Overijssels 'landtafereel' van de zeventiende eeuw De oorspronkelijke kaart van Nicolaas ten Have, conrector van de Latijnse School te Zwolle en kartograaf van Overijssel
door 1. C. H. de Groot
Inleiding De beoefening van de geschiedenis van de kartografie heeft de laatste decennia een grote vlucht genomen. Vanaf de jaren zestig zijn de Nederlandse atlassen van de zestiende tot de negentiende eeuw systematisch beschreven en is hun inhoud bibliografisch ontsloten'). Een stroom van onderzoekingen en publikaties kwam sindsdien op gang. De beoefening van de historische kartografie werd in Nederland een zelfstandige tak van wetenschap. Het onderzoek naar de Overijsselse kaarten is hier evenwel bij achter gebleven. De laatste publikatie, van de hand van FockemaAndreae, dateert van 19392). Zijn onderzoek was voornamelijk inventariserend. Naast de verdienste dat het een goed beeld gaf van de Overijsselse kartografie van de zestiende tot in de negentiende eeuw, toonde het tevens aan dat nog veel details en facetten verder onderzocht zouden moeten worden. Met name was nog weinig bekend over de belangrijkste Overijsselse kaartmaker van de zeventiende eeuw, de geboren en getogen Zwollenaar, Nicolaas ten Have. Van Doorninck vermeldt slechts dat hij in 1637 in het huwelijk trad met Helena van Stein 'bij wie hij een menigte kinderen had"). Fockema Andreae geeft geen andere bijzonderheden dan dat Ten Have iemand was 'in meetkunde en geodesie enigszins ervaren'. De datering van zijn kaarten wordt steeds fout opgegeven, terwijl details nauwelijks bekend zijn 4). Nicolaas ten Have, 1604-1650 Nicolaas ten Have werd in 16045) te Zwolle in de Luttekestraat geboren, waar zijn vader een kleermakerij had"). Nicolaas was de jongste van drie kinderen. Zijn ouders mr. Frederick te Have en Aeltien Claesz waren op 21 juni 1601 in de Grote of St. Michaëlskerk te Zwolle getrouwd'). Het oudste kind, Bartold , was een jongen; Mechteld, het tweede kind, een meisje. Mr. Frederik ten Have was behalve kleermaker ook vaandrig van de stadsschutterij'), in die jaren een positie die niet zonder betekenis was. De oorlog tegen de Spanjaarden verliep weliswaar gunstig, maar de dreiging bleef met 61
Wapen van Nicolaas ten Have in het Wapenboek van de Gelders-Overijsselse Studentenvereniging te Leiden (1624).
62
name in het oosten van het land. De vijand hield Oldenzaal nog in handen en wist zich daarmee inTwente te handhaven. Consolidatie was daarom gebeden"). Als onderdeel van een grootschalig verdedigingsplan in de oostelijke en noordelijke provincies werd Zwolle als belangrijke schakel in dit geheelomgebouwd tot een moderne vestingstad met wallen, bastions en aanzienlijk verbrede grachten 10). Een kilometerslang stelsel van forten moest de stad gaan verbinden met de IJssel. In enkele jaren tijds had een enorme ingreep plaats in het land rondom de oude middeleeuwse stadsmuren. Het bracht echter ook werkgelegenheid en welvaart met zich mee. Ingenieurs, landmeters, ambachtslieden en grondwerkers waren in en om de stad werkzaam. Het zal diepe indruk op de kleine Nicolaas hebben gemaakt. Voor jongens van zijn leeftijd moet het een prachtige speelplaats zijn geweest. Thuis zal zijn Wider, de vaandrig, ongetwijfeld van de nieuwste ontwikkelingen hebben verteld. In de kleermakerij kwamen allerlei lieden, die de wereld buiten de stad aan huis brachten. Die indrukken van zijn jongensjaren zullen hem, als 17-jarige knaap, hebben beïnvloed bij zijn keuze voor de studie wiskunde en geometrie, eerst, vanaf 1621, aan de Universiteit te Groningen") en drie jaar later, dan twintig jaar oud, aan de Leidse Alma Mater"). Was Groningen hem niet bevallen? De wiskunde stond er op een laag peil in tegenstelling tot Leiden, waar de befaamde Snellius hoogleraar was en waar de 'Duytsche Mathematicque' was gevestigd, een praktijkgerichte opleiding voor militaire ingenieurs, vestingbouwers en landmeters. Prins Maurits zelf had het initiatief tot déze opleiding genomen en het programma door Simon Stevin laten opstellen"). Stond Nicolaas een carrière als militair ingenieur voor ogen? Het is op grond van zijn jongensindrukken in Zwolle niet ondenkdaar. In Leiden hadden de Overijsselse en Gelderse studenten een eigen vereniging. Samen met andere bekende Zwollenaren als Rutger van Haersolte en Johan Wiecherlinck stond hij er ingeschreven als lid, Wiecherlinck en Ten Have op dezelfde dag, 30 aug. 1624, Van Haersolte precies een jaar later. Het wapenboek van de vereniging bevat als trots bewijs van de Leidse studiejaren Nicolaas' fraai getekend wapen: de werelbol, symbool van de geometrie en de kaartmakers, met drie rode anjers"). Merkwaardig genoeg wasTen Have de enige van alle leden die ooit dit symbool in het helmteken kozen"). Ten Have's lidmaatschap lijkt ook het beeld te geven van de maatschappelijke bovenlaag waartoe hij behoorde, die naast adel en regenten, ook gegoede burgerij bevatte. In 1626 is Nicolaas terug in Zwolle. Hij doet belijdenis voor de kerk, met in het lidmatenboek de aantekening: 'studiosus theologiae'"). Is er een omkeer? Mogelijk heeft het overlijden van zijn moeder in dat jaar hem diep geschokt. Vier jaren gaan voorbij. Opnieuw, in 1630, pakt hij de studie op. Deze keer te Franeker in de theologie 17). Hier was Adriaen Metius hoogleraar in de geometrie, zelf leerling van Snellius uit Leiden en van de Deense astronoom Tycho Brahe en zoon van de befaamde vestingbouwer Adriaen Antonisz van Alkmaar, de architect van de Zwolse vestingwerken uit zijn 63
jongenstijd. Er is reden aan te nemen dat de theologie Nicolaas niet had geboeid en dat hij zijn vroegere studie heeft voortgezet. Helaas vertonen de alba promotorum en de acta van de senaat van de drie door hem bezochte universiteiten zoveelleemten in die jaren dat wij aan de hand van de beschikbare gegevens geen zekerheid hebben of Nicolaas ten Have aan een van deze drie universiteiten ook werkelijk afstudeerde en een graad behaalde. Wij moeten hierbij bedenken dat de Universiteit te Leiden aanvankelijk, door allerlei competentiekwesties, de studenten van de 'Duytsche Mathematicque' geen examen mocht afnemen en derhalve ook geen bul verstrekte. De afgestudeerden verkregen hun bevoegdheid voor het uitoefenen van de landmeetkundige praktijk, zo zij die wensten, door het afleggen van een examen voor het Hof van Holland. In Franeker daarentegen konden de studenten in de geometrie wel examen aan de universiteit afleggen en een graad behalen. Het kan voor Ten Have een reden geweest zijn, ná Groningen en Leiden, zijn studie tenslotte in Franeker af te ronden. In Franeker echter zijn tot aan de dood van Metius om onbekende redenen geen aantekeningen van de landmeterspromoties gehouden"). Het was overigens niet ongebruikelijk dat studenten aan twee of soms wel meer universiteiten studeerden. Het kostte echter wél geld, zeker als het ver van huis was"). Ook hier een aanwijzing datTen Have tot een zekere gegoede stand behoorde. In 1635 was hij terug in Zwolle en aanvaardde hij, 31 jaar oud, een benoeming tot conrector van de Latijnse School. De Kerkeraad hier wilde hervorming van orde en tucht, en wilde aan de hand van de Dordtse Synode de beginselen van de reformatie strenger doorgevoerd zien, terwijlook de conrectorsstoel al jaren onbezet was gebleven. De besluitvorming bij de magistraat van de stad verliep op dit punt uiterst traag. Eindelijk was het voorgestelde nieuwe schoolreglement aanvaard en in 1635 ingevoerd. Zwolle verwachtte veel van de nieuwe man. Hij kreeg samen met de rector de twee hoogste klassen. Behalve het gebruikelijke latijn, dat in die klassen verplicht werd gesproken, gaf de conrector vooral wiskunde en aardrijkskunde. Bovendien moest hij vanuit zijn ambtswoning in het Fraterhuis aan de Praubstraat toezien op de leerlingen van buiten, die in het Arme Klerkenhuis waren gehuisvest en veel klachten veroorzaakten"). Ten Have trouwde binnen een jaar, op 26 juli 1636, met de vermoedelijk meer dan tienjaar jongere Helena van Steen"). Zij moeten elkaar van huis uit hebben gekend, terwijlook háár vader, Miehiel van Steen, vaandrig was bij de stadsschutterij . De ambtswoning van de jonge conrector lag overigens tegenover haar ouderlijke woning in de Praubstraat"). In de veertien jaren van hun huwelijk werden twaalf kinderen geboren, waarvan er twee al kort na de geboorte moeten zijn gestorven").
64
Voorgeschiedenis van de kaart van Overijssel De school was niet het enige dat ten Have zou gaan bezig houden. Sedert enige jaren liep er een geschil tussen deTwentse drost Johan van Raesfelt en de Staten van Drente over de gewestelijke grens met het landgoed de Eze bij Steenwijk, waarvan hij, Van Raesfelt, eigenaar was. De drost had zich op de landdag van 24 maart 1639 beklaagd dat de Drentenaren zich in het proces beriepen op een kaart waarop de grenzen van Overijssel zijns inziens onjuist waren aangegeven"). Nog in 1639 besloten Ridderschap en Steden van Overijssel de gedeputeerde staten op te dragen 'een betere ende perfecte lantcaerte van dese provintie van Overijssel ende derselver limiten' te laten maken. Aan de resolutie werd de opmerking toegevoegd: 'doer de lantmeeter deser landtschap' . Achteraf werd 'de lantmeeter deser lantschap' veranderd in 'een lantmeeter'"). In Overijsselliet de teboekstelling van de officiële door de Staten verleende admissies tot het uitoefenen van het beroep van landmeter veel te wensen over. Van een geregelde aantekening van admissies is zelfs geen sprake geweest"). Toch is het niet aan te nemen datTen Have naast zijn conrectorschap een admissie als landmeter had. In de 17e eeuw was de bekwaamheid van een gewone landmeter niet toereikend voor het maken van grote gewestkaarten. Hij was voornamelijk een op de praktijk gerichte technicus, een terreindeskundige die werd ingeschakeld bij grondtransacties, bouwactiviteiten, stadsuitleg en vestingbouw. Het maken van kaarten van grote gebieden als provincies en gewesten was het werk van geografen. Het vereiste kennis van de astronomie voor de plaatsbepaling en kennis van de driehoeksmeting over grotere afstanden. De geograaf was een geleerde die aan de universiteit had gestudeerd en latijn kende"). Het is heel wel mogelijk dat Rutger van Haersolte, als drost van Lingen sedert 1632 afgevaardigde in het college van gedeputeerden, de staten hierop had gewezen en zijn voormalige studiegenoot uit Leiden, inmiddels conrector van de Latijnse School ,als geograaf van academisch niveau voor dit bijzondere werk had aanbevolen. Het was overigens in de zeventiende eeuw niet ongewoon dat vervaardigers van grote landelijke en gewestelijke kaarten naast hun hoofdberoep slechts incidenteel als kaartmaker werkzaam waren"). In de eeuw daaraan voorafgaand hadden Jacob van Deventer en Christiaan Sgrooten nog met een opdracht, respectievelijk als keizerlijk en koninklijk geograaf, vanuit een centraal bewind in Brussel kunnen werken. In de Zeventien Provincies was voor een dergelijk ambt op landelijk niveau geen plaats meer. Het besluit in Overijssel uiteindelijkTen Have het werk toe te vertrouwen is om ons onbekende redenen niet in de resoluties vastgelegd. Binnen vijf jaar verrichtte Ten Have de gehele kartering van het gebied, bepaalde de geografische lengten en breedten en had hij het tekenwerk gereed. Voor één man een schier onmogelijke taak, zeker als wij aannemen dat zijn werk van conrector en leraar gewoon zal zijn doorgegaan. Uit die jaren is van Ten Have een met de hand geschreven dictaat bewaard geble65
66
Oorspronkelijke grote kaart van Ten Have, uitgevoerd als wandkaart, met beschrijving van de provincie en stadsplattegrondjes van.de zeven belangrijkste steden (1648).
·\
., I
I 'B (~ ,/'"
S'
67
Bladzijde uit 'Geometria, ofte meeconst gedicteerd doer Nicolawn ten Have' met rekenvoorbeeld en schets van de toren van de Deventer Lebuinuskerk.
68
ven: 'Geornetria, ofte meetconst gedicteerd doer Nicolaum ten Have, conrectorem Scholae Zwollanae'"), een leerboekje met de beginselen van de vlakke meetkunde en de landmeetkunde, zoals het meten van hoogten en korte afstanden in het terrein. Dit laatste was geen gebruikelijke stof voor gewone scholieren. Het kan er op wijzen datTen Have bij zijn karteringswerk hulp had van medewerkers, die hij zelf eerst in het vak moest opleiden. De rekenvoorbeelden in het boekje worden verduidelijkt met enigszins primitieve afbeeldingen van o.m. torens van Zwolle, Deventer en Hasselt. Waarschijnlijk hebben wij hier te maken met het handschrift van Nicolaas ten Have zelf. De grote kaart van Overijssel als 'landtafereel' De opdracht die de Staten van Overijssel in 1639 voor ogen moet hebben gestaan, zal een grote wandkaart zijn geweest, uitgevoerd als zgn. 'landtafereel' d.w.z. een wandkaart in groot formaat, waaraan toegevoegd de plattegronden van de belangrijkste steden en een korte beschrijving van het gewest. Het was in de 16e en 17e eeuw gebruikelijk dat besturen van gewesten, waterschappen en grote polders een dergelijke representatieve afbeelding van hun gebied als 'landtafereel' lieten vervaardigen om haar aan de wand te haugen"). Op 8 juni 1644 betaalden de Overijsselse gedeputeerden een bedrag van 570 car.gld. aan Evert Simonsz van Hamersvelt te Amsterdam voor het graveren van 'die grote landtcaerte van dese Provintie door ordre van Ridderschap en Steden bij Nic1aes ten Have gernaect'"). Van Hamersvelt had als graveur in de jaren 1625 tot 1630 een naam opgebouwd met zijn grote stadsplattegronden van Rotterdam en Amsterdam - de fraaiste die er ooit gemaakt zijn32)- met de gewestkaart van Holland en met vele kaarten o.m. van Groningen en Friesland, die hij voor het uitgevershuis Janssonius had vervaardigd"): Ongetwijfeld kendeTen Have het werk van deze graveur en zal hij de keuze van de Staten zo niet zelf hebben geadviseerd dan toch met instemming hebben begroet. Uit een resolutie van Ridderschap en Steden weten wij dat de kaart op het einde van 1647 gereed was om gedrukt te worden. De Gedeputeerden gaven toen hun goedkeuring aan een tekst met korte beschrijving van de provincie, die bij de nieuwe kaart moest worden gevoegd"). Op 25 april van het daarop volgende jaar kocht de stad Kampen een aantal exemplaren van 'de carten van dese provincie bij ten Have conrector der Stadt SwoJle gemaeckt'"), zodat wij mogen aannemen dat de kaart in het voorjaar van 1648 gereed kwam. Er zijn geen gegevens in de resoluties bewaard gebleven, wanneer en hoe de kaart aan de Staten werd afgeleverd. Het is ook niet bekend welk exemplaar dit betrof. De kaart was op vier koperplaten gegraveerd met een totale afmeting van 85x105 cm op schaal ca. 1:100.000. Het kaartbeeld was voor 69
Het oudste bewaard gebleven exemplaar van de grote wandkaart van Ten Have in de zgn. 'Atlas des Grossen Ku/fürsten' in de Staatsbibliotheek te Berlijn (1663).
die dagen geheel nieuw en van hoge kwaliteit. In vergelijking met de toentertijd bekende kaarten van het gewest, die alle min of meer teruggingen op de karteringen van Jacob van Deventer en Christiaan Sgrooten een eeuw eerder, was de kaart vrij nauwkeurig en had zij voor die tijd een uitstekende geografische inhoud. Het was een weergave van het gewest met niet alleen de steden en dorpen maar ook alle havezaten en minder belangrijke gehuchten, voorts de belangrijkste verbindingswegen, wateren en dijken, bos- en veengebieden. In de rij van de 17e-eeuwse provinciekaarten was de kaart van Ten Have een der laatste maar tevens een der beste"}. Eerst een eeuw later met de opkomst van de militaire topografie zou de kaart haar betekenis gaan verliezen. Maar nog in het begin van de 1ge eeuw heeft het provinciebestuur, bij gebrek aan beter, de kaart gebruikt om er na de franse tijd de nieuwe gemeentegrenzen op aan te geven"). De oorspronkelijke versie van de grote kaart Tot nu toe is als vast aangenomen dat Gerard Valk de oorspronkelijke editie heeft uitgegeven"). Valk werd echter eerst in 1652, vier jaren ná het gereed komen van Ten Have's grote kaart, geboren"). Hij bracht aanvankelijk zijn leertijd door bij de Amsterdamse tekenaar en graveur Abraham Blooteling (1640-1690). Valk associeerde zich met de acht jaar jongere Peter Schenk,
70
die hij vanaf 1673 als leerling in de kunst van het graveren had opgeleid. Samen met Schenk verkreeg hij op 9 nov. 1686 zijn eerste privilege"). Eerst vanaf die datum dateren zijn uitgeverswerkzaamheden. De vermelding 'Gerard Valk excudit cum privilegia' op de betreffende editie van Ten Have's kaart blijkt bij nadere vergelijking van het 'handschrift' een toevoeging van later datum. In de 'Atlas des Grossen Kurfürsten', ook wel de 'Mauritius-atlas' genoemd, één van de drie bewaard gebleven zgn. reuze-atlassen"), komt de kaart van Ten Have voor als 'landtafereel' met een afmeting van 101x139,5 cm. Aan de kaart is links en rechts in twee kolommen de 'Korte Beschrijvinge van de Provincie van Over-Yssel, door Wilhelm Nagge' toegevoegd. In een strook onderaan over de volle breedte van de kaart zijn de stadsplattegrondjes van Deventer, Kampen, Zwolle, Hasselt, Vollenhove, Oldenzaal en Steenwijk aangebracht"). De atlas, waarin alle toenmalig bekende wandkaarten zijn opgenomen, dankt zijn naam aan Prins Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), de bouwer van het Mauritshuis in Den Haag, die de atlas liet samenstellen uit de mooiste wandkaarten van zijn tijd. Met een afmeting van 169 x 220 cm in opengeslagen staat is het een der grootste en omvangrijkste boeken ooit gemaakt. Het exemplaar werd in 1663 op last van Maurits vervaardigd als geschenk voor zijn leenheer en vriend Friedrich Wilhelm, de grote keurvorst van Brandenburg (16201688). De kaart van Ten Have in deze atlas vermeldt geen graveur of uitgever. Wel is, zoals ook op de Valk-editie, in een ander handschrift dan de rest van de kaart, de vermelding toegevoegd: 'Gerardus Coeck hasce literas sculpsit' . De kaart mist ook de afbeelding van het zegel van de Ridderschap van Overijssel, dat op de titelcartouche van de Valk-editie wél voorkomt al is het daar later aan toegevoegd. De kaart in de Mauritiusatlas beantwoordt geheel aan het landtafereel zoals dat in 1648 aan de Staten van Overijssel door Nicolaas ten Have zal zijn afgeleverd. Het ontbreken van de uitgeversnaam naast de aanduiding in de titel 'Auctore N. Ten-Have Sch. Zwol. Conrect.' kan er op wijzen dat ten Have de kaart in samenwerking met graveur Van Hamersvelt, die hiervoor immers rechtstreeks door de provincie was betaald, in eigen beheer had laten drukken. De vermelding 'Gerardus Coeck hasce literas sculpsit' onder in het kaartbeeld, in een andere hand dan het overige kaartschrift, doet vermoeden dat Van Hamersvelt het niet nodig vond zijn eigen naam als graveur te vermelden maar wel het aandeel van zijn medewerker wilde laten uitkomen. De tekst 'Korte Beschrijvinge van de Provincie van Over-Yssel, Door Wilhelm Nagge' is in twee kolommen links en rechts naast de kaart afgedrukt. Het moet de tekst zijn die in 1647 voor dit doel was goedgekeurd"). De toren van de Zwolse Grote of St. Michaëlkerk, die in 1682 instortte, wordt er nog genoemd als een der hoogste in de 'seventien Nederlandsche Provincien'. De stadsplattegrondjes van de Overijsselse steden in de benedemand over de volle breedte van de wandkaart doen op het eerste gezicht 71
Tite/- en schaalcartouche van Gerard Va/k's editie van de grote kaart van Ten Have. Het zegel van de Ridderschap (ca. 1663) is nu. aan de tite/cartouche toegevoegd (ca. 1700).
72
denken aan de plattegronden van de in 1649 verschenen Stedenatlas van Johan Blaeu. Bij nadere vergelijking wijken de zeven plattegrondjes echter aanmerkelijk van de Blaeu-plattegronden af. Vermoedelijk hebben de beide typen een gezamenlijke herkomst"). Wandkaarten waren om begrijpelijke redenen kwetsbaar voor invloeden van lieht, lucht en stof. De exemplaren van het Overijssels landtafereel, die destijds als wandkaart hebben gediend, zijn kennelijk allemaal verloren gegaan. Er is althans geen exemplaar meer van bekend. In elk van de drie bewaard gebleven reuze-atlassen, alle uit de jaren 1660 tot 1664, is de grote kaart van Ten Have opgenomen. Behalve in de Mauritiusatlas, die zich thans in de Staatsbibliotheek in Berlijn bevindt, is het 'landtafereel' van Overijsselook in de atlas van de Universiteitsbibliotheek van Rostock, de tweede bewaard gebleven reuze-atlas, opgenomen. De kaarten van Ten Have in deze beide atlassen bevinden zich in perfecte staat, terwijl de kleuren fraaier en zachter zijn dan de facsimile doet vermoeden. In de derde reuze-atlas, de Klencke-atlas, die in het Brits Museum te Londen is bewaard gebleven, zouden bij de kaart de tekst van Nagge en de zeven stadsplattegrondjes onbreken"). De editie van Gerard Valk te Amsterdam Zoals eerder opgemerkt, begon Valk zijn werkzaamheden als uitgever in 1686 samen met Peter Schenk. Hun eerste gezamenlijke privilege betrof hoofdzakelijk het drukken van kunstprenten. Op 14 dec. 1696 verkregen zij een privilege voor het drukken en verkopen van kaarten"). Het 'handschrift' van Gerard Valk als uitgever 'cum privilegio' op zijn editie van Ten Have's kaart doet vermoeden dat deze toevoeging aan de oorspronkelijke koperplaat van ná 1700 dateert. Het is overigens onbekend hoe de originele koperplaten in handen van GerardValk waren gekomen. De afbeelding van het zegel van de Ridderschap van Overijssel, dat op deze editie van de kaart voor het eerst voorkomt, is een nauwkeurige copie van de afbeelding zoals die voorkomt op de Wapenkaart van Overijssel, die in 1663 te Zwolle was gedrukt"). Het zegel kan er op wijzen datVaik's kaart een officiële herdruk in opdracht van de Staten van Overijssel betrof of mogelijk zelfs een speciale editie ten behoeve van de Ridderschap van Overijssel. Van deze Valk-editie is geen exemplaar bekend als 'landtafereel' , uitgevoerd met beschrijving van de provincie en met de stadsplattegronden. Er is wel een herziene versie van de korte beschrijving van de provincie Overijssel door Willem Nagge bewaard gebleven, waarin de instorting in 1682 van de toren van de Grote- of St. Michaëlskerk wordt vermeld. Of deze bewerking van de oorspronkelijke tekst van 1647 is bestemd geweest voor de kaart van Valk, weten wij niet. De kaart van Valk is, in twee delen gemonteerd en fraai ingekleurd, opgenomen in de Atlas Maior van Reinier en Josua Ottens te Amsterdam, een
73
\
;a'N
I"'"
~
"AH.»!!:L:i!£
'](),j~Ju.~n.. jM"i
te J.lf'Vénter ~ ('x.:-nJir. cum
.
Priri&tF",
Titel- ell schaalcartouche van Jan de Lat's editie van de grote kaart van Ten Have (Deventer, 1743).
74
van de mooiste verzamelatlassen uit de eerste helft van de achttiende eeuw "8). Het jaar van uigave van deze atlas is niet met zekerheid bekend. Het ligt ergens tussen 1725 en 1750. Van de losse kaarten zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven, alle niet-ingekleurd. Alleen het exemplaar van de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Leiden (Collectie Bodel Nijenhuis) en dat van de Bibliotheek van de Provincie Overijssel te Zwolle zijn nog volledig gaaf aanwezig in vier ongemonteerde bladen"). De editie van J. de Lat te Deventer In 1743 blijken de koperplaten van Ten Have's grote kaart te zijn overgegaan in het bezit van de uitgever en boekverkoper Jan de Lat te Deventer. Deze gaf in dat jaar een enigszins bijgewerkte versie van de kaart uit. 'Te Deventer by J an de Lat' komt in de plaats van Gerard Valk als uitgever. Aan de titelcartouche, mét zegel van de Ridderschap van de Valk-editie, is toegevoegd: 'Vermeerdert en Verbeetert door J. de Lat te Deventer'. De Lat werkte in die jaren samen met de uit Amsterdam afkomstige graveur en kaartverkoper Jacob Keizer, die vanaf 1728 in Almelo was gevestigd. In de jaren 1735 -1747 zou Keizer ook in Deventer werkzaam zijn geweest"). Gezamenlijk publiceerden De Lat en Keizer in 1741 in twee delen een 'Nieuw en Beknopt Kaartboekje, vertoonende de XVII Nederlandsche Provintiën'. Mogelijk heeft Keizer de oorspronkelijke koperplaten van Ten Have's kaart, ná de dood van Gerard Valk in 1726, in handen gekregen en naar Overijssel gebracht. Vermoedelijk ook heeft hij de wijzigingen en vernieuwingen op de koperplaten gegraveerd. Enkele nieuwe plaatsen en wegen zijn aangegeven en de namen van de schout- en rigterambten toegevoegd. Op een inzetkaartje onder de titelcartouche zijn de postwegen naar Groningen en Friesland ingetekend. De wijzigingen hebben het kaartbeeld enigszins onrustig gemaakt. In vergelijking met de oorspronkelijke kaart van Ten Have zelf heeft de 'vermeerderde en verbeeterde' druk niet een fraaier kaartbeeld opgeleverd"). Evenmin als van de editie-Valk zijn van deze editie exemplaren bekend als 'Landtafereel' , dus uitgevoerd met tekst en plattegrondjes van Overijsselse steden. Algemeen is aangenomen dat de herziene tekst van de 'Korte beschrijving van de provincie Overijssel van Willem Nagge' voor deze editie bestemd zou zijn geweest"). Het is niet bekend of dit ook werkelijk zo was, dan wel dat de tekst is bewerkt voor de Valk-editie. Van de editie van De Lat treft men thans in openbare colleeties nog vrij algemeen exemplaren aan, meestal gemonteerd als wandkaart in vier bladen op linnen - of papierenondergrond. Vandaar dat de grote kaart van Ten Have in deze vorm het meest bekend is. De koperplaten zijn vermoedelijk na deze derde editie verloren gegaan. Er zijn althans geen verdere uitgaven meer van bekend. 75
J'
/
.z
c
2lIrD
~
='q::;;.;: _ .x;,.~'~ n,
,-.ui~I ....
29
76
De kleine kaart van Ten Have van 1649, gegraveerd door Gerard Coeck. Het is een eigen bewerking op atlasformaat met legenda in het latijn.
J'
.'
R
c.\'5.1S
.1 J?,.S.
.."..,
S .
...........
77
Een kleine kaart op atlasformaat In hetzelfde jaar nog waarin de grote wandkaart gereed kwam, betaalde de provincie op 2 okt. 1648 aan Ten Have 245 gulden 'over oncosten van het snijden van de plate van de kleijne caerte deser Provincie:"). Ten Have zal deze verkleining op één blad folio, het zgn. atlasformaat, stellig door persoonlijke bemoeienis tot stand hebben gebracht. De afmeting bedraagt 46 x 58 cm, met een schaal van ca. 1:200.000, ongeveer de helft van de grote kaart. Deze keer tekent Gerard Coeck niet alleen voor de belettering, zoals bij de grote kaart, maar ook voor het gehele graveerwerk"). De kaart is in het verkleinde formaat geen getrouwe copie van de grote kaart. De verkleining vergde weglating van details, waardoor toch een evenwichtig kaartbeeld bleef behouden. De titelcartouche is wel heel precies nagetekend, zij het dat de leeuw in het wapen geen grote tekenvaardigheid vertoont. De legenda is in het latijn gesteld, in tegenstelling tot het nederlands op de grote kaart. Hierin uit zich, evenals in het weglaten van de grenzen van de schouten richterambten, de andere bestemming van de nieuwe kaart. De verkleining diende in eerste aanleg niet om het gewestelijk bestuur van dienst te zijn, maar om te worden opgenomen in atlassen die aan de smaak van een exclusief, zo mogelijk internationaal, publiek konden voldoen. Daarin zal ook de beweegreden van Ten Have moeten worden gezocht de kaart op atlasformaat te brengen. In dit verband is het opmerkelijk dat Joan Blaeu, de Amsterdamse kaartdrukker en uitgever, op 21 april 1649 aan de Staten van Overijssel een privilege vroeg voor de uitgave van zijn Stedenatlas, die nog in datzelfde jaar zou verschijnen"). De resolutie wekt althans de indruk dat het privilege slechts de stadsdsplattegronden van Overijssel betrof. Het is in elk geval waarschijnlijk dat de atlaskaart van Ten Have aanvankelijk niet bij Blaeu werd gedrukt. In 1650 nam Blaeu de nieuwe kaart nog niet op in de herdruk van zijn Novus Atlas van dat jaar, maar wel de verouderde kaart van Overijssel van Joan en Cornelis Blaeu uit ca. 163056). Merkwaardig genoeg werd deze verouderde kaart ook opgenomen in Blaeu's eerste nederlandse editie van de Atlas Maior of Grooten Atlas van 1664, terwijl toch in de latijnse, franse en spaanse edities van dezelfde Atlas Maior, daterend van 1662 en 1663, de atlaskaart van Ten Have reeds was verschenen. Wilde Blaeu op deze wijze privilege-rechten omzeilen, die hij toen (nog) niet bezat? In latere jaren verschijnt een editie van Ten Have's atlaskaart met het imprint 'Amstelaedami Apud Joannem Blaeu'"). Het imprint is duidelijk een toevoeging op de oorspronkelijke koperplaat in een kaartschrift van later datum. Hieruit zou kunnen blijken dat Blaeu de koperplaten van Ten Have's kleine kaart eerst ná het verschijnen van de nederlandse editie van de Atlas Maior in 1664 in handen kreeg. Blaeu heeft de kaart met het eigen imprint niet meer in zijn grote atlassen kunnen opnemen. Wij treffen deze bijzondere editie slechts in een enkele niet-ingekleurde verzamelband aan. Losse exemplaren van de oorspronke-
78
lijke atlaskaart zijn, net als die van de editie met het Blaeu-imprint, vrij zeldzaam en nooit ingekleurd"). Algemeen wordt aangenomen dat de koperplaten van de atlaskaart in de nootlottige brand van Johan Blaeu's drukkerij op 23 februari 1672 verloren zijn gegaan. Edities van Ten Have's oorspronkelijke kleine kaart ná die datum zijn niet bekend. Bewerkingen van de atlaskaart Twee jaar na de dood van Ten Have maakte de bekende tekenaar en graveur Claes Jansz. Visscher teAmsterdam in 1652 aan de hand van de grote kaart van Ten Have een geheel eigen bewerking op atlasformaat"). Eigenaardigheden in de geografische afbeelding en in het kaartschrift, die kenmerkend zijn voor de grote kaart, zijn precies zo terug te vinden in de bewerking van Visscher. Zijn kaart is in veelopzichten een getrouwe copie in klein formaat van de oorspronkelijke grote kaart. Door de verkleining ontstond echter een bepaalde verdichting van de geografische inhoud. Het opvallende verschil in kaartbeeld tussen de atlaskaart van Ten Have en die van Visscher moet hieraan worden toegeschreven. Het is heel goed mogelijk dat Visscher, zelf begaafd tekenaar, wiens werk destijds toonaangevend was'"), voorkeur had voor het werk van Van Hamersvelt boven dat van Coeck. Zoals te verwachten van Claes Jansz Visscher, is het graveerwerk bijzonder mooi uitgevoerd. Het accent ligt niet alleen op de kwaliteit maar ook op het niveau van de afbeelding"). Naar mijn smaak overtreftVisscher echter niet de sobere functionaliteit van Ten Have's eigen atlaskaart. In Visscher's bewerking wordt de naam van het plaatsje Geesteren bij Tubbergen fout afgedrukt als 'Geeteren' . Deze fout zal nadien het kenmerk worden van alle edities vanTen Have's kaart tot ver in de 18e eeuw. Het blijken daarmee allemaal bewerkte herdrukken te zijn van de koperplaat van Visscher's kaart en niet van de oorspronkelijke koperplaat van Ten Have's atlaskaarr"). Wel is door deze jongere edities het kaartbeeld van Overijssel, zoals ooit doorTen Have geschapen, bewaard gebleven tot in de 1ge eeuw, toen tenslotte met nieuwere meet- en afbeeldingstechnieken de kaart van Overijssel zijn huidige aanzien kreeg. Het graf waarin Nicolaas ten Have op vrijdag 8 juli 1650 in de Grote of St. Michaëlskerk te Zwolle werd begraven, is niet meer terug te vinden"). Zijn kaart echter siert nog steeds de wanden van musea en van particuliere verzamelaars, zij het niet meer in de vorm van zijn oorspronkelijke 'landtafereel', dat als wandkaart verloren is gegaan. NOlen. 1. C. Koernan , Collections of maps and atlases in the Netherlands, their history and
79
I )~ ~
"'" . It
I ~
n
..71
•
.JIi/.Iùtri,,·_·i~J5-pdub
~
~.
rS/i-"'-.
-41.
Schaalcartouche van de kleine kaart van Ten Have met imprint van Johan Blaeu (ca. 1655).
TRAN SIS AL AN I A r·ROVl.NC r s.,
. ~
vult;o
fr.,e ( ..
"'9,,(t-~
Auctor. N. ten -Ha.ve. Sel. Zwol. Conrect .
. +.ßclter Excudit. \\,
Cartouche van de atlaskaart van C.J. Visscher, gedateerd 1652. Aan details in de linker bovenhoek is te zien dac Visscher zijn kaart heeft gecopieëerd naar de grote kaart van Ten Have en niet naar diens atlaskaart.
80
2.
3. 4.
5.
6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14. 15. 16. 17.
18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
present stace (Leiden, 1961). - C. Koeman, Atlantes neerlandici, bibliography of terrestial, maritime and celestial atlases and pilot books, published in the Netherlands up to 1880, (5 din; Amsterdam, 1967-1971). S.J. Fockema Andreae, Het kaartbeeld van OverijsseI1550-1580; overzicht en gegevens, Verslagen en mededelingen Vereeniging tot beoefening van Overijsse/sch Regt en Geschiedenis, 55 (1939) 25-61. J. I. van Doorninck, 'Overijsselsche kaartrnakers ' in: Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, 2 (1875) 114-119. M. Donkersloot-de Vrij, Topografische kaarten van Nederland vóó 1750; handgetekende en gedrukte kaarten aanwezig in Nederlandse rijksarchieven (Groningen, 1981) p. 138. Album studiosorum Academiae Lugduno Bataviae 1575-1875; accedunt nomina curatorum et professorum per eadem saecula (Den Haag, 1875) p. 128. - Bij de inschrijving in 1624 wordt zijn leeftijd vermeld. De doopboeken van de stad Zwolle tussen de jaren 1602 tIm 1619 zijn verloren gegaan. Gemeente Archief(GA) Zwolle, inv. KA 017-001, biz 138. - Thans nummer 18, een dubbel pand dat geheel is verbouwd en waarin een souvenierwinkel is gevestigd. De gegevens betreffende de historische straatlokatie verkreeg ik van W.A. Huijsmans van het G.A. te Zwolle. GA, Zwolle, inv. RBSO 721, blz.lOl. GA, Zwolle, inv. RA 001-00112, blz.21O. W.J. Formsma, De nieuwe geschiedenis staatkundig beschouwd' in: Geschiedenis van Overijssel (Deventer, 1970) p. 119-135. Th.l. de Vries, Geschiedenis van Zwolle, (2 din; Zwolle, 1961) II, p. 17. Album studiosorum Academiae Groninganae; uitg. door het Hist. Genootschap te Groningen, (Groningen, 1925) p. 11. Album studiosorum Academiae Lugduno Bataviae, p. 128. P.J. van Winter, Hogeronderwijs avant-la-lettre; bemoeiïngen met de vorming van landmeters en ingenieurs bij de Nederlandse universiteiten van de 17e en 18e eeuw (Amsterdam, 1988) p. 15 vgl. Bibliotheek Rijksuniversiteit Leiden, Bibl. Publ. Lat. nr. 2491 1. O. Schutte, De wapenboeken der Gelders- Overijsselse studentenverenigingen (Zwolle, 1975) p. 48. GA, Zwolle, inv. KA 017-001, blz. 96. Album studiosorum Academiae Franekerensis (1585-1811, 1816-1844); /. Naamlijst der studenten; onder red. van SJ. Fockema Andreae en ThJ. Meyer (Franeker, 1968), p. 89. Van Winter, Hogeronderwijs. p. 19 en 52. Ibidem, p. 45. J. Frederiks, Ontstaan en ontwikkeling van het Zwolse schoolwezen tot omstreeks 1700 (Zwolle, 1960), p. 193 vgl. . GA, Zwolle, inv. RBSO 721, blz. 469. Tegenwoordig het huis nr. 21. Zie ook noot nr. 6. GA, Zwolle, inv. RBSO 695, 696. Rijksarchief in Overijssel (RAO), Zwolle, Statenarchief (inv. Ter Kuile) inv. nr. 10, fol. 234. RAO, Zwolle, Statenarchief, nr. 10, fol. 244. Zie ook: Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 55 . Van Winter, Hogeronderwijs, p. 13 en 119. H.C. Pouls,'Landmeetkundige methoden en instrumenten tot 1800' in: Stad en kaart (Alphen a/d Rijn, 1984) p. 14. Donkersloot-de Vrij, Topografische kaarten, p. 43 RAO, Zwolle. HSS-V.O.R.G., inv. nr. 1048. G. Schilder, 'Ghesneden ende ghedruckt inde Kalverstraet; de Amsterdamse kaarten- en atlasuitgeverij tot in de negentiende eeuw; een overzicht' in: Gesneden en gedrukt in de Kalverstraat (Utrecht, 1989) . 17. - Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 47. 81
31. RAO, Zwolle, Satenarchief, inv. nr. 356, fol. 324 v. 32. B. van't Hoff, Bijdragen tot de dateering van de oudere Nederlandse stadsplattegronden, Nedertandsen Archievenblad, 49 (19411'43) 109. 33. M.M. Kleerkooper en W.P. van Stockum, De boekhandel te Amsterdam, vnl. in de 17e-eeuw; biografische en geschiedkundige aanteekeningen Cs-Gravenhage, 1914-1916) p. 1490-1491. - Koeman, Atlantes Neerlandici, II. p. 345. 34. RAO, Zwolle, Statenarchief, inv. nr. 357, fol. 226: '[ ... J seecker historisch verhael van de outheit regieronge ende gelegenheit van de Landen, Steeden ende plaetsen deser Provintie om gevoucht te worden bij de Landcaerte van Overijssel geriet sijnde om gedruckt te worden'. 35. J. Nanninga Uiterdijk en J.1. van Doorninck, 'Overijsselsche kaartmakers, II' in: Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel2 (1875) 332-333. 36 Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 28. 37. Ibidem, p. 49. 38. Ibidem, p. 47. - Donkersloot-De Vrij, Topografische kaarten, p. 138. - C. Koeman, Geschiedenis van de kanografie van Nederland (Alphen a/d Rijn, 1983), p. 101. 39. Hollstein's Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts c. 1450-1700, XXXI (Amsterdam, 1987) p. 215. - P.C.J. van der Krogt, Old globes in the Netherlands; a catalogue oj terrestial and celestial globes made prior to 1850 and preserved in Dutch collections, (Utrecht,1984), p. 200. 40. Koeman .Atlantes Neerlandici, III, p. 109. 41. A.A. Sijmons, Reuze-atlassen, Antiek, 9 (1972) 565-578. - K. Jügelt , Der Rostacker Grosse A Has. Almanahc für Kunst und Kultur im Ostsee Bezirk, 7 (1984) 29-35. 42. F.C. Wieder, Nederlandse kaarten in musea in Duitsland, Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 36 (1919) 1-35. - Zie ook: Egon Klemp, Kommentar zum Atlas des Grossen KU/fürsten (Stuttgart, 1971). Met afz. facsimileuitgave van de atlas in verkleind formaat. De originele reuze-atlassen zijn nog slechts in bijzondere gevallen te raadplegen. 43. Zie noot 35. 44. B. van't Hoff, Bijdragen tot de dateering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden, Nederlandscn Archievenblad. 49 (1941/'43) p. 120. 45. Egon Klemp, Kommentar, p. 66. Egon Klemp heeft bij gelegenheid van de facsimile-uitgave in 1971 de 38 kaarten uitvoerig beschreven. 46. Koeman, Atlantes Neerlandici, III, p. 109. 47. A.J. Mensema, Het wapen van Overijssel; oosprong, ontwikkeling en. gebruik (Zwolle, 1986) p. 33-34. - De heer A.J. Mensema van hetR.A.O. te Zwolle was zo vriendelijk mij attent te maken op het zegel van de Wapenkaart van Overijssel. Van hem ook kreeg ik de gegevens betreffende dit zegel. 48. P. van den Brink, 'Produktie, distributie en gebruik van kaarten en atlassen' in: Gesneden en gedrukt in. de Kalverstraat (Utrecht, 1989) p. 56 en 95. - Koernan , Atlantes Neerlandici, III, p. 86. 49. Zie ook: Donkersloot-de Vrij, Topografische kaarten, p. 38. - De exemplaren in de drie zgn. reuze atlassen, die mevr. Donkersloot hier heeft beschreven, behoren niet tot de Valk-editie. 50. G.J. ter Kuile sr , 'Uit de kindsheid der typografie in Twenthe' in: Twentsche eigenheimers (Almelo, 1936) p. 359 e.v. 51. Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 49. 52. J.l. van Doorninck, 'Willern Nagge' , in: Bijdragen tot de geschiedenis van Overijsse/4 (1878) p. 267. - Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 47. 53. R.A.O. Zwolle, Statenarchief, inv nr. 1924, fol. 79. 54. Ulrich Thieme, Algemeines Lexikon der bildende Künstler (Leipzig, 1912) VII, p. 161. - Gerard Coeck kwam oorspronkelijk uit Antwerpen, waar hij ook zijn
82
55. 56. 57. 58.
59. 60.
61. 62.
63.
opleiding als graveur had gekregen. Hij huwde te Amsterdam ,ca. dertigjaar oud, op 23 dec. 1638 met Jannetje Abrahamsdochter. Hij werd o.m. bekend door zijn kaart van de Haarlemmermeer voor het 'Haarlernrnerrneerboeck'van Jan Adriaensz Leeghwater, de kaart van Holland en verschillende andere kaarten voor de Atlas Novus van Janssonius van 1647. Hier zal hij ook Van Hamersvelt hebben leren kennen voor wie hij immers het kaartschrift van de grote kaart van Ten Have maakte. Coeck overleed in 1649. Zie ook: F.G. Waller, Biografisch woordenboek van Noord-Nederlandsche graveurs ('s-Gravenhage,1938), p. 64. RAO Zwolle, Statenarchief, inv. nr. 12,21-4-1649. Dit is de kaart die de gebroeders Blaeu maakten in opdracht voor Bartold Wichering, magistraat van de stad Groningen. Verzamelatlas Blaeu, Athenaeumbibliotheek Deventer, sign. 17A21. Het ProvinciaalOverijssels Museum te Zwolle bezit een uniek exemplaar van de oorspronkelijke editie op perkament afgedrukt. Het gebruik van dat materiaal beperkte zich bijna uitsluitend tot zeekaarten vanwege de vochtbestendigheid. (Koeman, Geschiedenis van de kartografie van Nederland, p. 266). De oudste versie van Visserch's kaart is gedateerd 'Anno 1652'. In edities zonder jaartal is de oorspronkelijke datering op de koperplaat geradeerd. P. van den Brink en 1. Werner, 'Wat boden de Amsterdamse kaartuitgevers?' in: Gesneden en gedrukt in de Kalverstraat; de kaarten- en atlasdrukkerij in.Amsterdam tot in.de 1ge eeuw (Utrecht, 1989) p. 59. Fockema Andreae, Het kaartbeeld van Overijssel, p. 48. De kaart van Ci.I. Visscher werd omstreeks 1680 opnieuw uitgegeven door zijn zoon Nicolaas Visscher. Daarna verschenen edities bij Frederik de Wit, Pierre Sanson, Carel en Hugo Allards, P.Mortier, J. Covens en C.Mortier, Pierre van der Aa en Reinier en Josua Ottens en later bij Isaac Tirion, alle te Amsterdam in een periode tussen 1690 tot 1755. Bekend is ook de editie van Antonio Marnelli te Venetie, die wel fraai van gravure is maar sterk afwijkt van de oorspronkelijke plaatselijke gegevens. G.A. Zwolle, inv. KA006, blz. 132.
83