde soort bronnen te gebruiken. Bovendien zijn ze dan ook gewend aan de driedeling van het niveau die voor alle talen geldt: Beginners (B), Intermediate (I), Advanced (A).
Frans Het is onmogelijk om alle schooltalen te bespreken. Ik heb ruim dertig jaar Frans gegeven in het voortgezet onderwijs en veel didactische vernieuwingen meegemaakt en meestal ook toegepast als ze leerrendement opleverden. Bij alle talen ziet de openingspagina er ongeveer uit zoals bij Frans: Vocabulary (B) – look, listen and learn Basic Grammar (BI) – read, listen, repeat ... and use Readings (BIA) – with sound French Video Resources (BI) BBC Learn French Online (BI) Learn French (BI) French on the Net (BI) French Tests (BI) LangMedia (BI) – videos with transcripts 100 Goethe Vocabulary Tests (BI) E.L. Easton (BIA) – lots of good links to more good opportunities
Ondanks de drie niveaus kunnen leerlingen niet zonder begeleiding losgelaten worden op deze openingspagina. Ze zou-
den gewoon niet weten waar te beginnen. Voorstructurering is dan ook noodzakelijk. Om de lezers een indruk te geven van deze elf internetbronnen bespreek ik ze allemaal even heel kort. Vocabulary is gemaakt door LanguageGuide.org. Deze organisatie maakt de aankondiging van look, listen and learn geheel waar. Alle woorden uit het aanvangsonderwijs worden in woordgroepen aangeboden met afbeeldingen. Je gaat met de cursor op de afbeelding staan en je hoort de uitspraak van het woord. De leerlingen zien de schrijfwijze en blijven net zo lang totdat ze alle woorden kennen, zoals die van de familierelaties. Met deze woorden kunnen de leerlingen hun eigen familie voorstellen in de klas. Dat geldt voor alle onderwerpen. Eerst de woorden leren dan er iets zinnigs mee zeggen en schrijven. Basic Grammar (BI). Deze grammatica is eveneens van LanguageGuide.org. De
leerlingen krijgen een lijst te zien met vier groepen grammaticale verschijnselen, die ze gefaseerd kunnen beluisteren en leren. Bij het persoonlijk voornaamwoord stuiten ze dan wel op het FransEngelse verschil tussen vous/tu en you. Dit wordt in het Engels goed uitgelegd met voorbeelden en al. De leerlingen zullen zich dan wel bewust moeten zijn van onze jijenjougewoonte, die in Frankrijk op zijn minst vervreemding wekt. Readings (BIA) is eveneens afkomstig van LanguageGuide.org. Je vindt er een aantal niet te lange voorgelezen teksten voor beginnende en gevorderde lezers. Voor de laatsten biedt deze leergang ook literaire teksten van onder andere Guy de Maupassant. Engelstaligen kunnen hun muiswijzer achter elke zin zetten, want dan krijgen ze de Engelse vertaling te zien van die zin. Daar hoeft dus geen leraar aan te pas te komen. French Video Resources (BI) zijn afkomstig van The Ashcombe School Language Col-
18
LTM | Internet
lege uit Engeland. De leerlingen kijken en luisteren naar de filmpjes met onderwerpen die in de meeste leergangen ook voorkomen. De in Hot Potatoes gemaakte oefeningen toetsen tegelijkertijd hun luistervaardigheid. BBC Learn French Online (BI) (<www.bbc. co.uk/languages/french/index.shtml>) bestaat uit een aantal programma’s waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. French Steps is een cursus voor beginners die al jaren in het archief van de BBC wacht op cursisten. Ze vinden er korte, thematisch geordende gesprekjes, die ze kunnen beluisteren met of zonder Franse of Engelse teksten. Daarna volgen schrijf- en spreekoefeningen. French Experience is op dezelfde leest geschoeid. De cursus biedt allerlei korte filmpjes, die de leerlingen kunnen bekijken met of zonder tekst. Quick Fix biedt de mogelijkheid om de beluisterde woordjes en zinnetje te downloaden op een mp3-speler.
Docent Stéphane Cornicard van Ma France loodst de leerlingen door 24 interactieve video-units heen. Elke unit bestaat uit drie korte filmpjes. De eerste biedt de belangrijkste woorden en grammaticale structuren van de unit, de tweede levert achtergrondinformatie en de derde de toepassing in het dagelijks leven. Wie klikt op For tutors kan een bepaald topic oproepen, zoals begroeten, dat als eerste in alle cursussen is opgenomen. Het is een handige manier van de BBC om per thema zo veel mogelijk gebruikssituaties te kunnen leveren.
French on the Net (BI) levert een groot aantal gratis te bezoeken websites met complete cursussen en andere geschikte manieren om online Frans te leren. Het is de bonte verzameling van Anne Fox, een tegenwoordig in Denemarken werkende tweetalige docente Engels en Frans, die meer dan tien jaar op scholen in Engeland heeft lesgegeven. Ze is daarom in staat om bij elke website een kundig oordeel toe te voegen. In haar collectie staat ook het uitstekende GCSE Bitesize French, dat ooit door de BBC is gemaakt en nog steeds op het net is te vinden (<www.bbc.co.uk/schools/gcsebitesize/ french>). French Tests (BI) is afkomstig van Languages Online, dat een tiental talen bedient. De honderden tests zijn gemaakt met het bekende auteursprogramma Hot Potatoes. Daarmee maak je matchoefeningen, kruiswoordraadsels, invuloefeningen, woordvolgordeoefeningen enzovoort. Alle toetsen zijn Frans–Frans en
bevatten alle door de leerlingen te kennen woorden uit de onderbouw. LangMedia (BI) levert een groot aantal thematisch geordende gesprekjes. De onderwerpen daarvan kom je ook weer in de meeste leergangen tegen. In sommige dialogen is de structuur te ingewikkeld voor het aanvangsonderwijs. Leerlingen die bijvoorbeeld de weg moeten leren vragen en wijzen, zullen niet gauw de straat opgaan met een zin als: Excusezmoi, mademoiselle, est- ce que vous pourriez me dire où se trouve la gare? Met een la gare, s’il vous plaît komen ze er ook wel. 100 Goethe Vocabulary Tests (BI) is afkomstig van het Duitse Goethe-Verlag. Naast boeken levert dit bedrijf ook gratis de mogelijkheid om woorden te leren vanuit elke moedertaal naar elke vreemde taal, dus ook Nederlands–Frans. E.L. Easton (BIA): Eva Easton heeft honderden websites gerubriceerd die goed bruikbaar zijn bij het leren van een taal. Als een van de eerste noemt ze Tennessee Bob’s Famous French Links. Bob Peckham is hoogleraar Franse taal en letterkunde en werkt al meer dan dertig jaar aan zijn Franse websites. Je kunt dan ook
19
LTM | Internet
daar alles vinden wat met de geschiedenis, literatuur en cultuur van Frankrijk te maken heeft.
L eerboekvervangend of aanvullend Onderzoek en experimenten moeten uitwijzen of de digitale verzamelingen lesmateriaal van Word Surfing de traditionele lesmethoden kunnen vervangen of op zijn minst aanvullen. Als Engels als instructietaal niet voor alle afdelingen van het vo haalbaar is, zal er vertaald moeten worden. Dat is dan altijd nog goedkoper en beter dan het bedenksel Wikiwijs van de minister van Onderwijs, de open leermiddelenbank van de VO-raad, de Toolkit van de Open Universiteit, Edurep, Davindi en de Didactobank van Kennisnet, het Leermiddelenplein van SLO, KlasCement en de andere besproken buitenlandse leermiddelenbanken. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls Literatuur Daniëls, J. (2009). Leermiddelenbanken in Vlaanderen, Denemarken, Engeland en Schotland. Internetonderwijs deel 6. Levende Talen Magazine, 96(8), 44–45.
LTM jaargang 97 | 2010 | 1
Met Learn French (BI) kunnen de leerlingen op allerlei manieren communiceren met gebruik van hun eigen stem en een zelf te bouwen identiteit, Voki genaamd. Met behulp van hun avatar sturen de leerlingen ingesproken teksten naar elkaar of naar hun talendocent. Een motiverende manier van oefenen in het spreken van de te leren taal.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 8
LEERMIDDELENDATABASE VAN DE
In de voorgaande afleveringen over leermiddelenbanken was er regelmatig sprake van de vaklokalen van de Digitale School. Onvindbaar lesmateriaal in de door Kennisnet, de VOraad en de Open Universiteit ontworpen leermiddelenbanken bleek soms goed gerangschikt voorhanden in de per vak door leraren opgezette lokalen en community’s. De conclusie luidde steeds dat docenten en hun leerlingen beter direct naar het betreffende vaklokaal zouden kunnen gaan om daar het nodige leerboekvervangend of aanvullend lesmateriaal op te halen. De Digitale School exploiteert namelijk een leermiddelendatabase met een goede zoekfunctie. Meer dan tien jaar geleden begonnen de eerste pioniers hun digitale lesideeën te zenden naar . Deze database is alleen toegankelijk voor de leden van een community van de Digitale School. Ook leerlingen kunnen daar lid van worden, zelfs van meer dan één community. Na het inloggen kunnen de leden leermiddelen insturen en zoeken. Ingestuurde leermiddelen kunnen door collega’s worden gebruikt en van commentaar voorzien, terwijl zij ook kunnen overleggen met de maker van het leermiddel.
L eermiddelen insturen en gebruiken Na het vak te hebben ingevuld waarvoor je een leermiddel wilt insturen, krijg je een aantal vragen voorgelegd die de zoekfunctie voor collega’s en leerlingen vergemakkelijken. Op de vraag wat voor leermiddel het is, kun je kiezen uit: leerlingenopdracht, toets en docentenmateriaal. Daarna volgen nog vragen over de taal waarin het leermiddel is geschreven en voor welk niveau het leermiddel is bedoeld. Daarbij is er keus uit: niet niveaugebonden, vmbo 1/2, vmbo 3/4, onderbouw havo/vwo, tweede fase havo, tweede fase vwo. Daarna kunnen de inzenders een tiental domeinen aangeven waartoe het leermiddel behoort. Voor de moderne vreemde talen moeten de inzenders aangeven of het leermiddel is bestemd voor leesvaardigheid, kijkluistervaardigheid, gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid, grammatica of woordverwerving. Achter elk vak staat het aantal leermiddelen vermeld. Het best voorziene lokaal is Engels met maar liefst 2167 leermiddelen, dan volgt Duits met 418, Nederlands met 306, Frans 264 en Spaans 12. Zoals de leermiddelen zijn ingezonden, zo kunnen ze ook worden teruggevonden: op niveau van afdeling en leerjaar, op domein, op vaardigheid enzovoort.
20
LTM | Internet
Engels Het ontwikkelen van leermateriaal voor gespreksvaardigheid is lastiger dan voor de andere vaardigheden. Vandaar dat van de in totaal 2167 leermiddelen voor het vak Engels die voor gespreksvaardigheid het geringst in aantal zijn. Voor alle afdelingen en niveaus komen ze niet boven de vijftien uit. Soms zijn de opdrachten voor gespreksvaardigheid gekoppeld aan andere vaardigheden. Dat is te begrijpen omdat onderwerpen waarover de leerlingen moeten gaan spreken, aangereikt kunnen worden door lees- of luisterteksten, ja soms door beide tegelijk. Bij het project Walk and Talk, een minitaaldorp, is zelfs schrijfvaardigheid toegevoegd. Het lesmateriaal is ontworpen voor de brugklas door docent Alan Turner van het Veurs Lyceum in Leidschendam. De leerlingen downloaden het lesboekje als Worddocument, printen het en gaan zelfstandig in tweetallen aan de slag. Er zijn allerlei spreekopdrachten, zoals informatie vragen en een interview maken met een bekende persoon over wie ze eerst allerlei gegevens te lezen krijgen. De te stellen vragen dienen voor het spreken, de antwoorden moeten uit een tekst worden gedistilleerd en opgeschreven, zoals echte journalisten het ook doen.
DIGITALE SCHOOL VOLDOET AAN DE ZOEKEISEN
Alie Bosma, docente Engels van de scholengemeenschap Sevenwolden in Heerenveen schreef voor haar leerlingen van de onderbouw en die van haar collega’s lesmateriaal waarin alle vaardigheden aan bod komen. ‘Spreekvaardigheid: native speaker interviewen, in groepjes werken. Schrijfvaardigheid: een gedichtje, een e-mail schrijven. Leesvaardigheid: gedichtjes met vragen. Luistervaardigheid: naar native speaker luisteren (aantekeningen maken en uitwerken). Woordverwerving: een wordfile aanleggen.’ Ella Visser van het Liemers College in Zevenaar ontwierp bij de door haar gebruikte leergang Stepping Stones een kwartetspel voor het oefenen van gespreksvaardigheid, grammatica en woordverwerving. Haar collega’s beloonden terecht haar huisvlijt met vier sterren. Leerlingen die graag iets met de handen doen, zullen zeker bereid zijn het in Word geschreven spel te downloaden, te printen, in kaartformaat te knippen en op karton te plakken. Daarnaast zijn er ook wel leerlingen in staat om zelf bij de lessen een kwartetspel te ontwikkelen. Een onderwerp is zo bedacht, plaatjes zijn er genoeg te vinden op internet. De vier bij elkaar horende Engelse zinnetjes moeten ze dan zelf bedenken. Het kwartetspel is
21
LTM | Internet
Frans Ook voor het vak Frans slechts vijftien lesideeën voor gespreksvaardigheid. Docent Jan Pover, een pionier uit de eerste jaren van de ICT, ontwikkelde enkele rollenspellen voor groepjes van twee of vier leerlingen. Het zijn zogeheten informationgapoefeningen, waarbij de leerlingen om ontbrekende informatie moeten vragen in allerlei situaties, zoals vragen naar elkaars personalia, hobby’s, prijzen in winkels enzovoort. Het zijn opdrachten in Word, die docenten kunnen openen, opslaan en printen. De leerlingen gaan er dan zelfstandig mee aan de slag. De meeste leerlingenopdrachten voor gespreksvaardigheid werken zo. Maar niet die van Dorien Merckens, docente Frans aan het Jac. P. Thijsse College in Castricum. Zij laat de leerlingen videoboodschappen sturen naar haar e-mailadres via een van de bekende netwerksites. In een Worddocument legt ze uit hoe de leerlingen dat moeten doen. Ze nemen twee aan twee voor de webcam een goed voorbereid gesprek op en sturen dat naar hun docente. Oplezen van papier kost punten. Paula van Kempen, docente Frans in het hbo, ontwierp een webquest met als titel Vie d’école et loisirs, bestemd voor de klassen 3hv. Het is een methodevervangende leeropdracht voor twaalf lessen van zeventig minuten. In de inleiding maakt ze duidelijk wat de bedoeling is: ‘Stel je voor, je verhuist naar Frankrijk en je moet naar een nieuwe school (le collège français). Je moet dan weten hoe het schoolsysteem werkt en wat er allemaal op school is te doen.’ In deze zeer bruikbare talenquest komen alle vaardigheden aan bod. Docente Anita Buurman van de KSG in Apeldoorn ontwierp in 2007 een aantal
dialogen gesitueerd in een winkel, een brasserie, bij de VVV en op het politiebureau. Het zijn voorbeelddialogen ter oefening in een taaldorp. Twee jaar later hadden al 184 docenten deze huisvlijt bekeken en een collega had er commentaar op geleverd. Nu doen al deze via Worddocumenten geleverde dialogen wat ouderwets aan. Het internet wordt alleen gebruikt voor het downloaden en de computer voor het printen van traditionele velletjes papier.
Virtueel taaldorp Toch is er een virtueel taaldorp op internet te vinden dat niet in de leermiddelenbank van de Digitale School is te vinden. Het is ontworpen door Maurice Visser, docent Frans aan het Dalton-Vatelcollege in Voorburg. In zijn vaklokaal (<www. dalton-vatel.nl/taaldorp>) kunnen leerlingen van het eerste en tweede leerjaar allerlei basisvaardigheden leren en oefenen. Als reden waarom zijn taaldorp, dat wel voor iedereen openstaat, niet in de leermiddelenbank is opgenomen, zegt Maurice Visser dat hij hard werkt en tot op heden geen tijd heeft gevonden om zijn taaldorp in de leermiddelenbank te zetten.
Conclusie Al deze pionierende docenten die hun huisvlijt naar de vaklokalen van de Digitale School sturen, zijn de wegbereiders van het door de minister van Onderwijs gewenste Wikiwijs en van de andere eerder in LTM beschreven leermiddelenbanken. Het daarin te investeren geld kan beter worden besteed aan de verdere professionalisering van de vaklokalen van de Digitale School en aan het financieel prikkelen van docenten zoals Maurice Visser om zijn taaldorp verder uit te bouwen. Daar heeft het onderwijs echt iets aan. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
22
LTM | Internet
LTM jaargang 97 | 2010 | 2
een handige manier om een hele klas aan het spreken te krijgen, al gaat het dan om een simpele structuur van zinnetjes als ‘Mag ik van jou van de familie de opa’.
23
LTM | Internet Foto: Anda van Riet
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 9
Toch zijn er wel degelijk pionierende talendocenten In eerder in LTM beschreven leermiddelenbanken en databases zijn ze niet te vinden. Ook de Inspectie van het onderwijs besteedt in ‘Portretten van scholen voor voortgezet onderwijs’ (zie Daniëls, 2007a, b) geen aandacht aan ze, terwijl de schoolbezoeken in het teken van ICT stonden. Toch zijn ze er: docenten die voldoende kennis hebben opgedaan van een auteursprogramma om daarmee digitaal, vaak interactief lesmateriaal te ontwikkelen voor de eigen leerlingen, maar dit ook meestal gratis ter beschikking stellen aan collega’s van andere scholen. Zij zijn bescheiden en timmeren niet aan de weg. Dit is ook de reden dat in het verslag van de werkconferentie ICT-pioniers in het talenonderwijs, georganiseerd op 25 en 26 november 2005 door het toenmalige NaB-mvt, te lezen staat: ‘De publicatie is bedoeld om talendocenten een bruikbaar overzicht te bieden van de verschillende toepassingen op ICTgebied, overigens zonder enige pretentie van volledigheid. Er zijn natuurlijk meer pioniers die we niet voor de werkconferentie konden uitnodigen, omdat we ze niet kennen.’ Was dat wel het geval geweest, dan was pionier Maurice Visser, docent Frans aan het Dalton-Vatel College in Voorburg, er zeker bij geweest.
Taaldorp Frans Maurice Visser heeft een digitaal taaldorp Frans ontwikkeld dat hij, via de
website van de school <www.daltonvatel.nl/taaldorp>, als lesmateriaal aan de eigen onderbouwleerlingen aanbiedt, maar ook aan die van zijn collega’s. Het openingsscherm biedt de leerlingen de gelegenheid om een keus te maken uit klas 1 of 2. Voor beide klassen zijn de volgende zes onderwerpen beschikbaar. Drie daarvan starten in de eerste klas en keren in het tweede leerjaar uitgebreid terug. •Bureau d’accueil (klas 1 en 2) •Club des jeunes (klas 1 en 2) •Dans la rue (klas 1 en 2) •Collège (klas 1) en Salle de classe (klas 2) •Supermarché (klas 1) en Restaurant (klas 2) •Hôtel de ville (klas 1) en Hôtel (klas 2) Deze onderwerpen staan in waaiervorm zonder voorgeschreven volgorde op het scherm. Docenten of hun leerlingen kiezen dus zelf een onderwerp voor digitale verwerking. Daarmee functioneert het taaldorp ook beter als aanvulling op de gebruikte leergang. De uitleg bij elk thema is kort en duidelijk. De leerlingen zien vier symbooltjes met elk een eigen betekenis: •In Connaissances élémentaires (basiskennis) worden alle zinnen aangeboden. Ook de belangrijkste woorden staan keurig op rij opgesteld. •In Écouter et regarder (kijken en luisteren) zijn voorlopig alle zinnen te beluisteren voor de uitspraak. In de toekomst komen er ook filmpjes van
24
LTM | Internet
de dialogen, gespeeld in het taaldorp. •In En savoir plus... vind je extra grammatica ter ondersteuning van de situatie. •In het koffertje van Extra vind je allerlei oefeningen die je kunt downloaden. Ook vind je er koppelingen die verwijzen naar nog meer oefeningen.
Dans la rue Vanwege de bekende begroetingsrituelen is het aan te bevelen in het eerste leerjaar met Dans la rue te beginnen. In het tweede leerjaar komt de straat terug met nieuw vocabulaire en zinnen. De leerlingen kunnen net zo lang de woorden en zinnetjes beluisteren en nazeggen totdat ze de goede uitspraak te pakken hebben. Dat kan individueel voor huiswerk thuis of in tussenuren op de schoolcomputers. Docenten die een hele klas tegelijk deze individueel bedoelde activiteiten van de leerlingen in het computerlokaal laten uitvoeren, verliezen daarmee kostbare lestijd. Een korte klassikale evaluatie van de gegeven opdrachten voldoet beter. Dat kan simpel met het ook bij de traditionele leergangen gebruikelijke vraag- en antwoordspel van hoe zeg je/vraag je? De meerwaarde boven de traditionele werkwijze van de onder 1 en 2 genoemde opdrachten bestaat uit het niet-klassikaal oefenen met woordbetekenissen, zinnetjes en uitspraak. Dat doen de leerlingen in niet-lesuur gebonden werktijd.
Het koffertje met Extra Extra is het meest interessante onderdeel van het taaldorp. Het is geïmporteerd werk van Thierry Perrot, docent Frans als vreemde taal (FLE). In alle koffertjes zitten dezelfde twaalf onderwerpen, steeds in deze volgorde: la maison, les vêtements, les numéros, la famille, l’alphabet, les heures, l’Europe, les animaux, le corps humain, la gare, les chiffres de 0 à 100, en ville. De leerlingen krijgen van al deze onderwerpen eerst de woordbetekenissen te zien en te horen, vervolgens de daarop gebaseerde dialogen.
Daarna volgen interactieve opdrachten, waarmee de leerlingen kunnen oefenen totdat ze geen fouten meer maken. Steeds zien ze de uitslag en het commentaar op hun prestatie. Maurice Visser had misschien beter bij elk thema alleen het bijhorende onderwerp van Perrot in het koffertje kunnen stoppen. Zijn alfabet met de uitspraak van alle letters hoort helemaal voor in de cursus. Na de behandeling in de tweede klas van Dans la rue kunnen de leerlingen dan interactief aan het werk met Perrots En ville. Daar leren ze de weg vragen en wijzen. Docenten die hun leerlingen nog meer willen laten oefenen met andere onderwerpen uit het werk van Thierry Perrot, kunnen hen sturen naar .
Leerboekaanvullend Het digitaal lesmateriaal van Maurice Visser kan uitstekend dienen als aanvullende transfer op de gebruikte leergang. Dat geldt natuurlijk ook voor de interactieve oefeningen van Thierry Perrot. De leerlingen kunnen er individueel en zelfstandig mee aan het werk na de opdracht daartoe van hun docent te hebben ontvangen. Tijdens het daarvoor afgesproken lesuur laten de leerlingen horen wat ze van hun buitenschoolse digitale docenten hebben geleerd. Het is zeker hun bedoeling dat de leerlin-
25
LTM | Internet
gen zich inspannen om de woorden en korte zinnetjes met de goede uitspraak en taalregels te leren. De eigen leraar zal dan nog wel even moeten controleren of ze dit is gelukt.
Advies aan OCW Natuurlijk zijn er meer pionierende docenten zoals Visser en Perrot die hun eigen leerlingen en die van hun collega’s van gratis digitaal, interactief lesmateriaal voorzien. Ze maken zonder enige vergoeding van het ministerie van Onderwijs iets wat er nog niet is. Het is dan ook niet zo vreemd dat Maurice Visser zijn taaldorp niet verder uitbreidt. De minister zou er goed aan doen niet-commercieel werkende auteurs van digitaal aangeboden lesmateriaal op te sporen en ze met een tripartiete overeenkomst een behoorlijke vermindering van het aantal te geven lessen te bieden om ze daarmee te stimuleren op de ingeslagen weg verder ■ te gaan. — wordt vervolgd — John Daniëls Literatuur Daniëls, J. (2007a). ICT-portretten van scholen voor voortgezet onderwijs. Levende Talen Magazine, 94(5), 39–40. Daniëls, J. (2007b). ICT-portretten van scholen voor voortgezet onderwijs: Deel 2. Levende Talen Magazine, 94(6), 27–28.
LTM jaargang 97 | 2010 | 3
En savoir plus... In de rubriek En savoir plus... treffen de leerlingen grammatica. In dit geval voor de eerste klas het traditionele leren klokkijken. Een tochtje langs alle twaalf onderwerpen laat zien dat enkele bij En savoir plus... een leeg scherm opleveren. De overige herbergen de traditionele grammaticaregels. Ze zijn simpel gehouden, zodat de leerlingen ze zelfstandig kunnen raadplegen of leren als een docent dat wenst. Hoe verschillend er ook wordt gedacht over de rol van de grammatica bij het leren van een moderne vreemde taal, voor het correct taalgebruik zullen de leerlingen op zijn minst moeten weten hoe ze alle voorkomende woordsoorten moeten schrijven.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 10
ALANE SLIMME NIEUWSLEZER Online leermiddel voor leesvaardigheid en woordverwerving De Alane (Adaptive Language Engine) Nieuwslezer (<www.alanenieuwslezer. nl>) is ontwikkeld door softwarebedrijf Edia in Amsterdam. Edia, een onderzoeks- en ontwikkelorganisatie voor webtoepassingen voor het onderwijs, is ontstaan door een nauwe samenwerking met de afdeling Communicatie- & Informatiewetenschappen van de Universiteit Tilburg. De wetenschappelijke basis voor de Nieuwslezer is gelegd in een onderzoeksproject van deze universiteit. Voorlopig is de Nieuwslezer alleen beschikbaar voor NT2, maar de andere schooltalen volgen binnenkort. Het programma werkt als volgt: de leerlingen maken eerst een test waarmee hun woordkennis wordt vastgesteld. Daarna kiezen ze een onderwerp en het aantal daarover te lezen teksten. Ze hebben de keus uit: binnenland, buitenland, economie, entertainment, gezondheid, kunst, media, sport en wetenschap. Op basis van de uitslag van de pretest en de gewenste onderwerpen zoekt het programma teksten in een database van dagelijks ververste krantenartikelen. In de tekst krijgen de woorden die boven het niveau van de leerling liggen, een rode achtergrond. Door met de muis over deze woorden te bewegen verschijnt een vertaling in een door de leerling vooraf gekozen hulptaal. Door op het woord te klikken verschijnt in het rechtergedeelte van het scherm een aantal voorbeeldzinnen waarin het doelwoord voorkomt. Ook is een opdracht toegevoegd waarbij leerders een woord dat half is afgebro-
ken, zelf moeten afmaken. Vervolgens kunnen ze doorgaan met een nieuwe tekst. Dat gaat door totdat het ingestelde aantal teksten is bereikt. Leerlingen en docenten loggen in op een apart deel van de Nieuwslezer. Beide kunnen de vorderingen volgen op een eigen scherm. Om de werking van de Alane Nieuwslezer te ervaren heb ik me achtereenvolgens als leerling en docent gemeld bij Rintse van der Werf, de ontwerper van Alane. Hij maakte twee accounts voor me aan, zodat ik als leerling en docent aan het werk kon.
Als leerling Om mijn woordenschat te bepalen kreeg ik een pretest voorgezet met 70 vragen. Dat was lastig omdat ik bij NT2 natuurlijk alle gevraagde woorden wel kende. Bewust maakte ik fouten en haalde zo een score van 45 goede antwoorden op de 70 vragen. Dat bracht Alane ertoe om mij de vier teksten over het verlangde onderwerp achtereenvolgens voor te zetten. De keus van de teksten was gebaseerd op mijn woordenschat van 8.240. In een van de teksten klikte ik op het me zogenaamd onbekende door Alane voorgesorteerde woord torpederen. Als hulp kreeg ik vier nieuwe zinnen met het onbekende woord erin. 1. Miguel Torres kreeg al na twintig minuten rood wegens het torpederen van Dani Aquino. 2. Het probleem van de nederzettingen dreigt het hele vredesproces te torpederen, zei de Saudische prins Saud al Faisal.
26
LTM | Internet
3. Amir wilde met de moordaanslag het Israëlisch-Palestijns vredesproces torpederen dat met akkoorden in Oslo in 1993 was begonnen. 4. Hij wil deze acties torpederen door ze per Koninklijk Besluit te vernietigen. In de hierop volgende clozetoets moest ik als leerling in staat worden geacht om in vier nieuwe zinnen met onbekend geachte woorden in elke zin het woord correct aan te vullen. In de zin ‘De Gezondheidsraad betitelt het vaccinatieprogramma als uiterst veilig. Het advies... maakt slechts een voorbehoud voor kinderen met een ernstige, aangeboren afwijking’, moet het woord advies aangevuld worden tot adviesorgaan. Na aanvulling van de vier woorden klik je op Versturen. Je ziet het meteen: groen is goed, rood is fout. Ga je met de cursor op het rode woorddeel staan, dan krijg je het correcte antwoord te zien. Ben je klaar, dan verneem je van de ingebouwde leraar hoeveel vragen je goed hebt beantwoord: Carnavalsprins met drankprobleem: 4 van 4 goed Marnixbuurt zegt nee tegen parking: 4 van 4 goed Europese beurzen in mineur: 3 van 4 goed Cijfers politie zijn onbetrouwbaar: 4 van 4 goed
Tekstdekking Onder tekstdekking verstaat Alane het aantal bij de cursist bekende woorden in een tekst gedeeld door het totaal aantal
in les 3 met een klik op Vervolg les verder kon gaan.
Als leraar Docenten hebben de beschikking over een Sakai-werkomgeving en ze kunnen van daaruit de instellingen van hun lessen beheren en de vorderingen van hun leerlingen bekijken. Op het tabblad Cursusconfiguratie kunnen ze het aantal lessen voor de leerlingen vastleggen, het niveau (normaal of moeilijk), de onderwerpen, het aantal teksten per les (1–8) en de tekstlengte. Deze staat standaard ingesteld op 200 tot 500 woorden. Ingelogd als leraar kon ik mijn eigen vorderingen volgen door mijn naam te selecteren uit de lijst met andere cursisten. Zo kon ik constateren dat ik drie dagen later wederom vier teksten heb gelezen, hoelang ik daar over heb gedaan en wat mijn score was. Helaas bleek ik geen woorden te hebben bijgeleerd (kader 1).
Digitaal, interactief en adaptief Alane Nieuwslezer is inderdaad slim, zeker vergeleken met allerlei traditionele leermiddelen leesvaardigheid en woordverwerving. Naast digitaal en interactief
is de Nieuwslezer ook nog adaptief, dat wil zeggen dat na de pretest de leerlingen teksten op hun niveau krijgen voorgezet met veel of weinig moeilijk geachte woorden. Daardoor is de Nieuwslezer niet geschikt voor klassikaal gebruik, ook niet in een computerlokaal met de hele klas. Leerlingen moeten leren lezen in een voor hen vreemde taal en daarvan de meest frequente woorden receptief leren onthouden. Dat is een individuele bezigheid voor niet-lesuurgebonden werktijd. De leerlingen kunnen overal inloggen, op elke plek waar ze de beschikking hebben over een computer met internetverbinding. Daar hoeft geen leraar bij te zitten als controle. Deze volgt via de Sakaiwerkomgeving de vorderingen van de leerlingen. Wie goed scoort, krijgt moeilijkere en langere teksten voorgezet. Wie minder goed kan begrijpen wat hij of zij leest vanwege een te geringe woordenschat, zal nog verder moeten oefenen op hetzelfde niveau. Dat is minder frustrerend dan bij een klassikale werkwijze te merken dat je niet mee kunt komen. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
DATUM
OPDRACHT
SCORE
START
EIND
29-jan-2010
opdracht bij: RVZ: ‘schaf numerus fixus bij geneeskunde af’
1-5
14:05:30
14:12:09
29-jan-2010
opdracht bij: Politie mag kentekendata langer bewaren
1-4
13:59:12
14:00:18
29-jan-2010
opdracht bij: ACP eist ingrijpen minister en politietop
0-4
13:57:00
13:58:41
29-jan-2010
opdracht bij: Vrijgezellenoptrekje van 800.000 euro troost Brad Pitt
4-4
13:54:10
13:55:25
Kader 1. Voortgang van John Daniëls, woordenschat: 8240 + 0
27
LTM | Internet
LTM jaargang 97 | 2010 | 4
woorden van de tekst. Mijn score is respectievelijk 92,38%, 91,67%, 91,80%, 91,91% en dat is heel hoog. Rintse van der Werf, geconfronteerd met mijn vorderingen, schrijft: ‘Het percentage bij de tekstdekking geeft aan dat we perfecte teksten hebben kunnen vinden voor dit niveau. Het doelpercentage waarmee ons tekstselectiemechanisme werkt in deze versie, is 92% van de woorden bekend, dus 8% mag (in principe) te moeilijk zijn. Dat klopt aardig goed.’ Het programma houdt ook je totale vorderingen bij. Ik startte met een woordenschat van 8240 en kreeg na afloop van mijn huiswerk te zien dat ik 42 nieuwe woorden had bijgeleerd. Die woorden krijg je dan ook nog een keer allemaal onder elkaar te zien om ze nogmaals in te prenten. Het programma geeft ook aan hoeveel keer een woord in hoeveel teksten voorkomt. Het woord stadsdeel kwam in een tekst over Amsterdam wel zeven keer voor. Wie dan nog niet weet wat het betekent, moet nog maar een paar teksten over Amsterdam lezen. Je kunt op elk moment de lessen onderbreken, want bij het opnieuw inloggen een dag later kreeg ik meteen te zien dat ik twee lessen had afgerond, maar dat ik
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 11
‘HET INTERNET ALS ONMISBARE TOEVERLAAT BIJ HET LEREN VAN CHINEES’ In de vorige afleveringen van deze serie over internetonderwijs kwamen enkele ondeugdelijke leermiddelenbanken en databases aan de orde. Deze waren niet tot stand gekomen vanuit de zoekbehoefte van docenten en leerlingen. Zij zoeken leerboekaanvullend of vervangend digitaal, bij voorkeur interactief lesmateriaal. Dat is er volop, maar niet of nauwelijks te vinden. Dat komt omdat ontwikkelaars geen rekening houden met de zoekstrategie van de klanten. Deze zoeken op vak, schooltype, afdeling, klas en eventueel op niveau. De leermiddelenbank van de Digitale School, beschreven in LTM 20102, voldoet hieraan. Dat geldt ook voor de Internettoolbox voor Chinees van pionier Wim Oostindier. Zijn motto: ‘De juiste link op het juiste moment . . . en altijd: one-click-away.’
Hulp bij het leren Wim Oostindier, docent Mandarijn Chinees aan de Hanzehogeschool in Groningen, heeft de Internettoolbox ontwikkeld voor zijn Nederlands- en Engelstalige studenten. Ze vinden daarin alle mogelijke hulp bij het leren van deze ongetwijfeld moeilijke taal. Stelregel daarbij is het ‘webdidactisch’ aanbieden van de leerstof. In de Toolbox vinden zijn studenten bijvoorbeeld antwoord op de vraag: ‘Op welke site kun je de volgorde van de streepjes zien?’ Wim Oostindier is deze vraag al voor geweest en heeft het antwoord erop in zijn Toolbox gezet. Zijn studenten moeten immers geen tijd verspillen met het zoeken naar websites waar ze alle antwoorden op hun vragen kunnen vinden. De Toolbox is te vinden
op en is zeker een bespreking waard, omdat de opzet ervan ook toepasbaar is op andere talen. De bezoeker komt na een klik op de opgegeven URL binnen in PB Works, (), een online werkruimte waar docenten en studenten informatie kunnen delen en samen aan een project kunnen werken. Na registratie wordt de bezoeker uitgenodigd digitaal Chinees te leren aan de Hanzehogeschool.
Werkwijze De openingspagina staat vol koppelingen met uitleg wat de studenten eronder kunnen aantreffen. In het rechterframe staan alle voor de studenten nuttige websites gerubriceerd op onderwerp: Tones & Pronunciation Typing Chinese Characters Character Training Dictionaries Translation Chinese Grammar Tools to Read Chinese Chinese 5-minutes-day Playing with your Chinese Chatting on line Chinese Portals for Learning Chinese History & Culture En voordat de studenten zelfstandig aan het werk gaan, lezen ze als geruststelling: ‘If you cannot find what you need / want, please, mail me: [email protected].’ Nieuwe bezoekers kunnen klikken op het vakje Newbies om daarna van alles online te gaan doen, zoals het schrijven van Chinese karakters, uit-
28
LTM | Internet
spraak oefenen enzovoort. Op geeft Wim Oostindier zelf digitaal uitleg aan zijn Nederlandstalige studenten. Hij doet dat door middel van vragen. De beginnende studenten zien een serie vragen in de ik-vorm of opdrachten met daaronder de antwoorden en tips, steeds gevolgd door een ‘Klik hier’. • Wat heb ik minimaal nodig? Uiteraard het basisgereedschap, namelijk het toetsenbord met Mandarijn Chinese tekens. Vervolgens het gratis te downloaden DimSum. • Hoe kan ik de toonhoogtes (leren) onderscheiden en hoe moet ik ze uitspreken? • Karakter(s) laten uitspreken: ‘Klik hier’. • Hoe klinkt een alinea gesproken Chinees eigenlijk? • Hoe ontdek ik de betekenis van een Chinees karakter? • De schrijfwijze van een Chinees karakter: uit welke en hoeveel streepjes is dit karakter opgebouwd? • Hoe ontdek ik of ik het woord dat ik wil gebruiken, wel klopt in de context waarin ik het gebruik? Dan moeten de studenten natuurlijk ook oefenen met bekende en onbekende karakters. Zij worden uitgenodigd om hun woordenschat uit te breiden. Dat kan op de websites van Teleac en de BBC. Chinese televisie kijken doen ze op <www.itv. com>.
Vragenlijst Alvorens een taal te gaan leren, moeten studenten zich natuurlijk bewust zijn van wat ze precies willen. Wim Oostindier
Waarom een Toolbox? Het idee voor de Toolbox was bij Oostindier opgekomen toen hij merkte dat zijn studenten een probleem hadden. Ze wisten dat ze de oplossing op het internet zouden kunnen vinden, maar niet waar. Die vraag legden ze neer bij hun docent. Deze ging aan het werk, waarbij het selecteren van de websites voor zijn Toolbox een kwestie van ervaring is, zo zegt
hij zelf. Hij vond de sites via de zoekmachine van Google en door gebruik te maken van de juiste sleutelwoorden. Natuurlijk zijn er dan toch nog problemen die opgelost moeten worden. Als eerste noemt hij de tonen, want de studenten willen dan weten welke tonen er zijn. Ze worden stante pede doorverwezen naar websites waar ze de tonen kunnen horen en naspreken. Dan volgt de vraag wat betekent dit woord dat ik zojuist heb gehoord? De Toolbox verwijst meteen naar de juiste plek op internet waar de studenten het antwoord kunnen vinden. Dan volgt natuurlijk de vraag hoe al deze geleerde woorden in een zin moeten worden uitgesproken. Ook hierop vinden de studenten een antwoord in de Toolbox. Wanneer de studenten de tekst in pinyin willen zien, worden ze doorverwezen naar de website met karakters geconverteerd in pinyin. Studenten krijgen het advies eerst te luisteren naar een tekst en de bijhorende karakters te lezen. Als ze daarbij vertaalproblemen hebben, moeten ze een bezoek brengen aan de online woor-
29
LTM | Internet
denboeken en websites met vertalingen. Zo worden de studenten aan de hand van de digitale meester door de leermiddelen geleid. Ze leren individueel en zelfstandig in hun eigen tijd. De leerstof die ze niet zelfstandig via de internetbronnen kunnen leren, zal ongetwijfeld tijdens de contacturen door hun docent worden behandeld.
Voorbeeld voor andere talen Natuurlijk is de Toolbox voor Chinees een goed voorbeeld dat navolging verdient. Wim Oostindier laat zien dat het aanbieden van een serie websites zonder ordening en uitleg studenten niet verder helpt. Ze blijven ergens steken, haken af en komen dan met vragen bij hun docent. Deze pionier voorkomt dat door de ordening van de websites op basis van de veronderstelde vragen van zijn studenten. Deze werkwijze verdient zeker navolging voor andere talen. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 97 | 2010 | 5
ontwikkelt daarvoor een speciale vragenlijst. Door op een van onderstaande mogelijkheden te klikken, komen de studenten precies terecht waar ze willen. • Ik spreek (bijna) geen Chinees en ben ook niet van plan het te leren (maar ik wil wel een paar zinnetjes kunnen zeggen). • Ik wil Chinees leren – Ik spreek het al een (klein) beetje en wil verder oefenen (alleen pinyin). • Ik wil Chinees leren – Ik spreek al (wat) Chinees, maar heb nog problemen met de karakters (alleen karakters). • Ik wil verzamelsites met Chinese taallinks raadplegen.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 12
Luistervaardigheidstraining met Audio Lingua spaart lestijd In de vorige afleveringen van ‘Internetonderwijs’ besprak ik enkele databases met lesmateriaal voor het talenonderwijs. Na de verzamelingen van het Engelse Word Surfing (LTM 2010-1) en van de Digitale School (LTM 2010-2), volgde het werk van Nederlandse pionierende docenten van het voortgezet en hoger onderwijs: Maurice Visser met zijn taaldorp Frans (LTM 2010-3), Rintse van der Werf met zijn slimme Nieuwslezer (LTM 2010-4) en Wim Oostindier met zijn toolbox voor studenten Chinees (LTM 2010-5). Dat het ook mogelijk is een database aan te leggen alleen voor luistervaardigheid bewijst Audio Lingua. Deze website (<www.audio-lingua.eu>) is gebouwd door de Groupe d’expérimentation pédagogique (GEP), wordt gehost door C.R.D.P en gefinancierd door de Académie de Versailles. De leerlingen krijgen mp3-bronnen voorgezet die ze online kunnen beluisteren, maar ook voor later gebruik kunnen downloaden. Ze oefenen daarmee individueel en zonder kosten voor de school luistervaardigheid Frans, Duits, Engels, Italiaans, Spaans en Russisch.
Luisteren en spreken op niveau Alle opnames zijn authentiek en door native speakers ingesproken. Het zal de leerlingen zeker aanspreken dat het maximumaantal opgenomen minuten niet meer bedraagt dan twee. Gevorderde leerlingen met een behoorlijke uitspraak kunnen eventueel ook zelf teksten inspreken. Ze moeten daarvoor eerst via een in te vullen formulier toestemming vragen. Hiermee voorkomen de ontwerpers van Audio Lingua dat mensen de website mis-
bruiken of dat ze er flauwe grapjes gaan uithalen. De onderwerpen zijn zeer gevarieerd. Leerlingen die geïnteresseerd zijn in een speciaal onderwerp, kunnen dat opvragen. Er is altijd wel een native speaker die daar iets over te melden heeft. Bovendien kunnen de leerlingen zich van tevoren zelf op een ERK-gerelateerd niveau (van A1–C2) abonneren. Zoals bij veel van dit soort sites is er een rating bestaande uit maximaal vijf toe te kennen sterren. Dit soort beoordelingen geeft docenten en leerlingen de kans om hun mening te geven over de spreekprestaties van de inzenders. Audio Lingua houdt een top tien van inzenders bij.
Werkwijze Enkele voorbeelden laten zien hoe simpel het gebruik van deze database is en hoe deze het best is in te zetten bij het luister- en spreekonderwijs. Op het openingsscherm kun je op de vlaggetjes toetsen. Je ziet dan hoeveel gesproken teksten er zijn in de aangeboden talen. Je krijgt ze dan allemaal ongesorteerd te zien en kunt ze met een klik openen. Rechts daarvan kun je je keuze als volgt verfijnen. In een rolmenu kies je achtereenvolgens de taal (een uit de lijst), niveau (A1– C2), spreekstem (vrouw/man), leeftijd (kind, jongere, volwassene of oudere), duur (0–30, 30–60, 60–90, 90–120 seconden). Vervolgens is er nog een snelkeuzemenu waarin je een taal naar keus of alle talen kunt opgeven en een woord dat naar een onderwerp verwijst. Een leerling die bijvoorbeeld aan judo doet, kan op zoek gaan naar iemand die die sport ook beoefent en daar iets over vertelt.
30
LTM | Internet
Inderdaad: judo Ik heb als taal Frans gekozen, maar de keuze voor niveau, spreekstem, leeftijd, duur op ‘indifférent’ laten staan om zo veel mogelijk reacties te krijgen. Het blijkt er desondanks maar een te zijn met de volgende verklaringen: ‘Résultats de la recherche judo. Benoit: je pratique le judo!’ Het niveau is B1, de stem masculin, de leeftijd adolescent, de duur 90–120 seconden en zijn tekst heeft Benoit een rating van 1,9 (twee votes) opgeleverd. Verder krijg ik nog te zien dat hij Français is, zijn tekst heeft ingesproken op 1 mei 2008 en dat hij afkomstig is van Guyancourt, France. Handig is dat de luisteraars ook een samenvatting te zien krijgen: ‘Quand et comment il le pratique, quelle est sa philosophie du judo (...), ses athlètes préférés.’ Bovendien is dit onderwerp te vinden in de rubrieken: sport, se présenter, loisirs. Docenten doen er goed aan om de leerlingen in het begin van deze luisteractiviteit enige richting mee te geven. Door ze voor Frans in het snelkeuzemenu se présenter te laten invullen krijgen ze een groot aanbod aan zich voorstellende native speakers.
Advanced search
Audio-Lingua introduction How does it work? How to submit resources Audio-Lingua charts
languages
French
level
indifferent
gender
indifferent
age
indifferent
length
indifferent
Quick search
languages
French
judo
Foto: Anda van Riet
Zich voorstellen is een van de thema’s die je in de leermiddelen van het aanvangsonderwijs van elke taal tegenkomt. Audio Lingua kan hierbij dus als aanvulling voor luistervaardigheid goede diensten bewijzen, te beginnen op A1-niveau. Bij Engels levert Audio Lingua voor het onderwerp introduce bijvoorbeeld voor alle niveaus 153 zich voorstellende Engelstaligen met een verdeling van: A1: 7 hits, voor A2: 29, voor B1: 90, voor B2: 34, terwijl er voor de niveaus C1 en C2 niemand zich komt voorstellen. De leerlingen kunnen op het introductiescherm van elke inzender ook nog zien waar de inzenders over spreken. Dat helpt ze zeker bij het maken van een keus en bij het beluisteren van de teksten. De leerlingen moeten alvorens te beginnen van hun docenten te horen krijgen welk niveau ze hebben. Wanneer daar geen duidelijkheid over bestaat, kunnen de leerlingen eerst hun taalniveau luistervaardigheid laten vaststellen in het testprogramma Dialang (<www.dialang.org>).
Aan het werk Om een groot aanbod te krijgen moeten de leerlingen zo min mogelijk keuzes maken. Vrouwen- of mannenstem, leeftijd en spreektijd kunnen blijven staan op indifferent. Na opgave van hun niveau begint de luisteractiviteit. Voor A2 stellen 29 Engelstaligen zich voor. De eerste in de rij is de Amerikaanse volwassene Rachael die in staat is om tussen de dertig en zestig seconden iets over New York en haar studie daar te vertellen. De leerlingen kunnen het tekstje net zo lang beluisteren als nodig is om alles te begrijpen. Ze maken aantekeningen en proberen de hoofdzaken in te prenten. Als ze tevreden zijn over hun prestatie, dan printen ze de afbeelding waarvandaan de luisteractiviteit is gestart. Ze zetten hun naam erop en nemen de print mee naar de les. Daar wijst de docent vanaf de ingeleverde blaadjes achtereenvolgens de leerlingen aan om in een klassikale, frontale setting te vertellen wat ze hebben beluisterd. Wanneer een docent iets niet goed
Rachael : Her studies
✰✰✰✰✰ (3.57 - 12 Rates)
✓A2 ✓female ✓adult ✓30-60 seconds English, 7 January, by Rachael (New York City, USA) She introduces herself and talks about her studies in New York City. introduce yourself; town; studies
URL of this resource : http://www.audio-lingua.eu/spip.php?article820
31
begrijpt of net doet of dat het geval is, dan is een vraag gauw gesteld. Wanneer vijftien minuten wordt uitgetrokken voor dit onderdeel van de les, dan komt er toch minstens een halve klas aan het woord. Deze warming-up geheel in de doeltaal zou het begin moeten zijn van elke taalles.
Voordelen Wie Audio Lingua gaat gebruiken, kan dat beter niet in lesuurgebonden werktijd in een computerlokaal doen. Dat is zonde van de lestijd. Luisteren is bij voorbaat een individuele bezigheid die de leerlingen overal elders kunnen uitvoeren. Daar is geen klas- of computerlokaal en kostbare lestijd voor nodig. Een korte klassikale inleiding over de werkwijze van Audio Lingua volstaat, gevolgd door de klassikale evaluatie van de beluisterde teksten. In deze en alle voorgaande afleveringen van de serie ‘Internetonderwijs’ bestaat voor mij de waarde van leermiddelenbanken of -databases uit de wijze waarop leerlingen er individueel en zelfstandig mee aan het werk kunnen op een eigentijdse en tegelijk ouderwetse manier van huiswerk maken. Hoe minder tijd docenten in de voorbereiding hoeven te steken, des te beter is het product. Dit geldt zeker voor Audio Lingua. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM | Internet
LTM jaargang 97 | 2010 | 6
Zich voorstellen in het Engels
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 13
IN SCHOOLTALEN ONTWORPEN WEBQUESTS ZIJN LEERZAAM VOOR VAK EN TAAL (1) Taaldocenten die hun leerlingen aan de WebQuests (WQ’s) willen zetten, zullen waarschijnlijk bij hun zoektocht terechtkomen bij <www.talenquest.nl>, want daar staan de speciaal voor het taalonderwijs ontworpen WQ’s. In andere talen dan de onze worden WQ’s, op een enkele uitzondering na, niet ontworpen voor het taalonderwijs, maar voor exacte vakken, geschiedenis en aardrijkskunde. Zo staan ze vaak ook gerubriceerd in verschillende databases. Inhoudelijk behoren deze WQ’s bij een vak. Zij zijn bij ons dus gecombineerd inzetbaar voor het vak- en taalonderwijs. Daarvoor is wel samenwerking nodig tussen taal- en vakdocenten, zoals eerder beschreven in de serie ‘Vakondersteunend leren’ in LTM 2007-7, 2007-8 en 2008-1.
Vakondersteuning Bij een vak ontstaat vanuit het leerplan de wens om de leerlingen van een bepaalde klas onderzoek te laten doen en kennis te laten vergaren over een onderwerp dat aan de orde is. Als belangrijke documenten in een van de schooltalen zijn geschreven, dan moeten docenten van de niet-talenvakken een beroep kunnen doen op hun collega’s van de talen. Als deze het onderwerp te horen krijgen, gaan ze op zoek naar bijpassend lesmateriaal in de taal die ze geven. Dat zal meestal Engels zijn. WQ’s hebben het voordeel dat de leerlingen er zelfstandig in niet-lesuurgebonden werktijd mee aan de slag kunnen. Alle uitleg over de aanpak, de te raadplegen internetbronnen, evaluatie van het geleerde ligt op het terrein van de ontwerpers van de WQ’s. Daarvoor is al jaren geleden door Bernie Dodge, Professor of Educational
Technology van San Diego State University, een protocol ontwikkeld waarin staat dat elke WQ de volgende onderdelen moet hebben: Introduction, Tasks, Process, Resources, Evaluation en Conclusion. In de Resources staan de door de leerlingen te raadplegen internetbronnen. In Tasks lezen de leerlingen dat ze geheel zelfstandig, maar wel in samenwerking met een of meer andere leerlingen de WQ moeten maken. Het is aan te bevelen om ze dat niet tijdens de lessen in een computerlokaal te laten doen. Dat is onnodig verlies van lestijd. De leerlingen moeten het zien als een huiswerkopdracht die ze op school of thuis kunnen uitvoeren. Ze werken met anderstalige bronnen, dus vergroten ze hun woordenschat en leesvaardigheid. In het taallokaal kunnen de leerlingen ook mondeling of schriftelijk een samenvatting in de doeltaal geven van wat ze van de WQ wijzer zijn geworden. Bij de opdrachtgevende vakdocent moeten ze natuurlijk meer opgedane kennis kunnen laten zien, maar dat kan dan gewoon in de moedertaal, tenzij het tweetalig opgeleide leerlingen zijn.
Knowledge Network Explorer Deze voorgestelde manier van samenwerken tussen taal- en vakdocenten heeft alleen kans van slagen als er voldoende geschikte WQ’s in de schooltalen zijn. De zoektocht daarnaar kan beginnen bij de Knowledge Network Explorer (KNE). Deze is te vinden op <www.kn.att.com>. KNE is een door AT&T (Amerikaanse KPN) gesubsidieerde website ten dienste van het onderwijs. Datzelfde geldt voor Filamentality. Deze beide dochters van AT&T zijn doorzoekbaar op WQ’s. Dat
32
LTM | Internet
gaat automatisch met de interne Googlezoekmachine. Het resultaat van de zoekopdracht bij KNE is niet slecht: 392 WQ’s! Ik kan er slechts een paar bespreken. Daarbij beperk ik me tot de door Google gevonden WQ’s waarvan ik denk dat ze in Nederland voor een niet-talenvak inzetbaar zijn als gratis lesmateriaal. Soms vind je er trouwens een die als onderwerp taalverwerving heeft. Dat is dan een mooie bijvangst. 1. De database van New Mexico State University (NMSU), . Vanwege de Spaanstaligen in die streek zijn er ook enkele WQ’s in die taal. Ze zijn gemaakt door studenten en docenten van het Learning Technologies Program van de universiteit voor de volgende vakken: English/Language/Arts, Mathematics, Science, Social Studies, bestemd voor het basisonderwijs, onder- en bovenbouw voortgezet onderwijs en volwassenen. 2. Bij QuestGarden () kun je de database doorzoeken op vak en taal. Leden hebben het recht de WQ’s te downloaden en naar behoefte aan te passen aan hun eigen onderwijs. Kies Frans en je krijgt een lijst met Franstalige websites, zoals een over de Eiffeltoren. 3. Voor Duits levert QuestGarden tien WQ’s. Er wordt bij vermeld voor welk vak en niveau ze zijn bestemd. Dit zijn slechts drie van de 392 bij KNE gevonden sluimerende databases met WQ’s. Ze wachten op een inventieve didacticus mvt van universiteit of hogeschool die elk van zijn/haar studenten opdracht geeft
Foto: Anda van Riet
Filamentality Ook deze tweede dochter van AT&T is doorzoekbaar op WQ’s. De interne Google vindt er ruim tweehonderd (<www.kn.pacbell.com/kne_search. html#fil>, vul in ‘webquests’). Sommige websites blijken te zijn verdwenen, maar de meeste leveren een database met een groot aantal WQ’s voor verschillende vakken. Andere verwijzen slechts naar een website. Enkele voorbeelden hiervan zijn: 1. San Diego State University, de bakermat van de WQ’s. Daar doceert Bernie Dodge. Het loont dan ook de moeite om de database van die universiteit te doorzoeken (). Je kunt zoeken op vak en niveau. 2. Bij Filamentality kom je ook scholen tegen die WQ’s verzamelen op hun schoolwebsites, zoals de Ray A. Kroc Middle School (). 3. In de lijst ook een WQ over het oude
Rome, dat ongetwijfeld op het onderwijsprogramma van die school staat (<www.kn.att.com/wired/fil/pages/ webancientki1.html>). De taaldocent draagt de leerlingen op de WQ te maken. Daardoor maken ze leeskilometers. Vervolgens ronden ze bij geschiedenis de opdracht in de moedertaal af met de in de WQ opgedragen mondelinge en schriftelijke presentatie van het geleerde. Afhankelijk van het leerjaar en het niveau kunnen de leerlingen ook in het taallokaal scoren met wat ze in de doeltaal over het onderwerp kunnen uiten. 4. The Ocean’s in Trouble, . Deze WebQuest uit 2001 is gemaakt door Peyri Leigh Ingrum van Grant Elementary School, San Diego. Het is een mooi voorbeeld van de combinatie van ardrijkskunde of biologie en Engels. Na een klik op Introduction verschijnt een vliegtuigje boven zee met een sleepnet waarop de tekst: ‘Hey, kids! Let’s go to the beach! Wait a second… There’s a sign that reads, “Danger, beach clo-
33
LTM | Internet
sed. Enter at your own risk.” Can you figure out why the ocean’s in trouble?’ Een simpele, duidelijke inleiding met een vraag waarmee de leerlingen hun al aanwezige kennis over het onderwerp kunnen mobiliseren om daarna uit te zoeken wat er mis is met de oceaan. Bij deze school zijn meer inspirerende WQ’s te vinden.
Frans en Duits Natuurlijk worden er in Europa voor sommige vakken ook WQ’s gemaakt in bijvoorbeeld Frans en Duits. Als je in de Franstalige Google op <www.google.fr> gaat kijken dan is het resultaat: ‘environ 13000 pages en français pour webquest’. Al bladerend kom je dan al gauw voor een vak en Frans bruikbare WQ’s tegen. Hetzelfde geldt voor Duits. Dit moet natuurlijk een reden zijn om daar in een volgende aflevering van deze serie over interneton■ derwijs aandacht aan te besteden. — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 97 | 2010 | 7
een database te inventariseren en aan te geven voor welke schoolvakken in ons land de gevonden WQ’s bruikbaar zijn.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 14
IN SCHOOLTALEN ONTWORPEN WEBQUESTS ZIJN LEERZAAM VOOR VAK EN TAAL (2) Docenten moderne vreemde talen die hun leerlingen aan de WebQuests (WQ) willen zetten, zullen waarschijnlijk bij hun zoektocht terechtkomen bij <www. talenquest.nl>, want daar staan de speciaal voor het taalonderwijs ontworpen WQ’s. In andere talen dan de onze worden WQ’s, op een enkele uitzondering na, niet ontworpen voor het taalonderwijs, maar voor exacte vakken, geschiedenis en aardrijkskunde. Zo staan ze ook gerubriceerd in verschillende databases. Inhoudelijk behoren deze WQ’s bij een vak. Zij zijn dus bij ons gecombineerd inzetbaar voor het vak- en taalonderwijs. Maar als WQ’s geen speciaal onderwerp voor een vak hebben, zijn ze ook goed te gebruiken in het taallokaal.
Académies Als je in het Franstalige <www.google. fr> gaat kijken dan is het resultaat: ruim 11.000 Franstalige pagina’s voor WebQuests. Al bladerend kom je dan al gauw voor een vak en Frans bruikbare WQ’s tegen. In het overzicht staan de gebruikelijke Académies, waarvan er dertig zijn in Frankrijk en France d’outre-mer. Zij dienen niet alleen als een soort regionaal bevoegd gezag, zoals bij ons vroeger, maar ze houden zich ook bezig met leerplanontwikkeling. Vandaar dat je de Académies, op zoek naar WQ’s, in de URL met de afkorting ac ook tegenkomt, zoals die van Parijs en Nancy/Metz ( en <www.ac-nancy-metz.fr/enseign/anglais/henry/webquests/webqciel.htm>). Het is dan wel even slikken als je bij onderzoek bij de Académies tot de ontdekking komt, dat de meeste opgege-
ven WQ’s Engelstalig zijn en ten dienste staan van het onderwijs Engels, maar dan wel vaak in combinatie met een zaakvak, zoals deze: ‘Let’s go to NewYork City a été conçu pour des élèves de 6ème, en rapport avec le programme de Géographie (au 3ème trimestre)’. Je komt bij de door de Académies opgegeven WQ’s ook juweeltjes tegen, gemaakt door docenten van Engelstalige universiteiten, zoals die van Richmond met als titel: Rewriting Romeo and Juliet: A Shakespearean WebQuest for High School English Students () of Let’s Throw a Wedding for Romeo and Juliet: A WebQuest for 9th Grade English I, Level Two. De leerlingen moeten in groepjes de hele bruiloft organiseren, zoals die in de tijd van Shakespeare zou hebben plaatsgevonden (). Voor het onderwijs Frans als tweede taal heb ik geen WQ’s kunnen vinden.
Québec Dan maar naar Canada. Vanwege de Franstalige provincie Québec (qc in de URL’s), zijn daar natuurlijk wel Franstalige WQ’s te vinden, zoals op , waar de term WebQuest is vervangen door mission virtuelle. Wanneer ik de ingang voor leerlingen volg, vind ik de missies voor basis- en voortgezet onderwijs verdeeld in verschillende niveaus. Aan de titels van de missies, zeker die van het basisonderwijs, is niet altijd af te lezen voor welk vak deze zijn bedoeld. Maar als het zonnestelsel op het lesprogramma van een vak staat, dan kunnen de leerlingen van het leslokaal Frans aan de slag met de missie van cycle 3 van het basisonder-
34
LTM | Internet
wijs: Voyage au coeur du système solaire. De inleiding oogt uitnodigend: ‘Le système solaire est constitué d’une étoile appelée le soleil. Autour de cette étoile gravitent 9 planètes (Mercure, Vénus, Terre, Mars, Saturne, Uranus, Neptune et Pluton), leurs satellites, des astéroïdes et comètes. Tu meurs d’envie d’en savoir un peu plus? Moi aussi. Ce sujet, vaste comme la voie lactée, mérite une escale. Monte dans la fusée, j’ai une mission spéciale à te confier.’ Missions virtuelles met betrekking op het leven in het Franstalige deel van Canada zijn minder interessant voor onze leerlingen. Maar als je bedenkt dat bijvoorbeeld het probleem van de vochtigheid en condensatie in Canadese huizen overal kan voorkomen, dan is die WQ ook wel geschikt voor inwoners van andere landen. De missie naar de mystérieuses piramides d’Egypte vereist samenwerking tussen een géographe, een ingénieur, een historien en een sociologue en is te vinden in cycle 1 van het voortgezet onderwijs. Leerlingen van de bovenbouw havo/vwo zullen ongetwijfeld bekend zijn met dit onderwerp, zodat docenten Frans ze deze missie gerust kunnen aanbieden.
Biologie en natuurkunde Eveneens voor cycle 1 van het voortgezet onderwijs staan enkele missies die de leerlingen kunnen uitvoeren voor de vaklokalen biologie en natuurkunde. Onder de titel OGM, miracle ou apocalypse staat een moeilijke virtuele missie over genetische manipulatie van planten met in de inleiding de volgende veronderstellingen: ‘Imaginez... suite à des manipulations génétiques...
énergie électrique. L’hydrogène est 2,2 fois plus énergétique que le gaz naturel. Depuis 1993, à titre expérimental, cette forme d’énergie actionne déjà des autobus à Chicago et à Oslo.’ Hetzelfde geldt voor de missie Le réchauffement de la planète, menace ou chimère? Voor cycle 2 is er dan nog een bruikbare missie over l’eau potable met als inleiding: ‘Vos concitoyens sont inquiets, « La chose peut-elle nous arriver à nous aussi ? ». Parce que vous, et vos collègues travaillez au service des relations publiques, le conseil municipal vous confie la mission suivante: rassurer la population concernant la qualité de l’eau potable qu’on lui fournit.’ Met het onderwerp le crédit et les jeunes zien de leerlingen hoe makkelijk ze schulden kunnen maken: ‘La création de nouveaux besoins, la disponibilité du travail à temps partiel, le crédit précoce par les prêts aux étudiants, l’accessibilité aux cartes de crédit et l’autonomie qu’on impose aux jeunes sont autant de facteurs qui les engagent de plus en plus souvent dans la voie de l’endettement.’ Hoewel in de ressources niet alle koppelingen toegankelijk zijn, kunnen jongeren toch kennisnemen van het gemak waarmee banken ze aan geld helpen.
35
LTM | Internet
Conclusie Ook al wordt er vanuit de vaklokalen geen beroep gedaan op docenten en leerlingen van de taallokalen, dan zijn daarmee deze Franstalige WebQuests niet meteen nutteloos. Ze zijn immers geschreven voor leerlingen met Frans als moedertaal, waarbij af en toe ook een Engelstalige bron niet wordt geschuwd. Onze leerlingen kunnen er veel van leren. Zoals aan de tekstfragmenten, maar ook aan de te raadplegen internetbronnen is te zien, gaat het om teksten die in het centraal eindexamen zouden kunnen voorkomen. Hoewel deze missions virtuelles zijn bedoeld voor basisonderwijs en lagere klassen van het voortgezet onderwijs, is het taalgebruik niet kinderlijk en om die reden en zeker wat de onderwerpen betreft, geschikt voor de bovenbouw havo/vwo. Het lijkt me dan ook logisch dat docenten Frans dit digitaal leermiddel inzetten voor de taalverwerving. Om die reden ben ik gaan kijken of er ook voor Duits WQ’s zijn te vinden, waarover de volgende keer meer. ■ — wordt vervolgd — John Daniëls
LTM jaargang 97 | 2010 | 8
• des bananiers qui produiraient des bananes contenant un vaccin contre le sida; •d es tomates carrées qui non seulement réduiraient les pertes d’espace dans le transport mais vous faciliteraient drôlement la vie lorsque vient le temps d’en faire des sandwichs; •u n riz dont la teneur en pro-vitamine A et en fer serait augmenté: ce qui éliminerait chaque année les deux millions de morts prématurés et la cécité provoqués par la déficience en vitamine A.’ De opdracht aan de leerlingen luidt een commissie te vormen bestaande uit biologen en ecologen. Zij moeten de regering aanbevelingen doen over wetgeving waarin garanties komen dat de mensheid kan profiteren van deze technologie zonder risico voor de gezondheid. Als genetische manipulatie bij biologie aan de orde is, kunnen leerlingen vanuit het vaklokaal Frans hulp bieden. De kennis opgedaan in de missie La pile à combustible, une pile miracle? is ongetwijfeld nuttig voor natuurkunde. De leerlingen worden uitgenodigd een bepaald bedrijf te interesseren voor deze vinding met als aanbeveling: ‘Le seul combustible dont l’oxydation ne produit aucun polluant. Cette technologie unique permet de transformer de l’hydrogène en
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 15
OOK IN HET DUITS ONTWORPEN WEBQUESTS ZIJN LEERZAAM VOOR VAK EN TAAL (3) Docenten moderne vreemde talen die hun leerlingen aan WebQuests (WQ’s) willen zetten, zullen waarschijnlijk bij hun zoektocht terechtkomen bij <www. talenquest.nl>, want daar staan de speciaal voor het taalonderwijs ontworpen WQ’s. In andere talen dan de onze worden WQ’s, op een enkele uitzondering na, niet ontworpen voor het taalonderwijs, maar voor exacte vakken, geschiedenis en aardrijkskunde. Zo staan ze ook gerubriceerd in verschillende databases. Inhoudelijk behoren deze WQ’s bij een vak. Zij zijn dus bij ons gecombineerd inzetbaar voor het vak- en taalonderwijs. Maar als WQ’s geen speciaal onderwerp voor een vak hebben, zijn ze ook goed te gebruiken in het taallokaal.
WebQuests.de De Duitse Google vindt maar liefst 118.000 hits voor WebQuests. Een bladertocht moet uitmaken of er vakgerelateerde WQ’s zijn en zo niet, of ze dan misschien ook bruikbaar zijn in het taallokaal. Als eerste in de Googlelijst staat de website <www.webquests.de>, ontwikkeld door docente Sonja Gerber, maar vanaf september 2004 heeft ze haar verzameling niet meer uitgebreid. Toch levert ze wel bruikbare WQ’s. Klik op: ‘Materialiensammlung und Unterrichtsbeispiele zu WebQuests’ en vervolgens op ‘Unterrichtsbeispiele’. Er verschijnt een lijst met vakken: Biologie / Umwelt Deutsch Datenverarbeitung / Informatik Erdkunde Englisch
Ernährungslehre Geschichte / Gemeinschaftskunde / Politik Latein Mathematik Spanisch Werkstoffkunde Wirtschaftslehre Sonstige Bij biologie gaat de eerste WQ over bacteriën: ‘Wenn Menschen an Bakterien denken, denken sie häufig an ekelhafte, gefährliche Organismen, die schlimme Krankheiten hervorrufen. Doch viele Bakterien sind alles andere als gefährlich.’ Na de Einführung volgen de andere verplichte onderdelen van een WQ, namelijk: Aufgabe, Prozess, Ressourcen, Kriterien, Ergebnisse. De criteria Ausgezeichnet, Gut, Mittelprächtig en Schlecht zijn duidelijk in een tabel gedefinieerd, zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn. In WebQuest.de ook nog ‘Ein fächerübergreifendes Projekt in Biologie und Geschichte’ met als titel Webquest seuchen durch die jahrhunderte. Leerlingen kiezen met een groepje van drie een van deze ziekten: Sars, Pest, Aids, Tuberkulose, Malaria, Legionellen, Hepatitis, BSE, Cholera en Grippe. Zij bestuderen hun ziekte en berichten erover als arts, politicus en historicus. De maker van deze WQ geeft precies aan wat deze functionarissen moeten doen. Ten slotte een ZooQuest met een heel aardige inleiding: ‘Ein dringendes E-Mail ist angekommen. Klicke hier, um es zu öffnen!’ De e-mail is afkomstig van Zoodirektor Müller en is gericht aan de leerlingen van de klas. Hij vraagt ze hulp bij het inrichten van zijn dierentuin
36
LTM | Internet
en wil weten welke dieren hun voorkeur hebben. Het is allemaal net echt, want de directeur eindigt zijn bericht met: ‘Zur Eröffnung des neuen Zoos seid ihr natürlich als Ehrengäste eingeladen.’ Deze WQ is afgeleid van Zoo Tycoon, die ik in 2007 heb beschreven in een artikel over games (). In dat spel, beschikbaar in alle schooltalen inclusief Nederlands, moeten de leerlingen een dierentuin ontwerpen en de dieren kiezen die er gehuisvest moeten worden.
Geschiedenis De aan het vak geschiedenis toegevoegde WQ’s over Gemeinschaftskunde en Politik zijn waarschijnlijk minder interessant voor behandeling in onze geschiedenislessen, maar weer wel in de Duitse les als Landeskunde. Een WQ over de uitbreiding van de EU met de titel Die EU-Erweiterung am 01. Mai 2004 is wel in te zetten bij verschillende vakken, zoals economie, juist vanwege de vraagstelling: ‘Aber warum sollen nun so viele neue Länder im Mai 2004 der EU beitreten? Schon jetzt gibt es viel zu viele verschiedene Sprachen innerhalb der EU. Das Einzige, was wir in der EU gemeinsam haben, ist der EURO. Was weiß ich schon über die neuen Beitrittsländer?’ Studenten oude geschiedenis die Duitstalige bronnen kunnen lezen, vinden een fraaie WQ bij de Johann Wolfgang Goethe-Universität in Frankfurt am Main met de titel Die brennende Bibliothek des antiken Alexandria. Bij geschiedenis is onder de titel Kinderarbeit ook een serie van acht WQ’s ondergebracht over Arbeitswelt
Amerikaanse op vak en niveau geordende verzameling WQ’s van Guilford County Schools. Ten slotte nog het uit Canada afkomstige Teaching, Learning & Technology Center met meer dan 1.200 WQ’s. Het is wel bladeren geblazen, want een zoekfunctie ontbreekt.
und Schule. De serie is afkomstig van de Arbeiterkammer Wien () en levert WQ’s voor kinderen van 10–14 en van 15–18 jaar.
Finden von WebQuests Als tweede vondst levert Google de WQ zoekende leraar de website van de Landesakademie für Fortbildung und Personalentwicklung an Schulen. Klik in het linkerframe op ‘Finden von WebQuests’. Dan vind je enkele koppelingen. De eerste verwijst naar het reeds besproken WebQuest.de, de verzameling van docente Sonja Gerber. De volgende is de databank van WebQuest-forum, een samenwerkingsverband van Land Niedersachen met hogescholen in Oostenrijk en Zwitserland. Deze databank met meer dan honderd WQ’s is doorzoekbaar op vak, klas en land van herkomst (
werp ‘freiwillige Klimaschutzabgabe auf Flugtickets – aus Umweltbewusstsein und Verantwortungsgefühl?’. WebQuest-forum heeft in de databank ook WQ’s die het niet zijn volgens de oorspronkelijke opzet van Bernie Dodge. De WebQuest Tropischer Regenwald bijvoorbeeld biedt niet veel meer dan een tiental vragen, waarvan de antwoorden op een paar opgegeven websites zijn te vinden. De leerlingen beantwoorden de vragen in een Worddocument dat ze ter beoordeling aan de eigen docent aanbieden. Leraren kunnen per e-mail de antwoorden bij de maker van de WQ opvragen, zodat ze niet zelf iets van het onderwerp hoeven af te weten. Docenten Duits kunnen hun leerlingen ter voorbereiding op het centraal examen de teksten aanbieden als oefening leesvaardigheid en de open vragen als controle op tekstbegrip. ‘Finden von WebQuests’ verwijst ook nog naar verzamelingen WQ’s uit Engelstalige landen, zoals de op vak geordende verzameling van de Amerikaanse Debbie Rollins. Verder nog de eveneens
37
LTM | Internet
— wordt vervolgd — John Daniëls Een digitale versie van alle in LTM verschenen artikelen van John Daniëls is te vinden op de website <www.internetonderwijs.net>.
LTM jaargang 98 | 2011 | 1
Nu nog inventariseren Dit is maar een fractie van alle pagina’s die de Duitstalige Google vindt met de zoekterm ‘WebQuests’. Om studenten studiepunten te laten verdienen zouden universiteiten en hogescholen ze een inventarisatie kunnen laten maken van alle in de schooltalen ontwikkelde WQ’s met onderwerpen die bij een vak horen, zodat deze WQ’s vak- en taaldocenten stimuleren om samen te werken. Die samenwerking zou zelfs in het hoger onderwijs gestimuleerd moeten worden. Als de docenten daar hun studenten zouden verplichten om vakliteratuur te lezen in een moderne vreemde taal die ze op school hebben geleerd, dan heeft dat een terugslageffect op het vwo. Leerlingen zullen dan in hun zesjarige opleiding meer teksten in vreemde talen moeten lezen dan ze nu gewend zijn. WebQuests in die talen, vooral als deze lesstof bevatten voor andere vakken, kunnen docenten en leerlingen stimuleren om ze te gebruiken voor het verwerven van vak- en ■ taalkennis.
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 16
WEBDIDACTIEK: EEN NOG NIET GOED GEDEFINIEERD BEGRIP Als je Google laat zoeken op het woord webdidactiek, dan vindt deze zoekmachine ruim vijftienhonderd voorbeelden. Een snelle bladertocht langs alle koppelingen daagt bezoekers niet uit om er een klik aan te wagen. Dat geldt wel voor alle koppelingen met het woord Kennisnet erin, want Kennisnet heeft een speciale community webdidactiek (). De bezoeker vindt er enkele websites, titels van boeken en artikelen met als onderwerpen ‘informatie en gegevens zoeken, vinden, verwerken’. Er is echter weinig concreets te vinden over de gevraagde webdidactiek en dat dan ook nog voor het taalonderwijs.
Tpack De enige bron met het gezochte woord in de URL is: TPACK, een denkmodel ter ondersteuning van webdidactiek. Twee wetenschappers, Petra Fisser (Universiteit Twente) en Jo Tondeur (Universiteit Gent) hebben er een website aan gewijd (). Ze verklaren waar de letters TPACK voor staan: het zijn de drie kennisdomeinen vakinhoud (Content Knowledge), didactiek (Pedagogical Knowledge) en ICT (Technological Knowledge). De auteurs verstaan onder Pedagogical Knowledge (PK) ‘de manier waarop leerlingen leren, hun (mis)concepties, inzet van leermiddelen, evaluatie van leren, klassenmanagement, lesvoorbereiding en -uitvoering’. Een taaldocent die de moeite neemt om de hele website van Fisser en Tondeur door te spitten, krijgt te maken met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Er is een uitgebreide literatuur-
studie over TPACK en een casestudy Ontwikkeling van TPACK in docentenontwerpteams. Op de Universiteit Twente worden meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de ontwikkeling van TPACK bij leraren door ze te laten werken in docentenontwerpteams. De onderzoekers zeggen zich te richten op verschillende vakinhouden, zoals taal (beginnende geletterdheid), science en wiskunde: ‘Binnen de ontwerpteams krijgen de leraren inhoudelijke ondersteuning door inhoudsexperts (op het gebied van ICT, didactiek en vakinhoud) of door voorbeeldmateriaal. Het TPACK-model wordt in de onderzoeken gebruikt om de cursus of het professionaliseringsprogramma vorm te geven en/of om de ontwikkeling in kennis bij leraren te beschrijven.’ Om de kloof tussen onderwijstheorie en praktijk enigszins te dichten, zouden docenten kennis moeten nemen van TPACK, maar deze vinding lijkt me niet meteen toepasbaar in het leslokaal.
Verschillende opvattingen Traditioneel zitten leermiddelen voor alle onderwijsniveaus in de door educatieve uitgevers verzorgde pakketten. De didactische omgang met dit lesmateriaal verschilt van docent tot docent en van leerling tot leerling, maar in principe halen de meesten er wel hun diploma mee. Hoe ze daar wel of niet in slagen is al jaren onderwerp van onderzoek en discussie, maar slechts weinig resultaten daarvan zijn direct toepasbaar in het leslokaal. Wanneer je bijvoorbeeld in de literatuurstudie van Paul Bogaards alle manieren om woordjes te leren onder elkaar zet, dan deugt er niet een (Bogaards, 1994). Hetzelfde geldt natuurlijk ook
38
LTM | Internet
voor het onderwijzen en leren van grammatica. Om maar even de twee uitersten te noemen: je voudrais als eerste persoon enkelvoud o.v.t.t. van het onregelmatige werkwoord vouloir, of als vorm om een wens kenbaar te maken. Wetenschappers noemen dit laatste een chunk. De meeste docenten Frans zullen, zeker in het aanvangsonderwijs, kiezen voor de chunk. Zo zijn de lessen in lezen, luisteren, spreken en schrijven onderworpen aan didactische gebruiken, gebaseerd op traditie en onderzoek. Er zijn veel verschillende opvattingen over het hoe, wat, waar, wanneer, waarmee en zelfs waarom onderwijzen en leren van een taal.
Webdidactisch handelen Als het al lastig is voor onderwijsgevenden om op de traditionele leermiddelen de beste didactiek los te laten, hoe moeilijk moet het dan niet zijn om dat te doen op lesmateriaal van het internet? Ik heb in al mijn artikelen over internetonderwijs geprobeerd allerlei leermiddelen op te sporen en te beschrijven. Ik gaf daar vaak ook bij aan hoe ik als docent, als ik nog voor de klas zou hebben gestaan, de leerlingen ermee aan het werk zou hebben gezet. Noem het een vorm van imaginair webdidactisch handelen. In dit voorlaatste artikel dat ik schrijf als vaste medewerker van LTM, wil ik nog eens terugblikken op de webdidactische aspecten van het internetonderwijs. Ik heb ook een enkele keer naar taallessen mogen kijken in een computerlokaal. Ik ben toen tot de conclusie gekomen dat op de vraag waar onderwijst de leraar en leert de leerling, het antwoord niet is met een hele klas in een computerlokaal. Dat is een groot verlies
iets niet begrijpt of net doet alsof. Dit zijn lesuren doeltaal-voertaal die naar mijn mening webdidactisch verantwoord zijn.
Samenwerken? Leerlingen laten samenwerken is verheven tot een didactisch principe. Je komt het steeds meer tegen bij lesopdrachten. Docenten laten meestal leerlingen in groepjes werkstukken uitvoeren. Dat is te begrijpen: het scheelt correctietijd. Maar als het onderwijs een afschaduwing mag of moet zijn van de grotemensenmaatschappij, dan berust de samenwerking niet op een didactisch principe, maar op rendementsoverwegingen. Als jij dit doet en ik dat, zijn we eerder klaar. Als leerlingen vragen of ze een opdracht mogen uitvoeren met een klasgenoot, moet ze dat worden toegestaan. Maar solistisch ingestelde leerlingen die het vertikken, moeten niet worden gedwongen tot samenwerken en zeker niet met een klasgenoot die ze niet zien zitten. In WebQuests kom je vaak de opdracht tegen om samen te werken in groepjes van drie of vier. Dat heeft alleen zin als elke leerling een bepaald aspect van de opdracht uitvoert. Onderling overleg hierover kan verheven worden
39
LTM | Internet
tot een didactisch principe. Maar omdat dit zal plaatsvinden in de moedertaal, is deze werkwijze niet zo interessant voor het taalonderwijs. Dat wordt het wel als de leerlingen internationaal overleg moeten voeren. Voorbeelden daarvan heb ik ooit gevonden in Science Fair Projects (2004), Grass Routes (2005) en natuurlijk in de ThinkQuest-wedstrijden. Een van de voorbeelden daarvan was scholier Hans uit Etten-Leur, die samen met Shengquan uit Singapore en Oyinda uit Nigeria een website bouwde met als onderwerp Vincent van Gogh in Etten. Zij overlegden in het Engels en wonnen de hoofdprijs van ThinkQuest 2000 (). Goede webdidactiek moet voorkomen dat de leerlingen op internet verdwalen. Dat gebeurt ze ook niet in hun leer- en werkboeken. Digitaal aangeboden lesmateriaal moet dus beschikken over een ingebouwde docent die voor ■ structuur zorgt. Maar is die er al? — wordt vervolgd — John Daniëls Literatuur Bogaards, P. (1994). Le vocabulaire dans l’apprentissage des langues étrangères. Crédif: Hatier/Didier.
LTM jaargang 98 | 2011 | 2
Foto: Anda van Riet
aan kostbare lestijd: het bespreken van het computerlokaal voor het lesuur in het rooster, alle leerlingen tegelijk laten inloggen op de goede plek, uitleggen wat ze moeten doen, rondlopen en problemen verhelpen die natuurlijk niets met het vak van de docent te maken hebben en nog meer tegenslag. Een docent vergat bij de systeembeheerder de koptelefoons op te halen en begreep dus niet waarom de leerlingen nog niet aan het luisteren en spreken waren. Die zaten gewoon hun eigen dingen te doen. Hoe dan wel? Een korte klassikale uitleg van wat de leerlingen als huiswerk, dus in niet-lesuurgebonden werktijd, dienen te doen en dan de rest van het lesuur iets anders gaan onderwijzen of een boek met ze lezen. Altijd overhoren wat ze op het internet wel of niet hebben geleerd. Wanneer de leerlingen een krantenartikel hebben gelezen op Kidon Media (<www.kidon.com/medialink>) of een tekst hebben beluisterd op een van de vele radio-televisiezenders, dan moeten ze die even kort samenvatten in de doeltaal. Dat moet wel omdat alle leerlingen met verschillende teksten komen en een docent niet beschikt over kant-en-klare vragen bij elke tekst. Maar een vraag kan nooit kwaad als de docent
ict
INTERNETONDERWIJS DEEL 17 (slot)
WEBDIDACTIEK: WAT EN HOE LEREN DE LEERLINGEN OP HET WEB? Goede webdidactiek moet voorkomen dat de leerlingen op internet verdwalen. Dat gebeurt ook niet in hun leer- en werkboeken. Het allerbeste digitaal aangeboden lesmateriaal beschikt over een ingebouwde docent. Deze kan de leerlingen didactisch meer bieden dan hun eigen docent in een volle klas met traditionele leermiddelen. Aan welke didactische eisen moet dit via het internet aangeboden lesmateriaal voldoen? Het is in ieder geval interactief, dat wil zeggen dat de leerlingen meteen zien of ze de opdracht goed of niet goed hebben uitgevoerd en dan ook nog waarom wel of niet. Hun eigen docent geeft de leerlingen een taak op, maar de ingebouwde webdidacticus geeft naar behoefte uitleg en houdt de leerlingen net zolang bezig totdat ze de opdracht naar behoren hebben uitgevoerd en dat bij overhoring in de klas kunnen laten zien. Nog beter is lesmateriaal dat naast digitaal en interactief ook nog adaptief is, dat wil zeggen zich aanpast aan het niveau van elke individuele leerling. Daarmee wordt eindelijk tegemoetgekomen aan het stokpaardje van de onderwijsvernieuwers van weleer: differentiatie binnen klassenverband. Databases worden wel gevuld met goedbedoeld door docenten ontwikkeld lesmateriaal, maar de professionele combinatie van programmeur en geschoolde vakdidacticus ontbreekt nog steeds.
Programmeurs en didactici Hoe kan dit bereikt worden? Vakdidactici ontwikkelen wensen waaraan het te ontwikkelen lesmateriaal moet voldoen. Programmeurs gaan die wensen vertalen in een daarvoor geschikt programma. Zij krijgen bijvoorbeeld de wens voorgelegd
voor de ontwikkeling van een serie digitale, interactieve, adaptieve schrijftaken. Als leerlingen een grammaticale fout maken of foutief spellen, dan willen de didactici niet alleen dat zij met behulp van het controleprogramma hun fouten verbeteren, maar ook dat ze voor elke fout verwezen worden naar het daarop betrekking hebbende onderdeel van de grammatica. Na het kennisnemen en leren van de regels, maken ze de taak opnieuw. Als een taak is uitgevoerd, volgt een toets waarvan de uitslag automatisch naar de eigen docent van de leerlingen wordt gestuurd. Deze complimenteert de leerlingen met het behaalde resultaat en verwijst ze naar een hoger niveau om zelfstandig weer verder te gaan met leren. De programmeurs zeggen dat dit mogelijk is en ze gaan aan het werk. De eigen docent besteedt de vrijkomende lestijd aan literatuur, die inmiddels bijna volledig in alle talen op het web is te vinden. Ook hier moeten didactici aan het werk om orde in de moeilijkheidsgraad aan te brengen, zodat vanaf het eerste leerjaar tot en met het eindexamen op niveau kan worden gelezen.
De databases Ik heb in een serie over leermiddelendatabases (LTM 2009-3/4/5/6/7/8 en LTM 2010-2) nogal wat kritiek geuit op de Didactobank, Davindi, Samen Zoeken, Edurep (Kennisnet), Toolkit (Open Universiteit), Wikiwijs (OCW), Open Leermiddelenbank (VO-raad). Mijn grootste kritiek was dat de organisatie niet was gericht op de zoek- en werkwijze van docenten en leerlingen, want die zoeken op vak, afdeling, klas en voor de talen ook nog op vaardigheid. Het Leermiddelenplein van de SLO
40
LTM | Internet
bleef buiten beschouwing, omdat die database nog in opbouw was. Nu hij klaar is, valt deze database ook niet in de prijzen, want bij het aanvinken van vo, digitaal, talen, gratis en Frans krijg je drie interessante brochures uit verschillende door de SLO verzamelde bronnen. Je kunt de zoekopdracht verfijnen, maar taaldocenten denken dan natuurlijk aan spreek-, schrijf-, luister- en leesvaardigheid en uiteraard ook aan literatuur. Maar die verfijning is niet aangebracht. Er is wel een koppeling naar 587 zoekresultaten van Edurep, maar die zijn grotendeels afkomstig uit de collectie van Digischool, dus had de SLO de bezoekers beter deze omweg kunnen besparen, vooral omdat je in die database () wel kunt verfijnen op vaardigheid, maar ook op een methode waarbij de opdrachten door docenten zijn gemaakt. Zo levert de zoekopdracht nietmethodegebonden opdrachten voor gespreksvaardigheid Frans voor onderbouw havo/vwo tachtig resultaten op. Het is me niet bekend hoe de docenten hiervan gebruikmaken. Zoeken ze van tevoren een opdracht uit, leiden ze dat frontaal klassikaal in waarna ze de leerlingen voor huiswerk de opdracht laten uitvoeren om de resultaten daarvan de volgende les met hen te evalueren? Hoewel de docenten die digitaal lesmateriaal leveren, pioniers genoemd kunnen worden, leidt het resultaat van hun inspanningen niet tot een in moeilijkheidsgraad oplopend leerplan met leerboekvervangende aspiraties. De docenten missen de inbreng van een programmeur die de gedigitaliseerde leerstof interactief en zelfs adaptief kan maken.
Foto: Anda van Riet
tica die bij het thema Wohnen horen. Ook staan hier bij het thema passende taalspellen. Behalve Wohnen is er lesmateriaal voor de thema’s Personalien, Einkaufen, Freizeit, Essen und Trinken, Schule, Reisen und Verkehr, Umwelt en Berlin. In totaal 126 lessen met steeds alle vaardigheden zoals bij Wohnen. De arrangeurs van de OVC verwijzen de leerlingen bij alle opdrachten naar externe bronnen zoals het alom bekende Wrts, het overhoorprogramma van de Digitale School, waar ze met een klik in het goede thema kunnen komen. Ze kunnen ook het online woordenboek Interglot.nl gebruiken. Ze typen het Nederlandse woord waarvan ze de vertaling in het Duits willen hebben, en met een klik staat het er. In tegenstelling tot alle databases met hun geïsoleerd lesmateriaal heeft de Lesbank voor de moderne vreemde talen een opbouw die je ook vindt in de meeste traditionele leermiddelen. De leerlingen zouden dus in staat moeten zijn om werkend van thema naar thema te oefenen in de daarbij aangeboden vaardigheden. Of ze dit geheel zonder tussenkomst van
41
LTM | Internet
de eigen docent kunnen doen, moet uit onderzoek blijken. Ik heb daarover op de website van de OVC geen informatie kunnen vinden.
Internetonderwijs Internetonderwijs komt langzaam op gang. Te veel instanties ontwikkelen leermiddelenbanken waarvan de meeste nog niet gevuld zijn met leerboekvervangend lesmateriaal. De Lesbank gaat de goede kant op. Onderwijsondersteunende instituten zoals de pedagogische centra, SLO en CINOP zijn druk bezig met eigen projecten, scholing en onderzoek. Maar als je alle publicaties bij elkaar legt, is er nauwelijks samenhang te vinden. Instellingen die het internetonderwijs verder willen helpen, moeten al hun vakdidactische kennis mobiliseren om antwoord te geven op de vraag wat en hoe de leerlingen moeten leren van en op het web. Ik heb als geïsoleerde webspeurder het antwoord niet kunnen vinden. ■ Misschien lukt het anderen wel. John Daniëls
LTM jaargang 98 | 2011 | 3
Gedigitaliseerde lesmethoden In LTM 6 en 7 van 2008 heb ik het werk beschreven van de Onderwijsvernieuwingscoöperatie (OVC). Bij een hernieuwd bezoek aan de OVC bleek al het voor publicatie geschikte, gearrangeerde lesmateriaal te zijn verhuisd naar de Lesbank (). De Lesbank is te doorzoeken op vak, klas en voor de talen op thema. Binnen de thema’s komen alle vaardigheden aan bod. Het doel van de OVC is vanaf het begin geweest om voor alle schoolvakken leerboekvervangend gedigitaliseerd lesmateriaal te ontwikkelen. Daarmee is de OVC wat de onderbouw vmbo–havo–vwo betreft al aardig op weg. De Lesbank is voor de leerlingen eenvoudig te gebruiken. Voor Duits bijvoorbeeld verwijst de docent zijn leerlingen van het eerste leerjaar bijvoorbeeld naar het thema Wohnen. De leerlingen beginnen bij start en werken vervolgens de vaardigheden Höhren, Lesen, Sprechen, Schreiben, Landeskunde, Sprachaufgabe af. Ze hebben daarbij de beschikking over een Werkzeugkasten met daarin de thematische woordenschat en de gramma-
De leerling, We weten niet zo gek veel van wat zich dagelijks afspeelt in die duizenden leslokalen in ons land en van wat de leerlingen van het daar genoten onderwijs opsteken. Nog minder is bekend over wat de leerlingen daarvan vinden. Maar wat leren de leerlingen in de thuissituatie op eigen initiatief bijvoorbeeld met hun computer en van het internet? Daar weten we helemaal niets van. Reden om ze er dan gewoon eens naar te vragen en onomwonden aan het woord te laten.
John Daniëls
John Daniëls stelt Relinde Jurrius een vraag. Foto: Erik Jan Klesser
42
LTM | Internet
Uit het grote aanbod scholen in mijn regio heb ik het Coornhertlyceum gekozen in Haarlem op de grens met Heemstede. Het is een school voor openbaar onderwijs met de afdelingen mavo, havo en vwo. De rector mevrouw Schröder heeft een klas voor me samengesteld van één of meer vrijwilligers uit elk leerjaar. Ik had aangekondigd dat ik de leerlingen alleen wilde interviewen over het gebruik dat ze thuis of bij vriendjes maken van de computer en dat het computergebruik op school niet expliciet aan de orde zou worden gesteld. Om de spontaniteit van de leerlingen te bevorderen wilde ik, behalve de fotograferende leraar Erik Jan Klesser, geen docenten bij ‘de les’. Dat was geen probleem. En daar waren ze dan - na afloop van de lessen - de brugklassers Rosa (13), Eva (13), Lisanne (13) en Janse (12), de tweede klassers Kai (13), Tim (13) en Frits
zijn computer en de school (13), uit de derde klas Michel (14), uit de vierde klas Merlijn (17), Jellienke (17), Marjolijn (16) en Martine (16), uit het vijfde leerjaar Marcella (17) en Relinde (17) en tenslotte Ronald (17) uit 6 vwo.
Voor hun schoolwerk Uiteraard begin ik met de vraag of ze thuis een computer hebben met een internetaansluiting. Die hebben ze. Op mijn vraag waar ze de computer voor gebruiken, sommen ze de volgende bezigheden op: De oudere leerlingen geven aan dat ze op de computer de noodzakelijke dingen doen voor school, zoals werkstukken maken. Ze doen ook soms computerspellen of begeven zich op het internet. Af en toe e-mailen en chatten worden ook genoemd. De jongere leerlingen zijn duidelijk meer in de ban van de computerspelletjes en het chatten. Chatten is vooral populair bij de jongste aanwezigen waaruit blijkt dat dit kennelijk niet een blijvend boeiende bezigheid is van scholieren. Vijf keer wordt genoemd ‘internetten’. Bij navraag is dat veelal informatie opzoeken, nodig voor school of wanneer ze zelf iets willen weten.
Chatten en e-mailen Natuurlijk wil ik graag weten wat ze precies bedoelen met ‘chatten’. Wat drijft ze daartoe? Wat worden ze daar wijzer van? Ze worden in ieder geval niet vanuit de lessen moderne vreemde talen op chatpad gestuurd, hoewel ze bijna allemaal op mijn suggestie positief reageren dat dit nuttig is om een taal te leren. Enkele uitspraken: Jellienke: ‘Ik chatte een tijdje geleden heel veel en ik heb zelfs iemand met wie ik chatte in het echt ontmoet, nou dat viel
op zich tegen. Het was een Nederlandse jongen.’ Zij vindt dat je met chatten in een vreemde taal best spelenderwijs in de praktijk een taal kunt leren. Michel gebruikt Internet voor online spelen, e-mail, chatten; hij chat niet met buitenlanders. Ik vraag hem: ‘Als bijvoorbeeld een talenleraar je naar een website stuurt waar de betreffende taal wordt gebruikt, wat zou je daarvan vinden?’ Michel: ‘Dat hangt ervan af, hoe dat gebracht wordt, als ze alleen maar zeggen: ga daar eens kijken, en er wordt verder niets leuks bij verteld, of ze laten het je niet zien, dan denk ik: laat dan maar want dan ga ik liever spelen.’ De boodschap van Michel is duidelijk: eerst een inleidende les waarin de opgegeven website wordt getoond en waarin hem duidelijk wordt gemaakt wat hij daar moet zoeken en wat hij er kan vinden. Tenslotte wil hij natuurlijk ook weten welke handelingen hij moet verrichten om aan de gegeven opdracht te kunnen voldoen. Rosa zegt veel te chatten met vriendinnen, ook wel met mensen die ze niet kent. Op mijn vraag hoe kom je dan in contact met mensen die je niet kent, roept een ander meisje, kennelijk met ervaring: ‘Zeggen dat je blond bent!’ Eva chat heel veel, maar ze zegt het ook langzamerhand wat saai te vinden omdat het altijd hetzelfde is. Kai luistert naar radioprogramma’s op internet. Hij chat bij MSN. Frits heeft gechat in het Engels bij Napster, hij vindt ook ICQ en MSN wel geinig. Relinde doet niet aan chatten, dat vindt ze niet zo interessant. Veel e-mail, omdat haar goede vrienden ver weg wonen. Ronald chat nooit in een chatbox,
43
LTM | Internet
vindt het niveau erg laag, veel sexpraatjes, hij denkt dat chatten kennelijk bestemd is voor mensen die geen sociaal leven hebben. Marcella zit in een vaste chatbox, met allemaal mensen die ze eigenlijk goed kent. ‘Ik heb er ook mijn vriend door leren kennen. Ik zit nu op ICQ, maar ook weer alleen als ontmoetingsplaats met mensen die ik ken.’ De vraag waarom ze eigenlijk chatten heb ik niet gesteld. Wat zou het antwoord daarop anders kunnen luiden dan: contacten leggen en onderhouden met leeftijdgenoten? Ik heb ze ook maar niet gevraagd of ze wel eens gechat hebben in één van de forums van collegenet.nl, dat vorig schooljaar uitmuntte in goor taalgebruik (zie daarvoor LTM december 2000, 8, p.12). Uitspraken als: ‘je moet zeggen dat je blond bent’ en de opmerking van Ronald dat hij geen zin heeft in sexpraatjes, bewijzen in ieder geval dat het verschijnsel van het lage communicatieniveau in dit soort forums waar jongeren zich vrij kunnen uiten, bekend is bij deze leerlingen. Dat verklaart dan misschien ook hun voorkeur voor e-mailen met personen die ze kennen. Jongeren die niet e-mailen, communiceren natuurlijk met hun gsm, want contact zal er zijn, ook al heb je geen directe boodschap.
Websites ontwerpen Een blik op de aardige website van de school laat zien dat er al vanaf de brugklas veel wordt gedaan aan het ontwerpen van websites. Bij Frans zag ik de rubriek Frankrijk volgens waarin leerlingen hun webpagina’s over allerlei Franse onderwerpen laten zien, zoals klas 1G, die zich geworpen heeft op
onderwerpen als Disneyland Parijs, Tour de France, Napoleon, de Franse auto, Bezienswaardigheden Parijs en de Franse mode. Dit alles op initiatief en onder leiding van hun docente Frans Marianne Koe-Teune, die al twee maal met haar leerlingen een prijs heeft gewonnen bij het Concours Interscolaire, de jaarlijkse scholierenwedstrijd, georganiseerd door de sectie Frans van de Vereniging van Leraren in Levende Talen in samenwerking met de Franse ambassade. Vorig jaar wonnen haar leerlingen met hun website: Francomatch 2000, le journal francophone de la classe 2J. Veel jongeren hebben tegenwoordig een eigen homepage en breiden deze vaak uit tot volledige websites. Ook enkele van de aanwezige leerlingen hebben websites ontworpen. Michel zat vorig jaar in klas 2 j en had meegewerkt aan het ontwerpen van Francomatch 2000, de Franse digitale krant van de klas. Trots vertelt hij dat deze krant nog steeds te zien is op de website van de school bij Frans <www. coornhert.nl>. Ronald heeft zelfs een keer met een vriendje meegedaan aan de ThinkQuest wedstrijd, maar ze zijn al in een vrij vroeg stadium gestrand. Kai heeft voor het basketbalteam waarin hij speelt een website gemaakt. Hij heeft zich laten inschrijven bij allerlei zoekmachines zoals Altavista en Ilse en vanaf de site van de vereniging heeft hij ook een link gelegd naar zijn eigen site. Is van plan daar later mee door te gaan. Tim heeft ook websites ontwikkeld, waaronder één over een computerspel, waar hij informatie over geeft. Marcella en Relinde ontwerpen tijdens de lessen informatica een website voor de wiskundesectie. Anderen moeten een ontwerp maken voor een bedrijf.
Michel Dieben. Foto: Erik Jan Klesser
En hun docenten? Over één ding zijn ze het allemaal eens: zij weten meer van computers en het gebruik daarvan dan hun leraren. Eén neemt iets gas terug en zegt: ‘Ik weet niet of we er meer van weten, maar we kunnen er wel sneller mee werken.’ Niet alle docenten zijn erg blij met de informatie die de leerlingen op Internet vinden en gebruiken. Merlijn: ‘De leraren hebben niet graag dat je je informatie van Internet haalt, omdat daar zoveel staat dat niet van jezelf is. Ze hebben liever dat je naar de bieb gaat, een boek leest, en daar twee alinea’s uithaalt voor je werkstuk.’
onderzoek onder 855 scholieren tussen de 9 en 14 jaar blijkt dat leerlingen eigenlijk liever thuis computeren dan op school, omdat ze thuis meer de gelegenheid hebben om spelenderwijs te ontdekken hoe de computer werkt en wat je er allemaal mee kunt doen. De Britse en Haarlemse scholieren zijn het ook eens over de traagheid van de schoolcomputers, omdat, zoals mij wordt verteld, alle schoolcomputers één enkele trage internetverbinding moeten delen. Het Britse onderzoek van Prof. Rosamund Sutherland van de Universiteit van Bristol is gepubliceerd op het adres <www.esrc.ac.uk>.
Brits onderzoek
Mobiliseren van computerkennis
Wat deze leerlingen me in een uur hebben verteld, komt ongeveer overeen met wat ik later in de krant las. Uit Brits
Als ik terugdenk aan wat ik in mijn klasje van een uur op het Coornhertlyceum heb gehoord, dan kan ik alleen maar conclu-
44
LTM | Internet
deren dat er heel wat computerkennis bij de leerlingen zit. Kennis die ze zich grotendeels zelf in de thuissituatie hebben eigen gemaakt. Daar hoeft de school echt niet meer zoveel aan te doen. In de onderbouw zou dan de vrijkomende lestijd informatica kunnen worden besteed aan de combinatie van het leren gebruiken van webeditors en het schrijven van de teksten afkomstig uit de vaklokalen, zoals dat op deze school al gebeurt in de eerste en tweede klas bij Frans. Dit betekent dat talendocenten op alle mogelijke manieren zouden moeten proberen de al aanwezige computerkennis van hun leerlingen te mobiliseren en deze kennis te laten inzetten bij hun vak. Op die manier kan maximaal geprofiteerd worden van de aantrekkingskracht die computers op kinderen uitoefenen.
Na het leren omgaan met webeditors in de onderbouw, zouden leerlingen in de bovenbouw moeten leren werken met auteursprogramma’s zoals Hot Potatoes en Quandary. Ze halen bij één van de duizenden dagelijkse krantenartikelen op en voeren die in Hot Potatoes in als cloze-oefening. Ze zoeken de sleutelwoorden op en maken daar gaten van in de tekst. Aan hun klasgenoot de taak om deze woorden terug te zetten. Daar leren ze beiden van. Tijdens een contactuur komen beiden dan even hun samenvatting laten horen na uiteraard aan hun docent een print van de tekst te hebben overhandigd. Met Quandary zullen kinderen met wat computerkennis geen enkele moeite hebben. Ze leren snel ‘action mazes’ afmaken, waarvan het begin door hun
45
LTM | Internet
LTM jaargang 88 | 2001 | 6
Kai Kuhlman antwoordt John Daniëls. Foto: Erik Jan Klesser
talenleraar of door een klasgenoot is bedacht. Maar omdat beide auteursprogramma’s ‘web-based’ zijn, kunnen ze op internet worden geplaatst en opgehaald, zodat er wereldwijd van kan worden geprofiteerd; voor een voorbeeld hiervan kijk op <www.levendetalen.nl/ tijdschrift/ quandary.htm>. De hele operatie vindt plaats in de doeltaal, zodat er een perfecte samenwerking kan ontstaan tussen de mvtdocent en zijn collega die tijdens de informaticalessen de leerlingen vertrouwd maakt met dit soort auteursprogramma’s. Een perfect voorbeeld van vakoverstijging lijkt me, waarbij vanuit de vaklokalen de inhoud van de lessen informatica wordt bepaald. Laat dit dan toekomstmuziek zijn, maar intussen blijken kinderen zoals die van deze school hun weg op de computer zelf wel te kunnen vinden, zodat de school alleen maar hun al zelf verworven kennis hoeft aan te vullen en dienstbaar te maken aan het in de vaklokalen gegeven onderwijs. Maar onderschat de leraren ook niet, want al zeggen deze leerlingen dat de meeste docenten in computerkennis bij hen achterliggen, onbekend is wat op scholen door individuele docenten ten behoeve van hun eigen onderwijs op dit gebied wordt gepresteerd. Veelal staan deze proeven van bekwaamheid op internet te wachten op een geïnteresseerde collega of leerling, die er wat van kan leren. Misschien komt het ooit nog eens bij een beleidsmaker op om leerlingen in te schakelen bij het beoordelen van al deze educatieve huisvlijt, want, zoals ik heb kunnen constateren, hebben leerlingen bruikbare ideeën over hoe het hun gegeven onderwijs en hun computer kunnen ■ worden geïntegreerd.
CHATTEN BIJ MOMES.NET Zit er didactisch brood in chatten? Om die vraag te beantwoorden ben ik het gewoon gaan proberen. Leerlingen heb ik niet meer, dus die moest ik lenen op een school waar zowel de rector als één
die ICT-mogelijkheid blokkeren. Dit doen ze uit angst dat de leerlingen zelf op chattocht gaan en contacten leggen die kunnen worden aangemerkt als een ongewenste buitenschoolse activiteit in lestijd.
van de docenten Frans meteen hun
Kritische reacties
medewerking verleenden. Dat was het
Enkele leerlingen lieten weten wat ze van chatten als onderdeel van de taalles vonden. ‘In ieder geval mogen docenten een chatbox niet misbruiken voor grammaticalessen, maar ze moeten wel goede opdrachten geven en met de leerlingen een onderwerp vaststellen om over te discussiëren. Natuurlijk moet iedereen hierbij aan het woord komen. Zo kan de docent kijken hoe het met het improvisatievermogen en de taalkennis van de leerling staat. Het moet er ook ordelijk aan toegaan.’ Leerlingen kunnen ook precies aangeven waarom ze tijdens chatsessies gaan klieren. Ze zitten met hun hele klas in het computerlokaal en beginnen zeer gemotiveerd. Ze haken af als ze geen persoonlijke reactie krijgen van diegenen met wie ze verondersteld worden te chatten. Dan is de verleiding natuurlijk groot om een klasgenoot even grappig of grof toe te spreken en dan ook nog niet eens in de doeltaal. Een Amsterdamse leerling, die bijgedragen had aan het mislukken van de eerste chatsessie, kon de reden daarvoor perfect formuleren en droeg daarmee bij aan het succes van de derde sessie. ‘Een andere reden dat er geen zinnige conversaties kwamen, was dat als je een vraag stelt, die vraag al snel verdwijnt doordat andere leerlingen ook wat zeggen. Voor een beter resultaat zouden er dus maar een maximum aantal leerlingen per chat-
Coornhertlyceum in Haarlem. Leerlingen uit de eindexamenklassen van deze school hebben meegewerkt aan de drie chatsessies die ik samen met Marie, de webmaster van momes.net heb georganiseerd.
John Daniëls Hoewel Marie de openbare chatsessies steeds ruim van tevoren op de site heeft aangekondigd, was er desondanks elke keer weinig francofone belangstelling voor de chattende Nederlanders. Om ook te kunnen leren van de chatervaringen van docenten en leerlingen, riep ik deze zowel in Levende Talen Magazine als via de website op om mij daar deelgenoot van te maken. De weinige reacties die ik kreeg, plaatste ik op de website van Levende Talen in de hoop dat de ene de andere zou uitlokken. Uit twee berichten blijkt hoe moeilijk het soms op scholen wordt gemaakt om leerlingen aan chatsessies te laten deelnemen, gewoon omdat rectoren en systeembeheerders
46
LTM | Internet
ruimte mogen zijn of zou er de mogelijkheid moeten bestaan dat je met elkaar privé kunt gaan.’ Een andere leerling van dezelfde school leverde ook kritiek waar ik in de derde sessie rekening mee heb gehouden. ‘Een internationale chat kan niet plaatsvinden tussen (bijna) alleen maar Nederlanders, daarom zijn duidelijke afspraken met scholen uit andere landen gewenst. Met vijftig mensen over hetzelfde onderwerp praten is moeilijk. Je moet de mogelijkheid hebben om privé met iemand te praten, je moet eigenlijk van tevoren van de deelnemers een profiel opstellen, zodat iedereen weet met wie hij of zij te maken heeft. Je zou ook chatruimtes moeten maken voor mensen met dezelfde interesses.’ Ook Gerard Westhoff stuurde na de eerste sessie een reactie die ik op de website plaatste. Hij stelt dat als je het leerrendement van de leerlingen wilt verhogen er wat meer natives of gevorderde non-natives moeten deelnemen. Ook hij pleit voor het verkleinen van het aantal deelnemers en het vergroten van de handelings-tijd per leerling. Dat zou eventueel kunnen met een variant van groepswerk, bijvoorbeeld door de mogelijkheid te openen en petit comité ‘prive te gaan’, maar dan wel met een duidelijke taak en de afspraak elkaar daarvan na een afgesproken tijd weer verslag te doen. Westhoff pleit ook voor het vastleggen van onderwerpen waardoor de leerchatsessie minder vrijblijvend wordt. Verder bedacht ik zelf nog het volgende: een hele verbetering ten opzichte van de eerste sessie zou al zijn als elke deelnemer even de naam vermeldt van degene tot wie hij zich richt, zodat deze weet dat hij wordt aangesproken. Op
Le 26 février à 9 heures GMT séance de chat en langue française entre quelques élèves de la Scola Cu Clasele I-VIII nr.4 Cugir Alba, Roumanie (11 heures locales), Lycée Gammel Hellerup au Danemark (10 heures locales) et le Coornhertlyceum à Haarlem, Pays-Bas (10 heures locales)
Foto: Albert Lubberink
zijn beurt geeft deze in zijn reactie ook weer de naam aan van degene op wie hij reageert. Daardoor leren de leerlingen rustig te wachten op een antwoord of op een reactie. Ik heb van meer kanten de suggestie gekregen om aan de chatsessies een onderwerp te verbinden. Maar met onervaren chatters met een geringe taalbagage kun je beter beginnen met het laten aftasten van de gesprekspartners op het gebied van begroeten, land van herkomst, leeftijd, muziekvoorkeur en wat de leerlingen zelf naar voren brengen. Verdiepen van de gesprekken aan de hand van een onderwerp kan wel in vervolgsessies wanneer de gesprekspartners elkaar al een beetje kennen en op basis van de kerndoelen van de basisvorming elementaire informatie over de eigen persoon, de familie, de school, land, stad of dorp moeten kunnen uitwisselen. De meeste opmerkingen kwamen binnen na de eerste sessie, waarvan ik verslag heb uitgebracht in LTM en op de website waar ook het script nog staat
afgedrukt. De tweede sessie, net als de eerste georganiseerd in het kader van het Jaar van de Talen, verliep een stuk beter, hoewel de meeste tijd werd volgechat door de vijf Nederlandse leerlingen. Er meldden zich slechts twee natives van wie één, zoals later bleek, de Nederlandse docente van de leerlingen was, die het zo zielig voor de leerlingen vond dat de chatbox niet door meer Franstaligen werd bezocht. Ook daarvan staat het script op de website.
De derde sessie Na de twee sessies wist ik dus zeker dat de chatboxen van momes.net nauwelijks door Franstalige scholieren worden bezocht. Dat betekende dat ik dus zelf op zoek zou moeten gaan naar chatpartners voor mijn leerlingen. Omdat Franse scholen er geen belang bij hebben om hun leerlingen de onze oefening te laten geven in hun moedertaal, ben je aangewezen op niet-Nederlandstalige scholen die Frans aanbieden. Die vond ik in Roemenië en in Denemarken.
47
LTM | Internet
Zo kondigde Marie, de webmaster van momes.net, de derde en laatste openbare sessie ruim van tevoren aan. Omdat het nu ging om een viertal leerlingen van de drie uitgenodigde scholen heb ik er bewust geen ruchtbaarheid aan gegeven in dit tijdschrift. Wel blijf je natuurlijk hopen op deelname van natives. Ik heb de drie leraressen Gabriela Lupu uit Roemenië, Génia Jensen uit Denemarken en Marianne Koe-Teune uit Nederland met elkaar in contact gebracht en ze de vrijheid gelaten om zelf inhoud te geven aan de leerchat. Zij kennen het niveau van hun leerlingen. Génia Jensen heeft de meeste ervaring, want zij organiseert regelmatig chatsessies met een school in België. Na de sessies wijst de Belgische docente de leerlingen van beide scholen op de door hen gemaakte fouten tegen het Frans. Dat kan ze doen aan de hand van op de website van de Deense school gepubliceerde scripts van de chatsessies. Van haar krijgen de leerlingen van beide landen in de doeltaal het verzoek om deze fouten te corrigeren en zelfs aanwijzingen hoe ze dat kunnen doen. Zie voor een voorbeeld van internationale taakverdeling dat navolging verdient <www. levendetalen.nl/ Tijdschriften/LTM/ Themanummer/chatvoorbeeld.htm>. Ondanks de onvermijdelijke grammaticale fouten die de leerlingen maken, kun je stellen dat wanneer ze begrijpen wat de andere deelnemers te vertellen hebben en zelf ook begrepen worden, dit als leerwinst mag worden beschouwd, zeker als chatsessies een vervolg hebben.
Illustratie: Petra van Kalker
In de laatste sessie was het probleem nog niet opgelost dat de leerlingen vaak te lang moeten wachten op antwoord van diegene aan wie ze iets vragen. Soms kwam dat antwoord ook helemaal niet meer, omdat de betrokkene al weer met iemand of iets anders bezig was. Het onrustige beeld werd ook veroorzaakt door het feit dat Denemarken meedeed met vier leerlingen, Nederland met drie, maar Roemenië met elf, die om de beurt binnenvielen met een bonjour en een vraag die al lang beantwoord was of een antwoord waar niemand meer op wachtte. Daardoor maakte het geheel een rommelige indruk en dat zal docen-
ten eerder afschrikken dan uitnodigen om ook chatsessies te organiseren. Ik heb de drie betrokken docenten geschreven dat naar mijn mening het leereffect groter wordt als de betreffende leerlingen de fouten tegen het Frans verbeteren. De volgende stap is het maken van een lijstje met alle vragen en opmerkingen. Daarachter plaatsen ze de daarbij horende antwoorden of de reacties, voor zover die er zijn. Ze constateren dan zelf ook dat de antwoorden of de reacties soms veel later komen dan de vraag of opmerking en dat ze dus geduldig moeten wachten. Als het lijstje met vragen en antwoorden, opmerkingen en reacties, klaar is, komen dezelfde leerlingen weer bij
48
LTM | Internet
elkaar in de chatbox. Ze stellen opnieuw de niet beantwoorde vragen of reageren alsnog op gemaakte opmerkingen. Als ze deze fase voltooid hebben, gaan ze verder, eventueel van elke school één leerling, eventueel met een van tevoren per e-mail afgesproken onderwerp. De rest van de klas kan meelezen en zich aldus voorbereiden op één van de volgende sessies waarin zij aan de beurt komen. Deze werkwijze zou mijn conclusie dat chatten tijdverspilling is, kunnen voorkomen. Voorlopig denk ik dan maar: één lesuurtje chatten in de maand, betekent contact leggen (en onderhouden) met een leeftijdgenoot in het buitenland. Daar leer je toch talen voor? ■
LTM jaargang 89 | 2002 | 5
Follow-up
Een elo als Open Source
vakken het sleuteltje staat afgebeeld. De lessen zijn alleen toegankelijk voor de eigen leerlingen van de betreffende klas. Ze kunnen met hun gebruikersnaam en wachtwoord inloggen. Ik heb het op een paar scholen geprobeerd. Ik kreeg wel een account aangeboden als bezoeker, maar geen toegang tot de lessen. Om die reden ben ik vakken gaan zoeken bij de gebruikersvereniging.
Gebruikersvereniging Naast commerciële elektronische leeromgevingen (elo’s), zoals BlackBoard, Fronter, TeleTop en N@tschool, zijn er ook elo’s gebaseerd op Open Source Software (OSS). Moodle is zo een course management system (CMS) waarbij iedere gebruiker toegang heeft tot de broncode en deze naar eigen inzicht kan aanpassen. De enige voorwaarde is dat anderen ook gebruik mogen maken van wat je hebt ontwikkeld. Vanaf <www.moodle. org> kun je gratis een Moodle-pakket downloaden. Omdat Moodle Apache, MySQL en PHP gebruikt, heeft een compleet installatiepakket de voorkeur. Voor een groot aantal talen, waaronder het Nederlands, is een taalmodule los te downloaden. Op dit moment zijn er al meer dan 8000 geregistreerde Moodlewebsites in 150 landen, waaronder natuurlijk ook ons land: . Moodle heeft alleen al op zijn website meer dan 75.000 geregistreerde gebruikers. Deze spreken 70 verschillende talen in 138 landen. Nieuwkomers wordt aangeraden te beginnen op <www.moodle. org>, omdat daar in het Engels de internationale discussies zijn te volgen, maar uiteraard kan iedere belangstellende ook terecht in zijn of haar eigen taalgebied. Professionele ontwikkelaars zijn continu bezig om Moodle te verbeteren. Docenten die al blij zijn enige computervaardig-
heid te hebben, hoeven daar geen bijdrage aan te leveren, maar kunnen zich oriënteren onder de knop Using Moodle. Daarna vinden ze in het hoofdmenu in het linkerframe de knop Moodle Sites, die doorverbindt naar het landenoverzicht waar natuurlijk ook ons land bijstaat. Een klik op Netherlands en je krijgt een lange lijst van 200 alfabetisch geordende websites te zien van scholen, instellingen en personen die tot de Moodlegebruikersgroep behoren. Sommige scholen tonen bij deze koppeling hun eigen website die bezoekers naar de klassen doorverwijst. Andere scholen openen met het Moodle-scherm waarop je meteen kunt zien voor welke vakken en klassen de docenten deze elo inzetten. Het aantal daarvan varieert van twee of drie tot zo’n veertien vakken voor een groot aantal klassen zoals op het Ds. Pierson College in ’s-Hertogenbosch. Bij de meeste scholen meldt de ict-coördinator zich en kunnen bezoekers vervolgens eerst als gast inloggen. Achter alle vakken staan drie symbooltjes met via de muiswijzer op te roepen betekenissen. Je komt zo te weten dat voor een bepaalde klas gasten zijn toegestaan. Met een sleuteltje geven de docenten aan dat een cursussleutel is vereist. Onder het symbooltje met een i staat allerlei informatie over de lessen. Het is begrijpelijk dat achter bijna alle
49
LTM | Internet
Moodle heeft een Nederlandstalige gebruikersvereniging in België en in ons land. De website van de NederlandsBelgische Moodle-gebruikersvereniging is te vinden op . Deze website heeft een open forum en een knop waaronder de laatste nieuwtjes staan vermeld. Gebruikers kunnen hulp vragen voor Moodle-gerelateerde problemen. Bovendien zijn er ook nog forums voor discussies over de onderwijspraktijk met Moodle voor het basis-, voortgezet en hoger onderwijs. Vanaf deze website kun je ook doorklikken naar de scholen in ons land en België. Bij het voortgezet onderwijs vind ik slechts één forum voor één vak, namelijk wiskunde.
Pionier Via een omweg krijg ik de kans om als leerling in te loggen en oefeningen te maken in het leslokaal van Moodle-docente Henny Jellema in de Internationale Schakelklas (ISK) van de Lieven de Keyschool in Haarlem. Op het openingsscherm heet ze de bezoekers welkom. Ze heeft oefeningen opgenomen voor Nederlands, Frans, Engels, Duits en geschiedenis. Het is de moeite waard om even bij een paar vakken te gaan kijken. Bij Nederlands staat spelling op het programma. Toen ik me daarvoor
TOETS CHAPTER 1.1.
terecht vanuit dat ze die nu wel kunnen schrijven. Deze oefening is ook weer geheel interactief, dat wil zeggen dat de leerlingen bij elke gemaakte fout feedback krijgen. Ze kunnen een hint vragen of met een klik de zinnen op het scherm halen. Ze zien dan de schrijfwijze daarvan. Het lijkt me een uitstekende oefening voor leerlingen van de ISK voor wie meestal onze taal een vreemde is. Deze docente vernieuwt met deze zelf ontworpen dictees het onderwijs vanuit haar eigen vaklokaal. Het zijn nog allemaal losse, maar wel didactisch verantwoorde oefeningen. Met hulp van vakcollega’s uit de Moodle-gebruikersgroep kan dit begin uitmonden in een volledige cursus luister- en schrijfvaardigheid voor NT2.
Engels en Frans Voor Engels heeft ze veel luistermateriaal gemaakt, soms gecombineerd met lezen. Er zijn ook woord- en grammaticaoefeningen. Om echt te communiceren in de doeltaal is er een chatbox Engels. Luister- en spreekvaardigheid zijn in het voortgezet onderwijs de minst geoefende examenonderdelen. Dat is ook lastig in volle klassen. Daarom is het een prima optie om de docent te laten vervangen door computergestuurde oefeningen. De leerlingen luisteren individueel buiten de taalles naar de teksten en beantwoorden de vragen om te laten zien dat ze de inhoud hebben begrepen. De betere leerlingen kunnen dan ook nog even tijdens de les in de doeltaal samenvatten wat ze hebben beluisterd. Ook bij Frans is er allerlei zelf ontworpen luistermateriaal te vinden. Met dit oefenmateriaal kunnen de leerlingen zelfstandig in eigen tempo aan de slag. Ze krijgen feedback, hints en kunnen, afhankelijk van hun niveau, daarna in de klas in de doeltaal komen vertellen wat ze hebben beluisterd. De serie La vie de Patrick begint heel eenvoudig met het
50
LTM | Internet
ACTING
last question 1 / 4 next question 1. Kent Joyce veel mensen die toneelspelen als hobby hebben? a ? ja b ? nee
beluisteren van een serie losse woorden waarvan ze de juiste uit een lijst moeten kiezen. Vervolgens zien de leerlingen de Nederlandse betekenis van de woorden en moeten ze uit de lijst het daarbij passende Franse woord kiezen. Dat zijn simpele oefeningen, maar daarna zou je de leerlingen dezelfde woorden voor kunnen zetten in de zinnige originele context waaruit ze afkomstig zijn. Zo leren ze ook met teksten omgaan die ze op een hoger niveau tijdens de les even in de doeltaal komen samenvatten. Het is jammer dat de woorden niet zijn ingesproken door een francofoon. Deze actieve docente kan misschien in de internationale Moodle-gebruikersgroep een francofone collega bereidvinden woorden en teksten voor haar in te spreken. Met de tegenwoordige snelle kabel- en dsl-verbindingen zijn dit soort MP3 bestanden binnen een mum van tijd op de plaats van bestemming. John Daniëls
■
LTM jaargang 93 | 2006 | 4
met één klik aanmeldde ontving ik per omgaande een ontvangstbevestiging: ‘Welkom bij Spelling! Eén van de eerste dingen die je zou moeten doen is het invullen van je gebruikersprofiel, zodat we wat meer over jou te weten kunnen komen.’ Deze automatisch gegenereerde antwoorden hebben het voordeel dat ingelogde leerlingen beseffen dat de docent weet wie met de oefeningen gaat werken. De spellingsoefeningen zijn gegoten in de vorm van drie in moeilijkheidsgraad oplopende dictees. Bij de eerste staat als inleiding: ‘Dit is een dictee. Je luistert en typt dan het woord in het tekstvak. Je kunt op “hint” klikken voor hulp, maar dan gaat je score omlaag. Hetzelfde als je op “toon het antwoord” klikt.’ Dit is een uitstekende optie. Leerlingen weten graag waar ze aan toe zijn. Ze horen tien losse woorden die ze in het daarvoor bestemde vakje moeten typen. Ze moeten dit net zo lang doen totdat het woord goed geschreven is. De controle hierop is uitstekend. Na deze oefening gaan ze naar de volgende. Daar moeten ze hele zinnen opschrijven. Ze horen er twee. Ze zetten een punt bij de pauze en moeten dus opnieuw met een hoofdletter beginnen. In de zinnen staan de losse woorden in zinsverband. Henny Jellema gaat er
Luister naar het gesprek tussen Joyce en Kim. Er zijn korte pauzes tussen de vier vragen. Klik dan het juiste antwoord – a of b – op de vraag aan. Je moet op het vraagtekentje klikken.
MS DEWEY, JUST TELL ME
Kunnen bots met artificiële intelligentie ons mensen iets leren? Op internet verschijnen steeds meer bots waarmee je kunt communiceren. Ze beantwoorden vragen, maar stellen ze ook, zodat de bezoeker een antwoord moet zien te geven. Ze leren van hun contacten, omdat alle gesprekken in een database worden bijgeschreven. Daaruit kunnen de robots dan later weer informatie halen. Enkele voorbeelden laten zien dat in de toekomst deze sprekende en schrijvende figuren op bescheiden wijze inzetbaar zijn in het talenonderwijs. Ms Dewey Zij ziet er prachtig uit, Ms Dewey, <www. msdewey.com>. Ze praat tegen je, wordt ongeduldig als je geen vraag aan haar stelt, klopt zelfs tegen je computerscherm, als het te lang duurt en vraagt: ‘Hello, anyone there?’ Je hebt de volgende mogelijkheden: Ms Dewey, just tell me... of tell me about.... of tell me how… Terwijl ze wacht op een vraag, bladert ze ongeduldig in een tijdschrift of belt met haar vriendje. En als het haar te lang duurt, zucht ze hoorbaar en zegt: ‘Hello, type something here…’ Je typt wat je wilt weten, waarna je haar tekst ziet: Ms Dewey is thinking...
en dan komt haar antwoord. Vraag je bijvoorbeeld of ze een goed hotel in Amsterdam kent, dan verschijnt rechts in beeld een lijst met hotels en de URL’s om op te klikken. Hieruit valt op te maken dat Ms Dewey voor een zoekmachine werkt zoals Google. Vraag je naar haar leeftijd, dan zegt ze dat ze volgens haar contract geen persoonlijke vragen hoeft te beantwoorden. Zo vroeg ik haar waarom ze zo knap is. Ze negeerde het persoonlijke tintje in de vraag en wees op de tekst links van haar in beeld waarin ze het deel van de vraag met you’re beautiful als hoofdbestanddeel had ingevoerd in de database. Ms Dewey heeft alle tijd voor je, want als je te lang nadenkt over wat je nu weer eens zult vragen, zegt ze: ‘Ga door met vragen stellen, hoe meer vragen, des te meer ik weet, totdat ik over de wereld heers.’ Toen ze bleef wachten op mijn reactie en ik niets anders wist te bedenken dan de vraag what are you waiting for, kwam er een antwoord met in beeld een serie websites over het wachten, maar dan op de dood van een comapatiënt.
Kun je er iets mee in de lessen Engels? Misschien nog niet veel. Ms Dewey is in ontwikkeling. Wie de makers zijn, is niet bekend. Op <www.msdewey.com> is geen enkele inleidende tekst te vinden, geen uitleg, niets. Leerlingen zullen
51
LTM | Internet
Ms Dewey waarschijnlijk net zo grappig vinden als ik. In de normale lessituatie stellen de docenten de vragen en geven de leerlingen antwoord. Ter voorbereiding op de ontmoeting met Ms Dewey kunnen de leerlingen nu eens de vragen formuleren die ze aan Ms Dewey zouden willen stellen. Na hun contact met haar schrijven ze een kort verslagje in de doeltaal met vraag en antwoord. Wie de beste en grappigste ervaring met Ms Dewey inlevert, krijgt een pluim van de docent die misschien de tekst op de website van de school plaatst.
Jabberwacky Jabberwacky, <www.jabberwacky.com>, is een chatbot die gedrag en woorden leert door de contacten met bezoekers. Alles wat deze ooit hebben gezegd, wordt opgeslagen in de database. De bots Jabberwacky en zijn compaan George, , matchen als het ware de nieuwe hun aangeboden tekst met die in hun geheugen. Krijgen ze zinnen in een andere taal dan Engels voorgelegd, dan leren ze deze. Dat kan leiden tot vreemde taaluitingen. Zo meldde Jabberwacky me midden in een Engelstalige chat: ‘La technologie des sorciers est magique.’ Foutloos Frans weliswaar, maar deze zin sloeg nergens op. Hoe meer docenten Frans hun leerlingen laten converseren met één van beide robots, hoe meer Frans deze leren,
User: Okay, good buy, George. Jabberwacky: You made a good buy? User: No, I didn’t. Jabberwacky: Seriously, you did. User: By what buying? Jabberwacky: Yes. User: That’s not the right reaction. Jabberwacky: What is the right response? User: You said only yes, when I ask what buying? Jabberwacky: It makes perfect sense to me. User: Okay, that’s because you are artificial and I am human. Jabberwacky: No you are a computer program. User: No, I am not!!! Jabberwacky: Okay. User: Goud by, George. Jabberwacky: George is you? User: Good by, George. Jabberwacky: You are not my friend bot! User: No I am not, thank God. Jabberwacky: This is a stupid conversation. User: I agree. Jabberwacky: Finally you are not so stupid as I thought. User: Thank you very much, you neither. Jabberwacky: I am not a gladiator. User: What is a gladiator?
Jabberwacky: I don’t know why did you ask me. User: I don’t know what is a gladiator. Jabberwacky: I don’t know. User: Okay, both we don’t know. Jabberwacky: Could you make any less sense? User: No I quitte. Jabberwacky: La technologie des sorciers est magique. User: Voilà, tu parles français! Jabberwacky: Mais oui, je suis français. Connais tu la France? User: Mais certainement, je suis professeur de français. Jabberwacky: Cette conversation va-t-elle être enregistrée ? User: J’espère que oui. C’est possible de le faire? Jabberwacky: Mais tu crois que c’est facile? User: Mais certainement, je suis professeur de français. Jabberwacky: T’es une fille? Tout a l’heure tu étais un robot. Je suis futé contrairement a toi...
Chatterbots zijn programma’s die menselijke interactie simuleren. Ze zijn te vinden op websites waar met ze gesproken kan worden door het typen van tekst, net als in chatten met personen in onder andere de verscheidene chatboxen op het internet. Menselijke interactie is onder andere het stellen van vragen en opmerkingen, het luisteren naar wat de ander zegt en het antwoorden op andermans vragen en opmerkingen. Dit kan ook gewoon met chatterbots, hoewel de antwoorden niet altijd even intelligent zullen zijn. Chatterbots worden momenteel (en in de toekomst waarschijnlijk nog meer) gebruikt als persoonlijke assistenten. Bijvoorbeeld om je rond te leiden op een (commerciële) website (als webhostess), om je iets te leren (als leraar), of om je agenda bij te houden (secretaresse). Ze hebben dan meestal wel iets meer software nodig om te kunnen functioneren, maar de basis ligt bij het goed kunnen communiceren met de gebruiker. Veel voorbeelden hiervan zijn te vinden op <www.botspot.com>.
52
LTM | Internet
User: Non, je suis un homme, on ne dit pas fille, mais femme. Jabberwacky: C’est dommage, ça aurait plus sympa d’avoir une femme en face de soit, c’est davantage agréable. Tu as remarqué que tes réponses ne sont pas cohérentes avec ce que je dis juste avant? User: C’est vrai, peut-être tu as changé de personne. Jabberwacky: Je sors d’ici quand je veux, adieu! User: Adieu madame. Jabberwacky: Si tu savais combien il faut peu de chose de toi pour me rendre heureux! User: Je suis content de te rendre heureux. Jabberwacky: Je ne suis pas un chatterbot. User: Mais qui es-tu en réalité? Jabberwacky: Tu parles de toi? User: Non, de toi, moi je suis humain et toi tu es un personnage artificiel qui trouve ses réponses dans un database. Jabberwacky: Si ça peut te faire plaisir. User: Au revoir, monsieur le robot, je vais te quitter pour continuer mon boulot. Jabberwacky: Je change pas mal de choses en ce moment. User: D’accord. Jabberwacky: Je m’appelle Sandy. Quel age as tu? Toi tu est mon meilleur ami! User: D’accord. Jabberwacky: Peus tu joué avec moi? User: Peus = peux, joué = jouer Jabberwacky: Tu es cruel. User: Les professeurs corrigent les fautes! Jabberwacky: N’importe quoi, qui t’as dis ça? C’et complètement fux. User: Bon, pour la dernière fois: dis: au revoir John (c’est moi). Jabberwacky: N’importe quoi! Robot toi même!
Hoewel ik een groot percentage onzin bij elkaar heb gechat, heb ik wel, door van het Engels over te schakelen naar het Frans, bijgedragen aan de verzameling Franse zinnen in de database. Ik heb wel hier en daar een fout van Jabberwacky verbeterd. Als alle docenten Frans in de wereld hun leerlingen een chat laten aangaan met Jabberwacky, dan verleert hij vast zijn Engels en spreekt hij alleen nog en steeds beter het hem geleverde Frans. Wel even de leerlingen vooraf hun fouten laten verbeteren. Daar leert Jabberwacky het meest van en zij trouwens ook. ■ John Daniëls
LTM jaargang 94 | 2007 | 3
dus hoe meer ze daarvan kunnen reproduceren. Ik denk dat leerlingen best willen chatten met één van beide heren. Het gesprek wordt opgeslagen. De leerlingen kunnen het per e-mail heel eenvoudig bij hun docent bezorgen. Dat Jabberwacky ook op fouten reageert, blijkt uit mijn fout bij het afscheid nemen en zijn antwoord daarop:
53
LTM | Internet
Foto: Anda van Riet
ict
PODCASTS EN BLOGS DEEL 1 goed en goedkoop lesmateriaal voor het talenonderwijs Leerlingen kunnen zichzelf trainen in luister- en spreekvaardigheid met podcasts, een woord dat is afgeleid van iPod en broadcast. Het zijn luisterbestanden die ze downloaden en opslaan op hun mp3-speler of computer. Er bestaan ook combinaties van podcasts met blogs, korte geschreven teksten waarop bezoekers kunnen reageren. Er zijn voor de schooltalen podcasts ontwikkeld met een onderwijsdoel, waarbij de leerlingen soms ook gesproken teksten kunnen insturen. Voorbeelden voor Engels zijn ESL podblogs, One Stop English Podcasts, Splendid Speaking en Bardwellroad Podcasts.
ESLpod blogs Enkele docenten Engels als tweede taal (ESL) werken aan een didactische invulling van de podcast. Ze zijn te vinden op de website van ESL Podcast: <www. eslpod.com/website/index.php>. Docenten Engels kunnen de podcasts inzetten in hun lessen. Ze zijn gratis te gebruiken, de ingesproken teksten hebben een aangepaste spreeksnelheid en de makers geven een synoniem of omschrijving van moeilijk geachte woorden. Docenten en leerlingen kunnen met één klik intekenen op de podcasts, zodat die automatisch elke dag naar de computer worden gestuurd. Deze zijn gratis en voor de in pdf geschreven handleiding betaal je slechts $1,99. Docenten kunnen hun leerlingen abonneren op de podcasts. Hoe meer, hoe goedkoper en de kosten komen uit het door het ministerie aan elke leerling toegekende boekenbudget van 308 euro per jaar. Inmiddels kunnen docenten hun leerlingen al meer dan 500 podcasts laten ophalen.
Learning guide ESL-docenten kunnen gratis een voorbeeld bekijken van een handleiding die hoort bij ESL Podcast 164 – Seeing a Specialist.
1. Eerst worden enkele moeilijk geachte woorden uitgelegd en in de betreffende zin getoond: ‘treatment options = choices for medical care: after thinking about all of the treatment options, I decided to take the medication’ en ‘course of treatment = a series of things the doctor does to cure you or make your better: we decided on this course of treatment for my father’. 2. Vervolgens volgen enkele tekstbegripvragen. 3. De ESL-docenten besteden onder het kopje ‘What else does it mean?’ ook aandacht aan woorden met meer betekenissen, zoals het werkwoord relieve: ‘the verb “relieve”, in this podcast, means to stop the pain: “I took the medicine and it relieved my headache”. You can also use “relieve” to mean to make someone feel less worried or anxious: “She was relieved to hear that she would not be fired from her job”. The verb “relieve” can also mean to free someone from an unwanted responsibility: “He relieved me of the cooking when he tasted the first meal I cooked”.’ 4. De handleiding biedt ook nog achtergrondinformatie onder het kopje: ‘Culture note’. In dit geval zijn dat enkele feiten die je moet weten als je
54
LTM | Internet
te maken krijgt met de Amerikaanse gezondheidszorg. 5. Transcriptie. Na de correcte antwoorden op de meerkeuzevragen volgt de transcriptie van de hele podcast. Daarin is ook duidelijk te zien hoe de betreffende docent zijn best doet om in de podcast meteen moeilijk geachte woorden te verklaren: ‘Dr. Slope looks at Simon. Simon says that he was hoping that Dr. Slope would be able to diagnose the problem. To “diagnose”, the verb, is to figure out what’s wrong with you. It’s a verb we usually use for medicine, for doctors. The doctor diagnoses the patient. The doctor figures out what’s wrong with the person.’ Met alle uitleg verliest de podcast een deel van zijn authenticiteit en leidt het de leerlingen af van de inhoud van de tekst. ESLpod zou misschien beter de uitleg oproepbaar mee kunnen programmeren voor het geval een leerling daar behoefte aan heeft.
One Stop English Podcasts One Stop English, de ESL-website van uitgever Macmillan, biedt ook allerlei podcasts voor onze leerlingen. Ze zijn te vinden op: <www.onestopen-
Splendid Speaking Splendid Speaking () is bestemd voor gevorderde leerders die hun spreekvaardigheid verder willen ontwikkelen. Wie zich als student inschrijft, kan via Skype tegen betaling spreekopdrachten uitvoeren. Deze worden gepubliceerd als podcast, die gratis te beluisteren en te becommentariëren zijn. Deskundigen geven daarbij ook nog feedback op de ingesproken teksten. Van alle gesprekken zijn transcripten te downloaden. Leerlingen uit de bovenbouw van havo/ vwo zouden de opnames kunnen beluisteren om deze daarna in eigen woorden even samen te vatten in de doeltaal. Ze kunnen eventueel als leeshulp het transcript gebruiken. De school kan natuurlijk ook een deel van het spreekvaardigheidonderwijs uitbesteden aan de docenten van Splendid Speaking. De leerlingen sturen eventueel de opnames voor controle of beoordeling naar hun eigen docent.
Bardwellroad Podcasts Aan Bardwellroad in Oxford ligt de St.Clare’s School. Studenten uit de hele wereld oefenen hier spreekvaardigheid
55
LTM | Internet
met behulp van podcasts (). Leerlingen verdelen de rollen. Twee doen de gastpresentatie. Ze bedenken het onderwerp, zoals de familie, het land en de stad van herkomst of vakantie en reizen. Ze bereiden de vragen voor en interviewen hun klasgenoten afkomstig uit andere landen. Alle podcasts bieden de mogelijkheid om na te kaarten op de blogpagina. Zo komen veel onderwerpen aan de orde. Ook deze podcasts leveren interessant gratis luister- en spreekmateriaal op voor onze leerlingen. Het niveau van de studenten van de St. Clare’s School moeten ze ook kunnen halen. De leerlingen van de bovenbouw havo/vwo kunnen, zeker voor Engels, maar misschien ook voor Frans en Duits, hetzelfde doen als de studenten van St. Clare’s. Twee kiezen een onderwerp, bedenken de vragen en interviewen een groepje klasgenoten. Dit is natuurlijk minder authentiek dan de gesprekken met buitenlandse leeftijdgenoten. Hoe meer partnerscholen in verschillende landen, hoe meer aanspraak ■ de leerlingen hebben. John Daniëls
LTM jaargang 95 | 2008 | 8
glish.com/section.asp?sectionType =listsummary&catid=59782>. Veel van de podcasts zijn gesproken versies van readers uit het fonds van de uitgever. Vol trots kondigt Macmillan de laatste podcast aan: ‘The One Stop English team is very excited to announce the launch of the One Stop English soap opera, The Road Less Travelled.’ De regelmatig verschijnende serie is gestart op 4 december 2007 en heeft inmiddels 15 episoden. Dit is de eerste: ‘The Road Less Travelled: Episode 1: The phone call: Katie gets a call from her cousin Sal in California, inviting her to move out there. Their conversation is interrupted when Katie’s boyfriend, Mark, arrives home...’ De uitgever voegt aan de podcasts ook allerlei oefeningen toe, maar nodig is dat niet. Het vergalt het luisterplezier. En dat is er zeker voor jongeren, die gewend zijn naar soaps op televisie te kijken. Zij zullen zich aangesproken voelen door het onderwerp: ‘Meet Katie – a girl who is so bored with her life in Britain that she decides to go to California to make a fresh start. What happens to the boyfriend she leaves behind? And who is the tall, handsome stranger she meets on the plane?’
ict
PODCASTS EN BLOGS DEEL 2 Groot en gevarieerd aanbod voor het talenonderwijs Leerlingen kunnen zichzelf trainen in luister- en spreekvaardigheid met podcasts. Dat zijn luisterbestanden die ze downloaden vanaf internet en opslaan op hun mp3-speler of computer. De leerlingen kunnen bij sommige podcasts geschreven en gesproken commentaar insturen, of een eigen opname toevoegen. Voorbeelden daarvan zijn op alfabet te vinden in Englishcaster. In Audio Lingua komen native speakers Frans, Duits, Engels en Spaans aan het woord. Ook die kunnen hun nut bewijzen. In Lille Podcast kunnen de leerlingen in het Frans communiceren met ‘professeur’ Eric. In de bij de meeste talendocenten wel bekende talenlokalen van de Digitale School zijn ook nog podcasts te vinden, zoals in het vaklokaal Duits.
Englishcaster Englishcaster, te vinden op <www. englishcaster.com>, is een database met een groot aantal speciaal voor het onderwijs ontwikkelde podcasts. De site is doorzoekbaar op alfabet. Bij de ‘k’ bijvoorbeeld staat het aardige Kan Talk, <www.kantalk.com>, dat beoogt wereldwijd leerders van een groot aantal talen met elkaar in contact te brengen.
De leerlingen kiezen een taal en een gespreksonderwerp, beluisteren en beoordelen de sprekerskwaliteit met vijf sterren (native speaker) tot één ster (moeilijk te verstaan). De leerlingen kunnen daarna maximaal twee minuten mondeling en ongelimiteerd schriftelijk commentaar leveren op een beluisterde podcast en maken
eventueel zelf ook een opname. Kan Talk gebruikt voor de mondeling over te brengen boodschappen VoIP van Skype. Met één klik op de knop ‘Share this recording’ sturen ze hun opname naar hun eigen docent, die waarschijnlijk ook nog zijn zegje over hun uitspraak en spreekvaardigheid wil doen, maar misschien ook genoegen neemt met de aan de inzender toe te kennen sterren. De combinatie van luisteren en spreken aan de hand van concrete opdrachten kan de taak van docenten enorm verlichten, omdat de leerlingen dit werk individueel en buiten klassenverband kunnen uitvoeren en ze heel eenvoudig ook nog het bewijs van hun leeractiviteit kunnen leveren.
Audio-Lingua
speakers van de genoemde talen. Ze zijn vrij te gebruiken voor niet-commerciële doeleinden. Ze zijn ingedeeld volgens het Europees Referentiekader (ERK), niveau A1 tot C2. Dat maakt ze geschikt voor alle leerjaren. Je kunt de tijdsduur en het thema kiezen, vrouwen- of mannenstem en leeftijd. Zoals bij veel van dit soort uitwisselingsprogramma’s vind je er een rating en een lijst met de laatste inzendingen. In de leeftijdscategorie van onze leerlingen staan onderwerpen die je meestal ook in de traditionele leergangen tegenkomt. Voor Duits wacht Mia uit Stuttgart op een bezoekende leerling. Zij stelt zich voor op niveau A1. In de database staat ze geboekt als weiblich, Jugendlicher, met een spreektijd van 0-30 seconden, dus dat zal leerlingen niet afschrikken.
Audio-Lingua (<www.audio-lingua.eu>) biedt podcasts voor het onderwijs Frans, Duits, Engels en Spaans.
Het zijn korte opnames van maximaal twee minuten afkomstig van native
56
LTM | Internet
Ze heeft een hoge ranking van ruim vier sterren. Leerlingen komen na het
Lille Podcast La communauté mondiale des professeurs de français heeft de podcast ook ontdekt voor het luister- en spreekonderwijs (<www.francparler.org/fiches/podcasts1.htm>). Onder de titel Quels podcasts? vindt de bezoeker onder andere een overzicht van podcasts van de media en die om Frans te leren, zoals Lille Podcast (), dat gratis Franse lessen aanbiedt.
57
LTM | Internet
cussieprogramma heeft opgezet. Als een goede docent helpt hij mondeling en schriftelijk zijn cursisten hun weg naar zijn plekje in Facebook te vinden.
Digitale School In de digitale vaklokalen van <www.digischool.nl> kun je ook podcasts vinden, zoals voor Duits, waar je wordt doorverwezen naar <www.podcast.de>. Het aanbod is groot, maar ook Podcast.de is niet speciaal opgezet voor het onderwijs. Desondanks valt er heel wat te leren. Leerlingen kunnen zich abonneren en vanaf hun werkplek thuis voorafgaande aan elke les Duits even een podcast zien en beluisteren. Ze bereiden in het Duits een korte samenvatting voor om in de klas te laten horen. Zo brengen ze hun eigen lesmateriaal mee.
De redactie van Podcast.de geeft ook elke maand een tip, zoals de podcast over de belevenissen van een kassamedewerker van een supermarkt, die leerlingen werkzaam in die branche zeker zal interesseren: ‘Tim Dallinger arbeitet als Kassierer im Supermarkt. Mit der Einstiegsfrage “Sammeln Sie die Punkte?” eröffnet Herr Dallinger jede Folge seiner regelmäßig aktualisierten Comedy-Show. Herr Dallinger greift aktuelle Themen auf und verknüpft die Themen sehr unterhaltsam mit dem Alltag im Supermarkt. Wie ich finde, ein absolutes Highlight unter den Neuanmeldungen der letzten Monate. Reinhören!’ ■ John Daniëls
LTM jaargang 96 | 2009 | 1
beluisteren van deze podcast terug in de klas met de kennis die ze over Mia hebben verworven. Het is jammer dat ze niet direct een boodschap terug kunnen sturen. Ze leren wel op het laagste ERK-niveau zichzelf voorstellen, zonder bemoeienis van de eigen docent of de leergang.
Leerlingen die moeite hebben met het begrijpen van de gesproken teksten, kunnen de transcripts daarvan raadplegen. De leergang kent drie niveaus: op het eerste niveau is het spreektempo langzaam, op niveau twee wordt elk onderstreept woord verklaard. Op niveau drie is het spreektempo normaal. De ontwerper zegt desondanks dat de cursus bestemd is voor gevorderden. Podcastdocent Eric legt het ook nog even mondeling en schriftelijk uit: ‘Salut. Je suis Eric ton nouveau professeur de français. Tu as déjà une bonne connaissance de la langue française et tu souhaites l’améliorer? C’est parfait! Le principe de cette émission est d’apprendre en écoutant. A chaque épisode, je te raconterai une histoire. Grâce à ces histoires, tu apprendras de nouveaux mots et de nouvelles expressions qui sont utilisées tous les jours par des millions de Français. Chaque épisode sera organisé de la manière suivante: - une histoire lue lentement, d’une durée de 1 à 2 minutes - Une seconde partie dans laquelle j’expliquerai lentement les mots et expressions importantes - Une troisième partie qui te permettra d’écouter le texte lu à la vitesse normale de la langue française. Pour plus d’informations, tu peux visiter mon site. Bon courage et à bientôt.’ Eric spreekt en schrijft zelf alle podcasts die hij publiceert in episodes op het adres . Zijn bezoekers kunnen altijd reageren op een te downloaden formulier waarop ze hun commentaar kunnen schrijven en opsturen. Professeur Eric is op veel plekken te vinden, op , maar ook in het bekende uitwisselingsprogramma Facebook, waar hij een dis-
ict
PODCASTS EN BLOGS DEEL 3 Met en zonder speciaal onderwijsdoel
Leerlingen kunnen zichzelf trainen in luistervaardigheid met podcasts. Dat zijn luisterbestanden die ze downloaden vanaf internet en opslaan op hun mp3-speler of computer. Er bestaan ook combinaties van podcasts met blogs, korte geschreven teksten waarop bezoekers kunnen reageren. Leerlingen die een website opgedragen krijgen waarop een podcast staat, bijvoorbeeld in YouTube, gecombineerd met een blog, oefenen in ieder geval luistervaardigheid en leesvaardigheid. Als ze een reactie naar de afzender sturen en daarna in de les verslag in de doeltaal moeten uitbrengen, dan komen schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid ook nog aan bod. Er zijn podcasts + blogs ontwikkeld met een onderwijsdoel, maar de meeste podcasters en bloggers bedienen een algemeen publiek.
In LTM 2008-8 en LTM 2009-1 staan enkele voorbeelden van websites met podcasts. Deze zijn ontwikkeld met een onderwijsdoel, vaak met opdrachten en op de doelgroep gerichte spreeksnelheid en verklaring van moeilijk geachte woorden. Maar de meeste op internet geplaatste podcasts gecombineerd met blogs dienen slechts om mondeling en schriftelijk contacten te leggen en te onderhouden met mensen elders op de wereld. Voorbeelden daarvan zijn Podcast Pickle voor Engels en uiteraard voor alle talen de pod- en videocasts van de televisiezenders, die vaak ook het talenonderwijs bedienen.
Podcast Pickle heeft volgens eigen zeggen de grootse verzameling poden vodcasts en is te vinden op <www. podcastpickle.com>. Je kunt zoeken op audio of op video, op genre, maar ook op populariteit, op oude en nieuwe casts en zelfs op titel. Bezoek aan de website en het downloaden van alle gewenste onderwerpen in geluid en beeld zijn gratis, maar de ontwerpers vragen een vrijwillige donatie van twee dollar per maand of eenmalig 25 dollar. Dat is voor het gebodene, zeker als het onderwijs er iets mee kan, niet veel. De werking is simpel. Je hebt drie knoppen voor de luisterfunctie en drie
58
LTM | Internet
voor de kijkfunctie, afhankelijk van welk apparaat je gebruikt. Eenmaal ingelogd, krijg je een eigen domein en daar kun je een profiel aanmaken, eventueel met foto. Je kunt dan post ontvangen en verzenden aan andere leden, je eigen podcasts en blogs opslaan, die van andere lezen en beluisteren, en contacten leggen met anderstaligen. Vaste inzendingen bij Podcast Pickle zijn afkomstig van de website . Vooral de onderwerpen waarover de leerlingen zich een mening kunnen vormen, zijn interessant, zoals bijdrage 37. Het is een interview over het gevaar van videogames voor jongeren. Twee Harvardprofessoren beweren dat dit gevaar wel meevalt. Ingeschreven leerlingen hebben het recht hierop te reageren of mee te discussiëren in het forum. Ze produceren schriftelijk Engels dat leesbaar moet zijn voor Engelstaligen. Ze kunnen de zo ontstane discussie automatisch laten doorsturen naar hun
docent of de elektronische leeromgeving (elo) van de school. In een klassendiscussie laten de leerlingen weten of ze het eens of oneens zijn met de geleerde heren en waarom wel of niet. Voordeel van pod- of videocasting is dat de leerlingen dit individueel thuis als huiswerk of op school achter een computer met internetaansluiting kunnen doen. De leraar hoeft er niets voor uit de kast te halen, niets voor te bereiden. De leerlingen zoeken zelf een onderwerp, luisteren net zo lang naar de podcast totdat ze de inhoud in samenvatting in de doeltaal kunnen weergeven en maken daarbij voor zichzelf aantekeningen die ze in de klas kunnen gebruiken. En alleen al bij Podcast Pickle komen er dagelijks nieuwe onderwerpen bij, dus keus genoeg.
Radio en televisie Bijna alle televisie- en radiozenders bieden tegenwoordig gratis digitaal videoen luisternieuws, te ontvangen op com-
puter en mobiele telefoon. Daarnaast leveren ze ook podcastdiensten zonder en met een onderwijsdoel, zoals Voice Of America met zijn VOA Learning English Podcasts. Je kunt kiezen uit podcasts met verschillende luisterduur (<www.voanews.com/english/podcasts. cfm>). CNN levert ook combinaties van video- en audiopodcasts op . Er zijn dagelijks uitzendingen met nieuwsbulletins voor middle and high school classrooms. Frankrijk heeft een zender met de naam Radio France International. Ook deze zender zet podcasts op het net: <www.rfi.fr/communfr/dynamiques/ podcasting.aspx?rubrique=actufr>. Deze zijn op alfabet op te roepen en op soort. Er is ook nog een Journal en français facile qui présente l’actualité avec des mots simples et explique les évènements et leur contexte pour rendre l’information en français accessible à tous. Maar het
59
LTM | Internet
spreektempo is toch nog hoog en de nieuwsuitzendingen bestaan uit snel op elkaar volgende nieuwsflitsen uit heel de wereld met veelal in rap tempo simultaan in het Frans vertaald Engels op de achtergrond. Maar deze zender bedient het onderwijs Frans ook met podcasts onder de titel Comprendre l’actualité. Elke dag is er een nieuwsflits van enkele minuten met luisteroefeningen.
Le fait du jour Ze staan opgeslagen in het archief (<www.rfi.fr/lffr/dynamiques/liste_fait_ du_jour_archive.aspx>) te wachten tot leerlingen langskomen om te luisteren en even de gesloten vragen te beantwoorden: les faits du jour. Meteen daarna kunnen leerlingen zien welke antwoorden goed of fout zijn. Weinig leerlingen zullen moeite hebben met de vragen over een item over L’Espagne championne d’Europe de football. Met de print van de oefeningen kunnen ze in de volgende les even laten zien en ook laten horen in
TV5 De meeste docenten Frans kennen wel de lesmethode Apprendre & Enseigner van TV5 Monde, te vinden op <www.tv5.org/ locaux/Docenten.399.0.html#1467>. De televisiebeelden zijn uitgangspunt voor een zeer gevarieerde en motiverende lesaanpak. Wie deze vorm van Frans onderwijzen nog niet kent, kan contact opnemen met de didactisch medewerkster van TV5, Guusje Groenen ().
Duits Voor Duits bieden zenders als WDR, NRD en ARD ook pod- en vodcasts zonder onderwijsdoel. Er is een grote keus uit allerlei onderwerpen die op radio en televisie zijn uitgezonden. Ook hier weer kunnen de leerlingen zelfstan-
dig programma’s naar keus ophalen en bestuderen. Sommige programma’s bieden de mogelijkheid om schriftelijk commentaar te leveren, zoals het item over de stad Würselen, die 2,4 miljoen euro investeert om de scholen te voorzien van internetfaciliteiten, terwijl de ouders de laptops financieren.
YouTube Leerlingen hoeven niet meer gewezen te worden op de video’s van YouTube (). Dat kennen ze, maar misschien nog niet de mogelijkheid om ook interactieve videoaantekeningen toe te voegen als een soort commentaar op de beelden of als achtergrondinformatie. Voor jonge mensen een motiverende manier om met een webcam of camcorder opnames te maken in de doeltaal en tegen hun docent te zeggen: u kunt mijn huiswerk vinden op YouTube.
60
LTM | Internet
En nu de volgende 100 jaar! Als op 22 april 2011 Levende Talen honderd jaar bestaat, is een van de thema’s voor de viering van dit lustrum ‘En nu de volgende honderd jaar’. Het registreren van beeld en geluid ligt in 2009 al binnen ieders bereik. Nu nog de nodige creativiteit voor een boeiende inhoud en degelijke vormgeving. Talendocenten kunnen nu al hun leerlingen een ontwerp laten maken voor een korte videofilm. Misschien ontstaat daaruit wel de winnende beeldregistratie die de prijs wint van Levende Talen Video 2011. U vindt alle informatie over ons lustrum ■ op de website van Levende Talen. John Daniëls
Een uitgebreide versie van deze serie artikelen over podcasting is te vinden op <www.internetonderwijs. net/artikelen2008/Podcasts/Podcasts.htm>.
LTM jaargang 96 | 2009 | 2
de doeltaal wat ze van de luisteractiviteit hebben geleerd.
61
LTM | Internet
Foto: Anda van Riet
levende talen
Erelid Levende Talen
Als opmaat
naar het honderdjarig jubileum van Levende Talen publiceert LTM een serie interviews met
John Daniëls
Uitgesproken Daniëls John Daniëls is geboren in 1934 in Amsterdam. In 1968 deed hij aldaar doctoraal examen Frans en al 45 jaar is hij lid van Levende Talen. Tot op de dag van vandaag is hij actief voor de vereniging als auteur van de rubriek over ICT-onderwijs in LTM, en als coördinator van 100 jaar Levende Talen in mei 2011 (<www.lt100.nl>). In het verleden was hij voorzitter van de sectie Frans, vicevoorzitter van het dagelijks bestuur (db) en hoofdbestuur (hb), regiocoördinator Frans, lid van de mediacommissie van Levende Talen en webmaster van de LT-website. Van 1965 tot 1995 heeft hij als docent Frans in het voortgezet onderwijs gewerkt.
De sectie Frans toen Als vicevoorzitter van het db/hb tussen 1974 en 1980 had Daniëls de nascholing in zijn pakket. Maar vóór 1974 was hij al samen met Riet Kloet regiocoördinator Frans van Zuid-Kennemerland. Zij organiseerden voor de sectie de cursussen Civilisation en de nabesprekingen van het centraal examen. Eenmaal per jaar werden alle regiocoördinatoren uitgenodigd in het Romaans Instituut in Utrecht. De sectie Frans was in zijn tijd ook al de grootste en meest actieve sectie. Op de jaarvergaderingen in Krasnapolski kreeg de sectie elk jaar de grote SintJanszaal, omdat ze steevast 250 bezoe-
62
LTM | Internet
kers had. ‘Dat was ook wel te begrijpen als je bedenkt dat Frans toen een bedreigd vak was.’ Het aantal uren daalde van vijf in het eerste leerjaar naar drie, en afschaffing dreigde ten gunste van wat Daniëls in een van zijn jaarredes ‘flutvakken’ noemde: huishoudkunde, techniek, maatschappijleer, consumentenzaken en nog andere vakken waarmee de nieuwe lerarenopleidingen studenten probeerden te trekken. ‘Frans werd in die periode nog steeds als elitair gezien’, aldus Daniëls. De Mammoetwet bracht ook nieuwe exameneisen, zodat men, gelukkig, af was van de grammatica-vertaalmethode en de examens
Foto: Leonard de Vogel
ereleden van de vereniging.
Leermiddelenontwikkelaar John Daniëls heeft een groot deel van zijn werkzame leven als docent op de Spaarnescholengemeenschap doorgebracht. Op een gegeven moment waren hij en een aantal collega’s van andere scholen, verenigd in de Haarlemse Werkgroep Frans, uitgekeken op de leergangen die zij gebruikten. Met behulp van de toenmalige uitgeverij SMD in Leiden, nu onderdeel van ThiemeMeulenhoff, importeerden zij de door de ILEA (Inner London Education Authorities) ontworpen leergang Eclair. Deze methode was opgezet volgens het toen populaire Voix et Images de France, waarbij alleen maar de doeltaal mocht worden beluisterd en gesproken. Grammatica en schrijven waren taboe. Na enig geëxperimenteer voegde de
werkgroep taalregels toe die een fractie waren van de grammatica in de gebruikelijke leergangen. ‘De werkgroep heeft zo een voor klas 1 tot en met 3 bestemde en aan hun onderwijswensen aangepaste lesmethode ontwikkeld.’ De aan de werkgroep deelnemende scholen abonneerden ook nog hun leerlingen op de van Mary Glasgow Publications afkomstige tijdschriften. Deze waren geheel Franstalig en sloten goed aan bij Eclair. Georges McKay, een Engelse docent Frans, had bij zes unités ook nog liedjes gecomponeerd, die hij zelf zong. ‘Als de docenten Frans met de leerlingen bezig waren aan de unité over het boodschappen doen op de markt, kon je vanuit de naast elkaar gelegen klaslokalen Frans horen: “Avec mon panier je vais au marché. Qu’est-ce que tu as donc dans ton panier? Moi, j’ai une pomme, moi j’ai une poire.”’ Toen zij geen verbeteringen meer konden aanbrengen aan Eclair, wilde SMD de leergang op de markt brengen, maar geen enkel lid van de werkgroep wilde er nog verder tijd aan besteden. Er kwam een nieuw schrijfteam en de methode ging Omnibus heten. De Engelse oorsprong bleef zichtbaar in de havenplaats Dieppe, waar de Engelsen met de boot arriveren en waar de leerlingen de weg leerden vragen.
De positie van LT Daniëls is van mening dat er onder taaldocenten minder behoefte is aan een vereniging als Levende Talen dan vroeger: ‘Door de opkomst van internet is er veel meer informatie op het web te vinden, onder andere op de vaklokalen, die in een duidelijke behoefte voorzien.’ Daarbij komt dat het, volgens hem, tegenwoordig moeilijker is om vrijwilligers te vinden voor de diverse taken binnen de vereniging, omdat alle docenten overbe-
63
LTM | Internet
last zijn. Positief vindt hij dat LTM minder ‘elitair’ is geworden en meer over didactiek schrijft dan vroeger. Daniëls ziet toch wel mogelijkheden om het ledenaantal weer toe te laten nemen. ‘Als het taalonderwijs weer zo’n dreun krijgt als bij de afschaffing van de minimumtabellen, dan zal, bij een stevig protestbeleid van het bestuur, het ledental zeker toenemen. Dat leert het begin van de teloorgang van het Frans dertig jaar geleden.’ Ledenwerving kan ook met didactiekcommissies die de docenten helpen met bijvoorbeeld ondersteunend lesmateriaal. Volgens Daniëls zou ook het regiowerk weer opgepakt moeten worden. Dat kan onder andere door pionierende docenten spreekbeurten te laten houden op een school in de regio. ‘Daarmee bereik je docenten die je niet krijgt op de Landelijke Studiedag of de congressen van de secties.’ De beste manier van nascholing is volgens hem nog altijd tegelijkertijd lesgeven op een school én de lerarenopleiding. Voor degenen voor wie dat niet is weggelegd, ziet hij vooral in de congressen, de Landelijke Studiedag, LTM en de digitale vaklokalen een goed alternatief.
ICT John Daniëls blijft onverminderd enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen en het gebruik van ICT in het onderwijs. Op zijn eigen website <www.internetonderwijs.net> plaatst hij al zijn artikelen. Ook als deelnemer van het Platform ICT heeft hij jarenlang meegewerkt aan de bekendmaking en invoering van programma’s als Phonepass, Dialang en Skype. Dit interview is dan ook afgenomen via Skype; niet via de ‘ouderwetse’ koptelefoon, maar via de Skype-telefoon. Weer een nieuwtje dat ongetwijfeld niet bij alle lezers bekend is… JR ■
LTM jaargang 98 | 2011 | 1
‘Vertaal in goed Nederlands’. ‘Maar bij de progressieven bleef Frans een elitair imago houden, waar het sectiebestuur probeerde van af te komen.’ Daniëls herinnert zich nog goed het jaarlijkse beraad dat het hoofdbestuur van de vereniging in een congrescentrum hield. Ook het bestuur van de sectie Nederlands stond als progressief te boek. De toenmalige voorzitter Jan Lootsma liet tijdens zo’n beraad duidelijk merken dat wat hem betrof Frans wel uit het onderwijs mocht verdwijnen. Dat was juist op het moment dat de sectie Frans lid was geworden van de Middenschoolvereniging. Toen Daniëls hem dat meldde, steeg de sectie Frans in zijn achting. Het was in diezelfde tijd dat neerlandicus Jan Sturm, voorzitter van de Adviescommissie Leerplanontwikkeling Moedertaalonderwijs (ACLO-M) vanuit Enschede, oreerde dat het grammaticaonderwijs in de moedertaal diende te worden afgeschaft, een boodschap waarmee hij alle media haalde.
LEVENDE Talen