leuke Mieke
Leen Roels, Ruth Bastiaensen, Maarten Van Aerschot en fABULEUS
fABULEUS Stapelhuisstraat 15 3000 Leuven 016-246634
[email protected]
1. leuke Mieke: KORT leuke Mieke is voor fABULEUS de vierde première van het seizoen 08-09. Eigenlijk zou deze productie vorig seizoen haar première gekend hebben. Maar omdat één van de spelers, nl. Ruth Bastiaensen, in een sportongeval een zware knieblessure opliep, is ze verschoven naar dit seizoen. In februari 2008 waren er, na een ingekorte repetitieperiode, wel al presentaties in try-outvorm tijdens de festivals TAZ#plus in Oostende en Kulturama in Leuven. Aan de basis van leuke Mieke ligt een verhaaltje dat de Gentse dokter Yves Benoit altijd vertelt aan jonge leukemiepatiëntjes. Over de witte en de rode bloedcellen die als soldaten strijden. Met dat in haar achterhoofd schreef Leen Roels dit nieuwe stuk, over een meisje dat op haar eigenwijze manier probeert ziek te zijn. leuke Mieke is gemaakt voor iedereen vanaf 10 jaar. Leen Roels (°1983) schreef de tekst zelf, aan de hand van eigen ervaringen met leukemie in haar kindertijd en vele gesprekken met mensen die ook in aanraking kwamen met deze ziekte. Leen Roels kreeg hiervoor een schrijfsubsidie van de Vlaamse Overheid. Daarnaast speelt Leen ook de titelrol in de voorstelling. fABULEUS biedt met leuke Mieke Leen Roels de kans om haar schrijvers- en spelerstalent verder te ontwikkelen. Ondertussen is zij daarnaast vooral aan de slag bij Toneelgroep Ceremonia. Omdat het voor Leen belangrijk is te kunnen werken met mensen met wie ze een zekere vertrouwdheid heeft, is haar tegenspeelster Ruth Bastiaensen (°1983). Leen en Ruth waren klasgenoten in het Conservatorium van Gent. Peter Anthonissen, die het traject van Leen de voorbije jaren op de voet volgde en eerder de dramaturgie van El Gran Teatro del Mundo bij fABULEUS voor zijn rekening nam (waarin Leen speelde), is als dramaturg ook bij dit project betrokken. Tenslotte zal Vital Schraenen in de eindfase van deze productie de ploeg coachen. Vital is bekend als speler bij Ensemble Leporello en als maker bij o.a. Theater Stap (Frankenstein) en fABULEUS (De uitzondering! en de regel? (1997) en Het proces (1998)). Momenteel regisseert hij de nieuwe theatershow van De Nieuwe Snaar: Foor 11. Op het toneel staat naast twee jongprofessionelen (Leen en Ruth) ook een jonge speler met minder ervaring en zonder opleiding: Maarten Van Aerschot (°1986). leuke Mieke is dus een productie waarin de twee sporen van fABULEUS (jongeren en jonge makers) samenkomen. De jonge componist Michiel De Malsche (°1982) schreef voor leuke Mieke de muziek. Michiel zegt zelf dat zijn werk beïnvloed is door artiesten zo divers als Prokofiev, Aphex Twin, Béla Bartók, Dead Kennedys, Grace Jones, Beethoven, Ligeti en Michael Jackson. Zijn muziek is te beluisteren op http://www.myspace.com/michieldemalsche. Voor het eerst op 3 januari 2009 om 19u en 4 januari 2009 om 15u in Wagehuys/30CC, Leuven. Daarna op 13 februari 2009 om 20u in cc De Borre in Bierbeek. Reservatie 016-203020. Meer speeldata op www.fabuleus.be. De productie zal ook het volgende seizoen 09-10 nog uitgebreid spelen. Tekst en idee Leen Roels Spel Ruth Bastiaensen, Leen Roels en Maarten Van Aerschot Muziek Michiel De Malsche Dramaturgie Peter Anthonissen Lichtontwerp en advies Vital Schraenen Kostuums Raïssa Hans Techniek Tom Philips Productie www.fabuleus.be
Met de steun van de Vlaamse minister van cultuur, jeugd, sport en Brussel, de provincie VlaamsBrabant en stad Leuven.
2. INHOUD EN VORM 2.1. leuke Mieke Het uitgangspunt van deze voorstelling is een verhaaltje dat de Gentse dokter Yves Benoit (UZ Gent) altijd vertelt aan leukemiepatiëntjes. Een verhaal over witte en rode bloedcellen die elkaar bestrijden als soldaten. Twee legers tegenover elkaar. Dat was het begin. In de loop van het werkproces zijn de soldaatjes wat uit de aandacht verdwenen, maar niet de sprookjesachtige sfeer en het thema van de strijd, die zij met zich meebrachten. Er drong zich immers een andere vraagstelling op, die het centrale uitgangspunt zou worden van het stuk: “Hoe ga je om met leukemie?” Aan de hand van literatuur, eigen herinneringen aan een confrontatie met de ziekte in de kindertijd en gesprekken met mensen over hun ervaringen heeft Leen Roels een tekst geschreven waarin ze haar eigen antwoord op die vraag gaf. leuke Mieke toont één mogelijk verhaal van een leukemiepatiëntje. Een normaal leven van een normaal meisje dat toevallig een zwaarder rugzakske heeft. En iedereen in haar omgeving, zij ook, probeert dat rugzakske op zijn manier te dragen. De voorstelling danst op de grens tussen fictie en realiteit: heel herkenbare dingen worden gemixt met een dosis fantasie. Bonte uitersten worden niet geschuwd. De belichting gaat van heel licht en klinisch naar geheimzinnig en duister. De personages van graatmager tot enorm dik, van een typische strenge directrice tot een waarzegverteller met een veel te grote lapjes-peignoir. Dit alles tegen de achtergrond van speciaal voor de voorstelling gecomponeerde muziek. De realiteit met een hoek af. 2.2. Over Leen Roels Leen Roels wilde al van in het tweede leerjaar actrice worden. Tot grote hilariteit van haar klasgenootjes. Want dat bestond toen niet, enkel in Hollywood. Pas op haar vijftiende ontdekte ze dat je ook in Vlaanderen voor actrice kan studeren. Ondertussen is ze afgestudeerd aan het Conservatorium in Gent en is ze vooral bedrijvig bij Toneelgroep Ceremonia - wiens Regent en regentes de eerste voorstelling was die ze ooit zag. Via het acteren is ze ook in het theatermaken gerold. leuke Mieke is haar eerste eigen productie bij fABULEUS. In 2009 schrijft en regisseert ze voor het eerst zelf bij Ceremonia. Met haar werk wil Leen mensen ontroeren en doen lachen. Niet door het aansnijden van ‘de grote thema’s’, maar door het tonen van hele kleine dingen. Ze heeft een grote interesse voor oude spullen zoals oude foto’s, gedichtjes en liedjes van in de tijd van onze grootouders, enzK Het gaat om alledaagse dingen en gewoontes, die plots heel belangrijk worden als ze zouden wegvallen. Hoe luid je klok tikt, of dat je postzegels verzamelt. Het zijn dingen die heel grappig kunnen zijn maar ook een soort tristesse over zich hebben. Dat werkt voor Leen heel inspirerend.
3. Interview met Leen Roels Leen Roels gaf dit interview over leuke Mieke in de zomer van 2008. De eerste repetitiereeks was al een tijd achter de rug, en de première was uitgesteld naar januari 2009. Je eerste kennismaking met fABULEUS was tegelijk je eerste productie bij het huis: El Gran Teatro del Mundo, met Tom Struyf als auteur en medespeler. Over jullie ontmoeting staat in de persmap van die voorstelling: “Op het festival Licht Gekanteld in Leuven vroeg Struyf aan Roels of zij zin had om met hem de voorstelling El Gran Teatro del Mundo te maken en ze zei vrijwel onmiddellijk ja.” Is dat echt zo gegaan? Aanvankelijk ging Tom die voorstelling met iemand anders spelen, maar dat is toen niet kunnen doorgaan. Op Licht Gekanteld speelde ik mijn monoloog Le Pays Promis, die ik samen met mijn vader breng. Tom heeft mij daar voor het eerst zien spelen. Toen mijn vader en ik achteraf iets zaten te drinken, is hij op mij afgestapt en zei: “Ik maak iets, heb je geen zin om mee te doen?” Hij was goed voorbereid, had zelfs het script bij zich (lacht). Ik was net afgestudeerd en had nog geen massa’s werk aangeboden gekregen. Ik kende hem niet, maar hij was zo enthousiast en stelde zijn ding zo vlot voor, dat ik eigenlijk heel snel ja heb gezegd. Hoe is het idee ontstaan om leuke Mieke bij fABULEUS te maken? Ik wou al langer iets rond het thema leukemie doen omdat ik de ziekte toen ik nog klein was in mijn dichte omgeving ben tegengekomen. Maar het is niet zo evident om daar iets mee te maken, dus heb ik dat idee lange tijd op de lange baan geschoven. Na de samenwerking met El Gran Teatro del Mundo heeft fABULEUS mij gevraagd of ik iets wilde maken bij hen. Ik kreeg dus een kans en een plek en vond dat ik het nu gewoon moest proberen. Leukemie was het uitgangspunt voor je voorstelling, meer bepaald een verhaaltje dat een Gentse dokter altijd vertelt aan leukemiepatiëntjes: “Over de witte en rode bloedcellen die als soldaten strijden tegen mekaar.” Wat spreekt je zo aan in dit verhaaltje? Dat verhaal heb ik zelf nooit helemaal goed verteld gekregen. Ondertussen is het al zo lang geleden dat ik me enkel rode en witte soldaatjes herinner. Ik zag meteen twee vechtende legers voor me. Strijden tegen een ziekte in je lijf, waar je niets aan kan doen, behalve dan het meemaken, dat vind ik intrigerend. Met die soldaatjes als uitgangspunt
voor de voorstelling beland je snel in een soort sprookjesachtigheid, een soort fictie. Zit er meer in de titel dan de verwijzing naar leukemie? Het is vooral daarvan afgeleid. Maar daarnaast geeft mijn moeder mij altijd onnozele koosnaampjes als ‘ons mie’. Daarom dacht ik, ons mie, leuke mieke, dat kan ook een soort koosnaampje zijn. Het gegeven van een koosnaampje staat in fel contrast met wat de ziekte doet. Ik blijf het immers fascinerend vinden dat zo’n erge ziekte zo vrolijk klinkt. Toen ik die term voor de eerste keer hoorde, dacht ik: “Wat moet het tof zijn om dat te hebben!” Dat wou ik ook in de titel houden: het toffe combineren met het verschrikkelijke. De titel is helemaal niet ver gezocht, maar reflecteert precies wat ik ermee wil zeggen. Waren er nog uitgangspunten? Alles wat bij de ziekte hoort. Ik ben op zoek gegaan naar hoe mensen met die ziekte omgaan. Mensen die de ziekte hebben, kunnen dat op veel verschillende manieren doen: de ziekte negeren, vechten, het opgeven,K En mensen in de omgeving van de zieke ook. Een verpleegster zal de ziekte op een totaal verschillende manier een plaats geven dan bijvoorbeeld een vader of een moeder, of een broer of een zus. In de voorstelling gaat het meisje dat de ziekte heeft er zo in op, dat ze de realiteit voor een stuk vergeet. De aandacht voor de ziekte slokt haar zodanig op, dat het contact met haar moeder vermindert. Dat kan ook in het echt gebeuren. Mensen vinden soms geen communicatie meer met elkaar, soms ook wel of op een heel andere manier. Ik heb geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: “Hoe kan je daarover babbelen?” Want vaak blijft dat nog taboe. Kanker, daar moeten we over zwijgen. Of het moet al fluisterend gezegd worden, stilletjes achter gesloten deuren. Ik heb mij afgevraagd hoe je luidop op een scène kan zeggen dat je kanker hebt en misschien doodgaat, zonder cru te zijn. Zonder dat het een slag is in mensen hun gezicht. Want het laatste wat ik wil, is daar iemand mee kwetsen. Maar ik wil wel tonen hoe dat kan verteld worden zonder erover te liegen of het te verbloemen door het te sprookjesachtig voor te stellen. Het is een hele zoektocht geweest en ik weet niet of ik daarin ben geslaagd. Het onderwerp is zo groots en zo vol variaties aan
gevoelens en verhalen dat je daarin een weg moet kiezen. En je moet de weg kiezen die het interessantst is, want het blijft theater. Hoe heb je dat onderzocht? In de eerste plaats aan de hand van mijn kinderherinneringen. Daarnaast heb ik veel boeken gelezen. En tenslotte heb ik gesproken met mensen die het zelf gehad hebben of ermee geconfronteerd zijn geweest in hun dichte omgeving. Ik ben bijvoorbeeld in het kader van het project Buitengewoon Bezoek van de Kopergietery gaan vertellen bij zieke kinderen. Daar zat ook de kankerafdeling bij. Het was niet dat er daar altijd over gepraat werd, want ik was daar tenslotte om te vertellen, maar soms kwamen er toch verhalen. Anderzijds moeten mensen soms niet veel zeggen om te weten te komen hoe ze met hun ziekte omgaan. Je hebt bijvoorbeeld kinderen die heel aftastend zijn en afwachtend. Maar er zijn ook kinderen die heel actief zijn en spelen en dan plots de hamer op hun kop krijgen. Het gebeurde ook vaak dat de verhalen spontaan loskwamen wanneer ik mensen vertelde waar ik mee bezig was. Iedereen kent wel iemand die een vorm van kanker heeft gehad. Ik vond het wel tof dat mensen dat spontaan deden. In die verhalen zie je heel veel dingen terugkomen: negeren, aanvaarden, pijn, verdriet, schrik om te sterven,... Maar ook de plezante momenten. Want zieke mensen hebben ook een leven, zoals jij en ik. Het is niet dat dat leven er plots niet meer is wanneer ze ziek worden. Kinderen gaan naar school. Tien op tien is voor hen ook fantastisch en een buis is dikke shit. Die ‘gewoonheden’ vergeet je soms. Ze zijn uiteindelijk niet specialer dan iemand anders, ook al hebben ze zo’n ziekte. Net daarom wou ik dat zeker in het stuk zien te krijgen. Daarin gebruikt het hoofdpersonage haar ziekte op een bepaald moment om iets gedaan te krijgen. Maar dat is ook niet goed. Zij zijn ook maar gewone mensen, alleen is hun rugzakske een pak zwaarder op dat moment. Hoe ben je aan de slag gegaan met al die uitgangspunten om een voorstelling te maken? Vanuit alle materiaal dat ik had verzameld, ben ik een tekst beginnen schrijven. Het was een heel moeilijk proces. Ik ben zo’n zeven keer opnieuw van nul begonnen. Elke keer kwam ik tot zo’n zeventien pagina’s en dan kon ik niet meer verder. Ook heb ik eens geprobeerd om alles in rijm te zetten, wat heel goed vlotte, maar puur verhaalsmatig kwam ik weer niet verder dan zeventien pagina’s. “Hoe vertel je dat verhaal van die ziekte?”, dat was de
cruciale vraag. In het begin wou ik de woorden ‘ziekenhuis’ en ‘dood’ er niet in, omdat ik alles zo open mogelijk wou houden. Maar uiteindelijk moet je een kat een kat noemen, anders krijg je het niet verteld. Het heeft heel lang geduurd, maar eenmaal ik die beslissing genomen had, kon ik met de tekst beginnen spelen. Natuurlijk heb ik niet alles van daarvoor weggegooid. De verpleegster spreekt bijvoorbeeld nog in rijm. De meeste volwassenen kennen leukemie wel, maar kinderen of jongeren misschien niet. De uitleg op rijm zetten was voor mij de duidelijkste en snelste manier om het te vertellen. Zo krijgt het publiek die informatie mee, maar op een speelse, niet-saaie manier. Het rijm hielp soms om terug to the point te komen, om te zeggen wat er moest gezegd worden. Op een bepaalde manier werd het ook gemakkelijker om de harde dingen gezegd te krijgen. Dat beginidee kwam dus goed van pas. Heb je toen iemand gezocht om mee te spelen? Ik wist al op voorhand dat ik dit samen met Ruth ging doen. Eens de eerste tekstversie er was, hebben we die samen gelezen. Er zitten verschillende personages in het stuk en in het begin was het plan dat de één het meisje zou spelen en de ander alle andere personages. Maar door de tekst te lezen en eens uit te proberen, werd het duidelijk dat dat niet ging. In het stuk komt er een jongen voor die toch nog anders is dan alle andere personages. We hadden dus een derde persoon nodig, een jongensfiguur, en wilden bewust een jongen die jonger was dan ik. In de eerste plaats omdat de voorstelling een spel is tussen kinderen. Maar ook omdat mensen door het leeftijdsverschil niet meteen zouden denken dat wij in het stuk een koppeltje vormen. Daardoor blijft wat gezegd wordt puur. Want eigenlijk is de leeftijd van de jongen onbepaald, hij kan evengoed negentig jaar zijn. Owen Weston heeft die rol eerst gespeeld. Zijn mama is een vriendin van mij en een collega bij Ceremonia: Ineke Nijssen. Ruth en ik hebben ook allebei van zijn vader, Craig Weston, les gekregen. Als ik een Felix zag, want zo heet die jongen in het stuk, zag ik hem voor me. Ik heb het hem dus gewoon gevraagd en voilà. Hij was toen 15 jaar, een puber, maar ik had een enorm vertrouwen in hem. Het stuk, het thema,... dat ligt allemaal gevoelig voor mij. Dan heb je echt geen nood aan iemand die daarmee spot of onverschillig zijn schouders optrekt. Owen is verstandig van hart, en dat had ik nodig. Nu gaan we op zoek naar een tweede Felix, omdat Owen dit seizoen niet
meer vrij is. [En die tweede Felix is Maarten Van Aerschot geworden.] Was de tekst bedoeld als een werkinstrument tijdens de repetities of als een uit te voeren partituur? Tijdens de repetities zijn er nog veranderingen gebeurd aan de tekst en het kan zijn dat er nog zullen volgen. Bij de try-out zaten we door de blessure van Ruth immers aan een tafel en nu moet dat niet meer. Misschien gaan we doorheen de tijd voelen dat er een scène bij of af moet, of dat iets anders moet gezegd worden. Ik hou wel erg vast aan de tekst. Maar als iemand goed kan uitleggen waarom of we voelen dat we iets niet gezegd krijgen, dan wil ik die gerust aanpassen. In feite kan er tot de dag van de première en zelfs daarna nog aan gesleuteld worden. Zoiets moet groeien en blijven groeien. Het stopt niet als je het begint te spelen. Maar het verhaal blijft hetzelfde, de lijn is er. Hoogstwaarschijnlijk verandert er niets fundamenteels. Ik hoop dat althans. Wat is de lijn van het verhaal dan? Het gaat over een gewoon meisje met een normale fantasie. Op een dag wordt er ontdekt dat ze leukemie heeft. Samen met die ontdekking komt er ook een ingebeelde vriend. Zijn naam is Felix, en je kan hem ook zien als een soort van verpersoonlijking van de ziekte. Met hem gaat ze op zoek naar een manier om met haar ziekte om te gaan. Maar hoe meer ze met hem optrekt, hoe meer de moeder wordt vergeten. Zij voelt steeds minder contact met haar kind en gaat meer in monologen spreken. Het meisje wordt ook opgenomen en zo komt er een ander personage bij, de zuster, die haar uitlegt wat er allemaal aan de hand is. Daarnaast maakt ze kennis met een figuur die verhalen vertelt. Al die personages vormt ze om tot haar fictie en dat gebruikt ze om te kunnen omgaan met haar ziekte, om zich daardoor te worstelen, om te weten te komen wat het is en wat er zou kunnen gebeuren. Op een bepaald moment gaat ze bijvoorbeeld vechten met Felix, omdat ze gehoord heeft dat ze moet vechten tegen de ziekte. Uiteindelijk heeft ze door dat ze eigenlijk haar eigen verhaal vertelt. Ze streeft naar ‘Ken ze leefden nog lang en gelukkig’, zoals dat het geval is bij alle sprookjes. Met die zin loopt de voorstelling ook af. Komen de soldaten er nog in voor? Die zijn eigenlijk doorheen het proces een beetje verdwenen. Ze komen niet letterlijk op scène of vormen geen rode draad, maar ze verschijnen in de voorstelling als een verhaal binnen haar verhaal. Er is een personage - wij
noemen hem de 'waarzegverteller' hoewel hij helemaal geen waarzegger is - die een verhaal vertelt waarin haar verhaal verteld wordt alsof het een sprookje was. Daarin komen de soldaatjes nog voor. "Aan de ene kant was er het slechte, rode leger en aan de andere kant het witte, het goede.” Enzovoort. Aan de hand van welke beelden of sferen kan je de voorstelling beschrijven? Ik wou werken met heel veel kleur en een bonte mengeling van van alles: van dikke tot graatmagere personages, van het stereotype van een strenge directrice tot een waarzegverteller met zevenendertig soorten peignoirs aan en een gouden bril, enzovoort. Een beeld van een fictie doorheen de realiteit en een realiteit doorheen de fictie, dat wilde ik bereiken. Ik heb gezocht hoe ik die twee kon vermengen en laten samenkomen zonder dat er een breuk was. We gebruiken in de voorstelling reële dingen om tot een soort fantasie te komen. Er is bijvoorbeeld een peignoir gemaakt van allemaal andere peignoirs. Daardoor is het enerzijds herkenbaar en realistisch maar anderzijds is het een fantasiekostuum want het is immens groot en gemaakt van verschillende stoffen. De realiteit met een hoek af op scène, dat is ideaal. Is de voorstelling triest, grappig, verhalend,@? Van de voorstellingen die ik maak, hoop ik altijd dat je er mee kunt lachen, maar dat ze ook raken. Dat kan gaan van zwaar huilen tot de slappe lach en alle schakeringen ertussen. Ik denk wel dat er in deze voorstelling zowel humoristische momenten zitten als emotionele. Het heeft ook een simpelheid, waardoor het niet te serieus en te moeilijk is. Zo’n stukken kan ik niet maken. Het gaat om heel herkenbare dingen. Daarin zit de ontroering. Waarom is het voor jou zo belangrijk om deze voorstelling te maken? Ik wou daar al lang iets over vertellen. Niet vanuit een vorm van therapie. Soms wil je gewoon iets vertellen. Vergelijk het met een goede mop die op je tong ligt. Ik wou dus iets maken rond leukemie, niet alleen voor mezelf, maar ook om te laten zien aan mensen die daarmee in aanraking gekomen zijn. Ik wilde mijn eigen visie tonen op dat delicate onderwerp, zonder spot te drijven, zonder plat te worden of te vervallen in flauwe E.R.toestanden. Je eigen heel persoonlijke invulling tonen en daarmee proberen allerlei soorten mensen aan te spreken, dat is een enorme uitdaging.
Gaan jullie de voorstelling in ziekenhuizen spelen? Daar is zeker over gesproken. Maar het is niet evident. Het is niet gemakkelijk om een gepaste ruimte te vinden. En vaak moeten die kinderen in hun kamer blijven. En als ze dan al eens naar huis mogen, kan ik me inbeelden dat ze niet staan te springen om naar een voorstelling te kijken die leuke Mieke heet. Ik ben heel benieuwd wat jongeren die leukemie hebben over de voorstelling vinden. Zullen ze dat dikke kak vinden of kunnen ze dat wel appreciëren? Na de try-outs kwamen al mensen vertellen, over hun kind of over hun neefje met leukemie. Ik vind het tof dat die mensen komen zeggen wat ze van de voorstelling vonden. Welke boodschap wil je overbrengen met de voorstelling? Er zit veel in de voorstelling, maar niet één echte boodschap. Er zit bijvoorbeeld in dat een mens een mens is. Of je nu een ziekte als leukemie hebt of niet, dat mag geen verschil maken in hoe we met elkaar omgaan. Als je morgen maar één arm hebt, moeten mensen daar ook niet raar beginnen over doen. We zijn allemaal hetzelfde. Iedereen heeft nood aan huilen, lachen, babbelen, zwijgen of ruzie maken. Iedereen heeft nood aan troost. Sommigen willen dan eens goed vastgepakt worden, anderen slaan met deuren en zijn veertien dagen stil.. Maar dat is daarom niet erg. De voorstelling brengt één manier van daarmee omgaan, maar zo zijn er wel duizenden. Ik wil dat mensen dat ook gaan inzien. Maar eigenlijk wil ik niet teveel boodschappen meegeven. Interview: Lieselot Deckers
4. leuke Mieke: DE MAKERS Leen Roels (°1983), concept, tekst en spel, studeerde in 2005 af aan de opleiding Dramatische Kunsten (toneel) aan het Conservatorium in Gent. Ze speelde sindsdien onder meer bij Toneelgroep Ceremonia (onder andere in Armarium Mortis, Meestersnacht en Smoor) en Toneelgroep NUNC (Zwerfkei en Het geslacht Borgia I). Ondertussen toont ze zich ook als theatermaakster en –schrijfster met een heel eigen (taal)universum met Le Pays Promis (laureaat TAZ 2005) en Allez George (2006). Bij fABULEUS was ze eerder te zien in de productie El Gran Teatro del Mundo (2006-2007). In mei 2009 gaat Madre in première, een stuk dat ze zelf schrijft en regisseert voor Toneelgroep Ceremonia. Ruth Bastiaensen (°1983), spel, studeerde in 2005 samen met Leen Roels af aan het Conservatorium in Gent als meester in de Dramatische Kunsten. In 2001 speelde ze mee in Creditcard called life van BRONKS .Vier jaar later toonde ze zich als actrice en theatermaakster met Trotskop (onder meer geselecteerd voor TAZ 2005). Voorts speelde ze onder andere in Ronja De Roversdochter van Productiehuis d*Amor (2007), Davina sans compromis van De Werf (2007) en Mijn leven in zwart-wit (2007) van Erfgoedcel Brugge. Ze werkt ook voor televisie, met name voor VTM in de serie Familie (als het personage Leentje). Ruth leerde de fABULEUS-context al enigszins kennen in 2006, toen zij een aantal keren feedback kwam geven tijdens de try-outs van César mijn broer is een paard. Maarten Van Aerschot (°1986), spel, studeerde in 2007 af als Sociaal Readaptatiewetenschapper aan het Leuvense HIRL. Momenteel werkt hij bij de Leuvense organisatie Link in de Kabel. In 2007 maakte Maarten zijn regiedebuut bij Kamertoneel De Begijn in Begijnendijk met de eigen creatie Ville d'étoiles. In 2008 nam hij er de regie van Een vrouw als alle anderen voor zijn rekening. Voorts speelde hij in o.a. Goed Goor Gek (2005) van Toneelschool Jonna in Wilsele, Kraamkoorts in samenwerking met cc Het Gasthuis in Aarschot (2004), en bij Kamertoneel De Begijn in De Grote Boze Loezer (2006) en De Woonkamer (2007). Michiel De Malsche (°1982), muziek, is actief als componist, arrangeur, pianist, zanger, producer en soundscapemaker. Hij begon zijn muziekstudies op 7-jarige leeftijd aan de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans van Sint-Niklaas, waar hij klassieke piano studeerde. Vanaf zijn 14de speelde en zong hij in allerhande pop-, rock- en punkgroepen en begon hij te componeren. Na reizen in ste Spanje, Italië, India en Senegal wordt hij op zijn 20 toegelaten tot de richting jazzcompositie en arrangement aan het Rotterdams Conservatorium waar hij les kreeg van o.a. Paul van Brugge en Klaas de Vries. Later stapte hij over naar het Conservatorium van Gent in de richting klassieke compositie. Daar ontwikkelde hij een grote interesse voor orkestratie. Buiten school begon hij zich toe te leggen op het maken van elektronische muziek. Sindsdien schrijft hij muziek voor symfonieorkesten, harmonieorkesten, kortfilms, theater, tentoonstellingen, etcK Raïssa Hans (°1980), kostuums, studeerde theaterkostuumontwerpen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen (1998-2002). Raïssa werkte eerder al voor de fABULEUSproducties Witte rozen voor Carla, Eros Flux, Johnnieboy, Kwartet, Randschade, Spelregels, Wolfsroedel, Chatgirl en Candide - alsook voor Toope en Toetonne bij BRONKS, voor het Fortisbank-event The Lord of the Rings, en in het kostuumteam van Cirque du Soleil (Saltimbanco). Ze ontwierp tevens voor La Petite Bande (La Furba e lo Sciocco) en Locatietheater Smeedwerk (Nederland). In 2008 werkte ze mee aan de kostuums van de film Loft van Erik Van Looy/Bart De Pauw en de musical Daens van Stijn Coninx/Studio 100. Peter Anthonissen (°1969), dramaturgie, studeerde Germaanse Filologie aan de UFSIA/UIA, Communicatiewetenschappen aan de RUG en Culturele Studies aan de K.U.Leuven. Van 1995 tot 2002 werkte hij als freelance theaterrecensent voor de krant De Morgen. Van 1999 tot 2004 was hij redacteur van het theatertijdschrift Etcetera. Sinds het seizoen 2002-03 is hij lid van het artistiek team van fABULEUS, waar hij tevens instond voor de dramaturgie van The way young lovers do (2001), Yvonne, prinses van Bourgondië (2002), Kwartet (2004), Knijnepijn (2005), Wolfsroedel (2006), El Gran Teatro del Mundo (2006), Indian Curry (2006), Wacht Wacht Wacht (2006), Jeanne (2007), Candide (2007) en They have got what it takes to be a legend (2008). Momenteel is hij als dramaturg verbonden aan fABULEUS en het Nederlandse Theater Artemis (’s-Hertogenbosch). Vital Schraenen (°1969), lichtontwerp en advies, is werkzaam in de theaterwereld als auteur, regisseur, acteur, licht- en decorontwerper. Hij werkte o.a. voor De Tijd, Internationale Nieuwe Scène, Vlaamse Opera Stichting, Ensemble Leporello, Theater Stap, Circus Picolini, Compagnie Thor, het Brussels Brecht-Eislerkoor, Festival van Vlaanderen, L.P. Boon-kring, 30CC-Leuven.
Als acteur was hij vooral te zien in voorstellingen van Ensemble Leporello (o.m. Brussel, een Oerwoud, De Cid, Een Tartuffe). Hij was artistiek leider van het muziektheatergezelschap Tirasila en regisseerde er onder meer Escurial, Ubu koning, K-bel, Het Laatste Verlangen, KRSK! Berichten uit een zeemansgraf, tManneHart en Slachtwerk. Naast het artistiek leiden van grote theatrale evenementen (de openingsceremonie voor Brussel 2000, OdeGand 2003 etc ...) is hij hoofdzakelijk actief als regisseur van muziektheaterproducties. De afgelopen jaren waren dat onder meer Vergeten straat, een volksopera van het Brussels BrechtEislerkoor en het Hasselts Omroerkoor (naar L.P. Boon); Frankenstein van Theater Stap i.s.m. I Solisti del Vento; Some Voices, een collectieve creatie van muziektheater Zilverpapier; Ornithes/Vogels naar de komedie van Aristophanes voor figurentheatergezelschap Ilias Karella (Griekenland); Ljublju, een straat-muziektheater-instrumenten-opera naar Anton Tsjechov door Maatschappij Excelsior, en Ceci n’est plus Carmen naar Georges Bizet, een 30CC-productie. Voor zijn eigen producties tekent hij haast altijd de vormgeving en het lichtontwerp. Momenteel regisseert hij de nieuwe productie van De Nieuwe Snaar: Foor 11. Bij fABULEUS regisseerde hij De uitzondering! en de regel? (1997) en Het proces (1998).
5. fABULEUS - historiek De prehistorie De oergedaante waaronder fABULEUS verschijnt, is die van een tweejaarlijks Internationaal Theaterfestival voor Jongeren, met edities in 1991, 1993, 1995 en 1997. Festivalcoördinator Dirk De Lathauwer stelt vanaf 1995 vast dat de vluchtigheid van een festival niet strookt met de ambitie om jonge spelers en dansers structureel te begeleiden. Daarom wordt vanaf 1996 de aanzet gegeven tot een continu werkende maar qua bezetting zeer wisselende productiestructuur met jongeren. fABULEUS wordt vanaf dat moment een deelproject van Artforum, een landelijk erkende jeugddienst die zich specialiseert in kunsteducatie en artistieke projecten met kinderen en jongeren. De periode 1996-2005 De eerste producties (’t Barre Land, De uitzondering! en de regel?, Het proces) spelen vooral in Leuven, maar vanaf 1998 begint er ook interesse te komen van festivals en cultuurcentra en gaan de producties steeds uitgebreider op tournee door Vlaanderen. Ook de jonge deelnemers aan audities worden steeds talrijker en komen uit alle Vlaamse provincies en zelfs uit Nederland. Dit leidt onder meer tot succesvolle producties als Ego Sublimo, Meisje Niemand, BBB & wasverzachter, Yvonne, prinses van Bourgondië, Kievielaviedekie en Dromen hebben veters en geeft de kans aan Randi De Vlieghe, Dirk De Lathauwer, Natascha Pire, Thomas Devens, het duo Joke Laureyns en Kwint Manshoven, e.a. om als regisseurs en choreografen tot ontbolstering te komen. Naast de producties met jongeren ontstaat vanaf 2000 geheel organisch een tweede productiespoor waarin jonge professionele spelers, dansers en makers die uit podiumkunstenopleidingen komen of uit de jongerenwerking doorstromen, hun eigen werk kunnen ontwikkelen met dramaturgische, logistieke en zakelijke ondersteuning vanuit fABULEUS, al dan niet met een jong publiek in het achterhoofd. Dit levert producties op als Mijn benen zijn al lang maar de wereld staat op stelten, Antoon en Mirabella, Alles in Toranje!, Spelregels, e.a.. Nadat er in 2002 een “positief maar niet prioritair” advies was gegeven voor de theaterproductie Yvonne, prinses van Bourgondië, wordt in 2003 voor het eerst een projectsubsidie van de Vlaamse Gemeenschap toegekend voor de dansproductie Eros Flux. In datzelfde jaar wint fABULEUS de 1000 Watt-Lichtpuntprijs tijdens het Tweetaktfestival “wegens de uitgesproken artistieke keuze, het roeien tegen de stroom in en het geloof in het kunnen van jonge mensen.” In 2004 en 2005 volgen nog vier Vlaamse projectsubsidies voor Johnnieboy (theater), Instant Karma (dans), Lilium (dans) en Wolfsroedel (theater) en een nominatie voor de 1000-Wattprijs met Dromen hebben veters, de eerste fABULEUS-productie die wordt gedanst door kinderen. 2005 is een cruciaal jaar voor fABULEUS: de organisatie viert haar tiende verjaardag en krijgt het bericht in 2006 en 2007 structureel gesubsidieerd te zullen worden door de Vlaamse Gemeenschap. Bovendien wordt fABULEUS in datzelfde jaar genomineerd voor de Vlaamse CultuurPrijzen 2005, in de kersverse categorie jeugdtheater. De periode 2006 tot nu Op 1 januari 2006 splitst fABULEUS zich na 10 jaar af van Artforum en wordt sindsdien als autonome vzw erkend en gesubsidieerd als ‘Organisatie voor de Nederlandstalige dramatische kunst’. De huidige werking kenmerkt zich door de verdere ontwikkeling van de twee productiesporen (jongeren en jongprofessionelen), door een bewust nastreven van een diversiteit aan makers en theatervormen en door producties die zich zowel kunnen richten tot jongeren en kinderen als tot een ‘avondpubliek’. Niet toevallig wordt fABULEUS in de publicatie Metamorfose in podiumland (VTi) dan ook geciteerd als een voorbeeld van een hybride kunstenorganisatie. Deze periode levert onder meer eerste samenwerkingen op met Benjamin Van Tourhout (tekst en regie Forza), Eelco Smits (tekst Chatgirl), Jef Van gestel (regie Chatgirl), Leen Roels (spel El Gran Teatro del Mundo, tekst en spel leuke Mieke), Koen Monserez (regie Candide), Alexandra Broeder (regie They have got what it takes to be a legend), ... maar laat ook veel ruimte voor het verder ontwikkelen van spelers, dansers en makers die tijdens de voorgaande jaren reeds een traject aflegden binnen fABULEUS: Tom Struyf (tekst en spel El Gran Teatro del Mundo), Steven Beersmans (regie Playground Love), Koen De Preter (choreografie en dans We dance to forget), Roos Van Vlaenderen (concept en spel Bananen drijven niet), Randi De Vlieghe (choreografie Gender Blender), Natascha Pire (choreografie Indian Curry), Dirk De Lathauwer (regie Jeanne), Filip Bilsen en Frauke Depreitere (concept, spel en dans César mijn broer is een paard), e.a.