Rapportage
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006
(28 maart 2006: de voorzitter van de Tweede Kamer: ” Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.”)
(Februari 2009)
Lies Kuperus
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
0
Inhoudsopgave
Inleiding
blz. 2
Samenvatting
blz. 3
Hoofdstuk 1
Aanleiding tot het onderzoek
blz. 4
Hoofdstuk 2
Doel en plan van aanpak onderzoek
blz. 5
Hoofdstuk 3
Theoretisch kader
blz. 6
Wat houdt de nieuwe wet Onderbouw 2006 precies in en wat zijn de achterliggende doelen?
blz. 6
Hoe is de uitvoering van de nieuwe wet Onderbouw 2006 opgepakt door de VO scholen sinds augustus 2006?
blz. 8
Wat zijn ervaren succes- en probleem factoren op docentniveau/ microniveau?
blz. 10
Conclusies literatuuronderzoek
blz. 11
Hoofdstuk 4
Methodologische verantwoording
blz. 12
Hoofdstuk 5
Resultaten
blz. 14
Hoofdstuk 6
Conclusies en aanbevelingen
blz. 16
3.1
3.2
3.3
3.4
Bijlagen
blz 20
Literatuurlijst
blz 21
Inleiding Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
1
Voor u ligt de rapportage van een onderzoek verricht in opdracht van Hogeschool Windesheim, cluster Mens en Maatschappij, van de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs. De Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs van Windesheim is opgesplitst in een drietal clusters. Dit zijn:
Het cluster Mens en Maatschappij, bestaande uit de vakken Economie, Aardrijkskunde, Geschiedenis en Gezondheidszorg en Welzijn. Het cluster Science, bestaande uit de vakken Biologie, Natuurkunde, Scheikunde en Wiskunde. Het cluster Talen met de vakken Duits, Engels en Frans.
Voor het cluster Mens en Maatschappij is onderzocht of er naar aanleiding van de nieuwe wet Onderbouw 2006 ¹, studenten op een andere manier voorbereid moeten worden op het werken in de onderbouw. Deze rapportage start met een samenvatting van de gedane bevindingen. Daarna zal de aanleiding tot het onderzoek worden beschreven. Vervolgens wordt het doel van het onderzoek geëxpliciteerd alsmede het plan van aanpak. Dan volgt de inbedding in het theoretisch kader en de methodologische verantwoording. Deze rapportage besluit tenslotte met een aantal conclusies.
1. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2006 Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO).
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
2
Samenvatting De aanleiding voor het onderzoek is de nieuwe wet Onderbouw 2006. Hierin wordt te verstaan gegeven dat scholen moeten zorgen voor meer samenhang in het curriculum en dat scholen meer autonomie krijgen. Ook wordt het werken in leergebieden gestimuleerd en worden de kerndoelen globaler omschreven. De hoofdvraag met deelvragen hierbij vanuit Windesheim, cluster Mens en Maatschappij: Hoe kunnen de lerarenopleidingen, studenten van de opleidingen Geschiedenis, Aardrijkskunde, Economie en Gezondheidszorg en Welzijn, voorbereiden op het werken in de leergebieden in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs? -
Wat houdt de nieuwe wet Onderbouw 2006 precies in en wat zijn de achterliggende doelen? Hoe is de uitvoering van de nieuwe wet Onderbouw 2006 opgepakt door de VO scholen sinds augustus 2006? Wat zijn ervaren succes- en probleem factoren op docentniveau/ microniveau? Wat betekent bovenstaande voor de competenties van een startbekwame docent?
De hoofdvraag wordt in dit onderzoek niet beantwoord, dat ligt er voor de expertisegroep die is samengesteld naar aanleiding van dit onderzoek. Dit onderzoek beperkt zich tot de eerste 3 deelvragen en geeft een aanzet voor beantwoording van de vierde deelvraag. Aanbevolen is deze vraag mee te nemen in de expertisegroep. Plan van aanpak Met behulp van literatuuronderzoek zijn de eerste 3 deelvragen beantwoord. Vervolgens is een digitale enquête uitgedaan. Per provincie zijn uit de bedrijvengids 10 scholen benaderd per e-mail. Ook zijn relaties binnen Windesheim ingeschakeld. Er is ingezet op een sneeuwbaleffect. De hoofdvragen in de enquête, alsmede het doel van dit gehele onderzoek, waren er op gericht erachter te komen hoe belangrijk men het vindt welke kennis, vaardigheden en beroepshouding de toekomstige docenten moeten bezitten. Daarnaast werd gevraagd hoe belangrijk men het als docent in de onderbouw zelf vindt te leren op genoemde aspecten. De aspecten zijn afkomstig uit literatuuronderzoek. Deelvraag 3, de resultaten bij de belemmerende factoren zijn omgezet in aspecten van kennis, vaardigheden en beroepshouding. De belangrijkste conclusies Voor de toekomstige docent vindt de meerderheid van de 159 respondenten het belangrijk dat de toekomstige docenten kennis opdoen van het coachen van leerlingen en doorlopende leerlijnen. Qua vaardigheden vinden zij het coachen van leerlingen, rekenvaardigheden en samenwerken in leergebieden belangrijk. Als laatste qua beroepshouding het coachen van leerlingen, samenwerken in leergebieden en de bereidheid tot vernieuwen. Voor henzelf geldt dat ze graag leren een onderwijsvisie te vormen naast het leren coachen van leerlingen en leren samenwerken in een leergebied. De expertisegroep heeft nu als taak de laatste deelvraag alsmede de hoofdvraag te beantwoorden.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
3
Hoofdstuk 1:
Aanleiding tot het onderzoek
De nieuwe wet Onderbouw 2006 is ingevoerd op de VO (voortgezet onderwijs) scholen. Deze wet heeft geleid tot veranderingen in de organisatie van de onderbouw op de scholen en heeft in vele gevallen ook geleid tot veranderingen in de didactische benaderingen van de leerlingen. Deze veranderingen, zoals het werken in leergebieden, zijn aanleiding geweest voor de lerarenopleiding om aan te sluiten met het inrichten van clusters. Zo is op de Hogeschool Windesheim het cluster Mens en Maatschappij ontstaan waaronder de vakken Geschiedenis, Aardrijkskunde, Economie en Gezondheidszorg en Welzijn zijn komen te vallen. Het cluster wil graag weten hoe het onderwijs op de lerarenopleiding kan aansluiten bij de huidige werkwijze in de onderbouw. De onderzoeksvraag die daaruit voortvloeit luidt: Hoe kunnen lerarenopleidingen, studenten van de opleidingen Geschiedenis, Aardrijkskunde, Economie en Gezondheidszorg en Welzijn, voorbereiden op het werken in de leergebieden in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs?
De deelvragen die hierbij gesteld zijn:
Wat houdt de nieuwe wet Onderbouw 2006 precies in en wat zijn de achterliggende doelen? Hoe is de uitvoering van de nieuwe wet Onderbouw 2006 opgepakt door de VO scholen sinds augustus 2006? Wat zijn ervaren succes- en probleem factoren op docentniveau/ microniveau? Wat betekent bovenstaande voor de competenties van een startbekwame docent?
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
4
Hoofdstuk 2: Doel en plan van aanpak onderzoek Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is de huidige situatie in beeld brengen en daarmee aanbevelingen doen aan het cluster Mens en Maatschappij van de lerarenopleiding van de Hogeschool Windesheim. Zo kunnen zij er voor zorg dragen dat ze adequaat geschoolde docenten afleveren die optimaal zijn voorbereid op de huidige situatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Een ander doel is er achter te komen of de huidige docenten in de onderbouw willen bijleren op bepaalde gebieden. Plan van aanpak Om bovenstaand doel te bereiken, is eerst literatuuronderzoek verricht om tot een state of the art te komen. De nieuwe wet Onderbouw 2006 is hierbij als uitgangspunt genomen. Resultaat van bovenstaand onderzoek was een enorme hoeveelheid aan artikelen en onderzoeksresultaten. In de literatuurlijst zijn de gebruikte artikelen en onderzoeksresultaten opgenomen. De state of the art heeft ertoe geleid dat in hoofdstuk 3 de eerste drie deelvragen beantwoord konden worden. Het antwoord uit de literatuur is richtinggevend en is verder onderzocht onder de doelgroep, namelijk de docenten van de Mens en Maatschappijvakken werkzaam in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs. De conclusies uit het literatuuronderzoek zijn gebruikt voor het opstellen van een enquête. Deze enquête is mondeling met twee docenten van de onderbouw doorgenomen, door vier docenten van de onderbouw schriftelijk ingevuld en voorzien van commentaar. Dit heeft enkele aanpassingen opgeleverd. Vervolgens is de enquête digitaal verspreidt. Er is enerzijds gestart met per provincie 10 scholen te mailen en anderzijds zijn studenten en docenten ingeschakeld om de enquête te verspreiden. Er is hierbij ingezet op een sneeuwbaleffect. De resultaten zijn digitaal verwerkt en geanalyseerd.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
5
Hoofdstuk 3: Theoretisch kader 3.1 Inhoud nieuwe wet Onderbouw 2006 en achterliggende doelen Het algemene doel van de nieuwe wet- en regelgeving is de scholen in de positie te brengen om zich te ontwikkelen in een richting die aansluit bij de behoeften van de eigen leerlingen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), heeft in 2004 een beleidslijn uiteengezet doormiddel van Koers VO (2004), waarin het principe van een terugtrekkende overheid wordt nagestreefd. Een actie hierop was onder andere het instellen van de taakgroep Vernieuwing basisvorming. De opdracht aan deze taakgroep was het adviseren in nieuw geformuleerde kerndoelen voor de VO onderbouw. Nadrukkelijk was de opdracht hierbij draagvlak te creëren onder de verschillende VO geledingen. De taakgroep heeft onderzoek gedaan en is in juni 2004 met een advies gekomen dat door 127 scholen gedragen is. De inspectie van onderwijs en de politiek hebben naar aanleiding van het advies ook enkele opmerkingen geplaatst. Dit advies is op kleine aanpassingen na overgenomen door de kamer en heeft uiteindelijk geleid tot de “Wet Vernieuwing Onderbouw 2006”.
De algemene karakteristiek van de onderbouw Ten grondslag aan deze nieuwe wet ligt de Algemene karakteristiek van het onderwijs in de onderbouw VO. Enkele elementen hieruit zijn opgenomen in de wet. Op basis van deze karakteristiek leert de leerling in een doorlopende leerlijn van primair naar voortgezet onderwijs en van de onderbouw naar de bovenbouw. Verder heeft het leren in de onderbouw een oriënterend karakter. Aan de omgeving worden eisen gesteld als uitdagend, veilig en gezond. Deze Algemene karakteristiek is door de taakgroep5 voorafgaand aan de kerndoelen behorende bij de nieuwe wet opgesteld en heeft een verplichtend karakter. Deze Algemene karakteristiek is weer afgeleid van de collectieve ambities waarin we hebben bepaald dat de onderbouw in het VO moet voldoen aan 3 factoren. Beroepsvoorbereidend Socialiserend (burgerschap) Persoonlijk vormend De kerndoelen hieruit afgeleidt zijn afkomstig uit de maatschappij inclusief arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs. Door de taakgroep is gekozen om globale kerndoelen te formuleren. Dit omvat wat alle jongeren in de eerste twee leerjaren van het VO volgens ons allen zouden moeten leren. Dit zijn 58 kerndoelen geworden in plaatst van de ruim 300 die er lagen in de oude situatie. De taakgroep heeft gekozen om deze kerndoelen onder te brengen in 7 leerdomeinen met als doel de samenhang van kerndoelen in beeld te brengen.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
6
De kerndoelen Het onderwijsaanbod in de onderbouw van het voortgezet onderwijs bestaat in de eerste twee leerjaren uit twee delen²: het kerndeel en het differentieel deel. Het kerndeel omvat ten minste tweederde deel van het onderwijsprogramma. Een derde van de tijd is beschikbaar voor het differentiële deel. Het kerndeel is bestemd voor alle leerlingen en bevat 58 globaal geformuleerde kerndoelen. Kerndoelen beschrijven wat alle leerlingen in de onderbouw moeten leren. De 58 kerndoelen die opgesteld zijn, zijn gedragen door de diverse geledingen in de onderbouw van de VO scholen. Door de algemene opzet is er vrijheid voor scholen ontstaan om de inrichting van de onderbouw zelf vorm te geven. Hiermee wordt het doel behaald zoals beoogt met de nieuwe wet Onderbouw 2006 boven aan dit hoofdstuk beschreven. Hoe de scholen hier invulling aan hebben gegeven komt in hoofdstuk 3.2 verder aan de orde.
De 7 leerdomeinen waaronder de kerndoelen in het voortgezet onderwijs zijn onderverdeeld: -
Nederlands Engels Rekenen en wiskunde Mens en natuur Mens en maatschappij Kunst en cultuur Bewegen en sport
Elke school beschikt over vrije uren, een differentieel deel dat zij kan gebruiken voor extra lessen binnen het kerndeel, of voor lessen en activiteiten die buiten het kerndeel vallen. Voorbeelden zijn godsdienstles, levensbeschouwelijke vorming of andere onderwerpen waarmee de school zich wil profileren. De ruimte voor eigen keuzes van de school in het differentiële deel is wat beperkter als leerlingen: op het gymnasium Grieks en Latijn moeten krijgen; op het havo en vwo verplicht een tweede en derde moderne vreemde taal moeten volgen; in het VMBO, met uitzondering van de basisberoepsgerichte leerweg, een tweede moderne vreemde taal moeten volgen; in Friesland het vak Fries moeten krijgen.
²afkomstig uit informatie van postbus 51. http://www.postbus51.nl/nl/home/themas/onderwijs/voortgezetonderwijs/periode-op-school-voortgezet-onderwijs/onderbouw/wat-is-het-onderwijsaanbod-in-de-onderbouw-vanhet-voortgezet-onderwijs.html , geraadpleegd op 12 januari 2009.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
7
Scholen bepalen zelf hoe ze het onderwijs inrichten: dit kan in vakken, projecten, leergebieden of een combinatie hiervan. Ook komt competentiegericht onderwijs voor op de onderbouw in het VO. Scholen zijn ook vrij in de wijze waarop ze de kerndoelen uitwerken: praktisch of theoretisch, abstract of concreet, op het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg of het vwo, disciplinair of vakoverstijgend. Voorwaarde is wel dat leerlingen aan het einde van de onderbouw over voldoende kennis en vaardigheden en inzicht beschikt om door te kunnen stromen naar de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Voor de leerjaren van de onderbouw moet de school een in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma realiseren dat minimaal 1.040 klokuren omvat. Deze urennorm geldt in de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs en in het derde leerjaar havo/vwo. De karakteristieken en kerndoelen van de onderbouw Mens en Maatschappij zijn opgenomen in bijlage 1.
3.2 Hoe is de uitvoering van de wet opgepakt door de VO scholen sinds augustus 2006? Ontwikkelrichtingen De taakgroep heeft om de scholen behulpzaam te zijn 4 scenario’s ontwikkeld waarin de school de vernieuwde onderbouw kan organiseren. Het is richtinggevend niet bepalend. Ook zijn combinaties mogelijk. De scenario’s zijn opgenomen in bijlage 2. Het komt er op neer dat de geclusterde kerndoelen georganiseerd kunnen worden in vakken, projecten, leergebieden of combinaties daarvan. Het ministerie van OCW heeft een projectgroep Onderbouw -VO de opdracht gegeven vanaf 2005 tot en met 2008 jaarlijks te monitoren hoe de ontwikkelingen naar aanleiding van de nieuwe wet onderbouw 2006 gestalte krijgen. Zo is in het rapport “blijvend in beweging 20052008” tevens de laatste uitgave van de projectgroep, goed aangegeven hoe de scholen zijn omgegaan met de Nieuwe wet. Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen uit dit rapport.
Er zijn 5 ontwikkelrichtingen omschreven: 1. 2. 3.
4. 5.
Vakken: de traditionele vakkenstructuur blijft gehandhaafd, op basis van afspraken wordt gewerkt aan meer samenhang. Vakken en projecten: naast vakonderwijs wordt er in de vorm van vakoverstijgende projecten gewerkt aan samenhang. Vakken, projecten, leergebieden:naast vakoverstijgende projecten heeft de school een of meerdere leergebieden gevormd waarbinnen steeds twee of meerdere vakken geïntegreerd worden aangeboden. Vakken en leergebieden: de school biedt naast de vakken leergebieden aan maar werkt niet met vakoverstijgende projecten. Competentie- / vraaggestuurd onderwijs: de school heeft de vakkenstructuur volledig losgelaten en richt haar onderwijs geheel in op basis van competentieontwikkeling of individuele leervragen van leerlingen.
In onderstaand figuur is weergegeven de mate waarin de huidige ontwikkelrichtingen zitten van de scholen evenals het toekomstige beeld van verdere ontwikkeling.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
8
Afkomstig uit het rapport monitor 2005-2008 “blijvend in beweging”.
Uit bovenstaande taartdiagram blijkt dat vakken en projecten evenals vakken en leergebieden samen de grootste groep scholen vertegenwoordigd, ook in de toekomst.
Vormgeving van onderwijs Een belangrijke eis die de wet- en regelgeving stelt is het creëren van een samenhangend curriculum. Scholen mogen zelf bepalen hoe ze die samenhang zichtbaar maken. Inmiddels hebben de scholen vrijwel allemaal beleidsmatige doelen gesteld om meer samenhang in het onderwijsaanbod aan te brengen. Veel scholen hebben geïnvesteerd in het verbeteren van de doorgaande leerlijn van PO (primair onderwijs) naar bovenbouw. De verbeteringen liggen vooral op het organisatorische vlak zoals de overdracht van de leerlingen dossiers. Onderwijsinhoudelijk kan gesteld worden dat er een verschil is tussen VMBO en HAVO -VWO. VMBO heeft een didactische benaderingswijze waarbij met name de nadruk ligt op begeleidingsactiviteiten en HAVO–VWO een didactische benaderingswijze met nadruk op vakinhoud.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
9
Pedagogisch en didactisch handelen van docenten De belangrijkste veranderingen op dit gebied zijn het in gebruik nemen en ontwikkelen van studiewijzers, studieplanners, en activerende didactiek. Minder vaak wordt genoemd het gebruik van ICT, het bevorderen van zelfstandigheid bij de leerling en een afgesproken structuur in de lessen.
3.3 Wat zijn ervaren succes- en probleem factoren op docentniveau Ervaren succesfactoren op docent niveau Gebruikt monitor onderbouw 2005, 2006, 2007 en 2005-2008 -
-
In vele eerdere onderwijsinnovaties werd docentbetrokkenheid gezien als een strategie om een vernieuwing door te voeren, en niet als een uitgangspunt. (van Veen 2005). Bij de vernieuwing in de onderbouw laat de Innovatiemonitor VO 2007 zien dat er vele initiatieven zijn genomen waarbij leraren een centrale rol vervullen. Zoals open debat tussen schoolleiding en docenten. In de nieuwe rol van onderwijsontwikkelaar worden de docenten goed gesteund door management. Leraren krijgen de ruimte eigenaar te worden van de innovaties, de ene docent pakt dit aan, de andere in mindere mate. Er is sprake van teamontwikkeling.
Ervaren probleemfactoren op docent niveau³: -
-
-
-
Weinig scholen hebben gericht beleid gevoerd om te komen tot een uitwerking van de kerndoelen. Kerndoelen zijn niet altijd uitgewerkt in een vakleerplan. Ook is niet zichtbaar op welk momenten de kerndoelen aan bod komen in een leerplan of leergebied. Docenten zijn niet allen bekwaam in het ontwikkelen van een schooleigen leerplan op basis van de kerndoelen. De kerndoelen worden niet gebruikt als middel te komen tot afstemming tussen vakken. De affiniteit onder docenten met de kerndoelen lijkt niet groot. Er wordt veelal onbewust gewerkt met deze doelen. Vaak pas achteraf getoetst. De doorlopende leerlijn PO-VO lijkt moeilijker dan die van onderbouw bovenbouw. Deskundigheidsbevorderingen op het gebied van onderbouwontwikkelingen zijn weinig in het beleid opgenomen, Bij de belemmerende factoren bij de onderbouwontwikkeling wordt genoemd dat 35% van de ondervraagden een belemmering ervaart doordat er geen tijd en geld is voor deskundigheidsbevordering. Het ontwikkelen van een gedeelde visie met docenten verdiend aandacht. Nadenken over het leerplan en uitzetten van programmalijnen spreken niet iedere docent aan bovendien zijn tijd en rust noodzakelijke voorwaarden om op een abstracter niveau na te denken. Conclusie van Linda van Tuyl (CPS) in een studie over onderbouw-VO. “de leraar als eigenaar van zijn vak: kleur bekennen en kiezen. Onwetendheid bij docenten hoe innovaties geïmplementeerd kunnen worden, vaak wordt gestart met een kleine groep in de hoop dat dit werkt als een olie-vlekwerking. Dit blijkt eerder te leiden tot een geïsoleerd bestaan van het groepje. (Lieke Meijs,
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
10
-
schoolontwikkeling komt pas goed op gang als een schoolleiding er in slaagt integraal te werken). De docent moet het uitgangspunt (willen) zijn van de ontwikkeling. Een didactisch repertoire mist dat docenten in staat stelt (ook) met projecten en in leergebieden te werken. Docenten moeten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen betreffende de onderbouw. Docenten moeten voorbereid zijn op de dynamiek in scholen en mede opgeleid worden als ontwikkelaars.
3.4 Conclusies literatuuronderzoek Uit de bestudering van de literatuur komen veel aspecten naar boven die antwoord geven op de vraag Wat zijn ervaren succes- en probleem factoren op docentniveau? De succesfactoren laten zien dat veel docenten welwillend zijn en een houding hebben waarbij ze open staan voor onderwijsvernieuwing, debat erover en de nieuwe rol die verwacht wordt ven hen. Dit is een algemeen beeld en geldt niet voor alle docenten. Specifieke belemmeringen zijn terug te lezen bij de genoemde probleemfactoren. Deze specifieke belemmeringen zijn ontstaan in het proces van invoeren van de nieuwe wet Onderbouw 2006 . De organisatorische belemmeringen worden verder in dit onderzoek niet meegenomen. De belemmeringen die docenten wel ervaren, zijn onder te verdelen in kennisfactoren, vaardigheidsfactoren en beroepshoudingfactoren. Om de toekomstige docent goed voor te bereiden op het werken in de onderbouw worden de huidige docenten bevraagd hierover. Hoe belangrijk achten zij het dat de docent voorbereid wordt op deze factoren? Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt te vragen wat de huidige docenten zelf ten aanzien van deze factoren belangrijk vinden om bij te leren. Het literatuuronderzoek heeft een zinvolle bijdrage geleverd aan de enquête. De enquête wordt afgenomen om de mening van M&M docenten in de huidige onderbouw te weten te komen. Zij praten uit ervaring en weten wat zij missen aan kennis, vaardigheden en beroepshouding om goed met de veranderingen naar aanleiding van de nieuwe wet Onderbouw 2006 om te gaan. Ook kunnen ze aangeven wat belangrijk is voor de toekomstige docent.
³ Gebruikt monitor onderbouw 2005, 2006, 2007 en 2005-2008 en rapport SCO-Kohnstamm instituut, allen opgenomen in de literatuurlijst.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
11
Hoofdstuk 4: Methodologische verantwoording Inleiding Voor het literatuuronderzoek zijn diverse artikelen gebruikt. Vanuit verschillende invalshoeken is onderzocht of er rapporten en artikelen over de onderbouwontwikkeling te vinden waren. Informatiebronnen waren: de projectgroep Vo- onderbouw die door het ministerie van OCW was ingesteld voor 3 jaar, de inspectie van onderwijs, het SCO-Kohnstamm instituut die in opdracht van de projectgroep VO- onderbouw deelonderzoek gedaan heeft. Zo ook de wettekst “vernieuwing onderbouw 2006”. Door de veelheid aan artikelen is een goed beeld ontstaan. Er zijn richtinggevende conclusies uit deze onderzoeken gebruikt voor verder onderzoek. Met de projectgroep VO-onderbouw is contact geweest over de te verwachten onderzoeksresultaten. De laatste dateerde van januari 2009 “monitor 2005-2008” en dit rapport is nog meegenomen in dit onderzoek. Hierna is de projectgroep VO opgeheven, na 3 jaar monitoring is de taak is volbracht. Dit onderzoek naar de huidige situatie betreft een opiniërend onderzoek. Wat vindt de huidige doelgroep belangrijke aspecten?
De enquête (verantwoording) De enquête is opgebouwd uit 11 vragen. Dit voldoet aan het vooraf gestelde doel om rond de 10 vragen uit te komen. Per vraag is nauwkeurig omschreven wat het doel is van de vraag. De vragenlijst moest beperkt blijven daarom zijn alleen de vragen gesteld die echt nodig waren. Een voorbeeld van wat niet opgenomen is in de enquête: Op de HAVO en VWO wordt vaak nog anders gewerkt dan op het VMBO. Hierover is geen vraag opgenomen in de enquête. De relevantie om te beantwoorden of er lesgegeven wordt op het VMBO of HAVO-VWO is klein. De lerarenopleiding leidt de student op voor beiden dus dienen de studenten breed opgeleidt te worden. De scholen zijn random gekozen hierdoor zijn allerlei type scholen aan de orde komen. Scholen met alleen onderbouw, scholen met VMBO, of alleen HAVO, VWO. Ook christelijke scholen, openbare scholen, dalton scholen enz. Allen even grote kans benaderd te worden. Door in de enquête te vragen naar de scenario’s waarmee gewerkt wordt op de scholen is er genoeg beeld van hoe ze werken op de school. Het voegt niets toe voor de onderzoeksvraag om te weten op welk niveau de docenten nu lesgeven. De verantwoording van de vragen zijn opgenomen in bijlage 3.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
12
Eisen enquête: Er zijn 248 Voortgezet Onderwijs scholen in Nederland. Het vooraf gestelde streven was: -
10% van de scholen met onderbouw bereiken. Alleen de docenten aardrijkskunde, geschiedenis, economie, gezondheidszorg en welzijn en docenten M&M. een korte enquête ongeveer 10 vragen, docenten hebben weinig tijd en krijgen vaak enquêtes opgestuurd. De enquête moet snel in te vullen zijn, makkelijke vraagsteling, makkelijk te beantwoorden, liefst binnen 5 minuten invullen De vragen moeten snel to the point komen zodat de docenten niet afhaken. Goede lay-out
Testen van enquête Het concept van de enquête is mondeling doorgenomen met twee docenten werkzaam op de onderbouw van een VO school. 1 docent met een geschiedenis en aardrijkskunde bevoegdheid en 1 docent teamleider onderbouw. Vervolgens zijn de enquêtes schriftelijk getest door 4 docenten onderbouw. Zij hebben de enquêtes voorzien van commentaar. De vragenlijst zoals schriftelijke afgenomen onder de vier onderbouw docenten is opgenomen in Bijlage 4.
Versturen van enquête: Er is gekozen voor een digitale versie. Deze manier van enquêteren is de snelste en goedkoopste om de doelgroep te bereiken. Om 10% van de scholen te benaderen en daarbij ook geografisch een representatief beeld te krijgen zijn per provincie random 10 scholen benaderd. Via de bedrijvengids op internet zijn de scholen per e-mail benaderd. De e-mail werd gericht aan de teamleiders van de onderbouw met de vraag de link van de enquête binnen de school te verspreiden. Tevens zijn docenten op Windesheim gevraagd de afstandsstudenten die zij geregistreerd hebben staan te benaderen. Afstandsstudenten zijn veelal al werkzame docenten. Ook de stagiaires van leerwerk traject 3 zijn benaderd, zij lopen op dat moment stage in het werkveld. Allen hebben de vraag gekregen de link door te sturen naar docenten in de onderbouw die de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, economie en gezondheidszorg en welzijn geven. Zo is ingezet op het sneeuwbaleffect. Toen halverwege bleek dat met name de provincie Limburg achterbleef met respondenten is hier opnieuw een oproep verstuurd onder 10 scholen. Deze oproep was effectief; nu was ook Limburg vertegenwoordigd. Tot slot: de digitale enquête wijkt iets af van de schriftelijke versie. Hierin zijn de wijzigingen opgenomen zoals in bijlage 3 aangegeven in de verantwoording van de enquête.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
13
Hoofdstuk 5: Resultaten Algemene gegevens In totaal zijn er 159 respondenten. 153 daarvan hebben de enquête volledig ingevuld, de anderen waren gedeeltelijk ingevuld, 1 exemplaar is leeg verzonden. De 159 respondenten komen van 85 verschillende scholen uit totaal 60 verschillende plaatsen verdeeld over alle provincies in Nederland. Zie bijlage 5 waar de stedelijke spreiding van de scholen is opgenomen. Respondenten geslacht en leeftijd:
Uw leeftijd ligt tussen de: 20-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
64 jaar en ouder
Totaal
man:
29
15
42
12
0
98
vrouw:
26
12
14
8
0
60
TOTAAL
55
27
56
20
0
158
Tabel 3
De volgende respondenten zijn te onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Docenten met een bevoegdheid Aardrijkskunde Docenten met een bevoegdheid Geschiedenis Docenten met een bevoegdheid Economie Docenten met een bevoegdheid Gezondheidszorg en Welzijn Docenten in opleiding Docenten “anders” (andere of geen bevoegdheid)
37 44 10 11 21 29
1 2 3 4 5 6
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
14
De scenario’s die op de scholen het dichtst benaderd worden, zijn hieronder weergegeven: Scenario 1: dichtbij vakkenstructuur gebleven (50 respondenten) Scenario 2: vakstructuur en overstijgende projecten (84 respondenten) Scenario 3: vakken, projecten en leergebieden (15 respondenten) Scenario 4: leergebieden, competentie/ vraaggestuurde (4 respondenten)
totaal
1 2 3 4
In bijlage 6 zijn de totaalresultaten opgenomen van de enquête.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
15
Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen Inleiding De belemmeringen die genoemd waren afkomstig uit het literatuur onderzoek zijn in de enquête omgezet naar kennis, vaardigheden en beroepshouding aspecten. Aan de docenten werkzaam op de onderbouw is gevraagd: 1. 2.
Hoe belangrijk vind je de aspecten voor de toekomstige docent? Hoe belangrijk vind je het om zelf hierover meer te leren?
Docenten konden een mening geven op de schaal van 1 tot 5. Hoe hoger de score hoe belangrijker de docenten het aspect vinden. Wat vinden de huidige docenten van de onderbouw belangrijke aspecten voor de toekomstige docenten? Van alle respondenten samen is de volgende top 3 samengesteld: Coachen van leerlingen Samenwerken in leergebieden Kennis over doorlopende leerlijnen Bereidheid tot vernieuwen Rekenvaardigheden
4.0 3.9 3.7 3.7 3.7
Wat vinden de huidige docenten van de onderbouw belangrijke aspecten om zelf over te leren? Coachen van leerlingen Samenwerken in leergebieden Kennis over doorlopende leerlijnen Onderwijsvisie vormen
4.1 3.7 3.7 3.7
Hoe willen de docenten leren? -
Door externe deskundigen op de eigen school. 30 docenten geven aan een master opleiding te willen volgen. 26 docenten geven aan een verbreding te willen doen.
De grootste afwijkingen van de top 3 bekeken vanuit Aardrijkskunde, Geschiedenis, Economie en Gezondheidszorg en Welzijn worden hieronder genoemd.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
16
Aardrijkskunde Aardrijkskunde docenten vinden het naast de top 3 belangrijk dat de toekomstige docent een onderwijsvisie leert ontwikkelen. Kennis over innovatietrajecten vinden zij het minst belangrijk. Geschiedenis Geschiedenis docenten vinden naast het coachen van leerlingen de geschiedenis canon belangrijk voor de toekomstige docent alsmede het vergelijken van lesmethoden. Kennis over innovatietrajecten vinden zij het minst belangrijk. Economie Economie docenten zijn het helemaal eens met de top 3. Het minst belangrijk vinden zij de geschiedenis canon voor de toekomstige docent. Gezondheidszorg en Welzijn Gezondheidszorg en welzijn docenten vinden naast het coachen van leerlingen en samenwerken in leergebieden het vakoverstijgend onderwijs ontwikkelen belangrijk voor de toekomstige docent. Het minst belangrijk vinden zij de geschiedenis canon. De volledige uitslagen zijn opgenomen in: Bijlage 7 docenten Aardrijkskunde Bijlage 8 docenten Geschiedenis Bijlage 9 docenten Economie Bijlage10 docenten Gezondheidszorg en Welzijn Conclusies De huidige situatie is gemeten onder de docenten onderbouw op de Voortgezet Onderwijs scholen. De docenten hebben aangegeven wat ze belangrijk vinden aan kennis, vaardigheden en beroepshouding voor de toekomstige docent. De top 3 laat zien welke aspecten de docenten het belangrijkst vinden. Het gaat hier in de eerste plaats om het coachen van leerlingen. Dit is door elk van de ondervraagde vakken op de eerste plaats naar voren gekomen als leervraag voor huidige docenten alsmede het belangrijkste aspect voor de toekomstige docenten. Het coachen van leerlingen gaat gepaard met kennis, vaardigheid en beroepshouding. Op de tweede plaats is naar voren gekomen het samenwerken in leergebieden. Hieronder een tabelletje met de scenario’s waarbij een vergelijking gemaakt is met landelijk en de respondenten van deze enquête:
Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Scenario 4
landelijk 25% (2) 50% (1) 21% (3) 4% (4)
respondenten 33% (2) 55% (1) 10% (3) 2% (4)
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
17
Uit de tabel valt op te maken dat de verdeling vergelijkbaar is met elkaar. De respondenten geven een representatief beeld van wat zich landelijk afspeelt. Toch met de volgende kanttekeningen. Landelijk is een cijfer berekend uit 127 scholen. Scholen hebben blijkt uit deze enquête soms verschillende scenario’s op 1 school. Vaak doordat de onderbouw VMBO apart werkt van HAVO en VWO. De cijfers van de respondenten komen van individuen en dat zijn er 153 verdeeld over 85 scholen. Opmerkelijk is dat ondanks het samenwerken in leergebieden meer scenario 3 en 4 inhoud, toch de meerderheid die in scenario 2 werkt, het belangrijk vindt voor de toekomstige docent het samenwerken in leergebieden onder de aandacht te brengen. Samenwerken is een vaardigheid en hangt ook samen met beroepshouding. De derde plaats wordt gedeeld door 3 aspecten: A.
B. C.
Kennis over doorlopende leerlijnen. In de algemene karakteristieken al genoemd en een voorwaarde waaraan de school moet voldoen. Het blijkt uit literatuuronderzoek niet makkelijk. Vooral de lijn van primair onderwijs naar Voortgezet onderwijs. Daarbinnen is er de doorlopende lijn van onderbouw naar bovenbouw. Uit de monitoring bleek vooral van PO naar VO de lastigste. Bereidheid tot vernieuwen. Bereidheid geeft aan dat het hier een attitude betreft. Vertaald als beroepshouding. Rekenvaardigheden. Het woord geeft het al aan dat het hier vaardigheden betreft. Met name genoemd door economie en aardrijkskunde docenten maar ook door de anderen in een bepaalde mate. De huidige docenten geven het voor henzelf niet aan als belangrijkste aspect om te leren.
Aanbevelingen Wat betekent bovenstaande voor de competenties van een startbekwame docent? De vierde deelvraag van het onderzoek komt hier terug bij de aanbevelingen naar aanleiding van de conclusies. Deze vraag wordt hier niet geheel beantwoord er wordt slechts een aanzet gegeven. Verder onderzoek is nodig om ook de hoofdvraag te beantwoorden.
Hoe kan het cluster Mens en Maatschappij, studenten van de opleidingen Geschiedenis, Aardrijkskunde, Economie en Gezondheidszorg en Welzijn, voorbereiden op het werken in de leergebieden in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs?
De huidige situatie is onderzocht. Het opiniërend onderzoek onder de doelgroep is geslaagd. Er zijn voldoende respondenten geweest en de respondenten vertonen overeenkomsten met het landelijk beeld van de doelgroep in de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs.
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
18
Samengevat zijn de volgende competenties naar voren gekomen als belangrijkste voor de toekomstige student en als belangrijkste voor de huidige docent: Toekomstige docent
Huidige docent
Kennis Coachen van leerlingen Doorlopende leerlijnen
Kennis Coachen van leerlingen Doorlopende leerlijnen Onderwijsvisie vormen
Vaardigheden Coachen van leerlingen Rekenvaardigheden Samenwerken in leergebieden
Vaardigheden Coachen van leerlingen Samenwerken in leergebieden
Beroepshouding Coachen van leerlingen Samenwerken in leergebieden Bereidheid tot vernieuwen
Beroepshouding Coachen van leerlingen Samenwerken in leergebieden
De volgende stap ligt bij intern bij de lerarenopleidingen. Er is een leernoodzaak duidelijk geworden. Het advies is hier een oplossing voor te bedenken. Hoe kan deze vorm gegeven worden door de lerarenopleidingen? Enerzijds voor de toekomstige docent en anderzijds voor de huidige docent?
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
19
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage10 Bijlage11
Concretisering van de kerndoelen Mens Maatschappij. Enschede april 2007 De 4 scenario’s Verantwoording enquêtevragen Enquêtevragen Spreiding respondenten Totaal resultaten opgenomen van de enquête. Docenten aardrijkskunde Docenten geschiedenis Docenten economie Docenten gezondheidszorg en welzijn Presentatie cluster (power point)
Literatuurlijst Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
20
Commissie Dijsselbloem (2008), Tijd voor Onderwijs. Den Haag. Taakgroep Vernieuwing Basisvorming (2004), Beweging in de onderbouw. “Verslag bijeenkomsten DocentenWerk”. In: Odental, L.,L.van Tuyl & G. Kamphof (2008), De docent als eigenaar van zijn vak, beroep en ontwikkeling. Onderzoeksverslag.Amersfoort, p12-14. SCO- Kohnstamm instituut (2006). Vooruitlopen op de wet. Ervaringen van scholen met de beleidsregel Vernieuwing Onderbouw VO 2005-2006. Amsterdam 2006. Onderbouw-VO (2005). Monitor 2005 volop in beweging. (elektronische versie) Onderbouw-VO (2007). Monitor 2006 bewegen volgens plan. (elektronische versie) Onderbouw-VO (2008). Monitor 2007 bewegen met beleid. Groningen: Tienkamp en Verheij. (elektronische versie) Onderbouw-VO (2009). Monitor 2005-2008 blijvend in beweging. E
Lerarenopleiding en de nieuwe wet Onderbouw 2006, Lies Kuperus, januari 2009.
21