LESVOORBEREIDING
Naam leraar: Missinne Ruben
Afdeling: ASO
Klas: 4A
Datum: 24/03/2005, 6e uur
Vak: Geschiendenis
Lesonderwerp: Beeldmateriaal als historische bron, casus studentenleven uit de zeventiende eeuw 1. Beginsituatie: - De leerlingen hebben geen kennis omtrent iconografie of omtrent het studentenleven uit de zeventiende eeuw - De klas is kaal ingericht en niet voorzien van hulpmiddelen zoals video, overhead-projector en andere. Er is enkel een groot bord aanwezig, en indien nodig kan de video of de overhead uit een andere klas worden overgebracht. Dit college is de snelst groeiende school van Vlaanderen en dan groeien de middelen niet altijd even snel mee. - In klas A zitten leerlingen die Latijn volgen. 2. Probleemstelling: - Eén beeld zegt meer dan duizend woorden! 3. Doelstellingen: - De leerlingen kennen de begrippen iconografie en iconologie. - De leerlingen kunnen de historische kritiek toepassen op beeldmateriaal - De leerlingen kunnen de volgende termen in hun eigen woorden omschrijven : allegorie, personificatie, symbolen, iconografie, iconologie - De leerlingen kunnen op een afbeelding vastellen of ze met een allegorie, een symbool of een personificatie te maken hebben. - De leerlingen kunnen aantonen dat het gebruik van afbeeldingen als historische bronnen erg waardevol kan zijn, indien dit op een kritische manier gebeurt.
4. Didactische werkvormen: - Onderwijsleergesprek - Doceren
1
5. lesstructuur : - Instap - Lesfase 1 : Problemen bij de interpretatie van schilderijen - Lesfase 2 : Personificatie, allegorie, symbolen en attributen - Lesfase 3 : Oplossing voor de problemen : iconografie en iconologie - Lesfase 4 : Studentenleven in de zeventiende eeuw - Besluit
6. Media : - Bord - Schilderijen weergegeven op slides - Twee stukjes tekst uit Geschiedboek van het Leidsche studentencorps 7. gebruikte informatie: - Cox S., De Geheimen van de Da Vinci Code, 2004, Amsterdam - Janson, History of Art, 1995, Londen - Stabel P., Cursus module iconografie, onuitgegeven licentiaatscursus - De Ridder-Symoens H., A History of the university in Europe, 1996, Cambridge - Hagendijk R., Het studentenleven, 1980, Amsterdam - Leidse Universiteit 400, Rijksmuseum Amsterdam, 1975 -Cursus vakdidactiek geschiedenis UGent. - Delva, Prevenier, Het opsporen en interpreteren van beeldmateriaal van voor 1800 in : Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente 3b : hulpwetenschappen. - Van Straten R., Inleiding in de iconografie, 1994, Bussum
2
8. bordplan: 1. Algemene moeilijkheden bij het interpreteren van een afbeelding : - Details kunnen de afbeelding een volledig andere wending geven - vrijheid kunstenaar - sociale context van de kunstenaar - verborgen symboliek 2. Technieken : - personificaties • allegorieën : zuivere vs niet-zuivere - symbolen • attributen : individuele vs algemene 3. Oplossing : iconografie en iconologie : Erwin Panofsky - Fase van de beschrijving • Wat krijg je te zien? • praktische ervaring - iconografische analyse • Identificeren van de personen, voorwerpen, handelingen en gebeurtenissen • kennis van literaire werken - iconografische interpretatie = iconologie • Waarom is het onderwerp op die manier afgebeeld ? • Kennis van de specifieke beschaving
3
9. Draaiboek : Instap : Vandaag gaan we het hebben over iconografie en iconologie. Heeft er iemand van jullie een idee wat die woorden betekenen? ‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden’ Wat vinden jullie van deze uitspraak? Klopt dit volgens jullie? Wie de geschiedenis bestudeert, gebruikt daarvoor historische bronnen ( teksten van vroeger,
wetten,
persoonlijke brieven,
afbeeldingen,
munten,
archeologisch
materiaal,…). Welke bron zouden jullie nu het liefst gaan gebruiken, geschreven bronnen of beeldende bronnen? Ik zal jullie in deze les proberen duidelijk te maken wat de voor- en nadelen zijn aan afbeeldingen als historisch document. Ik ben er immers zelf dagelijks mee bezig. Ik zit in mijn laatste jaar geschiedenis en moet, zoals al mijn collega’s een thesis schrijven. Mijn thesis gaat over het studentenleven in de zeventiende eeuw, en dit op basis van iconografische bronnen We gaan samen op zoek naar de waarde van een afbeelding als historische bron. Kunnen we het verleden gaan reconstrueren op basis van schilderijen en andere afbeeldingen van toen? We gaan dus historische kritiek toepassen op afbeeldingen. Weet iemand wat dat is, historische kritiek? Dat is de bronnen die je gebruikt om het verleden te reconstrueren aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, niet zomaar gaan geloven wat er geschreven of afgebeeld staat, maar dat nagaan aan de hand van andere documenten en bronnen. Als Caesar in zijn Bello Galico schrijft dat de Belgen heel erg dapper zijn, mogen we dat dan zomaar gaan geloven, is dat het enige wat hij ons wenst mee te delen? Hij heeft ze verslaan dus moet hij nog wel veel dapperder zijn. Dit probleem bestaat ook bij afbeeldingen, ook daar moeten we een kritisch oog hebben bij het bestuderen van de bronnen.
4
Wat gaan we nu specifiek gaan doen in deze les ? Ik zal jullie eerst een aantal schilderijen tonen waarbij meteen duidelijk zal worden dat aan het analyseren van afbeeldingen heel wat moeilijkheden zijn verbonden. Daarna gaan we het hebben over een aantal technieken, gebruikt door kunstenaars om zaken af te beelden die ook niet altijd even makkelijk te interpreteren zijn. Daarna zullen we aan de hand van een schilderij de methode uitleggen die wordt gebruikt om een afbeelding te analyseren. Het is deze methode die we dan zullen toepassen -zoals ik dat moet doen- op het studentenleven.
Lesfase 1 : Problemen bij de interpretatie van schilderijen Maar we beginnen met het bekijken van enkele schilderijen om een aantal algemene problemen duidelijk te maken bij de interpretatie van afbeeldingen. Hier zie je een afbeelding van Gerard Ter Borch.Kan iemand mij vertellen wat op dit schilderij wordt uitgebeeld?
Afb.1: Gerard Ter Borch, The Military Gallant Bron: WHEELOCK Jr. A.K., Gerard Ter Borch, Zwolle, Waanders, 2004, p.155
Op het eerste zicht stelt het schilderij een Hollands familietafereel voor, een man of vader die bij zijn vrouw/dochter zit. Na nauwkeuriger analyse blijkt dat de man een soldaat is en dat hij op deze afbeelding op bezoek is bij een meisje van lichte zeden. Dit kan worden afgeleid uit de geldstukken die de man aan de vrouw overhandigt. Een afbeelding is dus op de eerste
5
plaats al niet steeds wat het lijkt. Het is vaak dankzij op het eerste zicht onbenullige details waardoor de waarheid aan het licht kan komen. Op deze portretten geschilderd door Hans Holbein de Jongere, zien we eerst Holbein zelf, dan Henry VIII en dan Frans I. Valt jullie iets op? Denk je dat deze portretten inderdaad een correcte weergave zijn van die personen? Het valt inderdaad erg op dat de personen wel erg sterke gelijkenissen vertonen, vooral de neus is opmerkelijk. Het zou dan ook erg onwaarschijnlijk zijn dat al deze mensen er effectief zo uitzagen. We moeten er dus rekening mee houden dat een portret van Henry VIII geschilderd door Holbein niet enkel op Henry VIII gaat lijken, maar ook op andere portretten van Holbein. Op dezelfde manier lijken ook stadszichten van Vermeer, bijvoorbeeld dat van Delft, soms meer op zijn andere stadszichten dan op realistische weergaven van de stad. Tweede moeilijkheid dus bij het analyseren van afbeeldingen, de vrijheid van de kunstenaar, Vermeer gaat het niet nalaten om iets te ‘veranderen’ om zijn werk esthetisch te verbeteren of Holbein geeft zijn portretten zijn eigen neus mee… Een volgende afbeelding is de Hooiwagen van Jeronimus Bosch.
Afb.2: Jeronimus Bosch, De hooiwagen Bron: Janson, The history of Art, p.255
Kunnen jullie me even vertellen wat jullie zien op dit schilderij? Een grote groep mensen die aan het vechten zijn voor het hooi.
6
Het lijkt op het eerste zicht inderdaad een vreemd schilderij, maar zoals jullie wel al door zullen hebben , is “op het eerste zicht” niet bepaald een goeie start voor het halen van informatie uit iconografie. Bij Bosch moet er rekening worden gehouden met de sociale context van de schilder. Bosch is iemand die bijna permanent sociale kritiek spuwt op het onrecht in de wereld, op bedriegers, leugenaars, ijdeltuiten, oorlogszucht en gulzigheid. In dit schilderij, de Hooiwagen, staat hooi voor rijkdom, en zien we de machtigen elkaar belagen en vermoorden om een stukje macht en rijkdom op elkaar te veroveren. Derde moeilijkheid, er moet dus bij het analyseren van afbeeldingen rekening worden gehouden met de context waarin het werd gemaakt, de achtergrond van de schepper. Ten slotte nog dit werk. Iemand een idee van wie het is of wat het zou kunnen voorstellen? Jan van Eyck, portret van Arnolfini en zijn vrouw.
Afb.3: Jan Van Eyck, Portret van Arnolfini en zijn vrouw Bron: http://www.artcopy-munich.com/bildo/3029.jpg
Erwin Panofsky, een bekend iconograaf overwie we het wat later nog zullen hebben, ziet in dit schilderij een huwelijksplechtigheid. Deze conclusie maakt hij aan de hand van verschillende objecten die in het schilderij aanwezig zijn. Zo duidt het hondje op de huwelijkse trouw en zou de veger naast het bed symbool staan voor de vrouwelijke kuisheid in het huwelijk. Je ziet dat naast een goede observatie en het belang van de details, de achtergrond en de vrijheid van de kunstenaar om af te wijken van de realiteit, ook sommige objecten een diepere betekenis hebben. Men noemt dit de verborgen symboliek van een afbeelding. We komen straks nog op dit schilderij terug.
7
Lesfase 2 : personificatie, allegorie, symbolen en attributen Naast de vier reeds genoemde moeilijkheden bij het ‘lezen’ van afbeeldingen, zijn er ook nog een aantal technieken die worden toegepast om minder voor de hand liggende zaken weer te geven. Als een schilder bijvoorbeeld een schilderij wenst te maken van een landschap, dan heeft hij de voorbeelden voor het kiezen. Hij kan gewoon op weg gaan en een mooi plekje zoeken om te schilderen of gewoon uit zijn fantasie wat schilderen, hij weet immers wel hoe een landschap er ongeveer uitziet. Net zo voor het schilderen van een interieur, personen of alles wat we kunnen waarnemen. Wat als we nu iets moeten schilderen dat we niet zomaar voor de geest kunnen halen, dat niet uit de realiteit kan worden overgenomen. Denken we maar aan abstracte termen zoals vrede, gerechtigheid, tijd, hebzucht, waarheid, vlijt, liefde,… Neem nu dat jullie kunstenaars zijn uit de vijftiende eeuw, jullie zitten samen met Jan van Eyck in de herberg en hij vraagt jullie hoe jullie de tijd zouden voorstellen? Niet het exacte ogenblik, maar het begrip op zich. Met zandloper, zonneuurwerk, … Of gerechtigheid? Weegschaal, zwaard, vrouw,… Het gaat dus om afbeeldingen van die begrippen zelf, het volstaat dus niet om een verhaal voor te stellen waardoor het begrip duidelijk wordt. Dit probleem heeft men opgelost door het gebruik van symbolen en personificaties. We zullen het eerst hebben over personificaties. Weet iemandvan jullie wat dat is, een personificatie? Een personificatie in de beeldende kunsten is een menselijke figuur die een abstract begrip uitbeeldt. Doordat die begrippen in het Latijn, want dat was dé cultuurtaal toen de eerste personificaties ontstonden, veelal vrouwelijke woorden waren, zijn ook de meeste personificaties vrouwelijk. Hier zie je een voorbeeld van zo een personificatie, Prudentia, of de Voorzichtigheid.
8
De spiegel geeft een getrouwe weergave en is het zinnebeeld van wijs inzicht en van de waarheid. Verder verwijst de spiegel naar de zelfkennis die onverbrekelijk met voorzichtigheid is verbonden. De passer is een teken van de volmaaktheid, van de eenheid en de juistheid. De Verstandigheid is de ‘maat’ voor alle andere Deugden. De bedoeling van deze personificaties was dat mensen die een schilderij zagen, direct het verhaal met de abstracte begrippen dat ze zagen doorhadden, dit kon enkel met behulp van duidelijke personificaties. Er werden boeken samengesteld waarin alle bestaande personificaties werden samengebracht als hulpmiddel voor schilders en beeldende kunstenaars. De belangrijkste was dat van Cesare Ripa uit 1600. Uit dit boek tonen we enkele personificaties en jullie moeten het begrip pogen te achterhalen. We tonen ochtend, avond, opvoeding en onderwijs. Personificaties kunnen dus gekleed zijn of naakt, en hebben altijd enkele voorwerpen en/of planten en dieren bij zich die bepaalde betekenissen hebben en ons iets vertellen over de eigenschappen van het gepersonifieerde begrip. Als we nu deze personificaties in schilderijen in een bredere context bekijken , de reden nagaan waarom ze eigenlijk zijn gebruikt, noemen we dit een allegorie : een voorstelling waarin een personificatie wordt gebruikt in combinatie met één of meer andere personen of figuren die samen bij een handeling betrokken zijn. Hier zien we enkele voorbeeld van een allegorie : Vrede en gerechtigheid omhelzen elkaar – Otto van Veen ( zie website vvlg) Binnen de allegorieën heb je een onderverdeling tussen een zuivere allegorie, zoals de vorige en een niet-zuivere allegorie, zoals deze allegorie van Maria de Medici. Bij zuivere allegorieën heb je op de afbeelding enkel maar personificaties, bij onzuivere is er een combinatie van personificaties en historische figuren. Naast personificaties komt er ,zoals gezegd, nog een tweede techniekvoor, namelijk het gebruik van symbolen. Symbolen in de beeldende kunsten zijn voorwerpen, planten, dieren of tekens waaraan in een bepaalde context een diepere betekenis is toegevoegd 9
Bij een symbool is het de bedoeling dat de aanschouwer van het schilderij aan iets anders denkt dan het afgebeelde op zich en dat hij die betekenis ook beheerst. Bijvoorbeeld een palet en penselen staan symbool voor de schilderkunst, schedel als symbool van het vergankelijkheid menselijk bestaan, vis als symbool voor christus. Zo zijn de attributen die de personificaties bij zich hebben, zoals we daarnet hebben gezien, ook vormen van symbolen. Hier heeft bijvoorbeeld de heilige Laurentius het rooster mee waarop hij werd verbrand en de heilige Agatha draagt een bord met haar borsten die werden afgesneden tijdens haar martelaarschap. Dit zijn voorbeelden van individuele attributen, daarnaast heb je ook algemene attributen zoals een nimbus bij heiligen of een kroon bij koningen. We komen nog eens terug op ons schilderij van daarnet : Arnolfini en zijn vrouw. Symbolen komen niet alleen voor op schilderijen met personificaties of heiligen, maar ook op wereldse afbeeldingen. Op dit schilderij wordt Giovanni Arnolfini afgebeeld met zijn vrouw Giovanna Cenami, beiden uit Italiaanse koopliedenfamilies. Traditioneel wordt aangenomen dat het portret ter gelegenheid van hun huwelijk is geschilderd. Waaruit kunnen we dat nu afleiden? Als we kijken in de spiegel zien we nog twee mensen afgebeeld, in die tijd waren twee getuigen nodig om een huwelijk te verzegelen, een priester was niet nodig. In de spiegel staat ook een inscriptie : Johannes de Eyck fuit hic. (jan van eyck was hier). Op deze manier wordt het schilderij een bewijsstuk van het huwelijk. Ook de houding van de man zou een huwelijk verklaren, hij houdt de hand van zijn vrouw vast terwijl hij met zijn andere hand een eed-gebaar maakt. De ene brandende kaars zou duiden op de goddelijke aanwezigheid in het vertrek. Het hondje op de huwelijkse trouw, het houten beeldje naast het bed zou de patrones van de zwangere vrouwen zijn en duidt op de functie van het huwelijk. Het fruit wijst naar onschuld voor de zondeval, de veger naast het bed op de kuisheid van de vrouw en het snoer en de spiegel zijn symbolen voor zuiverheid.
10
Lesfase 3 : Oplossing voor de problemen : iconografie en iconologie Jullie zullen het wel al door hebben, als je een bron correct wil interpreteren, moet je heel wat hindernissen overwinnen. Al snel ging men inzien dat er een techniek nodig was. In 1672 verschenen al de eerste boeken over iconografie, over de inhoud van kunstwerken. Toch duurde het tot de jaren 1930 om een vaste techniek te ontwikkelen. Deze techniek wordt nog steeds gebruikt en werd ontwikkeld door Erwin Panofsky. We gaan in het kort even de theorie overlopen aan de hand van dit schilderij van Leonardo Da Vinci
Afb.4: Leonarde Da Vinci, het laatste avondmaal Bron: http://home.hccnet.n l/h.noorda/COV/con certen/2004/DV%20 Avondmaal.jpg
Panofsky onderscheidt in prenten en schilderijen drie betekenislagen. Deze drie fasen moeten als het ware worden doorlopen door de aanschouwer om tot een correcte interpretatie te komen. De eerste fase is de beschrijvende fase en handelt over het natuurlijke onderwerp. In deze fase moet de onderzoeker een zuivere opsomming geven van alle objecten, personen en gebeurtenissen die te zien zijn, zonder hierbij de dingen met elkaar in verband te brengen of te interpreteren. Wat hebben we hiervoor nodig : onze praktische ervaring over hoe de wereld om ons heen eruit ziet. Omdat dit de eerste fase is en de basis vormt van de interpretatie is het belangrijk dat ze nauwkeurig is, er moet maw rekening worden gehouden met kleur, compositie en zelfs met expressieve eigenschappen. Kan iemand deze fase toepassen op dit schilderij? We zien 13 mensen rond een tafel zitten, er staat voedsel op tafel, ze babbelen in groepjes tegen elkaar, sommigen zien er geschrokken uit,…
11
De tweede fase is de iconografische fase, hier gaan we de beschrijvingen van de eerste fase gaan interpreteren. Met deze fase gaan we op zoek naar wat we vandaag de dag het eigenlijke onderwerp zouden noemen. In deze fase moeten de personages en voorwerpen worden geïdentificeerd. Wat hebben we hiervoor nodig : kennis van de literaire werken waar ook de kunstenaars op hun beurt hun informatie haalden. We moeten weten hoe bepaalde zaken en personen worden voorgesteld. Als we deze fase toepassen op ons schilderij hier, wat krijgen we dan? Het gaat om Jezus die met zijn twaalf apostelen rond tafel zit. Het gaat om het Laatste Avondmaal waarbij Jezus het brood voor zijn leerlingen breekt. Met de derde en laatste fase, de iconologische fase, gaan we op zoek naar de diepere betekenis of inhoud van de afbeelding. Hiermee bedoelen we wat de kunstenaar nu eigenlijk bedoeld heeft met zijn afbeelding, waarom hij het tafereel op deze manier heeft weergegeven. Wat hebben we nu hiervoor nodig : kennis over die bepaalde beschaving, vertrouwdheid met de gangbare ideeën en opvattingen uit de periode van het schilderij. Als we dit nu toepassen op ons schilderij, dan krijgen we eindelijk te horen wat hier wordt voorgesteld : Het gaat inderdaad om het Laatste avondmaal, meer bepaald om het ogenblik waarop Jezus vertelt dat één van hen hem zal verraden, waardoor zo ijverig heen en weer wordt gebabbeld. Het spreekt voor zich dat een grondige kennis van de Christelijke beschaving vereist is om dit schilderij juist te ontleden. Zo zal dit schilderij voor een Australische aboriginal enkel de voorstelling zijn van een opwindend avondmaal. Dat dit schilderij nog heel wat meer te vertellen heeft, is onlangs pas in de aandacht gekomen. Heeft iemand dit boek gelezen (De DaVinci Code – Dan Brown) dat nu door het Vaticaan verboden lectuur is geworden. Het boek legt de nadruk op enkele details die tot discussie kunnen leiden en die ook al door kunsthistorici werden aangekaart. Zo zou bijvoorbeeld de voorlaatste apostel aan de linkerkant van Jezus, rechts dus voor ons, Thaddeus een zelfportret zijn van Leonardo Da Vinci. Hij zit met zijn rug naar Christus, wat zou willen zeggen dat de kunstenaar zijn geloof heeft afgezworen, wat volgens andere bronnen inderdaad het geval zou zijn geweest.
12
Daarnaast zou de persoon links van Jezus, Johannes eigenlijk helemaal Johannes niet zijn. Volgens velen is die persoon een vrouw. Dit leidt men af uit ‘haar’ verschijning en de V die wordt gevormd tussen haar en Jezus in. De V staat immers voor het heilige vrouwelijke. Daarnaast vormen Jezus en die vrouw op die manier met hun lichamen de letter M. Iemand een idee wie de vrouw zou kunnen zijn? Maria-Magdalena, de vrouw vanwie velen geloven dat ze de metgezellin van Jezus was. Ten slotte is ook dit detail aanleiding tot discussie, als je hier tussen Judas en Petrus in kijkt, zie je een dolk die je niet meteen bij iemand kunt plaatsen en die op Judas is gericht. Daarnaast maakt Petrus met zijn linkerhand een snijdend gebaar langs de hals van de vrouwenfiguur of laat hij gewoon zijn hand op de schouder rusten. Ook de dolk zou hij vast hebben, in een nogal onnatuurlijke houding. Wat het allemaal betekent kan nog steeds niemand met zekerheid zeggen. Het boek houdt er ook een menig op na, maar wie die wil kennen, zal het moeten lezen.
Lesfase 4 : Studentenleven in de zeventiende eeuw Als we nu teruggaan naar de studie over het studentenleven uit de 17e eeuw, moeten we constateren dat we hierbij niet te doen hebben met afbeeldingen met personificaties of veel symbolen. De afbeeldingen die we vinden zijn veelal weergaven van de realiteit waarin vooral hun dagelijkse doen en laten wordt uitgebeeld. Wat is dan het doel van een dergelijke studie? Het is in de eerste plaats de bedoeling om een beeld te scheppen van het studentenleven, hoe het eruit zag, wie studeerden, welke ontspanningsmogelijkheden waren er, waren er specifieke activiteiten,… Een tweede doel bestaat erin na te gaan of de informatie die we kunnen afleiden uit de afbeeldingen overeen komt met de gegevens die we terugvinden in de geschreven bronnen. Zien we op een afbeelding uit de 17e eeuw hetzelfde als we lezen in een zeventiende-eeuws boek over het studentenleven? Het beeld dat we krijgen van het studentenleven uit die tijd kunnen we niet meer vergelijken met het studentenleven vandaag.
13
Sommige mannen, want studeren was enkel iets voor mannen,
gingen naar de
universiteit nadat ze een algemene opleiding hadden afgewerkt. Wanneer men kon lezen en schrijven in de eigen taal en in het Latijn. Het Latijn was immers de omgangstaal aan de universiteit, iedereen sprak het en ook de lessen waren in het Latijn. Zo had je aan de universiteit soms al studenten vanaf 14. Je had algemeen gesproken twee groepen studenten. Rijke edelen die op papa’s kosten zich in alles wensten te vormen wat deeluitmaakte van een volwaardige opleiding, zoals schermen, dansen, enzovoort en daarbij nog rechten of medicijnen studeerden. Naast hen waren er de armere studenten die het moesten stellen met een beurs maar dan enkel theologie studeerden (enkel voor theologie waren er beurzen ). Studenten woonden veelal in bij mensen in de universiteitsstad die kamers verhuurden of verbleven in het huis van een professor. Omdat studenten als een bron van inkomsten werden gezien voor de stad, werden ze goed in de watten gelegd. Aan studenten werden allerlei voordelen geschonken om ze naar die universiteitsstad te lokken. Zo mochten enkel studenten met een wapen op straat komen, en moesten ze weinig of geen belasting betalen op het bier dat ze dronken en ook niet op de boeken en kleren die ze invoerden... Hier heb je een afbeelding van een student uit de zeventiende eeuw. Wat valt op als je hemvergelijktmet
een
student
vandaag?
daag
Afb.5: student maakt de straat onveilig Bron: HAGENDIJK R., Het Studentenleven, opkomst en verval van de traditionele studentenkultuur, Amsterdam, 1980, p.26
?? (wapen, overdreven luxueus gekleed, men wou zich onderscheiden van de burgerij, valt meisje lastig,…) Het volgende stukje tekst geeft een beeld van die zeventiende-eeuwse student, vergelijk dit even met de afbeelding, zie je gelijkenissen tussen beide? Ja, student is een profiteur en een gevaarlijk iemand. 14
Kan iemand me vertellen wat we op de volgende afbeelding te zien krijgen? En waarom?
Afb.6: Depositio, ontgroening Bron: VELDMAN I., Profit and Pleasure. Print books by Crispijn de Passe, Rotterdam, 2001, p.278
Ontgroeningsritueel, ezelshoren, narrenpakjes, knoflook,… Ook deze praktijken worden uitvoerig beschreven in de literatuur en scheppen ongeveer hetzelfde beeld als de afbeelding.
Besluit : Wat vinden jullie nu de makkelijkste bron als je iets over het verleden moet vertellen? De geschreven documenten of de afbeeldingen? De leerlingen zullen waarschijnlijk de geschreven documenten verkiezen want de historische kritiek die moet worden toegepast en de achtergrondkennis nodig voor de verschillende stappen van Panofsky , is inderdaad omvangrijk en moeilijk en laten geen snelle interpretaties toe, dit in tegenstelling tot hun keuze bij het begin van de les, waarbij resoluut voor iconografische bronnen wordt gekozen. Afbeeldingen zijn interessant om hiaten in de geschreven bronnen op te vullen, mits een correcte methode en een kritisch oog. Maar als primaire bronnen zijn ze moeilijk om te gebruiken en worden ze nog erg veel vermeden bij historische onderzoek.
15