Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Les 1: Slaap en slaapstoornissen I.
Slaap
1. Wat is slaap? Slaap is niet passief maar actief; veel corticale, fysiologische en emotionele activiteit. Slaap verschilt van uur tot uur qua stadium; alsook ≠ nacht tot nacht; ≠ leeftijd tot leeftijd; ≠ persoon tot persoon
2. Structuur van slaap •
Stadium 0:
Wakkere toestand (5%)
•
Stadium 1:
Overgangsperiode (2-5%)
•
Stadium 2:
Lichte slaap (45-55%)
•
Stadium 3 :
Begin diepe slaap (3-8%)
•
Stadium 4:
Diepe slaap (15-20%)
•
Stadium 5:
Droomslaap (20-25%) =
Non REM
REM
Slaaparchitectuur; verschillende cycli van stadia. Stadium 0; enkele wakkere periodes tijdens de nacht zijn dus normaal! Stadium 1; tussen waken en slapen. Stadium 2; redelijk snelle hersengolven Stadium 4; trage hersengolven => passief, rust stadium 5; paradoxale slaap, tijdens REM komen de hevigste en emotioneelste dromen. Ook heel snelle hersengolven MAAR tegelijkertijd bijna een lichamelijke verlamming. Polysomnografie: meting van hersenactiviteit tijdens de slaap. Slaapcyclus; van wakker naar diepe slaap; terug naar lichte slaap en dan naar REM. Duurt ongeveer 80 à 100 minuten. Men heeft ongeveer een 4 à 5 cycli per nacht. De cycli verschillen; deel 1 van de nacht heeft veel diepe slaap en wordt daarom kernslaap genoemd; deel 2 van de nacht heeft veel lichte en REMslaap en wordt daarom restslaap genoemd. ! Restslaap is een bedottende term; deel 1 is 1
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie belangrijk voor het emotioneel functioneren, deel 2 voor het fysiologische functioneren en de rust. 3. Functie van slaap In de literatuur heerst weinig consensus over de functie van slaap. De info die men heeft is verkregen via slaapdeprivatie-experimenten en zo wordt gezien of er een verband is met cognitie, emotie en de fysiek. Cognitief functioneren; Alertheid, Concentratie, Geheugen
Emotionele gezondheid; Stemming, Prikkelbaar
Fysieke gezondheid
NREM LICHAAM Metabole veranderingen Doel: ENERGIEBEZUINIGING Hormonale veranderingen Doel: HERSTEL - ↑ weefselopbouwende hormonen (groeihormoon) - ↓ weefselafbrekende hormonen (adrenaline en cortisol) - … Immunologische veranderingen (Ab) Doel: WEERBAARHEID REM GEEST Informatieverwerking - Opslaan en integreren van belangrijke informatie - Verwijderen van onbelangrijke informatie - Consolidatie van geheugenmateriaal In geval van trauma; meer REM slaap ten voordele van de verwerking Emotioneel evenwicht
4. Slaapregulerende processen - S-proces: Slaaphomeostase Hoe langer wakker; hoe meer slaapdruk. ( te vergelijken met honger; hoe langer zonder eten; hoe meer honger, hoe meer druk om te eten.) - C-proces: Circadiaan systeem (temperatuur, melatonine ,cortisol, groeihormoon) Verwijzing naar het 24 à 25 uren schema. Homeostase proces ~ slaapdruk Circadiane proces ~ biologische klok
2
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Parameters die invloed hebben op deze processen; Melatonine! Dit hormoon wordt bepaald door de lichtinval; hoe meer licht, hoe minder melatonine en hoe minder slaperig.
5. Slaap en leeftijd Bij oudere mensen; hun slaapbehoefte blijft gelijk maar hun slaapkwaliteit is minder: ze hebben minder kernslaap en meer lichte slaap. Hierdoor worden ze makkelijker wakker ’s nachts. meer nood aan dutjes. Slaapkwaliteit , Slaapefficiëntie , Inslaaplatentie , Kernslaap ( lichte slaap) Gevolg: Meer wakker worden & Nood aan dutjes
3
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
II.
Slaapstoornissen 1. Parasomnie Parasomnia zijn de aandoeningen die gekenmerkt worden door gedragingen die niet thuishoren in de slaap.
Slaapwandelen
Slaaphygiëne ( alcohol, medicatie,...)
Tandenknarsen
Omgaan met stress ( verwerking, nieuwe partner, ander bed...)
Hevige nachtmerries
Vermijden slaapdeprivatie ( lichaam reageert op een tekort; gaat inhalen met wat het meest nodig is nl. REM en diepe slaap)
Restless Legs Syndroom/ Periodieke beenbewegingen: behoefte om de benen te bewegen door een kriebelend gevoel Behandeling: ferritine-gehalte in bloed controleren, medicatie en slaaphygiëne we gaan bij Restless legs eerst het ferritinegehalte checken; kan nl. Aan een ijzertekort liggen
Frequent bij kinderen
4
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
2. Hypersomnie Hypersomnia is de ongewenste en onwillekeurige neiging om overdag in slaap te vallen, waardoor het dagelijks functioneren in meer of mindere mate in gedrang komt. OORZAKEN; Onvoldoende slaap ( ’s nachts slaaptekort)
Depressie
Omkering dag-nacht ritme
Narcolepsie
Sedativa of ontwenning van stimulantia
OSAS (slaap apnoe syndroom)
SLAAPAPNEU?? De ademhaling stokt doordat de luchttoevoer ter hoogte van de keel geblokkeerd raakt. Symptomen: slaperig zijn, luid snurken met een eventuele ademstop plots wakker worden in het naar adem happen. kan zeer angstaanjaged zijn en spanning opwekken bloeddrukproblemen Risicofactoren: obesitas, brede nekomtrek, roken, gebruik van alcohol Circadiane ritme stoornissen; - Delayed Sleep Phase Syndrome - Accelerated Sleep Phase Syndrome - Jet Lag - Shift Work Sleep Disorder 3.
Insomnie
III. Insomnia 1. Definitie (Research Diagnostic Criteria) A. The individual reports one or more of the following sleep-related complaints: Difficulty initiating sleep ( moeite met inslapen), Difficulty maintaining sleep (moeite met in slaap te blijven), Waking up too early ( te vroeg wakker worden), or Sleep that is chronically nonrestorative or poor in quality ( te licht slapen) B. The above sleep difficulty occurs despite adequate opportunity and circumstances for sleep Problemen worden veroorzaakt door zichzelf; niet door externe oorzaak.
5
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie C. At least one of the following forms of daytime impairment related to the nighttime sleep difficulty is reported by the individual: Veroorzaakt hinder overdag; aangeduid met de volgende symptomen Fatigue/malaise ( vermoeidheid ) Attention, concentration, or memory impairment (gebrek in aandacht, concentratie of geheugen) Social/vocational dysfunction or poor school performance ( sociale of vocationele dysfunctie, schoolproblemen) Mood disturbance/irritability ( frustratie) Daytime sleepiness (slaperig zijn overdag) Motivation/energy/initiative reduction ( minder energie en initiatief) Proneness for errors/accident at work or while driving ( fouten maken) Tension headaches, and/or GI symptoms in response to sleep loss (hoofdpijn) Concerns or worries about sleep (bezorgdheid over slaap) Parameters om de klinische significantie van de insomnie klacht te beoordelen: - Ernst : .SOL or WASO >30’ sleep onset latency: laattijdig inslapen wake after sleep onser: wakker worden .TST<6.5hrs totale slaaptijd .SE<85% sleep efficiency: TST / tijd in bed x 100 - Frequentie: minstens 3 keer /week - Duur: - Situationele insomnia (minder dan 1 maand) - Sub-acute insomnia (1-6 maanden) - Chronische insomnia (meer dan 6 maanden) 2.
Subtypes
- Acute insomnia (‘Adjustment sleeping disorder’) Tijdelijke reactie op een verandering/stress (vb. ziekte, operatie, relationele problemen, professionele problemen) - Chronische insomnia: minstens 6 maanden Secondaire insomnia: insomnia ten gevolge van medische/ psychiatrische problematiek - RLS/PLMD, OSAS, hartproblemen, kanker,… - Psychiatrische problematieken problems (Angst, Depressie) - Circadiane Ritme Stoornissen Primaire insomnia: insomnia in afwezigheid van andere medische en psychiatrische stoornissen - Psychofysiologisch - Paradoxaal; paradox tussen subject’s waarneming en de objectieve observatie: er is wél voldoende slaap maar het subject heeft een slaapmisperceptie - Idiopathisch; moeite met in- of doorslapen, vaak al vanaf kindertijd ( Child Onset insomnia)
6
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Psychofysiologische insomnia; Ontstaat vaak na een stresserende periode Slaapomgeving (bed, slaapkamer en slaapuur) geraakt geassocieerd met frustratie en een strijd om te slapen (i.t.t. associatie met ontspanning en slaap) Ontstaan van maladaptieve gedragingen en cognities Aandacht is gefocust op ‘het niet kunnen slapen’ 3.
Prevalentie -
Algemene bevolking ; 10% chronische slapeloosheid 30% geregeld slechte nachten
Neemt toe met de leeftijd (chronische slapeloosheid: 20% bij 65 +ers) Meest frequente gezondheidsklacht ½ tot 3/4 bespreekt de klacht niet met de huisarts (Ohayon, 2002) Twee keer zo frequent bij vrouwen als bij mannen; geen concrete reden maar er kan een verband zijn met de comorbiditeit angst/depressie, die ook bij vrouwen hoger ligt.
4. Gezondheidsrisico’s - Neurofysiologische gevolgen (geheugen, aandacht, stemming, vermoeidheid,…) - Depressie (“kip of ei”?); er is een periode geweest waarin men dacht “ Iemand met insomnia had waarschijnlijk eerst een depressie.” Maar het kan ook andersom zijn of zelfs totaal niet relevant! - Medische comorbiditeit - Multipele gezondheidsproblemen ; Hartziekten , Diabetes - Medicatiegebruik (10% dagelijks gebruik) - Verminderde levenskwaliteit 5.
Etiologie van een chronische insomnia
Het 3P-model: 1. Predisponerende factoren (kwetsbaarheid) ‘AARD’ Kwetsbaarheidsfactoren; Lichte slaper (familiaal/bioritme), Perfectionisme, Persoonlijkheid, Controlebehoefte, Piekeraars, Hyperarousability , Vrouw zijn, Shiftwerk, Leeftijd 2. Precipiterende factoren (uitlokkend) ‘STRESS/VERANDERING’ Uitlokkende factoren; Stress, Familiaal (geboorte, verhuis, relatieproblemen,...), Beroepsmatig (promotie, ontslag,…), Gezondheid (pijn, chirurgie/ hospitalisatie/radiotherapie/ chemotherapie/ hormonale therapie), Financieel
7
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
3.
Perpetuerende factoren (onderhoudend) ‘GEDACHTEN EN GEWOONTEN’ Instandhoudende factoren; Cognities ( Bezorgdheid omtrent slapeloosheid), Gedrag ( Gedragsveranderingen owv slapeloosheid), Emoties ( Spanning owv slapeloosheid)
Iedereen heeft een zekere kwetsbaarheid maar die alleen is vaak onvoldoende. Een uitlokkende factor daarentegen kan zeer acute insomnia teweegbrengen, maar die neemt af met de tijd. Hier dreigt wel het gevaar van onderhoudende factoren!
3P model (Spielman, 1987)
Slapeloosheid
Tolerantiedrempel
Premorbied
Acute Insomnia
Kwetsbaarheid
Begin insomnia
Chronische insomnia
Tijd
Uitlokkende
Onderhoudende
Vicieuze cirkel van slapeloosheid Gedachten en Attitudes •Gepieker over slaapgebrek •Onrealistische verwachtingen •Focus op slaap •Controle over slaap
Spanning •Emotioneel •Cognitief •Fysiologisch
Slechte Gewoonten
Insomnia
•Te vroeg gaan slapen •Teveel tijd in bed •Piekeren,lezen, TV in bed •Medicatie
Gevolgen •Vermoeidheid •Prestaties •Stemming •Sociaal
!! Vicieuze cirkel: let op de richting van de pijlen. Vb. Gedachten: proberen om de slaap te controleren. MAAR dit gaat praktisch niet spanningsveld!
8
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
IV. Behandelingsstrategieën 1. Medicamenteus Wanneer? -Verhelpen acute slapeloosheid door stress - Onvoldoende respons op niet-medicamenteuze strategieën ( bij chronische insomnia; medicamenten worden hier pas voorgeschreven als andere strategieën niet werken; dit omdat langdurig medicijnen pakken bijwerkingen kan veroorzaken.) * “geneesmiddel” is hier een slechte term; men geneest niet zomaar van insomnia omdat dit meestal een symptoom is van een onderliggend probleem. - Neveneffecten bij langdurig gebruik op; Geheugen, Slaapkwaliteit (misperceptie), Hypersomnia overdag, risico op vallen , Risico op ongevallen, Tolerantie en afhankelijkheid Benzodiazepines ; Kalmerend, spierontspannend, angstwerend Probleem: Gevaar voor gewenning; tolerantie zet zich heel snel in! Gevaar voor afhankelijkheid Negatief voor geheugen; geheugenaantasting kan tot misperceptie over het voordeel van de medicatie leiden. Misperceptie Tast slaaparchitectuur aan ! Voorbeelden: Loramet, Xanax,Staurodorm,Temesta Kwaliteit van de slaap wordt eigenlijk niet verbeterd. Non-Benzodiazepines ;iets minder neveneffecten, maar wel tolerantie! Probleem: Ook tolerantie MAAR: Minder aantasting slaaparchitectuur Minder negatieve gevolgen Voorbeelden: zolpidem (stilnoct), zopiclone Antidepressiva : Sederende versus activerende antidepressiva Probleem: Psychologische afhankelijkheid Maar: Minder tolerantie Geen aantasting slaaparchitectuur Voorbeelden: Trazolan, Remergon, Lerivon Melatonine: heeft weinig nut bij chronische insomnia, maar kan wél bij een omkering van het dag-nacht ritme & jetlag
9
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Rebound effect: symptomen worden bij een stop tijdelijk iets erger waardoor veel mensen herbeginnen met medicatie MAAR die verergering is maar tijdelijk, met iets meer geduld hadden ze er mee kunnen stoppen.
Lichamelijke tolerantie en afhankelijkheid - Maximaal 3 -4 weken behandeling - Geleidelijke medicatie afbouwen onder leiding van een arts
Psychologische afhankelijkheid: - Veiligheidsgedrag vb pillen in het nachtkastje leggen, “just in case” - Verminderd vertrouwen in eigen slaapcapaciteit Opgelet! - Belang van goede psycho-educatie - Strikte voorwaarden (tijdsbeperkt, minimale effectieve dosis) - Tijdelijk hulpmiddel/ intermittent gebruik Uitz; antidepressiva
2. Niet-medicamenteus Slaaphygiëne; - Cafeïne ; Stimulerende werking op het centraal zenuwstelsel. MAAR het duurt 3 uur om slecht de helft van cafeïne af te breken Thee, chocolade, frisdranken en sommige medicatie bevatten ook cafeïne! Nefast voor slaap - Alcohol; Onderdrukt het centraal zenuwstelsel waardoor ontspannend en slaapverwekkend Maar… Lichtere slaapkwaliteit, Sneller wakker worden, Minder uitgerust Vermijd alcohol vier tot zes uur voor u gaat slapen !
10
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
-
Nicotine; Stimuleert het centraal zenuwstelsel (ondanks het gevoel van ontspanning) Hoge dosis: fysiologische activatie Advies: stoppen,of alleszins laat op avond of ‘s nachts niet roken Combinatie van cafeïne en roken is zeker nefast voor slaap
-
Eten; Kies voor een lichte snack! Drink ‘s avonds niet teveel ! Vermijd ‘s nachts eten
-
Lichaamsbeweging; Sport verhoogt de kans op diepe slaap & Sport vermindert spanning Wanneer: niet vlak voor het slapen gaan!
-
Slaapkamer; Rustige, donkere slaapkamer! Tip: Oorstopjes Goede verluchting Geen zichtbare wekker
Tip: Oogmasker Goede matras Vermijd extreme temperaturen
Niet-medicamenteuze aanpak insomnia
Slapeloosheid
Tolerantiedrempel
Premorbied
Kwetsbaarheid
Acute Insomnia
Begin insomnia
Chronische insomnia
Tijd
Uitlokkende
Onderhoudende
11
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Aanleren van juist slaapgedrag ; - Dagafbouw ; Geleidelijke overgang tussen dag en nacht Doel: daling van fysiologisch, cognitief, emotioneel spanningsniveau Methode: Individuele timing Vermijd voor het slapengaan activerende bezigheden. Fysiek (sport, huishouden, …) Cognitief (email, plannen, …) Emotioneel (piekeren, ruzie maken, …) - Stimuluscontrole Rationale: Negatieve conditionering tussen bed en wakker liggen Doel: Doorbreken van negatieve conditionering Instructies: Ga pas slapen als je slaperig bent In bed enkel slapen en vrijen Als je binnen 20-30minuten niet slaapt, sta op Ga pas terug slapen als je je slaperig voelt Sta elke morgen op hetzelfde uur op
- Slaaprestrictie ; tijd in bed beperken tot slaaptijd Rationale: Tendens tot meer tijd in bed, leidt tot gefragmenteerde slaap Doel: Meer geconsolideerde en meer efficiënte slaap, snelle inslaaptijd Instructies; Beperk Tijd In Bed (TIB) tot actuele Totale SlaapTijd (TST) (min 4.5-5h) Pas Tijd In Bed aan gebaseerd op Slaap Efficiëntie (TST/TIB*100) op weekelijkse basis >85-90%: + 15 min; <80% : - 15 min
3.
Controle krijgen over dysfunctionele cognities Rationale: Insomnia catastrofale gedachten Doel: Aanleren van helpende en realistische slaapcognities Instructies; Detectie , Uitdagen, Vervangen -
5 types van dysfunctionele slaapcognities - Onjuiste causale attributies ‘Mijn slaapprobleem wordt enkel veroorzaakt door een hormonaal onevenwicht’ - Onjuiste gevolgtrekkingen ‘Na een blanco nacht kan ik totaal niet functioneren’ - Onjuiste verwachtingen ‘Ik moet 8 uur slapen’ - Onjuiste opvattingen over controle en voorspelbaarheid 12
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
-
‘Ik kan totaal niet voorspellen wanneer ik weer een slapeloze nacht tegemoet ga’ - Onjuiste houding tav slaap (focus, intolerantie, gewoontes) ‘Als ik ‘s nachts wakker word, betekent dat dat ik slecht geslapen heb Antipiekertechnieken Rationale: Insomnia Piekeren Doel: Denken in bed vermijden Technieken - Piekermoment; ‘Afgebakend’ piekeren Tijd nemen om te verwerken/te plannen - Gedachtestop Gedachtemolen tijdelijk stilleggen, vernauwen - Bodyscan
-
Relaxatie; spanningsklacht tegengaan Slaap als dag- en nachtfenomeen Leren loslaten Doel: ↓ lichamelijke spanning ↓ cognitieve spanning ↓ emotionele spanning Methode ; Progressieve spierrelaxatie Verbeelding Bodyscan Ademhalingsfocus
-
Cognitieve gedragstherapie CBT Effectiviteit op lange termijn ; 70%- 80% algemene bevolking Helpt bij afbouw medicatie (85% vs 48%) Geen bijwerkingen Minder kostelijk En toch... Relatief onbekend bij huisartsen
Contraindicaties: Onvoldoende motivatie & Instabiele ziekte Moeilijkheden; Geen “quick fix” Short term pain, long term gain Weerstand tav stimuluscontrole en slaaprestrictie
13
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Slaaptraining Gedachten en Attitudes •Gepieker over slaapgebrek •Onrealistische verwachtingen •Focus op slaap •Controle over slaap
Normale slaap (1) Cognitieve therapie (3) Anti-piekertechnieken (5)
Spanning
Slechte Gewoonten
•Emotioneel •Cognitief •Fysiologisch
Insomnia
•Te vroeg gaan slapen •Teveel tijd in bed •Piekeren,lezen, TV in bed •Medicatie
Gevolgen
Relaxatie (4)
•Vermoeidheid •Prestaties •Stemming •Sociaal
Slaaphygiëne (1) Dagafbouw (2) Slaaprestrictie (2) Stimuluscontrole (2)
V. Preventie van slapeloosheid WAAROM?
Nefaste gevolgen van slapeloosheid - Op korte termijn: Geheugen en concentratie Prikkelbaarheid Vermoeidheid Lichamelijk onwelbevinden - Op lange termijn: Risico op depressie/ angststoornissen Risico op hart- en vaatziekten, diabetes,… Grote kost voor de gezondheidszorg!! Chronische slaapproblemen vinden vaak hun oorsprong in inadequate gedragsstrategieën en cognities HOE?
Psycho-educatie over algemene lichamelijke en psychologische principes Belang van aspecten van aangeleerd/geconditioneerd gedrag! Optimaliseren van de slaaphygiëne Educatie over medicatie Afhankelijk van ernst en draagkracht van de persoon verscheidene vormen van aanpak mogelijk: informatie via de huisarts, zelfhulpboeken, e-health approaches, groepstrainingen, individuele begeleidingen, …
14
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Op verschillende niveau’s; - Primaire preventie: psycho-educatie normale slaapprocessen (correcte gezondheidsinformatie verschaffen, ‘mythes’ uit de wereld proberen te krijgen) - Secundaire preventie: niet-chronische slapeloosheidsklachten aux-serieus nemen: psycho-educatie; adequate slaaphygiëne en slaapgedrag stimuleren - Tertiaire preventie: chronische slpeloosheidsklachten: cognitieve gedragsmatige strategiëen te verkiezen boven medicamenteuze aanpak Tendens om medicamenteuze ondersteuning als eerste interventie aan te bieden - Medicamenteuze ondersteuning: KT effecten Cognitieve/gedragsmatige strategieën: LT effecten Onderzoek heeft aangetoond dat medicamenteuze ondersteuning naleving van gedragstherapeutisch regime kan verminderen (Morin, 2006) Belang van informeren en samenwerken met (huis)artsen!
15
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Les 2: Inleiding
16
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Les 3: Preventie algemeen
17
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Les 4: Preventie van roken 1. Socioculturele context en genotmiddelen; Gedragsepidemiologische aspecten. Binnen Europa zijn er ongeveer 28 à 29% rokers. Dit valt af te leiden uit de Eurobarometer; geven metingen weer op Europees niveau. Vooral binnen Spanje, Griekenland, Oostenrijk e.d. zien we grote percentages rokers ( zelfs meer dan 31%!) Rookgedrag bij artsen Artsen zijn net zo goed onderhevig aan de sociale invloeden dan de andere mensen. er zijn meer rokende artsen in landen waar er veel gerookt wordt. De twee belangrijkste determinanten om zelf te beginnen roken zijn (1) rokende vrienden en (2) rokende ouders. De meeste mensen ( 70%) starten tussen de 15 en 25 jaar. Rookgedrag Vlaanderen % sterke tabaksafhankelijkheid is bij mannen en vrouwen even groot (10-11%). • Bij 4% van de dagelijkse 16-24-jarige rokers. • Bij 11% bij 25-54-jarige dagelijkse rokers • Bij 14% bij 55+’ers die dagelijks roken. 63% dagelijkse rokers heeft ooit al geprobeerd te stoppen. Vroeger rookten jongens meer dan meisjes; nu is het percentage rokende jongens geminderd en dat van de meisjes gestegen. Allebei ongeveer gelijk ! In België is er wel een dalende trend. jongeren en gezondheid 2006: Roken Het rookgedrag van jongeren vertoont een dalende trend. Ongelijkheden in opleiding/socio-economische status blijven : meer BSO leerlingen roken meer sigaretten dan jongeren uit het TSO en ASO, en beginnen te roken op jongere leeftijd. Verschil in rookgedrag tussen jongens en meisjes is tussen '90 en ‘06 verdwenen (uitgezonderd bij 1718-jarigen). Het N rokende jongens is sneller gedaald dan het N rokende meisjes. Meisjes jonger dan 17 jaar rookten in 2006 evenveel als jongens. De directe omgeving is belangrijke voorspeller voor het rookgedrag. Jongeren uit een rokende omgeving hebben meer kans zelf te roken. Thuis mogen roken => vaker dagelijkse rokers, onafhankelijk van leeftijd en opleidingsniveau. Jongeren uit het BSO hebben vaker een directe omgeving waar dagelijks roken de norm is. Het hebben van rokende vrienden de belangrijkste voorspeller, gevolgd door een moeder die rookt, en een rokende vader.
18
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Op wereldniveau daarentegen is er een stijgende trend. Dit komt doordat mensen meer geld hebben en daardoor ook meer geld aan sigaretten kunnen spenderen. In nieuw ontwikkelde landen zetten tabaksbedrijven alles op alles om winst te maken en dus meer mensen te laten roken. Evolutie tabaksgerelateerde mortaliteit, mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 1999-2008 De tabaksgerelateerde sterfte bij mannen daalde de laatste 10 jaar met gemiddeld 0,5 procentpunten per jaar voor de totale tabaksgerelateerde sterfte, en met 0,15 procentpunten voor tabaksgerelateerde longkankersterfte. Bij vrouwen is de tabaksgerelateerde sterfte aan het stijgen. De totale tabaksgerelateerde sterfte steeg bij vrouwen in de periode 1999-2008 met 0,3 procentpunten per jaar, en de sterfte door tabaksgerelateerde longkanker met 1,4 procentpunt per jaar. Aan de grafiek valt een interactie-effect af te leiden duidt op een causaal verband! Men kan niet bepaald van een geslachtsverschil spreken aangezien mannen én vrouwen tussen de 24 en 54 op gemiddeld dezelfde leeftijd beginnen. Interactie-effecten - Roken x cholesterol - Roken x stress - Roken x gewicht
- Roken => depressie => kanker - Roken => angststoornissen - Roken x borstkanker
2. Waarom begint men te roken? 2.1 Een dynamisch ontwikkelingsmodel Vlaanderen: • Roker gemiddeld op zijn 17e begonnen. • Bij 25-54-jarigen idem voor mannen en vrouwen. • Bij 55+’ers: rokende mannen begonnen op 16 jaar, bij vrouwen was dit 21 jaar. Dynamische ontwikkeling van rookgedrag (Leventhal) A. preparatie - beeldvorming 1) beeldvorming; § media § “peers” § familie 2) beschikbaarheid B. experimenteerstadium C. occasioneel roken D. regulier roken In de media komt vaak het beeld van de stoere roker naar voren. Dit zet mensen aan tot roken. Ook als de ouders roken: dan relateert men het rookgedrag aan het volwassen zijn. Tieners willen zich volwassen voordoen en zullen dus ook beginnen roken. Ook rokende peers hebben veel invloed. ( “ om er bij te horen moet je roken”) in de beeldvorming kan ve niet vroeg genoeg beginnen. Vb. Op lagere school aanleren dat roken slecht is en dat het stinkt! 19
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Determinanten Directe effecten zijn- directe effecten : meer/minder last - dispositionele factoren - omgevingsfactoren waarneembaar vlak na de eerste ervaring. Dispositionele effecten hebben te maken met persoonlijkheid Redenen om # sigaretten te roken: 1) 0 - 1 sigaret ; § beste vriend rookt § risicozoekend (risk seeking, sensation seeking) 2) 1 - 2 sigaretten ; § risicozoekend § snelle doorstromers : - dispositionele factor : moedeloosheid, hopeloosheid om doelen te bereiken § trage doorstromers : - omgevingsfactor : vrienden die roken 3) > 4 sigaretten : zeer hoge kans verslaafde roker te worden ! Men is niet per se verslaagd na 4 sigaretten. Hoe later; hoe meer de determinanten verschuiven om na zoveel jaar te blijven roken. Predictoren substantiemisbruik A. omgeving ; 1) beschikbaarheid 2) weinig beloning/waardering in gezin 3) “peer pressure” B. dispositie ; 1) “sensation seeking” 2) laag zelfwaardegevoel 3) angst voor verwerping Hoe groter de emotionele competentie van de jongere, hoe kleiner de kans om over te gaan op rookgedrag. ! Opmerking: kennis staat er niet tussen indien we gaan kijken naar de determinanten in ontwikkelingslanden zien we dat , wie eens een beetje kennis heeft, vanaf dat moment kennis geen rol meer zal spelen. Rookgedrag tegen gaan met kennisoverdracht heeft dus weinig effect! Preventie aangrijpingspunten - Social influence intervention (Evans) ; Modeling from high status nonsmokers Behavioral inoculation - Life skills approach (Botvin) Gewenste gedrag motiveren: modeling from High status non-smokers. Ook: vaardigheden aanleren om nee te zeggen tegen groepsdruk life skills. Onderzoek van Botvin et al.; 1991 •56 scholen • 4.466 lln • 12 modules, 15 lesuren •aanleren “life skills” : (a) domeinspecifieke kennis, attitudes, verwachtingen en vaardigheden,; (b) sociale vaardigheden om competentiegevoel te vergroten 20
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie E1 : 1 dag training van leerkr + continue implementatiefeedback (n=18) E2 : videotraining van leerkr, geen implementatiefeedback (n=16) C : controle (n=22 scholen)
3. Waarom blijft men roken? Een generisch verslavingsmodel Tekst: zie toledo! dagelijks roken ; zelf gerapporteerde redenen - stimulatie - spannings/angstregulatie – bezigheid - gewoonte – smaak/plezier – verslaving Hoe meten? Voorbeeld door snel een vragenlijst in te vullen of je verslaafd bent aan roken. Gewoonte en verslaving zijn eigenlijk hetzelfde!! Waarom rook je in de ene situatie wel en niet in een andere situatie? Wanneer er een inbreuk op de homeostase is, gaat het lichaam zijn best doen om deze onevenwichtigheid teniet te doen deze wordt sneller en sterker. Geconditioneerde respons = het naeffect. Ons lichaam gaat anticiperen op wat er gaat komen en gaat al reageren voordat er een homeostatische inbreuk is. Farmacologisch leren Aanleren van tolerantie - Tolerantie voor morfine in kooi A - Geen tolerantie in kooi B - Nochtans evenveel morfine-beurten Afleren van tolerantie - Tolerantie verdwenen in afleergroep - Tolerantie nog aanwezig in wachtgroep - Afleergroep niet verschillend van controlegroep
4. Hoe stoppen met roken? Preventie/interventie A. zelfgeïnitieerd stoppen 1) 13% (FU :12 maanden, puntprevalentie) 2) 4 % (FU : 4 maanden, continue abstinentie) geen enkele sigaret meer aangeraakt B. predictoren 1) wens om te stoppen ; § beste predictor om te stoppen § niet gerelateerd aan succes ! 21
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie 2) schrik voor negatieve effecten ; § is goede motivator, maar geen hulp in het “behoud van stoppen” § positieve wens om gezondheid te behouden/fit te blijven wel invloed; waarschijnlijk door breder kader van gezondheid: onmiddellijk positieve feedback! 3) “social support” ; § positieve invloed op motivatie om te stoppen § maar mag geen “druk” zijn (jongeren) § vrienden-rokers hebben heeft geen invloed op de wens om te stoppen, maar wel meer kans op herval 4) self efficacy ; § wel invloed op stopsucces 5) verslaving ; § hoeveelheid sigaretten wel invloed § hoe lang men rookt niet 6) zorgen om gewicht ; § heeft invloed, vooral bij vrouwen § men verzwaart door te stoppen, maar men valt niet af door te herbeginnen Rokers hebben een 10% hogere hartslag ( motor moet harder draaien voor evenveel zuurstof) meer energieverbruik. ALS stop met roken lager BMR en hetzelfde voedsel zorgen voor gewichtstoename. Effectiveness of smoking cessation interventions among adults: a systematic review of reviews Lemmens et al., EJCP, 2008 school: beter programma dat up-to-date is met toereikende financiën en langer duurt. Community intervention Bupropion: antidepressiva. Gedragstherapie: zeer weinig gebruikt door heel weinig plaats NRT: nicotine vervangers Policy intervention: social engineering approach ; SMLV veranderen zodat roken een ongewenst gedrag wordt. Farmacotherapie Massamedia Authors’ conclusions ; There is evidence that comprehensive tobacco control programmes which include mass media campaigns can be effective in changing smoking behaviour in adults, but the evidence comes from a heterogeneous group of studies of variable methodological quality. One state-wide tobacco control programme (Massachusetts) showed positive results up to eight years after the campaign, while another (California) showed positive results only during the period of adequate funding and implementation. Six of nine studies carried out in communities or regions showed some positive effects on smoking behaviour and at least one significant change in smoking prevalence (Sydney). The intensity and duration of mass media campaigns may influence effectiveness, but length of follow up and concurrent secular trends and events can make this difficult to quantify. No consistent relationship was observed between campaign effectiveness and age, education, ethnicity or gender. Doktersadvies Authors’ conclusions ; 22
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Simple advice has a small effect on cessation rates. Assuming an unassisted quit rate of 2 to 3%, a brief advice intervention can increase quitting by a further 1 to 3%. Additional components appear to have only a small effect, though there is a small additional benefit of more intensive interventions compared to very brief interventions. Niet-gemotiveerde rokers “Meta-analysis of RCT evidence of quit rates in NRT-supported smoking reduction studies indicates that NRT is an effective intervention in achieving sustained smoking abstinence for smokers who declare unwillingness or inability to attempt an abrupt quit. The 12-month sustained abstinence success rate in this population (approximately 5.3% with NRT versus approximately 2.6% with placebo) is considerably less than that documented for an abrupt quit NRT regime in smokers willing to attempt an abrupt quit with NRT (which according to other systematic reviews is approximately 16% with NRT versus 10% with placebo).” NRT’s lijken een goed middel MAAR is toch minder effectief! The effectiveness of smoking cessation interventions prior to surgery: A systematic review Mark Cropley, Alice Theadom, Gabriella Pravettoni, Gemma Webb The objective of this review was to evaluate the effectiveness of smoking cessation interventions prior to surgery and examine smoking cessation rates at 6 months follow-up. The Cochrane Library Database, PsycINFO, EMBASE, Medline, and Cinahl databases were searched using the terms: smok$, smoking cessation, tobacco, cigar$, preop$, operati$, surg$, randomi*ed control$ trial, intervention, program$, cessation, abstinen$, quit. Further articles were obtained from reference lists. The search was limited to articles on adults, written in English and published up to December 2006. Only randomized control trials (RCTs) that incorporated smoking cessation interventions to patients awaiting elective surgery were included. Seven studies met the inclusion criteria. Methodological quality was assessed by all the authors. The findings revealed that short-term quit rates (or a reduction by more than half of normal daily rate) ranged from 18% to 93% in patients receiving a smoking intervention (mean 55%), compared with a range of 2%–65% of controls (mean 27.7%). Two studies examined smoking status at 6 months but these revealed no significant difference in abstinence rates between patients who had received an intervention and those that had not. Studies that incorporated counseling in addition to nicotine replacement therapy appeared to show greater benefits. It is concluded that smoking cessation interventions prior to surgery are effective in helping patients to quit smoking. However, such effects appear to be short-lived. Future research needs to examine intervention and patient factors to see whether tailoring the smoking cessation intervention specifically to the patient improves over all abstinence rates Verbazend hoe weinig mensen met zware longproblemen die het advies krijgen onmiddellijk stoppen, effectief stoppen! Longtransplantaties vnl bij COPD-patiënten ( chronisch benauwd). De meesten krijgen COPD door te roken en een van de vorowaarden voor de transplantatie is dus stoppen. TOCH starten veel mensen opnieuw na de operatie! Toont de dwingendheid van een verslaving aan. Herval voorkomen? Authors’ conclusions ; 23
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie At the moment there is insufficient evidence to support the use of any specific behavioural intervention for helping smokers who have successfully quit for a short time to avoid relapse. The verdict is strongest for interventions focusing on identifying and resolving tempting situations, as most studies were concerned with these. There is little research available regarding other behavioural approaches. Extended treatment with varenicline may prevent relapse. Extended treatment with bupropion is unlikely to have a clinically important effect. Studies of extended treatment with nicotine replacement are needed. Interventies in settings - school ; – 5 a 8 % minder starters – betere programma’s zouden 19 à 29 % minder starters kunnen opleveren - werk ; – Interventie 17 % stoppers vs 12 % geen interventie - gemeenschap ; – 12 % stoppers, meer effect dan “no intervention” Methoden - zelfhulpmateriaal - minimaal interventie programma - psychologische benaderingen: - sensorische deprivatie - aversietherapie - cognitieve- en gedragstherapeutische technieken - farmacologische benaderingen - andere methoden E-cigarettes Elektronische sigaretten: elektronisch pijpje dat nicotine vrijmaakt in waterdamp. Zonder de schadelijke stoffen. Voordeel: weinig kankerverwekking en is een goed vervangingsmiddel voor nietgemotiveerde stoppers. Self management techniques - Nicotinevervangers ; plus cognitieve gedragstherapie : 40 % - leer probleemoplossingsvaardigheden detecteer/anticipeer/vermijd moeilijke situaties vaardigheden om negatieve stemmingen te veranderen leefstijlveranderingen en stressreductie Exposuretechnieken om stress terug te dwingen. Cognitieve en gedragstherapeutische technieken voorbeeld: rookstopprogramma in groep voorbereidingsfase stopdag hervalpreventie follow-up
24
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie 1. Voorbereidinsfase: Veranderingscirkel: voorbereidingsfase actiefase volhoudingsfase overwegingsfase 2. Hervalpreventie contextafhankelijkheid! - de verschillende situaties waarin je vroeger vaak rookte, kunnen nog een belangrijke rookgoesting oproepen - belang van je hier herhaaldelijk aan bloot te stellen - oefening: welke situaties vermijd je nog steeds? plan voor geleidelijke blootstelling!
25
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Les 5: Preventie Eetgedrag & Obesitas Eetgedrag 80 à 90% van de literatuur over obesitas gaat over nutriënten, metabole processen en dergelijke. Dus heel weinig over het eetgedrag. Voedselvoorkeur en –afkeer Studie van Voeding • Nutriënten : – Vetten – Koolhydraten – Omega 3 • Calorische waarden • Gastro-intestinale processen • Gewichtsregulatie Vooral een verhaal dat begint achter de tanden…. Is kennis over voeding wel relevant voor het effectieve aanzetten tot eten? • Algemene kennis over gedragsverandering – Cognitief-motivationeel model ; • Informatie verstrekken • Motivatietechnieken om het vol te houden je gaat de mens heel veel info geven over zijn voedsel om ze zo te motiveren. • Specifieke kennis over eetgedrag – Welke zijn de eigen determinanten? – Op welke wijze verander je ze? je gaat heel specifiek behandelen, toegepast op de persoon zelf Food for thought; Paul Rozin’s Research and teaching at Penn Probleem • Medisch relevante variabelen ≠ psychologisch relevante variabelen Mensen eten geen calorieën, vetten, koolhydraten, etc.. !! • Psychologische determinanten van voedselkeuze? • Psychologische determinanten van beginnen en stoppen met eten ? a. Voedselvoorkeur en -afkeer – fysiologische mechanismen – psychologische mechanismen bij voedselkeuze Is de belangrijkste determinant bij het eten: wat we graag lusten. al vanaf de geboorte een natuurlijke voorkeur voor vet- en zoetstoffen ( vanuit de evolutie) + afkeur van zuur & bitter
26
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Nota :
“Liking”
Voorkeur
verwachte gevolgen van consumptie Researchers have identified/isolated a "fifth taste." The fifth taste is the taste of processed free glutamic acid (MSG). They call their alleged "fifth taste" Umami. Belangrijkste determinanten • Lusten van eten (liking/disliking) • Gezondheid (health) • Gemak-comfort (convenience) • Prijs (price) --------------------• Gewicht • Stemming Onderzoek via de Food Choice Questionnaire: gezondheid in termen van ongezonde dingen proberen te vermijden in plaats van voor de gezonde dingen te kiezen. De determinanten kunnen wisselen naargelang de doelgroep ( zo is convenience van groter belang voor studenten) Onderzoek van Eertmans, A., Baeyens, F., Van den Bergh, O., Food likes and their relative importance in human eating behavior: review and preliminary suggestions for health promotion, Health education research, 2001 1. “Liking/disliking” • Consistent de belangrijkste determinant van voedselkeuze –-> Omnivoor! !Verschilt sterk van cultuur tot cultuur • Perceptie = “Gestalt” –-> Smaak + geur + textuur + temperatuur + context + ? + interacties -> Bite frame -> Dish frame -> Meal frame: sequentie van voor- hoofd- nagerecht: hangt sterk af van cultuur! Liking response: er is slechts een beperkte smaakperceptie: het grootste deel is geurperceptie! ( verschil tussen buitengeur=van neus naar receptoren en binnengeur=van mond naar receptoren) Textuur als smeuïgheid Interactieve regel: hoewel frietjes lekker zijn en rode kool lekker is ; zijn frietjes met rode kool niet lekker. Kinderen werken met een additieve regel: zij zullen wel alles bij elkaar gooien wat apart lekker is. • “Liking” is (grotendeels) aangeleerd Pavloviaanse associatie! – Herhaalde blootstelling Onze voorkeuren zijn dus plastisch: nu lust men wél bitter en zuur! In landen als Mexico wordt pikant eten aangeleerd op de duur zelfs ontwenningsverschijnselen bij tekort aan pikant! 27
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie – Associatief leren ; • Smaak-smaak leren – Bv. koffie? witloof? Iets lekker koppelen aan iets neutraal: liking verschuift naar neutrale • Smaak-postprandiaal leren; om fysiologiche tekorten op te heffen • Smaak-context leren – Omgeving ; leuke context lekker – Beloning/destructieve dwang – Observationeel leren Positief-negatief asymmetrie Smaakaversie is heel moeilijk uit te doven, gaat heel traag – Variabiliteit in “liking” > in “disliking” van items • We zijn het meer eens over wat slecht smaakt dan over wat lekker smaakt – Maximale “liking” < maximale “disliking” • Dingen kunnen veel sterker slecht smaken dan lekkere dingen lekker kunnen smaken We kunnen makkelijker iets “disliked” maken dan iets “liked” • Magic bullet voor leren van smaakaversie = associatie met misselijkheid/braken Walging = Dwingende reactie om dingen uit de mond/maag te elimineren Functie = “disease avoidance” (Darwin) ; belangrijke overlevingswaarde Bescherming van de fysieke integriteit Recuperatie van dit mechanisme in culturele sfeer Bescherming van psychische integriteit Triggers : – Geur/smaak (rottend, bedorven) – Uitzicht (bv. slijmerig) • Bv. speeksel – Cultureel bepaalde conventies • Varkenvlees • Wormen, insecten • Huisdieren (ifv afstand tot de mens, bv. hond, kat, paard (?)) “Magisch” denken ; Associatief, niet logisch ; – “Once in contact, always in contact” vb met de dioxinecrisis in ’90 in japan werd zelfs belgische chocolade vermeden uit angst voor besmetting – Similarity; vb speculoos in de vorm van drol weinig vrijwilligers 2. Gezondheid In de voedingsbusiness: mensen over de drempel krijgen om iets uit te proberen: moet vanaf de eerste keer lekker zijn & dat men er blijft voor kiezen! • Vervaging van de grens tussen medicatie en voeding – “Functional foods” • Cholesterolverlagende boter • Probiotica –-> “Actieve bifidus” yoghurt moet naast lekker ook functioneel zijn – Verpakking • Actimel? Is ontworpen om er als medicijn uit te zien • Verkoopsargumenten – Fit en energiek – Zuiveren en “ontgiften” • detoxdieet • Cfr. reclame voor water – Gezondheid => schoonheid • Slank • Mooie huid • .. 28
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie – Middel tegen specifieke aandoeningen • Associatief denken, niet logisch ; eenmaal geassocieerd: weinig nadenken over andere inhoud – “Cholesterolvrij” – “Minder vet” – … • Associatie met “goed” stelt ons gerust – Stoppen met kritisch denken –-> Denkfouten tieren alom vb. “negatieve calorieën”? Onderzoek van Chiou, W., Yang, H., Wan, C., Ironic effects of dietary supplementation: illusory invulnerability created by taking dietary supplements licenses health-risk behaviors, Psychological science 2011 inname van vitaminen wordt vaak gecombineerd met een hogere vetinname e.d. b. Honger en verzadiging • perifere (gastro-intestinale) en centrale regelmechanismen(neuropeptiden; neurotransmittoren) – hoeveelheid in de maag – glucoseniveau in het bloed – ….. Feedforward model of hunger and food intake • before a meal the body's energy reserves are in balance • eating disturbs this balance before a meal the body prepares for the imminent homeostatic imbalance by releasing insulin which causes a decline in blood glucose Om een glucosepiek tijdens het eten te voorkomen: hypoglycemische dip vlak voor de maaltijd • this decline in glucose is responsible for feelings of hunger We feel hungry because we anticipate to eat!!; 3x per dag honger uit anticipatie op de maaltijd , wat in se een sociale regeling is! Dit is een verstandige regeling: het zou dom zijn te wachten tot wanneer je een effectief tekort hebt; beter vantevoren waarschuwen Gemiddeld verschil (kcal) tussen porties in de US tussen 1977 en 1996 (globale verschil voor deze voeding thuis, op restaurant en in fastfoodrestaurants) • daling van 77% naar 66% voor aandeel van maaltijden thuis • tussendoortjes van 11 % van energie naar 19% • minder vetrijk vlees, maar even vetrijke cheeseburgers, pizza’s etc. verschil in kcal: in principe voordeliger: meer eten in zelfde verpakking MAAR zo leren we honger krijgen voor grotere hoeveelheden
Wanneer stoppen we met eten? Andere factoren – smaak (flavor) – variatie in smaken ; de mens is omnivoor: verzadiging is elastisch door variatie – wat geleerd werd over de effecten van voedsel – gezelschap 29
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie – grootte van het bord/volume op het bord – interacties tussen deze en fysiologische factoren VB Sham-Eating tests: ratten krijgen een buisje in de slokdarm dat al het eten naar buiten geleidt ipv naar de maag. Al vanaf de eerste test is er een groot verschil: en de ratten leren op de duur dat er niks in de maag komt en ze gaan dus grotere hoeveelheden eten om aan dezelfde nutriënten te komen. Obesitas Body Mass Index (BMI) BMI = gewicht(kg) / lengte(m)² Obesitas is eigenlijk een verhoogd gewicht tgv vetopstapeling. BMI is dus niet specifiek genoeg In het westen is er een heel breed aanbod aan voedsel dat bijna constant beschikbaar is en weinig kost. MAAR tijdens de neanderthalers was het van cruciaal belang, wanneer je eten vond, om zo veel mogelijk ineens op te eten. Je wist namelijk niet wanneer je volgende maaltijd zou zijn. Die reflex hebben we nu nog steeds bij lekker eten maar is eigenlijk niet meer van toepassing. Ook lichamelijke beweging is quasi uit het dagelijks leven gebannen. We moeten zelfs al sporten uitvinden om genoeg te bewegen! Classificatie: Ondergewicht <18.5 Normaal gewicht 18.5-24.9 Overgewicht 25.0-29.9 Obesitas >30.0 1e graad 30.0-34.9 2e graad 35.0-39.9 “Obees” - % lichaamsvet: vrouwen 30 / mannen 25
3e graad (morbiede) >40.0
WHO Global Database on Body Mass Index http://www.who.int/bmi/index.jsp v The global epidemic of overweight and obesity - "globesity" - is rapidly becoming a major public health problem in many parts of the world. v Paradoxically coexisting with undernutrition in developing countries, the increasing prevalence of overweight and obesity is associated with many dietrelated chronic diseases including diabetes mellitus, cardiovascular disease, stroke, hypertension and certain cancers. v This database provides both national and sub-national adult underweight, overweight and obesity prevalence rates by country, year of survey and gender. The information is presented interactively as maps, tables, graphs and downloadable documents. These can be accessed by clicking on the respective tabs above; then the data can be displayed after selecting the country, year and indicator required.
30
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Gemiddelde BMI-waarde, mannen en vrouwen per leeftijdsgroep, Vlaams Gewest, 2004. de gemiddelde vlaamse man heeft overgewicht
BMR, “basal metabolic rate”in functie van leeftijd aantal energie dat een lichaam in rust verbruikt om zich in stand te houden. Daalt bij toenemende leeftijd. MAAR op 13-14jaar worden eetgewoontes geïnstalleerd voor een hoger BMR kan zich wreken op oudere leeftijd! Belangrijk op steeds je eetgewoontes aan te passen.
31
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Evolutie doorheen de tijd van indicatoren van overgewicht, voeding en beweging voor het Vlaamse gewest (Bron: Gezondheidsenquête WIV)
Gemiddeld BMI volwassenen % volwassen overgewicht % volwassen obesitas % jongeren overgewicht % jongeren obesitas % gezondheidsricico door gebrek lichaamsbeweging % 1x/week lichaamsbeweging % min 30min/dag beweging % dagelijks fruit % dagelijks groenten % dagelijks bruin brood % 1x / week vis % dagelijks gesuikerde frisdrank
1997 24.6 40.4 9.6 13.0 4.4
2008 25.3 47.2 13.7 16.8 4.3
28.7 36.8 nb Nb nb nb nb nb
21.7 40.8 45.5 66.0 87.7 66.5 65.0 27.2
Deelname aan vrijetijdssport door 14--‐t/m 85--‐jarigen (percentages) in Vlaanderen anno 2003--‐2004, uitgesplitst naar onderwijsniveau (Bron: Scheerder et al., 2007) Hoogst behaald diploma (geen) lager onderwijs Lager secundair Hoger secundair Hoger Universitair Dagonderwijs
Actieve deelname MAN 41.6 65.9 76.8 81.8 87.4 96.0
Actieve deelname VROUW 33.2 51.8 65.7 76.7 82.5 92.9
Actief lid MAN 25.6 33.2 38.8 39.2 37.5 51.2
Actief lid VROUW 5.3 12.9 23.0 29.2 35.1 37.4
Obesitas wordt meer en meer een lower social class problem; alsook sportgewoonten Procentuele verdeling BMI-categorieën (jongens & meisjes 2,5 tot 18 jaar), Vlaams Gewest, 2003-2008
32
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Voedingspatroon jongeren • 18% van de 17-18-jarigen ontbijt nooit. • % jongens,11-12 jaar, en meisjes, 13-14 jaar, dat dagelijks ontbijt is in 2006 gedaald in vergelijking met 2002. • Leerlingen BSO ontbijten minder dagelijks en minder met hun ouders dan jongeren uit de andere richtingen. • In 2006 is de consumptie van fruit en groenten gestegen in vergelijking met 2002. • Drinken van gesuikerde frisdrank is gedaald bij de jongens en licht gestegen bij de meisjes in 2006 vergeleken met 2002. • Jongens zijn iets meer obees of lopen iets meer het risico om obees te worden (pre-obees) dan meisjes. • Meer meisjes vinden zichzelf te dik en deze perceptie stijgt met de leeftijd. Het dieetgedrag bij de meisjes stijgt dan ook met de leeftijd. Jongeren uit het ASO zijn vaker tevreden met hun gewicht. Baby heeft 18% kans om obesitas te krijgen. Van de 7jarige obesen heeft 40% kans om een obese volwassene te worden. “In 1997 bijna 13% (in 2006 14%) van de Belgische kinderen lijdt aan overgewicht, 2% (in 2006 3%) aan obesitas. “Aantal kinderen met overgewicht is in 10 jaar tijd verdubbeld en het aantal obese kinderen zelfs verviervoudigd.” (UZA) “De jongeren die zich aanboden voor rekrutering in het leger die meer wogen dan 100 kg verviervoudigde tussen 1968 en 1988.”
Obesitas - Ziekte - Overgewicht en obesitas zijn gekende risicofactoren voor: - diabetes - respiratoire aandoeningen - hartziekte (bv. slaapapnoe) - infarct - kankers (bv. colon, borst) - hoge bloeddruk - mortaliteit - galblaasaandoeningen - Invloed van vetweefselverdeling op gezondheidsrisico : • “appels” versus “peren” ~ Androïde vorm versus Gynecoïde vorm ( eerste meeste risico) Hoger BMI hoger risico op vroegtijdige sterfte - Obesitas is ook geassocieerd met niet-fatale klachten: • psychologische klachten (depressie en angst), huidklachten, spier- en gewrichtsklachten, onvruchtbaarheid. Metabool syndroom - Verhoogd risico op cardiovasculaire pathologie - Verhoogd risico op suikerziekte (diabetes, type II) (nu 5% van de bevolking, voorspeld is 10% in 20 jaar) 33
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie Metabole syndroom is een combinatie van 3 van de volgende eigenschappen: verhoogd bloedglucose, lendenomtrek, triglyceriden, cholesterol en hoge bloeddruk. World Cancer Research Fund (WCRF) & American Institute for Cancer Research • Borst- en darmkanker is in >40% te voorkomen met gezonde voeding, voldoende beweging en een optimaal gewicht. – USA : ± 45% van het aantal gevallen van darmkanker zou kunnen voorkomen worden. – UK: het aantal gevallen van borstkanker zou met ongeveer 42% kunnen verminderen. • Ongeveer een derde van de meest voorkomende kankersoorten in rijke landen en een kwart van de kankertypen in arme landen zouden kunnen voorkomen worden (uitgezuiverd voor het effect van roken). Obesitas is een risicofactor voor kanker Oorzaken van obesitas Genetische factoren • Erfelijkheid van gewicht en obesitas (40-70%) Er is een verschil in calorie-opname naar termogenese en vetopstapeling Omgevingsfactoren • Eerder gesitueerd buiten de familiekring; gewoonte, voorkeuren. (adoptie-studies) Psychologische factoren • Emotioneel eten (verveling, verdriet, woede). Ziekten en medicatie In de VS zijn er nu al “Lifestyle clinics” waar er een aanpassing van de levensstijl wordt nagestreefd. Vnl om te stoppen met roken, tvv gezonde voeding & voldoende beweging. DE ACTIEVE VOEDINGSDRIEHOEK Brede basis van activiteit! 3x 30 min zweten per week
DE NATIONALE VOEDSELCONSUMPTIEPEILING Zo werd een “realistische” voedingsdriehoek opgesteld, hoe die écht wordt ingevuld en de resultaten zijn allesbehalve vrolijk: er wordt veel te weinig bewogen, er wordt veel te veel vlees gegeten en ook restgroep is overdadig aanwezig • 2004-2005: eerste voedselconsumptiepeiling – Mondelinge vragenlijst + computer-gestuurd interview + voedselfrequentievragenlijst – Steekproef van alle Belgische inwoners > 15jr (n= 3200) • Onderzoek naar verschillen in: – Maaltijdpatronen – Energie-inname – Inname van voedingsmiddelen en nutriënten • Verschillende subgroepen van de bevolking; – Socio-demografische variabelen – Leeftijdsvariabelen • 12-18% van de bevraagde populatie gebruikt minder dan eens per week melk of melkproducten 34
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie • Amper 30 tot 50% gebruikt dagelijks fruit. 10-15% van de ondervraagde bevolking eet zelfs minder dan 1x/week een stuk fruit • Er is een dagelijkse gebruiksfrequentie van zoute of zoete snacks bij 50-66% van de volwassen bevolking en tot 75% van de jongere groep (15-18 jaar) • Ongeveer 10% van de bevolking gebruikt voedingssupplementen • Vegetarische producten worden slechts sporadisch gebruikt Percentage mannen en vrouwen met overgewicht die gewicht wilden verliezen of hun huidige gewicht behouden, volgens methode, Vlaams Gewest, 1997-2001-2004. Diëten Mannen 2004: 80%; vrouwen 2004: 91.6% Lichaamsbeweging 2004 Mannen 51.8%, vrouwen 34.0% Roken 2004 man 4.5, vrouw 6.9 Zorgen om gewicht • Body dissatisfaction : – Meeste meisjes/vrouwen willen magerder zijn – Meeste jongens/mannen willen groter/sterker zijn Sterke geslachtsverschillen in interpretatie van gewicht! Jongens overschatten zich in sterkte, meisjes overschatten hun gewicht • Rol sociale klasse, etnie/cultuur/familie • Psychologische factoren (beliefs, moederdochterrelatie, druk om controle te nemen over “lot”) •… Eetstoornissen kunnen zich snel ontwikkelen na een extreem dieet
Ice cream consumed as a function of preload and restraint/unrestraint eating status Mensen die zeer sterk of net niet op hun eten letten Preload 0: er wordt geen preload toegediend ( milkshake) ; Preload 1: er wordt 1 milkshake toegediend; Preload 2: er worden 2 milkshakes toegedoend. Low restraint: de al gevulde mensen zullen steeds minder bijpakken ( tot aan verzadigingsgrens) high restraint: de niet gevulden zullen niks eten ( dieetgrens nog niet overschreden) ; de wél gevulden zullen net meer eten omdat hun dieetgrens toch al overschreden is en bovendien hun verzadigingsgrens hoger ligt door meer honger. ~ I blew it all effect; te verklaren met Boundary Model Boundary Model
35
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Possible pathways between depression, emotional and external eating. A structural equation model Ouwens et al., Appetite, 2009 Eten werkt troostend ( kan ook geconditioneerd zijn!)
Psychological and behavioral risk factors for obesity onset in adolescent girls: a prospective study; Self-reported dietary restraint, radical weight-control behaviors, depressive symptoms, and perceived parental obesity -- but not high-fat food consumption, binge eating, or exercise frequencypredicted obesity onset. high-risk youths are not engaging in effective weight-control methods Klinische behandeling van obesitas • Cognitieve gedragstherapie • Farmacotherapie • Chirurgie • “Very low calorie diet” (VLCD) • Lichaamsbeweging Voordeel van gewichtsverlies - Gunstige invloed op fysieke, metabolische en endocrinologische complicaties - Verbetert depressie, angst, psycho-sociaal functioneren, stemming en “quality of life” verbeteren Zelfs al ga je van obees naar overgewicht! Behandeling van obesitas – multimodale benaderingen • verandering voeding (VLCD, BDD) • verandering beweging • cognitieve gedragstherapie – “realistic goal setting” – herkennen kritische “cues” » externe cues » emotie- en stressregulatie » gedachten – sociale steun – motivatie en hervalpreventie – zelfhulp groepen
36
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
Gewich zal uiteindelijk stabiliseren, zowel bij een hoog kcal- als laag kcal- opname! hoog kcal? Meer vetten naar termogenese dan vetopslag lage kcal? Lager BMR : zuiniger lichaam Bij sport werkt het BMR verhoogt tot 8 uur erna! Long-term efficacy of dietary treatment of obesity: a systematic review of studies published between 1931 and 1999 C. Ayyad and T. Andersen Zowel Very Low Calorie Diets als bij Balanced Deficit Diet hebben op de long run eenzelfde effect! Weight loss surgery for obesity The review found that surgery results in greater weight loss than conventional treatment in people with BMI greater than 30 as well as those with more severe obesity. Surgery also leads to some improvements in quality of life and obesity related diseases such as hypertension and diabetes. However, complications (for example pulmonary embolism), side-effects (for example heartburn) and some deaths may occur. Although several different surgical procedures are available, not all have been compared with each other. Operaties werken maar houden wel serieuze risico’s in!! Systematic review: an evaluation of major commercial weight loss programs in the United States the largest reported a loss of 3.2% of initial weight at 2 years. Hier zijn weinig écht wetenschappelijke studies over gedaan en de resultaten vallen eerder tegen. Conclusies • Vermijd strenge dieten – Tenzij medisch noodzakelijk (en begeleid) – Vermager traag de winst is namelijk snel verloren! 37
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie • Focus op verandering van,voedingsgedrag, niet op gewicht – Lijd geen honger (eet regelmatig) – Eet anders • Ontwikkel nieuwe, gezonde voedingsgewoonten – Kies gezond eten, laag in calorieën, seizoensgebonden – Maak zoveel mogelijk zelf klaar (ingrediënten; portiegrootte) – Eet lekker, bewust en in goed gezelschap • Lekker kun je leren!! • Inbedding in andere leefstijl – Beweeg – In groep? • Realistische doelen ; – Accepteer erfelijkheid – Heb gematigde verwachtingen (max 10%) Beter een kilo per maand dan een kilo per week: realistischer! – Op de lange termijn – Reken hervalmomenten in en doe voort..
38
Gezondheidspsychologie 2012-2013; Preventie & Gezondheidspromotie
39