Leuke suggesties
voor de derde graad basisonderwijs kat ieonderwijs v e lghe of eerste graad secundair kat ie ve lghe
kkende reis, een verhaal hap en keuzes maken.
.lannoo.com
De val van een engel
ngel zijn vleugels verliest, is hij en te vinden die hem nog kan hij zo snel mogelijk naar het Land riendin Hanne gaat met hem mee. geheimzinnige wegen, betoverde wezens. Het wordt een helse tocht, en. Ze gaan tot de grens van de ot de grens van hun kracht, tot de hap. En erover.
kat i e v e lgh e
De val van een engel kat ie v e lgh e
‘Tieners prikkelen met een boek van Katie Velghe is een feest! Een snuifje avontuur, een grote dosis vriendschap, een klontje spanning, een geutje herkenbaarheid. Goed mengen en rijkelijk afkruiden met fantasie. Bladzijde na bladzijde zijn jonge lezers reisgenoot in een spannend en mysterieus verhaal.’ Juf Ingrid, meester Geert en meester Patrick, leerkrachten zesde leerjaar De Meidoorn, Eeklo
De val van een engel
Wanneer de jonge engel Pepijn zijn vleugels verliest, is hij vastbesloten om de steen te vinden die hem nog kan redden. Daarvoor moet hij zo snel mogelijk naar het Land Dat Niet Is. Zijn beste vriendin Hanne gaat met hem mee. De reis voert hen langs geheimzinnige wegen, betoverde moerassen en bizarre wezens. Ze gaan tot de grens van de wereld die ze kennen, tot de grens van hun kracht, tot de grens van hun vriendschap. En erover. De val van een engel biedt een krachtige mix van fantasie, humor en spanning. Tegelijk is het een verhaal over vriendschap, en keuzes maken. Met deze suggesties kunnen leerlingen •g enieten van een spannend verhaal • i nzicht krijgen in de opbouw van een verhaal •h un spreek-, lees- en luistervaardigheden oefenen •k lasgesprekken voeren over thema’s zoals vriendschap, omgaan met verschillen •m eer inzicht krijgen in hun eigen temperament • c reatieve opdrachten uitvoeren Het is niet per se nodig dat de leerlingen het volledige boek lezen. Met de selecties in bijlage kunnen ze alvast aan de slag.
Wil je graag de auteur in de klas? Surf snel naar www.stichtinglezen.be. Misschien is er nog een gesponsorde auteurslezing beschikbaar. 1
De val van een engel
Interview met een lezer Lees het volledige eerste hoofdstuk van De val van een engel (bijlage 1) Je kunt het ook luidop voorlezen met een rol voor de verteller, Pepijn, Hanne, Lucas, Martinus en Stefanaël. Hieronder vind je een reeks vragen die een interviewer zou kunnen stellen. Werk in groepjes van twee, en stel elkaar om de beurt een vraag. Dat mag dezelfde vraag zijn: als jullie een verschillende mening hebben, kun je daar nog even over doorpraten. Kies een vraag die jullie straks samen voor de hele klas/groep gaan beantwoorden.
• Wat gebeurt er in dit eerste hoofdstuk? • Vond je het een leuk hoofdstuk? Waarom (niet)? • Wat vond je het leukst aan dit hoofdstuk? • Wat denk je dat het belangrijkst is in dit hoofdstuk? • Hoe leidt de auteur het verhaal in? • Wie is het hoofdpersonage? • Wat weet je over dit personage? • Wie zijn de andere personages? • Wat kwam je te weten over hen? • Wie vind je het leukste personage en waarom? • Herken je jezelf voor een stukje in een van de personages? • Hoe komt het dat dit verhaal spannend is? Hoe bouwt de auteur spanning op? • Hoe zijn de relaties tussen de verschillende personages?
2
De val van een engel
Quiz: Welke engel past bij jou? In De val van een engel zijn er vier types engelen: Aarde-engelen, Waterengelen, Luchtengelen en Vuurengelen. Wil je weten welke engel bij jou past? Omcirkel dan bij elke vraag de twee antwoorden waarin je jezelf het meest herkent. Tel daarna op hoeveel A’s, B’s, C’s en D’s je hebt aangekruist. Welke letter heb je het vaakst? 1 Als ik even niets te doen heb … a. ga ik in de sofa zitten, met een pakje chips en mijn favoriete TV-serie op. b. luister ik naar mooie muziek, en droom weg bij een goed boek. c. ga ik langs bij een van mijn honderd en één vrienden, en gaan we samen pret maken. d. dat gebeurt niet, ik zit altijd vol plannen, en ben druk bezig met die uit te voeren. 2 Anderen vinden leuk aan mij dat ik … a. ( bijna) altijd kalm blijf, en geen ruzie maak. b. dat ze bij me terecht kunnen met hun problemen. c. dat ik altijd vriendelijk en opgewekt ben. d. dat ik ervoor zorg dat er iets gebeurt. 3 Anderen vinden vervelend aan mij dat ik … a. me wat afzijdig hou, alsof het me niets kan schelen. b. dat ik de ene dag heel gelukkig ben, en de andere dag erg triestig. c. de meesten vinden me tof, sommigen zeggen dat ik nogal rap opgeef. d. dat ik altijd de baas speel. 4 Als ik een probleem heb … a. wind ik mij niet op, de meeste dingen lossen zichzelf op. b. denk ik erover na en vraag me af of ik iets fouts heb gedaan. c. doe ik gauw iets leuks, zodat ik er niet meer aan denk. d. doe ik meteen iets om het op te lossen, al moet ik daarvoor iemand stevig aanpakken. 5 Op school hou ik van … a. och, het meeste vind ik wel oké. b. rustige momenten, zoals de tekenles. c. toffe opdrachten in groep waarbij we veel kunnen lachen. d. stevige uitdagingen, bijvoorbeeld om het hardst lopen.
6 Mijn lievelingskleren zijn … a. kleren die gemakkelijk zitten. b. kleren die mooi zijn, en net dat tikje anders. c. hippe kleren waarmee ik in ben. d. stoere kleren in felle kleuren. 7 Een keuze maken vind ik … a. nogal moeilijk, ik stel het uit. b. ik denk na wat de beste keuze is, en dat doe ik dan. c. Waarom moet ik kiezen? Ik probeer alle leuke dingen te doen. d. niet zo belangrijk, ik kies snel en ga er dan voor. 8 Andere mensen … a. nemen me weleens op sleeptouw, en ik vind dat fijn. b. zijn heel belangrijk voor me. Soms denk ik dat niemand me leuk vindt, en dat maakt me erg verdrietig, en als iemand me duidelijk leuk vindt, ben ik gelukkig. c. zijn heel belangrijk voor me. Ik wil altijd leuk gezelschap. d. heb ik niet zo nodig. Ik doe gewoon mijn ding en vind altijd wel iemand die wil meedoen. 9 Ik heb een hekel aan … a. niemand. Als het minder klikt met iemand, laat ik die gewoon links liggen. b. onvriendelijke mensen of mensen die zich opdringen. c. saaie mensen. Nu ja, een hekel – ik trek gewoon niet graag op met hen. d. flauweriken of trage mensen. 10 Deze test vond ik … a. oké, wel nogal moeilijk om zo over mezelf na te denken. b. heel interessant, ik wil meer bijleren over mezelf. c. leuk, maar wat te lang. d. stom. Wanneer gaat de bel?
3
De val van een engel
Quiz: resultaten
Kruiste je het vaakst A aan? Dan houdt de rustige, betrouwbare Aarde-engel jou gezelschap.
Wie zich herkende in C, heeft het vrolijke gezelschap van een Luchtengel.
Kruiste je vooral B aan? De mooie, mysterieuze Waterengel past goed bij jou.
Heb je meest D? Ho maar, dan heb je het vuur van de Vuurengel in je!
illustraties Jan Bosschaert in Pepijn en het Wonderkabinet
4
De val van een engel
Hemels creatief In De val van een engel gaan we op ontdekking in een wonderlijke, onzichtbare engelenwereld. In de teksten van bijlage 2 ontdek je telkens een stukje van deze wereld. Je leert iets bij over een leuke Wolkenbal of het boek van Metatron. Je ontdekt een heel bijzonder berglandschap en het huis van Verteller. Kies één van deze elementen uit, en geef er in een groepje vorm aan. Hoe? Een paar mogelijkheden: • c reatief met klei •m aak een gezelschapsspel • s chrijf een gedicht • z ing een rap-nummer •k nutsel met alles wat je kunt vinden •m aak een hemels mooie of duivels grappige tekening
Schatkist Pepijn, Hanne en Lucas komen terecht in een akelig Woud, waar ze maar niet uit kunnen ontsnappen. Terwijl ze steeds maar verderlopen, maakt Pepijn een ‘schatkist’ in zijn hoofd, boordevol mooie herinneringen. Als hij bijna de moed wil opgeven, doet hij die schatkist open, en denkt aan alle fijne dingen. Lees bijlage 3. Wat zou er in jouw schatkist zitten? Maak voor jezelf een lijst van fijne dingen. Maak samen een schatkist op het bord, waarin iedereen iets leuks over de klas schrijft.
5
De val van een engel
Vriendschap - stellingenspel Pepijn, Hanne en Lucas zijn al jarenlang de beste vrienden. Bij hun helse tocht door het Land Dat Niet Is wordt die vriendschap heel erg op de proef gesteld. Ze raken uitgeput, en krijgen ruzie over hoe ze verder moeten. Hanne lijkt maar niet te begrijpen hoe belangrijk het Gezang voor Pepijn is. Lucas heeft duidelijk zijn geheimen. En Pepijn voelt zich uitgesloten als Hanne en Lucas opeens wel heel graag met hun tweetjes zijn. Lees het stukje in bijlage 4. Maak nu een groen en een rood kaartje. De leerkracht/begeleider leest stellingen over vriendschap voor. Steek het groene kaartje in de lucht als je het ermee eens bent, en het rode als je het er niet mee eens bent. Kun je ook vertellen waarom? •B ij echte vriendschap ben je het altijd met elkaar eens. •A ls je erge ruzie hebt gehad met iemand, kan die nooit meer een vriend of vriendin zijn. •A ls je het niet eens bent met je vriend of vriendin hoef je dat niet uit te praten. Je doet gewoon verder alsof er niets gebeurd is. •A ls ik ruzie heb met iemand, moet mijn beste vriend of vriendin mijn kant kiezen, en ook niet meer met die persoon optrekken.
Vriendschap – vriendschapsbandje Trek een naam van een klasgenoot voor wie je een vriendschapsbandje gaat vlechten. Kies de kleurtjes katoen waarmee je aan de slag gaat. Wat is voor jou belangrijk bij een vriendschap? Blauw: elkaar helpen Rood: samen spannende dingen beleven Groen: trouw zijn door dik en dun Geel: veel pret maken Wit: eerlijk zijn Roze: geheimen delen en die aan niemand verder vertellen Oranje: na een ruzie opnieuw beginnen Paars: over alles met elkaar kunnen spreken Bruin: elkaar vrij laten om ook met andere mensen op te trekken
6
De val van een engel
Bijlage 1: Interview met een lezer
7
De val van een engel
10
‘Oh nee!’ riep het meisje weer. Haar stem klonk hoog en helder en vooral vreselijk verontwaardigd. ‘Het is al te laat! Ik ben er al in getrapt! Shit!’ ‘Over shit gesproken…’ grinnikte een jongen, terwijl hij zijn zaklamp op de voeten van het meisje richtte.
De kat was klaar voor de sprong. Ze hing laag tegen de grond, haar schonkige lijf opgespannen tot één enkele lijn, met daarin de hoek van haar schouderbladen. Ze zag niets meer, behalve die ene muis – maar daarvan zag ze alles. Vier trippelende pootjes, heen en weer in het hooi. Een uitdagend zwiepende staart en trillende snorharen. En dan dat warme, malse lijfje, glanzend in het donker van de nacht. Langzaam veerde de kat naar achteren. In de verte begon een klok te slaan. Het muisje verstijfde, en stak zijn bleke neus in de lucht. Maar de wind bracht geen nieuwe geur: er was alleen maar weiland en mest en vochtige aarde. Het diertje ging verder met zijn gescharrel en alles, zelfs het gras en de wind, hield eventjes zijn adem in. Plots klonk vlakbij een meisjesstem. ‘Lucas, kom eens hier met die zaklamp! Zeg, Lucas, ik vraag je wat!’ De kat schrok, blikte schuw achter zich. Toen ze opnieuw naar het hooi keek, was de muis verdwenen. Een lichtbundel flitste over de grashalmen. Met haar oren plat in haar nek droop de kat af. Soms – heel soms – wint de muis.
Een Cirkel van Vuur
Hoofdstuk 1
11
‘Oh, dus jij vindt dit gráppig?’ Pepijn keek over zijn schouder. Hij zuchtte. Hanne en Lucas snapten het niet. Ze snapten het echt niet. Ze gedroegen zich alsof ze op schoolreis vertrokken of zo. ‘Kunnen jullie echt niet wat stiller zijn?’ vroeg hij. ‘Ze horen ons vast tot in Engeldonk.’ ‘Maar Lucas licht me niet goed bij!’ sputterde Hanne. ‘Jij hebt toch ook een zaklamp!’ verdedigde Lucas zich. ‘Ja, zeg, die zit helemaal onderaan in mijn rugzak!’ ‘Stil nu, we zijn er bijna’, zei Pepijn en hij liep verder de helling op. Plots bleef hij staan en wees naar een schuurtje. Zijn hart bonsde in zijn keel – en dat had niet alleen met de steile klim te maken. ‘Dáár hebben we afgesproken’, knikte hij. ‘Dáár?’ echode Hanne. ‘Ik denk dat wij de eersten zijn’, zei Lucas. ‘Het ziet er nogal... donker uit.’ Er was inderdaad geen teken van leven rond het schuurtje. Alleen de deur stond half open en bewoog een beetje in de wind. Het piepende geluid was tot bij hen te horen. Hanne maakte een grimas. ‘Dat belooft,’ snoof ze, ‘als de reis in zo’n krot begint!’ ‘Je hoeft niet mee te gaan, Hanne’, reageerde Pepijn snel. ‘Jullie kunnen nog terug, allebei...’ ‘Dat liedje ken ik al, Pep.’ ‘Maar…’ ‘Kom, laten we binnen verder praten’, zei Lucas, terwijl hij naar het bos achter het schuurtje staarde. ‘Iedereen kan ons hier zien.’ ‘Oh ja, er staan wel drie koeien naar ons te kijken! Boe!’ spotte Hanne, maar ze volgde de jongens toch op de voet toen die het laatste stukje weide overstaken.
Bijlage 1: Interview met een lezer
8
De val van een engel
12
Plots klonk buiten een langgerekte schreeuw. In drie tellen was Pepijn terug bij de deur en gooide ze open.
Er zaten twee mannen op een baal stro. Tenminste, op het eerste gezicht leken het mannen. Ze leken ook op elkaar, als twee druppels water. Ze waren allebei kalend, droegen allebei een bril met een ouderwets hoornen montuur en hadden allebei een stevige onderkin. Maar daar stopte alles wat hen op gewone mannen liet lijken. Onder die kin begon een glanzend kleed, dat tot hun blote voeten reikte. En dan hadden ze ook nog eens een paar grote, witte engelenvleugels. Pepijn leek dat allemaal niet vreemd te vinden. Hij had enkel oog voor de tas die een van hen vasthield en waarin iets zat dat een flakkerend licht verspreidde. ‘Ik dacht al dat er iets gebeurd was’, zei de engel met de tas. ‘We hadden toch afgesproken om middernacht? Een fatsoenlijke engel is altijd op tijd, Pepijn! Je begint steeds meer op een mens te lij…’ ‘We zijn er nu, Martinus’, onderbrak Pepijn hem. ‘Trek alsjeblieft die Vuurcirkel.’
Pepijn duwde de deur van de schuur verder open en bleef toen staan. Het was er stikdonker. ‘Martinus? Stefanaël?’ vroeg hij gespannen. ‘Kom toch binnen!’ kwam een zware mannenstem vanuit een hoek. ‘En sluit die deur achter je!’ voegde een andere stem eraan toe. Pepijn haalde opgelucht adem. Martinus en Stefanaël waren op post. ‘Waar is het Vuur?’ vroeg hij, terwijl hij een paar stappen naar voren zette. Als antwoord was er het geluid van een ritssluiting die openging. In het schuurtje gloeide een rossig licht op.
13
Martinus tilde een buidel uit de tas. Bovenaan zat een uitstulping die was afgesloten met een metalen hoedje, als bij de tuit van een fluitketel. Alhoewel de buidel volledig gesloten was, straalde het vurige licht er toch doorheen. ‘Hoe komt het dat dit Vuur niet uitgaat?’ vroeg Lucas. ‘Het krijgt helemaal geen zuurstof !’ Hanne grinnikte.
‘Pep? Wat zie je?’ siste Hanne. ‘Niks aan de hand,’ deed Pepijn luchtig, ‘het was vast een kat of zo.’ Hij bleef toch nog even in de deuropening staan en liet zijn ogen over de omgeving gaan: weilanden en heuvels en stikdonkere nacht. In het dal voor hem lag het stadje Engeldonk, Hannes en Lucas’ thuis, en al bijna vier jaar ook het zijne. Hier en daar straalde nog een streepje licht, maar de meeste huizen rustten in het donker, ergens tussen sluimer en slaap. ‘Ik kom terug’, beloofde Pepijn in stilte. ‘Ik zal het Gezang vinden en dan kom ik terug…’ Hij haalde diep adem. Alleen al door te dénken aan het Gezang voelde hij zich heel wat beter. Alle engelen wisten hoe kostbaar deze steen was, waarin de allermooiste muziek van de allermooiste engelen gestold was. Wie het Gezang droeg, kreeg zomaar een overvloed aan adem en kracht en leven. En de hemel wist hoe hij dat nodig had nu. Plots baadde de vallei in een koud, bleek licht. De maan had een opening gevonden tussen de wolken en er tekende zich een halo af. Het was het enige wat kleur had in de nacht, een ring van heel donker rood – de kleur van oud bloed. Pepijn huiverde. Waarom dacht hij nu aan bloed? Hij trok de deur dicht. Dit was een goede nacht om te vertrekken. Toch om daarheen te vertrekken. Naar het Land Dat Niet Is. ‘We zijn klaar’, zei hij.
Bijlage 1: Interview met een lezer
9
De val van een engel
Pepijn was vlak bij de vlammen blijven staan. Hij dwong zichzelf om, net als Martinus en Stefanaël, niet te knipperen tegen het felle licht, maar zijn ogen traanden. En in zijn hoofd tolden de gedachten door elkaar. Was hij nog wel engel genoeg? Hij had allang geen aureool meer. Zijn witte gewaad had hij moeten ruilen voor een T-shirt en spijkerbroek, nu hij net zo zichtbaar was als een gewone sterveling. Hij kon niet meer door een muur lopen zonder zijn huid open te halen. Vliegen ging steeds moeilijker. En stiekem was hij doodsbang voor dat Vuur aan zijn voeten. ‘Desnoods vlieg ik erover’, zei hij toen hij merkte dat Hanne hem ongerust aankeek. ‘Je hebt geen vleugels meer’, zei ze. ‘Ik heb ze wel nog’, reageerde Pepijn fel. ‘Jij kunt ze alleen niet meer zien!’ Onwillekeurig tastte hij op zijn rug. Ze waren er nog, gelukkig. Martinus schraapte zijn keel. ‘Dus iedereen is klaar om te vertrekken?’ vroeg hij. Pepijn knikte. Hij liet zijn rugzak wat lager zakken, zodat die zijn vleugels niet in de weg zou zitten. ‘Ik draag het meisje wel’, zei Martinus. ‘Dan draag ik jou’, zei Stefanaël en hij schonk Lucas een brede glimlach, die niet werd beantwoord. ‘Snel, voor het dak in brand vliegt!’ waarschuwde Martinus. Iedereen zette zich schrap. ‘Wacht!’ riep Stefanaël. ‘We moeten op precies hetzelfde moment springen! Regel 114A bij Reizen naar Andere Werelden: Neem je gezel mee in ’t avontuur, want na één sprong dooft het Vuur.’ ‘Ja, ja, dacht je dat ik dat niet wist?’ bromde Martinus. ‘Oké, ik tel tot zeven. Eén, twee…’ ‘Waarom tot zeven?’ vroeg Stefanaël. ‘Waarom niet?’
15
‘Weet je wat, Lucky?’ zei ze. ‘Zoek het eens op als we terug…’ Ze zweeg abrupt toen Martinus de metalen dop weghaalde, want meteen baadde de hele schuur in een oranje gloed, bijna zo fel als het zonlicht. Hanne en Lucas sloegen hun handen voor hun ogen en deinsden achteruit. Martinus hield de buidel een beetje scheef en het Vuur liep in een straal naar beneden, alsof het gesmolten goud was. Langzaam trok hij een cirkel op de grond. De vlammen laaiden op en verspreidden een verschroeiende hitte. ‘Pfff ’, blies Hanne, terwijl ze door haar vingers gluurde. Het Vuur reikte wel een halve meter hoog. ‘Is er echt geen andere manier om in dat land te geraken?’ ‘Volgens mij heeft ze een punt’, zei Lucas en hij ging nog wat dichter bij de deur staan. Zijn ogen flitsten naar de balen stro tegen de wanden van het schuurtje. ‘Straks staat alles in de fik. Dit is… onverantwoord.’ Pepijn knikte. ‘Je gaat maar beter naar huis, Lucas’, zei hij. ‘En Hanne ook. Dit is geen mensenspel.’ ‘Alsjeblieft, Pepijn!’ sakkerde Martinus. ‘Hier hebben we geen tijd voor! Gaan de stervelingen mee naar het Land Dat Niet Is, ja of nee?’ ‘Natuurlijk gaan we mee’, viel Hanne uit, voor Pepijn kon antwoorden. ‘Pep is onze beste vriend! Jullie weten maar al te goed wat er met hem gebeurt als hij dat Gezang niet vindt. Het is gewoon… ik had me die Vuurcirkel ánders voorgesteld. Wat minder hoog en warm en… eh, vurig.’ ‘Wij zullen jullie wel dragen’, glimlachte Stefanaël. ‘Jullie zullen je niet verbranden.’ ‘Jullie zijn maar met twee, wij met drie’, rekende Lucas snel. ‘Pepijn is nog engel genoeg om gewoon door het Vuur te gaan’, zei Martinus. ‘Ja toch, Pepijn?’ ‘Natuurlijk.’
14
Bijlage 1: Interview met een lezer
10
De val van een engel
16
Op dat moment vloog de deur achter hen open. Nog voor Pepijn zich helemaal had kunnen omdraaien, kreeg hij een mokerharde vuistslag in het gezicht. Het bloed spoot uit zijn neus en hij tuimelde achterover tegen Martinus. Hij hoorde Hanne gillen. ‘Hou hem tegen!’ Dat was Martinus’ stem. Pepijn krabbelde overeind en zag nog net een jongen in de kring van Vuur springen. Hij schreeuwde het uit toen de vlammen zijn voeten raakten, het volgende moment doofde het Vuur. ‘Néé!’ riep Pepijn en hij sprong naar voren. Er was alleen nog een cirkel roodgloeiende as. En in die cirkel was helemaal niemand. ‘Wat… wat is er gebeurd?’ kreunde Hanne. Ze lag languit op de grond en tilde haar hoofd moeizaam op. Stefanaël stond als aan de grond genageld, nog met Lucas in zijn armen, en staarde naar de cirkel. ‘Je kunt me wel neerzetten’, mompelde Lucas. ‘Maar wie… wat…’ stamelde Pepijn. Hij veegde zijn neus af aan zijn mouw, maar het bloed bleef stromen. ‘Dat was Seppe’, zei Lucas zacht. Hij haalde diep adem. De verbijstering op zijn gezicht maakte langzaam plaats voor onverholen afkeer. ‘Sjeppe?’ herhaalde Pepijn en hij spuwde het bloed uit dat tussen zijn lippen liep. ‘Ben je daar wel zeker van?’ vroeg Hanne. ‘Oh, Pep, je neus… hier, neem mijn zakdoek.’ ‘Ik herken mijn broer heus wel wanneer ik hem zie’, snauwde Lucas. Pepijn liep naar de plaats waar Seppe was verdwenen.
‘Mensen tellen meestal tot drie.’ ‘Ja, en? Zijn wij soms mensen? Eén, twee, drie, vier…’
17
Uit: De val van een engel, blz. 10-17.
‘Ik had het nog zo gezegd’, mopperde Martinus, die zo waardig mogelijk van tussen de balen stro opdook. ‘Let goed op of niemand jullie volgt! En kijk nu! Al ons kostbare, hemelse Vuur is weg!’ ‘Ik heb het ook nog zo gezegd’, bromde Stefanaël. ‘Tel tot drie. En er zit stro in je haar.’ Eén voor één kwamen ze naast Pepijn staan en staarden naar de restanten van de cirkel op de grond, waarvan de gloed snel verminderde. ‘Wel, deze Vuurcirkel zal niemand nog naar een andere wereld sturen’, zei Stefanaël berustend. ‘Verdomme’, mompelde Pepijn, half gesmoord in de zakdoek. ‘Stil, Pepijn,’ schrok Martinus, ‘een engel vloekt niet!’ ‘Verdomme!’ herhaalde Pepijn luider en hij schopte tegen de cirkel waarin hij had willen vertrekken. Waarin hij had moeten vertrekken. De as stoof alle kanten op.
Bijlage 2: Hemels creatief
Een wolkenbal
11
De val van een engel
66
Plots had hij het niet meer koud. Hij liep terug naar het venster en speurde de hemel af, maar er viel geen spoor van Gabriëla te bekennen. Hij draaide het briefje om, maar daar stond niets. Dan bekeek hij de pluizige bol wat aandachtiger. Het ding was helemaal niet zo warrig als het er op het eerste gezicht had uitgezien. Ragfijne draden volgden een mooi patroon, en hier en daar zaten er sneeuwvlokken in. En regendruppels. Lichte en donkergrijze tinten liepen in elkaar over, net als in de wolken. Hij kneep er zachtjes in en meteen vormde zich een plasje water op zijn bureau. Pepijn glimlachte. Een Wolkenbal. De jonge engelen speelden graag met Wolkenballen en de volstrekte onvoorspelbaarheid van die dingen had al voor veel hemelse pret gezorgd. Je wist gewoon nooit op voorhand of de bal opeens een handvol sneeuwvlokken zou lossen of vlijmscherpe hagelkorrels, of, als je pech had, een elektrische lading bliksem waarvan je aureool prompt aan dat van je buurman ging kleven. Je moest trouwens deksels handig zijn om zo’n Wolkenbal te maken. Hem was het in elk geval nooit gelukt. De wolkenflarden glipten tussen zijn vingers door en losten zich op in de lucht voor hij erin slaagde er een bal van te maken.
Toen Pepijn zijn kamer binnenkwam, sloeg een ijzige windvlaag in zijn gezicht. Haastig liep hij naar het openstaande raam. Hoe was het mogelijk dat hij dat was vergeten te sluiten? Schriele, witte vlokjes dansten rond de straatlantaarns, en tussen de dakpannen van de huizen aan de overkant tekenden zich al een paar witte vlekken af. De eerste sneeuw. En voor het eerst sinds hij op aarde was, liet dat hem volslagen... koud. Plots zag hij iets op zijn bureau liggen – even dacht hij dat het een grote sneeuwbal was. Of was het een warrige bol wol? Pepijn pakte het ding op en zag toen het briefje liggen. Er stonden maar een paar woorden op. Vergeet de hemel niet. Gelukkige verjaardag. Liefs, Gabriëla.
67
Uit: De val van een engel, blz. 66-67.
Bijlage 2: Hemels creatief
Het Boek van Metatron
12
De val van een engel
45
Pepijn haalde zijn schouders op. Hij praatte niet graag met zijn vrienden over Metatron. Hij kon hen toch niet uitleggen wat Metatron voor hem betekende. Als piepjonge engel had hij al plaatjes verzameld van Metatron – één plaatje was tien gratis beurten op de Wolkentrampolines waard – en soms was hij met een paar vrienden tot de eerste hemel gevlogen, in de hoop een glimp van hem op te vangen. Metatron was nu eenmaal... Metatron. Groots. Machtig. Schitterend. Het feit dat deze engel ooit een doodgewone sterveling was, maakte het alleen maar spannender. Zijn boek was Pepijns kostbaarste bezit. Niet het minst omdat de bladzijden achteraan leeg waren. Of beter gezegd omdat ze soms niet leeg waren. Dan verschenen er woorden of zinnen die alleen hij kon
Met een plof legde Lucas het boek boven op de stapel boeken die hij al had doorgenomen. Hanne grinnikte. ‘Lach maar,’ gromde Lucas, ‘ik probeer Pepijn tenminste te helpen!’ ‘Ik ook,’ stoof Hanne meteen op, ‘maar ik denk niet dat je de oplossing voor elk probleem in een boek vindt! Kom op, straks is er geen popcorn meer.’ Lucas draaide zich naar Pepijn. ‘Zeg, Pepijn,’ zei hij, ‘stond er de laatste tijd nog een boodschap in jouw Boek van Metatron?’ Hanne stak haar handen in de lucht. ‘Zie je wel?’ zei ze. ‘Alweer een boek! Op een dag, Lucas Tuytschaever, verander jij nog in een boek! Zo’n dikke turf met als titel 1001 weetjes waar niemand naar vraagt.’ Lucas zweeg, maar hij werd rood tot achter zijn oren van kwaadheid. ‘Ik kijk er elke avond in’, zei Pepijn snel. ‘Echt?’ vroeg Hanne. ‘En?’
46
Uit: De val van een engel, blz. 45-46.
lezen. Dat betekende nog niet dat hij ze altijd snapte, maar de paar keer dat hij ze begrepen had – en ernaar geluisterd had – hadden ze zijn leven gered. Het was alsof die grote, machtige engel hem wilde helpen, om een of andere – de hemel wist welke – reden. De laatste maanden echter, net nu hij goede raad zo nodig had, waren de bladzijden helemaal leeg gebleven. ‘Tronnie heeft geen zin meer om te chatten of zo’, concludeerde Hanne.
Bijlage 2: Hemels creatief Een heel bijzonder berglandschap
13
Het huis van Verteller
De val van een engel
99
‘Daar wonen mijn vader en ik’, zei de jongen. Het duurde even voor Pepijn het huis opmerkte. Het leek in niets op de huizen van Frontera. Het leek zelfs niet op om het even welk huis dat Pepijn ooit gezien had. Het was alsof dit huis niet gebouwd was, maar gegroeid tegen een rotswand. Het bestond uit precies hetzelfde soort grijze gesteente en was half overwoekerd met mos en kruipplanten. Overal waar de rotsen terugweken, was er een kamer gegroeid en die kamers waren op de een of andere manier met elkaar verbonden. Eigenlijk had het meer weg van het hol van een dier dan van een huis, als die muur er niet beschermend omheen had gelegen. Alsof iemand ooit interesse zou hebben voor zoiets, dacht Pepijn, terwijl ze verder liepen. ‘We hebben het zelf gebouwd’, zei Luka. Pepijn had al ‘Ja, dat dacht ik al’ geantwoord voor hij zich realiseerde dat Luka’s woorden niet verklarend of verontschuldigend
Pepijn en Hanne draaiden zich om en hapten naar adem. Ze waren hoger geklommen dan de mist en er was geen spoor meer te bekennen van Frontera. Het enige wat ze zagen, waren puntige bergtoppen, zo ver ze konden kijken. Het leken wel haaienvinnen die opdoken uit een zee van wolken. En hoog boven die pieken zweefden tientallen hemellichamen in een zilverwitte lucht. Sommige waren groter dan de zon, andere zo klein als een ster. Sommige waren zachtgeel, maar er waren ook lila, oranje en lavendelblauwe bollen. Ze verspreidden een beverig licht, alsof één zuchtje wind zou volstaan om ze uit te doven en het voor altijd nacht te laten worden in deze vreemde wereld. ‘Heb jij ooit zoiets gezien, Pepijn?’ stamelde Hanne. Pepijn antwoordde niet. Hij hád ooit zoiets gezien. En één ding was zeker: Engeldonk was erg ver weg.
100
Uit: De val van een engel, blz.99-100.
hadden geklonken, maar ronduit fier. Hanne gaf hem een duwtje. ‘Bravo, erg tactvol’, siste ze. Pepijn haalde zijn schouders op. ‘Ik had hem toch al beledigd’, zei hij half binnensmonds.
Bijlage 3: Een schatkist
14
De val van een engel
186
Daarom maakte Pepijn een doos in zijn hoofd, waarin alleen maar fijne gedachten zaten. Terwijl ze door de galerij van boomstammen dwaalden, deed hij die doos steeds vaker open en haalde er één voor één zijn schatten uit. Basketten met Hanne op het plein. Daarna met hun rug tegen het muurtje zitten, glimlachend in de zon. Proeven van tante Angelieks versgebakken cake, kruimel per kruimel. Het gezang van vogels op een avond in april. Het Gezang in zijn handpalm. Het Gezang waar hij dit alles voor deed. Het Gezang dat van hem opnieuw een engel zou maken. Dat hem misschien zelfs nieuwe vleugels zou geven, zodat hij weer door de lucht kon tuimelen. Een lucht die net zo blauw was als haar ogen. Gabriëla. Op de een of andere manier kwamen zijn gedachten telkens uit bij Gabriëla, of hij nu vertrok van het Gezang of van zijn nieuwe vleugels of van donuts eten op zondagmorgen.
Uit: De val van een engel, blz. 186
Bijlage 4: Vriendschap en ruzie
15
De val van een engel
258
‘Goedemorgen,’ herhaalde Lucas, ‘waarom heb je ons niet gewekt?’ Pepijn haalde zijn schouders op. De deken gleed van hem af en hij liet hem liggen. ‘Alles oké?’ vroeg Lucas. Hij sprak luchtig, maar intussen nam hij Pepijn scherp op. ‘Je moest me nog iets zeggen’, wrong Pepijn eruit. ‘Wat dan?’ ‘Dat het allemaal mijn stomme schuld is, bijvoorbeeld, en ik het dus zelf maar moet oplossen.’ Lucas verstarde. ‘Of dat je het Gezang liever zelf wilt houden, zodat jij en Hanne prinsje en prinsesje kunnen spelen in de mooiste stad van alle werelden’, ging Pepijn verder. Hij sprak alsof hij in zijn woorden beet en het sarcasme stroomde vrijuit. Lucas werd vuurrood en staarde naar de grond. ‘Je hebt ons gehoord’, mompelde hij. ‘Oh, ik en iedereen die vannacht toevallig in de buurt was. Jullie spraken luid genoeg.’ ‘Pepijn, we zijn gewoon allemaal uitgeput, en…’ ‘… en dat is inderdaad een goede reden om een vriend te laten stikken. Of ben ik de enige die dacht dat we vrienden waren?’ ‘Natuurlijk zijn we vrienden, maar…’
Hanne en Lucas hebben ‘s nachts, terwijl ze de wacht hielden, een openhartig gesprek gehad. Ze hebben ook gepraat over hun vriend Pepijn, en de dingen waar ze zich aan ergerden. Het deed deugd hun hart eens te luchten. Maar Pepijn heeft alles gehoord…
259
Pepijn liep steeds verder, tot hij merkte dat hij zijn voeten nauwelijks nog uit de modder getild kreeg. Het drassige water reikte al tot boven zijn enkels. Hij strompelde moeizaam terug naar een plaats waar het struweel een drogere bodem liet vermoeden. Daar liet hij zich neerzakken. Hij probeerde zich te beschermen tegen de muggen, die in een dichte wolk rond zijn hoofd hingen. Pas nu voelde hij dat zijn gezicht nat was van de tranen. Beschaamd veegde
Pepijn kwam overeind en maakte de buidel met Vuur los die aan zijn gordel hing. ‘Dit kun je vast gebruiken als jullie terug willen naar koning Verteller in Frontera. Of voor als Hanne eens op weekend gaat naar Engeldonk. Zeg haar maar dat ze gelijk heeft, het was inderdaad érg egoïstisch van mij dat ik wilde blijven leven. Vreselijk egoïstisch. Hier, pak aan, prins.’ ‘Alsjeblieft, Pepijn,’ smeekte Lucas zonder de buidel aan te nemen, ‘ik ga niet proberen te ontkennen wat ik heb gezegd… maar kun je me dan niet een beetje begrijpen? Voor jou was ik maar een paar weken weg, maar voor mij waren het drie jaren! Ik kan die drie jaren niet zomaar uitwissen! Ik heb al eerder geprobeerd er met jou over te praten, in het Woud, maar…’ ‘Ik wil niet meer praten. Er is al te veel gezegd’, zei Pepijn. Hij liet de buidel voor Lucas’ voeten vallen. ‘Verdomme, Pepijn. Ik wil dat Vuur niet! Luister toch eens! Het is waar dat ik de zoon van de koning wil zijn en eigenlijk ook al ben... Maar niet ten koste van alles – niet ten koste van jou.’ ‘Vannacht zei je iets anders’, antwoordde Pepijn kil en hij draaide zich om. ‘Wat ga je doen?’ Pepijn antwoordde niet meer. Lucas keek hem na tot hij uit het gezicht was verdwenen.. (…)
Bijlage 4: Vriendschap en ruzie
16
De val van een engel
263
hij ze weg met zijn mouw, maar er kwamen steeds nieuwe. ‘Verdomme, stop met janken’, mompelde hij, boos op zichzelf, maar hij kon het echt niet helpen. De tranen welden maar op en hij kon ze niet stoppen. Hij had geweten dat het Land Dat Niet Is een hel zou zijn. Hij had beseft dat hij honger en dorst zou hebben en dat hij uitgeput zou raken. Hij had verwacht dat er monsters zouden zijn, nog gruwelijker dan in zijn ergste nachtmerries. Maar dit had hij niet verwacht. Dit had hij nooit kunnen denken. Niet van Hanne. Niet van Lucas. Voor die twee had hij zijn leven willen geven. En eigenlijk had hij dat ook gedaan, maar het kleine beetje dat van hem nog overbleef, was voor hen alleen maar... ballast. Iemand die ze liever kwijt dan rijk waren. Iemand die ze zelfs liever nooit hadden ontmoet. Dat deed meer pijn dan al het andere in Xieldor samen. En veel meer pijn dan hij kon verdragen. ‘En jullie noemen jezelf... vrienden!’ schreeuwde hij tegen niemand. Hij pakte een steen en smeet hem in het moeras. Met een vette plons verdween hij in het slijmerige water. Het luchtte op en hij gooide er nog zes, zeven stenen achteraan, zo hard hij kon. Tot zijn woede helemaal weg was. Maar het verdriet, dat bleef. Dat liet zich niet wegsmijten.
264
Uit: De val van een engel, blz.258-264.