H
E
R
M
E
S
LESTEKST: De kunst van het kijken Ann Goossens
Inleiding Enerzijds leven onze leerlingen in een tijd waar ze overspoeld worden met tentoonstellingen van historische of kunsthistorische inslag. De retrospectieve tentoonstellingen volgen elkaar op. Dat kunstenaars niet meer overleden hoeven te zijn om erkend te worden, is nieuw. Alles moet rap gaan. Anderzijds geraakt het vak esthetica in het onderwijs niet verder (in de meeste richtingen) dan het statuut van een complementair vak Het mag maar het wordt niet meer beschouwd als belangrijk in de algemene vorming van jonge mensen …Als één of andere nieuwe minister zich wil bevestigen door nog maar eens te sleutelen aan het uurrooster, is het steeds opnieuw het vak esthetica dat dreigt uit de boot te vallen. Onderstaande les brengt een bezoek aan het Museum voor Moderne Kunst te Brussel. Best is natuurlijk dat deze les kadert in de lessen esthetica maar voor richtingen zonder esthetica is het concept van deze les ook zeer goed bruikbaar. De leerlingen hebben immers geen echte voorkennis van stromingen en namen nodig. Ze worden door het museum geleid en leren naar kunst kijken via vier steeds terugkerende vragen: wat zie ik, wat gebruikt de kunstenaar als materialen, wat zou hij er mee bedoeld hebben, wat vind ik ervan. Om te voorkomen dat leerlingen blijven hangen bij hun eigen mening, is in deze lesvoorbereiding voor elk te bestuderen schilderij een fiche voorzien met wat achtergrondsinformatie. Zo kunnen de leerlingen aan feed-back doen. Is het nodig aan te stippen dat ook de vakoverschrijdende eindterm muzich-creatief erg ondersteund wordt door dit soort lesvoorbereidingen, dat de directie het op prijs zal stellen dat er nu eens geen gidsen moeten betaald worden en dat leerkrachten hier gesneden brood krijgen om een halve dag Brussel zeer zinvol in te vullen? DE KUNST VAN HET KIJKEN
Columbus zette het ei zo hard neer op tafel dat de schelp brak, en zo stond het ei recht op tafel. Nadien kon iedereen het. Zo is het ook met kunst. De moeilijkheid is niet iets te kunnen waarin anderen niet slagen, want mits enig talent heeft na een kunstopleiding elke leerling de techniek onder de knie. De moeilijkheid ligt hem in het durven breken van de schelp. Het vinden van een eigenheid, van iets dat de kunstenaar “zijn vorm” mag noemen, dat is het probleem waardoor de kunstenaar bezeten is. En hierin slagen slechts weinigen.
Papieren gids voor het Museum voor Moderne Kunst in Brussel1
Besluit 1: Kunst is niet zomaar kopiëren, kunst moet …………………………………zijn.
Wat we moeten Weten vooraleer we Kijken…
OPDRACHT 1 Moderne kunst is vaak moeilijk te begrijpen. We moeten inderdaad enkele dingen weten vooraleer we kunnen kijken naar moderne/hedendaagse kunst. Lees de beide onderstaande teksten en probeer de besluiten die eronder staan te vervolledigen.
De moderne en hedendaagse kunst is een spel met eigen spelregels. Onze cultuur is eigenlijk één grote verzameling van spelen met elk eigen spelregels (bv. de sport, het recht, de kunst, het gezin enz.). Wat we al wisten als kind is dat men de spelregels moet kennen om er plezier aan te beleven. Wie niet bereid is om de spelregels te leren kennen, leert het spel niet kennen en dan komt men al gauw tot flauwe grappen zoals de vraag “waarom een voetballer de bal achterna loopt om hem vervolgens alleen maar weg te trappen?” Kennis van de regels van het spel is ook een basisvereiste om een modern kunstwerk te begrijpen. Het is op dit respect voor het spel van anderen dat we
Een van de meest voorkomende opmerkingen wanneer mensen voor een “modern kunstwerk” komen te staan is de uitroep: “Is dat kunst? Dat kan ik ook!” Nochtans zou het verhaal van het ei van Columbus deze reactie al uit de wereld moeten helpen. ————— 1 Koningsplein 3, 1000 Brussel, www.fine-arts-museum.be
Lestekst
22
Jaargang 9 - nummer 4
H
E
R
M
S
Wat gebeurt er als je met z’n allen voor hetzelfde schilderij staat?
ons baseren om te bepalen wat kunst is. We hebben vertrouwen in iemand die zich kunstenaar noemt, zoals we ook iemand geloven die zich sportman noemt. Sport is wat iemand aanduidt als zijn sport. Zo ook is kunst wat een kunstenaar als zijn kunst aanduidt. Natuurlijk moeten we controleren of diegene die zich kunstenaar noemt niet van het zelfde slag is als de gek die denkt dat hij Napoleon is. We kunnen ten eerste controleren of de persoon de gekende gedragingen vertoont die men van kunstenaars gewoon is: heeft hij een atelier, maakt hij meer dan één werk, doet hij mee aan tentoonstellingen, …? Een andere voorwaarde om te mogen geloven dat het om kunst gaat is de poging van de kunstenaar om wat we het breken van de schelp van het ei hebben genoemd. Dit wil zeggen dat de kunstenaar een plek wil veroveren tussen en verschillend van de al bestaande kunstwerken. We zouden ook hier weer een vergelijking kunnen maken met de sportman. Het is iemand die van zichzelf zegt dat hij sportman is en die regelmatig sport beoefent. Hij probeert een plek te veroveren binnen de bestaande prestaties. Iemand die de laatste is in het wielrennen is niet minder sportman dan degene die de eerste is. Een groot verschil met de kunstwereld is wel dat degene die de Ronde van Frankrijk in tegenovergestelde richting zou rijden ongetwijfeld van de eerste minuut zou gediskwalificeerd zijn. Terwijl bij de kunstenaars dit waarschijnlijk de winnaar wordt.
OPDRACHT 2.2. EEN STROMING VAN NADERBIJ BEKEKEN: ABSTRACT EXPRESSIONISME/ COBRA (verdieping -6) Groep 1: Lees aandachtig de onderstaande tekst en los nadien de vraag op (zie na groep 2) Het jaar 1945 betekende een belangrijke herstart voor kunstenaars. Het einde van de Tweede Wereldoorlog. Opnieuw een begin. Opnieuw werken in vrijheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de kunstenaars voor zichzelf gewerkt. De musea waren gesloten. De cultuurontwikkeling viel stil. Na de oorlog waren kunstenaars hun geloof in gangbare ideologieën en artistieke stijlen die ermee samenhingen verloren. Kunst moest volgens deze generatie gaan over de innerlijke emoties van de mens (expressionistisch). Ze gingen daarom ook abstract schilderen, in plaats van met herkenbare beelden. In België vond deze ommekeer plaats in het clubje “La jeune peinture belge” (kunstenaars als Anne Bonnet en Gaston Bertrand). Ga op zoek naar het zaaltje waar hun werken hangen. Andere kunstenaars die hen nadien volgden in het abstract-expressionistisch schilderen waren onder andere Antoine Mortier, Englebert Van Anderlecht, Georges Mathieu, Serge Vandercam, Jan Burssens. Op deze verdieping vind je ook enkele werken van deze kunstenaars.
Besluit 2: Om als kunst erkend te worden, moeten een minimum aantal ………………… gevolgd worden.
Groep 2: Lees aandachtig de onderstaande tekst en los nadien de vraag op (zie na groep 2) Het jaar 1945 betekende een belangrijke herstart voor kunstenaars. Het einde van de Tweede Wereldoorlog. Opnieuw een begin. Opnieuw werken in vrijheid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de kunstenaars voor zichzelf gewerkt. De musea waren gesloten. De cultuurontwikkeling viel stil. Een belangrijke beweging die het licht zag kort na de Tweede Wereldoorlog was de Cobra-beweging (Copenhagen, Brussel, Amsterdam). In het klimaat van wanhoop dat na afloop van WOII heerste, zocht deze groep jonge kunstenaars een directe kunst Hun inspiratie vonden ze in kindertekeningen en werk van geesteszieken. Verstand op nul. Onder het motto: “laat maar stromen wat er stromen kan”. Het materiaal / de verf met al haar toevalligheden speelt een grote rol. Belangrijke vertegenwoordigers zijn Pierre Alechinsky, Christian Dotremont, Henri Michaux, Karel Appel. Enkele werken van deze kunstenaars vind je op verdieping -6.
OPDRACHT 2 Laat ons het komende anderhalf uur het museum voor moderne kunst eens verkennen: hou je ogen wijd open en laat je leiden door de opdrachten. De leerlingen worden verdeeld in groepjes van vier. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over hoe men zich in een museum correct gedraagt. OPDRACHT 2.1. TO DO (OR NOT TO DO) Ga naar de verdieping -4 of -5 van het museum, welk werk valt jou onmiddellijk op? Vraag je af hoe dit komt. (Door wat er te zien is? Door de kleuren? Door het gevoel dat het je geeft?) Hoe zit dat bij de andere leden van de groep? Waar viel hun blik als eerste op? Hoe kijken zij, waardoor worden hun blikken getrokken?
Jaargang 9 - nummer 4
E
23
Lestekst
H
E
R
M
S
Lees onderstaande info om meer te weten te komen over het werk Gentils is de voddenman van de moderne Belgische kunst, hij werkt steeds met industrieel en stedelijk afval. Kenmerkend is hoe hij het afgedankt materiaal een nieuw leven weet te geven. In dit werk gebruikt hij de ingewanden van een piano. Hij ordent deze onderdelen opnieuw en voegt ze samen tot een muzikaal reliëf. Als materiaal gebruikt hij naast onderdelen van gesloopte piano’s ook beschilderde of verkoolde latten, vergulde en beschilderde lijsten, spijlen en houten hoedenmakersvormen. Het werk van Vic Gentils is assemblagekunst. Een assemblagekunstenaar werkt met reeds bestaande materialen of objecten die niet als kunstmateriaal zijn bedoeld. Kijken we naar het kleurgebruik in zijn sculpturen, dan overheersen zwart en goud. Matzwart is de hoofdkleur, het goud zorgt voor contrast. Vaak gebruikt hij een lasapparaat om het zwart beschilderde hout de typische verkoolde of verbrande textuur te geven.
Opdracht voor beide groepen: Kies één abstract geschilderd kunstwerk/ COBRA-kunstwerk uit en noteer de kunstenaar, de titel het jaartal de afmeting het materiaal: Beschrijf in enkele woorden wat je ziet We duiken even mee in “de keuken van de kunstenaar”: Welke kleuren heeft hij/zij vooral gebruikt? Passen deze kleuren bij elkaar of contrasteren ze juist? Hoe heeft hij/zij de verf opgebracht (dik of dun, fijne of brede borstelstreken, …)? Komen er veel lijnen in het werk? Omschrijf de aard ervan. Zit er een opbouw in het werk? (rond een lijn, een figuur, symmetrisch, assymetrisch …) Welke gevoelens denk je dat de kunstenaar had bij het maken van dit werk? Wat vind je zelf van dit schilderij? Leg eens uit.
“Blauw-vang” van BRAM BOGART (1965) – Wat trekt je aandacht in het werk? – Hoe is het materiaal aangebracht? – Wat zou de betekenis kunnen zijn van dit werk? – Verzin nog een andere, totaal verschillende, mogelijke betekenis van het werk.
OPDRACHT 3. TE KIJK Elke groep zoekt nu de vier (onderstaande) schilderijen op. Voor elk werk zijn een aantal vragen voorzien die je samen oplost. Nadien is telkens wat info opgenomen die je ook samen leest.
Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Dit kunstwerk is een voorbeeld van materiekunst. De aandacht wordt vooral getrokken door de textuur van het werk: dikke, gekleurde stromen verfpasta met gips. Bram Bogart gaat als volgt te werk: hij koopt grote hoeveelheden kleurpoeder en mengt deze met verschillende soorten olie in vaten. Dan laat hij het mengsel rusten, zodat het zich kan binden. Vervolgens mixt hij het mengsel met water en vers aangemaakt gips, soms met toevoeging van zand. Het uiteindelijke product giet de kunstenaar uit op grote met jute bedekte panelen op de grond. Deze bewerkt hij met messen van vijftig centimeter tot twee meter breed. In de dikke pasta trekt het werktuig brede groeven, als primitieve tekens van een onbegrijpelijke taal. De grote schilderijen wegen soms tot dertig kilogram. Bram Bogart zelf beklemtoont echter dat de compositie en de grafische elementen in zijn schilderijen belangrijker zijn dan de experimenten met materialen. Maar precies dit experiment met materialen maakt het werk van Bogart juist zo bijzonder.
Groep 1: • “Muzikaal reliëf” van Vic Gentils (verdieping -7) • “Blauwvang” van Bram Bogart (verdieping -7) • “Installatie” van Wim Delvoye (verdieping -8) • “Zonder titel” (of “Wandelend blad”) van Jan Fabre (verdieping -8) Groep 2: • “Eenvoudige orde” van Jo Delahaut (verdieping -7) • “Violen in woede” van Arman (verdieping -7) • “Poolnacht” van Pierre Alechinsky (verdieping -6) • “De paus met de uilen” van Francis Bacon (verdieping -6)
Gidsboekje Groep 1 “Muzikaal reliëf” van VIC GENTILS (1963) – Met welke materialen is het werk gemaakt? Beschrijf deze materialen. – Welke kleuren werden vooral gebruikt? – Welke lijn overheerst in dit werk? – Stel jij bent de kunstenaar van het werk: wat wil je duidelijk maken met dit kunstwerk?
Lestekst
E
“Installatie” van WIM DELVOYE (1990) – Wat zie je op het eerste gezicht? En als je goed kijkt? – Wat voel je bij dit werk? – Wat zou de boodschap kunnen zijn van de kunstenaar?
24
Jaargang 9 - nummer 4
H
E
R
M
Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Wim Delvoye werkt graag met de oude techniek van de “trompe-l’oeil” (het oog wordt bedrogen). Delftsblauwe versieringen (> stadje Delft in Nederland) zien we op butagasflessen of blijken geen aardewerk te zijn maar cirkelzagen in een grootmoekast. Wat niet samenhoort gaat hij toch combineren. Zelf zegt hij hierover: “ik vecht tegen hét object, ik wil het belachelijk maken.. het ontkleden.” Zijn objecten behoren tot de beide mogelijke werelden: “mijn gasflessen zijn 100% gasfles én 100% Delfts aardewerk”. Het werk van Wim Delvoye gaat over de vraag naar identiteit: wat is iets eigenlijk? en wanneer wordt dat iets iets anders? Een ander werk van hem zijn de “mozaïeken”. De objecten lijken mozaïeken, maar zijn het niet. De prachtig uitgewerkte patronen werden gemaakt met sneden ham of salami. Zijn bekendste werk is zonder twijfel de “cloaca”, oftewel “kakmachine”: de machine consumeert voedsel zoals een mens, het voedsel wordt verder afgebroken door de machine om uiteindelijk afgescheiden te worden als een vaste drol. Hij laat ons met zijn werk graag lachen over onszelf en onze cultuur.
Gidsboekje Groep 2 “Eenvoudige orde” van JO DELAHAUT (1964) – Beschrijf wat je ziet? – Wat voel je bij dit werk? – Wat zou de betekenis kunnen zijn van dit werk? – Verzin twee totaal verschillende, mogelijke betekenissen van het werk. Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Jo Delahaut was een van de meest opmerkelijke Belgische abstracte schilders van de tweede helft van de twintigste eeuw. Zijn werken behoren tot de geometrisch abstracte stijl: hij werkt altijd met kleurvlakken en geometrische figuren die eruitzien als uitgeknipte vormen. Delahaut schreef over zijn eigen werk: “Voor mij heeft schilderen in de eerste plaats te maken met de emotionele kracht van kleuren. Pure, onvermengde kleuren. Ik mijd het onvoorspelbare. Ik schuw toevalseffecten, een onsamenhangend hanteren van het penseel, stemmingen die voorbijgaan, onvrijwillige haperingen van een lijn. Ik houd van logica.(…) Ik droom van een schilder die gedurende heel zijn leven doeken zou schilderen met maar één enkele kleur en die zou trachten aan die kleur de nuance van zijn gevoelens te geven. Bijvoorbeeld: een doek in een zwart dat lacht, in een zwart dat shoqueert, een zwart dat zacht en lief is. Zoiets is slechts realiseerbaar door iemand die volledig van deze wereld is afgesneden en die hopeloos verliefd is op de schilderkunst.”
Beschrijf wat je ziet. Hoe heeft Jan Fabre het werk gemaakt? Aan wat doet het werk je denken? Wat zou de kunstenaar met dit werk willen uitdrukken?
Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Het werk van de Belgische kunstenaar Jan Fabre kan onder twee hoofdlijnen samengebracht worden: zijn wereld in blauw en zijn wereld van insecten. In dit werk vinden we beide terug. In zijn vroege jaren gebruikte Jan Fabre blauw voor alles wat hij deed. Hiervoor gebruikte hij steeds een blauwe bic. Wat soms olieverfschilderijen lijken te zijn, zijn in feite dicht op elkaar gekribbelde bicstrepen op papier. In 1990 bekleedde hij zelfs een heel kasteeltje (in Mechelen) met blauwgebicte bladen papier. Een ander belangrijk element in het werk van Jan Fabre is de kever. Hier is de kever uit papier maar meestal gebruikt hij echte dode kevers omdat de glans van hun gepantserde lichaampjes zo mooi is. Zijn passie voor insecten gaat ver in de tijd terug. Het grappige is dat hij dezelfde familienaam heeft als een insectenkundige uit de 19e eeuw, Jean Henri Fabre, wiens waarnemingen over de insectenwereld het werk van Jan Fabre hebben beïnvloed. Hij beschouwt net als deze man insecten als aankondigers van de dood. Jaargang 9 - nummer 4
S
Verval is daarom een van de belangrijkste elementen bij Fabre, met name wanneer de toeschouwer karkasachtige vormen ziet die op het eerste gezicht aantrekkelijk zijn wegens de glanzende kleur van de schilden. Wanneer we daar dieper op ingaan, wordt duidelijker dat deze vormen wijzen op rottend vlees dat wordt opgevreten door de insecten.
“Zonder titel” van JAN FABRE (1989) (Let op dit werk wordt ook soms “Wandelend blad” genoemd. Het komt vaker voor dat moderne kunstenaars nadien een andere naam geven aan hun werk) – – – –
E
“Violen in woede” van ARMAN (1962) – Met welk materialen is het werk gemaakt? Beschrijf deze materialen. – Welke kleuren werden vooral gebruikt? – Stel jij bent de kunstenaar van het werk: wat wil je duidelijk maken met dit kunstwerk? Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Arman (Frankrijk) is bekend geworden met onder meer versplinteringen van objecten. Zijn werkwijze past in de geest van de groep “Nouveaux Réalistes”. De nieuwe samenleving op dat moment (toenemende overvloed en technologische vooruitgang vanaf de jaren ’50) zetten deze kunstenaars aan tot het omverwerpen van algemeen aanvaarde artistieke waarden. We kunnen spreken van een anti-kunst. 25
Lestekst
H
E
R
M
E
S
“De paus met de uilen” van FRANCIS BACON (1958) – Wat trekt je aandacht in het werk? – Welke gevoelens passen bij dit werk? – Hoe heeft de kunstenaar de paus geschilderd? – Wat zouden de thema’s kunnen zijn van dit werk?
In 1961 maakt Arman zijn eerste “colères”. Hij verminkt de muziekinstrumenten opzettelijk en kleeft de brokken op een beschilderd triplexpaneel. Deze “woede-uitbarsting” speelt met de vormschoonheid van de violen. De verbrijzelde stukken worden bijeengebracht in een opzettelijke chaos. Op die manier schept hij stillevens die het stempel dragen van geweld. Met een andere reeks “poubelles” toont hij in plexiglazen bakken de inhoud van afvalbakken. Hij wil de toeschouwer er toe aanzetten om opnieuw na te denken over de status van het voorwerp in een tijd van massaconsumptie.
Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. Francis Bacon is een expressionistisch schilder (schilder van gevoelens). Tussen 1947 en 1967 maakte hij maar liefst 35 pauselijke portretten. De kracht van Bacons pausportretten ligt in de expressieve vervorming van de gezichtsuitdrukking. De pauselijke kledij en het gezicht verwringt hij tot wilde vleselijke penseelstreken. Door totale duisternis omgeven lijkt de figuur geïsoleerd, in een glazen kooi die een vreemd vervormd perspectief vertoont. In de oude portretkunst werden machthebbers als zelfzekere figuren voorgesteld. Francis Bacon kiest ervoor de paus als een twijfelend en verontrust persoon af te beelden. In het algemeen toont hij met al zijn werk levensangst, vervreemding, absurditeit, walging, de zinloosheid van het menselijk bestaan.
“Poolnacht” van PIERRE ALECHINSKY (1964) – Wat herken je in dit schilderij? – Welke gevoelens denk je dat de kunstenaar had bij het maken van dit werk? – Het werk werd gemaakt met Oost-Indische inkt. Hoe is de inkt opgebracht (dik of dun, fijne of brede borstelstreken, …)? – Vind je dit een mooi/leuk schilderij? Waarom (niet)? Lees onderstaande info en ga na of die overeenkomt met jouw antwoorden. De golvende lijnen zijn duidelijk sterk beïnvloed door de oosterse kalligrafie. Zijn bezoek aan Japan beïnvloedde duidelijk het werk van Alechinsky. Van een Chinese schilder leerde Alechinsky werken op oosterse wijze: hij legt papier op de grond en werkt staande met het penseel in de hand. Hij probeert op die manier naast zijn ideeën ook alle bewegingen van zijn lichaam in het werk op te nemen. Alechinsky begint niet aan een werk met een vooraf bedacht opzet maar met verstand op nul. De compositie is voor Alechinsky het toevallige resultaat van een verbinding van lijn en kleur. Hij behoorde daarom tot een beweging die het licht zag kort na de Tweede Wereldoorlog: de Cobra-beweging (Copenhagen, Brussel, Amsterdam). In het klimaat van wanhoop dat na afloop van WOII heerste, zocht deze groep jonge kunstenaars een directe kunst. Hun inspiratie vonden ze in kindertekeningen en werk van geesteszieken. Hun motto was: “laat maar stromen wat er stromen kan”. Het materiaal / de verf met al haar toevalligheden speelt een grote rol.
OPDRACHT 4. À VOLONTÉ Je leerde nu de zalen –7 en –8 (groep 1) en de zalen –7 en –6 kennen. Indien je nu uit die twee zalen één werk mocht kiezen, welk zou je dan kiezen? Noteer titel en auteur. Schrijf een korte tekst waarin je uitlegt waarom je precies voor dit werk kiest.
Literatuur De Rynck (Patrick) (red.), Volgt de gids?: nieuwe perspectieven voor educatie en gidsing in kunstmusea, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2001, 208p. Elias (Willem), Cursus: Theorie en praktijk van de kunsteducatie, VUB, 2004, 85p. Serdijn (Daniëlle), Samen kunst kijken: achtergrondinformatie, musea, interessante adressen, Utrecht, Het Spectrum, 84p.
Nota van de redactie: Xavier Meuleman, lid van onze redactieraad en leraar geschiedenis in Aalst, schreef de korte inleiding bij de drie lesteksten die we hier publiceren met de bedoeling die beter te kaderen. Steven Wynant ook lid van de redactieraad en leerkracht geschiedenis in Aalter, bezorgde ons de websites waarop afbeeldingen die in de lesteksten vermeld staan, kunnen worden teruggevonden. Wij danken hen allebei van harte. De auteurs van de lesvoorbereidingen waren studenten in opleiding aan de vakdidactiek geschiedenis van de Ugent die ons toelating gaven hun respectieve lesvoorbereidingen te publiceren. Ook hen danken wij oprecht.
Lestekst
26
Jaargang 9 - nummer 4