Leren over Water en Macht in de Stad Wie Utrecht met een bezoek vereert, kan de omvangrijke verbouwing van het stationsgebied niet zijn ontgaan. Van muziekcentrum Vredenburg tot het Jaarbeursplein wordt het stationsgebied stevig onderhanden genomen. Met misschien wel de meest zichtbare verandering: het opnieuw open graven van de Catharijnesingel. Zulke ingrepen in de infrastructuur van de stad zijn bepalend voor de toekomst van de stad, haar bewoners, haar bedrijven en haar bezoekers. Maar wie bepaalt eigenlijk hoe het nieuwe stationsgebied eruit komt te zien? En welke belangen en motieven spelen daarbij een rol? Aan het woord als inleiding op de denktanksessie is Sierd de Vos, directiesecretaris van de projectorganisatie stationsgebied en vanaf het begin nauw betrokken bij de besluitvorming en uitvoering van het project CU2030. Hij schetst de omstandigheden waarin de keuze voor herstructurering gemaakt zijn: Hoog-Catharijne, ooit vooruitstrevend, was afgegleden door sociale problematiek en een uit zijn jasje gegroeide OVterminal. Bovendien waren de Utrechtenaren de Catharijnebaan meer dan zat. Toen in 2007 de eerste sloop begon, gingen er geluiden op om de heleboel maar te slopen en de ‘fouten uit het verleden te herstellen’. Maar Hoog-Catharijne heeft Utrecht veel voorspoed gebracht volgens De Vos. Om dat te begrijpen moeten we terug naar eind jaren ’50, als Jan de Vries van projectontwikkelaar Bredero zijn visie voor het moderne stadscentrum formuleert: een shopping mall naar Amerikaans leest waar winkelen ‘een dagje uit’ wordt. Dat is bijzonder, aldus De Vos, in een tijd waarin men alleen nog maar ‘boodschappen deed’. Het was een droom voor Utrecht: een shopping mall op het grootste vervoersknooppunt van Nederland met ruim baan voor de auto. Het was een visionair en ingrijpend plan. Zo ingrijpend dat minister Marga Klompé er een stokje voor stak. Slechts een deel van de Catharijnesingel mocht gedempt worden. In ruil daarvoor zou het Rijk Utrecht helpen de historische binnenstad te onderhouden. Ook historicus Tim Verlaan onderschrijft het vernieuwende karakter van Hoog-Catharijne. Voor het eerst wordt er gebouwd zonder directe vraag. ‘Eerst bouwen, dan komen de klanten vanzelf wel’ was het devies. De Utrechtse Gemeenteraad was volledig overrompeld door de modernisering. In feite gaf ze zeggenschap over het stationsgebied over aan de projectontwikkelaars, die geen democratisch mandaat hadden. En Jan de Vries was niet gediend van inspraak. Maar verzet was er zeker. Uit dat verzet kwam onder meer Muziekcentrum Vredenburg voort, een burgerinitiatief. Het moest toegankelijk zijn voor alle Utrechtenaren. Nu is dat verzet veel minder dominant. Al is de eis om de Catharijnebaan terug te brengen als Catharijnesingel wel afkomstig van de bevolking.
Een zoethoudertje noemt Verlaan dat. Hij wijst erop dat de invloed van het geld nog groter is dan in de jaren zestig. Hij ziet dezelfde fouten gemaakt worden als toen: een weinig flexibel concept, groots opgezet en gebaseerd op een heel specifieke toekomstvisie: groeiende steden, waarvan de commerciële activiteiten vooral in het centrum plaatsvinden. Een opmerkelijke keuze als je bedenkt dat de Nederlandse bevolking gaat krimpen en mensen steeds meer online shoppen, aldus Verlaan. De Vos wijst op de schaalsprong die Utrecht doormaakt. De Utrechtse Wijk Leidsche Rijn is net zo groot als Leeuwarden. Utrechtenaren realiseren zich onvoldoende wat de omvang van de ontwikkelingen is en welke vernieuwing daarvoor nodig is. De toekomst ligt bij de steden en de steden moeten zich daarop voorbereiden. Daarbij past niet de NIMBY (Not In My BackYard)- mentaliteit bij de veel burgers kenmerkt. De Vos vindt de inspraak van ongeïnformeerde burgers niet productief. Er moet volgens hem veel meer geluisterd worden naar experts. Zij hebben de kennis om de juiste beslissingen te nemen. Kennis die bij burgers en (carrière)politici dikwijls ontbreekt. Langzaam wordt duidelijk dat de grootste macht bij de investeerders ligt, die 400 miljoen op tafel hebben gelegd. Het gaat dan vooral om grote internationale retailinvesteerders. Hun macht reikt zelfs zo ver dat ze de bouw van een potentieel concurrerend winkelcentrum in Leidsche Rijn hebben kunnen tegenhouden. Maar hoe zit het dan met de invloed van het Waterschap en de diverse belangengroepen? Volgens Jeanette van Eck van Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden was het Stichtse Rijnlanden ten tijde van de planvorming nog vooral gericht op beheer. Het zag niet direct een belang in bemoeienis met de plannen rond het stationsgebied, aangezien het watersysteem in orde was. Verder bleek uit hun analyses dat de geplande ingrepen alleen voordelen zouden hebben voor HSR. Hiernaast, en hier komt weer de macht van het geld naar voren, kon het Waterschap slechtse enkele duizenden euro’s inbrengen op een totale begroting van twee miljard. Volgens De Vos heeft het waterschap daar echter kansen laten liggen. Het had ook zijn expertise, zijn verantwoordelijkheid voor het watersysteem en zijn politieke mandaat als machtsmiddel kunnen inzetten. De plannen zijn duurzaam, maar hadden duurzamer gekund, aldus De Vos. Zo zijn de plannen voor het gebruik van regenwater niet gerealiseerd. Het waterschap had zijn plannen pontificaal op tafel moet leggen: ‘zo moet het en niet anders’ aldus De Vos. Tegenover het goed georganiseerde financiële belang stond een gefragmenteerd landschap van andere belangen. Dat werd duidelijk bij het ontwikkelen van het milieubeleidsplan in 2002-2003. Het grote aantal stakeholders dat
daarbij betrokken was kon elkaar maar moeilijk vinden. De cultuurverschillen waren te groot om tot een gezamenlijk standpunt te komen. Conclusie is dat er veel vormen van macht, gezag en invloed een rol spelen bij de stadsvernieuwing van Utrecht, maar dat de macht van het geld zowel in de jaren ’60 als nu de dominante factor is. Burgermacht laat en liet zich moeilijker organiseren. De gemeenteraad, in principe de vertegenwoordiging van de burgers, laat zich makkelijker overtuigen door de eenduidige en duidelijk gecommuniceerde visie van de investeerders dan de pluriforme en fragmentarische wensen van andere belanghebbenden. En niet in de laatste plaats vanwege de substantiële investeringen die zij doen. Een bijzondere rol is weggelegd door publieke organisaties die een specifiek belang vertegenwoordigen (bijvoorbeeld water) en expertise kunnen inbrengen. Zij kunnen meer invloed uitoefenen dan je op basis van hun financiële of politieke macht zou verwachten.
Op zoek naar Water en Macht in de Stad Na de boeiende discussie gaan de deelnemers zelf op onderzoek uit in de binnenstad van Utrecht. Ze kruipen daarbij in de huid van vier type stedelingen: de yuppen, Jan modaal, bedrijven en bezoekers. Vanuit het perspectief van elk van deze groepen kijken ze naar de (water)infrastructuur in de stad. Worden de belangen van deze groepen gediend? Of juist niet?
Prachtig uitzicht over het water, voor wie het kan betalen
Gated community?
Hebben deze afvoerpijpjes nog een functie of zitten ze er slechts voor de sier?
Klinkt mooi, maar erg aantrekkelijk ziet het er niet uit
Zelfs een bouwput trekt bezoekers...
Invloed uitoefenen door het stellen van regels. Soms werkt dat, soms niet...
Macht in de watersector? Tenslotte richtten de deelnemers de blik op de watersector zelf. Wie oefenen er macht uit op de organisaties in de watersector? Is er sprake van een evenwichtige machtsbalans of hebben sommige partijen onevenredig veel invloed en andere te weinig? En hoe zou een wenselijke machtsverdeling eruit zien? Door middel van het invullen van spinnenwebben konden de deelnemers van zes partijen aangeven hoeveel macht ze op het waterschap of het waterleidingbedrijf uitoefenen.
Bij de waterschappen valt op dat burgers en gemeenten relatief weinig invloed hebben en agrariërs en provincies relatief veel. Eén van de deelnemers merkt op dat de waterschappen in de stedelijke gebieden het meeste geld ophalen en in het landelijk gebied het meeste uitgeven. Vooral als het gaat om peilbeheer zijn de agrariërs dominant. Maar hoe krijgt die burger nou meer invloed in het waterschap? Burgers denken over water in termen van drinkwater, zwemwater en recreatiewater, daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Het is moeilijk om burgers als collectief te betrekken. Bij concrete projecten zijn ze wel en partij, maar dan alleen die burgers die er direct mee te maken hebben. Die kwestie speelt ook bij de waterleidingbedrijven. De invloed van burgers is vooral belangrijk voor de ideevorming over hoe de watervoorziening er over 20-30 jaar uit moet zien. Je ziet nu dat burgers op een andere manier naar water gaan kijken. Ze willen hun toilet doorspoelen met regenwater, zoeken naar manieren om water te besparen, vragen zich af waarom ze hun auto me drinkwater moeten wassen. Hun ideeën en wensen zijn belangrijk voor het inrichten van de toekomstige waterketen.
De gewenste (blauw) en de huidige situatie (rood) liggen dicht bij elkaar. Maar hoe krijg je die burger betrokken?
Wie oefenen er invloed uit op een waterschap? Rood geeft de huidige situatie aan en blauw de gewenste.