Leren van ondernemers in de module Management van leghennen in alternatieve systemen
Een case studie ter onderbouwing en verder ontwerp van Inspirerende Leeromgevingen voor ondernemers.
Patricia Gielen Noor van der Hoeven
Educatie en Competentie Studies WUR.
© Copywright
Overname van tekstdelen is toegestaan mits met bronvermelding.
Voor meer informatie over deze publicatie kunt u contact opnemen met: Patricia Gielen Onderzoeker Wageningen University and Research Centre Department of Social Sciences Education and Competence Studies P.O.Box 8130 6700 EW Wageningen Tel: + 31 317 48 43 32 Fax: + 31 317 48 45 73 Website Http://www.socialsciences.wur.nl/edu
1 !
Leren van ondernemers in de module Management van leghennen in alternatieve systemen 1
Aanleiding
Een leven lang leren is een belangrijk thema in het denken over beroepsonderwijs. Dat mensen niet alleen op school maar ook daarbuiten leren is niet zo’n vreemde of heel nieuwe gedachte. Maar hoe dat leren ondersteund, gefaciliteerd, bevorderd kan worden, dat is nog een punt van discussie. Middels deze rapportage tracht de onderzoeker een bijdrage te leveren aan die discussie. De bijdrage komt voort uit een samenwerkingsverband tussen het Plan Dienstverlening Deelplan 1 project 3 zoals dat wordt uitgevoerd door de Leerstoelgroep Educatie en Competentie Studies van de WUR (ECS) hetgeen gericht is op het leren van ondernemers in leertrajecten, het LNV-programma 420 Kennisdoorstroom en -circulatie, met name de pilot Kennisdoorstroom en –circulatie in de pluimveesector dat meer gericht is op het optimaliseren van kennisstromen tussen onderzoek en onderwijs en het Netwerkenproject (LNV-414-2) waarin de vraag hoe ondernemers gezamenlijk aan duurzaamheid (een robuustere veehouderij kunnen werken. dat meer gericht is op het leren van ondernemers in netwerken. Deze programma’s kennen dus ieder een wat andere focus. Het accent van deze rapportage sluit aan bij die van het Plan Dienstverlening en is vooral gericht op het leren van ondernemers in de leertrajecten en het ontwerpen van leeromgevingen hen. De centrale onderzoeksvraag in dat project is: ‘Op welke wijze kan worden vormgegeven aan postinitiële leertrajecten voor ondernemers op het terrein van voedsel en groen?’ In deze voorliggende rapportage wordt een uitgebreid verslag gedaan van het leren van ondernemers in de module management van leghennen in alternatieve systemen welke in 2004-2005 is verzorgd door Lohman. In het Plan Dienstverlening zijn nog twee andere leertrajecten onderzocht en kunnen dus ook andere analyses uitgevoerd en conclusies getrokken worden. Hierover wordt in 2005 apart gerapporteerd in een rapportage ‘Onder de Loep genomen’. Centraal onderwerp in het Plan Dienstverlening Deelplan 1 is Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en ook daar zal in deze rapportage aandacht besteed worden. Dat sluit dus aan bij het Netwerken project en het LNVprogramma 420. De wijze waarop de Module Management van leghennen heeft bijgedragen aan het leren van de ondernemers, de kennisdoorstroom en –circulatie en de ontwikkeling van netwerken wordt in deze rapportage beschreven en geanalyseerd. Aanvullend op verslag en de analyse van het leren van de ondernemers in de module Management van Lohman (LNV 414-2) wordt in het tweede deel van de rapportage nader ingegaan op de vraag hoe vraag en aanbod van kennis op het gebied van alternatieve huisvestingssystemen afgestemd en verbeterd kunnen worden. In het eerste deel van de rapportage treft de lezer een korte schets van de achtergrond van het leertraject (de module) en de beschrijving van de opzet van de module de verwachtingen van deelnemers en begeleiders, het verloop van de module en het leren van de ondernemers en de effecten in termen van competenties en performance. De analyse richt zich op een sterkte zwakte analyse met extra aandacht voor kennisdoorstroom en –circulatie en het leren in netwerken van ondernemers en de begeleiding van de deelnemers. Om de tekst te verlevendigen zijn uitspraken van begeleiders en ondernemers opgenomen. De ondernemers hebben fictieve namen gekregen en hun uitspraken zijn steeds tussen quotes geplaatst en cursief gemaakt. Het tweede deel van de rapportage gaat nader in op de vervolgactiviteiten die naar aanleiding van de verzorgde module zou kunnen worden ingezet. Deze omvat een inventarisatie van kennisvragen en actoren die in de toekomst een rol (kunnen) spelen en een eerste concept uitwerking hoe deze kennisvragen aangeboden zouden kunnen worden. Daarvoor maakt de onderzoeker gebruik van het ontwerp van Inspirerende leeromgevingen voor Ondernemers (Kupper, 2003) dat binnen ECS ontwikkeld is en dat in het Plan Dienstverlening project 6 nader onder de loep genomen en verder ontwikkeld is. De auteur hoopt op deze wijze een zinvolle bijdrage te leveren aan de discussie over de vormgeving van het pluimveehouderijonderwijs en de verbetering van de kenniscirculatie en –doorstroom in de pluimveehouderijsector.
2 !
Inhoud 1 Aanleiding 2 Achtergrond van de module 3 Opzet traject • Doelgroep • Actoren • Tijdspad • Instrumenten • Te ontwikkelen competenties en performance • Typering module als Inspirerende Leeromgeving voor Ondernemers 4 Verwachtingen deelnemers en begeleiders • Achtergrond geïnterviewde deelnemers en begeleiders • Motivatie en verwachtingen van de deelnemers en begeleiders • Maatschappelijk verantwoord ondernemen en welzijn dieren • Verwachte competentie en performance 5 Verloop van de module • Wijzingen • Verloop eerste middag • Verloop tweede middag • Verloop derde middag • Begeleiding 6 Leren van ondernemers tijdens de module • Terugblik op de middagen • Huiswerk • Groep • Begeleiders • Aanvullend • Verworven competenties en performance • Reflectie van de begeleiders op het traject 7 Analyse Sterkte – zwakte analyse module • Opzet • Verloop • Verwachtingen en leren van begeleiders • Verwachtingen en leren van de ondernemers Aanvullende analyse • Het oprichten van studieclubs • Kennisdoorstroom en –circulatie 8 Vervolgactiviteiten op module Management van leghennen in alternatieve huisvestingssystemen • Nadere achtergrondinformatie • Inventarisatie kennisvragen en kennisaanbod • Het aanbod in inspirerende leeromgevingen • Aanvullende opmerkingen 9 Literatuur
1 4 4 4 5 6 6 6 7 7 8 8 9 9 10 10 11 12 13 14 14 14 16 16 17 18 19 20 20 20 21 22 22 22 22 22 23 25 25 25 28 31 32
3 !
De module Management van leghennen in alternatieve systemen 2
Achtergrond van de module
Deze paragraaf biedt een korte schets van de aanleiding tot het ontwikkelen van het de module Management van leghennen in Alternatieve Systemen en de ontwikkelingen in de pluimveehouderij sector en het pluimveeonderwijs. Ook kan hier verwezen worden naar de rapportage Kennisdoorstroom en –circulatie, een pilotstudie Dier, van F. Geerling-Eiff en M. de Beuze (2005) waarin een inventarisatie van andere initiatieven in de sector opgenomen is. Net als andere intensieve veehouderijtakken staat de pluimveesector (leghennen en vleespluimvee) onder druk. De prijzen dalen, de markt internationaliseert, het aantal pluimveehouders in de sector en het aantal studenten in het agrarisch onderwijs nemen af terwijl de kennisinfrastructuur afbrokkelt. Tegelijkertijd neemt de maatschappelijke druk om voedsel veilig te produceren en dierenwelzijn in acht te nemen toe. In het kader van dierenwelzijn stelt de EU vanaf 2012 een verbod in om leghennen in conventionele batterijsystemen te huisvesten. De sector moet dus op Europese schaal een omschakeling naar verrijkte kooihuisvesting of alternatieve systemen maken. Eieren uit alternatieve systemen brengen anno 2005 meer op dan eieren van hennen uit kooisystemen. De Nederlandse leghennensector neemt op de internationale markt een goede positie in en loopt voorop met de huisvesting in niet-kooisystemen ten opzichte van de andere EU landen. Er wordt hard gewerkt aan het ontwikkelen van allerlei type alternatieve systemen: scharrel, uitloop, en biologisch. Steeds meer pluimveehouders met kooi-systemen (per 2005 is meer dan 50% van de hennen in Nederland in nietkooisystemen gehuisvest) zijn al overgeschakeld of schakelen in de nabije toekomst over op alternatieve huisvesting. Hoewel dat een goede zaak is blijkt het ook dat de kennis in de sector over het huisvesten in alternatieve systemen nog lang niet optimaal is. In het licht van deze ontwikkelingen (een toenemend aantal leghennen houders die overschakelen, kennisontwikkeling in de sector staat onder druk door ontwikkelingen in onderwijs en onderzoek, terwijl het kennisniveau van de leghennenhouders nog sterk in ontwikkeling is) heeft Lohman, als leverancier van leghennen het initiatief genomen een cursus te ontwikkelen om het kennisniveau in de sector te verbeteren. Dat heeft zij overigens in nauwe samenwerking gedaan met instellingen als de Gezondheidsdienst voor Dieren, Animal Science Group Wageningen University and Research Centre (ASG-WUR) en Social Science Group (SSG-WUR) terwijl zij ook moeite heeft genomen om partijen uit het onderwijs zoals PTC+ en het bedrijfsleven zoals veevoederleveranciers en ervaren pluimveehouders bij het traject te betrekken. Deze brede samenwerking werd mogelijk doordat het initiatief paste binnen de kaders van het programma Netwerken (LNV, 414-2) en via Netwerken de inbreng van onderzoekers in het proces en als expert mogelijk werd.
3
Opzet traject
In deze paragraaf wordt de opzet van de module gepresenteerd met aandacht voor de doelgroep (voor wie is het traject bedoeld), de actoren die een rol spelen in (de ontwikkeling van) de module, het tijdspad, instrumenten en de competenties en performance die in het traject ontwikkeld worden.
Doelgroep Uit oriënterend onderzoek door Lohman (najaar 2003) blijkt dat bij de overschakeling van kooisystemen naar alternatieve huisvesting het management van leghennen in alternatieve systemen moeilijker is dan in kooisystemen en dat problemen sneller uit de hand lopen. Het management van de verschillende systemen is nog volop in ontwikkeling en er worden geen cursussen aangeboden. Er zijn wel studieclubs voor leghennenhouders maar het aantal clubs dat zich richt op alternatieve systemen is nog beperkt. De module Management van leghennen in alternatieve systemen is een van de drie modules die Lohman aanbiedt aan ondernemers in de sector die van plan zijn over te schakelen op alternatieve huisvestingssystemen of dat al gedaan hebben. Gezien de opzet van het traject konden leveranciers zich niet aanmelden voor de module diermanagement.
4 !
Actoren Als internationale fokkerij-organisatie in de leghennensector is Lohman gebaat bij een goed kennisniveau van Nederlandse leghennenhouders en in de ontwikkeling van die kennis heeft zij ook het nodige aan kennis te bieden. Daarom neemt het bedrijf het initiatief om de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een cursus nader te onderzoeken. Daarbij staat het bedrijf een rol als katalysator en coördinator voor ogen en wordt van meet af aan gezocht naar samenwerking met onderzoek, bedrijfsleven en pluimveehouders, andere deskundigen in de sector en het blad Pluimveehouderij. Het is de ambitie een goede, dynamische en up-to-date cursus te ontwikkelen die interessant is voor pluimveehouders. Dat blijkt lastig omdat zowel de opleidingsbehoefte als de randvoorwaarden van pluimveehouders die omschakelen naar alternatieve systemen niet erg helder zijn. Om daar meer zicht op te krijgen is een aanvullend marktonderzoek verricht waarin 16 pluimveehouders in diverse stadia van overschakeling geïnterviewd zijn. Immers, voor het welslagen van de cursus zijn voldoende deelname en een goede communicatie met de pluimveehouders van groot belang. De belangrijkste conclusies uit het marktonderzoek zijn: • Laat ervaren pluimveehouders en onpartijdige mensen uit de praktijk een rol spelen in de cursus • Biedt voldoende mogelijkheden voor het uitwisselen van praktijkervaringen • Splits de cursus op in modules rond interessante thema’s zoals koppelmanagement, diergezondheid, stalinrichting en economie • Organisatie: middag cursus, beperkt aantal middagen per module, maximaal 20 personen per groep, maximale reistijd 1 uur, maximale kosten 50 euro. Op basis van deze resultaten heeft Lohman een coördinerende en leidende rol bij het ontwikkelen van de cursus op zich genomen. Ter ondersteuning van de invulling van de cursus zijn klankbordgroepbijeenkomsten met ervaren pluimveehouders en met buitendienstmedewerkers van broederijen en mengvoederbedrijven georganiseerd. Om de cursus te realiseren zijn onderzoek en bedrijfsleven uitgenodigd om de cursus mee in te vullen. In het bedrijfsleven is gezocht naar markleiders die een nuttige inhoudelijke bijdrage konden leveren, in het onderzoek naar onderzoekers die een praktische vertaling van onderzoek konden verzorgen. Met behulp van een bijdrage uit het programma Netwerken van het Ministerie van LNV en bijdragen in natura uit het bedrijfsleven en een flinke investering door Lohman is het traject financieel rondgezet. De cursus is in oktober 2004 van start gegaan en in april 2005 afgerond. De cursus is in drie regio’s verzorgd: In het Noorden, Zuiden en Midden van het land. Het traject bestond uit drie modules van drie middagen waarvoor de pluimveehouders zich apart konden inschrijven: Diergezondheid (2 groepen), Diermanagement (3 groepen) en Stalinrichting en economie (2 groepen). In totaal hebben 64 mensen zich ingeschreven voor de cursus waaronder 56 pluimveehouders die zich gemiddeld voor 2 modules hebben ingeschreven. Van de pluimveehouders had een kwart vrij veel ervaring, de helft beperkte ervaring en een kwart geen ervaring in alternatieve huisvestingssystemen. Voorafgaand aan de start van de module diermanagement hebben de onderzoekers van de leerstoelgroep Educatie en Competentie Studies van Wageningen UR (ECS) overlegd met de coördinator van de cursus van Lohman. Zij hebben de idee om de pluimveehouders hun ervaringen met elkaar te laten delen en te ondersteunen met beschikbare kennis ondersteund. In gesprekken over competentiegericht onderwijs is het ontwerp van inspirerende leeromgevingen voor ondernemers aangeboden als achtergrondinformatie en ter inspiratie. De invulling van de module management bleek lastig voor de coördinator omdat de meest gangbare opzet van een cursus waarin deskundigen presentaties houden voor dit onderwerp niet zou voldoen. Het aanbod van kennis op gebied van management van leghennen is nog gefragmenteerd terwijl de praktische bruikbaarheid van de beschikbare kennis beperkt is. Er is dus eenvoudigweg te weinig kant en klare kennis beschikbaar en iedere bedrijfssituatie verschilt dermate sterk dat een dergelijke gangbare aanpak voor het onderwerp management niet zinvol zou zijn. Aangespoord door de klankbordgroep en de onderzoekers van ECS heeft de coördinator de ondernemers tot experts op hun bedrijf benoemd en naar een alternatieve opzet van de cursus met een meer centrale rol van de deelnemers gezocht waarin een appèl wordt gedaan op de ervaringen van de ondernemers zelf. Coördinator “…. de thematiek geweest die ik gaandeweg ontwikkeld heb, zo van u bent de expert en de enige expert op het bedrijf. Dat is niet iets wat ik van te voren verzonnen had. …. elk bedrijf is zo verschillend, er is geen lijn doorheen te trekken dus we draaien het maar om en we zetten de mensen op een voetstuk van u bent de expert. En dat is gewoon omdat niemand het precies weet.”
5 !
Tijdens het overleg tussen de coördinator en de onderzoekers van ECS is veel aandacht besteed aan het laten formuleren van leerdoelen door de deelnemers, manieren om de discussie op gang te krijgen, de rol van huiswerkopdrachten en presentatie om een kwaliteitsslag te kunnen maken in het kennisniveau van de deelnemers en de (on)mogelijkheden om de groepen op een of andere wijze te continueren. Vervolgens hebben de onderzoekers de module diermanagement, groep Midden Nederland, bijgewoond en met een vijftal ondernemers en de begeleiders voorafgaand en na afloop van de module uitvoerig gesproken. De bestudeerde groep van 20 deelnemers is dus een van de drie groepen in het land en de begeleiders hebben het programma steeds al een keer doorlopen in een andere groep.
Tijdspad De module is opgezet in drie onderdelen van drie middagen waarin in een aantal onderwerpen aangeboden wordt en discussie tussen de ondernemers, al dan niet met onderzoekers en deskundigen uit de sector, zoveel mogelijk gestimuleerd wordt. • Eerste middag: o Korte inleiding en kennismaking o Formuleren leerdoelen en discussie o Basisprincipe van het gedrag van kuikens en leghennen. Presentatie door onderzoeker en discussie o Inventarisatie invloeden en factoren m.b.t. buitennesteieren. Werken in twee subgroepen gevolgd door plenaire presentatie en discussie met ervaren pluimveehoudster o Gedrag van kuikens en leghennen m.b.t. pikkerij. Presentatie, discussie en huiswerkopdrachten (waarnemingen in de stal m.b.t. buitennesteieren en pikkerij). • Tweede middag: o Bespreken huiswerk in subgroepen en vervolgens plenair samen met externe deskundigen. o Verenpikken en kannibalisme. Presentatie door begeleider en discussie o Huiswerkopdracht m.b.t verenpikken. • Derde middag o Inventariseren succesfactoren voor opstart koppel, problemen bij opstart. In subgroepen en vervolgens plenair. o Start van de koppel oplegbedrijf. Presentatie door begeleider en discussie. o Evaluatie en afsluiten cursus. De cursus start met een inventarisatie van leerdoelen van de ondernemers en wordt afgesloten met een evaluatie waarin de waardering voor het gebodene en wensen voor de toekomst geïnventariseerd worden.
Instrumenten Het is de eerste keer dat Lohman een cursus van deze omvang en complexiteit ontwikkelt en realiseert en daardoor is het aantal beschikbare instrumenten voor coördinatie en registratie bij de start van het project beperkt. Maar de deelnemers vinden de weg naar de locatie, er zijn lijsten met adressen van deelnemers, werkvormen en hand-outs van de presentaties beschikbaar en de twee begeleiders hebben een duidelijk plan van aanpak voor de drie middagen. Er zijn lokalen, flip-over vellen en deskundigen die kunnen participeren in de discussies geregeld. Gaandeweg doet het bedrijf ervaringen op met het voeren van een cursussecretariaat (registratie aanen afmeldingen, betalingen, routebeschrijvingen, ruimtes, etc.), de coördinatie (afstemmen en afspraken met inleiders van thema’s, tijdsplanning). En aan het eind van de cursus wordt op eenvoudige edoch gestructureerde wijze de module geëvalueerd en interesse voor verdere bijeenkomsten gepeild.
Te ontwikkelen competenties en performance Bij de uitwerking van de module diermanagement staat de verdere ontwikkeling van de expertise van de leghennenhouders centraal. Daarbij worden de leghennenhouders nadrukkelijk beschouwd als experts op hun eigen bedrijf. Diermanagement in alternatieve systemen is lastig: er zijn diverse systemen en de koppels zijn gevoelig voor een veelheid aan factoren. Mede daardoor zijn er ook geen kant en klare managementmodellen beschikbaar. Doel van de module is dan ook de deelnemers ervaringen te laten uitwisselen en de onderlinge discussies over het management te voeden met
6 !
beschikbare kennis bij onderzoek en leveranciers over (onderdelen) van het management. Door ervaringen te delen inspireren de deelnemers elkaar tot novelties (kleine veranderingen) en verdergaande ontwikkeling van het management van leghennen in alternatieve systemen. Het is ook duidelijk dat de discussies over dat management niet in een module van drie dagen afgerond kunnen worden en daarom is het voornemen er om ook aandacht te besteden aan continuïteit van de groepen. Bijvoorbeeld in de vorm van op te richten studieclubs. Mede doordat de uitwisseling van ervaringen en werken aan continuïteit van kennisuitwisseling in de module centraal staan zijn de te ontwikkelen competenties en performance voorafgaand aan de cursus niet erg scherp omschreven. Er is enige openheid gecreëerd om de inbreng van de ondernemers te waarborgen. Wel is duidelijk dat aan een aantal onderwerpen in het management expliciet aandacht besteed zal worden: gedrag van leghennen, buitennesteieren, pikkerij en kannibalisme, start van de koppel (opfok, licht, voer- en wateropname). Deze onderwerpen worden deels als presentatie, deels in de vorm van discussie en huiswerk aan het licht gebracht.
Typering module als Inspirerende Leeromgeving voor Ondernemers Zoals hierboven aangegeven hebben de onderzoekers van ECS uitgebreid gesproken met de coördinator over de opzet van het traject. Daarbij stonden de doelen van de module centraal. Verbetering van de Kennisdoorstroom vanuit de diverse actoren betrokken bij de ontwikkeling van het traject (Lohman, onderzoek, veevoederleveranciers, ervaren pluimveehouders) en kennisuitwisseling tussen de ondernemers (aansluitend bij het thema de ondernemer als expert op zijn eigen bedrijf). De coördinator en onderzoekers hebben uitgebreid gesproken over de inhoud van de kennis, de achterliggende problemen en de in de module te ontwikkelen leerdoelen. De onderzoekers hebben de hoofdlijnen van Competentie Gericht Onderwijs, leren in leertrajecten en het informele leren van ondernemers (tijdens het uitvoeren van het werk) ter sprake gebracht. Zij hebben het ontwerp van de Inspirerende Leeromgevingen (zie ook het tweede deel van deze rapportage waar een volledige presentatie van de leeromgevingen gegeven wort) aangeboden en zijn in een vervolgbijeenkomst verder op ingegaan. De keuze van de coördinator voor de module management in alternatieve systemen is te typeren als een mix tussen twee van de aangeboden Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers (Kupper, 2003), namelijk: • Academy Kenniscirculatie vanuit onderzoeksinstituten uit binnen- en buitenland. Lezingen en voordrachten zijn mogelijke werkvormen, bij voorkeur min of meer interactief. Actoren in de leeromgeving komen uit de wetenschap, zij hebben een brede kijk op ontwikkelingen in de sector en kunnen met de deelnemers over de grenzen heenkijken. Landsgrenzen, maar ook grenzen van vakgebieden. • Master class Innovatieve ondernemers uit de sector die hun sporen hebben verdiend (en ervaren ondernemers uit andere sectoren) kunnen in een master class aan de jongere generatie overdragen hoe je met tegenslagen omgaat, hoe je in de polder een nieuw bestaan kunt opbouwen, etc. Ook ondernemers uit andere sectoren kunnen hierbij betrokken worden. De presentatie door de onderzoeker en de coördinator en technisch begeleider en daarover zijn elementen in de module die aansluiten bij de Academy. Tijdens discussies met de groep zijn de discussies waarin problemen, conflicten en dilemma’s besproken worden en de presentaties (meer frontaal, vergelijk college) elementen die aansluiten bij de Masterclass.
4
Verwachtingen deelnemers en begeleiders
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de verwachtingen van deelnemers aan en begeleiders van de module. Immers, dat wat zij verwachten en hun motivatie voor de module zijn richtinggevend voor de uiteindelijke resultaten daarvan. Voorafgaand wordt de achtergrond van ondernemers en begeleiders kort geschetst omdat dat een beeld geeft van hun werkervaring en aansluit bij hun motivatie en verwachtingen. De ondernemers nemen deel aan de module om iets te leren en dat wat zij leren moet hen ook wat opleveren. Daarom is dieper ingegaan op de competenties en performance die zij in het traject willen ontwikkelen. Ook is aandacht besteed aan de relatie management van leghennen in alternatieve systemen, het thema dierenwelzijn en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
7 !
Achtergrond geïnterviewde de ondernemers en de begeleiders Vijf van de 20 deelnemers in de groep Midden zijn geïnterviewd. Zij hebben allemaal beperkte ervaring in het houden van hennen in volière en scharrelsystemen en twee van hen doen ook huisverkoop. Bij de start van de cursus heeft een van hen helemaal nog geen ervaring omdat de eerste koppel kippen in de loop van de maand afgeleverd wordt. De anderen hebben met een eerste of tweede koppel in alternatief systeem iets meer ervaring. Deze vier ondernemers hebben echter alle vier ook nog kippen in batterijsysteem en plannen om hun dieren in de toekomst in alternatieve systemen te huisvesten. Een van de vijf heeft een technische opleiding gevolgd, de anderen hebben agrarische opleidingen op LAS, MAS of HAS gevolgd. Allen hebben daarnaast velerlei cursussen gevolgd. Drie van hen hebben de voorafgaande module diergezondheid van Lohman gevolgd. Zij raadplegen allen adviseurs en gaan kijken bij collega’s. Vier van hen zijn lid van een of meerdere studieclubs maar slechts een heeft een studieclub waarin de deelnemers ervaringen in alternatieve systemen kunnen uitwisselen, gevonden. De anderen vier hebben wel plannen om dergelijke clubs op te zoeken dan wel op te richten. Twee mensen van Lohman verzorgen, ondersteund door het secretariaat van Lohman, samen de middagen. Beiden hebben veel werkervaring maar hun achtergrond, specifieke kennis en ervaring verschillen. De coördinator is opgeleid als dierenarts en is verkoopleider van Lohman. De ander heeft een HAS opleiding gevolgd en werkt als technisch begeleider van klanten bij Lohman.
Motivatie verwachtingen van de ondernemers en de begeleiders De vijf geïnterviewde deelnemers hebben zich naar aanleiding van een artikel in het het blad Pluimveehouderij aangemeld. De ondernemers hebben een brief gehad waarin de opzet en inhoud van de cursus weergegeven is. Vier van hen verwijzen naar de mogelijkheid om in de cursus praktische ervaringen met andere leghennenhouders uit te wisselen en twee van hen verwijzen ook naar een meer theoretisch aspect van de inhoud (goede sprekers, definities) en een ondernemer verwijst naar de inhoud van de brief die gestuurd is: Bert “… het niveau van scharrelhouders in Nederland hoger te krijgen en dat moet je toch samen doen. En dat kan niet alleen uit een boekje, je moet er over praten. Het is initiatief is hartstikke goed. ……Ik denk dat het wel een goede aanzet is maar het zal moeten gaan rollen.” Twee van de ondernemers geven aan dat zij goed voorbereid willen zijn op mogelijke problemen die er kunnen optreden. Een van die twee ondernemers heeft met de vorige koppel veel problemen en een hoge uitval gehad zonder dat hij er achter kon komen wat de oorzaak was. Carel “Je kunt er zo maar een koppel met problemen bij krijgen dat je totaal niet verwacht. Daar wil ik een beetje op voorbereid zijn.” Edward “Maar je wilt gewoon ervaring hebben want het is gewoon nieuw. Wat doe je er allemaal aan? Dat je niet het lesgeld twee keer moet betalen. Ik heb voor het management gekozen dat je de kippetjes kunt sturen.” Naast de mogelijkheid om met andere ondernemers ervaringen uit te wisselen noemen twee van hen de huiswerkopdrachten en zelfwerkzaamheid. Het minst expliciet in zijn verwachtingen is de ondernemer die nog geen leghennen in huis heeft. Hij verwacht dat het interessant zal worden en hoopt vooral veel praktische dingen te leren. Leren van elkaar in studieclubs is voor deze ondernemers geen onbekende vorm van leren. De idee dat de cursus tot een studieclub zou kunnen leiden roept niet direct enthousiasme op. Drie ondernemers wijzen erop dat het heel belangrijk is dat er voldoende openheid en eerlijkheid in de club heerst opdat er een daadwerkelijk geven en nemen van kennis en informatie plaats vind. Een van hen is op zoek naar een passende studieclub en een ander heeft plannen om halverwege het jaar een dergelijke club te starten. De vierde ondernemer heeft geen behoefte aan een derde studieclub. De vijfde ondernemer is wel op zoek maar heeft het op dit moment te druk met bouwen. De technische begeleider van Lohman had geen specifieke verwachtingen van de module maar hij is er met frisse moed ingestapt. Hij geeft wel vaker presentaties en vindt dat ook leuk om te doen maar het werken met groepen en het leiden van discussies is volledig nieuw voor hem. De coördinator is veel langer en intensiever bezig geweest met de voorbereiding dan de technische begeleider en heeft gaandeweg ook een aantal overwegingen meegenomen en beslissingen moeten nemen. De discussie met de klankbordgroep en de thematiek dat de ondernemer expert is op zijn eigen bedrijf spelen een belangrijke rol bij de opzet van het traject. Voor de coördinator was dit een gehele nieuwe aanpak van een module.
8 !
Coördinator “… wat ik het grootste avontuur vond …voor het eerst hebben we afgezien van het volledig klaar hebben van een presentatie tekst en zeggen van “dit is het, luistert en huivert en we hebben nog 10 minuten discussie”. Dit ging van het omgekeerde uit: 80% moet in de groep gemaakt worden en we nemen het risico of we laten gewoon de groep ons gedeeltelijk inhoudelijk leiden. Het was een experiment.”
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en welzijn dieren De vijf ondernemers is ook gevraagd naar hun definitie van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en gaandeweg die discussie is gevraagd naar de relatie welzijn en management. Zij leggen verschillende accenten maar geven allen aan dat bij Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (=MVO) het met name gaat om de relatie tussen dat wat zij op het bedrijf doen en hoe zij dat doen en hoe de omgeving daarover oordeelt. Een van de ondernemers geeft aan dat MVO ‘gewoon aan de wet voldoen’ is maar doet dat dan weer wel met een uitgebreide toelichting op de normen en waarden die hij daarbij hanteert. Samengevat komt het erop neer dat de een wat sterker het accent legt bij wat burgers willen, een ander verwijst naar milieubelasting en dierenwelzijn een derde meer verwijst naar voedselveiligheid en een ondernemer ook expliciet zijn economische motieven noemt en wijst op de risico’s vanuit zijn ondernemersoptiek. Allen uiten zij hun twijfels ten aanzien van dierenwelzijn of geven zij grenzen aan. Kortom, allen schetsen dilemma’s. De vijf ondernemers vinden enerzijds de alternatieve systemen beter voor het dierenwelzijn, zij genieten ervan dat zij, meer dan in kooisystemen, dichter bij de dieren staan en zij zien dat alternatieve systemen voor burgers acceptabeler zijn dan kooisystemen. Anderzijds zien zij veel problemen: de kippen hebben wel meer bewegingsvrijheid maar kunnen ook massaal gaan pikken en dat risico wordt alleen maar groter wanneer het kappen van de snavels wordt verboden, kippen die buiten lopen vormen een mooi beeld maar bij regen ziet het er zielig uit en bovendien is er het risico van infectiegevaar. Bert “ …..en dat is eigenlijk het kromme van het systeem. Je bent steeds de afweging aan het maken van waar ligt die grens. En wat is dan welzijn hè?” De ondernemers zijn zich dus zowel bewust van de maatschappelijke eisen als de risico’s die het houden van leghennen in alternatieve systemen met zich meebrengen. Hoewel de cursus hen helpt dat management in alternatieve systemen te verbeteren zien zij niet een directe relatie tussen de module en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De coördinator is echter veel explicieter in zijn oordeel. In zijn optiek zijn alternatieve systemen veel meer maatschappelijk verantwoord zijn dan kooisystemen. Hij motiveert dat vanuit het dierenwelzijn en het enthousiasme van de ondernemers voor alternatieve systemen.
Verwachte Competentie en performance De ondernemers is gevraagd wat zij verwachten te leren in de module management. Daarnaast is gevraagd wat zij verwachten dat het geleerde hen dan op zal leveren op hun bedrijf. De geïnventariseerde verwachte competenties en performance blijken tijdens de gesprekken sterk verwant en door elkaar heen te lopen. Bovendien is dat wat zij verwachten te leren sterk afhankelijk van de ervaring die zij al hebben. Vandaar dat ervaring, competenties en performance hier in samenhang gepresenteerd worden. Albert heeft nog geen ervaring met de leghennen in alternatieve systemen. Hij heeft wel vleespluimvee gehad maar dat is, volgens anderen, een totaal andere tak van sport. Hij is zich ervan bewust dat hij al zijn ervaring nog zal moeten opbouwen en dat hij dus nog heel veel te leren heeft. Ondanks dat blijft in zijn omschrijving van dat wat hij wil leren in de module heel praktijk gericht is blijft hij erg algemeen in zijn omschrijving. “… vooral praktische dingen eigenlijk.... En dat was ik natuurlijk ook van plan dus ik dacht dat is echt iets voor mij.” Bert heeft al ruime ervaring met kooisystemen en korte ervaring met een scharrelsysteem, en heeft een volière systeem gepland voor over een jaar. Hij heeft een aantal aandachtspunten voor zichzelf in het hoofd. “Ik denk dat ik nou dadelijk met het volière systeem dat ik dan wel punten heb die ik daar (in de cursus) hoor van ik moet daar op letten en daar opletten….. Ik heb nou een idee van het systeem. Ik denk dat dat dan (einde traject) toch duidelijker of scherper is.” Bovendien ziet hij het belang wel van een goede waarneming van zijn kippen. Hij gaat dan ook vaak met de dierenarts de stal in en leert van hem om goed op de gezondheid te letten.
9 !
“…. om echt naar de kippen te leren kijken. Echt bewust kijken en de tijd ervoor nemen om te kijken. Dat is wel belangrijk.” Bert wil realiseren dat de koppel minder grondeieren legt en hij daardoor minder werk en plezieriger werk in het systeem heeft en dat hij kan antiperen op problemen die zich zouden kunnen voordoen. “Nou als de kippen problemen veroorzaken door of op een hoop te gaan zitten of de eieren op een verkeerde plek te leggen. Dat ik er handvaten voor krijg om dat te voorkomen en het probleem te kunnen aanpakken als het er is.” Ook Carel heeft naast ervaring in kooisystemen wat ervaring opgebouwd in alternatieve systemen. Hij wil vooral zijn kennisniveau verbeteren zodat hij alert kan reageren. Hij heeft in zijn vorige koppel veel problemen gehad en zoekt naar manieren om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen. Daarvoor is hij vooral op zoek naar praktische tips. “.. ik sneller zelf kan reageren zonder een deskundige te hoeven raadplegen. De basiskennis voor ogen krijgen van alternatieve systemen, praktische handvaten krijgen.” Hij doelt daarbij vooral op kennis op het gebied van buitennesteieren, ziektebeheersing en gedrag die ervoor moeten zorgen dat zijn bedrijfsvoering optimaal verloopt. Hij rekent ook voor dat hij al heel mooi verdiend als hij het aantal grondeieren kan terugbrengen of de uitval heel laag weet te houden. Dirk zit samen met zijn ouders in maatschap en zij hebben van oudsher leghennen in kooisysteem. Hij heeft na een jaar werken in het opzetten van jonge hennen nu thuis zijn eerste koppel hennen in alternatief systeem heeft. “Het is pas mijn eerste koppel en je komt wel een hoop dingen tegen.” Hij hoopt dat er in de cursus veel praktische tips naar voren komen en van andere ondernemers leert. Ook hij verwijst naar het belang van praktische tips en het opbouwen van goede routines. “…Ook dat je iets meer van mensen hoort. … Ik hoop toch wel een aantal dingen bij te leren met zo’n cursus. …en dat je met zo’n cursus beseft waarom je zo iets doet…..Ik denk dat je anders goed gek af bent als je weet hoe het beter kan en het niet doet.” Dat moet zich dan vooral uiten in de productie, vooral op het gebied van uitval en een stukje klimaat. Edward heeft ervaring met kooi- en scharrelsystemen. Ook hij wil graag praktische dingen leren van andere ondernemers om zijn bedrijf te optimaliseren en is op zoek naar wat theoretische achtergronden. “Een stukje meer management, bepaalde definities van lichtschema’s of zo of hoe mensen dat doen met bepaalde tijdstippen, wanneer het licht aan gaat of wanneer je moet voeren. Of daar nog iets in te verbeteren is.” Zijn prioriteit op het bedrijf ligt bij het terug brengen van de buitennesteieren omdat hij daar momenteel wat meer problemen mee heeft. Hij merkt ook op dat de module niet het enige moment is dat hij leert maar dat er tal van mogelijkheden zijn. Je moet je oor goed te luisteren leggen bij de voorlichter en alles, …. Ik weet niet of er echt iets nieuws is, ik hoop het dan. Dat je dingen kunt toepassen dat dan werkt.”
5
Verloop van de module
In deze paragraaf wordt het verloop van de module Management voor leghennen in alternatieve systemen geschetst. In een voorgaande paragraaf is de opzet van het traject kort geschetst zodat hier vooral ingegaan wordt op de wijzigingen en de inhoud. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de begeleiding in tijdens de module, de interactie tussen de ondernemers en de ondernemers en de begeleiders en in hoeverre de beoogde doelstellingen bereikt zijn en de evaluatie van de module.
Wijzingen De drie middagen zijn verlopen zoals ze gepland zijn met als enige tegenvaller dat de laatste middag een van de twee begeleiders ziek wordt zodat de groep niet opgesplitst kan worden en zijn taken m.b.t de evaluatie overgenomen worden door een van de aanwezige onderzoekers. De opzet van de cursus is zodanig dat enige ervaring in het houden van hennen in alternatieve systemen gewenst is. Bij het samenstellen van de bestudeerde groep bleek het lastig voldoende pluimveehouders met ervaring uit dezelfde regio bij elkaar te krijgen. Dat bleek zeker bij het werken in de subgroepen gevolgen te hebben: Uiteindelijk zat in een van de twee subgroepen slechts één pluimveehouder met ervaring in alternatieve systemen omdat er een andere ondernemer met ervaring niet is komen opdagen.
10 !
Verloop eerste middag Korte inleiding en kennismaking De coördinator start de middag met een kort welkom waarin wat achtergronden van de cursus gegeven worden. Hij noemt het ontstaan van de module en de samenwerking bij de ontwikkeling van de cursus en geeft een toelichting over de opzet van de module diermanagement. Centraal staat de pluimveehouder als expert op zijn eigen bedrijf. Hij wijst op de noodzaak van ondernemers om zelfkritisch te zijn en van ervaringsuitwisseling . Door met collega’s te praten kunnen zij verder komen met de ontwikkeling van hun bedrijf. De coördinator vraagt tijdens zijn introductie heel expliciet om terugkoppeling vanuit de groep en geeft aan dat het niet de opzet is om de deelnemers te overdonderen met informatie. Integendeel: er zal gewerkt worden in subgroepen, men gaat op stap en er kunnen deskundigen geraadpleegd worden welke voor deze middag met naam en toenaam genoemd worden. De deelnemers stellen zichzelf aan elkaar voor en daarbij wordt al snel duidelijk dat de deelnemers die deels zijn overgeschakeld zich aangemeld hebben om meer kennis op te doen terwijl deelnemers zonder ervaring met alternatieve systemen zich willen oriënteren op de alternatieve pluimveehouderij en op de toekomst. Formuleren leerdoelen en discussie De deelnemers wordt gevraagd om hun leerdoelen te formuleren met behulp van vragen als “Waarom ben je hier? Wat denk je te gaan leren?” Iedere deelnemer vertelt kort wat hij verwacht en de coördinator vat dat nog eens samen in een aantal onderwerpen: Vanuit verouderde huisvesting op zoek naar nieuwe systemen, Leren te kijken naar de kip en het gedrag van de kip beter kunnen verklaren, zo goed mogelijk voorbereid zijn en keuzes maken voor de toekomst. De inventarisatie van de leerdoelen leidt tot een discussie over de keuzes voor de toekomst welke passen in internationale ontwikkelingen. De ondernemers geven aan dat het erg moeilijk is te voorspellen wat er in de toekomst zal gebeuren omdat het de supermarkten en de consumenten zijn die dat bepalen. Zij zien de keuzes voor b.v. een scharrelsysteem toch vooral als korte termijnkeuzes evenals de contracten die zij afsluiten met eierhandelaren. Echter, het bouwen van een systeem is wel degelijk een lange termijn investering. De deelnemers vragen de coördinator ook naar zijn mening en die geeft hij vanuit het perspectief van zijn positie. Zo lukt het hem om gaandeweg de discussie los te weken en beginnen de ondernemers onderling meer met elkaar te praten. Basisprincipe van het gedrag van kuikens en leghennen. In de presentatie van de onderzoeker op het gebied van dierenwelzijn worden een aantal basisonderwerpen welke van invloed zijn op het gedrag van hennen aangestipt: de herkomst van de hedendaagse kip, de zintuigen, ontwikkeling (hoe leren jonge kippen) en gedrag (angst, sociaal gedrag, voedsel zoeken verzorging, nestgedrag) van kippen. Vanuit dat perspectief wordt een relatie gelegd met het onderwerp buitennesteieren. In de discussie die volgt ligt het accent op de samenstelling van het licht en de invloed die dat heeft op het gedrag van de dieren en op de vraag wat het samenklonteren van de dieren kan veroorzaken. De ondernemers gebruiken licht om de dieren te sturen. Uit die discussie blijkt duidelijk dat er veel onbekend is over het gedrag van leghennen en hoe je dat gedrag kunt sturen. De onderzoeker wordt gevraagd een vraag over lichtfrequenties en gedrag van hennen uit te zoeken en het resultaat door te geven aan de coördinator. Inventarisatie invloeden en factoren m.b.t. buitennesteieren. In subgroepen worden de factoren die volgens de ondernemers van invloed zijn op het leggen van buitennesteieren geïnventariseerd. Dat levert in de ene subgroep een lijst met factoren op waarbij de discussie zich toespitst op de invloed van deze factoren op de buitennesteieren. De coördinator vat de discussie steeds kort samen en voedt de discussie door steeds concrete vragen te stellen. Uit de discussie blijkt vooral dat foefjes die op het ene bedrijf werken dat elders niet blijken te doen. Tegen het eind is er in deze subgroep een discussie over de openheid in studieclubs. In de andere subgroep wordt gewerkt met een lijst van problemen en mogelijke oplossingen. De begeleider noemt een ondergrens voor buitennesteieren (0,5%) en geeft aan dat het belangrijk is om zo snel mogelijk wat aan buitennesteieren te doen omdat het na 30 weken erg moeilijk is om het onder controle te krijgen. Met behulp van een schema benoemt de groep een aantal problemen en de mogelijke oplossingen. In de discussie legt de begeleider steeds een relatie tussen de opfok- en legperiode.
11 !
Vervolgens worden de resultaten centraal gepresenteerd in aanwezigheid van een ervaren leghennenhoudster (heeft al 7 koppels gedraaid) gepresenteerd en besproken. De ondernemers in de groep grijpen hun kans en stellen uitgebreid vragen waarop zij in alle openheid antwoord geeft. Ook geeft zij het advies over zaken die nog niet aan de orde geweest zijn: maak de eerste maand dat je een nieuwe koppel in huis hebt geen afspraken buiten de deur, loop iedere avond door de stal voor een algemene controle zodat je de dieren in een vroeg stadium kunt sturen. Gedrag van kuikens en leghennen m.b.t. pikkerij. Tot slot van de middag een tweede presentatie van de onderzoeker op het gebied van welzijn over het pikgedrag van hennen dat in principe natuurlijk gedrag is maar dat ook tot welzijnsproblemen kan leiden. Een aantal begrippen zoals hard en zacht verenpikken, vleespikken, cloacapikken en kannibalisme en rangorde pikken worden toegelicht en met korte filmpjes verduidelijkt. Ook wordt kort toegelicht waarom het belangrijk is om te observeren (interactie hennen leren kennen, herkennen van (ab)normaalgedrag, problemen in een vroeg stadium herkennen en verschillen na interventies registreren. Vervolgens worden instructies gegeven voor de huiswerkopdrachten m.b.t. buitennesteieren en verenpikken. De coördinator wijst nogmaals op het belang van goede waarneming van de kippen en raadt aan deze opdracht samen met anderen te doen. Daarom wordt er een lijst uitgedeeld met namen en adressen zodat de deelnemers die geen kippen hebben bij een ander kunnen gaan kijken. De middag wordt afgesloten met een aantal afspraken, De sfeer is open en levendig, de ondernemers praten met elkaar. Wel lijkt het erop dat de ondernemers met ervaring gemakkelijker contact zoeken dan de ondernemers die nog geen ervaring hebben.
Verloop tweede middag De coördinator start de middag met de mededeling dat er op de vraag over lichtkleuren en intensiteit door de onderzoeker geen afdoende antwoord in de literatuur gevonden is. Een van de deelnemers meldt dat hij een bron heeft en deze zal opzoeken. Verder wordt de komst van drie deskundigen uit de veevoedersector aangekondigd. Bespreken huiswerk. In dezelfde subgroepen als tijdens de eerste middag worden de huiswerk opdrachten doorgesproken. De coördinator heeft in zijn subgroep slechts één set van waarnemingen die drie personen op één bedrijf hebben gedaan. Deze waarnemingen worden uitgebreid behandeld maar de gegevens bieden natuurlijk geen bron voor vergelijking. Bovendien is de waarneming gedaan door een ervaren pluimveehouder en twee die geen ervaring hebben in alternatieve systemen. Zo wordt de straal waarin de dieren zich op mensen in de stal richten besproken en komt het risico van kippen die mensen volgen ter sprake. De coördinator vraagt de ervaren ondernemer uitgebreid naar de verschillen tussen koppels, verschillen in opfok, de mate van agressie, de verdeling over de stal, de tekening van de stal en waar de knelpunten zitten, een lichtschema en rondes om buitennesteieren te rapen. Gaandeweg komen de deskundigen binnen. De ondernemers en de coördinator vragen de deskundigen om hun mening. De discussie wordt levendiger en behandelt diverse onderwerpen zoals voor- en nadelen van opsluiten op de beun, prijzen van de kippen, het tijdstip van opzetten. De discussie wordt gaandeweg zelfs fel. De deskundigen beweren dat alle ondernemers stroomdraadjes gebruiken maar juist de ene ondernemer met ervaring in de subgroep is daar fel op tegen. In de andere subgroep wordt ondertussen op gestructureerde wijze het onderwerp buitennesteieren afgehandeld. Dan gaat men verder met het invullen van een schema om de diverse waarnemingen met betrekking tot het verenpikken te vergelijken. In totaal hebben vijf ondernemers zeven waarnemingen gedaan. Er wordt steeds gevraagd naar aanvullende informatie en aan het eind worden een vijftal conclusies getrokken: • het optreden van pikkerij staat in relatie met stress; • het zijn vaak lichtere kleur kippen die gepikt worden (of de minderheid?); • aanbieden vluchtgelegenheid geeft minder pikken en kannibalisme en verlaagt de bezetting op strooisel en beun; • op later leeftijd wordt pikken pas een probleem; • inventarisatie van uitval door pikkerij en kannibalisme is erg moeilijk.
12 !
Tot slot vertelt een van de ondernemers dat hij met behulp van de praktijkervaringen opgedaan tijdens de eerste middag het aantal buitennesteieren flink heeft weten terug te dringen. Ook dat levert natuurlijk de nodige discussie op. In het plenaire deel ligt het accent op het kappen van snavels en de relatie met verenpikken en de relatie met opfok. De deskundigen brengen hun mening naar voren maar de discussie wordt toch vooral tussen de ondernemers gevoerd. Verenpikken en kannibalisme. De coördinator geeft een presentatie over de invloed van fokkerij op verenpikken en kannibalisme. Hij gaat daarbij uitgebreid in op verschillende vormen van verenpikken en de factoren die het ontstaan van verenpikken beïnvloeden. In de fokkerij is het probleem uitgebreid onderzocht en via familieselectie gezocht naar de mogelijkheden om het probleem te verhinderen. De presentatie eindigt met een beperkte parade van hennen die minder neiging tot kannibalisme hebben. Huiswerkopdracht m.b.t verenpikken. De huiswerkopdracht is in feite een herhaling van de vorige opdracht over verenpikken. Verder het verzoek om zoveel mogelijk spullen en ervaringen mee te nemen de volgende keer omdat het dan over de start van de koppel zal gaan. Tot slot het verzoek aan de deelnemers van de coördinator om na te denken over hoe het van elkaar leren in de toekomst gevolg zou kunnen krijgen. Tijdens deze tweede bijeenkomst zijn een aantal zaken over pikkerij en buitennesteieren opnieuw de revue gepasseerd. Ook op deze dag blijken de ervaren pluimveehouders gemakkelijker de discussie met de deskundigen aan te gaan dan de onervaren pluimveehouders.
Verloop derde middag De middag start wat rustiger dan de voorgaande middagen. Er is een begeleider aanwezig. Een van de deelnemers deelt zijn meest recente ervaringen met de andere ondernemers en meldt dat hij problemen heeft gehad met kippen die niet op de beun wilden en dat dat uiteindelijk via een andere belichting toch gelukt is. Inventariseren succesfactoren voor opstart koppel, problemen bij opstart. De begeleider laat de deelnemers de succesfactoren voor een goede opstart van de koppel inventariseren. Het is voor de meeste deelnemers een wat lastige exercitie omdat zij slechts een keer, hooguit twee keer zelf een koppel hebben opgestart. De voorbereiding, planning, opzetten en eerste dagen en maanden met een nieuwe koppel komen ter sprake. De begeleider stelt hen bvragen wanneer de inventarisatie stokt en de ondernemers vragen steeds naar normen voor opstart (hoe op tijd is bijtijds, welke verlichting? Wat gebeurt er als….?). De begeleider beantwoordt de vragen zorgvuldig en daagt de ondernemers via verdere vragen uit dat wat ze weten naar voren te brengen. Hij probeert ze gaandeweg een aantal principes over fysiek gestel en het gedrag van de kippen aan te reiken die een vlotte opstart bevorderen. Gaandeweg komen de meeste onderwerpen aan bod die van belang zijn. Start van de koppel op legbedrijf. Tijdens het tweede deel van de middag is middels een uitgebreide (28 dia’s) en gedetailleerde presentatie het hele proces van de opstart nogmaals gestructureerd doorlopen. Als onderwerpen worden gepresenteerd: • Opstart koppel begint bij opfok • Kwaliteitseisen voor de alternatieve jonge hennen • Water- en voeropname stimuleren in de eerste weken • Lichtschema en voederbeurten • Fysiologie rondom de productie van eieren. Tijdens de presentatie geeft de begeleider zeer veel achtergrondinformatie en aandachtspunten. Voor een enkeling is de presentatie erg lang maar de meeste deelnemers luisteren aandachtig en stellen weloverwogen vragen. Het verhaal en de antwoorden van de begeleider biedt de groep de mogelijkheid om de inventarisatie eerder die middag gestructureerd te herhalen en wat meer diepgang te krijgen in hun kennis. Hij geeft, waar mogelijk, ook criteria. Opvallend is ook dat meer theoretische onderdelen zoals het ruien en de fysiologie rondom de productie van de eieren voor de deelnemers
13 !
interessant lijken te zijn. De begeleider weet ook concrete handvaten te geven en de relatie met het management (bijvoorbeeld het opvoeren van het lichtschema) te leggen. Evaluatie en afsluiten cursus. Voordat de module afgesloten wordt is met behulp van een snelle evaluatie een algemeen beeld verkregen van de waardering van de cursisten voor de module. De ondernemers konden op een vijf puntsschaal van zeer oneens tot zeer eens scoren op een drietal stellingen. De ondernemers zijn zeer tevreden (7 maal) tot tevreden (3 maal) over de module en vinden dat zij nuttige vakkennis hebben opgedaan (1 neutraal, 6 maal eens, 3 maal zeer eens). Ook vinden zij dat zij nuttige ervaringen met collega’’s hebben uitgewisseld (3 maal neutraal, 7 maal eens). Van de 10 deelnemers die de evaluatie hebben ingevuld willen er 7 ook in de toekomst op de hoogte gehouden worden. De sfeer is op deze laatste middag wat rustiger dan die van voorafgaande middagen maar zeker wel geconcentreerd en constructief. De deelnemers kennen elkaar en twee van hen proberen soms ook de anderen uit te dagen om uitspraken te doen en discussie te ontlokken.
Begeleiding De twee begeleiders van Lohman hebben een duidelijke taakverdeling in de cursus. De coördinator verzorgt de algemene lijn en de plenaire discussies. Beiden verzorgen presentaties die zij van te voren goed doorspreken en begeleiden het werken in de subgroepen. De manier van begeleiden van de twee groepen verschilt duidelijk en dat hangt onder andere samen met de samenstelling van de twee subgroepen. De coördinator begeleidt de subgroep met weinig ervaring en in die groep worden de discussies veel breder getrokken omdat er slechts een bedrijf als input voor de discussie kan dienen. De coördinator leidt de discussie niet zozeer inhoudelijk maar wel binnen de kaders van het onderwerp. Coördinator “dat het binnen de lijnen blijft van wat je je voorgesteld hebt. Maar je moet anderzijds het ook z’n weg laten gaan…” In de andere subgroep, die de technische man begeleid, worden de opdrachten voor inventarisatie en discussies veel strikter gevolgd en kunnen de ondernemers meer onderling vergelijken. Daardoor kon de discussie, in ieder geval technisch gezien, veel meer de diepte in gegaan. Hij ziet de inhoud (de technische informatie) die uitgewisseld worden dus als vehikel voor de ondernemers om elkaar te leren kennen en stuurt daarbij op volledigheid van informatie en stelt ook aanvullende vragen.
6
Leren van ondernemers tijdens de module
In deze paragraaf wordt door de ondernemers teruggeblikt op het verloop van de drie middagen met speciale aandacht voor onderdelen als het huiswerk, de groep en het werken in de subgroepen, de begeleiding en de rol van externen, de vervolgactiviteiten. Daarnaast zijn een paar aanvullende opmerkingen van de ondernemers over andere onderwerpen opgenomen. Tot slot reflecteren de ondernemers op de verworven competenties in het project en hun performance en de begeleiders op het verloop van het traject.
Terugblik op de middagen Tijdens vijf afsluitende interviews blikken de onderzoekers met de vijf ondernemers nog eenmaal terug op de module en de ontwikkelingen op het bedrijf. Het algemene positieve beeld van de module diermanagement komt in de gesprekken duidelijk naar voren vooral de eerste en derde middag hebben indruk gemaakt. De ondernemers ervaren het formuleren van leerdoelen tijdens de eerste middag als zinvol. Vooral omdat het een moment van bezinning biedt. Wel vragen zij zich af of zij erg veel invloed zouden hebben gehad op het verloop van de middagen wanneer zij heel andere leerdoelen genoemd zouden hebben. Dirk “Leerdoelen vond ik wel goed, want dan ga je er toch eens over nadenken van wat kom ik hier nu precies doen. En als je dat niet doet heb je het risico dat men passief achterover gaat zitten. …. Je zag wel verschillen (duidt op technische en financiële invalshoeken)” Edward “Leerdoelen: Op zich vind ik dat wel goed. Ik weet niet of ze het cursus aanbod daar nog op aan kunnen sturen. Maar ik hoop wel dat je toegespitste kennis krijgt, waar je voor komt. Dat het niet te breed wordt.”
14 !
De ondernemers oordelen heel positief over de eerste middag omdat daarin vooral heel veel praktische tips naar voren zijn gekomen. De werkvorm in de subgroepen en het gesprek met de ervaren pluimveehoudster dragen daar naar hun idee het meest toe bij hoewel zij ook kritisch zijn. Dirk “Pluimveehoudster: Ja, die had wel langer mogen blijven van mij.……praktijkervaring en zij wilde ook wel wat mee te delen. Rondje door de stal maken. En ik zei dat ik dat 1 keer in de week deed. Ze zei dat kun je het net zo goed niet doen.” Opvallend is dat de ondernemers over de meer theoretische presentaties van de onderzoeker over verenpikkerij en gedrag minder positief zijn. Bert “Minder praktisch, toch een stukje theorie. ….dat is wel leuk om te weten maar daar kun je in de stal niet zo heel veel mee. Dat stukje over pikken dan wel weer. Het stukje over licht was iets te theoretisch.” Carel “Daar kan ik me eigenlijk niet veel meer van herinneren. Ja. Op zich heb ik daar ook wel iets van geleerd met dat zacht pikken, hard pikken en rangorde pikken.” Dat minder positieve oordeel van de ondernemers heeft betrekking op de toepasbaarheid van de kennis en op de verwachtingen van de ondernemers over dat wat een onderzoeker zou moeten weten. Als hij geen direct antwoord kan geven op een specifieke praktische vraag dan vinden zij dat heel vreemd. Ook vinden zij de kennis te theoretisch en te weinig toepasbaar in de stal. Tijdens de tweede middag is veel aandacht besteed aan het bespreken van de huiswerkopdrachten. Dit is een lastig punt in de opzet van de cursus omdat de middag veel herhaling bevat. De huiswerkopdrachten zijn immers op de eerste middag voorbereid met presentaties en discussies. Opvallend is dat de ondernemers deze middag minder scherp op het netvlies hebben staan. Het element van herhaling wordt ook door hen gezien: Dirk “Het is goed dat je er naar kijkt, maar op een gegeven moment hadden we het er een kwartier lang ……niet duidelijk, iedereen verstond onder hard en zacht verenpikken wat anders.” Om de discussie te verdiepen zijn drie deskundigen uit de veevoederindustrie gevraagd om hun input te leveren. Maar de ondernemers hebben heel andere, eigenlijk hogere, verwachtingen van deze deskundigen dan in de discussie naar voren komt en zij oordelen tamelijk negatief over de inbreng. Edward Vertegenwoordigers: “Dat het heel weinig uit de verf komt terwijl ze eigenlijk enorm veel kennis hebben.” Zij verwijzen daarbij naar het commerciële belang dat de externen hebben en dat zij zich mogelijk ook ingedekt hebben vanuit dat belang. Een van de ondernemers wijst er echter op dat het heel moeilijk is voor de externen (de deskundigen maar ook de pluimveehoudster) om in dergelijke discussies om origineel te kunnen zijn. Carel “Ze voegde ook niet zo heel veel toe aan de cursus vond ik, evenals de jongens van de voerfabriek. Dat ligt niet zo zeer aan de personen maar er werd ze gevraagd iets te vertellen wat we eigenlijk allemaal al verteld hadden en het wordt lastig om dan origineel te blijven. “ De derde middag is de start van een nieuwe koppel hennen behandeld. De inhoud van de gezamenlijke inventarisatie van de start en de presentatie door de begeleider van Lohman overlappen die middag sterk. Opstart van de koppel is zeer complex en vergt een goed inzicht in het proces en de samenhang van tal van bedrijfsinterne en –externe factoren. Daarnaast is opstart van de koppel natuurlijk geen dagelijks werk. Ongeveer eens per anderhalf jaar wordt een nieuwe koppel gestart. De meeste ondernemers in de cursus hebben dit complexe proces dus nog niet erg vaak doorlopen. Van de vijf ondernemers zijn er drie zeer enthousiast over deze middag. De andere twee hebben vooral moeite met de lengte van de presentatie gehad maar vinden dat ze zeker wel wat aan het onderwerp gehad hebben. De ondernemers waarderen de opzet waarin ze eerst hun eigen ervaringen inventariseren en vervolgens een gedegen verhaal krijgen. Dirk “Meestal val ik in slaap als het zulke lange presentaties zijn maar deze niet. …Ik denk dat er ook wel veel duidelijk was en ik denk dat ik het meeste ook al wel wist maar dat het wel goed was dat je alles nog eens achter elkaar zag en dat je met de neus op de feiten werd gedrukt. Je kon elk moment inspringen en vragen en hij ging er dan verder op in.” Ook zien zij in dat een opzet waarin zij weer met elkaar in gesprek gaan het gevaar met zich meebrengt dat de middag oppervlakkiger gebleven zou zijn. Dirk “… Als je dat niet had gedaan was het een verloren middag geweest… dat we van elkaar niet zo veel verder kwamen.” De gedegen structuur van deze derde middag helpt de ondernemers om hun eigen kennis te toetsen en ervaringen uit te wisselen. Daarvoor wordt ruimte geboden en dat wordt ook gewaardeerd. Omdat
15 !
het onderwerp zeer complex is en zeer veel details bevat benoemen de ondernemers ieder andere, vaak kleine punten, die hen opgevallen zijn. Huiswerk Om de ondernemers te stimuleren op hun bedrijf informatie te verzamelen en beter te leren kijken naar het gedrag van de kippen en ingrepen te kunnen doen in het management zijn de eerste twee middagen huiswerkopdrachten meegegeven. De geïnterviewde ondernemers hebben de opdracht als zeer leerzaam ervaren. Het heeft hen geholpen om bewuster te kijken naar hun kippen en zij hopen dat dat hen helpt om problemen op te lossen. De ondernemers die deze huiswerkopdracht gemist heeft is wel van pan om de opdracht zelf uit te voeren. Dirk “Ik heb hier een koppel kippen zitten waar ik eigenlijk van wil achter komen hoe die buitennesteieren vooraan komen. En dan ga ik niet bij iemand anders in de stal kijken. Ik was ’s morgens om 3.30 in de stal. Ik ben gaan zitten en heb gekeken wat die kippen deden tot het licht aan gaat. Ik heb er best wel wat tijd aan besteed.” Maar het is en blijft lastig is om het gedrag van de kippen te doorgronden. Edward “Nee, ik vind (zie) dat niet direct. Ik zie ze wel allemaal pikken maar nee…” Carel “Ja, ik denk dat je kippen nooit helemaal snapt.” In de groep zijn deze huiswerkopdrachten met wisselend enthousiasme uitgevoerd. De idee was dat deelnemers zonder kippen bij deelnemers met kippen zouden gaan kijken. Dat hebben een paar mensen wel gedaan maar er waren ook deelnemers die geen enkele moeite genomen hebben om dat te doen. Dat stuit de ondernemers die daar wel energie en moeite in gestoken hebben en ook moeten woekeren met hun tijd tegen de borst. De idee is toch dat zij ook van elkaar kunnen leren en dat zij daarvoor de input van anderen ook nodig hebben. C: “Het stoort me wel eens vaker dat mensen zo slecht bereid zijn hun huiswerk te maken. Een stukje arrogantie misschien, gemakzucht. … Als je die waarnemingen met z’n 2-en of 3-en doet dan… dan heb je er iets meer discussie over.” Groep De groep ondernemers die zich aangemeld heeft voor de cursus was geen eenheid en is dat ook niet geworden tijdens de drie middagen. Dat wil niet zeggen dat de ondernemers het geen goede groep vonden. Over het algemeen is het oordeel over de groep positief maar geen van de ondernemers streeft ernaar de groep als geheel te handhaven. Men heeft elkaar leren kennen en drie goede middagen met elkaar doorgebracht en daar blijft het bij. Carel “Die zie je een keer op de cursus en daarna kom je ze misschien een keer tegen en dan zeg je ‘hoi’ maar daar houdt je geen contact mee.” Drie ondernemers noemen andere deelnemers met wie ze op individuele basis nog wel eens verder zouden willen praten. En verder wordt er natuurlijk gesignaleerd dat sommige deelnemers wel erg weinig inbreng hebben of dat een van de deelnemers een meer leidende rol op zich probeert te nemen. Dat wordt gesignaleerd en leidt soms ook wel tot wat irritatie. Maar de geïnterviewde ondernemers zijn ook kritisch over hun eigen rol en overwegen hun eigen inbreng. Dirk ” Ik weet niet of ik zo veel ingebracht heb. Ik weet niet of wat ik ingebracht heb of andere mensen daar ook wat aan hebben. Maar ik vond wel dat ik wel een van de weinige was die wel veel aan het woord was. Er waren een aantal mensen die waren wat stiller.” Een uitgesproken waardering is er voor de ondernemer die vertelde over de problemen die hij vorig jaar op zijn bedrijf heeft gehad. Er wordt niet alleen maar tijdens de middag positief gereageerd op het verhaal, maar ook later tijdens de interviews. Dirk “Dat vond ik wel echt opvallend hoe open die was. ... Ik denk niet dat er veel pluimveehouders zijn die in zo’n groep zo open zijn en dan ook nog zulke problemen hebben gehad en daarover eerlijk vertellen. En dat vond ik toch wel erg goed van hem.” Hoewel de ondernemers positief zijn over het werken in de subgroep met ervaren deelnemers (de groep die door de technische man begeleid is) zijn zij verdeeld over hun mening of het wel noodzakelijk was om de groep te splitsen. Daarin spelen argumenten als efficiënte van het leren (in een grotere groep kun je van meer mensen leren) versus het onderlinge vertrouwen dat opgebouwd moet worden (dan moet de groep ook niet te groot zijn) een rol.
16 !
De enige man met ervaring in de subgroep waarin weinig ervaring zat is, zoals te verwachten is veel minder positief over het werken in de subgroepen omdat hij in die subgroep de discussie vooral gevoed heeft met zijn eigen kennis en ervaring maar er niet zo heel veel voor terug gekregen heeft. Bert “Ik zeg ik heb daar meer gegeven als ik terug gekregen heb.” De werkvorm in de subgroepen biedt een goede basis om onderling ervaringen uit te wisselen. Een korte inventarisatie op basis waarvan men meer de diepte of de breedte in kan gaan (al naar gelang de behoefte in de groep en de keuze van de begeleider) biedt een mooie start van de discussie. Dat past ook prima bij deze groep van ondernemers die zich ingeschreven hebben voor deze module om ervaringen van anderen van anderen en praktische tips te horen. Begeleiders De begeleiders van de module worden erg positief beoordeeld door de geïnterviewde ondernemers. De ondernemers waarderen onder andere de verschillen in hun persoonlijkheid en aanpak. Vooral hun gedrevenheid en het feit dat ze zo goed hun commerciële belang en de inhoud van de cursus hebben weten te scheiden oogsten lof. De coördinator wordt gezien als de commerciële man die een prikkelende rol op zich heeft genomen. Maar de ondernemers waarderen zijn kennis wel, zeker omdat hij wel doorvraagt en helpt bij de analyses. De ondernemers zien de technische begeleider als de inhoudsdeskundige met praktijkgerichte vakkennis die de groep goed kan begeleiden bij het structureren van de ervaringen. Carel “… een perfect type om de middag te begeleiden zeg maar, enorm veel vakkennis, hij is ook niet dominant en hij vertelt ook duidelijk zijn verhaal. … En hij probeerde ook eerst het verhaal uit ons te trekken en zijn verhaal kwam erachter aan.” Studieclub vervolgactiviteiten Een van de mogelijk vervolgactiviteiten van de cursus is het oprichten van een studieclub. In deze groep is daar wel wat animo voor maar de geïnterviewde ondernemers lijken voor al hun eigen weg te zoeken. De ondernemer met weinig ervaring is zeker geïnteresseerd. De anderen zijn bezig een studiegroep op te richten, zitten al in meerdere studieclubs of hebben er gaandeweg de module al een gevonden. Carel “En ik zit nog in 2 andere studiegroepen, plus gevraagd voor een derde. Om er nu een vierde bij te hebben, daar heb ik geen behoefte aan.” Edward “Studieclub: Nee, ik denk dat ik de boot even afhoud.” Of het een studiegroep is of een cursus, een lezing of wat anders, voor de ondernemers lijkt het vooral belangrijk dat zij in alle openheid informatie kunnen uitwisselen: Bert “Ja, die ervaringen uitwisselen dat wil ik voor geen goud missen…..In het algemeen eigenlijk bij bijeenkomsten. Daar worden toch vaak de laatste problemen besproken.” Studieclubs zijn dus, ook in de ogen van deze ondernemers, zeker belangrijk voor het uitwisselen van ervaring en de ontwikkeling van kennis. En als het dan een studieclub wordt, dan is het vooral belangrijk dat de geïnvesteerde tijd niet verspild is en dat er een wederzijdse uitwisseling is van informatie en kennis. Dirk “….maar “als het om cruciale informatie gaat dan houdt iedereen de mond dicht of laat niet het achterste van de tong zien””. Ja, ik vind wel dat je een stukje openheid moet doen.” Bert “Vroeger was er meer openheid in dan nu. Het wordt zakelijker. Ik geloof wel dat we bij de scharrelstudieclub moeten afspreken zo en zo gaan we doen en anders niet. Intensiever.” Aanvullend Over de duur en omvang van de module van drie middagen zijn de ondernemers zeer tevreden. Dat sluit ook prima aan bij de resultaten van het marktonderzoek dat door Lohman is uitgevoerd. De module duurt niet te lang en is niet te kort, het aantal deelnemers is goed, een middagprogramma past goed. Dat wordt ook bij deze module weer bevestigd. Bert “Nee, korte acties hebben veel meer zin als lange acties.” Een van de ondernemers brengt een uitgesproken mening ten aanzien van de opzet van het project naar voren tijdens het laatste gesprek met de onderzoekers. Hij pleit voor een pragmatische, op de gang van het dagelijkse werk geënte opzet, van algemeen naar specifiek. Edward “Opstart van de koppel, begin er maar meteen mee. Dan buitennesteieren…. En dan het vervolg van dat geleiden, daar zou je dan praktisch heel veel aan hebben. En dan bij wijze het kippen vangen. Hoe lang moet je daar dan rekening mee houden... Nou en als dat dan een 3-daagse cursus
17 !
was en je wilt daarna nog in detail gaan en specialiseren. Oké dan passen zulk soort elementen als pikkerij.”
Verworven competenties en performance Albert heeft net zijn eerste koppel alternatieve leghennen in huis en laat zich intensief begeleiden door diverse adviseurs, met name de veevoederleverancier. Dat heeft hij ook zo afgesproken want het is natuurlijk allemaal nieuw. Hij geniet overigens zeer van zijn koppel leghennen. ”Ja, het werk is wel mooier als met vleeskuikens. Het is wel meer werk maar dat wist ik van tevoren.” Maar hij heeft het de afgelopen periode erg druk gehad en daardoor de eerste middag van de module gemist en de huiswerkopdracht ook niet gedaan. Hij noemt daarom ook vooral leermomenten van de laatste middag. Omdat Albert nog weinig ervaring heeft met hennen in alternatieve systemen is hij zich extra bewust van zijn eigen kennis. Hij luistert tijdens de middagen vooral veel en participeert weinig in de discussies. “Als ze niet gezond zijn dan zie ja dat natuurlijk, maar wat er dan aan de hand is…” Hij leert daarvan vergelijkbare dingen, veel praktische zaken, als van zijn adviseurs die hem intensief begeleiden. Hij ziet de module vooral als een vaktechnische cursus en minder als een traject waarin gewerkt aan management. “En het ritme en het voer … dat zijn dingen waar ik nog helemaal niet bij stil had gestaan. Vooral niet de opfok. Maar met tijden en zo daar had ik echt niet zo bij stil gestaan. Drinknippels en…Ja, dat wist ik dan weer wel.” Bert heeft tijdens de module vooral geleerd om bewuster te kijken. Ook heeft hij, vanuit zijn eigen situatie (vb lichtschema’s) gezien dat praktijk en theorie samen komen. En natuurlijk noemt hij tal van kleine dingen (vetgehalte, eisprong, ruien) die hij nog niet wist. Hij leert dat niet alleen tijdens de cursus, hij gaat bijvoorbeeld ook met de dierenarts mee in de stal in om beter naar de gezondheid van zijn dieren te leren kijken. “Maar net zoals gisteren met die 10 veren, dat wist ik niet. Volgende keer let ik daar wel op van hoe ver zijn ze in de rui of moeten ze nog groeien?” Hij is wel van plan het geleerde toe te passen op zijn bedrijf en heeft daar ook een goede reden voor want met scharrel moet je alerter zijn dan bij kooisystemen. “Ik denk dat als je beter naar je kippen leert kijken dat je eerder in kunt grijpen als er iets mis dreigt te gaan.” Tijdens de module heeft Bert besloten om veel eerder dan gepland een kooissysteem te vervangen door een volière systeem. Dat heeft hij niet alleen in een heel korte periode besloten, hij heeft hij zich voorgenomen dat binnen een paar maanden te realiseren. Ook Carel heeft een positief oordeel over de cursus omdat het een erg praktische cursus is. Hoewel een aantal zaken hem al bekend waren ervaart hij de herhaling, toch vooral als een opfrisser. “Ik vond deze cursus erg praktisch. Het is natuurlijk altijd goed om het nog een keer te horen. Als je een examen voor die tijd had moeten doen, …, dan scoor je de tweede keer toch aanmerkelijk beter omdat je het nog een keer gehoord hebt. Zo zal het ongetwijfeld werken, het is niet helemaal weggegooid, maar echt nieuwe dingen heb ik er niet van opgestoken.” De herhaling werkt niet alleen goed om het kennisniveau iets te verhogen maar het geeft hem ook meer zelfvertrouwen. “…. wel gedaan. En dan hoor je inderdaad, dat moet zo. Dat is toch weer fijn om te horen.” Verder noemt Carel de waarnemingen van pikkerij en het onderwerp verlichting als leermomenten maar hij verwacht geen wonderen van aangepaste inzichten. Hij wijst erop dat iedereen zoekt naar zijn eigen insteek. En als hij echt nieuwe dingen hoort neemt hij het zeker niet klakkeloos over maar overlegt eerst met anderen erover. Bijvoorbeeld in zijn 2 studieclubs, zijn medewerker en adviseurs. Het traject heeft hem in ieder geval een aantal handvatten voor de volgende koppel gegeven en hij hoopt dan vooral een veel lagere uitval te realiseren want daar heeft hij in het verleden grote problemen mee gehad. “Of het gaat lukken, weet ik pas over een jaar. Maar ik ga er nog fanatieker mee aan de gang. En ik heb er ook wel iets vertrouwen in.” Dirk is vol enthousiasme over de idee dat hij nog veel meer zal weten als hij drie koppels verder is. Tot die tijd heeft de cursus hem weer verder geholpen vooral op onderwerpen als licht en legperiode en buitennesteieren. Ook is hij zich weer extra bewust van de noodzaak zijn routines en regelmaat goed te houden want regelmaat is bij de scharrel nog belangrijker dan bij de batterij.
18 !
“En ik heb mezelf voorgenomen dat ik aan het einde van dit koppel ook kijk of signaleer wat er niet goed gaat en dat ik aan het eind een soort leerdoelen maak voor het volgende koppel.” Dirk heeft inmiddels al een tip voor het verminderen van buitennesteieren toegepast en heeft zich voorgenomen om zijn routines verder aan te scherpen. “Kijken naar een koppel…ik denk wel dat ik dat vaker ga doen. …. ’s Avonds er een keer doorheen gaan.” Edward heeft een aantal praktische zaken geleerd maar ziet nog steeds de pikkerij niet direct. Daar houdt hij wat moeite mee. Hij benadrukt vooral de mentaliteitomslag die de module bij hem heeft teweeg gebracht als iets dat hij geleerd heeft. “Wat ik wel iets geleerd heb van de cursus is dat je niet zo bekrompen meer bent. Je moet gewoon maar dingen pakken en dan maar kijken wat het wordt. Dat je eerst dacht laat ik het maar niet veranderen, het is zo, als ik gek doe wordt het misschien erger. Nee, doe maar gewoon bats.” En dat is ook wat hij probeert door te voeren in het dagelijkse werk: hij heeft zijn nieuwe kennis toegepast bij het manipuleren met licht en de aanschaf van de nieuwe koppel hennen. “Op zich heb ik toch weer dingen verbeterd ten opzichte van het vorige koppel. Een iets meer voorbereide start.” Hetgeen voor Edward extra belangrijk is omdat hij zijn eerste koppel in alternatief systeem in 7 weken gebouwd en geïnstalleerd heeft op een locatie buiten het bedrijf. Dat bleek een te korte periode en het heeft hem ook enige tijd gekost om daar een zekere rust over te krijgen. Het belangrijkste blijft toch lef. “Maar na die cursus durf ik iets meer.”
Reflectie van begeleiders op het traject Voor de begeleiders is deze aanpak van een module met veel zelfwerkzaamheid van de deelnemers en veel discussies nieuw en de aanpak vergt van hen beiden rollen die zij nog niet eerder op deze manier uitgewerkt hebben en zij leren gaandeweg ook hoe het een volgende keer anders en nog beter kan. In hoofdlijnen zijn beide tevreden over het verloop van de module en daarbij is vooral de waardering door de ondernemers voor hen richtinggevend. De coördinator waardeert de bijdrage van ECS bij het ontwikkelen van de module. “.… de samenwerking met jullie heeft me geholpen om daar bewust over na te denken welke vorm we zouden kiezen voor deze cursus. En ik betwijfel of we deze cursus op deze manier hadden georganiseerd als we van te voren niet met jullie gesproken hadden. Ik vermoed dat ik toch meer voor de eenzijdige presentatie-discussie vorm gekozen had. . door jullie geïnspireerd maar ook gaandeweg met die klankbordgroepen. …” De opzet van de cursus zou de coördinator een volgende keer handhaven hoewel hij het onderwerp Pikkerij misschien anders zou behandelen. Een en ander hangt samen met het niet uitgevoerde plan om de huiswerkopdracht te toetsen voor de cursus zodat de opbrengst daarvan verbeterd kan worden en er betere input ontstaat voor de discussie op de tweede middag. Ook de begeleider heeft zijn ideeën om de opdracht verder uit te diepen zodat de ondernemers nieuwe inzichten op kunnen doen. De coördinator is licht teleurgesteld over het feit dat de ondernemers de waarnemingen niet vaker samen gedaan hebben zodat ze meer van elkaar kunnen leren. De begeleider vindt dat deze opdracht veel sterker aangezet had kunnen worden. Hij hecht ook erg veel waarde aan het uitwerken van de opdrachten in de groep. Hij vindt dat belangrijk omdat de mensen thuis de opdracht hebben gemaakt en zij er moeite voor gedaan hebben en dan moet je die moeite ook serieus nemen en er verder aan werken. Verder zou de coördinator in een vervolg minder tijd besteden aan rapporteren en meer tijd aan samen vatten tijdens de plenaire discussies omdat hij inschat dat hij op die manier de discussies op een zinvollere manier kan voeren. “Want je merkt toch als je rapporteert uit de groep, dan is er te weinig aandacht. Waarom? Omdat de groep waaruit je terugrapporteert die zit niet te luisteren want die hebben de discussie al gevoerd. En de andere groep heeft geen binding met de discussie”. Over de rol van externen die een bijdrage leveren is de coördinator redelijk tevreden. Hij had veel liever alleen ervaren pluimveehouders ingezet maar dat is erg lastig omdat er niet zo veel ervaren pluimveehouders zijn die dat kunnen en willen. Dus heeft hij de onderzoeker en de adviseurs ook uitgenodigd.
19 !
De aanpak om leerdoelen te laten formuleren heeft goed geholpen om te voorkomen dat mensen halverwege de cursus of bij de evaluatie een heel ander idee hebben over de module. Maar de geformuleerde leerdoelen blijven naar de perceptie van de coördinator wat steken omdat de ondernemers niet gewend zij om met dat soort begrippen te werken. .”.. ze hebben misschien voor hun bedrijf wel doelen maar ze weten niet in hoeverre die cursus ze daarbij kan helpen. Dat is nog niet duidelijk.” Het werken in de subgroepen is in de ogen van beide begeleiders een goede zet maar heeft ook de nodige problemen opgeleverd omdat de verdeling van ondernemers met en zonder ervaring in de groep tamelijk scheef was. De begeleider is wat strikter in zijn aanpak en vraagt zich af hoe je die groepen zo kunt verdelen dat je bij beide subgroepen dezelfde kennis krijgt. Voor de coördinator lijkt dat een meer gepasseerd station waar hij zich, met de subgroep, doorheen heeft gewerkt. De begeleider heeft tijdens dit traject voor het eerst discussies begeleid en ernaar gestreefd dat zo goed mogelijk te laten verlopen. Hij ziet nog wel verbeterpunten waarbij hij vooral op het verder uitwerken van werkwijzen en uitdiepen van kennis wijst. De coördinator is veel langer met het traject bezig geweest en heeft er bijzonder van genoten van het avontuur waarin hij de ondernemers een actieve inbreng heeft laten leveren. “… dat je het leuk is om te zien dat je beide dingen goed kan toepassen. Bij bepaalde dingen is het goed om de groep echt zelf alles zelf te laten oplossen. En nu met de opstart van de productie merk je dat het prettig was om iemand de structuur te laten neerzetten. … Het belangrijkste wat ik geleerd heb is op een andere manier kennis over te dragen.” Hij leidt de subgroepen en de discussies minder inhoudelijk maar meer procesmatig waarbij hij erop let dat de discussie binnen bepaalde kaders blijft.
7
Analyse
In deze paragraaf wordt een korte analyse van de bestudeerde module gegeven. Samengevat kan vermeld worden dat opzet van het traject waarin ondernemers kennis uitwisselen waarbij zij vanuit de begeleiders en andere deskundigen gevoed worden met achtergrondkennis en structuur zeer goed gewerkt heeft. De module is goed verlopen en kan in die zin een succes genoemd worden. Belangrijke aandachtspunten bij een vervolgtraject zijn de selectie van voldoende deelnemers met ervaring om de discussies in subgroepen voldoende body te geven en de inzet van externe deskundigen waarbij praktijkgerichtheid en openheid van de deskundigen aandachtspunten zijn. Het doorlopen van deze module heeft daarnaast geleid tot allerlei kleinere aandachtspunten die gaandeweg geoptimaliseerd kunnen worden zoals de uitwerking van de huiswerkopdrachten, de begeleiding van de subgroepen en de organisatie. Ten aanzien van vervolgactiviteiten wordt wel verder gewerkt aan de discussie over het starten van studieclubs en kennisuitwisseling tussen onderwijs en onderzoek en bedrijfsleven. De ontwikkeling en uitwerking van de module op zich is het best op te vatten als een positieve ervaring op basis waarvan partijen verder kunnen werken aan deze doelen die veel verder reiken dan de intentie van de module op zichzelf.
Sterkte – zwakte analyse traject Opzet De opzet van de module management van leghennen in alternatieve systemen is gebaseerd op een marktonderzoek van Lohman onder leghennenhouders, consultatie met een klankbordgroep, uitwerking met inhoudelijk deskundigen (technisch begeleiders, onderzoeker welzijn) en onderwijskundigen die de prototypes van inspirerende leeromgevingen hebben aangeboden. De ontwikkelde module omvat drie middagen omdat dat voor de ondernemers een acceptabele hoeveelheid te investeren tijd is. De begeleiders kunnen geen van beiden bogen op een uitgebreide onderwijservaring en zij werken in een organisatie waarin het organiseren van een cursus niet een gangbare activiteit is. Gaandeweg het traject hebben zij ten aanzien van de organisatie en administratie veel nieuwe ervaringen opgedaan die zij graag met anderen willen delen.
20 !
Verloop Voor beide begeleiders van de module is dit de eerste keer dat zij een dergelijke interactief opgezette module aanbieden. Beiden hanteren een eigen en andere invalshoek bij het begeleiden van de ondernemers gebaseerd op hun eigen ervaringen. Omdat deze invalshoek aansluit aan bij hun specifieke kennis komt deze als sterk naar voren. Zij laten elkaar de nodige ruimte en laten zich sturen door de ondernemers terwijl zij een helder plan hebben ten aanzien van dat wat zij tijdens de afzonderlijke middagen en gedurende de module met de ondernemers willen bereiken. Hun presentaties dienen als input voor discussies maar gaan ze ook het avontuur aan om eerst te inventariseren en daarna pas structuur en inhoud aan te bieden. De waardering van de ondernemers voor deze aanpak is navenant positief. Daarnaast is het opvallend dat de ondernemers beide begeleiders op hun merites en dus ook hun verschillen positief beoordelen. Minder geslaagd is de inzet van de externe deskundigen (onderzoekers, deskundigen uit veevoederindustrie). Het blijkt lastig de feitelijke inbreng van deze deskundigen te sturen maar wat mogelijk nog belangrijker is, om de vragen van de ondernemers naar aanleiding van deze inbreng goed in te schatten en mogelijk te sturen. Wat dat betreft is de inbreng van de ervaren pluimveehoudster wel een succes te noemen omdat dat zo sterk aansluit bij de discussies die de ondernemers al voeren. Het getuigt van enige moed van de begeleiders om in een dergelijke nieuwe opzet van het traject externe deskundigen op deze manier in te zetten en de ervaringen bieden voldoende aanknopingspunten om dat een volgende keer te verbeteren. Wat betreft de ondernemers zijn dan in ieder geval het praktijkgerichte van de geboden kennis en de openheid waarmee de externe deskundigen spreken belangrijke aandachtpunten. Daarbij is het ook belangrijk erop te wijzen dat de ondernemers intensieve contacten onderhouden met hun veevoederleveranciers en dat zij dus ook kunnen beoordelen dat zij hun verwachtingen niet op een vaag idee maar juist op die intensieve contacten baseren. Dit in tegenstelling tot de onderzoeker welzijn die door de ondernemers kritisch benaderd wordt op het theoretische karakter van zijn verhaal maar waarvan ook gemeld moet worden dat de ondernemers dat oordeel veel minder op feitelijke contacten baseren dan hun oordeel over de deskundigen uit de veevoederindustrie. Voor een optimaal verloop van de inhoudelijke discussies is het belangrijk dat de ondernemers relevante ervaring hebben met het werken in alternatieve systemen. De coördinator heeft wel gestreefd naar groepen met voldoende ervaring maar dat bleek in deze groep moeilijk te realiseren. Hij heeft, anticiperend op dit probleem, wel actief gezocht naar ervaren pluimveehouders die de discussie in de groepen kunnen voeden. Maar ook dat is maar beperkt gelukt. Dit heeft de discussies in de subgroepen beïnvloed en een van de ondernemers met ervaring in een groep met weinig ervaring beklaagt zich daar ook over terwijl de andere ondernemers juist in een subgroep met veel ervaring zaten en daar heel erg positief over zijn. De intake van deelnemers is dus een punt van aandacht bij het organiseren van vervolgtrajecten waarin de ervaring van ondernemers een belangrijke rol speelt bij de inhoudelijke discussies. Een intrede toets is voor een dergelijke module echter geen optie omdat dat te weinig past bij de doelstellingen van de module. Wanneer onvoldoende ondernemers met ervaring zich aanmelden voor een dergelijke module kan tijdens de uivoer van de module wat extra aandacht besteed worden aan een min of meer evenredige verdeling van ervaring in de subgroepen of overwogen worden om de discussies plenair te houden. De opzet van de module is natuurlijk altijd voor verbetering vatbaar. In een vervolgmodule kan de presentatie van de onderzoeker welzijn meer praktijkgericht worden ingericht, de selectie van ondernemers kan scherper, de huiswerkopdrachten kunnen wat verder uitgewerkt kunnen worden, de centrale discussies kunnen minder herhaling bevatten. Waarschijnlijk zijn er wel meer aandachtspunten voor een vervolg module getuige ook de reflectie van de ondernemers en de begeleiders van de module op het doorlopen traject. Sterk in het traject is dat er keuzes gemaakt zijn en dat de ontwikkeling van de inhoud van de module gestuurd is zonder dat de ontwerpers daarin rigide geworden zijn. Zij hebben kennis geboden en zij hebben de ondernemers hun kennis laten uitwisselen en juist de balans in die mix kan beschouwd worden als een sterk punt in de opzet van de module. Ze hebben zo gaandeweg het kennisniveau van de ondernemers verdiept. Een andere doelstelling van de module was het ontwikkelen van groepen (studieclubs, netwerken). Hoewel aan de hand van de gelegde contacten wel verder gewerkt wordt aan deze doelstelling moet ook geconstateerd worden dat de module niet een of meerder studieclubs heeft opgeleverd.
21 !
Verwachtingen en leren begeleiders Hoewel de opzet van de module niet eens heel erg nieuw is, is het voor de begeleiders de eerste keer dat zij op een dergelijke manier een module opzetten en uitvoeren. Dat betekent dat de ontwikkeling en uitvoering voor hen een avontuur zijn. Zij hebben vertrouwen in een goed verloop van de module maar kunnen dus niet bogen op voorafgaande ervaringen ten aanzien van de interactieve werkvormen. Wel weten beiden dat zij de ondernemers inhoudelijk kennis (met name inzichten en ontwerpen) te bieden hebben. Zij hebben voldoende motivatie om dit avontuur door te zetten en zijn beide kritisch ten aanzien van verbeterpunten. Zij doen, ieder voor zich, belangrijke ervaringen op waarmee zij in de toekomst dergelijke modules verder kunnen uitwerken. Opvallend is dat de coördinator, gezien zijn inzet bij de voorbereidingen, duidelijke verwachtingen heeft over de module terwijl dat voor de technisch begeleiders veel minder expliciet is. Beide reflecteren kritisch op het verloop van de module geënt op hun voorgaande ervaringen en zien goede mogelijkheden voor verbetering. Daarbij lijken de wat vage verwachtingen van de technische begeleider geen belemmering voor de reflectie op de opzet en het verloop van het traject. Verwachtingen en leren van de ondernemers De motivatie van de ondernemers om zich aan te melden voor de module management van leghennen in alternatieve huisvestingssystemen komt voort uit de wens ervaringen uit te wisselen met andere ondernemers. Dat doen zij niet alleen tijdens het bijwonen van de aangeboden module maar ook tijdens allerlei andere activiteiten zoals het bijwonen van studieclubs en gesprekken met diverse adviseurs. Zij verwachten tijdens de module niet alleen kennis met andere ondernemers uit te wisselen maar ook wat theoretische achtergrond en praktische handvatten om met (mogelijke) problemen op het bedrijf om te gaan. Juist het leren kijken naar de hennen en de huiswerkopdrachten spelen daarbij een rol. Het is voor de ondernemers belangrijk om zoveel mogelijk te leren dat zij problemen voor kunnen zijn. Dat zij op tijd kunnen waarnemen dat er problemen zullen gaan komen en deze kunnen voorkomen want problemen lopen erg snel uit de hand. Ook hebben zij als doel het werk in het systeem zo in te richten dat het minder arbeidsintensief en prettigere werken is. Dat wat zij leren in de module (de ontwikkelde competenties) bijdragen aan de performance op het bedrijf (tijdsbesparing, problemen voorkomen en kosten voorkomen). Zij geven echter ook grenzen aan in hun kennisbehoefte. Hoewel zij aan de ene kant zoveel mogelijk willen weten wat mogelijk relevant zou kunnen zijn, zijn zij vooral geïnteresseerd in de aangeboden kennis zolang deze, indirect of direct, toepasbaar is op het eigen bedrijf. De module levert een bijdrage aan de competentie ontwikkeling van de ondernemers en levert een bescheiden bijdrage aan de verbeterde performance. Hoewel de ondernemers verwachten vooral veel praktische tips op te doen en een beetje theoretische achtergrond blijkt dat zij veel meer dan dat geleerd hebben. Over het algemeen is hun theoretische en hun praktische kennis verbreed en verdiept. Zelfs wanneer een deel van de onderwerpen bekende stof is helpt de discussie met de andere ondernemers en de structurering door de begeleiders hen om een beter overzicht te krijgen. Het geeft hen meer zelfvertrouwen waardoor zij ook meer dan voorheen durven in te grijpen in het systeem. De bijdrage aan de performance ligt vooral op het gebied van het terugdringen van de buitennesteieren. Andere verbeteringen op het gebied van performance spelen op een wat langere termijn en zullen zich nog moeten bewijzen. Voor wat betreft de opzet van het traject worden vooral de eerste en laatste middag positief beoordeeld door de ondernemers. Het stilstaan bij de leerdoelen, de ruimte voor het uitwisselen van ervaringen en de structuur en achtergronden die de begeleiders bieden zien zij als positieve punten. Samen werken aan kennisontwikkeling zoals bij de huiswerkopdrachten is voor hen waardevol maar zij zijn wel kritisch ten aanzien van het ‘samen’ werken bij deze opzet. De geïnterviewde ondernemers zijn zeer bereid om hun kennis te delen maar ze willen dan wel delen en niet alleen kennis komen brengen. Openheid en inzet van anderen zijn voor hen van cruciaal belang om dit te (blijven) doen.
Aanvullende analyse Het oprichten van studieclubs Een van de doelstellingen van de verzorgde module is een bijdrage te leveren aan de netwerkvorming in de leghennensector. Mogelijk zou dit kunnen gebeuren in de vorm van studieclubs of andere activiteiten, in ieder geval een of andere vorm van groepsvorming. Deze intentie, dit doel is niet behaald tijdens de module en daar is een veelheid aan redenen voor aan te wijzen: • De regionale spreiding van de ondernemers in groep Midden is te groot en dat is ongunstig voor groepsvorming;
22 !
•
Ondernemers hebben zich niet ingeschreven om lid te worden van een groep, zij hebben zich aangemeld voor een cursus en in die zin past groepsvorming niet bij de motivatie van de deelnemers om deel te nemen aan de module; • Tijdens de middagen is wel enige aandacht besteed aan het onderwerp studieclubs (in de vorm van discussies erover, in het verzoek over studieclubs na te denken, en in de evaluatie) maar er is niet uitgebreid bij stilgestaan en er is ook niet specifiek gewerkt aan een groepsvormingsproces; • De duur van de module is erg kort en mede daardoor vindt er geen spontane groepsvorming plaats die als basis kan dienen voor vervolgactiviteiten. In die zin is het niet verbazingwekkend dat de module niet geleid heeft tot een groep / netwerk / studieclub. Wanneer het oprichten van een groep centraal staat moet dat ook van meet af aan duidelijk zijn, kan de juiste doelgroep benaderd worden en kan daar gedurende het traject gericht aan gewerkt worden. Hoewel het ontwikkelen van netwerken tussen ondernemers onderling en tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven van belang zijn om te komen tot een goede ondersteuningsstructuur voor kennisuitwisseling is het de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de netwerken rust? Voor netwerken van ondernemers kan opgemerkt worden dat ondernemers andere ondernemers vaak zien als een belangrijke bron van kennis. Dat zien de onderzoekers ook terug in de motivatie en beoordeling van de module waarin het feit dat de ondernemers onderling kennis hebben kunnen uitwisselen zeer positief beoordeeld wordt. Onderlinge kennisuitwissing is in beeld en ondernemers nemen daar hun eigen initiatieven in. Zij zoeken zelf andere ondernemers en stellen elkaar ook de nodige eisen ten aanzien van de kennisuitwisseling in een dergelijke groep. Zo blijkt uit de discussie tijdens de eerst cursusmiddag en uit de interviews dat ook ondernemers onderkennen dat in studieclubs de waarheid vaak mooier voorgespiegeld wordt dan dat deze in werkelijk is. Dat geldt met name voor de wat grotere studieclubs waarin problemen wel ter sprake komen maar er minder ruimte is voor eigen ervaringen en waarin er ook een soort concurrentie ontstaat omdat ondernemers niet voor elkaar willen onder doen. In kleine clubs speelt dat probleem veel minder en is er meer openheid en minder schaamte. Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers en kennisdoorstroom en -circulatie De module management van leghennen in alternatieve systemen is een goed voorbeeld van kennisdoorstroom en – circulatie. In de module wisselen ondernemers ervaringen uit en werken zij verder aan hun systeem kennis van hun bedrijven met alternatieve huisvestingssystemen. In dit proces worden zij gevoed en begeleid door begeleiders en deskundigen die hen vanuit praktijkervaringen de relevante theoretische achtergronden bieden en hen helpen om de complexe problematiek van management in dergelijke systemen te structureren. De opgedane ervaringen met de opzet en uitvoer in deze module bieden een goede basis voor samenwerking tussen ondernemers in de primaire productie, onderwijs, onderzoek en bedrijven in de periferie om kennisdoorstroom en – circulatie verder te ontwikkelen. De opzet van de module is getypeerd als een mix tussen het prototype van de Academy en een Masterclass. De uitwerking ervan sluit eerder aan bij een Academy en Studieclub. Voor een Masterclass is de inzet van innovatieve ondernemers in de uitwerking niet goed genoeg geslaagd. Maar in de discussies in de groep en subgroepen is er wel veel aandacht voor ervaringen van de ondernemers, de huiswerkopdrachten en de bespreking gericht op systeemanalyse samen met externen, wat meer verwijst naar een studieclub-achtige opzet. De mix tussen Studieclub en Academy in de opzet kent in de uitvoering de nodige beperkingen welke vooral veroorzaakt worden door de beperkte hoeveelheid beschikbare tijd. Indien er meer tijd beschikbaar was geweest dan had de kennisuitwisseling met de onderzoekers en externe deskundigen meer diepgang kunnen krijgen en hadden de ondernemers onderling meer kennis kunnen uitwisselen en aan een diepgaandere systeemanalyse op hun bedrijven kunnen werken. Maar dat was niet mogelijk omdat de ondernemers niet zoveel tijd beschikbaar hebben, een dergelijke oplossing tot een te dure module leidt en te weinig aansluit bij de praktijkgerichte kennisvragen van de ondernemers. Juist de mix tussen het aanbodgericht (de Academy elementen) en het appèl op de ervaring van de ondernemers zelf (het Studieclub element) lijkt een goede zet geweest gezien de tevredenheid van de ondernemers over de module. De inhoudelijke deskundigheid van de begeleiders en hun vermogen om de dialoog met de ondernemers aan te gaan zijn belangrijke elementen die bijdragen aan het succes van de module. Een en ander moet natuurlijk wel gezien worden in het licht van het niveau van de kennisontwikkeling m.b.t. huisvesting van leghennen in alternatieve systemen. Zoals in de motivatie voor de opzet van de module duidelijk wordt is de kennisontwikkeling over huisvesting in alternatieve systemen volop in ontwikkeling. Er is niet veel kant en klare kennis uit onderzoek beschikbaar die als een soort ‘oekaze’
23 !
over de ondernemers gegoten kan worden. Tegelijkertijd bouwen de ondernemers hun eigen kennisbasis op basis van hun ervaringen op. Iedere ondernemer doet dat vanuit het perspectief van zijn bedrijf en gaat, vanuit dat perspectief met andere ondernemers. Omdat zij nog zo sterk in ontwikkeling zijn hebben zij niet een ‘overall’ systeem of structuur waaruit zij kunnen putten en waarin zij hun ervaringen kunnen plaatsen. De laatste middag waarin vanuit een inventarisatie van ervaringen van de ondernemers een structuur aangeboden wordt waarin de ondernemers hun ervaringen kunnen plaatsen en waarin kennis verder uitgediept wordt met wetenschappelijke inzichten levert een sterke bijdrage aan de ontwikkeling van kennis over dit soort systemen.
24 !
8 Vervolgactiviteiten op module “Management van leghennen in alternatieve huisvestingssystemen” Nadere achtergrondinformatie Op 9 mei 2005 is in Wageningen een bijeenkomst met deskundigen en pluimveehouders georganiseerd waarin, op basis van de ervaringen met de uitgevoerde trajecten is gediscussieerd over de volgende doelstelling: Op basis van de huidige ervaringen en kennis een beeld vormen hoe vraag en aanbod van kennis over alternatieve huisvestingssystemen afgestemd en verbeterd kunnen worden op een zodanige wijze dat in de toekomst sprake is van een optimale kennisdoorstroom en kenniscirculatie. Ion het kader van deze doelstelling zijn er deze middag drie vragen voorgelegd aan de betrokken groepen actoren: vrager (pluimveehouders) en aanbieders (onderwijs, onderzoek, brancheorganisaties). De drie vragen gaan achtereenvolgens in op • de inhoud (welke onderwerpen), • de vorm (hoe moet het aanbod eruit zien) • en de organisatie (hoe gaan we dat doen). De opzet van de middag was dat vragers en aanbieders in subgroepen werken aan het antwoord op deze vragen en deze te matchen. De middag past in een reeks discussies rond het netwerkenprogramma en het programma 420 waarin het leren van ondernemers onderling en met hun adviseurs en de rol van het onderwijs en onderzoek daarin centraal staan. Deze discussie is in de pluimveehouderij een zeer belangrijke. Net als in andere agrarische sectoren worden pluimveehouders van oudsher via onderwijs en onderzoek en intermediairen ondersteund in hun ontwikkeling. De omvang van de huidige pluimveehouderij, de deelname van de studenten in het onderwijs, de omvang van de ondersteuning vanuit onderwijs en onderzoek noodzaken echter tot een grondige herbezinning op de organisatie van de ondersteuning van de pluimveehouders. Nog steeds is de sector economische belangrijk en zij staat voor belangrijke en omvangrijke ontwikkelingen richting een meer duurzame, een meer maatschappelijk verantwoorde pluimveehouderij waarbij zij ondersteuning vanuit onderzoek en onderwijs goed kan gebruiken maar de grens van een kritische massa lijkt in zicht te komen. Een andere ondersteuning is gewenst: efficiënter, effectiever. Er moet meer, slimmer en beter samengewerkt worden tussen de partijen. Het eerste deel van deze rapportage biedt een bijdrage aan deze discussie door op detail niveau te kijken naar het verloop van één cursus en zo meer inzicht te bieden in wat ondernemers daadwerkelijk verder helpt met hun bedrijfsvoering. In die zin is de module diermanagement een succes te noemen. In dit tweede deel van de rapportage wordt de discussie hoe pluimveehouders in de toekomst kunnen worden ondersteund iets verder uitgewerkt. De focus ligt op twee gebieden: • Ten eerste een inventarisatie van kennisvragen (onderwerpen) en actoren die een rol (kunnen) spelen bij de verdere ontwikkeling van de nieuwe slimmere samenwerkingsvormen. Dat is tevens het deel dat tijdens de bijeenkomst van 9 mei als output geformuleerd is en later bijgesteld is. • Ten tweede een voorstel om de genoemde kennisvragen op inspirerende wijze uit te werken. Daartoe wordt aangesloten bij de ontwikkelde prototypes van Inspirerende Leeromgeving (ILO) zoals ze in het onderzoek ontwikkeld zijn. Met klem dient hier gemeld dat de uitwerking van de kennisvragen en actoren alsmede het ontwerp van inspirerende leeromgevingen sterk in ontwikkeling zijn en dat deze rapportage vooral bedoeld is om deze ontwikkeling verder te ondersteunen. De rapportage gaat met name in op de eerste twee vragen naar inhoud en vorm. Door te beschrijven, te discussiëren, te reflecteren hopen de onderzoekers van ECS samen met de trekkers initiatieven qua kennisoverdracht nieuwe input te leveren aan de discussies. Zij hopen dat de gezamenlijke zoektocht tot een mooi en dynamisch resultaat zal leiden en een bijdrage kan leveren aan de vraag hoe een en ander georganiseerd kan worden.
Inventarisatie kennisvragen en kennisaanbod Als basis voor de inventarisatie van de kennis vragen van de ondernemers zijn de volgende twee vragen voorgelegd: • Formuleer uw kennisvragen ten aanzien van de volgende werkgebieden?
25 !
•
(diergezondheid, koppelmanagement, voeding, stal/voer/drinkwatersystemen, klimaat/ventilatie, bedrijfseconomie, hygiëne (reiniging/desinfectie/ ongediertebestrijding), markt, keten en consument) Wie zouden goede leveranciers van kennis zijn op deze werkgebieden?
Deze twee vragen hebben gaandeweg de discussies op 9 mei 2005 en later geleid tot de volgende inventarisatie van kennisvragen en kennisaanbieders: Kennisvragen op het gebied van Diergezondheid • Lijst A ziekten (AI en NCD) en de bestrijding daarvan • Georganiseerde dierziektebestrijding in Nederland • Ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, parasieten, etc) • Afweer (immunologie) en de mogelijkheden van preventie d.m.v. vaccinatie • Methoden om tijdens de legperiode tegen bepaalde ziekten te enten • Herkennen van bepaalde dierziekten a.h.v. symptomen, uitval en technische resultaten • Dierziekten en vaccinatiestrategieën om in overleg met de opfokorganisatie beslissingen te kunnen nemen t.a.v. het vaccinatieprogramma van een nieuw koppel • Parasieten, m.n. wormen en bloedluis en de beschikbare bestrijdingsmethoden om de juiste keuze te maken in de wijze van preventie en behandeling • Analysemethoden om bloeduitslagen te kunnen interpreteren Kennisaanbod: Gezondheidsdienst voor Dieren, dierenartsen, farmaceutische industrie. broederijen, Animal Science Group WUR, CIDC-WUR, PTC+ Specifieke problemen: balans tussen diepte en breedte van de beschikbare en gevraagde kennis. Basiskennismatchen met de actualiteit. Kennisvragen op het gebied van Koppelmanagement • Gedrag van leghennen begrijpen (basisprincipes en eigen observaties) • Gedragsafwijkingen kunnen herkennen en indien nodig kunnen corrigeren • Functie van licht en de manier waarop leghennen dit waarnemen • Verloop natuurlijke daglengte in verschillende seizoenen • Lichtprogramma’s tijdens opfok- en legperiode (doel/type/consequenties) • Fysiologie van de productie van eieren • Probleem van buitennesteieren begrijpen, voorkomen en bestrijden • Diagnostiek van pikkerij en eventueel kannibalisme en de mogelijkheden om dit te lossen of in ieder geval te beperken • Relatie tussen de wijze van opfok en het gedrag en de prestaties van hennen in de legperiode (stalinrichting/lichtprogramma/voerschema/bezetting/entprogramma) • Transport, ontvangst en begeleiding van nieuw koppel jonge hennen in de legstal • Vastleggen van koppelgegevens voor de monitoring van technische resultaten • Probleemanalyse en interpretatie van koppelgegevens Kennisaanbod: Animal Science Group WUR (basiskennis van gedrag en fysiologie), Fokkerij organisaties, Stalinrichters, PTC+, andere boeren (afhankelijk van kennisniveau en ervaring), IKB (checklists KAT eisen), Albatros (registratie) Specifieke problemen: grote verschillen in kennisniveau individuen. Kennisvragen Voeding • Voeding van leghennen in de opfok- en legperiode • behoeftes van leghen in verschillende levensfases • basisprincipes van voedervertering en –benutting • eetgedrag van leghen • keuze van het best passende voer voor de eigen situatie/doelstellingen • opstellen van voerschema (voerbeurten), controle van voeropname • voeding bij hoge staltemperatuur • water/voer verhouding • calciumhuishouding (botsterkte/eikwaliteit) • beoordeling structuur van voer/kans op ontmenging Kennisaanbod voeding
26 !
ASG en Faculteit Diergeneeskunde (voeding- en verteringsfysiologie), Mengvoederbedrijven, Schothorst, collega pluimveehouders, PTC+ (mengvoedercursus) Kennisvragen Stal/legnesten/verlichting/voer/drinkwatersystemen • Regelgeving t.a.v. stalsystemen (uitrusting/maatvoering) • Verschillende typen stalsystemen (technisch/diermanagement) • Voor- en nadelen van bepaalde typen legnesten en de plaatsing ervan in de stal • Verschillende verlichtingssystemen (type lampen/plaatsing in de stal) • Verschillende typen water- en voersystemen (technisch/diermanagement) Kennisaanbod Stal/legnesten/verlichting/voer/drinkwatersystemen: Stalinrichters, mengvoederbedrijven, boeren zelf (ervaring), broederijen, fokorganisaties, systeemontwerpers (in de UK meer fundamenteel vanuit systeem denken dier-boer-systeem) Kennisvragen Klimaat/ventilatie • Klimaat en ventilatie in pluimveestallen • Verwarmen en koelen • Analysemogelijkheden bij problemen (zelf/inschakeling expert) • Kennisaanbod klimaat / ventilatie Kennisaanbod Klimaat/ventilatie Stalinrichters, ventilatiesysteemaanbieders, Twijnstra, A&F en ASG WUR, PTC+, Has Den Bosch (klimaat en praktijksimulaties. Kennisvragen Arbo/hygiëne/reiniging/desinfectie/ongediertebestrijding • Invloed van type bedrijfsvoering, stal en stalsysteem op de werkomstandigheden (verdeling werk over dag/week/jaar, klimmen, tillen, stof, etc.) • Reiniging, desinfectie en hygiëne • Gevaren van ongedierte en de mogelijkheden om ongedierte te bestrijden • Reinigen / desinfecteren tussen 2 koppels • Basis kennis invloed gedrag mensen op microbiologie • Effecten van nat en droog schoonmaken • Bedrijfskundig algemeen (bezoekers, kleding) • Consequenties uitloop • Monitoren • Ongedierte bestrijding • Insleep risico Kennisaanbod hygiëne: Specifieke schoonmaakbedrijven en ongediertebestrijdingbedrijven Collega’s pluimveehouders en slagersvakschool en voedselwaren autoriteit (voor gedragscomponent) Faculteit Diergeneeskunde, ASG WUR, GD, PTC+ (voor inzicht component), o.a. monster nemen, hygiënisch onderzoek. Kennisvragen Bedrijfseconomie • Consumentenontwikkelingen t.a.v. eieren • Functioneren van de Europese en Nederlandse eiermarkt • Strategische keuzes t.a.v. type te produceren eieren • Maken van een bedrijfsplan bij grote investeringen • Financieringsplan • Kostprijsberekeningen • Consequenties van het afsluiten van eiercontracten • Monitoring van technische en financiële resultaten Kennisaanbod bedrijfseconomie Has den Bosch, CAH Dronten, LEI, ABAB, PTC+, Albatros, banken Specifieke problemen: vertrouwelijkheid van de informatie. Kennisvragen Markt keten en consument • Ketenanalyse, • Retail • Welzijn, • Niche markten (slowfood)
27 !
Kennisaanbod markt keten en consument Maatschappelijke discussie, Europese eiermarkt, marketeers.
Het aanbod in inspirerende leeromgevingen Tijdens de bijeenkomst van 9 mei 2005 is door de onderzoeker van ECS een korte inleiding gegeven de over het leren van ondernemers en zijn de eerste bevindingen in de onderzochte module en de bij ECS ontwikkelde prototypes van Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers (Kupper, 2003) gepresenteerd. Het ontwerp van de ILO’s (Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers) is in metaforen gesteld. De idee is dat deze metaforen variatie in prototypes van leeromgevingen bieden en daarmee inspiratie bieden aan ontwerpers, begeleiders en deelnemers van die leeromgevingen. ILO’s zijn dus niet ontworpen om een dwingend concept op te leggen of een kant en klaar format te bieden. Ze zijn ontwikkeld om variatie van mogelijke leeromgevingen in beeld te brengen en binnen die variatie (nieuwe) keuzes te kunnen maken. Inspirerende leeromgevingen voor ondernemers zijn ontwikkeld om innovatieve ondernemers uitdagende en inspirerende leeromgevingen te bieden. Maar zij zijn ook van toepassing voor onder andere ondernemers, jonge en oude, ondernemers die een rustigere ontwikkeling jn voor het bedrijf voor ogen hebben en toekomstige ondernemers in opleidingen. Hier volgt eerst een tabel en een korte beschrijving van de ontwikkelde Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers anno september 2005: • Master class Innovatieve ondernemers uit de sector die hun sporen hebben verdiend (en ervaren ondernemers uit andere sectoren) kunnen in een master class aan de jongere generatie overdragen hoe je met tegenslagen omgaat, hoe je in de polder een nieuw bestaan kunt opbouwen, etc. Ook ondernemers uit andere sectoren kunnen hierbij betrokken worden. • Clinic De clinic is bekend uit de sport: o.l.v. van een professional gericht werken aan het verbeteren van vaardigheden, zoals een training voor specifieke onderdelen van de wedstrijdsport. Een professional in een clinic kan bijvoorbeeld degene zijn die weet hoe je de zomerwarmte opslaat in de aarde om die ’s winters weer beschikbaar te krijgen. Of hoe je de warmte van een kippenschuur in een kas kunt gebruiken. • Atelier Creativiteitssessies zoals brainstorming en mindmapping bereiden de toekomstige ondernemers voor op hun toekomstige rol. Gericht uiteraard op systeeminnovatie, daarbij niet lettend op haalbaarheid of praktisch nut. Persoonlijke ontwikkeling is een belangrijk item. • Laboratorium In een laboratorium wordt geëxperimenteerd: nieuwe dingen uitproberen, de uitkomsten evalueren, met elkaar bespreken en er lering uit trekken. Een groep ondernemers experimenteert b.v. met centrale verpakking van de producten, of met installatie van biogas. Stakeholders van buiten de sector worden uitgenodigd om mee te bouwen aan de “laboratoriumopstellingen”. • Academy Kenniscirculatie vanuit onderzoeksinstituten uit binnen- en buitenland. Lezingen en voordrachten zijn mogelijke werkvormen, bij voorkeur min of meer interactief. Actoren in de leeromgeving komen uit de wetenschap, zij hebben een brede kijk op ontwikkelingen in de sector en kunnen met de deelnemers over de grenzen heenkijken. Zij kunnen landsgrenzen, maar ook de grenzen van vakgebieden overschrijden. • Studio In een dansstudio ofenen dansers een stuk o.l.v. een choreograaf. Dansers dansen solo of in groepen en dan weer een pas-de-deux. Dat zou de werkvorm kunnen zijn in een studio cvoor ondernemers. Samenwerken en af en toe soleren. Samenwerken met ketenpartners en andere stakeholders zoals milieugroeperingen. De choreograaf is iemand die de groepsprocessen kan analyseren en sturen. • Ondernemerscafé Het ondernemerscafé is de plek van de toevallige ontmoetingen. Iedereen kan een biertje komen drinken. Het café staat in een economisch actieve regio en kan dus ook ondernemers uit andere economische sectoren bezocht worden. De ontspannen sfeer bevordert het aangaan van contacten en het vertellen van succes en faalverhalen. Daarnaast kan er voor vermaak gezorgd worden en is er de mogelijkheid om aan te schuiven aan een flexibele werkplek. • De boxring
28 !
In de boxring staan snelheid, kracht en strategisch inzicht centraal met een sterk competitief doel, namelijk, winnen. En dat kun je oefenen onder leiding van een coach. Intensieve training en snel prestaties laten zien waarbij je wel degelijk een groot uithoudingsvermogen nodig hebt. • Keukentafel De keuken biedt een rustige, veilige omgeving waar bekenden in alle vertrouwen elkaar kunnen ontmoeten en ondernemers in hun eigen tempo met onbekenden vertrouwd kunnen raken. Aan de keukentafel spreken zij over alledaagse en gewone zaken maar ook over vertrouwelijke zaken zoals twijfels en onzekerheden, zeer vage plannen die nog lang niet ingezet kunnen worden, hun persoonlijke belemmeringen en hoe zij daarmee omgaan. • De idealisten Gedreven door een gezamenlijk ideaal werken de idealisten zich zoekenderwijs een weg naar het realiseren van doelen die langzaam maar zeker steeds duidelijker worden. Ze vinden hun eigen weg en werken hard om hun doelen te bereiken maar kunnen een steuntje in de rug goed gebruiken. • Studieclub In een studieclub werken ondernemers gezamenlijk aan het verbeteren van hun individuele bedrijfsresultaten. Niet de samenwerking maar het delen van informatie en ervaringen staan voorop. Openheid en onderling vertrouwen en zelfkritisch vermogen vormen de basis om te participeren. Die ingrediënten helpen de ondernemers hun kennisbasis te vergroten en bedrijfsblindheid te voorkomen. • Leren van buiten Op zoek naar de ultieme leersensatie, op weg naar echte inspiratie en nieuwe oplossingen voor oude problemen, op zoek naar echt nieuwe perspectieven. Dat is leren van buiten en daarvoor moeten ondernemers wel eerst helemaal los raken van het bedrijf. Maar alleen gaan is nog lang niet voldoende, open staan en durven zien zijn minstens zo belangrijk. Pas dan kan leren van buiten tot inspiratie en nieuwe oplossingen leiden.
29 !
Tabel 1: Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers, typeringen en werkvormen. Inspirerende leeromgeving Masterclass
Typering
Werkvormen
Master geeft aanwijzing aan professional, bewustwording, alternatieven voor verbetering
Problemen, conflicten en dilemma’s Cases Kort geding College Demonstratie sessies Benchmarken Uitwisseling met professionals Brainstormen Mindmapping Werken met metaforen Storytelling (Zelf)reflectie Creatief schrijven Prototyping Leren van andere concepten Praktijksimulaties Digitale ondersteuning Interactieve kennisconstructie Wetenschappelijke uitwisseling en coaching Symposia Training Regie Routines ontwikkelen Inspirerende sprekers Cooperative lectures/team quiz Socio drama Digitale ondersteuning (virtueel café) Spelmeesters, training en coaching Vaardigheid en strategisch inzicht Meedenken, meehelpen, meedoen
Clinic
Specifieke training, kort, intensief, vraag centraal
Atelier
Zelfgestuurde creativiteit scheppend, zelfexpressie, intuïtie, uitnodigende omgeving
Laboratorium
Experimenteren, haalbaarheid, zekerheid
Academie
Multi-transdisciplinair, van wetenschap naar praktijk
Studio
Samen oefenen om te presteren o.l.v. een choreograaf
Ondernemerscafé
Incidenteel leren, toevallige ontmoetingen, infotainment, conculeren
De boxring
Competitieve omgeving waarin beter presteren beloond wordt. Rustige veilige omgeving waarin ‘bekenden’/vanuit een vertrouwensband gepraat wordt Groep mensen (van divers pluimage) zet zich actief in voor een ideaal (gezamenlijk belang)
De keukentafel De idealisten
Studieclub
Uitwisselen van praktijkervaringen op basis van wederzijds vertrouwen
Leren van buiten
Door buiten de grenzen van het bekende te treden nieuwe inspiratie zoeken voor oude problemen
Stapsgewijze uitwerken van mogelijkheden, Belangen en prioriteiten expliciteren Onderhandelen. Zelf organiseren, Externe sprekers, Bedrijfsbezoeken, Systeem analyse Naar Timboektoe reizen, Blind date, Confrontatie zoeken, Reflectie
Bovengenoemde prototypes zijn in de tabel hierboven samengevat (versie mei 2005). De naam, een typering en de mogelijke werkvormen in de Inspirerende Leeromgeving zijn steeds puntsgewijs weergegeven. Voor verdere achtergronden verwijst ECS naar het rapport van Kupper (2003) waarin de ontwikkelde prototypes voor het eerst gepresenteerd en uitgebreid beschreven zijn en de eindrapportage “Onder de loep genomen” waarin meer empirische gegevens over andere cases en een verdere uitwerking weergegeven zijn. Het in mei gezamenlijk geproduceerde inventarisatie van kennisvragen op het gebied van management van leghennen in alternatieve systemen is in onderstaande tabel samengevat en aan de inventarisatie is een intuïtieve keuze voor leeromgevingen bij de diverse kennisvragen toegekend. De
30 !
tabel moet opgevat worden als een eerste voorstel en geeft in die zin slechts algemene richtlijnen voor de mogelijkheden die het ontwerp van Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers voor de geformuleerde kennisvragen biedt. Bij het invullen van de tabel zijn de ervaringen van de eerste ronde van de module Management van Leghennen in Alternatieve Systemen een belangrijke leidraad geweest voor het bevatten van de inhoud van de werkgebieden.
Studieclub
Leren van buiten
De idealisten
De keukentafel
De boxring
Ondernemers café
Academie
Laboratorium
Atelier
Clinic
Masterclass
Inspirerende leeromgeving voor Ondernemers
Tabel 2: Match werkgebieden kennisvragen in de leghennensector en de prototypes van Inspirerende Leeromgevingen.
Diergezondheid Koppelmanagement Voeding Stal/ legnesten/ verlichting/ voer/ water/ drink systemen Klimaat en ventilatie Arbo/ hygiëne/ reiniging / desinfectie/ ongediertebestrijding Bedrijfseconomie Markt keten en consument Zoals in de tabel zichtbaar is komen de meeste onderwerpen in aanmerking voor de prototypes Masterclas, Academy, Studieclub, Clinic en Laboratorium. Het Atelier, en de Boxring, de Keukentafel en Leren van buiten zijn voor de geïnventariseerde kennisvragen veel minder van toepassing. Dat heeft mede te maken met het gegeven dat de geïnventariseerde kennisvragen vooral betrekking hebben op het doorstromen van wetenschappelijke kennis en ervaringen in de toepassing ervan in het management van bedrijven.
Aanvullende opmerkingen Aanvullend op de tabel kunnen een aantal inhoudelijke kanttekeningen geplaatst worden ten aanzien van mogelijke andere kennisvragen. Vanuit twee invalshoeken is een korte toelichting op de invulling van deze tabel nog wenselijk. De invulling zoals die hierboven gegeven is, is gebeurd op basis van de kennisvragen die gaandeweg de discussie ontwikkeld zijn. De onderwerpen die daarbij uitgewerkt zijn hebben als richting gediend voor het invullen van de tabel. Management van leghennen in alternatieve systemen vergt veel van het vakmanschap van de ondernemers en is als management gebied nog sterk in ontwikkeling. Dat is ook terug te lezen in de invulling van de tabel waarin het accent ligt op overdracht van kennis en uitwisselen van ervaringen. Werkvormen waarin een sterker appèl wordt gedaan op ondernemerschap, samenwerken en creativiteit (zoals het atelier, de boxring en de idealisten) zijn niet aangevinkt. Dat betekent niet dat deze prototypes niet waardevol zijn of dat zij op een of ander
31 !
moment of plaats toch aan bod zouden kunnen komen. Integendeel. Deze prototypes zijn, op het eerste gezicht wat minder geschikt voor de inhoud van het aanbod zoals dat hier bedoeld wordt. In een later stadium, wanneer de druk op het leren over management mogelijk wat minder zwaar wordt en een sterker accent gelegd moet worden op ondernemerschap kunnen zij mogelijk wel relevant blijken te zijn. Een tweede toelichting sluit aan bij wat hiervoor al gemeld is over het ontwerp in prototypes. Met het ontwerp hopen de onderzoekers de ontwikkelaars van aanbod aan ondernemers te inspireren. De nadruk ligt hier nog op variatie van mogelijkheden maar het spreekt voor zich dat de Inspirerende leeromgevingen voor iedere te ontwikkelen aanbod verder uitgewerkt dienen te worden en dat het ontwerp zoals hier gegeven vooral als kapstok dient om de ontwikkelaars te stimuleren. Het ontwerp is overigens ook verder dan dat hier gepresenteerd wordt en we kunnen de lezers dan ook verwijzen naar de rapportages van ECS op dit gebied (Kupper, 2003, Gielen, 2005). Het ontwerp en de ontwikkeling van Inspirerende Leeromgevingen voor Ondernemers blijven ook de komende jaren een belangrijk veld van onderzoek voor ECS. Bij deze nodigen de onderzoekers de geïnspireerde gebruikers van het ontwerp uit om contact met hen op te nemen wanneer zij verder vragen over het ontwerp hebben. In een vervolgtraject binnen het groene onderwijs wordt verder gewerkt aan de " # $ # % In hoeverre zijn de ontwikkelde prototypes van inspirerende leeromgevingen voor ondernemers geschikt om competenties te ontwikkelen gericht op ondernemerschap bij studenten in groene onderwijs? Patricia Gielen Researcher Wageningen University and Research Centre Department of Social Sciences Education and Competence Studies P.O.Box 8130 6700 EW Wageningen Tel: + 31 317 48 43 32 Fax: + 31 317 48 45 73 Website Http://www.socialsciences.wur.nl/edu
9
Literatuur
Kupper, H.A.E, Th. Lans, M. Mulder, H.J.A. Biemans, (2003) Inspirerende Leeromgevingen voor ondernemers. Wageningen University and Research Centrum, Educatie en Competentie Studies. Gielen, P.M. (2005). Onder de loep genomen, Wageningen University and Research Centrum, Educatie en Competentie Studies. Geerling-Eiff, F., M. de Beuze,(2005). In Kennisdoorstroom en –circulatie, een pilotstudie Dier. Wageningen University and Research Centrum, Landbouw economisch Instituut & PPO.
32 !