LEREN SIGNALEREN TRAINERSHANDLEIDING SIGNAALTAAL VAN DE WEST-FRIESE JEUGD
Niek Kuijper Hoorn, september 2008
Op de eerste maandag van 2008 bereikt ons het bericht dat het 11-jarig jongetje Bram zich heeft opgehangen aan de trap. Zijn ogen waren reeds weggedraaid en hij had zijn ontlasting al laten lopen toen zijn vader hem – na een waarschuwing van een vriendje – losmaakte. Door het adequate optreden van vader is het jongetje per traumahelikopter overgebracht naar het AMC en is daar goed hersteld. Na reconstructie van de situatie bleek dat Bram al twee maanden bezig was met het verzamelen van informatie over zelfdodingsmethoden. Dit deed hij niet stiekem, maar vroeg dit bijvoorbeeld op school aan klasgenootjes. In dit laatste schuilt het hoopgevende van deze casus; er worden altijd signalen afgegeven als iemand zich niet goed voelt of bezig is met de dood. Deze signalen kunnen én moeten worden opgepikt om herhaling of nieuwe pogingen te voorkomen.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
2
PROLOOG Landelijk onderzoek heeft aangetoond dat de Westfriese jeugd significant meer, vaker en vroeger overmatig alcohol drinkt dan hun leeftijdsgenoten in andere delen van Nederland. Regionaal onderzoek 1 wijst uit dat 1 op de 6 jongeren tussen 12 en 19 jaar gedachten aan zelfdoding heeft. Prof.dr. Ad Kerkhof, hoogleraar suïcidepreventie en betrokken bij de opzet van dit project heeft aangetoond dat de regio West-Friesland reeds decennia lang relatief veel suïcides en suïcidaal gedrag kent. Ook onder jongeren. Hij kan dit niet verklaren, maar pleit, evenals de WHO, voor een daadkrachtige regionale aanpak 2. Alcoholconsumptie op steeds jongere leeftijd vergroot het risico op het optreden van tal van gezondheidsproblemen 3. De verschuiving van de leeftijd waarop kinderen starten met het gebruik van alcohol – gemiddelde leeftijd in West-Friesland is 12,1 jaar - is desastreus voor de ontwikkeling van het jonge brein en heeft gevolgen voor de sociale, fysieke, psychische en maatschappelijke ontwikkeling van kinderen. Dit geldt uiteraard ook voor druggebruik. Er is een relatie tussen psychische problematiek en overmatig alcohol- en druggebruik. Het staat niet op zichzelf en moet dan ook niet als zodanig worden bestreden. Suïcide en suïcidepogingen worden niet zelden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Zowel de verontrustende uitkomsten van gezondheidsonderzoek als de algehele ongerustheid omtrent de jeugd in deze regio hebben bijgedragen aan een collectief initiatief van hulp- en dienstverlenende organisaties, gemeenten en burgers om een integraal preventief plan van aanpak te initiëren 4. Dit initiatief en al doorlopen projectfasen zijn geheel in overeenstemming met de Kaderbrief 2007-2011 ‘Visie op gezondheid en preventie’ van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Kort samengevat kan gesteld worden dat de problematiek in West-Friesland dringend aandacht behoeft en dat de problemen zoals beschreven in omvang en ernst zullen toenemen als geen actie wordt ondernomen. Een van de methoden die hiervoor gebruikt wordt is de Leren Signalerenmethode. Een afhankelijkheid van een middel of daadwerkelijk suïcidaal gedrag ontstaat niet zomaar. Veelal gaat hier een langere periode van problemen én signalen aan vooraf. Juist die voorafgaande periode moet aangegrepen worden om in te grijpen en/of hulp te bieden. Medio juni 2008 zijn er 8 professionals van 3 verschillende hulpverlenende organisaties opgeleid om West-Friesland te Leren Signaleren. Met een streven van 1200 getrainde - en daarmee signalerende - docenten, jongerenwerkers, politie-agenten, voetbaltrainers, judomeesters, kerkelijke instanties, maatschappelijkwerkers, huisartsen, jongerenverenigingen enzovoorts, levert dit trainersteam een fantastische bijdrage aan het breed opgetuigde regionale preventieproject ‘De West-Frisse jeugd’. Namens het regionale collectief,
1
GGD West-Friesland, Jongerenenquête 2005 & Programmabureau Integrale Veiligheid, 2007 Zie ook actualisatie Advies inzake Suïcide van de gezondheidsraad 2007 i.o.v VWS 3 Alcoholgebruik en jongeren onder de zestien jaar, Trimbos Instituut, 2006. 4 Op 20 juni 2007 werd reeds een startconferentie “van Ongerustheid naar Handelen” georganiseerd waarna werkafspraken en plan van aanpak volgden. 2
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
3
HOOFDSTUK 1 Inleiding Je gaat een reeks trainingen geven over het Leren Signaleren (vanaf nu aangeduid als LS) van psychische en middelenafhankelijke problematiek bij jongeren. De groepen bestaan uit maximaal 12 personen. Een groep bestaat altijd uit mensen die deskundig zijn op een bepaald gebied en vanuit hun professie/taak te maken hebben met de doelgroep. Je weet ruim van tevoren welke groep je training gaat geven zodat je eventueel accenten aan kan brengen in de training. De essentie van de training is in de volgende drie punten onder te verdelen: I. II.
III.
WETEN: Intermediairen kennen de feiten en cijfers rondom middelengebruik en psychische problematiek in de regio West-Friesland en zijn zich bewust van hun rol van betekenis. LEREN: Signalen van psychische problematiek en/of middelengebruik herkennen en deze bespreekbaar maken. HANDELEN: Bruikbare en eenvoudige gesprekstechniek aanreiken voor exploratie van problematiek. Wat te doen bij gerede zorg of twijfel.
De handleiding is zo opgebouwd dat je per aandachtspunt de benodigde kennis, methoden of technieken kunt vinden. De handleiding is nadrukkelijk bedoeld als naslagwerk. Het trainingsproces is een dynamisch gebeuren dat zich niet in een rigide structuur laat vangen. Het belangrijkste ‘trainingsínstrument’ is de eigenheid van de trainer en diens vermogen tot het overbrengen van de informatie. De wijze van kennisoverdracht is per definitie persoonsgebonden, maar de inhoud moet uiteraard overeenkomen. Deze handleiding en bijbehorende PowerPointpresenatie helpen hierbij. 1.1. Voorbereiding 1. Je krijgt ruim op tijd te horen welke groepen je gaat trainen en op welke locatie. Ook krijg je een contactpersoon toegewezen waarmee je praktische zaken en voorbeelcasuistiek kan regelen. 2. Jullie krijgen allen een usb-stick met de PowerPointpresentatie. Check of er ter plaatse een computer is voor de pp-presentatie en reserveer zonodig een laptop+beamer. 3. Check of je voldoende readers hebt om uit te delen. 4. Check of er actuele ontwikkelingen zijn die van invloed kunnen zijn op LS. Probeer deze in te passen in de training. 5. Voor hulp, vragen of info kun je contact opnemen met de coördinator LS. 1.2. Globale tijdsindeling Op de volgende pagina tref je een richtlijn voor de tijdsplanning. Zoals je ziet is de tijdsplanning niet tot in detail weergegeven. Het is aan de trainer om de tijd én prioriteiten te bewaken. Door de uiteenlopende samenstelling van de groepen intermediairen kan de vorm en inhoud van de training per keer wat verschillen. De duur van de training is in deze matrix begroot op 4,5 uur. Check van te voren hoeveel tijd je hebt voor de training. Idealiter heb je 5 uur, maar er zijn groepen die niet langer kunnen dan 4 uur. Indien je tijd moet besparen dan kan je dit doen in BLOK I en bij de algemene toelichtingen in BLOK II.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
4
1.3. Globale tijdsmatrix Blok I
WETEN Introductie Feiten/quiz
Tijdsduur 20 minuten 30 minuten
Blok II
LEREN Algemene toelichting middelen/prob. Signalen Pauze Clusters/gemeenschappelijke sig. Signaaltrechter
Tijdsduur 30 minuten 30 minuten 20 minuten 20 minuten 20 minuten
Blok III HANDELEN Introductie gespreksvaardigheid Subgroepsgewijs oefenen met casus Advies & feedback
Tijdsduur 10 minuten 30 minuten 20 minuten
AFSLUITING Korte uitleg meldpunt met telefoonnr. Vragen en afsluiting
Tijdsduur 20 minuten 20 minuten
TOTAAL
4, 5 uur
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
5
HOOFDSTUK 2 BLOK I. WETEN 2.1. Introductie Naast het voorstellen van jezelf en de deelnemers is het van belang de training te introduceren. Hieronder tref je een aantal belangrijke zaken die noemenswaardig zijn.
De context van de training LS is een onderdeel van het collectieve jeugdpreventieproject ‘de Wesfrisse jeugd’. Dit project wordt breed gedragen in de regio en kent vele partners. De belangrijkste partners zijn de 9 Westfriese gemeenten ( en Schagen), de GGD Hollands Noorden, Brijder Verslavingszorg, GGZ-centrum Westfriesland en BureauJeugdZorg Noord-Holland. De kaders en richtlijnen van het regionale project vind je in de bijlage.
Doel van de training Psychische problematiek, middelenafhankelijkheid en psychiatrie in engere zin worden in een vroeg stadium gesignaleerd en men weet wat men wel of niet moet doen. Door deze vroegsignalering kan er adequate hulp geboden worden waardoor pathologische ontwikkeling wordt gereduceerd of zelfs voorkomen.
Belang van deelname LS Een kort en krachtig betoog voor de waardevolle bijdrage die de intermediairen leveren aan het preventieproject en dus aan de gezondheid van de Westfriese jeugd.
2.2. Feiten Aanvullend op de introductie geef je cijfers en uitleg over de stand van zaken in West-Friesland. Het is mogelijk om deze feiten te presenteren middels de PowerPointpresentatie, maar het verdient de voorkeur dit middels een interactieve quiz te doen. De quiz is geïnspireerd op de Spacebattle 5 en is zeer effectief. Het voordeel van een quiz is dat je de groep betrekt bij het onderwerp. De ervaring leert dat men het ook leuk vindt om op deze wijze kennis te vergaren. De spelregels zijn eenvoudig. Ik zal de richtlijnen hieronder weergeven. 1. Verdeel de groep in vier subgroepen en laat elke groep een naam bedenken die met het onderwerp te maken heeft. 2. De groepjes kunnen per goed antwoord een punt verdienen. 3. Elke groepje schrijft haar antwoord op nadat de vraag over middelen dan wel psychische problematiek is gesteld. 4. Elke groep krijgt één joker die zij kunnen inzetten op een vraag waarvan zij zeker weten dat deze goed is. Bij een goed antwoord verdient men 2 punten en bij een fout antwoord wordt 1 punt van de totaalscore afgetrokken. 5. De groep met de meeste punten is winnaar. Voordeel van deze methode is dat je op een dynamische wijze informatie verstrekt en een taxatie kan maken van het kennisniveau. Het maakt eigenlijk niet uit welke vragen je stelt omdat je na beantwoording van de vragen telkens de ruimte neemt om een en ander toe te lichten of uit te diepen. In de bijlage tref je een vragenlijst, maar het staat je vrij om zelf vragen te bedenken. Je kan ook tijdens de quiz vragen bedenken om zodoende in te spelen op de actualiteit, specifieke situatie, kennisniveau enz.
5
Product van de Brijder
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
6
HOOFDSTUK 3 BLOK II. LEREN Opbouw van dit blok Er wordt aangevangen met een algemene toelichting op de 8 onderwerpen van LS. Middels de powerpointpresentatie geef je inzicht in de werking van middelen die veel gebruikt worden en momenteel een rol spelen in de zorgelijke ontwikkeling in de regio. Tevens komen de achtergronden van een afhankelijkheid aan bod en het gezondheidsrisico van het gebruik. De middelen die aan bod komen zijn: Alcohol Cannabis Cocaïne Speed XTC Vervolgens doe je hetzelfde met psychische problemen. Ook hier is een selectie gemaakt van veelvoorkomende of actuele problematiek. Het gaat met name om: Depressie Angst/paniek Suïcide (staat niet op zichzelf) Je kan kort iets vertellen over psychotische stoornissen, manie en persoonlijkheidsstoornissen. De acht ‘hoofdpunten’ van LS – zoals hierboven genoemd – werk je na de algemene toelichting uit in signalen. Elke topic wordt dus specifiek toegelicht. In de algemene omschrijving wordt ingezoomd op het specifieke middel of probleem. Vervolgens worden de signalen eerst per topic omschreven om hieropvolgend uit te zoomen naar de gemeenschappelijke signalen van de ‘som der problemen’ zodat er steeds meer overzicht wordt gecreëerd. Het blok sluit af met een zogenaamde signaalstrechter; een schematische weergave van signalen die kunnen wijzen op problemen. Aanvullend Dit blok is veelomvattend en zeer belangrijk. Vanwege de vele signalen die zich mogelijkerwijs kunnen voordoen dreigt het gevaar dat de hoeveelheid theorie de cursist kan overspoelen. Plan halverwege dit blok een pauze en maakt veel gebruik van praktijkvoorbeelden. Je kan deze zelf aandragen, maar je kan ook de cursisten betrekken door te vragen wat zij denken te signaleren. Het onderzoek naar suïcidaal gedrag onder Westfriese jongeren dat voorjaar 2008 is gestart door GGZ-centrum Westfriesland i.s.m. de Vrije Universiteit Amsterdam levert hoogstwaarschijnlijk nieuwe inzichten en daarmee aangrijpingspunten voor preventie. LS is dus een dynamisch project dat zichzelf steeds moet verbeteren. De handleiding zal steeds up to date gehouden moeten worden met nieuwe kennis en dito inzichten. Van de trainers wordt verwacht dat zij allert zijn op nieuwe ontwikkelingen en inzichten en deze doorspelen naar de coördinator LS zodat de nieuwe kennis kan worden opgenomen in de handleiding.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
7
Hoofdstuk 4 ALGEMENE OMSCHRIJVING VAN DE 8 PROBLEMEN 4.1. Algemene informatie over Alcohol 6 (ethanol C2H5OH ) Alcohol is de meest gebruikte drug in de Westerse samenleving. De scheikundige naam voor alcohol is ethanol. Alcohol is een verdovend middel dat ontstaat uit gisting van granen of vruchtensuikers en wordt verwerkt in drie categorieën drank: bieren (± 5%), wijnen (± 12%) en gedistilleerd (± 35%). Geschiedenis Bier was er waarschijnlijk al 6400 jaar voor Christus en wijn was 3500 jaar voor Christus al bekend. In het oude Griekenland was wijn de belangrijkste drank, bij de Germanen bier. In de Middeleeuwen was er een toename van het gebruik van alcohol. Dit kwam voornamelijk door de groei van de steden en de rol die alcohol ging spelen in rituelen en tradities. Voor WO II - in de jaren twintig en de jaren dertig - werd in Nederland nauwelijks alcohol gedronken. Na WO II nam het gebruik van alcohol weer toe, maar het bleef tot 1960 laag. Daarna kwam het gebruik in een stroomversnelling. Sinds 1960 wordt er drie keer zoveel gedronken. Voornaamste oorzaken voor deze toename zijn: de toegenomen welvaart vanaf de jaren zestig, de toename van vrije tijd, de grotere acceptatie van alcoholgebruik door vrouwen en jongeren en het feit dat we tijdens vakanties met buitenlandse dranken in aanraking kwamen. Wijze van toediening Men krijgt alcohol binnen door het drinken van alcoholische dranken als bier, wijn, rum of mixjes. De alcohol wordt voornamelijk via de maag opgenomen in het bloed en het lichaamsvocht. Via het bloed bereikt alcohol de hersenen, waar het zijn effect veroorzaakt. Dosis Bier bevat gemiddeld 5% alcohol, wijn 12% en jenever 40%. Een glas bier is groter dan een glas wijn en een glas jenever is verhoudingsgewijs erg klein. Toch kent elke maat een gelijke hoeveelheid alcohol. Het komt er op neer dat ieder standaard glas van een alcoholische drank ongeveer evenveel pure alcohol bevat. Dit is 10 gr.
Effecten De effecten van alcohol zijn afhankelijk van verschillende factoren. Zo zijn bijvoorbeeld de hoeveelheid die gedronken wordt, het lichaamsgewicht, of er regelmatig gedronken wordt en of het een man of vrouw betreft, van invloed op het effect. Ook kunnen persoonlijke factoren een rol spelen. De ene persoon kan bijvoorbeeld agressief worden van alcohol, terwijl de andere persoon juist heel zachtmoedig wordt. Alcohol verdooft de hersenen. Dit heeft allerlei effecten op de stemming en het gedrag. Zo vallen remmingen weg, vermindert het geheugen en de concentratie en neemt zelfkritiek af. Hoe meer er gedronken wordt, hoe sterker de effecten.
6 Gebasseerd op info van www.unitydrugs.nl Unity@jellinek, Martin van Es en www.alcoholinfo.nl van het Trimbos Instituut.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
8
Positieve effecten:
• • • •
vrolijk en ontspannen effect zelfverzekerd men praat makkelijker vergemakkelijkt sociale contacten
Lichamelijke effecten:
• •
bloedvaten verwijden zich (warm gevoel) verminderde coördinatie van bewegingen
Negatieve effecten:
• • • • • • • •
reactievermogen wordt aangetast verwardheid verminderd spraakvermogen verminderd gezichtvermogen duizeligheid black-out en geheugenverlies bij hoge doses misselijkheid en kans op braken (alcohol irriteert het slijmvlies van de maag en darmen) uitdroging en kater
De kater Alcohol ‘droogt’ uit. Dit klinkt vreemd, want men drinkt juist veel. Maar men gaat ook aanzienlijk vaker naar de WC. Bij consumptie van één glas alcohol, plast men twee glazen uit. Dit komt omdat alcohol de nieren stimuleert om meer vocht af te scheiden in de urine. Doordat men veel vocht verliest wordt het bloed iets stroperiger en verandert de vloeistofdruk in de hersenen. Dit veroorzaakt de hoofdpijn die met de kater gepaard gaat. De misselijkheid bij een kater komt doordat de alcohol de slijmvliezen van de maag en darmen heeft aangetast. Afbraak van alcohol De lever breekt alcohol af. Het kost de lever ongeveer 1,5 uur om een standaard glas alcohol af te breken. Bij consumptie van 10 eenheden alcohol duurt het ongeveer 15 uur voordat al deze alcohol is afgebroken. Bij de afbraak van alcohol worden tevens andere stoffen gevormd die bijdragen aan het kater-gevoel. Alcohol wordt niet sneller afgebroken door koffie, cocaïne, een koude douche of dansen. De concentratie alcohol in het bloed wordt ook niet minder door overgeven. Alcoholvergiftiging Overmatig alcoholgebruik kan op korte termijn ernstige schade aanrichten. Bij alcoholvergiftiging wordt de concentratie alcohol in het bloed, en daarmee ook in de hersenen, zo hoog dat men bewusteloos of in coma kan raken. Uiteindelijk kan het zenuwstelsel zo sterk worden verdoofd dat het ademhalingscentrum verlamd raakt. In dit geval is er sprake van levensgevaar.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
9
Het aantal glazen waarbij iemand een alcoholvergiftiging kan krijgen, is afhankelijk van diverse dingen:
• • • • •
Geslacht, lengte en lichaamsgewicht; vrouwen en mensen met een laag gewicht lopen eerder gevaar De snelheid van drinken: hoe sneller, hoe groter het gevaar op een vergiftiging Ervaring met (veel) drinken Stemming op het moment van drinken Aanwezigheid van voedsel in de maag (een volle maag verlaagt het risico iets)
Jeugd en alcohol
•
Alcohol is extra ongezond tijdens de groei. De hersenen ontwikkelen zich tot het 24e levensjaar. Alcohol verstoort die ontwikkeling en dat kan van invloed zijn op het karakter en het gedrag van een kind.
•
Bij jongeren die regelmatig drinken is de kans op alcoholverslaving op latere leeftijd groter.
•
In de puberteit groeien botten en spieren versneld. Hormonen beïnvloeden deze processen en alcohol verstoort de balans. Alcohol verlaagt o.a. de hoeveelheid mannelijk hormoon en groeihormoon. Van jongens is bekend dat alcoholgebruik de botontwikkeling remt.
•
Minder goede school-, studie- en werkprestaties Na een avond drinken functioneert het geheugen slechter. Concentreren wordt daardoor moeilijker. Bij jongeren kost het afbreken van alcohol meer tijd dan bij een volwassene.
•
Meer kans op onveilig vrijen Onder invloed van alcohol durven jongeren meer en doen ze eerder dingen die ze zonder alcohol niet zouden doen. Zo vrijen jongeren vaker onveilig als ze gedronken hebben. De helft van de jongeren twijfelt of het wel zou lukken om onder invloed van alcohol een condoom te gebruiken.
•
Toename van ongelukken en agressie Naast controlevermindering neemt ook het reactievermogen af. De kans op ongelukken is hierdoor groter. Uit onderzoek blijkt dat jongeren die drinken tijdens het uitgaan vaker slachtoffer of dader zijn van agressief gedrag.
•
Vaak voorkomend; een black-out Een black-out kan ontstaan wanneer veel alcohol in korte tijd wordt gedronken. Op het moment van drinken lijkt er niets aan de hand maar de volgende ochtend blijkt de herinnering uit het geheugen verdwenen te zijn. Een regelmatige black-out kan blijvende schade veroorzaken aan de hersenen.
•
Toename van kans op alcoholvergiftiging Jongeren drinken tijdens het uitgaan vaak veel in korte tijd. De kans op een alcoholvergiftiging neemt hierdoor toe. Het zenuwstelsel raakt verdoofd, na bewusteloosheid kan een coma optreden met de dood tot gevolg.
Risico’s op lange termijn Zowel lichamelijke en psychische ziekten en (psycho-)sociale en maatschappelijke problematiek kunnen het gevolg zijn van overmatig alcoholgebruik.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
10
4.2. Algemene informatie Cannabis 7 Hasj en wiet worden gemaakt van de hennepplant (Cannabis sativa). Blowen (roken) is de meest gangbare gebruiksvorm, verwerking in voedsel (bijvoorbeeld als spacecake of opgelost in kokende melk) kan ook. De belangrijkste werkzame stof in cannabis is THC (Tetra-Hydro-Cannabinol) Hoe meer THC er in de wiet of hasj zit, hoe sterker deze is.
Geschiedenis De hennepplant vervult al eeuwenlang vele functies. Het is in al die eeuwen gebruikt als medicijn, als middel in religieuze ceremonies, als grondstof voor textiel en als drug. De hennepplant komt oorspronkelijk uit Azië. Meer dan 4000 jaar geleden was hennep al bekend bij de Chinezen. In 2737 voor Christus werd het beschreven in Chinese medische geschriften. In India werd het gebruikt in religieuze ceremonies. In de Romeinse tijd kregen gasten na de maaltijd hennepkoekjes aangeboden. De Engelsen gebruikten het niet als drug maar als grondstof voor textiel en touw. In 1912 vond de eerste opiumconferentie plaats. Deze conferentie zou uiteindelijk leiden tot het verbod op de meeste drugs. In 1928 werd Cannabis in Nederland verboden. In die tijd werd Cannabis in de Verenigde Staten steeds populairder. In 1937 werd Cannabis in de VS verboden met als argument dat het zou leiden tot moord en krankzinnigheid. In 1960 begon cannabis in Nederland aan haar opmars. In 1972 werd de eerste coffeeshop geopend. In 1976 werd de opiumwet gewijzigd en werd het onderscheid gemaakt in soft- en harddrugs. De wet werd zo uitgelegd dat coffeeshops onder bepaalde voorwaarden hasj en wiet mochten verkopen. Het aantal coffeeshops groeide sterk. In 1995 werden de richtlijnen aangescherpt en het aantal coffeeshops teruggedrongen. Sinds 2003 is het mogelijk om op doktersrecept cannabis te krijgen bij de apotheker, als pijnstiller bij onder andere MS en AIDS patiënten en om de eetlust op te wekken.
7
Gebasseerd op info van www.unitydrugs.nl Unity@jellinek, Martin van Es
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
11
Wijze van toediening Hasj en wiet kan men roken, eten en drinken (thee). Het effect van eten is over het algemeen een stuk heviger dan het effect van roken. Spacecake werkt langzamer dan blowen. Het duurt drie kwartier tot anderhalf uur voordat het begint te werken. Als men dit niet weet en meer neemt, is de kans op een overdosering groot. Daarbij is het onduidelijk hoe sterk de concentratie THC in een cake is. Met name onervaren gebruikers en toeristen gaan dikwijls ‘fout’ op spacecake. Effecten Hasj en wiet kunnen een ontspannen, en soms prettig gevoel geven. Het kan ook zijn dat het juist heel onrustig of angstig maakt. Hieronder vind je de bekendste uitwerkingen van cannabisproducten, opgesplitst in de positieve, lichamelijke en negatieve effecten. Positieve effecten
• • • •
Ontspanning, vermindering van stress Creatiever, meer filosofisch denken: ideeën komen makkelijker. Versterkte zintuiglijke waarneming: muziek klinkt intenser, eten smaakt lekkerder, aanrakingen voelen prettiger. Pijnstillend
Lichamelijke effecten
• • • • • • •
Verandering in het bewustzijn Versterkte eetlust Algemene sloomheid (onder andere in het praten) Vermoeidheid Rode ogen Droge mond Ontspanning van de gezichtsspieren
Negatieve effecten
• • • • • • • • •
Misselijkheid (vooral in combinatie met alcohol) Hoesten, astma-aanval, irritatie van de luchtwegen Verminderde werking van het korte termijn geheugen Versnelde hartslag, opwinding, gespannen voelen Angst/ paranoïde gevoelens Paniekaanvallen (bij gevoelige gebruikers of bij heel hoge dosis) Hoofdpijn Verwarring/ klungeligheid Psychische afhankelijkheid (bij frequent gebruik)
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
12
De afbraak van cannabis verloopt, in tegenstelling tot de afbraak van de meeste andere drugs, uiterst langzaam. Dit heeft ermee te maken dat THC, de belangrijkste werkzame stof, zich opslaat in het vetweefsel en niet direct wordt afgebroken door de lever (zoals bij XTC, speed en cocaïne bijvoorbeeld). Langzaam wordt de THC weer vrijgegeven uit het vetweefsel en afgebroken. Bij regelmatig blowen (1 a 2 keer per week) kan het vier tot zes weken duren voordat alle THC is afgebroken; tot die tijd is de THC aantoonbaar in het bloed. Risico's op de korte termijn Op de korte termijn is het grootste risico misselijkheid of draaierigheid (vooral in combinatie met alcohol) of om heel angstig/paranoïde te worden. Ook kan men out gaan: je valt flauw als het ware. Omdat THC niet werkt in de gebieden van de hersenen waar de hartslag en ademhaling worden geregeld, kan je niet overlijden aan een overdosis cannabis.
Risico's op de lange termijn Risico's voor de longen
•
• • • • •
de rook van cannabis bevat drie keer meer teer en vijf keer meer koolmonoxide dan de rook van tabak; de rook die ontstaat bij de verbranding van cannabis is dus schadelijker dan de rook van tabak het roken van een joint komt ongeveer overeen met het roken van 4 gewone sigaretten ook 'meeblowen' is schadelijk (zelf niet blowen, maar in een ruimte zijn waar veel
geblowd wordt). hevig cannabisgebruik verhoogt de kans op chronische bronchitis en hoesten de combinatie van tabak en cannabis (in een joint) stelt longen minstens dubbel zo zwaar op de proef sommige onderzoeken suggereren verhoogde kans op kanker van de mond, keel, slokdarm en longen bij hevig cannabis gebruik
Risico's voor de hersenen Cannabis beïnvloedt de werking van de hersenen. Deze beïnvloeding is echter tijdelijk. Voor zover op dit moment bekend is heeft cannabis geen blijvende invloed op de werking van de hersenen en raken ook geen delen beschadigd. Als men niet meer onder invloed is keert na korte tijd de normale situatie weer terug. Verslaving Cannabis is vooral geestelijk verslavend. Het risico op geestelijke afhankelijkheid neemt toe bij langdurig en grootschalig gebruik. De kans op lichamelijke verslaving is niet groot. Langdurige gebruikers die stoppen kunnen last krijgen van onthoudingsverschijnselen. Men voelt zich prikkelbaar en rusteloos en kan slecht slapen. Ook kan zweten, trillen, een koud gevoel en hoofdpijn optreden. De verschijnselen zijn erg mild vergeleken met die van heroïne of alcohol. Bij zware gebruikers zie je soms ook enige tolerantieontwikkeling. Zij hebben toch meer nodig om de effecten te voelen.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
13
4.3. Algemene informatie Cocaïne 8 Cocaïne is een wit kristalachtig poeder. Via een chemisch proces wordt het vrijgemaakt uit de bladeren van de cocaplant. Cocaïne is een ‘upper’, het heeft een stimulerende werking. Cocaïne staat ook wel bekend onder de namen ‘cocaïne’, ‘wit’ en ‘sosa’. Geschiedenis 3000 jaar geleden werd al op cocabladeren gekauwd door de Inca’s in o.a. Peru. In Europa kreeg het echter geen voet aan wal, omdat de bladeren hun werking verloren tijdens het transport over de oceaan. In de 19e eeuw lukte het om de diverse bestanddelen van het cocablad te isoleren. Freud raakte geïnteresseerd in de stof. Drie jaar na zijn publicaties over cocaïne werd echter duidelijk dat cocaïne verslavend was. In 1914 werd in de Verenigde Staten de Harrisson wet (de Amerikaanse opiumwet) ingevoerd. Het niet-medisch gebruik van cocaïne werd verboden. In 1928 wordt in Nederland de opiumwet aangenomen. Ook deze wet verbiedt het niet-medisch gebruik van cocaïne. Eind jaren '70, begin jaren '80 wordt cocaïne in Nederland populair. Eind tachtiger jaren verdringt XTC de cocaïne. De laatste tijd is de beweging weer andersom en verdringt de cocaïne de XTC weer. Wijze van toediening De meest voorkomende manier van cocaïnegebruik is snuiven. Het cocaïnepoeder wordt in een 'lijntje' gelegd en via een kokertje, of direct, in de neus, opgesnoven. Vervolgens wordt de cocaïne opgenomen door de neusslijmvliezen, waardoor het in het bloed en uiteindelijk in de hersenen terechtkomt. Soms wordt de cocaïne met tabak gemengd en gerookt. Hierbij gaat echter het grootste gedeelte van de cocaïne verloren, omdat het meteen in rook opgaat zodra het brandt. Tevens bestaat het risico dat een brandend stukje cocaïne in de longen terecht komt en hierin een gaatje brandt. Zeer riskant is het spuiten van cocaïne. Bij spuiten wordt de cocaïne opgelost in water en direct in een ader gespoten. Cocaïne wordt ook wel uitgekookt op een lepel, waarna de dampen worden opgesnoven. Dit heet ‘basen’ en is veel verslavender dan snuiven. In de rest van deze tekst wordt vooral ingegaan op het snuiven van cocaïne. Dosis Al van het snuiven van een heel klein beetje cocaïne (een sleutelpuntje) is het effect voelbaar. Meestal neemt men een aantal ‘lijntjes’ op een avond, omdat het effect vrij snel weer afneemt. De maximale dosis voor cocaïne is nog niet wetenschappelijk vastgesteld. Wel is bekend dat cocaïne dodelijk kan zijn als er meer dan 1,2 gram oraal (via de mond) wordt geconsumeerd of 500 mg in de ader gespoten wordt. Effecten Bij het snuiven beginnen de effecten na enkele minuten en zij houden zo’n 30 tot 45 minuten aan. Positieve effecten:
• • • • • •
8
euforisch (gelukzalig) gevoel energiek honger en moeheid verdwijnen meer zelfvertrouwen spraakzaam denken lijkt sneller en helder te gaan
Gebasseerd op info van www.unitydrugs.nl Unity@jellinek, Martin van Es
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
14
Lichamelijke effecten:
• • • • • • • •
versnelling van de ademhaling verhoging van hartslag en bloeddruk tijdelijke toename van de spierkracht en uithoudingsvermogen lichte stijging van de lichaamstemperatuur droge slijmvliezen laxerende werking frequent urineren lokaal verdovend effect (mond, tong en tandvlees worden gevoelloos)
Nadelige effecten:
• •
uitwerking: rusteloos, geïrriteerd, neerslachtig en sterke drang naar meer hogere dosissen: angst, paranoïa, agressie en psychische klachten
Cocaïne doet een grote aanspraak op de reserves in het lichaam. De dagen na cocaïnegebruik kan men erg moe zijn. Tevens kan een gebruiker zich de dagen na gebruik neerslachtig voelen. Afbraak van cocaïne Een uur na gebruik is de concentratie cocaïne in het bloed maximaal. Hierna halveert de hoeveelheid in het bloed ieder uur. Na 5 uur is 98% van de cocaïne uit het bloed. De afbraakstoffen blijven maximaal een week in het lichaam aanwezig en dus aantoonbaar.
Risico's op de korte termijn Voor de volgende risico's op de korte termijn geldt dat de kans toeneemt naarmate een persoon ouder is en naarmate hij vaker gebruikt.
• • • • • • • •
pijnlijke neus hartaanval ademhalingsstoornis hersenbloeding nierinfarct epileptische aanval acute opwindingstoestand overdosis
Risico's op de lange termijn; Verandering in persoonlijkheid Mensen die veel en regelmatig cocaïne gebruiken, kunnen veranderen in onaardige personen: koel, arrogant en egoïstisch. Bovendien zijn ze vaak prikkelbaar, geïrriteerd en rusteloos. Dit kan leiden tot allerlei ruzies. De omgeving heeft dit soort veranderingen vaak eerder in de gaten dan de gebruiker zelf. Bij zeer veel cocaïnegebruik kan een gebruiker het contact met de realiteit verliezen en zich achterdochtig en bedreigd voelen. Dit kan weer leiden tot agressief en paranoïde gedrag. Oververmoeidheid en depressies Cocaïne kan leiden tot oververmoeidheid, uitputting en depressieve gevoelens. Men put zichzelf volledig uit.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
15
Gewichtsverlies Cocaïne kan ook leiden tot gewichtsverlies. Door gebrek aan eetlust gaat de conditie achteruit. Neusslijmvlies Door het snuiven kan het neusslijmvlies gaan ontsteken. Reuk, geur en smaak gaan achteruit. Iemand kan chronisch verkouden zijn en vaak bloedneuzen krijgen. Hart- en bloedvatenstelsel Cocaïne belast het hart- en bloedvatenstelsel. Er zijn gevallen bekend van hartinfarcten en plotselinge dood na gebruik van cocaïne. Psychose Het regelmatig gebruiken van cocaïne kan een psychose veroorzaken. Het is nog onduidelijk of dit alleen kan worden ‘getriggered’ bij mensen die hier al aanleg voor hebben, of dat regelmatig cocaïnegebruik op zichzelf een psychose kan opwekken. Verslaving Het grootste risico van cocaïne is misschien nog wel de kans op verslaving. Het is niet direct verslavend. Er zijn veel mensen die cocaïne op een ‘recreatieve’ manier gebruiken. Maar als iemand wel verslaafd is, heeft men te doen met een hardnekkige en lastige verslaving die zowel geestelijk, lichamelijk, sociaal en financieel zeer veel schade kan aanrichten. Cocaïne is een verleidelijke drug. Gebruikers maken duidelijk dat cocaïne 'zo lekker' is dat zij er niet af kunt blijven. Bij veel en regelmatig gebruik treedt tolerantie op. Men heeft dan steeds meer nodig om zich prettig te voelen. Ontwenningsverschijnselen zijn er ook. De gebruiker voelt zich neerslachtig en uitgeput. Als iemand lang en veel cocaïne heeft gebruikt zijn deze ontwenningsverschijnselen zeer heftig en kunnen maanden en soms zelfs jaren duren. Iemand is niet meer in staat om zich ook nog maar een beetje plezierig te voelen. Daarbij houden zij een zeer sterk verlangen naar cocaïne. Langdurig gebruik van cocaïne leidt tot veel problemen, zowel financieel als met relaties, vrienden of familie. Veel gebruikers zien op tijd de nadelige gevolgen en blijken dan in staat op eigen kracht te minderen of te stoppen. Een aantal lukt dat niet en met hen gaat het fout. Zij worden afhankelijk van de cocaïne.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
16
4.4. Algemene informatie Speed 9 Speed komt meestal voor in poedervorm, maar bestaat ook als pil. Het wordt via een chemisch proces gemaakt. Speed is een upper, het heeft een stimulerende werking. Speed staat ook wel bekend onder de namen amfetamine of pep. Geschiedenis Speed werd voor het eerst gemaakt in 1887 als chemisch alternatief voor efedrine (het werkzame bestandsdeel van efedra/herbal xtc uit de smartshop). Het werd pas in 1927 voor het eerst als medicijn gebruikt. Eerst werd het als bloeddrukverhogend middel gebruikt, in de jaren dertig als middel tegen astma. Tijdens WO II (maar ook nog tijdens de oorlog in Irak) werd amfetamine gebruikt door soldaten om de vermoeidheid tegen te gaan. Pas veel later werden de negatieve gevolgen van amfetamine zichtbaar. Amfetamine werd in 1976 opgenomen in de Opiumwet. Wijze van toediening Speed kan gesnoven worden en oraal (via de mond) genomen worden. Als speed geslikt wordt kan dat in pilvorm of door een beetje poeder in een vloeitje te doen en dit dicht te draaien. Dit wordt ook wel een speed-bommetje genoemd. Speed snuiven heeft meer risico’s dan orale inname. Door snuiven kan namelijk het neusslijmvlies beschadigen. Bij regelmatig speed snuiven kan men chronische verkouden worden en vaak een bloedneus krijgen. Bij langdurig snuiven kan het geuren smaak vermogen afnemen. Door speed oraal in te nemen zijn er dus minder negatieve gevolgen. Het effect van speed bij snuiven en orale inname is hetzelfde, men is vol energie, honger en moeheid verdwijnen als sneeuw voor de zon. Verschil is alleen dat het langer duurt voordat de effecten voelbaar zijn bij orale inname omdat het even duurt voordat de speed is opgenomen door de darmen. Bovendien blijft speed langer werken als het geslikt wordt, terwijl bij snuiven een iets korter maar heviger effect bereikt wordt. Dosis Al van het snuiven of slikken van een heel klein beetje speed (een sleutelpuntje) is het effect voelbaar. Speed wordt in erg verschillende concentraties verkocht en is dan ook moeilijk te doseren, maar een gebruikelijke dosis is 5-40 milligram amfetamine. Effecten Bij het snuiven zijn de effecten vrijwel direct voelbaar. Als speed oraal genomen wordt kan het, afhankelijk van de maaginhoud, vijftien minuten tot een half uur duren voordat de effecten voelbaar zijn. De effecten houden ongeveer 5 tot 8 uur aan, maar het kan ook veel langer zijn. Positieve effecten:
• • • • • 9
euforisch (gelukzalig) gevoel energiek honger en moeheid verdwijnen meer zelfvertrouwen spraakzaam
Gebasseerd op info van www.unitydrugs.nl Unity@jellinek, Martin van Es
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
17
•
denken lijkt sneller en helder te gaan
Lichamelijke effecten:
• • • • • • • •
versnelling van de ademhaling verhoging van hartslag en bloeddruk tijdelijke toename van de spierkracht en uithoudingsvermogen lichte stijging van de lichaamstemperatuur vergroting van de pupillen spieren spannen zich meer (dit uit zich in stijve kaken, trekkingen van het gelaat en knarsetanden) laxerende werking frequent urineren
Nadelige effecten:
• • •
niet kunnen slapen rusteloosheid hogere dosissen: angst, paranoia, agressie en psychische klachten
Speed doet een grote aanspraak op de reserves in het lichaam. De dagen na speedgebruik kan men zich erg moe en neerslachtig voelen. Afbraak van speed Speed wordt voornamelijk afgebroken door de lever en is nog drie dagen aantoonbaar in bloed en urine. Risico’s op de korte termijn Voor de volgende risico’s op de korte termijn geldt dat de kans toeneemt naarmate een persoon ouder is en naarmate hij vaker gebruikt.
• • • • • • • • •
pijnlijke neus (bij snuiven) hartaanval ademhalingsstoornis hersenbloeding oververhitting nierinfarct epileptische aanval acute opwindingstoestand overdosis
Risico’s op de lange termijn Oververmoeidheid en depressies. Speed kan leiden tot oververmoeidheid, uitputting en depressieve gevoelens. Men put zichzelf volledig uit. Gewichtsverlies Speed kan leiden tot gewichtsverlies. Door gebrek aan eetlust gaat de conditie achteruit.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
18
Neusslijmvlies Door het snuiven kan het neusslijmvlies gaan ontsteken. Geur- en smaakvermogen gaan achteruit. Iemand kan chronisch verkouden worden en vaak bloedneuzen krijgen. Hart- en bloedvatenstelsel Speed belast het hart- en bloedvatenstelsel. Er zijn gevallen bekend van hartinfarcten en plotselinge dood na gebruik van speed. Psychose Het regelmatig gebruiken van speed kan een psychose veroorzaken. Het is nog onduidelijk of dit alleen kan worden getriggered bij mensen die hier al aanleg voor hebben, of dat regelmatig speed gebruik op zichzelf een psychose kan opwekken. Verslaving Bij speedgebruik treedt gewenning op, men heeft steeds meer nodig om het effect nog te voelen. Iemand die lang gebruikt heeft op den duur wel 20 keer zoveel nodig als waar hij ooit mee begon. Ontwenningsverschijnselen zijn er ook. Na gebruik wordt men onrustig en prikkelbaar, oververmoeid, lusteloos en depressief. Dit is veelal reden om opnieuw te gebruiken. Na een dag of twee wordt de verloren slaap ingehaald en neemt de eetlust zeer sterk toe. Van speed kan iemand dus geestelijk afhankelijk worden. Dat kan variëren van een feest niet meer leuk vinden zonder speed tot speed nodig hebben om zich goed of nog een beetje energiek te voelen. Combinatie XTC en speed De combinatie van XTC en speed is een extra belasting voor het lichaam en dan vooral voor hart en bloedvaten. Er worden meer reserves verbruikt. Speed werkt het love-effect van XTC tegen. De kater van de combinatie is groter, dan de kater van speed en XTC afzonderlijk. Alcohol en speed Omdat speed wakkerder en fitter maakt kan men veel meer drinken. Men voelt de dronkenheid niet meer. De kater de dag daarna is echter wel ontzettend groot, omdat er meer gedronken is. Als men alcohol en speed vaak gelijktijdig gebruikt kan het moeilijker zijn om met speed te stoppen. Door alcohol en speed te combineren droogt men ook meer uit. 4.5. Algemene informatie XTC 10 (MDMA) XTC behoort tot de amfetaminefamilie, maar heeft naast de oppeppende werking ook een bewustzijnsveranderend effect. XTC wordt op de markt gebracht in de vorm van pillen en als poeder. MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) is de chemische naam voor XTC. Het wordt vooral in het weekend en op feesten gebruikt. Geschiedenis MDMA werd in 1912 voor het eerst gesynthetiseerd door de firma Merck Pharmaceuticals. MDMA ontstond als bijproduct bij de synthese van een andere stof en is dus, in tegenstelling tot populair geloof, niet ontwikkeld als eetlustremmer. Eind jaren '60 werd MDMA 'herontdekt' door chemicus Alexander Shulgin: type ‘mad professor’ die in z'n eigen laboratorium allerlei psycho-actieve stoffen maakt én op zichzelf test. Hij experimenteerde zelf met MDMA en bracht het onder de aandacht van bevriende psychotherapeuten, die enthousiast waren over het middel omdat het hun patiënten opener en emotioneel minder geremd maakte.
10
Gebasseerd op info van www.unitydrugs.nl Unity@jellinek, Martin van Es
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
19
Eind jaren zeventig werd door een groep chemici een illegaal laboratorium opgezet in Californië. Men wilde MDMA als middel op de markt brengen. De chemici gaven MDMA de naam 'Ecstasy', oftewel XTC of E. XTC werd toen niet in het uitgaansleven maar thuis gebruikt. Het gebruik was sterk gericht op ontdekken van de binnenwereld. Aan het begin van de jaren tachtig ontstond in danceclub Warehouse in Chicago de nieuwe muziekstijl House. Sommige muzikanten slikten XTC-pillen. De eerste Nederlandse Acidhousefeesten werden georganiseerd in 1987. In November 1988 werd XTC op lijst 1 (harddrugs) van de Opiumwet geplaatst. Sindsdien is de populariteit van XTC alleen maar toegenomen. XTC komt op de markt als pil, poeder en capsules. XTC wordt meestal geslikt als pil. XTC pillen komen voor in vele kleuren met verschillende logo's. Aan de buitenkant kan je niet zien wat de inhoud van een pil is. Ook MDMA-poeder wordt de laatste jaren steeds meer gezien op de drugsmarkt. Gebruikers nemen kleine ‘likjes’ poeder en bouwen zo langzaam hun dosis op, of ze slikken het poeder in een capsule of in een vloeitje gerold (MDMA bommetje). Soms lossen gebruikers een dosis poeder op in hun drankje. MDMA-poeder wordt ook wel eens gesnoven en (zelden) gerookt. Een XTC-pil (als die alleen MDMA als werkzame stof bevat) en zuiver MDMApoeder zijn dus twee verschillende verschijningsvormen van dezelfde drug. De Nederlandse drugsmarkt is tegenwoordig redelijk zuiver; pillen bevatten vaak alleen maar MDMA als werkzame stof en poeder is bijna nooit versneden met andere stoffen.
Dosis Bij slikken ligt een ‘recreatieve’ dosis tussen 1 en 2 mg MDMA per kg lichaamsgewicht (maximaal een keer per maand). Voor iemand van 60 kg ligt een recreatieve dosis dus tussen 60 en 120 mg MDMA. Het gebruik van XTC/MDMA is nooit zonder risico. Effecten Positieve effecten
• • • • • •
euforisch, verliefd gevoel empathogeen: je kan je goed inleven in anderen behoefte aan contact, praten en intimiteit energiek gevoel tintelingen in het lichaam zin om anderen aan te raken en te knuffelen (hug drug)
Lichamelijke effecten
• • • • • • • • • •
verlies van eetlust verhoging bloeddruk en hartslag verhoging lichaamstemperatuur moeilijkheden met plassen droge mond grote pupillen stijve kaken, waardoor de tanden stevig op elkaar worden gedrukt en er in tong en/of binnenkant wang/lip gebeten kan worden soms vaag zicht soms misselijkheid, braken, hoofdpijn, duizeligheid soms zweten
Negatieve effecten
• • • •
misselijkheid, braken hoofdpijn bij hoge dosis: verwardheid, angst slapeloosheid
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
20
Redelijk wat mensen die XTC gebruiken tijdens het weekend, hebben tijdens de week een dip. Ze voelen zich somber, verdrietig, overgevoelig of juist slecht gehumeurd, lichtgeraakt en leeg. Deze dip is meestal op dinsdag het ergst. Sommige mensen hebben nooit last van een dip.
Afbraak van XTC XTC wordt afgebroken door de lever. Binnen 2-3 dagen na gebruik is er niets meer aantoonbaar in je bloed of urine.
Risico's op korte termijn
• • • •
het belangrijkste risico bij XTC-gebruik is oververhitting hartaanval bij hartpatiënten epileptische aanval overdosis
Risico's op lange termijn Hersenschade Bij dieren is aangetoond dat MDMA schade kan toebrengen aan bepaalde hersencellen. Bij erg zware XTC gebruikers zien we gelijkwaardige schade. Het is nog niet duidelijk wát die schade betekent en of de schade zich – al dan niet volledig - kan herstellen. Er worden met name negatieve effecten gemeten op het geheugen. Bij matig gebruik (bijvoorbeeld één keer per twee maanden, 1,5 pil) zien we vooralsnog geen nadelige effecten op het geheugen en hersenen. MDMA is dus een stof die daadwerkelijk schade kan toebrengen aan bepaalde hersencellen, we weten alleen niet precies bij welke dosis dit bij de mens gebeurt. Bij proefdieren nam de hersenschade toe naarmate de temperatuur hoger was. Depressiviteit Bij sommige notoire XTC gebruikers kan depressiviteit ontstaan. Slechte tanden Bij frequent XTC-gebruik kan het gebit schade oplopen. Dit omdat de tanden stevig op elkaar geklemd worden, wat extra druk en dus slijtage kan veroorzaken. XTC verstoort de speekselaanmaak, waardoor bacteriën eerder kans krijgen. Verslaving Er kan geestelijke afhankelijkheid optreden. Er treedt ook tolerantie op voor de effecten van XTC. Als men vaak gebruikt, wordt het typische XTC ‘love’ gevoel steeds minder. Combinatie XTC en speed Deze combinatie geeft extra veel druk op hart en bloedvaten en kan het lichaam uitputten. De kater kan erger zijn dan de kater van de afzonderlijke middelen. Met deze combinatie vergroot de kans op hersenschade. Deze combinatie vergroot ook de kans op uitdroging en oververhitting. XTC en alcohol Omdat alcohol het lichaam uitdroogt, zal de combinatie van alcohol en XTC het risico op oververhitting en uitdroging verhogen.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
21
4.6. Algemene informatie Angst en Paniekklachten 11 Angst is een gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een (wezenlijk of vermeend) dreigend onheil of gevaar. Paniek is een panische schrik; plotselinge hevige schrik of angst die een groot aantal mensen bevangt wegens een wezenlijk of verondersteld gevaar, en die leidt tot buitensporige of onoordeelkundige pogingen om zich daarvoor te beveiligen. Angst is een normale reactie op een dreigend gevaar voor wezenlijk (van buiten komend) of vermeend (van binnen komend) gevaar. Wezenlijk gevaar is bijvoorbeeld als je aangevallen wordt door een hongerige leeuw, vermeend gevaar is bijvoorbeeld angst om te falen. Angst heeft, net als pijn, een belangrijke functie. Pijn is een signaal dat men rust moet nemen om te kunnen herstellen. Angst is een signaal om in beweging te komen om gevaar te bestrijden (vechten) of te ontlopen (vluchten). Het lichaam reageert op angst ondermeer met een versnelde hartwerking (hartkloppingen) en ademhaling (hyperventilatieklachten) en een verhoogde bloedtoevoer naar de spieren (warm worden). Soms ontstaat angst zonder een direct aanwijsbare oorzaak. De angst kan zo hevig worden dat we het paniek noemen. Meerdere paniekaanvallen in een relatief korte tijd wordt een paniekstoornis genoemd.
Agorafobie (pleinvrees) Het gevolg van paniekaanvallen is angst voor die paniekaanvallen: zogenaamde anticipatieangst (angst voor de angst). Een sterke anticipatieangst kan leiden tot het vermijden van (drukke) plaatsen, (kleine) ruimten en (grote) bijeenkomsten, aangezien men de ervaring heeft daar in paniek geraakt te zijn. Dergelijk vermijdingsgedrag is kenmerkend voor een fobie.
Criteria paniekaanval 12 Een begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen, waarbij vier (of meer) van de volgende symptomen plotseling ontstaan, die binnen tien minuten een maximum bereiken: 1)
hartkloppingen, bonzend hart of versnelde hartactie
2)
transpireren
3)
trillen of beven
4)
gevoel van ademnood of verstikking
5)
naar adem snakken
6)
pijn of onaangenaam gevoel op de borst
7)
misselijkheid of buikklachten
8)
gevoel van duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd of flauwte
9)
derealisatie (gevoel van onwerkelijkheid) of depersonalisatie (gevoel los van zichzelf te staan)
10)
angst dood te gaan
11)
paresthesieën (verdoofde of tintelende gevoelens)
12)
opvliegers of koude rillingen
11 12
Gebasseerd op www.hulpgids.nl Volgens de DSM IV
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
22
Criteria agorafobie A. Angst op een plaats of in een situatie te zijn van waaruit ontsnappen moeilijk (of gênant) kan zijn of waar geen hulp beschikbaar zou kunnen zijn in het geval dat men een onverwachte of situationeel gepredisponeerde (voorbestemde) paniekaanval of paniekachtige verschijnselen krijgt. Tot de agorafobische angstgevoelens horen karakteristieke situaties zoals alleen buitenshuis zijn, zich te midden van een massa bevinden of in een rij wachten, op een brug staan, en reizen met een bus trein, of auto B. De situaties worden vermeden (bijvoorbeeld reizen is beperkt) of wordt alleen doorstaan met duidelijk lijden of de angst een paniekaanval of paniekachtige symptomen te krijgen, of de aanwezigheid van een begeleider is noodzakelijk C. De angst of fobische vermijding is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis, zoals sociale fobie (bijvoorbeeld vermijding beperkt tot sociale situaties uit angst in verlegenheid te raken), specifieke fobie (bijvoorbeeld vermijding is beperkt tot een enkele situatie als liften), obsessieve compulsieve stoornis (bijvoorbeeld vermijding van vuil bij iemand met een smetvrees), posttraumatische stress-stoornis (bijvoorbeeld vermijding van prikkels die samenhangen met een ernstige stressfactor) of separatieangststoornis (bijvoorbeeld vermijding om huis of verwanten te verlaten).
Criteria paniekstoornis met of zonder agorafobie A. Zowel (1) als (2): (1) recidiverende onverwachte paniekaanvallen (2) na ten minste één van de aanvallen was er één maand (of langer) met een (of meer) van de volgende: (a) voortdurende ongerustheid over het krijgen van een volgende aanval (b) bezorgdheid over de verwikkelingen of de consequenties van de aanval (bijvoorbeeld het verliezen van de zelfbeheersing, een hartaanval krijgen, 'gek worden') (c) een belangrijke gedragsverandering in samenhang met de aanvallen B. Aan- of afwezigheid van agorafobie C. De paniekaanvallen zijn niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld hyperthyroïdie) D. De paniekaanvallen zijn niet eerder toe te schrijven aan een psychische stoornis, zoals sociale fobie (bijvoorbeeld voorkomend bij blootstelling aan gevreesde sociale situaties), specifieke fobie (bijvoorbeeld bij blootstelling aan een specifieke fobische situatie), obsessievecompulsieve stoornis (bijvoorbeeld bij blootstelling aan vuil bij iemand met een smetvrees), posttraumatische stressstoornis (bijvoorbeeld in reacties op prikkels die samenhangen met een ernstige stressfactor) of separatieangststoornis (bijvoorbeeld vermijding om huis of verwanten te verlaten).
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
23
4.7. Algemene informatie depressie Kenmerken van een depressie De belangrijkste symptomen van een depressie zijn: I. sombere stemming II. verlies van interesse en plezier We spreken van een depressie als één van deze twee verschijnselen en minimaal drie van de volgende symptomen gedurende een langere periode (minstens twee weken) duidelijk aanwezig zijn. Schuldgevoelens of gevoelens van waardeloosheid Slaapstoornissen of slaapproblemen Geen eetlust of juist veel zin om te eten; ongewenste gewichtsverandering Energieverlies, grote vermoeidheid Concentratieproblemen of besluiteloosheid Rusteloosheid of juist grote traagheid Terugkerende gedachten aan de dood of aan zelfdoding
Bovendien dient er sprake te zijn van een verstoring van het dagelijks functioneren thuis, op het werk of in de sociale contacten. Deze symptomen verschillen per individu en bepalen mede de aard en het verloop van de depressie. Daarnaast kan er een veelheid aan andere verschijnselen optreden die vaak met bovenstaande symptomen te maken hebben en die ook kunnen wijzen op een depressie. Dat zijn: lichamelijke klachten of overmatig bezorgd zijn over de eigen gezondheid (hypochondrie), ´s ochtends geradbraakt opstaan maar tegen de avond opbloeien, dwangverschijnselen, piekeren, geen plannen meer hebben, geen zin in vrijen, angstig zijn, gevoelens van machteloosheid en wanhoop. Bij jongeren kan een depressie gepaard gaan met agitatie en risicovol gedrag!
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
24
4.8. Algemene informatie Suicide Enkele oorzaken van suïcidaal gedrag Cees v. Heeringen schrijft in het recent uitgekomen Handboek Suïcidaal Gedrag 13 dat suïcidaal gedrag een complicatie is van psychiatrische aandoeningen. Hij spreekt tevens over een voorbeschiktheid. Deze predispositie houdt verband met een disfunctie van het serotonerge systeem van neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel. Er kan een sterke of misschien zelfs overdreven psychobiologische respons op de confrontatie met uitlokkende omstandigheden ontstaan. Deze uitlokkende omstandigheden - ook wel risicofactoren - genoemd worden door Pfeffer 14 samengevat in onderstaande tabel: Psychologische factoren Gelijktijdige aanwezigheid van psychiatrische stoornissen gedragsstoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornis. Parasuïcides in de voorgeschiedenis.
als
depressie,
antisociale
Gezinsfactoren Geweld en seksueel misbruik binnen het gezin. Vóórkomen van psychiatrische stoornissen binnen het gezin. Suïcidepogingen of suïcides binnen de familie. Systeempathologie waarbij het kind de schuld van allerlei problemen op zich gaat nemen Omgevingsfactoren (para)Suïcide bij goede vriend(in). ‘Besmettingseffect’ via de media, met name de televisie. Verlies van belangrijke relaties. Problemen op school of werk. Gemakkelijke toegang tot lethale middelen. Biologische factoren Stoornissen in de serotoninestofwisselingen (vooral bij agressieve suïcidepogingen) Hoewel er voorspellende factoren zijn voor suïcidaal gedrag, blijft het ingewikkeld om suïcide te voorspellen. Vaak houden jongeren de suïcidale intentie geheim. De jongeren met suïcidale gedachten zijn niet aan één bepaald sociaaldemografisch of uiterlijk kenmerk te herkennen 15.
13
C. van Heeringen, Biologische en genetische oorzaken van suïcidaal gedrag. In: Heeringen (red.) Handboek Suïcidaal Gedrag (Utrecht, 2007). 75. 14 C.R. Pfeffer, Attempted suicide in children and adolescents: Causes and managment. In M. Lewis Child and adolescent psychiatry: A comprehensive textbook (Baltimore, 1991) In: D.N. Oudshoorn et al. Kinder- en adolescentenpsychiatrie ( Houten, 1999). 243. 15 E.J. de Wilde en G. Portzky, Preventie van suïcidaal gedrag bij jongeren. In: Heeringen (red) Handboek Suïcidaal Gedrag (Utrecht, 2007).272.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
25
HOOFDSTUK 5 SIGNALEN VAN DE 8 PROBLEMEN 5.1. Uitleg signaalkolommen middelengebruik Alvorens over te gaan tot een inventarisatie van veelvoorkomende signalen lijkt het zinvol om een korte uitleg te geven over deze verzamelde signalen. Het doel van de training is namelijk het tijdig kunnen herkennen van problemen (gedrag&gebruik). De signalen van een aantal drugsoorten verschillen al naar gelang de periode waarin je ze waarneemt. Als iemand net een XTC-pil heeft genomen dan is het niet moeilijk om afwijkend gedrag waar te nemen; iemand onder invloed kan immers door de hallucinerende werking van dit middel niet ‘normaal’ doen. Een dronken persoon verraad het gebruik ook door zijn gedrag, verschijning en geur. Probleemgedrag signaleren gaat vooral over de signalen die afgegeven worden als men niet onder directe invloed staat van het middel, maar er wel sprake is van probleemgebruik. In de signaalkolommen tref je per probleem een aantal signalen. Achter elk signaal dat direct voorkomt uit gebruik (positief effect) staat een * Er zijn signalen die zowel direct na gebruik alswel zonder gebruik zichtbaar zijn. Deze signalen zijn gemarkeerd met ** Signalen zonder ster zijn de signalen die weliswaar worden veroozaakt door gebruik, maar niet onder directe ‘positieve’ invloed staan van een middel en derhalve worden aangemerkt als ‘negatief’ effect. 5.2. Signalen en achtergronden Depressie Depressies bij jongeren hangen onder meer samen met de ingrijpende veranderingen in de puberteit, maar deze zijn nooit de enige oorzaak. De depressie wordt veroorzaakt door een combinatie van sociale, psychische en biologische factoren. De belangrijkste sociale factoren zijn schokkende of traumatische ervaringen. Echtscheiding van de ouders, het verlies van een ouder, broer of zus, een ernstige ziekte op jonge leeftijd, seksueel of lichamelijk geweld of langdurige pesterijen op school, het kan allemaal leiden tot een depressie. Hetzelfde geldt voor verandering van school, slechte schoolresultaten, leven in twee culturen of discriminatie. Een gezinssituatie waarin de jongere geen steun of waardering krijgt, kan een rol spelen. Andersom kan voldoende steun uit de omgeving helpen psychosociale problemen op te vangen, en een buffer vormen tegen depressie. Persoonlijke eigenschappen van de jongere zijn eveneens van invloed op het ontstaan van een depressie (de psychische factor). Depressieve jongeren besteden meer aandacht aan negatieve informatie. Ze leggen de schuld voor teleurstellingen en mislukkingen vaak bij zichzelf. Ze hebben meestal een negatief zelfbeeld, maken niet gemakkelijk contact en weten niet goed hoe ze problemen kunnen oplossen. Als laatste zijn biologische factoren van invloed. Kinderen van depressieve ouders hebben meer kans op een depressie dan andere kinderen. Erfelijke aanleg speelt daarbij een belangrijke rol. Signalen Depressie Licht elk signaal kort toe. De signalen zijn wellicht voor hulpverleners vanzelfsprekend, maar voor andere disciplines is het misschien niet duidelijk waarom bijvoorbeeld een slaapprobleem uit gepieker kan voortkomen. Agitatie Lusteloosheid vermoeidheid Dagen lang piekeren Geen vreugde meer ervaren Isoleren/ sociaal isolement Risicovol gedrag
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Verminderde concentratie Aanhoudende sombere gedachten Suïcidale gedachten Slapeloosheid Stoppen met hobby’s uitoefenen Tot niets komen Buik- en hoofdpijn
Niek Kuijper, 19 september 2008
26
5.3. Signalen en achtergronden van Suïcide Belangrijk Het onderwerp Suïcide dient serieus ingeleid te worden. Het is aannemelijk dat je te maken krijgt met cursisten die dit van nabij hebben meegemaakt. Daarnaast is het denkbaar dat cursisten het een beladen onderwerp vinden. Hier dien je rekening mee te houden. Om een goede taxatie te kunnen maken van de eventuele beladenheid verdient het de voorkeur om dit bespreekbaar te maken. Trainingen over suïcidepreventie kunnen vragen en emoties oproepen bij mensen die dit hebben meegemaakt. Men kan de nieuw verworven kennis op preventiegebied toepassen op casuïstiek uit het verleden en tot het inzicht komen dat men destijds niet adequaat heeft gereageerd op de signalen 16. Verreweg de meest zichtbare signalen zijn de gedragssignalen. Directe reden tot zorg is – evenals bij de andere problemen - een directe en duidelijk waarneembare gedragsverandering. Hoewel het aannemelijk is dat een jongere meer in zichzelf keert en dus geen aandacht vestigt op het eigen gedrag, kan er bij een ‘positieve’ gedragsverandering net zo goed een signaal afgegeven worden voor suïcidaal gedrag. Achtergronden van suicidaal gedrag Denkprocessen en gevoelens Hopeloosheid, gevoel in val/vast te zitten. Tunneldenken/-zicht (preoccupatie met suïcide) Zwart-wit denken Impulsiviteit Laag zelfbeeld Somberheid Risicofactoren Alcohol, medicatie en/of drugsgebruik Impulsiviteit Eerder suïcidaal gedrag Voorbeelden van suïcidaal gedrag (in de familie, vriendenkring, media enz.) Beschikbaarheid/toegankelijkheid van een suïcidemiddel Suïcide is onomkeerbaar en wordt veelal gepleegd na een periode van aanhoudende somberheid, lage zelfwaardering en veelvuldig gepieker. Er is doorgaans niet één oorzaak, maar een veelvoud aan factoren die tot suïcidaal gedrag leidt 17.
16 Aldus Paul Sterk, hoofd preventie Dijk&Duin n.a.v. vergelijkbare trainingen in Volendam i.v.m. de cafébrand nieuwjaarsnacht 2001 17 B. Verwey, Don’t Forget: Contributions to the assessment and management of suicide attempters in the general hospital (Leiden, 2007).
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
27
Signalen Suïcide Licht elk signaal kort toe. Eerdere suïcidepoging Lusteloosheid, sombere stemming Slaapproblemen Stoppen met leuke activiteiten zoals sport/hobby Concentratieproblemen, vergeetachtigheid Interesse in de dood/het hiernamaals enz. Veel ‘ongelukjes’ Gedragsverandering Agitatie
Isoleren, terugtrekken, stiller zijn Huilbuien Verwaarlozing van uiterlijk (toename) Alcohol- en drugsgebruik Verwardheid Onverantwoorde risico’s nemen Weggeven van persoonlijke spullen Onverklaarbaar opgewekte stemming Uitspraken over ‘er niet meer zijn’
5.4. Signalen en achtergronden van Angst/paniek Omdat er bij angst/paniek een onderscheid gemaakt kan worden tussen gedragssignalen en lichamelijke signalen is het goed om dit kenbaar te maken. Leg uit waar de lichamelijke reactie vandaan komt. Dit hoeft niet per signaal, maar een korte uitleg over wat angst doet met het lichaam volstaat (FFF oftewel; fright, flight, fight). De gedragsignalen zijn opvallend onopvallend. Benadruk deze ogenschijnlijk goede eigenschappen (braafheid, altijd zeer aangepast) daarom goed. Dit zijn typische signalen die niet snel opgemerkt worden als negatief, maar wel kunnen leiden tot ernstige pathologie (depressie, paniekstoornis met agorafobie, sociaal isolement, misbruik, suïcide). Achtergronden van angst en paniek Angststoornissen worden veroorzaakt door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Ze komen in bepaalde families meer voor dan in andere. Erfelijkheid speelt daarin een rol, maar ook de opvoeding. Een angststoornis begint vaak na een ingrijpende levensgebeurtenis, zoals een ernstige ziekte, een sterfgeval, verhuizing of ontslag. Ook iemands persoonlijke eigenschappen zijn van invloed op het wel of niet krijgen van een angststoornis. Zulke eigenschappen zijn onder andere: slecht voor jezelf opkomen, moeilijk gevoelens kunnen uiten en de neiging hebben probleemsituaties en conflicten uit de weg te gaan. Signalen Angst Licht elk signaal kort toe; Vermijden Opvallend ‘braaf’ Geen ‘nee’ kunnen zeggen Altijd lief&aardig Streven naar perfectie Rigiditeit Trillende handen/benen Angst om dood te gaan Hevig transpireren Onzekerheid
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Zwijgzaamheid Veel praten Somber Alles willen controleren, gebrek aan spontaniteit Moeite met boosheid (intern&extern) Hyperventilatieklachten Duizeligheid Misselijkheid en buikklachten Grote ogen Faalangst
Niek Kuijper, 19 september 2008
28
5.5. Signalen en achtergronden Alcohol De training gaat over leren signaleren van problematisch gebruik van middelen. Het is goed om e.e.a. te vertellen over normaal gedrag van pubers en adolescenten. Experimenteren hoort namelijk bij deze leeftijdsfase; zo ook met middelen. Achtergronden van alcoholgebruik Nieuwsgierigheid Groepsdruk Spanning reduceren, maar ook creëren. Strijd om zelfstandigheid Onprettige gevoelens vermijden/onderdrukken Gezinsproblemen Psychische/psychiatrische problematiek Toetreden tot de ‘volwassen wereld’ Voorbeeldgedrag ouders/omgeving Signalen Alcohol Licht elk signaal kort toe; Schoolprestaties gaan achteruit Andere vrienden Afspraken niet nakomen Ontrekken aan huisregels Verwaarlozen van hobby’s Verzuim van school Verlies van concentratie Agressie ** Gebrek aan eetlust Gewichtsverlies Regelmatige infecties/verminderde weerstand Prikkelbaar ** Onverschilligheid Rode ogen ** Onrust Gedragsverandering ** * = positief effect, ** = positief en negatief effect, Geen ster = negatief effect
5.6. Signalen en achtergronden Cannabis De achtergronden van cannabisgebruik komen overeen met die van alcoholgebruik. Achtergronden van cannabisgebruik Groepsdruk Spanning reduceren, maar ook creëren. Onprettige gevoelens vermijden/onderdrukken Gezinsproblemen Psychische/psychiatrische problematiek Signalen Cannabis Licht elk signaal kort toe; Afwezigheid fysiek&mentaal ** Onverschilligheid Gewichtstoename (toename eetlust, snaaien) Sloomheid ** Klungeligheid ** Vermoeidheid Veel hoesten ** Onrust Angst/achterdocht ** Gebrek aan concentratie ** Afspraken niet nakomen Vergeetachtig Rode ogen ** Gedragsverandering ** * = positief effect, ** = positief en negatief effect, Geen ster = negatief effect
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
29
5.7. Signalen en achtergronden Speed De achtergronden van speedgebruik komen overeen met die van de andere middelen. Met name omgevingsfactoren en groepsdruk spelen een rol. Signalen Speed Licht ieder signaal kort toe Spraakzaam * Meer zelfvertrouwen * Stijve kaken, kapotte lip/wang (inwendig) ** Meer naar het toilet moeten * Vergroting van de pupillen * Vol energie na gebruik * Verminderde eetlust ** Gewichtsverlies Angst ** Achterdocht ** Psychische klachten Agressie ** Opgefokt ** Somberheid Slapeloosheid * Zelfverzekerd * Rusteloosheid ** Chronisch verkouden Frequent bloedneuzen Oververmoeidheid Afspraken niet nakomen Onverschilligheid Gedragsverandering ** Hevig transpireren ** * = positief effect, ** = positief en negatief effect, Geen ster = negatief effect 5.8. Signalen en achtergronden Cocaïne Bij veelvuldig cocaïnegebruik kan de persoonlijkheid veranderen. De eerste signalen in de tabel hebben betrekking op deze persoonlijkheidsverandering. Cocaïne is een verslavend middel met zeer negatieve gevolgen. Je kan stellen dat cocaïne tezamen met alcohol de meeste schade aanrichten bij jongeren. Achtergronden Gebruik in de vriendenkring School/ werkdruk Beschermde opvoeding Experimenteel Onzekerheid Signalen Cocaine Licht elk signaal kort toe; Gedragsverandering ** Achterdocht ** Agressie ** Psychische klachten Angst Gewichtsverlies Koel en afstandelijk Uitputting Arrogantie ** Egoïsme ** Veel ruzie ** Prikkelbaar ** Somberheid Veel naar wc * Onverschillig ** Motorische onrust Chronische verkoudheid Frequente bloedneuzen Afspraken niet nakomen Concentratieproblemen Overmoedig * Transpiratie * = positief effect, ** = positief en negatief effect, Geen ster = negatief effect NB: de omgeving signaleert veelal snel dat er iets mis is door de vele conflicten die zich rond een persoon afspelen.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
30
5.9. Signalen en achtergronden XTC De achtergronden van XTC-gebruik komen overeen met die van de andere middelen. XTC is een typische partydrug en wordt over het algemeen experimenteel of ‘recreatief’ gebruikt. XTC is niet verslavend. Er kan wel een geestelijke afhankelijkheid optreden; een feest kan niet meer leuk gevonden worden zonder XTC. Gezien de hoeveelheid aan onderwerpen in de training LS , en de lage ‘risicoprioritering’ van dit middel kan dit onderwerp kort besproken worden. De signalen hebben met name betrekking op effecten direct na gebruik. Dit middel leent zich o.h.a. door de enorme (hallucinatoire) gedragsverandering niet voor veelvuldig gebruik. Signalen XTC Licht elk signaal kort toe; Verlies van eetlust ** Depressieve gevoelens (2 dagen na gebruik) Lichtgeraakt ** Verdrietig Overgevoelig ** Verwardheid en angst ** Transpiratie * Inadequaat/verward gedrag *
Grote pupillen * Droge mond * Moeilijkheden bij plassen * Stijve kaken * Tintelingen in het lichaam * Hoofdpijn Euforie *
Op langere termijn Geheugenverlies Depressie * = positief effect, ** = positief en negatief effect, Geen ster = negatief effect NB: XTC wordt vooral gebruikt in het weekend. Hierdoor zie vaak een sombere dip op dinsdag.
Hoofdstuk 6 GEMEENSCHAPPELIJKE SIGNALEN In het voorgaande hoofdstuk is elk probleem apart onder de loep genomen. Omwille van het overzicht zullen de signalen in dit hoofdstuk geclusterd worden. De 8 problemen worden nu omgezet in 4 clusters. Elk cluster heeft één verbindend signaal als naamdrager. Je treft de clusters op de volgende pagina.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
31
LICHAMELIJKE KLACHTEN Angst Hyperventilatie, duizeligheid, misselijk/buikklachten Depressie Obstipatie, hoofdpijn, algehele malaise Cannabis Veel hoesten Speed Bloedneuzen, chronische verkoudheid, uitputting Cocaïne Bloedneuzen, chronische verkoudheid, uitputting RISICOVOL GEDRAG Cocaïne Prikkelbaarheid, arrogantie en agressie Veel ruzie in omgeving Speed Idem cocaïne Depressie Agitatie en risicovol gedrag Alcohol Vaker betrokken bij vechtpartijen (zowel dader als slachtoffer) Onveilige en soms onvrijwillige seks Deelname verkeer
AFWEZIGHEID = EEN BELANGRIJK SIGNAAL VOOR ALLE PROBLEEMGEBIEDEN!!
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
GEWICHT Depressie Afname dan wel toename van het gewicht. Speed Afname gewicht Cocaïne Afname gewicht Cannabis Toename gewicht In minder mate; Alcohol Afname van gewicht WAARNEEMBARE VERANDERING Depressie Lusteloos, stoppen met hobby’s, absentie, agitatie, risicovol gedrag, stil, teruggetrokken, schoolprestaties gaan achteruit. Angst Opvallend braaf, vermijdend gedrag, absentie, niet assertief, altijd lief&aardig, onzeker/faalangstig, rigiditeit, somber, schoolprestaties gaan achteruit. Alcohol Absentie, schoolprestaties gaan achteruit, afspraken niet nakomen, verwaarlozen hobby’s, andere vrienden, ontrekken aan huisregels, prikkelbaar. Cannabis Absentie, klungeligheid, afspraken niet nakomen, schoolprestaties gaan achteruit, andere vrienden, achterdocht, verwaarlozen hobby’s, sloomheid. Cocaïne Persoonlijkheidsverandering; koel en afstandelijk, arrogant gedrag, egoïstisch, veel ruzie maken, achterdocht, overmoedig, absentie. Speed Absentie, andere vrienden, schoolprestaties gaan achteruit, verwaarlozen hobby’s, agressief. XTC Absentie, andere vrienden
Niek Kuijper, 19 september 2008
32
Hoofdstuk 7 VERTREKPUNT VAN SIGNALEREN Alle signalen terugbrengen tot één startpunt doet de realiteit maar een klein beetje geweld aan. De training wordt echter grotendeels gegeven aan mensen die geen hulpverlenend beroep hebben, maar onmogelijk signalen kunnen negeren; zolang mensen hun zintuigen gebruiken wordt er immers gesignaleerd en geregistreerd. Dat laatste moet omgezet worden in handelen. We hebben reeds 8 problemen tot 4 clusters gereduceerd. Als je de problemen en clusters goed bekijkt dan tref je veel overlap en overeenkomsten in signalen. Om de beloofde signaaltrechter compleet te maken moeten we één vertrekpunt hebben voor het signaleringsproces. Gelukkig is het meest voorkomende signaal tevens een relatief eenvoudig waarneembaar signaal. VERTREKPUNT SIGNALEREN Gedragsverandering - of opvallend gedrag - is het gemeenschappelijke startpunt voor het signaleringsproces. Zowel negatieve als positieve gedragsveranderingen gelden als vertrekpunt.
7.1. Signaaltrechter
8 problemen Alcohol
Depressie
Angst
Speed
Cocaine
Suicide
Cannabis
XTC
Beschrijving van alle specifieke signalen 4 clusters Lichamelijke Klachten
Gewicht
Risicovol gedrag
Waarneembare veranderingen
1 startpunt
GEDRAG
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
33
Hoofdstuk 8 BLOK III. HANDELEN 8.1. Gespreksvaardigheid Uit gesprekken met intermediairen blijkt dat men reeds problemen signaleert. Soms zijn dit de bekende onderbuikgevoelens, intuïtie of het niet-pluis-gevoel. Men kan de vinger niet achter de vermeende problematiek krijgen en checkt dit vermoeden of gevoel niet. Enerzijds komt dit doordat de aandacht vaak snel opgeslokt wordt door andere werkzaamheden, maar ook angst voor de reactie lijkt een belangrijke rol te spelen. Zie ook het hieropvolgende kader. Een voorbeeld uit de praktijk betreft een docent die het vermoeden had dat één van zijn leerlingen somber was. Zij was tevens aanhanger van de Gothic-scene 18. Hij kende haar echter als actieve leerling, maar haar schoolprestaties lieten te wensen over. De docent voelde zich belemmerd om haar te vragen of het wel goed met haar ging. Zijn grootste angst was dat het onderwerp zelfdoding ter sprake zou komen. Hij vroeg mij letterlijk - en niet zonder frustratie in zijn stem – “Ik kan toch niet vragen of zij zelfmoord wil plegen ofzo!” In de voorbereidende training die jullie allen hebben gehad zijn we behoorlijk diep ingegaan op het onderwerp gespreksvaardigheden. De Roos van Leary werd hier als uitgangspunt gebruikt. Hoewel dit model uitstekende handvatten biedt voor moeilijke gespreksvoering is het niet geschikt voor de training Leren Signaleren. Het is te complex en gezien de praktijk onnodig om intermediairen aan te leren. Het klinkt misschien gek, maar eigenlijk mogen we van geluk spreken dat het probleem om een eenvoudiger middel vraagt. Uit de casus is op te maken dat basis gespreks- en sociale vaardigheden prioriteit hebben! De volgen de punten zijn van belang Men leert dat signalen negeren per definitie erger is dan actief aandacht besteden aan de jongere met een probleem. Men leert dat vragen vanuit de eigen waarneming (zien&horen&voelen) effectiever is dan je mening geven van wat je denkt dat er speelt. Niet hulpverlenen! Luisteren, niet veroordelen of bagatelliseren en bij aanhoudende zorg of twijfel contact zoeken met het meldpunt. Oefenen 1. Verdeel de groep in 4 subgroepen en geef allen een moeilijke casus. 2. Laat de groepjes nadenken over hoe zij hun casus aan zouden pakken. 3. Vraag al naar gelang de tijd/omstandigheden steeds een groepje om een casus te presenteren in een rollenspel. MAAR met de casus van één van de andere groepen! 4. Laat de groepen feedback leveren. Advies Naar aanleiding van de oefensessie geef je de cursisten feedback en tips voor het aangaan van een moeilijk gesprek. Enkele suggesties; 1. Spreek namens jezelf, dus; “Ik merk dat je de laatste tijd wat afwezig bent en dat je minder plezier lijkt te hebben. Hoe gaat het met je?” 2. Bied hulp, maar doe dit niet dwingend. “Ik vind het vervelend voor je dat je niet goed in je vel zit. Kan ik je ergens bij helpen?” 3. Informeer ook bij ernstige signalen wat er speelt door de zorg te benoemen. “ Als ik je zo hoor praten lijkt het wel alsof je het leven momenteel niet leuk vindt. Denk je wel eens aan hoe het is om er niet meer te zijn?”
18 Van Dale: go·thic [ĝoffik] de, het; m en o subcultuur die gekenmerkt wordt door elementen als zwarte kleding en het gefascineerd-zijn door de dood, het kwaad enz.
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
34
Trainershandleiding Leren Signaleren/concept
Niek Kuijper, 19 september 2008
35