1) Instandhouding 2) Relatie met de omgeving 3) Verscheidenheid en eenheid
tussendoel:
1) Mensen en dieren hebben water, voedsel en beschutting nodig. 2) Het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier. 3) dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen activiteit: De leerlingen luisteren naar een verhaal over een wedstrijd tussen twee dieren. Ze maken daarna een werkblad die te maken heeft met dieren. rol van de leerkracht: De leerkracht vertelt wat de leerlingen moeten doen en helpt de leerlingen wanneer ze een vraag hebben. organisatievorm: De leerlingen beginnen op hun eigen plek. Ze maken het werkblad met hun schoudermaatje. materiaalgebruik: tijdens de inleiding en afsluiting wordt het digibord gebruikt. Daar tussen wordt gebruik gemaakt van werkbladen. werkwijze loopronde: De leerkracht begint rechts vooraan en loopt tussen de verschillende groepjes door. De leerkracht helpt de leerlingen die het blokje op vraagteken hebben gezet. Componenten van de les (of deelactiviteit) beginsituatie van de leerlingen op verschillende niveaus: - Sommige leerlingen zullen het verhaal van de haas en de schildpad al kennen. - Sommige leerlingen weten niet hoe snel dieren zijn en wat ze eten. - De leerlingen zijn gewend om te werken met hun schoudermaatje. - De leerlingen kennen de regels van de dobbelsteen.
Doelen persoonlijk leerdoel (gericht op competenties):
Interpersoonlijk competent 27. Duidelijk zijn in wat de verwachtingen zijn van leerlingen en hen zo nodig aanspreken op gedrag. Dit probeer ik te bereiken door: de orde-, en gedragsregels toe te passen en door duidelijk te verwoorden eventueel de leerlingen laten herhalen wat de opdracht is.
Vakinhoudelijk en didactisch competent 32. Ontwerpen en uitvoeren van onderwijsactiviteiten met de methode als bron, waarbij gebruik gemaakt wordt van multimediaal leermateriaal. Dit probeer ik te bereiken door: gebruik te maken van het digibord. De leerlingen kunnen meekijken en ik kan het aanwijzen.
Lesdoelen op verschillende niveaus (n.a.v. de tussendoelen):
Productdoelen
Procesdoelen
Kennisdoelen -
Vaardigheidsdoelen Vormingsdoelen
De leerlingen kunnen aan het einde van de les van minimaal vier dieren noemen wat ze eten of waar ze wonen/leven.
-
-
De leerlingen leren dat dieren elkaar en planten eten en dus nodig zijn om in leven te blijven. De leerlingen leren/zijn bezig dieren te herkennen aan de kenmerken die bepalen in welke hoofdgroep ze worden verdeeld.
lesfase
tijd
didactische route (wat doen de kinderen?) leerstof
inleiding 2‘
leerling
x De lln geven antwoorden op de vragen
1’
x De lln luisteren naar de lkr.
1’ kern 3’
15’
organisatie en hulpmiddelen
leefwereld
x De lln vertellen waar ze aan denken bij Klaar voor de start!
1’
5’
interventies van de leerkracht
x De lln kijken en luisteren naar het verhaal op het digibord. x De lln geven antwoord op de vraag van de lkr. x De lln luisteren naar de lkr.
x De lln maken de opdrachten van de werkbladen De lln kleuren de plaatjes in.
De lkr vraagt aan de lln waar ze aan denken bij klaar voor de start! De lkr geeft beurten.
De lkr stelt vragen aan de lln. Wie is er sneller een haas of een schildpad. Waarom? De lkr vertelt dat de lln naar een verhaal gaan kijken en luisteren. De lkr zet het verhaal aan op het digibord.
Organisatie: de leerlingen zitten in groepjes op hun eigen plek in de klas. Hulpmiddelen lkr: - Digibord http://www.youtube.co m/watch?v=8kX6QfpgMc0 &feature=related Hulpmiddelen lln: -
De lkr vraagt aan de lln waar het verhaal over ging? De lkr legt de lln het werkbladen via het digibord uit. Klaar, dan mogen ze de plaatjes inkleuren. De lkr laat de lln beginnen met de opdrachten fluisteren met schoudermaatje. Blad 1: Wie is het snelste (rondje) Blad 2: Wie eet wat (streep trekken) Blad 3: Wie woont waar (streep trekken)
De lkr loopt hulprondes.
Organisatie: - De leerlingen zitten in groepjes op hun eigen plek in de klas. - Ze werken samen met hun schoudermaatje Hulpmiddelen lkr: - Digibord - werkbladen
x De lln bespreken met de lkr de antwoorden. De lln verbeteren met een rood potlood. x De lln geven antwoord op de vraag van de lkr.
x De lln dansen op klaar voor de start van kinderen voor kinderen.
De lkr bespreekt met de lln kort de opdrachten via het digibord. De lkr laat de lln met rood verbeteren.
De lkr vraagt aan de lln waar het verhaal van de haas en de schildpad over ging.
De lkr laat de lln dansen op het nummer van de Kinderboekenweek.
Organisatie: - de lln zitten op hun eigen plek in de klas Hulpmiddelen lkr: - Digibord - Werkbladen - Youtube (klaar voor de start, kinderen voor kinderen). Hulpmiddelen lln: - Werkbladen - Rood potlood - Gum
Hoe -
evalueer je met de leerlingen (per activiteit) de resultaten? Beschrijf ook of dit individueel, per tafelgroep of klassikaal wordt gedaan De lkr vraagt klassikaal twee keer waar het verhaal over ging. De lkr loopt hulprondes bij de verschillende tafelgroepen. De lkr bespreekt de opdrachten met de leerlingen.