f
um
Tijdschrift voor de Onderwijs- en Opleidingsregio Leiden
| juni 2012, nr. 3
Leren met een iPad op schoot in het HagaZiekenhuis Samenwerken loont, ook voor de solodokter Zorgconcentratie: hoe houden we overzicht? Opleiden nieuwe stijl: het definitieve einde van de hork Aiosko neurologie Beatrijs Wokke:
'Leer ons organiseren en samenwerken'
inhoud | f OOR um, juni 2012
3-5 Concentratie en spreiding van zorg: gevolgen voor de opleidingen 6-7 Curriculumherziening in progress: Wilco Peul over het einde van de solodokter 8-9 Aiosko Beatrijs Wokke maakt zich sterk voor arts in leidersrol 10-11 Oud-decaan Eduard Klasen en zijn opvolger Pancras Hogendoorn over de OOR Leiden (en meer) 12-13 De Vloer Op: HagaZiekenhuis pioniert met mobiel leren 14 Mobiele technologie en opleiden: een gouden combi 14-15
A iosko Jacqueline Jonker: onderzoek als slijpsteen voor de geest
fOORum, juni 2012 Jaargang 2, nr. 3 Verschijning: tweemaal per jaar Oplage: 4500 fOORum is het halfjaarlijks tijdschrift van en voor coassistenten, semi-artsen, artsen (niet) in opleiding tot specialist en opleiders en stafleden van vakgroepen en maatschappen in de Onderwijs- en Opleidingsregio Leiden. Daarin nemen deel: Leids Universitair Medisch Centrum, Diaconessenhuis Leiden, Rijnland Ziekenhuis, HagaZiekenhuis, Medisch Centrum Haaglanden, Bronovo, Groene Hart Ziekenhuis, Reinier de Graaf Gasthuis, Apotheek Haagse Ziekenhuizen, Rijnlands Revalidatiecentrum, Sophia Revalidatie, LangeLand Ziekenhuis. Abonneren Een abonnement op fOORum is kosteloos. Wilt u het blad voortaan ook ontvangen of een proefexemplaar opvragen? En/of u abonneren op de digitale nieuwsbrief? Stuur dan een mail met uw verzoek, uw huidige status of functie en uw adresgegevens naar
[email protected]. Adreswijzigingen s.v.p. naar ditzelfde adres. Kernredactie (leden redactieraad) Machteld Bouman / bureau Bouman, Arnout Jan de Beaufort (kinderarts, Directoraat Onderwijs en Opleidingen-DOO/LUMC), Jacqueline van der Blom (managementassistent, DOO/LUMC), Auk Dijkstra (onderwijskundig adviseur, DOO/LUMC), Joep Dörr (gynaecoloog Medisch Centrum Haaglanden, voorzitter Regionale Opleidingscommissie OOR Leiden, voorzitter redactieraad), Agnes Kerckhoffs (regiocoördinator medische vervolgopleidingen LUMC), Beatrijs de Leede (onderwijskundig adviseur DOO/LUMC), Jørgen van Overbeek (directeur HagaAcademie HagaZiekenhuis)
16-17 Over de opleiding toen en nu: dr. Hans van Huisseling ontmoet aios Dorottya de Vries
Overige leden redactieraad Leon Aarts (anesthesioloog LUMC), Jary van Baalen (vaatchirurg LUMC, lid Uitvoeringsorgaan klinische fase-UOkf), Anneke Dijkmans (aios microbiologie LUMC, bestuurslid Vereniging van Arts-Assistenten-VAA), Hans van Huisseling (gynaecoloog Groene Hart Ziekenhuis Gouda), Patty Kuiper (coassistent, lid Leidse Co-Raad)
18-19 Over de grens: Suriname en Nederland partners in kennisuitwisseling
Concept en realisatie Machteld Bouman / bureau Bouman
16-20 COLUMN Frank Smit over nieuwsgierigheid Op de cover: Beatrijs Wokke, zie pagina 8 (foto Arno Massee)
Aan dit nummer werkten mee Jan Hein van Dierendonck, Dick Duynhoven, Jos Overbeeke, Masja de Ree, Caroline van der Schaaf, Astrid Smit, Frank Smit, Marcus Specht Fotografie Marc de Haan, Arno Massee, Cora van Nieuwkerk, Hans Oostrum Art direction en layout Sandra van Merode
Op www.oorleiden.nl vindt u voorgaande nummers van fOORum. En alle recente informatie uit de Onderwijs- en Opleidingsregio Leiden over het basiscurriculum, de medische vervolgopleidingen, cursussen voor opleiders en aios en nog veel meer. Benieuwd? Kijk op www.oorleiden.nl!
2
| f oor um | Zomer 2012
Drukwerk Van Aalst Printmanagement / www.printmanagement.nu Contact Reacties op dit nummer, alsmede tips en ideeën voor de inhoud van het volgende nummer zijn van harte welkom. Graag met naam en toenaam mailen naar foorum@ oorleiden.nl. fOORum is een uitgave van de OOR Leiden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
voorwoord
zorgconcentratie
Concentratie en spreiding van zorg Gevolgen voor het opleiden?
C
oncentratie en spreiding van zorg zijn realiteit. Hoog-complexe laag-volume zorg zal in een beperkt aantal ziekenhuizen plaatsvinden. In andere ziekenhuizen en behandelcentra zal de nadruk liggen op de overige, complexe en laagcomplexe veelvoorkomende zorg. Mede door dit veranderende spectrum van tweede- en derdelijnszorg werken medisch specialisten in steeds grotere maatschappen en vakgroepen en vindt er een verdeling plaats van taken en aandachtsgebieden. Multidisciplinaire samenwerking binnen en buiten de beroepsgroep is van groot belang om de voor de patiënt noodzakelijke zorgnetwerken inhoud te geven. Deze veranderingen vragen ook om aanpassingen van de inhoud, de structuur, regelgeving en financiering van de opleidingen. Samenwerken, kennis van de organisatie van de zorg en medisch leiderschap zijn in dit veranderende zorglandschap relevante competenties. In dit nummer van fOORum besteden we uitgebreid aandacht aan de ontwikkeling van deze en andere generieke competenties tijdens de opleiding van studenten en aios. Regionaal opleiden sluit goed aan bij de regionale afstemming van concentratie en spreiding van patiëntenzorg. De opleiding zal in meer ziekenhuizen en wellicht ook in zelfstandige behandelcentra plaatsvinden. Het is wenselijk dat er beleid gemaakt wordt op onderwerpen als het overzicht houden op de opleiding van aios, regionaal visiteren en een flexibele financiering. Daarom zal er dit najaar binnen de OOR Leiden een conferentie georganiseerd worden. Op een later tijdstip meer hierover in fOORum en op www.oorleiden.nl. DR. P. JOEP DÖRR Regionale Opleidingscommissie OOR Leiden
Opleidingen hebben er baat bij door Jos Overbeeke
Over concentratie in de zorg – toenemende taakverdeling tussen algemene en academische ziekenhuizen – zijn het afgelopen jaar veel afspraken gemaakt: tussen artsen, met de overheid, met de zorgverzekeraars. Behoud en verbetering van zorgkwaliteit staan daarbij voorop. De minister ziet bovendien graag dat de gemaakte afspraken leiden tot inperking van de snelle kostenstijging bij de ziekenhuizen. Maar wie zijn de werkelijke krachten achter de zorgconcentratie? Zijn dat de verzekeraars die selectiever inkopen? Of zijn dat de artsen die onderling afspreken wie welke operaties voor z’n rekening neemt? Ondertussen maken de aios(sen) zich zorgen. Want wat betekenen de verschuivingen voor hun opleidingen? Als ziekenhuizen zich steeds verder specialiseren, moet de aios dan vaker verkassen om een volledig programma bij elkaar te sprokkelen? Welke opleider investeert nog in je als jij na drie maanden weer vertrokken bent? En doe je straks een deel van je opleiding in een ziekenhuis dat geen erkenningen voor opleidingen heeft? De Jonge Orde en de LVAG zijn bezorgd, zo blijkt uit persberichten en interviews. fOORum vroeg bestuursvoorzitters Willem Geerlings (MCH) en Chiel Huffmeijer (HagaZiekenhuis) en opleider Jaap Hamming (LUMC) naar hun mening over de concentratie in de zorg en de gevolgen voor de opleidingen. Dat er veranderingen gaande zijn is duidelijk, en ook dat het einde hiervan nog niet in zicht is. Maar hoe leiden we dat proces in goede banen? De heren komen met suggesties, opdat de opleidingen er niet onder hoeven te leiden. Sterker nog, waarom zouden de opleidingen geen baat kunnen hebben bij alle veranderingen? > Zomer 2012 | f oorum |
3
zorgconcentratie reportage
‘Concentratie mag best verder gaan’
Van Hamming mag de concentratie in de zorg best nog verder gaan. ‘Specialisatie is goed en niet ieder ziekenhuis moet alles willen doen. Niet overal een intensive care en niet overal een spoedeisende eerste hulp, in elk geval niet Jaap Hamming, hoogleraar heelkunde en opleiin deze regio. In die zin lijken de ziekenhuizen nog te veel der LUMC op die van vijftig jaar geleden. Dat geldt ook voor mijn eigen werkgever: bepaalde operaties moet het LUMC gewoon aten we wel wezen: de concentratie in de zorg is niet meer aanbieden. Voor een broodje kaas ga je toch ook niet iets van de laatste paar jaar. Ik zie het als een niet naar een driesterrenrestaurant?’ evolutieproces dat al langer aan de gang is. In 2005 Concurrentie in de zorg is volgens Hamming dan ook bijvoorbeeld hebben we in deze regio afspraken gemaakt vaak niet het goede uitgangspunt. ‘Ik zie meer in congloover oncologische operaties, en die afspraken gelden nog meraten van ziekenhuizen, waarbij duidelijk is afgesprosteeds.’ ken wie wat doet.’ Jaap Hamming, hoogleraar heelkunde LUMC, opleider en Het gevaar dreigt dat artsen dan de hele dag dezelfde hanvoorzitter van de Centrale Opleidingscommissie LUMC, delingen moeten verrichten, wat tot afstomping kan leiden. is voorstander van deze concentratie. ‘Het is goed als ‘Dat kun je voorkomen door hen langs verschillende zieer volumenormen zijn: minstens zoveel van een bepaal- kenhuizen te laten rouleren.’ de operatie, anders niet doen. Wel vind ik dat er nu te veel gefocust wordt op de eigenlijke ingreep, terwijl deze maar een onderdeel is van een groter geheel. Minstens zo grondig moet je kijken naar de intensive care en de algehele nazorg. Is een ziekenhuis in staat die te leveren? Een complexe ingreep, zoals aan de slokdarm, de alvleesklier Willem Geerlings, voorzitter Raad van Bestuur of de aorta, is een veelomvattend proces. De eigenlijke Medisch Centrum Haaglanden operatie beslaat dan maar twintig procent en geen tachoenemende concentratie in de zorg is onvermijdelijk tig procent, zoals we door tv-programma’s misschien geen meestal goed, zegt Willem Geerlings. ‘Iedereen neigd zijn te denken.’ zegt dat het moet, dus wie ben ik om dat tegen te De toenemende taakverdeling binnen het zorgaanbod hoeft spreken.’ Geerlings relativeert graag het belang van zijn voor de opleidingen geen probleem te zijn, zegt Hamming, bestuurlijke positie. die binnen het LUMC de evaluatie-enquêtes afneemt bij de Concentratie wordt nogal eens geïnitieerd vanuit de weaios. ‘Het zorgaanbod wordt tenschappelijke verenigingen: ‘Dan zijn de chirurgen of er beter van, dus de opleidin- oncologen weer eens bij elkaar geweest en hebben ze begen worden er ook beter van. dacht dat bijvoorbeeld maagoperaties of een ingewikkelde Misschien is het samenstel- chemotherapie niet langer in dit of dat ziekenhuis moet len van een goed scholings- plaatsvinden maar in een ander. Als bestuurders worden traject tegenwoordig wat wij dan met zo’n uitkomst geconfronteerd.’ meer gepuzzel dan vroeger, ‘Over dit soort artsenafspraken kun je verschillend denmaar een slimme aios deed ken. Je kunt het zien als kartelvorming, maar ook als een dat altijd al. En misschien manier om de kwaliteit te moet een assistent wat vaker handhaven, wanneer het heen en weer reizen, maar aantal operaties afneemt in een compacte regio als en duidelijk is dat volume Leiden-Den Haag is dat toch gunstig is voor de uitkomst. Als bestuurder kijk ik naar geen probleem?’ kwaliteit.’ Daarom kwam het MCH, samen met drie andere ziekenhuizen in de regio, vijf jaar geleden met A12: een plan dat acties van de verenigingen beter inpasbaar maakt in de totale doelstelling van de zieken-
‘L
‘De heroïek is verdwenen’
T
Hamming: ‘Voor een broodje kaas ga je toch ook niet naar een driesterrenrestaurant?’
4
| foorum | Zomer 2012
zorgconcentratie reportage
lijnszorg. We doen bijvoorbeeld redelijk veel wetenschappelijk onderzoek en het is van uitstekend niveau. Toch moeten ook wij, vanwege de toenemende volumenormen, operaties concentreren. Met Reinier de Graaf in Delft en MCH hebben we bijvoorbeeld afspraken gemaakt over deelgebieden binnen oncologie en chirurgie. Sowieso zie je dat ziekenhuizen. ‘Het niveau van de opleidingen bijvoorbeeld mag huizen zich steeds meer bundelen tot netwerken. Ik vind er niet onder lijden.’ dat een logische ontwikkeling. Als we kwaliteit willen blijven leveren, moeten we die kant op. Een en ander betekent Geerlings is in het algemeen geen tegenstander van concendat een aios bij ons niet meer tratie in de zorg. ‘Voor de opleidingen is het zeker niet naalles kan leren - maar wel 95 delig. In de regio Leiden-Den Haag is 96 tot 98 procent van procent van het aanbod. De alle therapieën beschikbaar, en dat betekent dat je al die vraag is dan hoe je voor die behandelingen hier ook kunt leren. Daar staat tegenover dat overige vijf procent een geje vandaag de dag niet alles hoeft te leren. Als ziekenhuischikte oplossing vindt.’ zen zich steeds meer specialiseren, hoeft een arts ook niet Huffmeijer kan zich de zoralle ingrepen te beheersen. In de opleiding moet de aios dus gen van de aios over vermeer dan vroeger kiezen welke kant hij of zij op wil.’ splintering van de opleidingen goed voorstellen. ‘Die Geerlings gelooft er niet in dat de aios-opleiding door de versplintering wil ik ook niet. concentratie erg zal veranderen. De problemen die De Jonge Maar dat een aios met meer Orde en de LVAG vrezen herkent hij niet. Volgens hem is er opleiders of leerplekken te iets anders aan de hand: ‘De aios is tegenwoordig niet meer maken krijgt dan in het verde hoeksteen van de ziekenhuiszorg. Tot voor kort maakte leden lijkt me onvermijdelijk. hij tachtig uur in de week - de “slavenarbeid” waar de media De opleidingsregelingen zullen daarop moeten worden aanover spraken -, werkte hij jarenlang op dezelfde afdeling, en gepast. Tot nu toe gold dat als iemand voor zijn opleiding was hij steun en toeverlaat voor iedereen. Dat was te veel ergens was aangesteld, hij daar ook alles moest leren. Dat is van het goede, maar er zat ook een stukje heroïek in – “de ziekenhuiszorg rust op mij” - en die heroïek is verdwenen. De aios zit minder dan vroeger “in de productie” en de aandacht is terecht verschoven naar de opleiding en de daarbij horende competenties. Overigens betekent dit ook dat we nu andere artsen moeten opleiden om de opengevallen plaatsen op te vullen. Maar dat is weer een ander verhaal.’ niet langer uitvoerbaar. Opleiders en aios zullen voor delen van de opleiding meer regionaal moeten gaan acteren. Voor artsen met een deelexpertise die wij niet hebben doch via een nulaanstelling bij ons werken vanuit andere ziekenhuizen, bijvoorbeeld uit Delft of het MCH, zouden voor dat deel medeopleider kunnen zijn. De aios doet bepaalde behandeChiel Huffmeijer, voorzitter Raad van Bestuur lingen dan onder diens supervisie. In dat geval zou de aios HagaZiekenhuis in hetzelfde ziekenhuis kunnen blijven en hoeft hij/zij niet eerst een nieuwe omgeving en cultuur te leren kennen. Zeot nu toe heeft de concentratie in de zorg weinig ker met het ontstaan van regiomaatschappen over meerdeimpact gehad op de aios-opleiding, maar dat gaat re ziekenhuizen biedt dit goede mogelijkheden. Maar soms zeker veranderen. Volumenormen voor operaties is dit niet mogelijk en dan zal de aios dat deel van zijn opleien behandelingen zullen steeds verdergaan, onder invloed ding elders moeten volgen via een samenwerkingsverband van de artsen of vanuit de Inspectie, en dat heeft zijn ge- met het opleidende ziekenhuis.’ volgen voor de opleidingen.’ Chiel Huffmeijer is sinds 2004 Huffmeijer ziet wel graag dat aanpassing van opleidingsrevoorzitter Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis en gelingen zorgvuldig gebeurt. ‘In Haga hebben we een uitdiens rechtsvoorganger (vanaf 2002). ‘In principe kunnen gebreide discussie gevoerd over het opleiden op onze twee bij ons vrijwel alle behandelingen plaatsvinden. Binnen de locaties. Opleidingen zijn nu soms gespreid over twee locagroep van de topklinische opleidingsziekenhuizen zitten we ties. We doen ons uiterste best om dat met alle waarborgen bij het hoogste segment qua bijzondere functies en derde- te omkleden.’ < © Hans Oostrum
Geerlings: ‘Volume is nu eenmaal gunstig voor de uitkomst’
Huffmeijer: ‘We moeten oppassen voor versplintering’
'De regels moeten aangepast'
‘T
Zomer 2012 | f oorum |
5
basiscurriculum | Deel 3
Veranderingen in de maatschappij en in de gezondheidszorg stellen nieuwe eisen aan de basishouding van artsen. Solodokters met grote ego’s zijn niet meer van deze tijd. Maar dan moet ook de opleiding veranderen.
Van solo naar samen door dick duynhoven foto marc de ha an
keten of het zorgpad. ‘Samen, met dezelfde doelen, werken aan kwaliteitsverbetering. De opleiding geneeskunde leidt mensen echter nog steeds op tot solitair werkende artsen. En die redeneren: ik doe mijn ding en verwijs dan door. Maar samenwerken is méér dan doorverwijzen!’ Geen generalisten meer
Als epidemioloog had Wilco Peul te maken met onderzoeken waarbij verschillende ziekenhuizen moesten samenwerken. Als neurochirurg en afdelingshoofd is hij momenteel bezig de ‘Leidse neurochirurgie te koppelen aan de Haagse neurochirurgie, inclusief de elf ziekenhuizen daaromheen’. Daarnaast geeft hij onderwijs. Het is door die ervaringen dat hij weet hoe moeilijk samenwerken is. ‘Ik ben in mijn vak sterk betrokken bij nieuwe vormen van ketenzorg, het organiseren van zorgpaden en de samenwerking die daarvoor nodig is tussen verschillende disciplines en ziekenhuizen. Voortdurend merk ik dat zorgverleners niet of nauwelijks hebben geleerd hoe dat moet.’ Samenwerking, volgens Peul, is je met elkaar verantwoordelijk voelen voor de hele 6
| foorum | Zomer 2012
De marktwerking en het spreidings- en concentratiebeleid van de overheid veranderen het zorglandschap. Of je het daarmee eens bent of niet. Peul schetst nog even ‘de oude situatie’. ‘Vroeger had je drie neurochirurgen in het LUMC en drie in Den Haag. Zij werkten tachtig uur per week, ze kenden hun patiënten van binnen en van buiten en die patiënten konden altijd aanspraak maken op hun eigen, vaste, specialist.’ Die tijd is voorbij. Het LUMC alleen al heeft tegenwoordig acht neurochirurgen. Bovendien zijn er steeds meer subspecialisaties; de generalist bestaat niet meer. Academische ziekenhuizen vernauwen hun focus, patiënten gaan voor een bepaalde interventie naar een ander centrum en keren vervolgens terug naar het eigen ziekenhuis. Neurochirurg Peul: ‘De lage-rughernia opereer ik niet meer in het LUMC, maar in het Rijnland Ziekenhuis.’ Succes- en faalfactoren
Het zorgveld is veel ingewikkelder geworden, waardoor artsen wel moeten samenwerken: onderling maar ook met paramedici en managers. Peul:
‘Ik word nu geconfronteerd met de noodzaak tot samenwerking tussen dokters uit verschillende instituten, uit andere bedrijfsculturen en met andere opvattingen. Dat maakt het noodzakelijk de samenwerking te expliciteren en te institutionaliseren om efficiënter en met meer kwaliteit te werken. Dat vraagt de overheid van ons, dat vraagt de patiënt van ons en dat zijn we verplicht gezien de hoge kosten van ons zorgstelsel.’ Bij het in beeld brengen van de samenwerking tussen neurologen en neurochirurgen in de Leidse en Haagse regio - elf ziekenhuizen en met veel vakgroepen - ontdekte hij faalfactoren en succesfactoren. ‘Negatief is bijvoorbeeld de grote competitie tussen artsen. Het primaballerinagedrag, altijd de beste willen zijn in plaats van samen de beste. Zeker in de chirurgenwereld speelt dat een grote rol.’ Als succesfactoren noemt hij het herkennen en erkennen van de wederzijdse afhankelijkheid, het geven en nemen tussen de disciplines, het met elkaar eens zijn over de meerwaarde van samenwerking voor de patiënt. Maar ook het elkaar de successen gunnen. Peul: ‘In plaats van solitair werkende dokters met grote ego’s, moeten we het tegenwoordig hebben van mensen die willen en kunnen samenwerken. Soms moet je een deel van je autonomie loslaten en een ander kunnen vertrouwen om de doelstelling beter te bereiken. Maar dat is niet altijd makkelijk.’
reportage
'Samenwerken botst met te grote competitie tussen artsen. Het primaballerinagedrag, altijd de beste willen zijn in plaats van samen de beste’
Het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden zou al in het geneeskundeonderwijs aan bod moeten komen. Dat gebeurt soms, maar nog veel te weinig expliciet, vindt de neurochirurg. Ook in het vervolgonderwijs, waar samenwerken als een van de CanMEDs nadrukkelijk wordt genoemd, leren studenten onvoldoende wat werken in teamverband betekent. Peul: ‘Ook in de organisatie van het onderwijs zelf ontbreekt de samenwerking. Artsen worden nog steeds in domeinen opgeleid. Dat leidt ertoe dat in de praktijk een internist, een chirurg en een radioloog allemaal met de buik van de patiënt bezig zijn, maar allemaal solitair. Allemaal met de eigen evidence, de eigen wetenschap.’ Het tegenovergestelde - de integrale benadering - heeft volgens Peul de toekomst. ‘In mijn eigen vak, als het om de hersenen en wervelkolom gaat, voorzie ik dat neurologen, psychiaters, orthopeden, KNO-artsen en neurochirurgen veel meer willen samenwerken. Maar dan moeten ze dat wel hebben geleerd.’ Artsen ople iden met ‘samenwerken’
als basishouding. Peul doet daar in een voorstel voor werkgroeponderwijs en colleges pogingen toe. Niet meer als de docent die een verhaal houdt, waarna de studenten vragen kunnen stellen. Maar bijvoorbeeld door studenten een samenwerkingscasus te laten uitwerken. ‘Het liefst gebruik ik dan een casus die ze zelf hebben meegemaakt. Bijvoorbeeld tijdens de zorgstage in het verpleeghuis. Daar worden ze niet alleen geconfronteerd met heel zieke mensen, maar ook met andere zorgprofessionals. Op het moment dat je bij studenten de ogen ervoor opent, zien ze hoe daar wordt samengewerkt. Of niet wordt samengewerkt; wat de succes- en faalfactoren zijn.’ Rollenspellen
Ook door rollenspellen ontwikkelen studenten een samenwerkingsattitude. En door supervisie. Peul: ‘Supervisie is in andere beroepsopleidingen heel gebruikelijk, maar reflectie op het eigen handelen is volgens Peul binnen de medische opleidingen onderontwikkeld. ‘Ik wil dat aios zichzelf een
spiegel voorhouden. In het neuro-blok dat ze in het eerste jaar krijgen, laat ik mijn studenten een filmpje zien over iemand met Parkinson. Dan gaan ze allemaal automatisch nadenken over de medisch-technische aspecten. Maar als ik vraag: hoe zouden jullie deze patiënt begeleiden en wie zijn daarvoor nodig, dan staan ze gek te kijken. Want ze willen dokter worden, en daarbij verwachten ze eigenlijk niet dat soort vragen. En al helemaal geen rollenspellen.’ Peul heeft niet de illusie dat de noodzakelijke verbetering van het basisen vervolgonderwijs snel zal plaatsvinden. ‘De meeste docenten vinden dat ze het heel goed doen als het om de aspecten van samenwerking gaat. Maar de praktijk bewijst dat ze ongelijk hebben. Kijk naar de medische tuchtzaken waar vakbladen en andere media over schrijven. De meeste gaan niet zozeer over medisch-technisch falen, maar over matige tot slechte organisatie, over gebrek aan communicatie en tekortschietende samenwerking.’ < Zomer 2012 | foorum |
7
reportage CanMeds | Deel 3
Gevraagd: leiderschapskwaliteiten door dick duynhoven foto arno massee
‘Veranderingen binnen de gezondheidszorg vereisen niet alleen een ander type arts (geen solisten meer) maar ook competenties die met leiderschap te maken hebben. En juist op dat terrein schieten opleidingen nog vaak te kort, vindt aiosko neurologie Beatrijs Wokke. ‘Leer ons organiseren en samenwerken. Zodat we het voortouw kunnen nemen in het maken van beleid en het nemen van strategische beslissingen.’ Als Beatrijs Wokke (28) het heeft over medisch leiderschap, spreekt zij over organiseren, initiatief nemen, delegeren, samenwerken, begrijpen waarom dingen niet goed gaan, weten hoe je organisaties kunt veranderen, de vaardigheid bezitten om mensen enthousiast te maken. Het zijn de begrippen waar tientallen managementboeken vol van staan. ‘Voor een deel heeft medisch leiderschap ook met management te maken’, zegt ze. Als er structureel dingen misgaan, in de logistiek of in het nakomen van protocollen, dan heb je managerskwaliteiten nodig om dat te verbeteren. Als je leiding geeft aan een afdeling of aan het medisch proces moet je weten hoe je werk- en groepsprocessen kunt sturen of bijsturen; hoe je met andere disciplines en andere zorginstellingen omgaat, hoe je conflicten op de werkvloer kunt voorkomen of helpen oplossen zonder mensen tegen je in het harnas te jagen.’ Marktwerking en de toenemende invloed van zorgverzekeraars hebben grote gevolgen voor de positie van de medische professional. De beoogde concurrentie tussen zorginstellingen maakt dat alle processen rond de arts steeds belangrijker worden. Wokke: ‘Het is niet meer genoeg om de beste dokter te zijn, maar je hebt ook een 8
| foorum | Zomer 2012
verantwoordelijkheid om te zorgen dat jouw afdeling of ziekenhuis de beste is. Patiënten worden wat dat betreft ook veeleisender. Dat doet een extra appel op leiderschapsvaardigheden.’ Het organiseren van samenwerking binnen de gezondheidszorg is ingewikkeld. Terwijl dit al veel van de diverse partijen vraagt, stellen overheid en zorgverzekeraars steeds meer en stringentere eisen aan de praktijkvoering van artsen. Het komt erop neer dat iedereen meer tijd zal moeten besteden aan overleggen en andere zaken dan men tot nu toe gewend was. Voortouw
Toch denkt Wokke dat er ruimte is om als medicus meer sturing te geven aan het veranderingsproces dat nu gaande is. Artsen zouden zich actiever met het beleid en de strategie van de gezondheidszorg moeten bemoeien. En niet alles moeten overlaten aan beleidsmakers en managers vaak zonder medische (lees: artsen) achtergrond. Sterker nog: zij moeten vaker het voortouw nemen. In februari 2012 richtte zij samen met anderen (*) het Platform Medisch Leiderschap op dat betere randvoorwaarden wil creëren voor bestuurlijk talent onder (aspirant) artsen. Binnen de medische vervolgopleidingen
moet meer aandacht komen voor leiderschapscompetenties als organiseren en samenwerken. Wokke: ‘Als alle specialisten hierin beter worden opgeleid, dan zijn er straks meer artsen in staat mee te werken aan het nemen van strategische besluiten binnen hun organisatie. Dat komt de kwaliteit van de gezondheidszorg ten goede.’ Uit onderzoek - onder andere van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg NIVEL - blijkt dat aios zich op het terrein van medisch leiderschap inderdaad nog onvoldoende competent voelen. Slechts een enkeling doet managementervaring op of volgt leiderschapsgerelateerde cursussen. Anticiperen op veranderingen
Vaak komen aios in de laatste jaren van de opleiding tot de ontdekking dat ze eigenlijk heel weinig weten over de organisatie en financiering van de gezondheidszorg. Hoe zit het precies met DBC’s en DOT´s? Wat betekent het financieel als je deel uitmaakt van een maatschap? Ook ervaren ze bij zichzelf een tekort aan vaardigheden om bijvoorbeeld een slecht lopende afdeling weer goed te laten functioneren. De bijna-specialisten hechten belang aan leiderschaps-
Beatrijs Wokke is 28 jaar. Zij combineert haar opleiding tot neuroloog met een promotieonderzoek onder patiënten met Duchenne- en Beckerspierdystrofie. ‘Ik onderzoek hoe je de verschillende stadia van spierverandering bij deze patiënten digitaal in beeld kunt brengen.’ Daarnaast is zij bestuurslid van De Jonge Orde, de belangenvereniging voor aios (www.dejongeorde.nl).
vaardigheden, maar ook aan inzicht in strategie en beleid. Zij willen kunnen anticiperen op de veranderingen in de zorg. Huisartsen-in-spe willen meer leren over zaken als praktijkvoering, zelfstandig ondernemerschap, leiding geven, financiële administratie en het onderhandelen met zorgverzekeraars. Er zijn weliswaar (postdoctorale) cursussen, zoals ‘Management voor medici’, ‘Medische staf en ziekenhuismanagement’ en ‘Ziekenhuisfinanciën’, maar, zeggen Wokke c.s., ‘als je dat soort zaken pas moet leren als je specialist bent, dan is het eigenlijk te laat’. CanMEDS onvoldoende ontwikkeld
‘Niet elke arts hoeft zich met de organisatie en het management te be-
moeien’, zegt Beatrijs. ‘Zoals ook niet elke arts hoogleraar wordt. Maar in elke functie, op elk niveau, heb je als dokter te maken met de organisatie van de zorg. Medisch leiderschap is nodig bij elk onderdeel van een ziekenhuis of een huisartsenpraktijk en zeker voor de arts die een rol speelt in het management van een ziekenhuis of die over landelijke ontwikkelingen adviseert. Daarom vinden we het belangrijk dat elke aios over basale leiderschapsvaardigheden en kennis van de organisatie beschikt.’ Hoewel organiseren en samenwerken in het rijtje CanMEDs prijkt waarover algemene consensus heerst, zijn beide competenties in de medische wereld volgens de critici nog onvoldoende ontwikkeld.
Straks is Wokke zelf ook specialist. Hoe ziet haar medisch leiderschap er dan uit? Zij denkt lang na. ‘Ik hoop op een functie waarin ik kan meedenken over verbeteringen in de zorg. En daar dan leiding aan geven. Ik wil leren om dat te doen op een manier die mensen niet afschrikt, maar juist stimuleert. Zodat ze niet zeggen: o jee, daar heb je Wokke weer!’ < (*) Het Platform Medisch Leiderschap is een samenwerkingsproject van De Jonge Orde (aios), Generation Next (jonge, klare huisartsen), LOVAH (jonge huisartsen in opleiding) en LOSGIO (sociaal geneeskundigen in opleiding). Het project wordt ondersteund door de KNMG.
Zomer 2012 | f oorum |
9
dubbelinterview | Eduard Klasen en Pancras Hogendoorn over OOR Leiden reportage
Na zeven jaar OOR Leiden loopt de samenwerking tussen de twaalf instellingen op rolletjes. Vertrekkend decaan Eduard Klasen van het LUMC kijkt terug op de afgelopen jaren en blikt met zijn opvolger Pancras Hogendoorn vooruit. ‘De OOR-instellingen hebben elkaar heel hard nodig.’
Schaalvergroting biedt zo veel nieuwe kansen door Caroline van der schaaf | foto's marc de haan
Prof. dr. Eduard Klasen kan het zich nog best herinneren. Toen hij bijna tien jaar geleden aantrad als decaan en lid van de Raad van Bestuur van het LUMC, was er van een OOR Leiden nog geen sprake. ‘Dat is gegroeid op het moment dat de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) in 2005 ontstond. Daarvóór was er wel samenwerking op het gebied van opleiden, en initieel ten behoeve van vervolgopleidingen. Dat liep allemaal best, maar dat werd wel heel erg top down georganiseerd vanuit het LUMC. Je merkte in die tijd dat er wat spanning op de lijn ontstond doordat de grotere partners uit de regio ook hun rol wilden spelen. Ik snap dat wel, het is altijd een beetje uitzoeken wie nu waarover de baas is.’ Anno 2012 beschikt de regio over een bloeiende OOR, een organisatie waaraan zowel Klasen als zijn opvolger prof. dr. Pancras Hogendoorn – die 1 juni is aangetreden – veel waarde hechten. ‘We zijn inmiddels een hecht gezelschap geworden dat met elkaar de opleidingen verzorgt. Natuurlijk kun je van grote organisaties niet verwachten dat zij het altijd met elkaar eens zijn en dat ze elkaar constant lopen te knuffelen. De belangen zijn soms ook gewoon anders, dat is nu eenmaal zo. Maar grosso modo denk ik dat we samen heel veel voor elkaar krijgen. We hebben elkaar heel hard nodig.’ 10 | foorum | Zomer 2012
reportage
Hospital hopping
Bijvoorbeeld bij het aanbieden van opleidingen. Artsen in opleiding volgen hun specialistenopleiding standaard in verschillende ziekenhuizen binnen de OOR. Dat is van wezenlijk belang, vindt Hogendoorn. ‘Aios die in het LUMC aan hun opleiding beginnen, denken wellicht dat er in elk ziekenhuis elke dag transplantaties worden verricht. Terwijl ze, als ze bijvoorbeeld naar het Westeinde Ziekenhuis gaan, weer heel andere dingen zien. Doordat studenten en aios verschillende instellingen van binnen zien, bestaat hun opleiding uit een gezond opgebouwde mix. En als je geïnteresseerd bent in een specifieke aandoening en de behandeling ervan, dan is het fijn om te weten dat in jouw opleidingsziekenhuis veel patiënten met die aandoening worden behandeld. Nu we als OOR-regio steeds beter op elkaar ingespeeld raken, kom je als aios steeds beter aan je trekken.’ Voor elke assistentenopleiding is nu een bepaald schema vastgesteld waarin staat in welk ziekenhuis ze welk deel van de opleiding volgen, vertelt Klasen. ‘Vroeger regelde dat zichzelf wel redelijk, maar nu worden er echt afspraken over gemaakt tussen de opleidingen en de opleiders. Zo weten de aios precies waar ze aan toe zijn en wat ze kunnen verwachten.’ Door tijdens de opleiding van locatie naar locatie te gaan, leert de aankomende generatie artsen patiënten met diverse achtergronden kennen. Een bijkomend voordeel, vindt Hogendoorn. ‘Een dokter heeft een belangrijke maatschappelijke positie en moet maatschappelijk geëngageerd zijn. Als
‘Een dokter heeft een belangrijke maatschappelijke positie en moet maatschappelijk geëngageerd zijn' arts kom je allerlei mensen tegen, en met al die mensen moet je kunnen communiceren en er ook voor hun problemen kunnen zijn. Dat betekent dat je studenten en aios niet alleen met de cultuur van de Leidse burgers moet confronteren, maar ook bijvoorbeeld met grootstedelijke problematiek, zoals in Den Haag.’ Bovendien leren ze zo ook verschillende organisaties kennen. ‘Een van de grote geschenken van coschappen’, noemt Hogendoorn dit. ‘Daarna moet je het zelf doen, en moet je je eigen stijl ontwikkelen. Het klinkt misschien vreselijk ouderwets, maar dan is het fijn als jouw opleider daarin een rolmodel kan zijn. Ik herinner me zelf ook nog opleiders van wie ik heel veel geleerd heb, niet alleen technisch-inhoudelijke zaken, maar ook hoe je als dokter in het vak en in de samenleving staat.’ Alert blijven
Wat onderwijs en opleiden betreft, wordt er binnen de OOR Leiden steeds beter en intensiever samengewerkt. Een logische volgende stap is een nauwere samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. ‘Ik denk dat het heel nuttig is dat je ook op dat gebied mét elkaar iets probeert te doen in plaats van tegenover elkaar te staan’, aldus Klasen. ‘We kunnen geweldig veel profijt hebben van de grootte van de patiëntenpopulaties in bijvoorbeeld de Haagse ziekenhuizen. Als je heel zeldzame ziektes on-
derzoekt, waarbij je niet zo heel veel patiënten nodig hebt om je punt te maken, dan kun je prima in het LUMC terecht. Maar zodra je grotere cohorten nodig hebt, dan is het heel profijtelijk dat je in regionaal verband kunt samenwerken.’ Kleven er eigenlijk ook nadelen aan zo’n grote organisatie als de OOR Leiden? ‘Organisatorisch is het natuurlijk best een klus’, geeft Klasen te kennen, ‘en dan hebben wij nog de mazzel dat we allemaal dicht bij elkaar zitten. Al is het wel eens druk op de weg of op het spoor. Maar de regio van het UMC Groningen bijvoorbeeld loopt helemaal tot en met Zwolle. Als je daar een aios voor een half jaar naar Zwolle stuurt, moet je hem er bij wijze van spreken een vervoermiddel bij geven, of huisvesting regelen. Bij ons hoeft dat allemaal niet.’ Om de OOR Leiden tot een blijvend succes te maken, moeten we wel alert blijven. ‘Het is niet te hopen dat we door allerlei beleidsmaatregelen en financiële kortingen toch weer uit elkaar gespeeld worden. Dat zou ik niet alleen heel erg betreuren’, zegt Klasen, ‘maar het is ook contraproductief. Ik hoop dat we dat met z’n allen zullen voorkomen.’ ‘Mee eens, we moeten ons niet laten afleiden door perverse prikkels uit Den Haag’, valt zijn opvolger Hogendoorn hem bij. ‘Met verstand komen we gelukkig een heel eind.’ ‘En met creativiteit’, vult Klasen aan. ‘De wil is er, laten we die vasthouden.’ < Zomer 2012 | f oorum |
11
de vloer op | Hoe gaat dat, mobiel leren? reportage
De afdeling Longziekten van het HagaZiekenhuis pioniert met iPads en een virtuele leeromgeving iCloud als opstap naar de invoering van mobiel leren in de hele organisatie. ‘iCloud is niet meer dan een stukje harde schijf ergens op deze planeet, met daarop onze hele gedigitaliseerde en publiek toegankelijke opleiding’, zegt dr. Harry Heijerman, opleider longgeneeskunde en als zodanig eindverantwoordelijk voor de inhoud van die opleiding. ‘Het bespaart vooral veel boeken- en hangmappenkasten en onze aios krijgen alle theoretische leermiddelen op een toegankelijke en overzichtelijke manier aangeboden.’
Leren met een iPad op schoot tekst & foto's Jan hein van dierendonck
‘Wij zijn hier vorig jaar januari mee begonnen in het kader van Het Nieuwe Opleiden’, vertelt Heijerman, tevens voorzitter van de Centrale Opleidingscommissie van het HagaZiekenhuis. ‘De bedoeling is een virtuele leer- en werkomgeving voor onze aios te creëren, een systeem waarop assistenten van huis uit kunnen werken. Onze opleiding is in diverse stages opgedeeld en voor ieder onderwerp moeten ze een bepaalde hoeveelheid literatuur doornemen. Je gebruikt het dus echt als leeromgeving. We zijn begonnen op basis van Dropbox, een bekende gratis clouddienst voor het opslaan van bestanden. Het is gemakkelijk in gebruik en Dropbox schenkt iedereen gratis 2 tot 6 GB aan geheugenruimte - zolang je alleen met teksten werkt ruim voldoende. Verder krijgt iedere aios van ons bij aanvang van de opleiding een iPad, een geste die we financieren vanuit ons researchbudget.’ Inmiddels heeft de Raad van Bestuur haar fiat gegeven dit prototype te laten ombouwen tot een systeem voor het hele HagaZiekenhuis. ‘We hebben daartoe contact met echte IT-professionals. De Medical Learning Cloud van ons ziekenhuis zal ook disciplineoverstijgend onderwijs gaan faciliteren, maar dan praten we wel over een cloudmedium met een veel grotere op12 | foorum | Zomer 2012
slagcapaciteit. De gedachte is dat men te zijner tijd overal in het ziekenhuis via een app draadloos kan inloggen – op dit moment zijn nog alleen de nieuwere afdelingen wireless. De iPads worden nu nog voornamelijk thuis gebruikt, maar voor de toekomst zie ik dat aios hun tablet altijd bij zich zullen hebben, het ding tijdens het onderwijs uit hun tas zullen halen om vragen te beantwoorden of realtime diapresentaties te bekijken. Of dat ze in het restaurant vanachter een iPad samen met
de opleider hun beoordeling via hun elektronisch portfolio kunnen doornemen. Dat past in het streven van dit ziekenhuis dat we overal moeten kunnen werken.’ Alles bij de hand
Heijerman tikt op zijn smartphone het icoon Dropbox aan. ‘Kijk, alles staat er in: het hele Opleidingsplan Longziekten en Tuberculose, besluiten van het Centraal College Medische Specialismen, opleidingseisen, richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose, stagebeschrijvingen, notulen van de opleidingsvergaderingen, diensttijden van longartsen, arbeidstijden en timemanagement van aios, sleutelartikelen en literatuur die men moet lezen vóór de aanvang van een stage, et cetera. Eigenlijk alles wat met de opleiding van doen heeft.’ Op zijn computerscherm toont hij een beschrijving van een stage. ‘Leerdoelen, handige websites, eindtermen. We hebben nu twee aios die in het kader van hun opleiding interne geneeskunde een stage longziekten komen volgen. Die kunnen bij ons inloggen en de stagebeschrijving en de eindtermen lezen, maar ook is er de voor hen verplichte leerstof aanwezig.’ Hij klikt weer een ander icoontje aan. ‘In het Amerikaanse Medical
reportage
‘Mobiel leren werkt alleen als iedereen zich er voor inspant’ Knowledge Self-Assessment Program staan ruim honderd multiplechoicevragen over ingewikkelde casussen die in de loop van de opleiding worden behandeld. Eens in de maand heb ik met de aios een sessie waarbij ik één van hen gevraagd heb thuis op de iPad zes vragen voor te bereiden. Ze hebben zo alle relevante gegevens en literatuur bij de hand.’ Opleidingsetalage
‘Eigenlijk is het systeem onbegrensd’, constateert Heijerman. ‘Samen met je aios bepaal je wat er allemaal in komt. Zo is er de rubriek Pulmonieuws, waarin alle belangrijke nieuwe artikelen van ons vakgebied systematisch worden opgeborgen. Maar dat betekent wel dat ik van iedereen op dat punt een zekere inspanning verwacht. Dit soort zaken loopt nu eenmaal alleen goed als iedereen zich er echt voor inzet en dat is nog wel eens een punt van zorg.’ Zelf vindt Heijerman het vooral geweldig dat nieuwkomers met een toegangscode van Dropbox thuis op
hun gemak kunnen bekijken hoe alles binnen de afdeling longgeneeskunde reilt en zeilt. ‘Ze zien de werkschema’s waarin ze zijn ingedeeld en kunnen thuis op de bank de literatuur voor hun eerste stage doornemen. Als iemand komt solliciteren geef ik nu eerst de toegangscode tot onze “opleidingsetalage”. Dan zijn ze tenminste goed op het gesprek voorbereid.’ Hij geeft toe dat het longziektensysteem voor doorgewinterde ict’ers nog wat amateuristisch oogt. ‘Zo is bijvoorbeeld de beveiliging van het systeem verre van optimaal, maar de vraag is wel in hoeverre dat noodzakelijk is. In feite hebben we niets te verbergen. Zelfs de notulen van alle opleidingsvergaderingen staan er in, want die zijn in principe openbaar.’ Wordt er dan nooit gewerkt met privacygevoelige informatie? Heijerman legt uit dat daarvoor andere systemen worden toegepast. ‘Alle aios zijn verplicht hun portfolio bij te houden. In veel ziekenhuizen is dat nog steeds een papieren exercitie, maar waarschijnlijk is al ruim de helft over naar een elektronische versie. Voor longziekten gebruiken we het zogeheten Maastricht Manchester Toetsservice Systeem, een generiek systeem dat relatief eenvoudig is en bovendien beveiligd - je komt er niet in zonder wachtwoord.’ <
Succesfactoren Wat zijn belangrijke randvoorwaarden voor het mobiele werken en leren? Heijerman: ‘Het is ontzettend belangrijk dat alle participanten in de opleiding het mobiele leren van harte ondersteunen. Vooral het beheer van de content is cruciaal. Die moet je heel goed bewaken. De digitale leeromgeving is dan ook een vast agendapunt op onze vakgroepvergadering. Een ander kernpunt voor succes is dat aios het gevoel moeten krijgen dat dit systeem niet iets anoniems is, maar dat ze er echt zelf deel van uitmaken. Sommigen van hen stoppen er van alles in, zoals hun eigen dienstlijsten, stage-indelingen en taakverdelingen. Maar ik ben pas tevreden als ik merk dat alle aios het intensief gaan gebruiken. In ieder geval vinden ze het zonder uitzondering ontzettend leuk bij hun komst zo’n tablet mee naar huis te mogen nemen en ze gaan er altijd meteen mee aan de slag. Verder moet je het gewoon een beetje blijven stimuleren, regelmatig laten zien wat er allemaal kan.’
Zomer 2012 | f oorum |
13
de vloer op | Hoe gaat dat, mobiel leren? reportage
Mobiele technologie en opleiden Om mobiele technologie goed te kunnen gebruiken is het belangrijk dat we in de eerste plaats de eigenschappen ervan goed begrijpen, om die vervolgens optimaal te combineren met de kenmerken van leren en instrueren in verschillende leersituaties. Marcus Specht, hoogleraar Advanced Learning Technologies aan de Open Universiteit Nederland, licht toe. Naadloze toegang Met mobiele technologie heb je als lerende vrijwel overal toegang tot informatie en is er altijd leerondersteuning op maat beschikbaar. De Medical Learning Cloud vervult hier verschillende functies: informatievoorziening, het delen van informatie, toegang tot classificatiesystemen en referentieboeken en het gebruik van mobiele apps voor berekening en meting. Als je kijkt naar de nieuwste ontwikkelingen, zie je dat er niet alleen naar het gebruik van mobieltjes of smartphones wordt gekeken, maar ook naar de ‘orkestratie’ van allerlei soorten technologie. Wij gebruiken smartphones, tabletcomputers en smartboards in verschillende situaties en voor verschillende activiteiten. Uiteindelijk streven we naar een volledig geïntegreerde en gepersonaliseerde leerondersteuning tijdens de ‘normale’ dagelijkse activiteiten. Focus in context Het verbinden van mobiele digitale technologie met de echte wereld gebeurt meestal met sensoren. Een RFID- of NFC-reader kan relevante objecten in de omgeving van een gebruiker herkennen en de relevante informatie voor ondersteuning filteren. Op die manier kan de mobiele technologie de leercontext bepalen en dus de lerende meer in situ ondersteunen. Dit gaat van het geven van gedetailleerde feedback tot leerondersteuning door middel van mobiele augmented reality: op maat toegevoegde informatie in het gezichtsveld, zoals bijvoorbeeld visualisatie van verborgen objecten (tijdens medisch onderzoek of operaties met een röntgenbeeld), zodat de gynaecoloog bijvoorbeeld de foetus in de baarmoeder ook echt ziet. De kern van mobiel leren zit ‘m dus niet alleen in het anywere and anytime leren, maar in de koppeling van digitale leerondersteuning met een persoonlijke real world experience. Dit alles bevordert de interesse, de motivatie en de nieuwsgierigheid van de specialist in spe in hoge mate. Op maat Met mobiele technologie is het eenvoudig de verschillende leersituaties met elkaar te verbinden en de lerende door al zijn of haar specifieke leeractiviteiten heen te begeleiden. Mobieltjes bieden in feite een volledig gepersonaliseerde leeromgeving: er zijn al eindeloos veel apps voor smartphones en tablets ontwikkeld. Voor alles bestaat wel een app: van het meten van een afstand tot de berekening van complexe formules. Voor elk wat wils. Het Centre for Learning Sciences and Technologies (CELSTEC) van de OU heeft de volgende doelen van mobiel leren geformuleerd: a) verdieping van leerervaringen: bijvoorbeeld via het gebruik van authentieke media en real data in de diagnostiek, het koppelen van de persoonlijke leergeschiedenis en het bijhouden van digitale documentatie. b) performance support: via de ondersteuning van handover procedures met tablets, ondersteuning van emergency teams met sensor- en feedbacksystemen, en ook onderzoek naar persoonlijke leeromgevingen op het werk met tablets en mobiles. c) reflectiesupport: geanalyseerde gedragsgegevens en medische data kunnen gebruikt worden om de reflectie op en discussie over eigen leertrajecten en -resultaten te analyseren. Gebaseerd op de hoeveelheid van data doet CELSTEC onderzoek naar tools voor Learning Analytics en mobiel Experience Sampling.
14 | foorum | Zomer 2012
Aios + ko = Aiosko
Het afgelopen jaar werkte Jacqueline Jonker overdag als internist in opleiding in het Bronovo Ziekenhuis en ’s avonds en in de weekenden aan haar promotieonderzoek. ‘Dat is pittig, maar ik wil het onderzoek graag goed afronden. Ik haal veel voldoening uit mijn werk dus dan kan ik ’s avonds nog best even door.’
Jonker: ‘Mijn droom is om onderzoek en praktijk te blijven combineren’ door astrid smit
‘Ik ga mijn uiterste best doen om alle piepers veertig minuten af te geven’, mailt Jacqueline Jonker voorafgaand aan het interview. Dat is ijdele hoop, blijkt bij aankomst. ‘We zijn vandaag onderbezet. Ik moet bereikbaar blijven’, zegt Jonker. En dus laat de pieper haar niet met rust tijdens het gesprek in de artsenkamer. Maar dat is niet erg. De dertigjarige internist in opleiding schakelt snel en soepel, alsof het haar tweede natuur is. Dat soepele schakelen komt haar niet alleen op het werk goed van pas, ook thuis. Na een hele dag dienst te hebben gedraaid op de afdeling Interne geneeskunde van het Bronovo Ziekenhuis, schuift ze ’s avonds en in het weekend achter haar computer om de resultaten van haar promotieonderzoek uit te werken. Jonker heeft tijdens haar coschappen ontdekt dat ze internist wilde worden. Ze wil zich niet beperken tot één orgaan maar bezig zijn met het functioneren van het héle lichaam. ‘Juist de onderlinge samenhang interesseert me.’ En het langdurig contact met de vaak chronisch zieke patiënten ligt haar ook goed. Toch solliciteerde ze na haar coschappen niet gelijk naar een plek als internist in opleiding. Ze wilde eerst onderzoek doen en koos voor een promotieonderzoek bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Voor een arts is het belangrijk om zelf onderzoek te heb-
ben gedaan, vindt Jonker. ‘Daardoor leer je wetenschappelijke publicaties goed op hun waarde schatten. Tijdens de opleiding geneeskunde leer je dat ook wel, maar te summier om een artikel echt kritisch te kunnen beoordelen en de valkuilen te herkennen.’ Daarom startte Jonker drie jaar geleden een onderzoek naar vetstapeling bij diabetespatiënten. Ze wilde weten of een dieet het functioneren van hun lever en hart zou verbeteren. ‘Vetstapeling maakt de levercellen minder gevoelig voor insuline en is geassocieerd met een verminderde hartfunctie. Onze vraag was of het vet uit deze cellen ook weer verdwijnt als mensen op dieet gaan.’ Jonker en collega’s zetten diabetespatiënten zestien weken lang op een streng dieet en maten vervolgens in een MRI-scanner de effecten op hun hart en lever. De resultaten waren positief. Het hart en de lever bevatten na het dieet inderdaad minder vet en ze functioneerden beter. De diabetespatiënten hoefden na die vier maanden geen insuline meer te gebruiken en hun hartfunctie was vooruitgegaan. Na achttien maanden was er nog steeds een positief effect. Jonker is trots op deze resultaten, maar ze kwamen niet vanzelf. ‘Zo’n onderzoek gaat in pieken en dalen. Op een gegeven moment was ik avonden en weekenden patiënten aan het scannen. Ik kan me nog herinneren dat ik ’s avonds in mijn eentje door het LUMC liep en dacht: “Wat doe ik
mijn patiënten aan? Ze liggen daar uren en doen het allemaal vrijwillig. Waarvoor?’’ Maar toen ik na een jaar keihard werken die positieve uitkomsten zag, was ik weer heel tevreden.’ Het eerste artikel over dit onderzoek heeft Jonker reeds gepubliceerd in Diabetes Care. Het tweede stuurt ze binnenkort naar een ander tijdschrift. ‘Ik heb inmiddels gehoord dat mijn proefschrift is goedgekeurd. Ik mag in het najaar promoveren’, glundert Jonker. Als het promotieonderzoek is afgerond, kan Jonker zich volledig richten op haar werk en opleiding tot internist. Fijn, maar ook jammer, vindt Jonker. ‘Door het doen van onderzoek blijf je betrokken bij relevante ontwikkelingen op je vakgebied. Dat is belangrijk en ook leuk. Ik droom ervan om praktijk en onderzoek te blijven combineren. Maar misschien is dat wel te zwaar.’ Haar baan als internist staat in ieder geval voorop. ‘Het is een geweldig vak. Ik kan mijn patiënten niet missen.’ De bevrediging haalt ze vooral uit het helpen van mensen. Jonker: ‘Laatst kregen we hier een ernstig zieke meneer op de afdeling waarvan we maar niet konden achterhalen wat hij precies had. Toen zijn we met zeven specialisten om de tafel gaan zitten, hebben drie, vier weken gespeurd naar de oorzaak en die uiteindelijk gevonden. Tja, dan ben ik ongeveer even blij als de patiënt.’ < Zomer 2012 | f oorum |
15
De ontmoeting | Hoe was de opleiding vroeger en hoe is ie nu? reportage
Het einde van de hork door Masja de Ree | foto's cora van nieuwkerk
Kunt u iets vertellen over uw eigen opleiding? HvH: Ook in mijn tijd bestond de opleiding uit twee delen. Eerst de studietijd en dan de specialisatie. Het was toen wel veel moeilijker een opleidingsplaats te krijgen. Je moest geduld hebben. Wat is het grootste verschil met vroeger? DdV: Vroeger werd je de kliniek in gegooid om zoveel mogelijk uren te maken. Ik denk dat de opleiding nu gestructureerder is. Te pas en te onpas worden leerdoelen van stal gehaald en er wordt veel meer gelet op houding en samenwerking. HvH: Dat klopt. Van competenties hadden wij nog nooit gehoord. En vroeger werkte je honderd uur per week. Nu krijgen assistenten minder aangeboden, maar casussen worden wel meer uitgediept. Er wordt literatuur geraadpleegd. Daar had ik vroeger geen tijd voor. Is het nu beter? DdV: Ik denk dat de structuur en het onderscheiden van de verschillende competenties goed is. Het is nu voor zowel de aios als de opleider duidelijker wat er van hem verwacht wordt. HvH: Vroeger dacht je bij een zwak16 | foorum | Zomer 2012
ke assistent: laten we kijken hoe het gaat in de volgende stage. En dan was hij ineens klaar. Je werd in het diepe gegooid en kreeg nauwelijks feedback. ‘Het is wel goed’, hoorde je dan. Of je kreeg er juist van langs tijdens het ochtendoverleg. Het was geen veilige omgeving. Wij zwommen vroeger. De assistenten van nu zitten meer aan de lijn. Klopt dat, zit je aan de lijn? DdV: Ik zit in een veilige leeromgeving. Dat vind ik belangrijk, daardoor durf ik vragen te stellen en kan ik optimaal leren zonder bang te zijn. Er wordt gezegd: je mag best eens wat vaker iets doms zeggen. Ik denk dat de assistent van nu dat ook weet. HvH: Je mag fouten maken. Vroeger duldde de baas geen tegenspraak. Er was geen discussie mogelijk. Er wordt van de opleidingsgroep meer gevraagd, meer commitment en de administratieve last is toegenomen. Maar juist de KPB’s (korte praktijkbeoordelingen) en de OSATs (vaardigheidsbeoordelingen) dwingen je tijd te nemen voor feedback. Dat is winst en je leert er ook als opleider van. DdV: Ik heb wel het idee dat het geven van feedback nog niet overal goed loopt. Veel aios in de achterban
van de VAA (Vereniging van ArtsAssistenten, red.) vertellen dat ze erom moeten zeuren. Maar ik denk dat dat een kwestie van tijd is, van mind set. Is er ook iets te zeggen voor meer vrijheid? DdV: De arbeidstijdenwet is er om ons te beschermen, maar soms is het lastig. Dan wil je heel graag een bepaalde operatie nog meemaken, maar maak je wel kans op een boete omdat je je uren overschrijdt. Aan de andere kant: die wet was nodig. HvH: De arbeidstijdenwet is een keurslijf dat verstikkend werkt. Een crime. Assistenten worden gedwongen zoveel kronkels te maken in hun rooster, dat er onderwijsmomenten verloren gaan. DdV: Toch moeten we niet terug naar hoe het was. HvH: Dat is waar. In 1985 werkte ik met twee assistenten op een afdeling en als die ander dan op vakantie was, werkte je élke dag en nacht. Het was belachelijk, maar als je jong bent, kun je daar blijkbaar tegen. Je deed het. Zijn er nadelen aan het nieuwe opleiden? HvH: Een nadeel is dat je minder ziet
Aios chirurgie Dorottya de Vries ontmoet opleider gynaecologie Hans van Huisseling.
en doet. Vooral bij de snijdende vakken geldt: hoe meer verrichtingen je doet, hoe beter je wordt. DdV: Je kunt je opleiding meer dan vroeger zelf vormgeven: je rugzakje oppakken en naar een ziekenhuis gaan waar iets is dat jou interesseert. Het is mogelijk al tijdens de opleiding te differentiëren. Dat is absoluut een voordeel, maar het betekent wel dat je als klare chirurg misschien minder algemene operaties hebt gedaan. Aan de andere kant: dat is de toekomst van de gezondheidszorg. Hoe kijkt de ‘oude generatie’ tegen de nieuwe manier van opleiden aan? HvH: Er zijn er die er moeite mee hebben. De knorpotten. DdV, lachend: We weten allemaal welke artsen je bedoelt. Als assistent kun je daar niet zoveel mee. HvH: Maar die draaien wel bij. Overigens, de bureaucratie van het nieuwe opleiden is wel een punt van aandacht. Ik heb opleidingsplannen gezien van 1200 pagina’s, vol eisen waar je aan moet voldoen voor de visitatie. De opleider zelf moet ook vrijheid overhouden om zijn taak in te vullen. Niet alles is te meten.
Levert de opleiding nu een andere arts af? DdV: Ik denk het wel. Je moet tijdens je opleiding groei laten zien, niet alleen op het gebied van kennis en vaardigheden, maar ook bijvoorbeeld wat betreft samenwerken en communicatie, met patiënt én collega’s. HvH: De hork gaat verdwijnen. Het imago van de dokter zal daarmee ook verbeteren. DdV: Competenties als ‘maatschappelijk handelen’ en ‘organiseren’ zijn betrekkelijk, maar ze maken wel dat je als arts niet wereldvreemd bent en dat je je bijvoorbeeld bewust bent wat de zorg kost. HvH: De protocollen en zorgpaden van tegenwoordig houden wel het gevaar in dat je de individuele patiënt uit het oog verliest. DdV: Daarom moet je leren van die protocollen af te wijken als het nodig is. Niet alleen het kookboek volgen, dat is ‘medisch handelen’. Zouden jullie willen ruilen wat de opleiding betreft? DdV: Ik ben blij met hoe het nu is. HvH: Ik had ook best nu opgeleid willen worden. Liever? Dat is lastig. Het is veel beter geregeld en het is heel goed dat er geen angstcultuur meer is… Maar het had ook wel wat, vroeger. <
reportage
Dorottya de Vries doet de opleiding tot chirurg en is vicevoorzitter van de Vereniging van Arts-Assistenten in het LUMC. Ze zit in haar derde jaar en vervolgt haar opleiding in juli in het HagaZiekenhuis in Den Haag.
Hans van Huisseling werkte na zijn studie geneeskunde eerst enkele jaren in de tropen. Eind jaren tachtig deed hij zijn opleiding tot gynaecoloog in Maastricht. Sinds 2000 is hij opleider in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda.
Zomer 2012 | f oorum |
17
over de grens | reportage
Janna Minderhoud & Nicole Fernandes
De uitwisseling van kennis tussen Suriname en Nederland kent een lange historie. Leidse studenten lopen coschappen in Suriname en Surinaamse aios volgen een deel, minimaal twee jaar, van hun opleiding in Nederland. Ook kunnen Nederlandse aios stage in een Surinaams ziekenhuis lopen. Hoogleraar Humphrey Kanhai (verloskunde) is een voorstander van de samenwerking: ‘Internationalisering is een belangrijk onderdeel van het curriculum en in het bijzonder de uitwisseling tussen eerste en derde wereld is van meerwaarde voor beide partijen. Studenten krijgen in de derde wereld een enorm aanbod aan aandoeningen en te zien, ervaren hoe de zorg elders georganiseerd is en welke rol beperkte middelen en de verschillen tussen arm en rijk spelen. Een specifiek voordeel van Suriname is de taal. Omdat iedereen Nederlands spreekt, leer je veel. Daarnaast is het belangrijk dat wij bijdragen aan de opleiding van Surinaamse specialisten. Niet alleen vanuit maatschappelijk oogpunt, maar ook om ervoor te zorgen dat er voldoende specialisten zijn om onze studenten te begeleiden.’ In 2009 is de samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en onderzoek, die al stamt uit de jaren zeventig, gestructureerd in een intentieverklaring tussen het LUMC, de Anton de Kom Universiteit en het Academisch Ziekenhuis Paramaribo.
18 | foorum | Zomer 2012
Van hier naar daar en weerom door masja de ree
In juli begint Janna Minderhoud met haar opleiding oogheelkunde bij het VU Medisch Centrum. Haar liefde voor dat vak ontstond in Suriname, waar ze meerdere coschappen liep en haar afstudeeronderzoek voor Biomedische Wetenschappen uitvoert. ‘Volgende week vertrek ik weer voor zeven weken naar Suriname, om mijn onderzoek naar de oorzaken van blindheid en slechtziendheid in de binnenlanden af te ronden. De mensen hebben daar geen toegang tot de specialistische oogheelkundige zorg in Paramaribo. Juist omdat ze zo geïsoleerd leven, is het een heel interessante populatie om te onderzoeken. Tijdens mijn eerste coschap ging ik met een oogarts op missie door de Surinaamse binnenlanden en daar werd ik getroffen door de schoonheid van het vak. Het is zo bijzonder als mensen na een staaroperatie voor het eerst naar je glimlachen, omdat ze je voor het eerst zien. De pathologie in Suriname is heel anders omdat mensen door geldgebrek of uit angst veel later dan hier naar de dokter gaan. Lang niet iedereen is verzekerd, je kunt niet zomaar dure onderzoeken aanvragen. Je moet roeien
met de riemen die je hebt, maar dat leert je ook heel goed te kijken en goed te redeneren. Je krijgt als co veel vrijheid en verantwoordelijkheid. Na een week huisartsgeneeskunde, had ik mijn eigen poli. Dat ik nu oogarts word, komt door Suriname. Ik heb er veel contacten gelegd. En wat ik heb opgebouwd, blijft. Ik hoop ook tijdens mijn opleiding een aantal maanden naar Suriname te gaan en misschien wordt mijn afstudeeropdracht uitgebreid tot een promotieonderzoek. Ik zie mezelf later ook wel op missie gaan om te opereren in het binnenland.’ Nicole Fernandes studeerde geneeskunde in Paramaribo. Sinds tweeënhalf jaar is ze in het ‘koude Nederland’. In Leiden vinden vier van de vijf jaar van haar opleiding tot radioloog plaats. ‘Van alle specialistische opleidingen in Suriname vindt standaard een deel in Nederland plaats. Veel aios uit Suriname volgen of hebben een deel van de opleiding In de OOR Leiden gevolgd. Dat dat bij radiologie vier jaar is, komt deels door de technologie, die hier in Leiden veel meer up to date is dan thuis. Als ik klaar ben met mijn oplei-
reportage
ding, ga ik terug om in Suriname te werken. Dat is verplicht. Ik verwacht dat de technische mogelijkheden tegen die tijd sterk zijn toegenomen. Het afgelopen jaar zijn ze begonnen met het invoeren van nieuwe apparatuur en bijvoorbeeld digitale systemen. Naast de technologie, de snelle diagnostiek en de korte wachttijden is het grootste verschil met Suriname het klimaat: je moet hier altijd een jas aan. Ook de omgangsvormen zijn killer, minder los. Dat is niet slecht, maar wel anders. Gelukkig pas ik me gemakkelijk aan en ik heb gemerkt dat als je mensen eenmaal leert kennen, je een heel goede samenwerkingsband kunt opbouwen. Wat ik meeneem naar Suriname is het multidisciplinair overleg, dat is daar nog minder ontwikkeld. Er is hier ook heel veel pathologie, ook die kennis gaat mee terug. Bij sommige assistenten ontstaan vertragingen bij de opleiding in het buitenland, maar mijn opleidingsdelen in Suriname en Nederland sloten goed op elkaar aan. Ik lig ook nog steeds op schema om in 2013 terug te keren naar mijn geboorteland en daar een bijdrage te leveren aan de gezondheidszorg. Want dat levert deze stap over de grens mij op. Ik word volwaardig radioloog, de eerste vrouwelijke in Suriname!’ <
Stage in het buitenland regel je zo De mogelijkheden om een coschap of opleidingsstage in het buitenland te volgen, wisselen per land en specialisme. Bij gynaecologie, kindergeneeskunde, oogheelkunde, KNO en dermatologie zijn in Suriname per groep coassistenten ongeveer vier vaste plekken te vergeven. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor bijvoorbeeld huisartsgeneeskunde. Voor een opleidingsstage in het buitenland bij de opleiding tot medisch specialist gelden de volgende voorwaarden: • h et deel van de opleiding dat buiten Nederland wordt gevolgd, mag niet plaatsvinden in het eerste kalenderjaar van de opleiding • h et dienstverband of de arbeidsovereenkomst tussen de instelling van waaruit de aios naar het buitenland gaat, duurt voort gedurende de periode in het buitenland • d e periode in het buitenland moet zijn opgenomen in het opleidingsschema en vooraf zijn goedgekeurd door de registratiecommissie (zoals de MSRC) • d e periode in het buitenland mag niet leiden tot verlenging van het opleidingsschema. Meer informatie: Agnes Kerckhoffs (regiocoördinator medische vervolgopleidingen),
[email protected].
Zomer 2012 | f oorum |
19
column | Frank Smit
Haast is dodelijk Het moet goedkoper, sneller en beter; daarover is iedereen die iets te vertellen heeft over de gezondheidszorg (en het medisch onderwijs) het eens. Financieringssystemen worden veranderd, het curriculum wordt herzien en studenten worden met zachte hand gedwongen tempo te maken. In deze tijden van crisis beginnen elk Foto: Marc de Haan jaar zo'n 350 geneeskundestudenFrank Smit is oud-lid van de Leidse Co-raad ten aan de meest intensieve en onen oud-bestuurslid van de studieverenizekere periode uit hun opleidingsging voor Geneeskunde en Biomedische loopbaan, ook wel de coschappen wetenschappen M.F.L.S. Hij is in juli 2010 genoemd. Van de grote veranderinmet zijn coschappen begonnen en doet op gen die gepland zijn, zal de huidige luchtige wijze verslag van zijn ervaringen als coassistent. studentenpopulatie nog weinig tot niets merken. De grootste wijziging voor bachelorstudenten staat namelijk pas het komend collegejaar op het programma: invoering van het nieuwe curriculum. De oudere generaties zullen zich dus moeten behelpen met de (ver)oude(rde) coschapsindeling. Toch kan iedereen per direct z’n voordeel doen met een artikel in Medical Education*. In dit artikel wordt namelijk de belangrijkste eigenschap van elke (toekomstige) dokter besproken en aanbevelingen gedaan om deze te bevorderen: nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid is de sleutel tot de juiste diagnose, wetenschappelijke doorbraken, goede communicatie, creativiteit en tevreden patiënten (‘Hoe gaat het thuis?’). Nu is nieuwsgierigheid een karaktereigenschap waarmee de een meer gezegend is dan de ander. De mate van nieuwsgierigheid hangt bovendien af van je intrinsieke motivatie. En van de ruimte die je krijgt in je opleiding om nieuwsgierig te mogen zijn. Want nieuwsgierigheid valt aan én af te leren. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld op momenten dat je als coassistent – in de haast van alledag - met een kluitje in het riet gestuurd wordt met je uitgebreid gestatuste patiënt of je met bloed, zweet en tranen gemaakte presentatie. Maar ook angst kan fnuikend zijn voor nieuwsgierigheid. Onderwijs wordt vaak gegeven binnen een hiërarchische structuur waarbij de docent vaak ook de beoordelaar is. De angst dat het stellen van vragen leidt tot kritiek en vernedering (‘Dit had ik vast allang moeten weten’) maakt dat je zelf je nieuwsgierigheid beknot. Het andere uiterste, een overdaad aan zelfvertrouwen (volgens het aloude principe ' Fake it 'till you make it'), werkt ook averechts. Waar het belangrijk is voor artsen zelfvertrouwen te hebben en het gevoel van bekwaamheid over te brengen op patiënten, kan een overmaat hieraan zorgen voor ontkenning van de complexiteit van medische problemen en het negeren van feedback. Hoe kunnen we nieuwsgierigheid bevorderen? Door studenten te helpen zelf vragen te formuleren. Dit kan door tijdens de opleiding een open sfeer te creëren. Het leren formuleren van vragen verbetert het diagnostisch vermogen. Het stellen van vragen moet je dan ook zien als logisch gevolg van onzekerheden binnen de moderne geneeskunde, in plaats van als teken van incompetentie. * Dyche L, Epstein RM; 2011 Jul; 45 (7): 663-8; Curiosity and medical education.
20 | foorum | Zomer 2012
Apotheek Haagse Ziekenhuizen Escamplaan 900 2547 EX Den Haag 070–3217217 www.apotheekhaagseziekenhuizen.nl
Bronovo Bronovolaan 5 2597 AX Den Haag 070–3124141 www.bronovo.nl
Diaconessenhuis Leiden Houtlaan 55 2334 CK Leiden 071–5178178 www.diaconessenhuis.nl
Groene Hart Ziekenhuis Graaf Florisweg 77 2805 AH Gouda 0182–505050 www.ghz.nl
HagaZiekenhuis Diverse locaties in Den Haag 070–2100000 www.hagaziekenhuis.nl
LangeLand Ziekenhuis Toneellaan 1 2725 NA Zoetermeer 079–3462626 www.langeland.nl
Leids Universitair Medisch Centrum Albinusdreef 2 2333 ZA Leiden 071–5269111 www.lumc.nl
Medisch Centrum Haaglanden Locaties in Den Haag, Leidschendam, Monster en Voorschoten 070–3302445 www.mchaaglanden.nl
Reinier de Graaf Gasthuis Reinier de Graafweg 3-11 2625 AD Delft 015–2603060 www.rdgg.nl
Rijnlands Revalidatiecentrum Wassenaarseweg 501 2333 AL Leiden 071–5195195 www.rrc.nl
Rijnland Ziekenhuis Locaties in Alphen aan den Rijn en Leiderdorp 0172–467467 www.rijnland.nl
Sophia Revalidatie Vrederustlaan 180 2543 SW Den Haag 070–3593593 www.sophiarevalidatie.nl