H O O F D S T U K
L E R E N M E T E N VA N E R F G O E D Erfgoededucatie op de basisschool In dit hoofdstuk stellen we erfgoed voor als een depot van sporen die onze voorouders hebben nagelaten. We sluiten ons aan bij recente ontwikkelingen in het basisonderwijs en suggereren een methodisch-didactisch frame waarin we dat ‘sporendepot’ in een pedagogisch perspectief aanwenden. Dit hoofdstuk bevat verder enkele concrete voorbeelden van lesplannen in de diverse erfgoedsectoren: musea, het landschap, immaterieel erfgoed en archieven.
HEREDUC MANUAL 24
HEREDUC MANUAL 25
ERFGOEDEDUCATIE OP DE BASISSCHOOL
Every society has its own cultural biography. In other words, every society must study the traces from its past in order to interpret the ones which most affect the world in which it operates. Iedere samenleving vertelt haar eigen verhaal. Met andere woorden, iedere samenleving moet de sporen ‘lezen’ en duiden die haar aangereikt worden en een eigen betekenis geven aan de wereld waarin ze opereert. In voorgaande tijden werd die betekenis min of meer vastgesteld van hogerhand. Overheden en bestuurders formuleerden ‘het verhaal achter de dingen’. Men hoefde zelf niet te lezen, er werd voorgelezen. Daar past een onderwijs bij dat gebaseerd is op dat ‘voorlezen’. In onze tijd volstaat dat ‘voorlezen’ niet langer. Ieder moet zelf actief deelnemen aan het construeren van de verhalen. Door de veranderingen in allerlei sectoren van de samenleving moet ieder zijn eigen verhaal maken, op basis van voor iedereen dezelfde ‘ingrediënten’: de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet. Die is voor iedereen gelijk. In het hedendaagse onderwijs spelen allerlei ontwikkelingen op dat ‘actief deelnemen’ in. In ‘stromingen’ als ErvaringsGericht Onderwijs, verhalend ontwerpen, Reggio Emilia en OntwikkelingsGericht Onderwijs wordt niet langer voorgelezen uit het prentboek van de cultuur. De nadruk ligt meer en meer op de sporen of de ingrediënten waaruit die cultuur bestaat. Kinderen worden op verschillende wijzen uitgedaagd om die sporen te duiden en ze zelf een betekenis te geven. Deze activiteit is te vergelijken met spoorzoeken: het zoeken naar sporen die anderen hebben nagelaten en daar vervolgens een betekenis aan geven. De taak van het onderwijs vandaag is: kinderen in staat stellen om het gereedschap te gebruiken en de vaardigheden te ontwikkelen om die sporen te duiden.
3.1 Het methodisch-didactische kader 3.1.1 Sporen Ieder menselijk handelen laat sporen na. Voetsporen in een zandweg, sporen van autobanden na een plotselinge stop, modderige voetafdrukken op een pas gedweilde vloer, vingerafdrukken rondom de klink van de kamerdeur… Dit zijn voorbeelden van toevallige sporen, die een gevolg zijn van alledaagse handelingen. Maar we laten ook bewust sporen na: een briefje op het aanrecht om te zeggen dat we later thuis zijn, graffiti op de muren van een gebouw of de wagons van een trein, een bericht op de voicemail. Overal om ons heen zijn sporen te vinden. Die sporen kunnen ons iets vertellen over menselijk handelen. Door sporen te interpreteren of een betekenis te geven komen we iets te weten over de handeling die is verricht. De graffiti op de wagons vertellen ons wie de ‘tag’ heeft achtergelaten. De afwas op het aanrecht vertelt ons dat er de avond daarvoor een feestmaal is geweest met vijftien eters. De etensresten op de borden zouden ons zelfs kunnen vertellen waaruit het menu bestond. Behalve deze sporen van alledaagse, steeds terugkerende handelingen en gebeurtenissen zijn er ook voorbeelden van minder alledaagse sporen die heel bewust en weloverwogen zijn achtergelaten.
K U N S T E N A A R S L AT E N S P O R E N N A De Engelse kunstenaar Richard Long bijvoorbeeld maakte in 1967 een opzienbarend werk: a line made by walking. Door op een grasveld enige keren op en neer te lopen ontstond er in het gras een lijn. Anders gezegd: een spoor van menselijk handelen. Dit werkstuk was, achteraf bezien, een manifest voor het verdere verloop van zijn oeuvre, waarvan het de basisideeën bevatte. Daniël Spoerri is een andere kunstenaar die in zijn werk gebruikmaakt van het concept ‘sporen’. Als hij met zijn vrienden had zitten eten, werd de eettafel niet opgeruimd. Spoerri lijmde alles wat na de maaltijd nog op tafel stond vast
HEREDUC MANUAL 26
op de plaats waar het stond toen de maaltijd beëindigd werd. Op die manier werd een beeld gefixeerd van een gebeurtenis. Aan de hand van de ingrediënten van dat beeld kon de gebeurtenis achteraf als het ware worden gereconstrueerd, ook nog jaren later. In beide gevallen hebben we te maken met kunstenaars die weloverwogen sporen achterlaten, waardoor het mogelijk wordt een bepaalde gebeurtenis te reconstrueren. Het gaat bij die reconstructie echter niet om de gebeurtenis zelf, die eenmalig is, maar om de persoonlijke interpretatie daarvan door de toeschouwer.
3.1.2 Cultuur als depot van sporen Zoals een museum voor zijn presentaties kan putten uit de in het depot opgeslagen verzameling objecten, waarmee iedere keer opnieuw een andere presentatie kan worden gemaakt, zo kan men ‘cultuur’ beschouwen als een depot van sporen van menselijk handelen. Sporen in de vorm van kunstwerken van beeldend kunstenaars, partituren van componisten, films, monumenten, archeologische sites, archieven, literatuur, landschappen…
VERHALEN Ieder tijdperk maakt zijn eigen verhaal bij ‘de dingen’. ‘Verhalen vormen de horizon van onze ervaring en van onze herinneringen en verwachtingen, en bepalen voor een groot deel onze omgang met onszelf, onze medemensen en de dingen uit onze omgeving,’ stelde de Leuvense filosoof Samuel IJsseling. En hij voegde daar nog aan toe: ‘Verhalen kunnen ons helpen onze plaats te bepalen in een onoverzichtelijke wereld en ons in staat stellen ons verleden en onze toekomst, onze oorsprong en onze verwachtingen min of meer te overzien. Zonder verhalen zouden wij als verdwaasden rondlopen in een wereld zonder enige samenhang.’ In de vorm van verhalen brengen wij naar zijn idee ordening aan in een feitelijk chaotische wereld. Die ordening is aan verandering onderhevig. In onze tijd worden andere ‘verhalen’ verteld dan 500 jaar geleden, want: ‘Er is namelijk geen absoluut begin aan een verhaal, net zo min als er ooit een echt laatste woord is (…) Verreweg de meeste verhalen worden verteld in de marge van andere verhalen of op de open plekken die in elk verhaal voorkomen.’7 De sporen zelf zijn onveranderlijk en blijven hetzelfde. Zij vormen als het ware de plaatjes van het prentboek van de cultuur. Wat echter wél voortdurend verandert is de interpretatie van die ‘plaatjes’. De ‘tekst’ die om de illustraties heen geschreven wordt, is voor ieder tijdperk een andere. Daarin spelen vele factoren een rol.
3.1.3 Het derde gebruik van erfgoed: erfgoed in een pedagogisch perspectief Cultureel erfgoed gaat over sporen die onze voorouders achterlieten in de vorm van de voorwerpen die ze gebruikten, de gebouwen waarin ze leefden en werkten, de inrichting van het landschap waar ze in leefden, de verhalen die ze vertelden, de documenten die ze opstelden. Erfgoed kent vele gebruikers. Het eerste gebruik ligt voor de hand: een landgoed dat door een rijke familie werd ingericht, het gereedschap van de smid die in het dorp werkte of van de boer die de ploeg hanteerde, de eerste radio’s die door een fabrikant werden ontwikkeld en geproduceerd. Als de objecten, de gebouwen of het landschap in onbruik raken, gaan ze in veel gevallen verloren, raken ze in verval of worden ze vernietigd. Soms blijven ze bij toeval bewaard en krijgen ze een ‘tweede gebruikstraject’: als museumobject dat bewaard wordt om zijn curiositeit of schoonheid, als kantoorpand, als decoratie in de tuin, als handelswaar in een antiekcircuit… Het ‘derde gebruik’ van cultureel erfgoed vindt plaats in een educatieve context: in de toelichting of interpretatie van de sporen. Doorgaans wordt hierbij het accent gelegd op de reconstructie van het authentieke verhaal: hoe het vroeger was, hoe het er in originele staat uitzag. In dit handboek gaat het er niet om de sporen te duiden in cultuurhistorische/wetenschappelijke termen of het authentieke verhaal te reconstrueren. Hier wordt een voorstel gedaan om erfgoed voor een ander doel in te zetten. Het gaat er veel meer om hoe we erfgoed kunnen aanwenden in een pedagogisch perspectief. Hoe we erfgoed hanteren als gereedschap waarmee we kinderen leren dat ons leven hier en nu deel uitmaakt van een lange ontwikkeling. Hoe er voor dezelfde problemen altijd meerdere oplossingen zijn en hoe je op grond van brokken informatie een eigen betekenis kunt formuleren. Persoonlijke betekenis- en zingeving van de wereld waarin je leeft is het doel van déze omgang met erfgoed. Betekenisgeving gaat om het construeren van ‘verhalen’. Erfgoed biedt een schat aan materiaal om kinderen en jongeren te confronteren met oplossingen/keuzes/betekenissen van anderen en om op grond daarvan nieuwe verhalen te construeren. In die zin kan het ‘sporendepot’ van het erfgoed worden gebruikt als een potentieel ‘betekenisdepot’. HEREDUC MANUAL 27
3.1.4 De culturele biografie Een biograaf die een biografie schrijft van een persoon die zijn aandacht heeft, legt een verzameling aan van de sporen die de man of vrouw heeft achtergelaten van wie hij het leven achteraf wil reconstrueren. In zijn biografie verbindt hij (een selectie van) afzonderlijke sporen tot een geheel. Dat is altijd een persoonlijke interpretatie van de gevonden sporen: die zijn altijd voor meerdere interpretaties vatbaar. Een biografie is in feite een persoonlijke (re)constructie van een geleefd leven. Naar analogie hiervan kan men ook denken aan een culturele biografie van een gemeenschap of samenleving. Het materiaal voor de biografie is al aanwezig in de vorm van verschillende sporen op verschillende plekken. Maar doordat de sporen zo gefragmenteerd zijn, is het samenstellen van een biografie moeilijk. De ‘biograaf’ dient te beschikken over technieken of gereedschap om aan de hand van de gefragmenteerde sporen die hem ter beschikking staan, een eigen biografie te construeren. Ook voor een dergelijke biografie geldt dat die onontkoombaar persoonlijk is. De werkwijze van de biograaf is om twee redenen van belang voor onderwijssituaties. Vanuit een inhoudelijk oogpunt en vanuit een vormelijk oogpunt. Vanuit een inhoudelijk oogpunt is het doel van het onderwijs kinderen te ondersteunen op hun weg naar ‘medevormgeverschap’ van onze wereld. We willen hen leren ‘de taal’ te spreken en te hanteren die het mogelijk
3.1.5 Methodisch-didactisch frame maakt te participeren in onze samenleving. De manier waarop het leven vandaag is ingericht, is echter niet uit de lucht komen vallen, maar (zoals eerder gezegd) het resultaat van een langdurig proces. Door kinderen in opvoedingssituaties te confronteren met de sporen van mensen die geleefd hebben, kan worden verhelderd dat het leven van nu het resultaat is van een ontwikkeling van mensen die vóór ons geleefd hebben. Bovendien kan aan de hand van die sporen ook worden getoond dat voor allerlei problemen meerdere oplossingen mogelijk zijn, dat oplossingen tijdelijk zijn en weer verdwijnen, en dat er andere voor in de plaats komen.
Het op een persoonlijke wijze tegemoettreden van de wereld om ons heen kan alleen als we rekening houden met verschillen in leerstijl, voorkeur, achtergrond, tempo en vaardigheden van de kinderen in de groep. Een algemene inleiding van de leerkracht die ‘de vragen formuleert’ waarop een eenduidig antwoord moet worden gegeven, is dan ook niet geschikt als activiteit. Een activiteit met de kinderen moet veel meer een open karakter hebben en de mogelijkheid geven tot persoonlijke invulling. Als je dat gegeven helemaal wil doorvoeren, zou er echter een zeer individueel onderwijstraject moeten komen dat vrijwel niet meer te organiseren is.
Naast dit inhoudelijke argument om erfgoed een plaats te geven in het onderwijs is er een tweede argument, dat zo mogelijk nog belangrijker is: het vormgeversoogpunt. Erfgoed is een uitstekend middel om kinderen te laten oefenen in het geven van betekenis aan de wereld waarin ze leven. Als we instemmen met het idee dat iedereen in een samenleving uit het gefragmenteerde aanbod dat de wereld te bieden heeft, zijn eigen betekenis moet formuleren, dan kunnen we niet volstaan met deze constatering, maar zullen we het gereedschap en de technieken moeten leveren om dat ook mogelijk te maken. In het duiden van de sporen die samen de culturele biografie vormen, wordt dit voortdurend gedaan. Erfgoed levert uitstekend materiaal om hiermee aan de slag te gaan.
Een zinvolle werkwijze zit tussen deze twee posities in en creëert een situatie die enerzijds brede mogelijkheden biedt voor een persoonlijke manier van leren en die anderzijds een zodanige structuur aanreikt dat leren mogelijk wordt. De aanpak die in dit handboek wordt voorgesteld, bestaat uit een aantal onderdelen: • Een startactiviteit die men ‘ENTREE’ kan noemen. Het is de binnenkomer waarmee de kinderen verrast worden, waardoor hun nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en waardoor ze tot eigen vragen komen. • Een tweede onderdeel kan ‘BAGAGE’ worden genoemd. Hier worden open mogelijkheden gegeven om (mogelijke) antwoorden op de vraag of het probleem te onderzoeken en voorlopige formuleringen te doen. • In het onderdeel ‘EIGEN WERK’ worden de fragmenten en deelantwoorden in een presenteerbare vorm gegoten. • Het voorlopige antwoord wordt in het laatste onderdeel ‘PRESENTATIE’ - aan anderen voorgesteld. Allereerst gaan we in dit hoofdstuk in op de verschillende onderdelen van deze aanpak. Vervolgens wordt in deel 2 (De voorbeelden) de theoretische werkwijze praktisch uitgewerkt in een aantal voorbeelden die uitgevoerd kunnen worden zoals ze worden beschreven, of die inspirerend kunnen zijn om een eigen activiteit te ontwikkelen.
HEREDUC MANUAL 28
Entree, of het gewone bijzonder maken Erfgoed gaat over heel gewone alledaagse dingen die op het eerste gezicht helemaal niet bijzonder zijn. Het is daarom van belang om het alledaagse bijzonder te maken. De objecten zelf veranderen daarbij niet, wel de manier waarop we er als toeschouwer betekenis aan geven. Een verrassende start van een activiteit of een serie activiteiten heeft als doel eigen vragen bij kinderen op te roepen, ze te verrassen en uit te dagen om meer te willen weten. Dit kan bereikt worden door het alledaagse perspectief te verschuiven. Hiervoor kunnen een aantal technieken worden gebruikt. Technieken die ook door kunstenaars worden toegepast: contrasteren, analogie, omkeringen, verschuivingen, het veranderen van de context, letterlijkheid, verzamelen en stapelen, het veranderen van tijd of ruimte, herhalen, combineren. Deze technieken kunnen niet in het luchtledige functioneren, ze moeten toegepast worden op materiaal. Dat materiaal voor een uitdagende entree is overal voorhanden. Het kan worden geput uit prentenboeken, liedjes, verhalen, de krant, films, gedichten, objecten, voorwerpen, foto’s, ervaringen, herinneringen, handelingen, gebruiken, momenten, plaatsen, plekken… Bekende prentenboeken kunnen aan een alledaags voorwerp een heel andere betekenis geven. Bekende liedjes kunnen een leuke toegang zijn voor een ontdekkingstocht in de omgeving van de school. Een dagboek van een van de kinderen kan mooi aansluiten bij het werken in een archief. Koppelingen die niet voor de hand lijken te liggen, kunnen vaak heel verrassend zijn. In het praktische gedeelte van dit hoofdstuk zijn enkele voorbeelden te vinden van spannende entrees waarbij een of meer van de aangehaalde technieken zijn toegepast, met gebruikmaking van materialen uit de omgeving van de kinderen. In dit verband hield David Hargreaves een betoog om binnen de cultuureducatie niet langer de accumulatieve leertheorie aan te hangen, waarin vanuit een docentenperspectief kleine brokjes informatie worden aangedragen. Hij constateert dat een betrokkenheid op kunst en cultuur vaak een positief trauma als oorzaak heeft. Vrienden en bekenden van hem die toegewijd zijn tot de kunsten, kregen dat vaak niet van huis uit mee en ook lessen over het onderwerp op school droegen niet erg bij tot hun appreciatie van kunst. Maar een contact met een van de kunsten, ergens in het leven van deze mensen, heeft een reactie teweeggebracht die het best te vergelijken is met een traumatische ervaring: de tijd lijkt stil te staan, de omgeving lijkt weg te vallen en je wordt als het ware één met de ervaring van het moment. Dat zijn - in dit geval positieve - ervaringen en ontroeringen die nooit meer vergeten worden en om meer vragen. Hargreaves pleit er dan ook voor om een onderwijssituatie zodanig in te richten dat er bij de aanvang van een activiteit of een serie activiteiten positieve minitrauma’s tot stand kunnen komen die een intrinsieke motivatie tot ervaren en leren creëren.
HEREDUC MANUAL 29
Bagage In het eerste onderdeel van de voorgestelde werkwijze (de ‘entree’) worden de kinderen verrast en wordt het perspectief van de alledaagse werkelijkheid zodanig verschoven dat die werkelijkheid verwondering oproept. Vervolgens moeten ze in staat gesteld worden om de opgeroepen vragen te onderzoeken en te exploreren. Het is niet de bedoeling dat de leerkracht de vragen van de kinderen van een eenduidig antwoord voorziet. Het gaat er immers om hen de kans te geven om hun eigen vragen op een persoonlijke manier te onderzoeken. De kinderen moeten zich van ‘bagage’ voorzien om eigen antwoorden te formuleren. Voor het omschrijven van het concept en het onderdeel ‘bagage’ zijn enkele aspecten van belang. De bagage moet allereerst een confrontatie met echte materialen inhouden en dus moeten we op zoek naar erfgoed. Dat komen we in principe overal tegen, maar er kan in het schijnbaar chaotische geheel wel een ordening worden gemaakt: • Objecten worden vooral aangetroffen in musea en in (andere) verzamelingen, of gewoon onderweg en thuis. • De gebouwde/bebouwde omgeving, vooral in de vorm van monumenten en gebouwen, wordt ook tot het erfgoed gerekend. Standbeelden en markeringstekens in het landschap horen daar ook bij. • Verder is er het landschap zelf: de manier waarop het is ingericht en vormgegeven, de wegen en routes die erdoorheen lopen. • Al deze vormen van erfgoed zijn materieel en kunnen bij wijze van spreken tastbaar ‘in de hand’ gehouden worden. Maar er is ook immaterieel erfgoed: gebruiken, tradities en verhalen. De inhoud van de activiteiten die in dit onderdeel worden uitgevoerd, is als het ware een recept. Het zijn open opdrachten met een aantal vaste onderdelen. Dat zal bij de voorbeelden blijken. Ook bij de vormgeving is het handig om aan een recept uit een kookboek te denken. In zo’n recept wordt stap voor stap aangegeven wat de verschillende werkwijzen zijn en hoe de ingrediënten ver- en bewerkt kunnen worden. Hoe de ‘kok’ de aanwijzingen vervolgens toepast en erop varieert, maakt hij zelf uit. Een goed uitgangspunt bij het vormgeven van een recept is het formuleren van een rol. De ene keer wordt aan de kinderen gevraagd een brief te schrijven naar de bewoners van een monument, de andere keer zijn ze de medewerkers van het plaatselijke toerismebureau die een nieuwe fietsroute door het landschap moeten ontwerpen, weer een andere keer moeten zij als hulp van de plaatselijke fotograaf een reportage maken over de personen die in de gemeente in straatnamen worden genoemd. Of ze zijn de regisseur van een tv-programma over het gebruik van een aantal aangetroffen voorwerpen, of dichters die een geluidengedicht schrijven in een verder doodstil museum.
Het onderdeel ‘bagage’ is het sterkst als er keuzemogelijkheden zijn uit verschillende soorten opdrachten. Ieder kind kan die dan naar eigen believen en in een eigen tempo en leerstijl uitvoeren. ‘Bagage’ is in feite een verzameling van verschillende soorten losse activiteiten rondom een onderwerp. Ze worden beschreven in de vorm van een recept. De verzameling recepten kan op diverse manieren worden gepresenteerd. Steeds gaat het er om een samenvattende vorm te bedenken waarin de verschillende activiteiten geplaatst kunnen worden, als een context voor de fragmentarische opdrachten.
Bijvoorbeeld: 1 Tafel. De ‘activiteitentafel’ is een tafel die staat opgesteld op de plaats waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Op de tafel is een aantal recepten uitgestald met daarnaast de materialen die nodig zijn om de recepten uit te voeren. Als een monument centraal staat in de aangeboden activiteiten, kan de tafel een plaats krijgen in de tuin van het monument of in een van de kamers. Ieder kind of groepje kinderen maakt een eigen keuze uit de aangeboden mogelijkheden 2 Kist. De werkzaamheden kunnen ook voorgeprogrammeerd worden in de vorm van een kist. De verschillende recepten worden dan in een kist verzameld, samen met de materialen die nodig zijn. De kist wordt meegenomen naar de plaats van handeling. Als er bijvoorbeeld een activiteit wordt georganiseerd in een erfgoedmuseum, gaat de kist mee. Voordeel is dat zo’n ‘mobiele’ kist ook elders kan worden ingezet. 3 Spel. Er zijn vele bordspelen die een bepaalde route voorstellen, met het ganzenbord als een van de bekendste. De verschillende ‘stations’ van een dergelijk bordspel kunnen het startpunt zijn voor een eigen spel. Een landschapsspel bijvoorbeeld, waar de verschillende stations op de route staan voor een open opdracht
Een oplossing zoeken In het laatste onderdeel komen de losse resultaten op een zinvolle manier bij elkaar en vormen zo een voorlopig antwoord op de vraag die in de ‘entree’ is geformuleerd. Het resultaat van het onderdeel ‘bagage’ bestaat uit een groot aantal deelproducten die vele vormen kunnen aannemen: brieven, tekeningen, teksten, liedjes, ontwerpschetsen, kaarten, poppenspelen, toneelvoorstellingen… In deze fase krijgen de kinderen een open opdracht die hen in staat stelt om de losse resultaten van het onderdeel ’bagage’ op hun eigen wijze met elkaar in verband te brengen. Ook daarvoor kan men het beste gebruikmaken van een rol. Kinderen krijgen een bepaalde rol, zoals in een toneelstuk. Samenvattend zou dit werkschema er als volgt uit kunnen zien: Presentatie
4 Tocht. Een speurtocht met verschillende hindernissen die in de vorm van een activiteit moet worden afgelegd.
In voorgaande rol moeten de leerlingen een presentabel product maken. Soms zijn ze de conservatoren van een museum die een tentoonstelling in moeten richten, soms de redactie van een krant die een nieuwe editie moet vormgeven, de ontwerpers van een webdesign-bureau, de gemeenteraad, een monumentencommissie… De producten worden uiteindelijk ook aan anderen - medeleerlingen, de school, ouders en familie, buurtbewoners… gepresenteerd. In het verlengde van de rol die gegeven werd, wordt ook de presentatie vormgegeven in een rollenspel, tentoonstelling, filmzaal, dansstudio, krantenuitgave, boekpublicatie… In deze onderdelen komt de dialoog tot stand en worden de eigen ideeën en betekenissen getoetst aan die van anderen.
BEVRAGING (Entree)
• een verschoven perspectief • een positief minitrauma
EXPLORATIE (Bagage)
• onderzoek • multidisciplinariteit • gefragmenteerde nieuwsgierigheid • analyse
ANTWOORD (Een oplossing zoeken)
• synthese • voorlopig antwoord • vormgeving
PRESENTEREN VAN RESULTATEN (Presentatie)
• communicatie • toetsing
Behalve de vorm is ook de inhoud van het recept van belang. HEREDUC MANUAL 30
HEREDUC MANUAL 31
3.2. De voorbeelden
Bagage
Ter illustratie van het hiervoor opgebouwde methodisch-didactisch frame beschrijven we op de volgende bladzijden voorbeeldactiviteiten die daarin kunnen passen. Ze hebben betrekking op verschillende aspecten van erfgoed: musea en verzamelingen, landschappen, rituelen en verhalen, archieven. Voor ieder aspect is een lessenserie uitgewerkt ter inspiratie of om zo te gebruiken.
• Dierbare voorwerpen labelen
3.2.1 MUSEA EN VERZAMELINGEN In Nederland zijn er erg veel musea. De meeste danken hun bestaan aan een of meer verzamelaars die hun verzameling ooit ondergebracht hebben in een gebouw om ook anderen ervan te laten genieten. Of die het belangrijk vinden om het verhaal achter hun objecten te vertellen. Iedere verzamelaar heeft een sterke persoonlijke band met de objecten die hij in zijn collectie opneemt. Wat voor een niet-verzamelaar ‘waardeloos’ is, kan voor een verzamelaar zeer dierbaar zijn. De meeste (kleinere) musea hebben een grote betrokkenheid bij de collectie die getoond wordt. Er zijn vaak vrijwilligers actief die graag het verhaal achter de dierbare spullen vertellen. In deze module gaat het ook over dierbare spullen en kunnen de activiteiten in de klas uitgebreid worden met gerichte bezoeken aan erfgoedmusea in de buurt. In de opdrachten is steeds gedacht vanuit een situatie in de klas waar gewerkt wordt rondom dierbare voorwerpen die kinderen van huis meegenomen hebben. Met een kleine aanpassing kunnen de opdrachten ook uitgevoerd worden met de objecten in een plaatselijk erfgoedmuseum. Het is niet mogelijk om daar een aantal dagen op een rij naar toe te gaan. Daarom zullen de opdrachten moeten worden uitgewerkt in de vorm van een activiteitentafel: een tafel midden in een van de zalen van het museum waar een aantal opdrachten in de vorm van een ‘recept’ met bijbehorend materiaal klaarligt. Groepjes kinderen kiezen zelf een opdracht en voeren die uit. Een mengvorm kan natuurlijk ook: een aantal opdrachten in de klas en één voor de hele groep in het museum.
Dag 1: Een label waarop aangegeven wordt hoe je aan het voorwerp bent gekomen. Dag 2: Je dierbaarste herinnering aan het voorwerp. Dag 3: Een testament waarin je aangeeft wat er met het voorwerp moet gebeuren als je er niet meer zou zijn. Dag 4: Bedenk een verpakking voor het voorwerp als je op een lange wereldreis zou gaan. Dag 5: Als het voorwerp in een museum zou komen, hoe moet het dan worden gepresenteerd en welke publiekstekst moet erbij komen? Op het einde van iedere dag worden de labels aan elkaar gepresenteerd. De week wordt afgesloten met een tentoonstelling voor de hele school.
Entree
• Dierbare voorwerpen ‘verklanken’
Als startactiviteit neemt de leerkracht een voorwerp mee naar de klas waar voor hem of haar een belangrijke herinnering aan vastzit. Meestal zijn dat voorwerpen die voor iemand anders ‘alledaags’ zijn. Voor de bezitter hebben ze echter een andere betekenis, omdat het object een beeld is van of een herinnering inhoudt aan een gebeurtenis die voor hem of haar van grote waarde was. Het voorwerp wordt getoond aan de kinderen en de leerkracht maakt hun duidelijk dat het om een heel belangrijk voorwerp gaat. Waarom dat zo is, wordt in het midden gelaten. Een ogenschijnlijk alledaags ding kan in de ogen van de kinderen niet zo belangrijk zijn als de leerkracht hen wil doen geloven. Nadat hun duidelijk gemaakt is dat het toch om een belangrijk ding gaat, daagt de leerkracht hen uit te bedenken waarom het voorwerp zo belangrijk is: wat is het belang, de waarde van dat object?
De dierbare voorwerpen die de kinderen verzameld hebben maken geen geluid. Stel je voor dat ze dat wel zouden kunnen. Wat zou je dan horen?
Pas als er allerlei ideeën door de kinderen naar voren zijn gebracht, vertelt de leerkracht de herinnering die voor hem of haar met het voorwerp verbonden is. Vervolgens wordt een verzamelaar uitgenodigd om in de klas over zijn verzameling te komen vertellen, het liefst aan de hand van een onderdeel daarvan. In de voorbereiding met de groep heeft de leerkracht de kinderen erop gewezen dat ze er vooral achter moeten proberen te komen waarom de voorwerpen die de verzamelaar in de klas toont, voor hem/haar zo belangrijk zijn en of dat belang ook voor anderen geldt.
HEREDUC MANUAL 32
Vraag iedere leerling om zijn dierbaarste voorwerp mee naar school te nemen. In de loop van de week worden de voorwerpen gelabeld. Iedere dag wordt vanuit een andere invalshoek een label gemaakt dat ook echt aan het voorwerp wordt gehangen:
Een werkwijze om dat mogelijk te maken zou als volgt kunnen verlopen: Cathy Berberian vertolkte vaak composities van de hedendaagse componist Berio. Eén daarvan was Stripsody. Daarin wordt een groot aantal uitroepen uit stripverhalen aan elkaar gekoppeld en met veel dynamiek ten gehore gebracht. Leen een uitvoering van dit nummer door Cathy Berberian in de muziekbibliotheek en laat het aan de kinderen horen. Aanvankelijk zal de groep vreemd opkijken van het ongewone nummer. Laat vervolgens een aantal stripbladen zien uit stripverhalen. Kies pagina’s of bladen waarop dergelijke uitroepen veel voorkomen. Vraag de groep wat het muziekstuk en de strips met elkaar te maken hebben. Bekijk de dierbare voorwerpen en stel je voor dat ze een rol zouden spelen in een stripverhaal. Welk geluid zou je dan in de tekstballon zetten? Kies een aantal voorwerpen uit, maak er een kleine striptekening van en plaats in een tekstballon de tekst van het geluid dat ieder voorwerp zou kunnen maken. Maak van je verzameling geluiden een geluidengedicht: harde geluiden schrijf je groot en zachte geluiden klein. Laat het gedicht dat je hebt gemaakt ook aan de andere kinderen horen. Harde geluiden klinken luid, zachte geluiden hoor je nauwelijks.
HEREDUC MANUAL 33
• Dierbare voorwerpen ‘verpakken’ Pierre Kemp schreef het gedicht ‘Uitbundigheid’ (1976):9 Uitbundigheid Met korven om manen te vangen, met bussen vol gezangen, met potten om lichten in te dragen reis ik langs de ogen van het land. Met dozen zonnen, met klanken in tonnen en glazen gedichten in ieders dwaze hand. Waar ik mijn armen ook rek, ik ben overal gek. Het gaat hier over een man die met allerlei vreemde zaken door het land trekt, een soort marskramer. Maar de waren die hij aanbiedt, vinden de mensen niet van belang. Integendeel, ze vinden hem maar gek. De dierbare voorwerpen die door de kinderen verzameld zijn, zouden ook onder die categorie kunnen vallen: voor degene die het voorwerp bewaart is het belang ervan groot, voor anderen volstrekt niet. Naar analogie van het gedicht van Kemp gaan we een gedicht schrijven over onze eigen dierbare voorwerpen. Maak een lijst met minstens tien verschillende verpakkingen: dozen, laatjes, zakken, kratten, builen, tassen… Kies uit de verzameling tien voorwerpen die je in die verpakking zou willen stoppen. Schrijf wat je bedacht hebt onder elkaar op en vul het gedicht verder aan. Lees het daarna voor aan de andere leerlingen.
Dezelfde opdracht kan ook in een andere vorm. Beschrijf het onderdeel van je testament waarin wordt bepaald waar de voorwerpen van je verzameling naartoe moeten gaan als je dood zou gaan. De tekst bevat de onderdelen die hierboven werden genoemd, maar i.p.v. de prijs van het object of de objecten geef je aan wie de begunstigde is.
• Dierbare voorwerpen etaleren Sommige verzamelaars vinden hun dierbare voorwerpen zo belangrijk dat ze dat aan iedereen willen vertellen. Daarom geven ze soms hun verzameling (of een deel daarvan) in bruikleen aan een museum. Het museum mag de spullen gebruiken voor tentoonstellingen, maar de verzamelaar blijft de eigenaar. Stel je voor dat jij jouw dierbare voorwerp aan een museum in bruikleen zou geven. Dan zou je bepalen dat het voorwerp in het museum altijd te zien moet zijn en dat het ook op jouw manier tentoongesteld moet worden. Bedenk een manier waarop je jouw dierbare voorwerp in een museum wilt etaleren: in een vitrine met een mooie spot erop, in een kastje aan de muur, in een mooie verlichte bak op een tafel of gewoon ergens in een hoek. Maak een schets van je idee, zodat je met de directie van het museum kunt overleggen hoe jij het wilt. Die directie vraagt je ook om een korte tekst te schrijven voor bij het voorwerp, zodat bezoekers weten wat ze zien liggen, staan of hangen. De ideeën die de kinderen beschrijven kunnen ook uitgespeeld worden. De leerkracht speelt dan voor museumdirecteur en een aantal kinderen komt hem hun ideeën voorleggen.
• Dierbare voorwerpen ‘verkopen’ • Dierbare voorwerpen in een museum Dierbare voorwerpen verkoop je niet, daar zijn ze je te… dierbaar voor. Daarom regelen veel verzamelaars bij testament wat er met hun dierbare spullen moet gebeuren als ze overlijden. Stel je voor dat de voorwerpen die in de klas verzameld zijn allemaal van jou zijn. Je hebt je hele leven aan die verzameling gewerkt en je wilt die spullen eigenlijk helemaal niet kwijt. Maar om een of andere reden ben je heel arm geworden en je moet een aantal voorwerpen gaan verkopen. Je besluit een van je voorwerpen op een veiling te koop aan te bieden. Daartoe moet je voor het veilinghuis een blad voor de catalogus maken. Mensen die op een veiling spullen kopen, kiezen namelijk in eerste instantie vanuit de catalogus wat er te koop wordt aangeboden. Kies een van de voorwerpen uit de verzameling en maak er een foto van. Schrijf bij de foto een tekst voor de catalogus. Daarin moet je aandacht besteden aan een aantal onderdelen: • • • •
een beschrijving van het voorwerp iets over de waarde die het voorwerp voor jou heeft waar werd het voorwerp voor gebruikt? iets over de prijs die je ervoor wilt hebben
HEREDUC MANUAL 34
Het museum is de plaats waar veel dierbare voorwerpen worden bewaard. Daar worden ze met de grootst mogelijk zorg omringd opdat er niets mee gebeurt. Nadat er een aantal activiteiten is uitgevoerd met de eigen dierbare voorwerpen, wordt er met de groep een bezoek gebracht aan een plaatselijk erfgoedmuseum. Met de conservator is van tevoren afgesproken wat de bedoeling is: de nadruk moet liggen op het idee ‘dierbare voorwerpen’. De conservator kan bijvoorbeeld een kijkje achter de schermen geven over de manier waarop de objecten uit de museumcollectie bewaard en geconserveerd worden, waar je allemaal voor moet zorgen als je voorwerpen tentoonstelt i.v.m. licht, vochtigheid en dergelijke.
• Dierbare voorwerpen bij verzamelaars thuis
Een oplossing zoeken
In plaats van een bezoek aan een museum kunnen ook bezoeken worden georganiseerd aan particuliere verzamelaars. Eerst wordt er met de groep een lijst opgesteld met daarin de vragen waarop iedere groep tijdens het bezoek een antwoord moet krijgen. Schrijf daarvoor op het bord met grote letters het woord ‘verzamelaar’ en laat de kinderen in eerste instantie daarop associëren. Bij ieder woord dat ze noemen wordt een vraag bedacht. Vervolgens worden de vragen gerubriceerd in een aantal hoofdstukken.
Tijdens het werk aan het onderdeel ‘bagage’ is een aantal ingrediënten verzameld rondom dierbare voorwerpen. Die moeten nu een samenhang krijgen in een eigen product. Confronteer de kinderen met het kunstwerk Tower van Robert Rauschenberg. (Werk van Rauschenberg kan gevonden worden in de bibliotheek of via het internet. De zoekmachine Google biedt de mogelijkheid om op ‘afbeelding’ te zoeken. De zoekvraag ‘Robert Rauschenberg’ tovert veel werk van deze kunstenaar op het scherm.) In Tower worden allerlei alledaagse voorwerpen, die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben, in een verband gebracht, en wel een persoonlijk verband van de kunstenaar. Daartoe heeft hij een toren gebouwd met allerlei alledaagse objecten. Maar ook in andere kunstwerken heeft hij deze werkwijze toegepast. ‘Combines’ noemde hij ze zelf.
Groepjes kinderen worden op pad gestuurd om een bezoek te brengen aan een verzamelaar. Die presenteert zijn collectie en de kinderen proberen een antwoord op hun vragen te krijgen. Het zou interessant zijn om bij die bezoeken gebruik te maken van een videocamera. De verschillende bezoeken kunnen op die manier ook zichtbaar gemaakt worden voor de andere groepen van de klas. Na het bezoek maken de groepjes een verslag van de vragen die ze gesteld hebben en de antwoorden die kregen. Samen met de video wordt dat aan de andere kinderen van de groep gepresenteerd.
We gaan een eigen Tower maken van de dingen die we hebben verzameld in de onderdelen ‘entree’ en ‘bagage’. Een stapeling die natuurlijk toevoegingen mag krijgen. Eerst wordt een schets gemaakt op papier hoe de Tower eruit komt te zien en krijgt hij een titel. Vervolgens wordt de Tower ook echt uitgevoerd.
Presentatie • Dierbare-voorwerpenbeurs Als er een tijdje is gewerkt met hun eigen dierbare voorwerpen, zijn de kinderen misschien benieuwd geworden naar de dierbare voorwerpen van anderen. Daarom worden de eigen voorwerpen met de labels uit de eerste opdracht op een centrale plaats in de school tentoongesteld. Behalve de voorwerpen zijn er op de ‘expositie’ ook lege plaatsen die ruimte bieden aan voorwerpen van anderen. De kinderen gaan op bezoek bij andere groepen in de school en vertellen wat ze met hun dierbare voorwerp gedaan hebben. Na hun praatje in de klas vragen zij de kinderen van andere groepen of ze ook dierbare voorwerpen hebben en nodigen ze hen uit om die tentoon te stellen op de lege plekken in de tentoonstelling. Ook ouders, grootouders en andere familieleden worden hiervoor uitgenodigd. Iedereen die iets toevoegt aan de expositie, moet zijn dierbare voorwerp natuurlijk ook labelen.
In de school wordt vervolgens een tentoonstelling van Towers met objectteksten, een catalogus, een rondleiding, uitnodigingen, affiches, een stukje in de krant en een echte opening - voor publiek georganiseerd. Of misschien is de conservator van het museum wel zo enthousiast geworden dat er in het museum een tentoonstelling gehouden mag worden…?
In samenspraak met het plaatselijke erfgoedmuseum is er misschien een mogelijkheid om de expositie vervolgens naar het museum te verhuizen, zodat ze een plaats krijgt tussen de daar reeds opgestelde dierbare voorwerpen.
Van het bezoek aan het museum maakt iedere groep een verslag. Of er wordt een reportage gemaakt waarbij verschillende groepjes een andere taak krijgen. Een van de groepen bedient de videocamera, een andere groep is journalist, fotograaf of geïnteresseerde verzamelaar.
HEREDUC MANUAL 35
3.2.2 HET LANDSCHAP
• Bewuste sporen
In deze lessenserie worden kinderen van de groep geconfronteerd met verschillende soorten sporen die in het landschap te vinden zijn: sporen die onbewust zijn achtergelaten als rest van een activiteit en sporen die bewust zijn achtergelaten om de aandacht op een gebeurtenis of activiteit te vestigen.
De kinderen krijgen de opdracht om op het internet op zoek te gaan naar werk van Christo en Richard Long, twee kunstenaars die hun werk uitvoeren in het landschap en daarbij bewust sporen achterlaten. De gevonden werkstukken worden uitgeprint en verzameld naast de zelfgemaakte foto’s uit de eerste opdracht. Een klassengesprek leidt tot de conclusie dat er in het landschap sporen te vinden zijn die daar per ongeluk achtergebleven zijn en sporen die expres zijn gemaakt. De fototoestellen worden voor de tweede keer opgepakt en de kinderen gaan in de omgeving van de school op zoek naar sporen die bewust zijn gemaakt.
Entree • Toevallige sporen Op een ochtend wordt in de klas een foto bezorgd. Daarop is een afbeelding te zien van autobanden op een zandweg. De herkomst van de foto is niet bekend.
Bagage De tweede dag wordt er per e-mail een afbeelding naar de klas gestuurd waarin een afbeelding te zien is van een monument uit de omgeving van de school. Als de kinderen via de mail om opheldering vragen, krijgen zij geen antwoord terug. De derde dag wordt een afbeelding toegestuurd van een oud gebruiksvoorwerp, ook weer zonder commentaar. De vierde dag komt er, niet geheel onverwacht, een foto van een graffiti-tag de klas binnen. Op de laatste dag van de week wordt ten slotte via een ander emailadres een afbeelding toegestuurd waarop een straatnaambordje te zien is. De naam van de straat herdenkt een persoon. Diezelfde dag geeft de leerkracht opdracht om de foto’s op een rijtje te leggen en na te gaan wat ze met elkaar te maken hebben. Er worden verhalen geconstrueerd waarin de foto’s de illustraties zijn. Deze opdracht wordt in kleine groepen uitgevoerd. Daarna worden de verhalen aan de andere groepen gepresenteerd. De eerste dag van de volgende week heeft de leerkracht een aantal fototoestellen in het lokaal klaargelegd. Bovendien is er een afspraak gemaakt met de eigenaar van een plaatselijke fotozaak. Deze fotograaf vertelt dat híj de foto’s gemaakt heeft die de week daarvoor zijn opgestuurd. Het zijn foto’s van plaatsen waar hijzelf een herinnering aan heeft. Hij construeert daar zijn verhaal omheen. Het is zijn manier om sporen van zichzelf vast te leggen, in de vorm van foto’s. De werking van de fototoestellen wordt kort uitgelegd. Vervolgens worden de kinderen in kleine groepjes naar buiten gestuurd met de opdracht ieder vijf foto’s te maken in de buurt van de school. Op iedere foto moeten zij een ander spoor van zichzelf in de omgeving van de school vastleggen. Terug in de klas wordt een tentoonstelling ingericht van de foto’s, voorzien van een toelichtende tekst.
HEREDUC MANUAL 36
In dit onderdeel worden kinderen steeds op een andere manier op weg gestuurd om in de omgeving van de school op zoek te gaan naar sporen. Daarvoor krijgt de klas een rol: zij zijn de medewerkers van een bureau dat de opdracht heeft gekregen om een ander soort gemeentegids te maken, een sporengids, zoals biologen gebruikmaken van een sporengids om dieren te herkennen die in de natuur gelopen hebben. Deze sporengids moet hulp kunnen bieden om iets meer te weten te komen over de mensen die in de gemeente hebben geleefd of nog leven. De verschillende opdrachten kunnen iedere keer met de hele groep worden uitgevoerd. Of er kan gekozen worden om de kinderen uit het aanbod van opdrachten zelf een keuze te laten maken. Ook kunnen de verschillende opdrachten aan verschillende groepjes worden gegeven. Zij presenteren vervolgens die resultaten aan de andere groepen. Iedere opdracht is gericht op een ander aspect van de sporen in het landschap en ingedeeld volgens hetzelfde stramien: eerst gegevens verzamelen, ze ordenen en vervolgens omzetten in een presentabel product dat een onderdeel wordt van de sporengids.
> Ordenen Kies uit alle informatie die je hebt verzameld bijvoorbeeld drie personen uit die je het meeste aanspreken of die echt je aandacht trokken. Schrijf van hen een korte biografie en illustreer die met foto’s die je hebt gevonden of hebt gemaakt. > Resultaat Maak van je geïllustreerde biografie drie pagina’s voor de gids.
• Markeringstekens In iedere gemeente of in het buitengebied zijn markeringstekens te vinden in de vorm van kapelletjes, kruisen, herinneringsplaquettes, bloemen na een ongeluk langs de kant van de weg, een herinneringsboom. Sporen die met opzet zijn nagelaten om iets in herinnering te houden. > Verzamelen Ga met je fototoestel op pad en probeer zoveel mogelijk dergelijke markeringstekens te fotograferen. Noteer op een plattegrond het gebied waar je gewerkt hebt en waar de foto’s zijn gemaakt. Verzamel de teksten die je daarover kunt vinden. Verzamel informatie over die plaatsen: internet, ouders, gemeente, archief, bibliotheek, bewoners. > Ordenen Kies drie plekken uit die je belangrijk vindt en maak een beschrijving van de plaatsen. Die illustreer je met foto’s. > Resultaat Maak van iedere beschrijving die je hebt gemaakt een gedicht. Dat kun je doen door alle woorden die niet in de tekst horen weg te strepen. Alleen de woorden die echt nodig zijn houd je dan over. Bewerk die tot de eerste strofe van je gedicht. In de tweede strofe vertel je in zo weinig mogelijk woorden wat jij van die plek vindt. En in de laatste strofe laat je met zo weinig mogelijk woorden horen waarom het belangrijk is dat die plek voor de toekomst bewaard blijft. Op die manier krijg je drie gedichten. Maak van die drie gedichten drie pagina’s voor het sporenboekje.
• Personen in straatnamen Alle wegen en straten hebben een naam. Soms verwijst die naar personen die iets hebben betekend voor de gemeente of gemeenschap. Ga op zoek naar straatnaambordjes waarin een persoon voorkomt, maak daar een foto van en maak ook een foto van de straat zelf.
• Monumenten
> Verzamelen Iedere gemeente heeft een commissie die zich bezighoudt met het verzinnen van straatnamen. Maak een afspraak met een lid van zo’n commissie en probeer zoveel mogelijk te weten te komen over de personen die je hebt ontdekt in de straatnamen. Je kunt ook op een andere manier informatie over die personen verzamelen: internet, bibliotheek, regionaal archief, oudere mensen in de gemeente…
> Verzamelen Maak een tochtje door de gemeente of door het buitengebied en ga op zoek naar de monumenten die er te vinden zijn. Kies een van de monumenten uit en fotografeer het van alle kanten. Probeer met de bewoners van het monument een gesprek te hebben. Daarin probeer je zoveel mogelijk van het gebouw te weten te komen. Wie hebben er gewoond, wat deden ze daar, waar is het gebouw vroeger voor gebruikt?
In iedere gemeente zijn oudere of nieuwere gebouwen te vinden die om een historische reden interessant zijn: monumenten. Monumenten hebben vaak verschillende gebruikers gehad.
HEREDUC MANUAL 37
Misschien kun je ook nog meer informatie verzamelen over het gebouw: in het archief, bij oudere mensen in de gemeente, in het gemeentehuis, bij een heemkundekring, in de bibliotheek. > Ordenen Je hebt nu veel informatie over het gebouw. Probeer of je die in een chronologische volgorde kunt zetten. Op die manier kun je de geschiedenis van het gebouw beschrijven. > Resultaat Beschrijf de gegevens van het monument op een lange strook, een soort tijdbalk die je uit kunt klappen. Voeg de strook toe aan het sporenboekje.
• Routes
Een oplossing zoeken
Haast iedereen heeft vaste routes om van de ene plaats naar de andere te gaan. Als je van huis naar school gaat, volg je meestal dezelfde route. Als je van huis naar je vriendjes gaat waarschijnlijk ook. De route naar de supermarkt is ook meestal dezelfde. Door een gemeente lopen ook vaste routes voor het verkeer. Daarnaast zijn er binnenstraten en bus-, wandel- en fietsroutes.
In het onderdeel ‘bagage’ is een aantal bladen gemaakt voor een sporenboekje. Dat geeft iedere keer een andere interpretatie van het landschap in de leefomgeving van de kinderen.
> Verzamelen Ga op zoek naar vaste routes in de buurt van je school. Dat kunnen verschillende soorten routes zijn: jouw eigen vaste routes, busroutes, wandel- of fietsroutes. Je kunt ook proberen of je achter routes kunt komen die mensen vroeger vaak gebruikten, handelsroutes, tramroutes die nu afgebroken zijn, oude spoorbanen die in onbruik geraakt zijn…
In dit onderdeel worden de kinderen op twee manieren aan het werk gezet. Allereerst maken zij van de losse bladen een boekje dat aan anderen gepresenteerd kan worden. Bovendien worden ze uitgedaagd om het boekje uit te breiden met nog meer sporen die in het landschap van hun leefomgeving te vinden zijn. Verhalen van oude mensen, van hun ouders, van de buren, andere ideeën die zij zelf aandragen. Die ideeën worden ook verwerkt tot een pagina voor het boekje.
Presentatie > Ordenen Kopieer een kaart van de omgeving van de school en teken daarop de routes die je gevonden hebt. Ieder route krijgt een andere kleur. Geef in de legenda aan wat de kleuren betekenen. > Resultaat Neem de kaart op in je sporenboekje en maak er een beschrijving bij voor de mensen die dat gaan gebruiken.
Als het boekje klaar is, wordt er een presentatie georganiseerd. Ouders, familie en andere belangstellenden worden uitgenodigd om naar de school te komen. Daar is een tentoonstelling ingericht van het werk dat voor dit project verzet is. Mensen kunnen er het ruwe materiaal zien dat tot het boekje heeft geleid. Bovendien wordt het eerste exemplaar van het boekje uitgereikt en worden de bezoekers uitgenodigd: ze gaan met een groepje kinderen op stap om een van de sporenbladen ook echt te gaan bekijken in de omgeving van de school.
• Eigen plekken conserveren De kunstenaar Christo werkt in het landschap. Hij maakt daarin hele grote werken. Meestal pakt hij delen van het landschap in. Zo heeft hij al een paar eilanden ingepakt, een brug midden in Parijs en de Rijksdag, een groot gebouw in Berlijn. Ooit spande hij een groot gordijn midden door een vallei in Amerika. Door iets in te pakken vestig je de aandacht van het publiek op iets wat mensen zo gewoon vinden dat ze er niet meer naar kijken. > Verzamelen Ga in de buurt van je school of je huis op zoek naar plekken die voor jou belangrijk zijn, waar je een herinnering aan hebt. Dat kunnen plekken zijn die alleen voor jou belangrijk zijn en voor andere mensen helemaal niet. Noteer ze op een kaartje. Verzin een eenvoudige manier om ze ‘onzichtbaar’ te maken. Je kunt ze bijvoorbeeld inpakken in pakpapier of in doeken, je kunt er een scherm omheen zetten of je kunt er met een groepje kinderen omheen gaan staan. Maak foto’s van die plekken. > Ordenen Maak van de plekken die je op de kaart genoteerd hebt een route die mensen die jou goed kennen zouden kunnen volgen. Schrijf voor iedere plek een korte tekst om de aandacht op die plek te vestigen. > Resultaat Verwerk de foto’s, de teksten en het kaartje tot een routekaart die in het sporenboekje past. HEREDUC MANUAL 38
HEREDUC MANUAL 39
3.2.3 RITUELEN EN VERHALEN Entree Als startactiviteit begint de leerkracht een week lang ieder kringgesprek in de ochtend met een broodje-aapverhaal (een urban legend). Deze verhalen zijn in overvloed te vinden op het internet, maar er wordt hier alvast voor iedere dag een verhaal gegeven. De verhalen beginnen steevast met ‘Een kennis van me …’ Of de buren van mijn vriend ….’ Een min of meer betrouwbare bron dus, die de geloofwaardigheid van het verhaal vanaf het begin moet garanderen. > Maandag ‘Een kennis van me heeft een dochter en die was afgestudeerd. Daarom wilde ze alleen op vakantie. Lekker trekken met een tentje, lekker in haar eentje. Veel vrienden raadden haar af alleen te reizen, want een mooie meid alleen, dat kon niet goed gaan. Ondanks de waarschuwingen reisde de studente toch in haar uppie door diverse landen, bezocht ze steden en ontmoette mensen. Ze had de tijd van haar leven en de waarschuwingen leken nergens voor nodig te zijn geweest. Na haar vakantie liet ze meteen haar vakantiefoto’s afdrukken. Toen ze die terugzag schrok ze. Want tussen de plaatjes van bijzondere gebouwen en indrukwekkende vergezichten zaten al die foto's waarop ze zelf stond. Daar lag ze, halfnaakt, slapend in haar tentje. In Milaan, Rome, Toscane en de andere plekken waar ze geweest was.’ De leerkracht geeft zelf geen commentaar op het verhaal maar laat de kinderen gewoon reageren op het verhaal als ze dat willen. Anders gaat hij over tot de orde van de dag. > Dinsdag ‘Gisteren stond ik bij de kassa van de supermarkt een beetje te kletsen met iemand bij mij uit de buurt en die vertelde dat haar zus toch iets raars had meegemaakt. Op een zonnige dag besluiten haar zus en haar man een ritje te maken met de fiets. De man zet alvast de twee fietsen buiten en daarna gaat hij terug het huis binnen. Wanneer ze samen buitenkomen, klaar om te vertrekken, zijn de twee fietsen verdwenen. Verward en geschrokken gaan de twee met de auto op zoek naar hun fietsen. Na een uurtje zoeken geven ze de moed op en gaan ze terug naar huis. Wanneer ze daar aankomen, zien ze op hun oprijlaan, jawel, de fietsen staan met een enveloppe aan een fietsstuur gebonden. Daarin vinden ze een bedankbriefje voor het lenen van de fietsen in verband met een noodgeval. Bijgesloten zitten twee tickets voor een theatervoorstelling van diezelfde avond. Wanneer het stel ‘s avonds na de voorstelling thuiskomt, hangt er een briefje aan de voordeur: “Bedankt!” Als ze het huis binnengaan, zien ze dat het helemaal leeggeplunderd is.’ Weer geeft de leerkracht geen commentaar en wacht af of er kinderen in de klas reageren op dit verhaal.
> Woensdag ‘Vrienden van een collega van mijn vrouw/man hebben een zoon die nogal graag op stap gaat. Afgelopen weekeinde maakte die toch iets vreemds mee: hij was op stap geweest in de stad en moest ‘s nachts naar huis terugfietsen door een donker, landelijk gebied. Het is stil op de weg. Ergens langs de kant van de weg ziet hij opeens een meisje staan. Ze ziet er enigszins verward en ontredderd uit maar ze zegt niets en geeft geen antwoord op zijn vraag of er iets mis is. Hij biedt haar een lift aan. Ze gaat zitten. De rest van de reis wordt zwijgend afgelegd. Omdat het zo lang stil blijft, kijkt de jongen een keer achterom. Het meisje is verdwenen. Dat vindt hij vreemd omdat hij er niets van gemerkt heeft. Hij vertrouwt het niet. Als hij even later zijn verhaal vertelt op het politiebureau, laat de agent hem een foto zien. “Was ze dit?” vraagt hij. De jongen knikt instemmend. Dan zegt de agent: “U bent al de derde deze maand met hetzelfde verhaal. Dat meisje is op dezelfde tijd in de nacht, precies op die plek, een maand geleden verongelukt.” De derde dag zal het allicht op beginnen te vallen dat de leerkracht iedere dag met zo’n vreemd verhaal begint. De kinderen zullen zich ook af gaan vragen of dat nu wel allemaal echt gebeurd is. Zijn die verhalen waar of niet? De leerkracht laat dat in het midden en laat de kinderen met elkaar in gesprek over dit onderwerp. > Donderdag Ook op donderdag begint hij de dag onverstoorbaar met weer zo’n verhaal: ‘Mijn broer heeft een collega in Amerika die een groot motorliefhebber is. Vooral Harley-Davidsons hebben zijn voorkeur. Hij heeft er zelf ook een en gaat daar vaak mee touren of gewoon mee naar zijn werk of op zakenreis. Op een dag is hij weer aan het rijden en ziet bij een boerenschuur een oude Harley-Davidson staan. Hij stopt, bewondert de machine en belt aan bij het aanpalende huis om te vragen of de eigenaar de motorfiets wellicht wil verkopen. Na enig over en weer bieden wisselt de oldtimer voor achthonderd dollar van eigenaar. Eenmaal thuis kan de nieuw eigenaar nergens het registratienummer - nodig voor een kentekenbewijs - vinden. Hij belt een lokale Harley-dealer op die hem tips geeft op welke delen van de Harley hij moet zoeken, maar dat levert niets op. Ten einde raad telefoneert hij met de fabriek, wordt een paar keer doorverbonden waarbij hij steeds opnieuw zijn verhaal moet doen, en krijgt dan iemand aan de lijn die hem specifieke vragen stelt over de uitvoering van de motor, met name het zadel. Na “Heeft u een ogenblikje?” wordt hij doorgeschakeld naar de heer Davidson, een van de eigenaren van de fabriek. “Kun je onder de motor kijken?” vraagt die. “Zie dan of er iets aan de onderkant geschreven staat.” De motorliefhebber bevestigt dat hij een gravering ziet: “To Elvis. Thanks. Harley Davidson.” Waarop Davidson hem onmiddellijk 350.000 dollar biedt voor het voertuig. De eigenaar hapt echter niet toe: “Ik wil daar eerst even over nadenken.” De motorliefhebber, kennelijk ook niet van gisteren, belt vervolgens Graceland, het museum van Elvis Presley in Memphis en vraagt of de rockster wellicht ooit een Harley heeft gehad. Ze leggen hem uit dat de firma Harley-Davidson bij wijze van geschenk speciaal voor hem vier exemplaren gebouwd heeft. Drie ervan staan in het museum. “Ik heb de vierde,” zegt de nieuwe eigenaar. Graceland biedt vervolgens drie miljoen dollar voor de overname. Het gesprek eindigt met: “Daar moet ik even over nadenken.” Ongelooflijk, hé. Wat zouden jullie gedaan hebben als je die motorrijder was? De discussie wordt in de klas voortgezet. > Vrijdag Deze dag start de leerkracht met informatie over de verhalen die hij in de klas heeft verteld. Stadslegenden - ook wel bekend als ‘broodje-aapverhalen’ of ‘urban legends’ - zijn verhalen die de wereld rondgaan en vrijwel altijd beginnen met: ‘Een kennis/vriend van mij...’. Er zijn honderden dergelijke verhalen die mensen elkaar vertellen. Soms zit er een kern van waarheid in. Zo is er het geval van Craig Shergold, een inmiddels 16-jarige jongen die bijna tien jaar geleden dreigde te sterven aan een vreselijke ziekte en als laatste daad in het Guiness Book of Records wilde komen als bezitter van het grootste aantal beterschapskaarten. Zijn ouders deden daartoe een oproep die vrijwel alle media op deze planeet haalde en Craig kreeg zijn vermelding. Het probleem is dat het bewuste verhaal nog steeds de ronde doet via faxen en e-mails en dat Craig - die inmiddels van zijn ziekte is hersteld - letterlijk bedolven wordt onder de kaarten. Hij heeft inmiddels een heel pakhuis vol en smeekt mensen hem geen post meer te sturen. De legendeverzamelaars van alt.folklore.urban verzamelen dergelijke verhalen, zoals de gebroeders Grimm dat ooit met sprookjes deden. Ze brengen bovendien de verspreiding in kaart. Verhalen die bijvoorbeeld voor het eerst gesignaleerd worden in Engeland, blijken even later ook in Australië op te duiken. Het internationale computernetwerk versnelt de verspreiding van die universele cultuur. Groepjes kinderen krijgen de opdracht om aan de hand van de uitleg van de leerkracht op het internet op zoek te gaan naar dergelijke verhalen en er zoveel mogelijk te verzamelen door ze uit te printen. Daarbij moet worden opgemerkt dat deze verhalen vaak gruwelijke details bevatten die niet onderdoen voor de sprookjes van vroeger. Als men de kinderen hiervoor wil behoeden, kan men ervoor kiezen zelf een voorselectie te maken en die uit te delen aan groepjes kinderen. Vervolgens worden de kinderen uitgedaagd om de overeenkomsten in deze verhalen te verzamelen. Er wordt een lijstje van gemaakt dat wordt bewaard.
HEREDUC MANUAL 40
HEREDUC MANUAL 41
Bagage In dit onderdeel wordt een onderzoek gedaan naar volksverhalen, sprookjes en urban legends. Allerlei opdrachten worden voor dit doel aan de kinderen voorgelegd. Daarmee kan op diverse manieren gewerkt worden. De opdrachten kunnen in hun geheel aan de klas worden aangeboden en met de hele klas worden uitgevoerd, of kinderen kiezen zelf of met groepjes de opdrachten uit die ze willen doen. > Verhalen van vroeger Allerlei heiligenverhalen van vroeger die wij nu te horen krijgen, komen ons voor als oude varianten van ‘broodje-aapverhalen’. Heiligen die wonderbaarlijke zaken verrichtten, verhalen over spoken, heksen en andere onwaarschijnlijke gebeurtenissen horen tot ons cultureel erfgoed. Vaak zijn deze verhalen gebundeld, opgetekend door voornamelijk onderwijzers die op het einde van de 19de en aan het begin van de 20ste eeuw bang waren dat al deze verhalen voor eeuwig verloren zouden gaan omdat niemand ze meer vertelde. Stel een aantal van deze verhalen die zich afspelen in of afkomstig zijn uit de omgeving van de school ter beschikking en vraag de kinderen een vergelijking te maken tussen deze verhalen en de moderne broodje-aapverhalen. Ze moeten zoeken naar overeenkomsten en verschillen in tijd, plaats, gebeurtenis, details, attributen, gevolgen, mysterie. > Beelden van vroeger lezen Vroeger konden niet veel mensen lezen. De verhalen die ze elkaar vertelden moesten iedere keer opnieuw verteld worden. Maar ze hadden ook andere manieren om verhalen te onthouden. Zo werd er vaak gebruikgemaakt van rijm, wat het onthouden vergemakkelijkt. Maar ook beelden van bijvoorbeeld heiligen in kerken en kapellen kun je ‘lezen’ als een boek. Ga op zoek naar dergelijke beelden in de omgeving van de school, bijvoorbeeld in kerken, gevelstenen en plaquettes of monumenten. Fotografeer een aantal van die beelden en richt met de foto’s een kleine expositie in. Schrijf dan publieksteksten bij die foto’s voor bezoekers aan de expositie. Je kunt in plaats van een expositie ook een klein boekje maken. > Beelden van nu lezen Heiligen waren de helden en idolen van vroeger. Nu zijn dat eerder popsterren en topsporters. Zou je de afbeeldingen van deze moderne helden kunnen ‘lezen’ zoals je beelden van vroeger kon lezen? Neem wat bladen van popsterren of voetbalhelden mee naar school. Knip er een paar uit en probeer met de ‘nieuwe helden’ dezelfde opdracht als hierboven in ‘Beelden van vroeger lezen’ uit te voeren. Of je kunt je inbeelden dat je een medewerker bent van het wassenbeeldenmuseum Madame Toussaud. Voor nieuwe beelden moet er eerst onderzocht worden welke mensen geschikt zijn. Wie zijn de echte helden en idolen van nu en waar kun je dat aan zien? Schrijf Madame Toussaud een brief waarin je vertelt waarom die beelden in het wassenbeeldenmuseum horen. Je zou er alvast een publiekstekst van kunnen maken.
HEREDUC MANUAL 42
> Oude verhalen vertellen Een korte cursus over hoe je voor een publiek oude verhalen vertelt. De leerkracht richt een hoek in de klas in met oude voorwerpen waar een verhaal aan vastzit. Hij vertelt met een van de voorwerpen in de hand zo’n verhaal. Om dat zo levendig mogelijk te maken overdrijft hij met z’n mimiek, gebaren, stemverheffing, fluisteren, bewegingen.. Vervolgens wordt een lijstje gemaakt waar je allemaal op moet letten als je een verhaal voor publiek vertelt: het gebruik van je stem, je lichaam, het publiek erbij betrekken… Daarmee gaan de kinderen aan het werk: kies een van de objecten uit, verzin er een verhaal bij en vertel dat vol overtuiging aan de andere groepsleden. > Verspreiding van verhalen 1 Oude verhalen verspreidden zich net zo snel als de nieuwe ‘sprookjes’. Alleen de manier waarop verschilt. Als sprookjesverzamelaars zoals de broers Grimm de sprookjes die ze hoorden van oude mensen niet opgeschreven hadden, zouden wij die nu waarschijnlijk niet meer kennen. De sprookjes werden doorverteld, niemand schreef ze op. Tegenwoordig gaat dat veel sneller via het internet, én ook anders: de tekst wordt opgetekend. Dat is veiliger als je vindt dat de verhalen bewaard moeten blijven. Maar door dat doorvertellen gebeurde er ook van alles met een verhaal: er werden stukjes bij verzonnen en andere werden weggelaten. Sommige stukjes werden overdreven, andere juist ‘minder’ erg gemaakt. Kies een van de verhalen uit die in het begin van de lessenserie zijn verzameld en ga dat veranderen. Daarbij kun je denken aan: overdrijven, langer maken, korter maken, weglaten, omkeren van stukjes van het oorspronkelijke verhaal. Lees daarna beide verhalen voor aan de kinderen van de groep. Bespreek wat er allemaal met de verhalen gebeurd is.
Tijd ook voor een whispering gallery: een groepje kinderen gaat in een rijtje naast elkaar staan. Het eerste kind heeft een kort verhaal op papier en leest dat aan het tweede kind in de rij voor, zonder dat de anderen het horen. Het tweede kind vertelt door wat het van het eerste gehoord heeft, zonder het houvast van het papier. Zo kan dat enige keren herhaald worden. Het laatste kind in de rij vertelt tot slot hardop aan de rest wat er van het verhaal is overgebleven. Het eerste kind leest het verhaal daarna nog een keer hardop. Wat is er allemaal veranderd? > Verspreiding van verhalen 2 Op het internet is een site waar je aan de hand van kaartjes kunt zien hoe ‘broodje-aapverhalen’ zich verspreiden. Surf bijvoorbeeld naar : www.broodjeaap.nl.nu www.broodjeaap.nl www.urbanlegends.com www.scambusters.org/legends.html > Soorten verhalen Broodje-aapverhalen kun je verdelen in allerlei soorten of rubrieken. Ga op het internet op zoek naar verschillende soorten verhalen en maak daar groepjes van. Ook van verhalen van vroeger kun je groepjes maken: moordverhalen, heiligenverhalen, spookverhalen, humoristische verhalen. Ga op zoek naar verhalen van vroeger in de bibliotheek en probeer of je van die oude verhalen groepjes kunt maken. Meng de verhalen van vroeger en de verhalen van nu. Geef aan de hele klas een presentatie van oude verhalen waarbij je steeds een oud verhaal en een nieuw verhaal na elkaar vertelt. Zorg er wel voor dat die twee verhalen van dezelfde soort zijn. > Verhalen in prenten en op markten Verhalen werden vroeger niet alleen verspreid door ze aan elkaar door te vertellen. Ook op markten en kermissen kon je ze horen. Marktzangers zongen liederen aan de hand van een soort stripverhaal dat op een doek geschilderd was: smartlappen noemden ze die. De liederen waren namelijk vaak erg droevig of gewelddadig. Vaak werd de tekst van het lied dan ook nog verkocht, of de afbeeldingen die op de lap stonden. Verhalen werden ook vaak verspreid door prentenverkopers. Zo’n prent werd op goedkoop papier en in een hele grote oplage gedrukt. Daarom waren ze erg goedkoop. Het waren een soort stripverhalen: plaatjes met een korte tekst eronder. Ze werden na gebruik ook niet zo lang bewaard, het was gebruiksdrukwerk. Misschien kun je in een erfgoedmuseum in de buurt van die oude prenten bekijken. Anders vindt je ze wel op het internet.
verhaal dat je vertelt in de vorm van plaatjes op een groot blad. Kies een broodje-aapverhaal uit en maak daar zo’n blad bij. Voer je stuk vervolgens op voor de groep. De andere kinderen van de klas zijn dan de mensen die op de markt iets komen kopen en even stil blijven staan bij jouw verhaal.
Een oplossing zoeken In dit onderdeel worden oude volksverhalen, sagen en legenden verzameld die zich afspeelden in de regio van de school. Op het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw werden veel verhalen opgetekend door mensen die bang waren dat ze anders vergeten zouden worden. De beroemdste verhalenverzamelaars zijn de gebroeders Grimm, die heel veel sprookjes hebben opgeschreven die oudere mensen hen vertelden. Maar ook verhalen die niet meer verteld worden, zijn van alle tijden. Je kunt niet alles bewaren. Toch zou het leuk zijn om verhalen van nu te bewaren voor later. Vorm groepjes en ga op bezoek bij mensen uit de buurt. Neem een videocamera, een fototoestel, een cassetterecorder of gewoon een opschrijfboekje mee. Vraag aan de mensen wat het mooiste verhaal is dat ze kennen en vraag of ze dat willen vertellen. Verzamel met de opneemapparatuur die je hebt meegenomen zoveel mogelijk verhalen die mensen van nu erg mooi vinden. Maak van alles wat je ontdekt en vastgelegd hebt een presentatie die voor anderen ook leuk is om te bekijken. Als verschillende groepjes dat doen, heb je heel veel verschillende verhalen die mensen van nu van belang vinden. Kies een van de verhalen die je hebt verzameld uit en bewerk dat verhaal zo dat het een prachtig verhaal wordt om naar te luisteren. Studeer het ook in als een verhaal dat je kunt voordragen.
Presentatie Er wordt op school een tentoonstelling ingericht die uit twee delen bestaat. Het eerste deel bestaat uit alle materialen die zijn verzameld in het onderdeel ‘bagage’. Het tweede deel is de groepspresentatie die is opgebouwd in het onderdeel ‘een oplossing zoeken’. Onderdeel daarvan is ook het vertellen van een van de verzamelde verhalen. Iedereen die belangstelling heeft, wordt uitgenodigd voor de officiële presentatie. Daar worden uitnodigingen voor gemaakt, posters, persberichten, er is een openingswoord, er zijn drankjes, rondleiders en alles wat je verder bij een tentoonstelling aantreft.
Hoe zou je de moderne legenden, de broodje-aapverhalen, in beeld kunnen brengen en het verhaal uit kunnen leggen aan mensen die niet kunnen lezen? Stel je voor dat je marktzanger bent of verhalenverteller. Je staat op de markt en je vertelt je verhaal, maar achter je heb je de verschillende scènes van het HEREDUC MANUAL 43
3.2.4 ARCHIEVEN
Bagage
No ghost just a shell is een project met een virtueel figuurtje (en was onder meer de titel van de openingstentoonstelling van het vernieuwde Van Abbemuseum in Eindhoven). Aan Annlee, zo heet het virtuele meisje, hebben 18 kunstenaars gewerkt. Aanvankelijk was ze in Japan ontworpen voor computerspelletjes: het personage Annlee had maar weinig persoonlijke kenmerken en leek voorbestemd voor een kort leven. Maar in 1999 kochten de Franse kunstenaars Pierre Huyghe en Philippe Pareno de rechten op het figuurtje en gaven haar een naam. Het project No ghost just a shell was geboren. Doel was de ‘lege entiteit’ Annlee te ‘vullen’ met verhalen en ideeën, en haar een eigen identiteit en leven te bezorgen. Huyghe en Parreno bedachten een manier om op relatief goedkope wijze animatiefilms met haar te maken en ‘boden’ Annlee aan andere kunstenaars aan, met deze opdracht: gebruik Annlee in jullie eigen werk en werk met ons aan haar verhaal.
In dit onderdeel moeten de kinderen verschillende archieven induiken om te ontdekken wat er in het jaar van het auto-ongeval (en dus ook - ongeveer - in hun geboortejaar) is gebeurd. Die archieven kunnen met de hele groep worden bezocht, of er kunnen kleine groepjes worden samengesteld. Iedere groep onderzoekt dan een ander archief. Aan het eind komt er een uitwisseling van de ‘ontdekkingen’. Elk archiefonderzoek mondt uit in een concreet product dat later in het project kan worden gebruikt in het onderdeel ‘Een oplossing zoeken’..
In dit traject doen we hetzelfde, maar anders: Annlee is een leeg omhulsel. We zullen haar een identiteit geven, niet door zoals de kunstenaars gebruik te maken van onze verbeelding, maar door diverse soorten archieven aan te wenden: archieven van officiële instellingen, maar ook van kranten, families, individuen, jaarboeken van uitgevers met daarin de hoogtepunten van het voorbije jaar enz. Entree Introduceer in de klas een virtueel figuurtje. Daar doen er op het internet massa’s de ronde van en Taschen (een uitgeverij in Keulen, Duitsland) publiceerde een boek met honderden dergelijke figuurtjes. Maak van een van deze figuren een grote kopie. Zorg ervoor dat de kinderen haar/hem niet kennen. Vertel over het geselecteerde figuurtje een verhaal: hij/zij is 22 en heeft geheugenproblemen. Toen hij/zij 12 was, had hij/zij een auto-ongeval en verbleef een jaar lang in een ziekenhuis. (Dat is dus tien jaar geleden, ongeveer de leeftijd van de kinderen.) Alles wat in dat jaar gebeurde, is uit haar geheugen gewist. Kunnen de kinderen hem/haar een beeld geven van wat er toen allemaal is gebeurd?
> Krantenarchieven Krantenredacties beschikken over een archief. Vraag de kinderen om verschillende (regionale, nationale) kranten op te bellen. Ze moeten een kopie vragen van de frontpagina van hun eigen geboortedag. Verzamel al die pagina’s en maak met de groep een selectie van belangrijke items. Elk kind kiest wat voor hem/haar het belangrijkste is. Vervolgens spelen ze de rol van redacteur van het avondnieuws: van het gekozen artikel maken ze een nieuwsitem. Er wordt een fake-tv-scherm gemaakt waarin ze een avondnieuws presenteren van hun geboortejaar. > Familiearchief Elke familie heeft haar archief. In de meeste gevallen zal dat niet geordend zijn, laat staan geïnventariseerd. Het bestaat uit fotoboeken, kostbare familiestukken, souvenirs, dagboeken, liefdesbrieven van grootmoeder(?)… De archiefstukken worden meestal op verschillende plekken in het huis en bij verschillende afstammelingen bewaard. De kinderen hebben met hun ouders een gesprek over hun geboortejaar (dat van de kinderen welteverstaan). Dat wordt gelardeerd met voorwerpen, foto’s enz. Ze moeten ‘bewijsstukken’ verzamelen van de verhalen die hun ouders over hun geboortejaar vertellen. Al dat materiaal wordt in de klas uitgebouwd tot een minitentoonstelling. De kinderen ‘bezoeken’ vervolgens elkaars afdeling en wisselen daarbij persoonlijke informatie uit. Daarna maakt elk kind een document voor de toekomst waarin alle informatie wordt bijgehouden. De vraag die daarbij rijst is: hoe kun je ervoor zorgen dat het document zal blijven bestaan en niet zal verdwijnen? Zullen mensen in de toekomst jouw persoonlijke informatie nog kunnen lezen en begrijpen? > Jaarboeken Verzamel zoveel mogelijk jaarboeken van de jaren waarin de kinderen van de groep geboren zijn. Die boeken kun je halen in de bibliotheek, bij de kinderen zelf, in andere privé-bibliotheken… De kinderen bladeren in de boeken, lezen de teksten en bekijken de foto’s van wat er in hun geboortejaar is gebeurd. In kleine groepjes praten ze erover. Vervolgens kiest elk kind één foto die volgens hem/haar het belangrijkste is van dat jaar. Welke er gekozen werd, wordt niet aan de anderen gezegd. De gekozen foto’s vormen vervolgens het voorwerp van een tableau vivant vooraan in de klas. Elk kind kiest de medeleer-
HEREDUC MANUAL 44
lingen die nodig zijn om zijn foto uit te beelden. Hij/zij wijst aan welke houdingen ze moeten aannemen, hoe ze hun voeten moeten zetten, hoe ze moeten kijken enz. De andere kinderen moeten raden welke foto er wordt uitgebeeld. Met een eigen digitale camera of polaroidtoestel kun je deze tableaux zelf dan weer fotograferen. Met wat tekst erbij kan er met deze foto’s een eigen klassenjaarboek worden gemaakt. > Officiële archieven Maak een afspraak met de archivaris van een streekarchief voor een bezoek met de hele groep (of in kleine groepjes). De bedoeling is dubbel: de kinderen tonen wat een archief doet en hen documenten laten ‘onderzoeken’ uit hun geboortejaar. Misschien kan de archivaris een selectie maken, maar de uitdaging is uiteraard groter als de kinderen zelf op zoek kunnen gaan en zo hun weg zoeken in het archief. Maak kopieën van wat ze hebben gevonden en neem die mee naar school. Ze kunnen daar worden gebruikt als vertrekpunt voor toneelstukjes met kleine groepjes in de klas. Die worden voor de hele klas gespeeld en er worden foto’s gemaakt van de voorstelling met de bijbehorende korte inhoud. > Het wereldwijde archief Internet kun je beschouwen als een wereldwijd archief, maar het is ook één grote chaos. De enige manier om orde te brengen in deze informatie is door gerichte vragen te stellen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld een zoekmachine gebruiken om op zoek te gaan naar hun geboortedag. Dat levert ongetwijfeld resultaten op, vaak van genealogische aard.
Een oplossing zoeken Met de informatie die in het vorige onderdeel is verzameld maken we een ‘biografie’ van het geboortejaar van de kinderen. Hierdoor kunnen we het geheugen van Annlee (of de andere figuur die in de ‘Entree’ is gekozen) weer activeren. Verzamel in de klas enkele biografieën en vertel de kinderen hoe een biograaf te werk gaat. Eerst verzamelt hij zoveel mogelijk informatie over de persoon die hij wil beschrijven. Vervolgens ordent hij die informatie en kiest hij een medium om zijn onderzoek vorm te geven (boek, documentaire…). Verdeel de kinderen in groepjes die twee verschillende rollen gaan spelen: de ene groep speelt de rol van uitgever en de andere brengt de informatie mee die zij verzameld hebben om tot een biografie te komen. De leerkracht heeft als taak de rollen te ‘vullen’: wat is de taak van een uitgever? En hoe gaan schrijvers om met de vragen en opmerkingen van zo’n uitgever? Hij zou de rollen in een korte tekst uit kunnen werken (een soort rollenomschrijving).
Presentatie De verschillende biografieën worden aan de andere groepen voorgesteld en er wordt over de resultaten een gesprek gevoerd. Tot slot kunnen de biografieën ook aan andere mensen worden voorgesteld, bijvoorbeeld in een tentoonstelling voor ouders, grootouders, andere kinderen van de school…
De kinderen onderzoeken zoveel mogelijk van de gevonden informatie en kunnen vervolgens de rol spelen van een journalist die bijzonder geïnteresseerd is in hun geboortedag. Hij schrijft er voor de krant een artikel over waarin hij beschrijft wat er toen is gebeurd, volgens het World Wide Web. HEREDUC MANUAL 45