LER Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder
Definitief
Provincie Noord-Holland Directie Beleid Sector Natuur, Recreatie en Landschap Postbus 3007 2001 DA Haarlem
Grontmij Nederland bv Alkmaar, 10 oktober 2006
306011, revisie D01
Verantwoording
Titel
:
LER Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder
Projectnummer
:
206169
Referentienummer
:
306011
Revisie
:
D01
Datum
:
10 oktober 2006
Auteur(s)
:
ir. I.L. Mijnders
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ir. J.A.M. Schaminée
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
ing. B. de Vries
Robijnstraat 11 1812 RB Alkmaar Postbus 214 1800 AE Alkmaar T +31 72 547 57 57 F +31 72 547 57 50 E
[email protected]
306011, revisie D01 Pagina 2 van 41
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding........................................................................................................................ 4 Aanleiding..................................................................................................................... 4 Doelstelling................................................................................................................... 5 Werkwijze..................................................................................................................... 5 Begeleidingsgroep ........................................................................................................ 6 Leeswijzer..................................................................................................................... 7
2
Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeer ..................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Voorgenomen ontwikkelingen.................................................................................... 10 Inleiding...................................................................................................................... 10 AmstelGroen............................................................................................................... 11 Groene As ................................................................................................................... 13 N201 ........................................................................................................................... 13 Golfodrome Amstelveen............................................................................................. 14 Waterberging en overige ontwikkelingen................................................................... 14
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5
Huidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling .............................................. 17 Ontwikkeling van de agrarische sector Amstelveen ................................................... 17 Landbouwenquête Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder........................... 18 Algemene (bedrijfs-)gegevens.................................................................................... 18 Bedrijfsontwikkeling .................................................................................................. 21 Structuur van de bedrijven.......................................................................................... 23 Grondbalans................................................................................................................ 24 Conclusies huidige situatie ......................................................................................... 25
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6
Effectbeschrijving....................................................................................................... 26 Algemene effecten ...................................................................................................... 26 Effecten per deelgebied .............................................................................................. 30 AmstelGroen............................................................................................................... 30 Groene As ................................................................................................................... 32 N201 ........................................................................................................................... 32 Golfodrome Amstelveen............................................................................................. 33 Waterberging en overige ontwikkelingen................................................................... 33 Conclusies effecten ..................................................................................................... 34
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Aanbevelingen ............................................................................................................ 35 Spoor 1: Behouden agrarische ondernemers met toekomstperspectief ...................... 35 Spoor 2: Heldere grondverwervingstrategie ............................................................... 36 Spoor 3: Verbeteren productieomstandigheden overblijvende agrariërs .................... 37 Spoor 4: Stimulering verbreding agrariërs.................................................................. 38
Literatuurlijst............................................................................................................................... 40 Gebruikte afkortingen ................................................................................................................. 41
306011, revisie D01 Pagina 3 van 41
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In de actualisatie van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINAC) is opgenomen dat, gekoppeld aan de verstedelijkingsopgave voor de periode 2005-2010, in provincie NoordHolland ruim 1.000 hectare multifunctioneel groengebied moet worden aangelegd. Ongeveer de helft hiervan wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van Amsterdam onder de noemer ‘AmstelGroen’. Dit recreatieve groen vormt een aanvulling op het bestaande recreatieve aanbod aan de zuidkant van Amsterdam en draagt bij aan het oplossen van de grote recreatieve tekorten in de noordflank van Randstad. In het Gebiedsperspectief AmstelGroen (2002) is opgenomen dat in de Bovenkerkerpolder recreatief groen gerealiseerd moet worden. (Begrenzingenplan AmstelGroen, 2006) Voor AmstelGroen zijn begrenzingenplannen opgesteld, waarin is vastgelegd welke gebieden ten behoeve van recreatie worden ontwikkeld. Eén van de deelgebieden binnen AmstelGroen is de Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder (ten oosten van de Zijdelweg). In de Bovenkerkerpolder moet 110 hectare recreatiegebied en in de Noorder Legmeerpolder 65 hectare worden aangelegd 1 . Voor het genoemde deelgebied is het ‘Begrenzingenplan en visie op de recreatieve ontwikkeling in de Bovenkerkerpolder & Noorder Legmeerpolder’ opgesteld (Grontmij, maart 2006). Inmiddels is een projectenprogramma AmstelGroen opgesteld, dat inzicht geeft in de wijze waarop AmstelGroen in de periode tot 2010 wordt uitgevoerd. In het projectenprogramma is de begrenzing uit genoemd Begrenzingenplan overgenomen, daarbij is vermeld dat bij de verdere realisatie van AmstelGroen de uitkomsten van de landbouweffectrapportage nadrukkelijk worden meegewogen. (AmstelGroen Projectenprogramma, eindconcept bij Bestuurlijke Uitvoeringsovereenkomst, juli 2006) In de Bovenkerkerpolder is naast de ontwikkeling van AmstelGroen nog sprake van natuurontwikkeling in het kader van de Groene As, het omleggen van de N201 (inclusief natuurcompensatie) en er wordt mogelijk het Golfodrome Amstelveen gerealiseerd. In totaal gaat het in de Bovenkerkerpolder om 123 hectare 2 extra functieverandering bovenop AmstelGroen. In totaal zal dus 298 hectare agrarische grond van functie wijzigen. Genoemde ontwikkelingen hebben grote invloed op de bestaande landbouwsector in dit gebied. De ontwikkelingen zijn nader toegelicht in hoofdstuk 3.
1
In het Gebiedsperspectief AmstelGroen (2002) werd uitgegaan van 240 hectare recreatief groen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder. In overleg met de betrokkenen en belanghebbenden is dit areaal aangepast naar 110 hectare in de Bovvenkerkerpolder en 65 hectare in de Noorder Legmeerpolder. 2 De natuurontwikkeling in het kader van de Groene As omvat 37 hectare, voor de N201 bedraagt de claim 36 hectare. Het Golfodrome Amstelveen is circa 50 hectare groot.
306011, revisie D01 Pagina 4 van 41
0BInleiding
In overleg met de landbouwsector heeft Provincie Noord-Holland besloten om voor het gebied een Landbouw Effectrapportage (LER) op te stellen. In voorliggend LER voor de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de landbouw inzichtelijk gemaakt en zijn aanbevelingen gedaan voor het instand houden van een gezonde landbouwsector. 1.2
Doelstelling
Met het LER Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder is beoogd: 1. de (in)directe effecten van functiewijzigingen in het landelijke gebied op de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw zichtbaar te maken; 2. inzicht te verkrijgen in de uit te voeren maatregelen om voor de blijvende landbouwbedrijven goede productieomstandigheden te behouden en aansluitend daarop het formuleren van aanbevelingen om tot concrete acties te komen. Afbakening Centraal bij het LER-onderzoek staat het project AmstelGroen. In eerste instantie zullen de uitkomsten van het LER gebruikt worden om de AmstelGroen-plannen daar waar nodig aan te scherpen en in te spelen op de mogelijkheden die het AmstelGroen-plan aan resterende bedrijven biedt. Het AmstelGroen op zich staat niet ter discussie. Provincie Noord-Holland is in eerste instantie verantwoordelijk voor de uitvoering (van maatregelen in het kader) van AmstelGroen. De andere plannen in de Bovenkerkerpolder en in de Noorder Legmeerpolder zijn ook in het LER behandeld, omdat ook deze plannen effect hebben op de landbouwstructuur in de polders. Het initiatief voor deze plannen ligt of bij Provincie Noord-Holland of bij een andere partij en/of deze plannen kennen een andere status. Het onderzoek richt zich op alle concrete plannen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder. Het moet duidelijk zijn dat de Provincie in het kader van AmstelGroen niet alle maatregelen kan nemen die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Provincie zal zich inzetten bij andere partijen de aanbevelingen uit het onderzoek te implementeren. Daarnaast is het ook aan de landbouwsector zelf om met de resultaten uit het onderzoek aan het werk te gaan. Los van de verschillende planinitiatieven kan bijvoorbeeld het instrument kavelruil worden ingezet.
1.3
Werkwijze
Binnen de voorgestane ontwikkelingen in het kader van de plannen is er in het plangebied enerzijds sprake van het gedeeltelijk verdwijnen van agrarische activiteit en anderzijds van een eventuele omschakeling van de agrarische sector met (ruimtelijke) ingrepen. Dit betekent dat de LER vanuit twee invalshoeken is opgesteld. 1. Wat is de invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op de bestaande landbouwbedrijven binnen het aan de landbouw te ontrekken gebied (dit richt zich vooral op het verdwijnen / verplaatsen van bedrijven)?
306011, revisie D01 Pagina 5 van 41
0BInleiding 2. Wat is de impact van de nieuwe ontwikkelingen op de landbouw binnen de Boverkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder en welke maatregelen kunnen hiervoor genomen worden (dit richt zich vooral op de overblijvende bedrijven)? Onderzoek Stivas Bij het opstellen van het LER is gebruik gemaakt van het onderzoek dat door Stivas (april - juli 2006) is uitgevoerd. In dit onderzoek is aan 37 agrarische bedrijven een schriftelijke enquête toegezonden. Daarna zijn alle bedrijven gebeld voor een toelichtend gesprek op de enquête om vanuit beide kanten op punten verheldering te verschaffen. Uiteindelijk is met 30 bedrijven een toelichtend gesprek gehouden. De resultaten van het Stivas-onderzoek zijn opgenomen in ‘Agrarisch Structuuronderzoek Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder’ (Stivas, juli 2006). De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in hoofdstuk 4.
Bij het opstellen van het LER is gewerkt volgens onderstaand stappenplan: 1. beschrijven van het plangebied (landschappelijke en cultuurhistorische aspecten, stedelijke ontwikkelingen). 2. beschrijven van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. 3. beschrijven huidige agrarische situatie. 4. beschrijven aanpassingen en maatregelen ten behoeve van de landbouwsector die zijn doorgevoerd bij het opstellen van het Begrenzingenplan Amstelgroen. 5. beschrijven van de effecten van de voorgenomen functiewijzigingen op de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven. 6. opstellen aanbevelingen om de nadelige effecten van de functiewijziging op de landbouwsector te beperken. 7. opstellen aanbevelingen voor toekomstige ontwikkelingsmogelijkjheden c.q. beschrijven van kansen. 1.4
Begeleidingsgroep
Voor de beoordeling van de resultaten van het LER is een begeleidingsgroep ingesteld met vertegenwoordigers vanuit de sector en vanuit het plangebied. De rol van de begeleidingsgroep richtte zich op: • aanleveren van relevante kennis en (gebieds)informatie; • discussiëren over de resultaten van het LER; • discussiëren over de aanbevelingen van het LER. Het LER is opgesteld door Grontmij, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de standpunten in de begeleidingsgroep. Tabel 1.1: Samenstelling begeleidingsgroep Organisatie Provincie Noord-Holland Gemeente Amstelveen AGV / Waternet LTO Noord
Stivas
Samenwerkingsverband Bovenkerkerpolder Open, Stil en Groen Grontmij
Lid begeleidingscommissie T. Denters
• • • • • • • • • • • •
A. Blok H. Sikma C. Lambalk H. van Schaik A. Mooij W. Ooms R. Marcelis M. Kegler T. van der Aa I. Mijnders B. de Vries
306011, revisie D01 Pagina 6 van 41
0BInleiding 1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een korte toelichting gegeven op de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de voorgenomen ontwikkelingen (AmstelGroen, Groene As, N201, Golfodrome Amstelveen, waterberging e.a.) beschreven. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat de eigenlijke claim op het agrarische gebied in de polders is. In hoofdstuk 4 wordt vooral op basis van de enquête die door Stivas is uitgevoerd (juni 2006) ingegaan op de huidige agrarische bedrijfssituatie. Daarna volgt in hoofdstuk 5 een beschrijving van de effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de landbouwsector. Daarbij is onderscheid gemaakt in algemene effecten en specifieke effecten als gevolg van een specifieke voorgenomen activiteit. Tenslotte zijn in hoofdstuk 6 aanbevelingen opgenomen voor de wijze waarop de landbouwsector en de overige betrokkenen op de voorgenomen activiteiten zouden moeten reageren.
306011, revisie D01 Pagina 7 van 41
2
Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeer
De ontstaansgeschiedenis van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder wordt gekenmerkt door het ontginningslint langs de Amstel en de turfwinning van de daarachter gelegen gebieden. De turfwinning ten behoeve van de steeds toenemende brandstofvraag uit met name Amsterdam werd in de loop van de eeuwen steeds grootschaliger. Voor vervening kwam alleen het zogenaamde veenmosveen in aanmerking. Het bos- en broekveen langs de riviertjes, zoals de Amstel, bleef daarom onaangetast (bovenland). Na vervening bleven plassen over die vanaf de achttiende eeuw successievelijk werden drooggemalen. De lage delen van de Bovenkerkerpolder zijn drooggelegd in 1764. In 1879 is de Noorder Legmeerpolder drooggelegd. De droogmakerijen liggen 2 à 3 meter lager dan de niet verveende bovenlanden. De niet ontgraven bovenlanden bestaan nog geheel uit veengronden. De bodem van het overig deel van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder bestaat overwegend uit oude zeekleigronden. Op deze zeeklei is destijds een veenpakket ontstaan dat later weer is weggeslagen of afgeveend. Met name aan de oostrand van de Bovenkerkerpolder is tussen de Nesserlaan en Nes nog wat restveen op de klei aanwezig, terwijl over een groot gedeelte van het gebied in de klei veel veenachtig materiaal voorkomt. Hier is sprake van zogenaamde moerige gronden. De kleilaag is hier ondiep en kalkarm en de bodem zeer humeus tot venig. In het zuidelijk deel van de Bovenkerkerpolder is ook zandige en lichte klei te vinden. Figuur 2.1: Luchtfoto Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder (het is zichtbaar dat de Bovenkerkerpolder grotendeels als grasland in gebruik is, in de Noorder Legmeerpolder is sprake van voornamelijk akkerland)
306011, revisie D01 Pagina 8 van 41
1BBovenkerkerpolder en Noorder Legmeer In het huidige landschap is nog veel terug te vinden van de ontstaansgeschiedenis. Zo is het oorspronkelijke verkavelingpatroon van de droogmakerijen nog steeds waarneembaar. De ontginning heeft geleid tot een rationeel ingericht weids landschap. De Bovenkerkerpolder en de bovenlanden langs de Amstel zijn door hun grondgebruik en door het feit dat zij de laatste decennia naar verhouding weinig veranderingen hebben ondergaan representatief voor het oude ontginningslandschap van de Noord-Hollandse veengebieden. De Noorder Legmeerpolder heeft door de rechthoekige verkaveling van oudsher een ‘moderner’ karakter. In de polders is sprake van permanente lichte kwel. Ook vindt er lokale kwel plaats aan de dijkvoet van de Amstel en aan de dijkvoet van de ringvaart langs het bovenland van de Amstel. Het weidegebied van de Bovenkerkerpolder is van belang voor de weidevogelstand en als doortrek- en foerageergebied voor veel soorten. De Bovenkerkerpolder maakt onderdeel uit van de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en is aangeduid als ‘cultuur natuur’: agrarisch gebied met bijzondere natuurwaarden en kleine natuurreservaten, landgoederen en recreatiegebieden. Langs de Hollandse Dijk, Bovenkerkerweg en langs de Nesserlaan is een ecologische verbindingszone aangegeven binnen de PEHS. De Noorder Legmeerpolder maakt geen onderdeel uit van de PEHS. Vanuit de Bovenkerkerpolder is de bebouwing van Amstelveen en Uithoorn dominant aanwezig. Met name de hoogbouw speelt hierin een prominente rol. De Uithoornse kant heeft hierdoor een regelmatig patroon. De Amstelveense kant is meer diffuus van karakter. De laagbouw in de zuidrand wordt ‘overstemd’ door de diverse flats en de hoogbouw langs de A9. De karakteristieke en oorspronkelijke openheid van de Bovenkerkerpolder is hiermee begrensd. In de Nota Ruimte zijn de Bovenkerkerpolder en een deel van de Noorder Legmeerpolder opgenomen binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap het Groene Hart. Deze polders zijn in de kwaliteitszonering aangegeven als groene uitloopgebieden, waarbij het accent ligt op versterking van de (dag)recreatieve functie voor de steden. Figuur 2.2: Begrensde openheid van de Bovenkerkerpolder met op de achtergrond de Amstelveense stadsrand
306011, revisie D01 Pagina 9 van 41
3
Voorgenomen ontwikkelingen
3.1
Inleiding
In hoofdstuk 1 is geschetst dat een groot aantal ontwikkelingen op de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder afkomen. Deze ontwikkelingen zijn samengevat in figuur 3.1. Het betreft de volgende ontwikkelingen: • AmstelGroen; • Groene As; • omlegging van de N201; • eventuele golfcentrum Golfodrome Figuur 3.1: Ontwikkelingen in de Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder
Golfodrome
Groene As 20 Ke
AmstelGroen
AmstelGroen N201
AmstelGroen
(bron: Begrenzingenplan AmstelGroen, 2006)
306011, revisie D01 Pagina 10 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen In tabel 3.1 is samengevat welke ruimtelijke claims (hectare) met deze voorgenomen ontwikkelingen gepaard gaan. Tabel 3.1: Ruimtelijke claims (hectare) Bovenkerkerpolder
Noorder Legmeerpolder
Totaal
(oostelijk van Zijdelweg) AmstelGroen
110 ha
65 ha
175 ha
N201, incl. natuurcompensatie
36 ha
-
36 ha
Groene As
37 ha
-
37 ha
Golfbaan
50 ha
-
50 ha
233 ha
65 ha
298 ha
Totaal
(bron: begrenzingenplan AmstelGroen, 2006) In het vervolg van dit hoofdstuk zijn de voorgenomen ontwikkelingen nader toegelicht. Ook wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen in algemenere zin die consequenties hebben voor de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder en voor de aanbevelingen die in het kader van dit LER worden gedaan. 3.2
AmstelGroen
In de actualisatie van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINAC) is opgenomen dat, gekoppeld aan de verstedelijkingsopgave voor de periode 2005-2010, in provincie NoordHolland ruim 1.000 hectare multifunctioneel groengebied moet worden aangelegd. Ongeveer de helft hiervan wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van Amsterdam onder de noemer ‘AmstelGroen’. Dit recreatieve groen vormt een aanvulling op het bestaande recreatieve aanbod aan de zuidkant van Amsterdam en draagt bij aan het oplossen van de grote recreatieve tekorten in de noordflank van Randstad. In het Gebiedsperspectief AmstelGroen (2002) is opgenomen dat in de Bovenkerkerpolder 240 hectare recreatief groen gerealiseerd moet worden. In figuur 3.1 is het Begrenzingenplan AmstelGroen opgenomen (lichtgroen aangegeven). In het begrenzingenplan wordt uitgegaan van een intensieve zone en een extensieve zone. De Noorder Legmeerpolder (ten oosten van de Zijdelweg) wordt een intensief recreatief gebied met diverse grote recreatieve trekkers. Aansluitend in de Bovenkerkerpolder is er vanaf de Noorder Legmeerpolder sprake van steeds extensievere recreatie: dichtbij de Noorder Legmeer nog redelijk intensief en op grotere afstand extensievere recreatie (recreatief medegebruik) met weinig voorzieningen. De Bovenkerkerpolder blijft hierdoor een open gebied met een agrarisch karakter dat rust en ruimte uitstraalt. Binnen het Begrenzingenplan worden diverse recreatieve verbindingen (wandel- en fietspaden) gerealiseerd, waarbij aangesloten wordt op bestaande verbindingen en waar mogelijk op initiatieven van agrariërs. Tabel 3.2: Programma AmstelGroen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder Deelgebied AmstelGroen Opmerkingen Ruimteclaim Blok A: Noorder Legmeerpolder incl. gebied met volkstuinen 65 hectare Blok B: Bovenkerkerpolder 30 hectare Blok C: Bovenkerkerpolder incl. waterbergingsgebied 70 hectare Blok D: Vliegende kavels Bovenkerkerpolder 10 hectare Blok E: Zoekgebied Golfbaan* locatie is nog indicatief 50 hectare Totaal AmstelGroen 225 hectare
* In het Begrenzingenplan is het zoekgebied voor de golfbaan opgenomen, als zijnde onderdeel van het programma AmstelGroen.
306011, revisie D01 Pagina 11 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen Aan het Begrenzingenplan AmstelGroen zoals dat in figuur 3.1 is gepresenteerd ligt een aantal algemene uitgangspunten ten grondslag: • Locaties waarvoor geen bestuurlijke duidelijkheid is (bijvoorbeeld het gebied ten noorden van de 20 Ke-contour en de Noorder Legmeerpolder ten zuiden van Westwijk) zijn niet opgenomen in de begrenzing. • Planologische aspecten - voor de voorgestelde begrenzing is geen streekplanwijziging nodig. • Een groot deel van de Bovenkerkerpolder is stiltegebied (de recreatieve zonering speelt hierop in: de intensieve delen van het recreatiegebied liggen buiten het stiltegebied). • Er wordt gestreefd naar meervoudig ruimtegebruik: niet alleen recreatie, maar ook water, landschap, cultuurhistorie, natuur en landbouw (de overblijvende agrarische bedrijven) liften mee met de groene ontwikkelingen. • De wateropgave in de Bovenkerkerpolder en in de Noorder Legmeerpolder wordt grotendeels binnen de begrenzing van AmstelGroen opgevangen (hierdoor wordt de totale claim op de landbouwgrond beperkt). • Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit, mede in combinatie met natuurwaarden, een belangrijk aandachtspunt. • Recreatie en natuur versterken elkaar (de Groene As zorgt voor een versterking van de recreatieve aantrekkelijkheid van de polder en AmstelGroen biedt kansen voor het versterken van ecologische verbindingen). • Om zelfstandig te kunnen functioneren, moet het recreatiegebied een omvang van minimaal circa 100 hectare hebben, voor een goede recreatieve ontsluiting van extensieve gebieden voor wandelaars geldt een maaswijdte van 200 à 300 meter (er wordt aangesloten op lange afstand routes en op fiets- en wandelpaden in het stedelijke gebied). • Door het zuidoostelijke deel van de Noorder Legmeerpolder ook in de begrenzing op te nemen, neemt de druk op de Bovenkerkerpolder af. • De begrenzing van AmstelGroen is in geconcentreerde blokken aan de zuidzijde van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder gelegen, waardoor in het resterende deel van de polders een groot aaneengesloten en open agrarisch gebied resteert. • De totale opgave van AmstelGroen in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder is 240 hectare recreatief groen - in de begrenzing is uiteindelijk 225 hectare opgenomen (dit betekent dat een groter areaal in agrarisch gebruik kan blijven). • Er is voor gekozen om het initiatief van het Golfodrome (circa 50 hectare) in de opgave van het Begrenzingenplan AmstelGroen op te nemen. In feite wordt in het kader van AmstelGroen dus 175 hectare begrensd (110 hectare in de Bovenkerkerpolder en 65 hectare in de Noorder Legmeerpolder). • Er wordt uitgegaan van 10 hectare vliegende kavels, deze kavels worden in overleg met de agrarische sector begrensd waarbij aangesloten wordt bij de wensen vanuit de agrarische bedrijven (uitkomst van het LER). Uit bovengaande blijkt dat bij de uitwerking van het Gebiedsperspectief AmstelGroen (2002) richting het Begrenzingenplan AmstelGroen (2006) ook de landbouwbelangen een rol hebben gespeeld. Dit heeft onder andere geresulteerd in minder hectaren recreatiegebied voor de Bovenkerkerpolder, de recreatiegebieden worden ontwikkeld in blokken en de vliegende hectaren worden uitgewerkt in overleg met de agrarische bedrijven. Mede op verzoek van de agrariërs is dit LER opgesteld. Het LER gaat breder dan realisatie van het AmstelGroen, er zijn ook aanbevelingen opgenomen om de overblijvende landbouwsector in het gebied perspectief te bieden.
306011, revisie D01 Pagina 12 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen 3.3
Groene As
In 1995 is het ‘Ontwikkelingsplan de Groene As’ vastgesteld door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van LNV, Provincie Noord-Holland, de gemeenten Aalsmeer, Haarlemmermeer, Amstelveen en Amsterdam en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. De Groene As is een ecologische en recreatieve verbinding van Amstelland tot Spaarnwoude. De Groene As is onderdeel van de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het doel is om de verbindingszone binnen 20 jaar te realiseren. In de Bovenkerkerpolder is een schakel van de Groene As van in totaal 37 hectare gepland tussen de bebouwde kom van Amstelveen en de Amstel en een stapsteen langs de Amstel. 3.4
N201
Provincie Noord-Holland gaat beginnen met het vernieuwen en omleggen van de weg tussen Hoofddorp en Amstelhoek. De provincie investeert hiermee in de economische versterking van de regio, de leefbaarheid van en de veiligheid in het gebied. Provincie ontwikkelt en financieert de plannen voor de N201 gezamenlijk met de gemeenten Aalsmeer, De Ronde Venen, Haarlemmermeer, Uithoorn en Amstelveen. Ook andere partijen, zoals het Rijk, dragen financieel bij aan het project. Het totale planvoornemen voor de N201 wordt gefaseerd uitgevoerd. De voorbereidende werkzaamheden voor de realisatie van het traject in de Bovenkerkerpolder zijn gestart in 2005. In januari 2007 wordt gestart met de werkzaamheden voor de daadwerkelijke aanleg van de weg. Figuur 3.2: Het tracé van de omlegging van de N201 in Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder
De provincie compenseert het groen dat verloren gaat door aan beide zijden van de weg natuurstroken aan te leggen. De plannen daarvoor zijn volop in ontwikkeling (zie grijze arcering in figuur 3.1). In totaal betreft het circa 36 hectare. (bron: www.noord-holland.nl/projecten/N201)
306011, revisie D01 Pagina 13 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen 3.5
Golfodrome Amstelveen
In het noordoosten van de Bovenkerkerpolder bestaan plannen om een golfcentrum van circa 50 hectare te realiseren (Golfodrome Amstelveen). Het doel van de initiatiefnemer van het golfcentrum is het realiseren van een golfbaan met een grote maatschappelijke sportfunctie. De initiatiefnemers kunnen volgens eigen zeggen 37 hectare in eigendom krijgen en het resterende deel is in pacht te verkrijgen. Momenteel wordt het Milieueffectrapport (MER) voor het Golfodrome Amstelveen opgesteld. Figuur 3.3: Plangebied Golfodrome Amstelveen
3.6
Waterberging en overige ontwikkelingen
Naast de hiervoor beschreven ontwikkelingen speelt een aantal wat minder concrete ontwikkelingen, bedreigingen of claims die hun invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische sector of van belang zijn bij het formuleren van de aanbevelingen in dit LER gerelateerd aan de hiervoor beschreven ontwikkelingen. De overige ontwikkelingen zijn hierna kort toegelicht. Wateropgave Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft in het watergebiedsplan Westeramstel de wateropgave berekend. Het watergebiedsplan is doorgerekend met verschillende neerslagintensiteiten. In de berekeningen voor de wateropgave is uitgegaan van het zogenaamde middenklimaatscenario (2050). De wateropgave is voor de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder bepaald op circa 300.000 m3 respectievelijk 99.500 m3. Voor de boezem blijkt er geen grote opgave te zijn.
306011, revisie D01 Pagina 14 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen Gezien de drooglegging en het grondgebruik in de Bovenkerkerpolder wil het hoogheemraadschap de wateropgave oplossen binnen het project AmstelGroen door een combinatie van maatregelen op peilstijgingen te verminderen en het wijzigen van het grondgebruik. De wateropgave wordt gerealiseerd binnen bestaande projecten waaronder AmstelGroen en de natuurcompensatie N201. Dit levert dan ook geen extra ruimteclaim op de agrarische sector in de polder. 20 Ke-contour van Schiphol Voor Schiphol zijn contouren voor de geluidsbelasting berekend volgens een wettelijk vastgestelde methode, de zogenaamde 20 Ke- en 35 Ke-contouren. Geluidcontour Een geluidcontour is een lijn die punten verbindt met een gelijke geluidbelasting. Op diverse plaatsen ‘doorsnijden’ deze contouren stedelijke gebieden. Het aantal woningen binnen een contour, geeft een indruk van de geluidbelasting die het vliegverkeer veroorzaakt rondom de luchthaven. Om de omwonenden van Schiphol te beschermen tegen het geluid van het vliegverkeer op Schiphol, zijn door de overheid normen vastgelegd voor de geluidsbelasting van het vliegverkeer.
Het huidige beleid (Nota Ruimte) komt er op neer dat binnen de 20 Ke-contour geen stedelijke uitbreidingen (o.a. woningbouw) meer mogen plaatsvinden. Dit betreft een groot deel van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder. Hieruit volgt dat wanneer gemeente Amstelveen nog wil uitbreiden, zij haar uitbreidingslocaties moet zoeken buiten de 20 Kecontour. Dit geeft mogelijk een extra claim op het agrarisch gebied, en in het kader van het formuleren van aanbevelingen in dit LER gelden de gebieden buiten de 20 Ke-contour dan ook als een soort ‘embargo’ gebied voor de agrarische sector. Hiermee wordt bedoeld dat agrariërs zich bij voorkeur niet zullen willen verplaatsen naar gebieden waar eventueel nog woningbouw kan plaatsvinden, omdat deze gebieden buiten de 20 Ke-contour vallen. Figuur 3.4: Risico-contouren Schiphol (in de figuur is te zien dat de 20 Ke-contour over een groot deel van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder is gelegen)
(bron: www.mnp.nl.– milieucompendium)
306011, revisie D01 Pagina 15 van 41
2BVoorgenomen ontwikkelingen Ontwikkeling woonwijken Noorder Legmeerpolder ten zuiden van Westwijk Ten zuidoosten van de bestaande wijk Westwijk worden de komende jaren een kleine 900 woningen (Westwijk Zuidoost) en ten zuidwesten van de bestaande wijk Westwijk worden ruim 1.000 woningen en een hoeveelheid voorzieningen (Westwijk Zuidwest) gerealiseerd. De plannen en planologische procedures voor deze woonwijken zijn in een vergevorderd stadium. De uitbreidingswijk Westwijk Zuidoost is direct tegen de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder (oostelijk van de Zijdelweg) gelegen. Er is geen directe invloed van de ontwikkelingen op het agrarisch gebied dat in voorliggend LER wordt onderzocht. Wel geldt dat door de ontwikkeling van genoemde woonwijken het agrarisch kerngebied in de omgeving Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder in het recente verleden al in omvang is afgenomen. Bedrijventerrein N201-zone In het zuiden van de Noorder Legmeerpolder is ter hoogte van de omlegging van de N201 (westelijk van de Zijdelweg) een bedrijventerrein gepland. Op dit gebied is de Wet Voorkeursrecht Gemeenten gelegd. De WVG is sinds februari 2002 definitief gevestigd. De WVG geeft de gemeente het recht van eerste koop indien grondeigenaren in het plangebied hun grond willen verkopen. Er is geen directe invloed van de ontwikkeling van het bedrijventerrein op het agrarisch gebied dat in deze LER wordt onderzocht. Wel geldt dat door de voorgenomen ontwikkeling van dit bedrijventerrein het agrarisch kerngebied in de omgeving Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder in omvang zal afnemen. Ook de grondposities en eventuele uitbreidingsmogelijkheden van agrariërs in de directe omgeving zijn beperkt.
306011, revisie D01 Pagina 16 van 41
4
Huidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling
4.1
Ontwikkeling van de agrarische sector Amstelveen
Om een oordeel te kunnen geven over de huidige structuur van de agrarische sector in de Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder is het belangrijk een beeld te hebben van de ontwikkeling van de sector tot op heden. Deze ontwikkeling kan geschetst worden op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hierbij is gekeken naar de cijfers voor de gemeente Amstelveen, aangezien gemeentelijke getallen de meest detaillistische cijfers zijn die uit de gegevens van het CBS afgeleid kunnen worden. Daarbij is gekeken naar de ontwikkeling van de akkerbouw en de veehouderij, aangezien vooral deze sectoren in het kader van dit LER van belang zijn. De tuinbouw die ook van groot belang is voor Amstelveen, is buiten beschouwing gelaten omdat deze sector in het plangebied nauwelijks voorkomt. Ontwikkeling aantal bedrijven Het aantal akkerbouw- en veehouderijbedrijven in de gemeente Amstelveen is in de periode 1993-2005 met 28% afgenomen. Landelijk is het aantal agrarische bedrijven in dezelfde periode met 24% afgenomen. Het aantal graasdierbedrijven is met 28% afgenomen, dit is ook aanzienlijk minder dan de landelijke afname van 20% van het aantal graasdierbedrijven in dezelfde periode. Tabel 4.1: Ontwikkeling van het aantal bedrijven 1993-2005 in gemeente Amstelveen Aantal
Akkerbouwbedrijven
Graasdierbedrijven
hoofdberoepbedrijven 1993 2000
60 53
7 6
53 47
2003
50
5
45
2005
43
5
38
Bron: CBS Statline
Ontwikkeling bedrijfsarealen De gegevens in tabel 4.2 zijn gebaseerd op de mei-tellinggegevens van land- en tuinbouwbedrijven. Het totale areaal cultuurgrond in Amstelveen is met 6% afgenomen. Het areaal akkerbouw gewassen is in dezelfde periode met 34% toegenomen. Het areaal grasland is met 16% afgenomen. Binnen deze periode is wel een schommeling van het graslandareaal te zien. De laatste jaren is het areaal akkerbouw en grasland toegenomen bij de bedrijven, waarschijnlijk doordat de bedrijven meer hectares in gebruik hebben genomen buiten de gemeente.
306011, revisie D01 Pagina 17 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling Tabel 4.2: Ontwikkeling arealen agrarische sector 1993-2005 in gemeente Amstelveen Totaal cultuurgrond
Akkerbouwgewassen
Grasland
1993 2000
1.558 1.503
316 329
1.062 877
2003
1.511
452
963
2005
1.465
425
950
Bron: CBS Statline
Ontwikkeling economische bedrijfsomvang In 2005 had een gemiddeld akkerbouwbedrijf in Noord-Holland een omvang van gemiddeld 73 NGE. Vanuit tabel 4.3 valt af te leiden dat de gemiddelde omvang van de akkerbouwbedrijven in Amstelveen bovengemiddeld van omvang is. Een veehouderijbedrijf was in 2005 in NoordHolland gemiddeld 63 NGE. De veehouderijbedrijven in het plangebied zijn met 47 NGE kleiner dan het gemiddelde elders in Noord-Holland. Tabel 4.3: Economische bedrijfsomvang (NGE) 1993-2005 in gemeente Amstelveen Akkerbouwbedrijven
Grasdierbedrijven
1993 2000
74 93
53 43
2003
141
46
2005
130
47
Bron: CBS Statline
4.2
Landbouwenquête Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder
In juni 2006 zijn door Stivas in totaal 37 agrariërs benaderd om deel te nemen aan de enquête. Dit heeft geleid tot 30 zogenaamde ‘keukentafelgesprekken’. Dit betekent een deelname aan de enquête van circa 80%, hiermee kan de enquête redelijk representatief voor het totale gebied worden beschouwd. De resultaten van de enquête zijn verwerkt in het Stivas rapport ‘Agrarisch structuuronderzoek Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder’(concept, september 2006). Het onderzoek van Stivas onderscheidt zich van de landbouwenquête die in 2003 is uitgevoerd. De inventarisatie is nu gepaard gegaan met intensieve ‘keukentafelgesprekken’, destijds is alleen gebruik gemaakt van in te vullen vragenlijsten. Het onderzoeksresultaat is niet alleen een update van de gegevens uit 2003, maar heeft bovendien een hogere respons. Hiermee is een beter totaal beeld van de landbouwkundige situatie in de polder ontstaan. Hierna worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek van Stivas ten behoeve van het LER gerapporteerd, voor een totaal inzicht in de enquêteresultaten wordt verwezen naar het Stivas rapport. 4.2.1
Algemene (bedrijfs-)gegevens
Algemene gegevens bedrijfsvoering In tabel 4.4 is te zien hoe de 30 geënquêteerde bedrijven zijn verdeeld zijn over de agrarische sectoren. De helft van de bedrijven omschrijft de hoofdtak van het bedrijf als melkveehouderij. In totaal 39% van de bedrijven omschrijft de hoofdtak als ‘anders’. Deze bedrijven hebben als hoofdtak het volgende genoemd: vleesvee, loonwerk, opfokbedrijf jongvee, zoogkoeien, paardenhouderij (-fokkerij) en lammeren.
306011, revisie D01 Pagina 18 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling Tabel 4.4: Verdeling geënquêteerde bedrijven over agrarische sectoren Aantal bedrijven
Percentage
Melkveehouderij
16
53%
Akkerbouw
2
7%
Glastuinbouw
1
3%
Anders
11
37%
Totaal
30
100%
Van de geënquêteerde ondernemers geeft 83% aan hun bedrijf als hoofdberoep zien. In totaal beschrijft 16% (5 bedrijven) hun agrarische activiteit als hobby of neventak. Naast de hoofdactiviteiten hebben 20 van de in totaal 25 hoofdberoepbedrijven ook nevenactiviteiten. De nevenactiviteiten betreffen onder andere: het verwerken van producten, handel, verkoop producten (huisverkoop of winkels), agrotoerisme, landbouw en zorg, verhuur van schuren, paardenfokkerij of -pension, natuurbeheer, schoolexcursies, zelfstandig ondernemer (nevenberoep) en baan buiten huis. Het percentage melkkoeien en jongvee bedraagt 60% van het totale aantal stuks vee, gevolgd door schapen met 25%. Daarnaast wordt er vleesvee gehouden en worden op hobbymatige wijze onder andere geiten, varkens, paarden en kippen gehouden. Van de bedrijven hebben 17 bedrijven aangegeven melkquotum in eigendom te hebben, te leasen of te verleasen. In tabel 4.5 wordt de onderverdeling van het melkquotum weergegeven. 97% van het melkquotum is in eigendom van de bedrijven. Het gemiddelde melkquotum per bedrijf ligt daarmee op 309.804 kg. Daarbij zijn de quota van de bedrijven buiten het gebied, de zogenaamde buitenblokkers, niet meegerekend, omdat dit anders een vertekend beeld geeft. Dat is iets lager dan het gemiddelde in Noord-Holland. Tabel 4.5: Totale hoeveelheid melkquotum Melkquotum in kg
Percentage
4.956.872
97%
Eigendom Geleast
40.000
1%
Verleast*
100.000
2%
5.096.872
100%
Totaal
* verleast melkquotum wordt ergens anders in Nederland geproduceerd
Van de 30 bedrijven hebben 5 bedrijven aangegeven gewassen te telen. Deze bedrijven zijn voornamelijk in de Noorder Legmeerpolder gelegen, de gewassen worden grotendeels buiten het plangebied geteeld in de Noorder Legmeerpolder. Bijna 60% van het areaal gewas bestaat uit granen. Consumptieaardappelen staan met ruim 15% op een tweede plek. Grondgebruik In tabel 4.6 is de grondgebruiksituatie van de geënquêteerde bedrijven weergegeven. 75% van het aantal hectare is binnen de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder (oostelijk van de Zijdelweg) gelegen. De helft van het aantal hectare is in eigendom. Tabel 4.6: Grondgebruiksituatie binnen en buiten de polder Aantal ha in
Aantal ha in
Aantal ha in
Aantal ha ’los
Aantal ha
eigendom
erfpacht
reguliere pacht
land’
verhuurd
179
137
12
26
51
Totaal
Percentage
662
75%
(6jarig) Binnen de polder
291
Buiten de polder
147
43
Totaal
438
43
205
188
Percentage
50%
5%
23%
21%
224
25%
12
886
100%
1%
100%
306011, revisie D01 Pagina 19 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling
Uit de tabel blijkt dat slechts 50% van de oppervlakte van de geënquêteerde bedrijven in eigendom is. Opvallend is ook het relatief hoge aandeel los land dat de bedrijven gebruiken. In 2003 was in de gehouden enquête voor de landbouwontwikkelingsvisie nog 75% in eigendom bij de bedrijven en was er 11% los land 3 . De afgelopen jaren hebben beëindigende bedrijven naar alle waarschijnlijkheid hun grond verkocht voor met name woningbouwdoeleinden. Voor de periode dat de woningbouwplannen nog niet worden uitgevoerd is de grond in pacht bij agrariërs. Deze gegevens komen overeen met het beeld van de eigenarenkaart van de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder geven: het grondeigendom is sterk versnipperd. Naast de gronden die in eigendom zijn bij agrariërs, is veel in grond in eigendom bij projectontwikkelaars, erven en overheden (gemeente en provincie). In figuur 4.1 is de eigendomsituatie weergegeven, waarbij onderscheid is gemaakt in eigendom van overheden, agrariërs en projectontwikkelaars. Figuur 4.1: Eigendomsituatie Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder, op basis van gegevens Kadaster (september 2006)
PM - kaart wordt aangeleverd door DLG In tabel 4.7 is de verdeling van de bedrijven over de grootteklassen voor wat betreft de bedrijfsoppervlakte gegeven. Als een vergelijking wordt gemaakt met de landbouwontwikkelingsvisie (2003) blijkt dat de verdeling over de grootteklassen de afgelopen periode weinig is veranderd. Tabel 4.7: Verdeling bedrijven naar grootteklassen minder dan 20 ha Aantal bedrijven % van totaal
20 - 40 ha
40 - 60 ha
meer dan 60 ha
9
13
5
3
30%
43%
17%
10%
Leeftijd en opvolgingssituatie In tabel 4.8 wordt het aantal ondernemers per leeftijdsklasse weergegeven. De meeste geënquêteerde ondernemers bevinden zich in de leeftijdsklasse 40-50 jaar: 30%, nog eens 24% van de ondernemers is jonger. Tabel 4.8: Aantal ondernemers per leeftijdsklasse leeftijdscategorie
Percentage van de ondernemers
20 - 30 jaar 30 - 40 jaar
3% 21%
40 - 50 jaar
30%
50 - 60 jaar
22%
60 - 70 jaar
15%
70 - 80 jaar
9%
Om een beeld te krijgen van de mogelijke toekomst van de bedrijven is het ook belangrijk te weten hoe de opvolgingssituatie is. Uit de enquête blijkt dat 20% van de bedrijven een opvolger heeft en dat dit bij 33% van de bedrijven nog niet bekend is. Van de ondernemers heeft 40% aangegeven geen opvolger te hebben. Van de bedrijven zonder opvolger zijn er 7 met een bedrijfshoofd ouder dan 50 jaar. Van deze bedrijven valt te verwachten dat de door hen gebruikte grond op korte of iets langere termijn vrijkomt. Daarmee komt binnen het plangebied potentieel 136 hectare beschikbaar en buiten het plangebied 20 hectare. 3
Aan de enquête voor de landbouwontwikkelingsvisie hebben 20 bedrijven in de Bovenkerkerpolder meegedaan, het kan zijn dat dit een enigszins vertekend beeld heeft gegeven.
306011, revisie D01 Pagina 20 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling 4.2.2
Bedrijfsontwikkeling
In de enquête is gevraagd naar de toekomstplannen die de ondernemers hebben voor hun bedrijf. Hierbij is onderscheid gemaakt in: • ontwikkelingsrichting van het bedrijf; • plannen met betrekking tot bedrijfsoppervlakte; • investeringsplannen; • bedrijfsbeëindiging; • bedrijfsverplaatsing. Ontwikkelingsrichting bedrijven In tabel 4.9 is weergegeven in welke richting het bedrijf zich wil ontwikkelen. Sommige bedrijven hebben aangegeven zich in meerdere richtingen te willen ontwikkelen. Bij ‘anders’ hebben bedrijven aangegeven het bedrijf te willen laten zoals het is, dus geen verdere ontwikkeling na te streven. De overige bedrijven onder ‘anders’ geven aan te kiezen voor verkoop van het bedrijf, het samenvoegen van bedrijven, het ontwikkelen van een handelstak of het ontwikkelen van paardentak op het bedrijf. Tabel 4.9: Plannen met betrekking tot bedrijfsontwikkeling Aantal Schaalvergroting
43%
Verbreding
20%
Agrarisch natuurbeheer
23%
Particulier natuurbeheer
3%
Anders
37%
N.v.t.
3%
Plannen met betrekking tot bedrijfsoppervlakte Van de bedrijven wil 43% de bedrijfsoppervlakte vergroten. Van die bedrijven heeft 23% aangegeven binnen 5 jaar met meer dan 6 hectare te willen uitbreiden. Daarnaast heeft 40% van de bedrijven aangegeven de bedrijfsoppervlakte niet te willen vergroten. Tabel 4.10: Plannen met betrekking tot uitbreiden van de bedrijfsoppervlakte Percentage Bedrijfsoppervlakte vergroten tussen nu en 5 jaar met
minder dan 3 hectare
3%
tussen de 3 en 6 hectare
3%
meer dan 6 hectare
23%
Ik wil op langere termijn het bedrijfsoppervlak vergroten
13%
Ik wil het bedrijfsoppervlak niet vergroten
40%
Ik wil het bedrijfsoppervlak verkleinen
10%
Geen mening
8%
Totaal
100%
Minder dan de helft van de geënquêteerde bedrijven streeft niet naar uitbreiding van het bedrijf. Bijna 28% van de bedrijven geeft aan dat uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is om in de toekomst perspectief te houden. Daarnaast geeft 43% van de bedrijven aan dat men niet naar uitbreiding van het bedrijf streeft. Investeringsplannen De helft van de bedrijven heeft aangegeven binnen 3 jaar concrete investeringsplannen te hebben. De investeringsplannen hebben onder andere betrekking op: bedrijfsovername, aankopen van grond, aankopen van quotum, bouwen, investeren in het machinepark,
306011, revisie D01 Pagina 21 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling automatiseren, noodzakelijke investeringen – milieuwetgeving, opzetten neventak en (regulier) onderhoud. Bedrijfsbeëindiging Wat de plannen voor bedrijfsbeëindiging betreft, wil driekwart van de onderzochte bedrijven zijn agrarische activiteiten niet beëindigen. Van 30 bedrijven hebben 4 bedrijven aangegeven de agrarische activiteiten wel te willen beëindigen. Van de bedrijven die op termijn de agrarische activiteiten willen beëindigen geeft 1 bedrijf aan alle activiteiten te willen beëindigen, 1 bedrijf geeft aan een deel van de activiteiten te willen beëindigen. Verder geven 2 bedrijven aan niet te weten hoe ze bedrijfsbeëindiging moeten aanpakken. Daarnaast hebben 6 bedrijven aangegeven binnen 10 jaar de agrarische activiteiten te willen afbouwen. Slechts 2 bedrijven hebben aangegeven na 10 jaar de agrarische activiteiten te willen afbouwen. Bedrijfsverplaatsing In geval van realisatie van AmstelGroen hebben vier bedrijven aangegeven te willen verplaatsen. Van deze bedrijven hebben twee bedrijven aangegeven te willen verplaatsen binnen het gebied. De twee andere bedrijven hebben aangegeven te willen verplaatsen naar een andere locatie in binnen- of buitenland. Externe factoren die van invloed zijn op de bedrijfsontwikkeling Diverse factoren zijn van invloed op de mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling. In de enquête is voor een aantal factoren gevraagd of deze een knelpunt zijn voor het bedrijf: • Afstand tot burgerwoningen: de afstand tot burgerwoningen heeft voor 79% van de bedrijven de bedrijfsontwikkeling tot op heden niet beperkt, voor 21% van de bedrijven is er dus wel een beperking geweest. • Mogelijkheden grondaankoop: de mogelijkheden voor grondaankoop is voor 54% van de bedrijven op dit moment geen knelpunt. Voor de andere bedrijven vormt de mogelijkheid tot het aankopen van grond dus wel een knelpunt. Door 25% van de bedrijven is aangegeven dat er te weinig grondaanbod is. Daarnaast heeft 29% van de bedrijven aangegeven dat de prijzen op dit moment te hoog zijn, in vergelijking met de extra opbrengst die meer hectaren kunnen opleveren. • Waterhuishouding: de waterkwantiteit is voor 82% van de bedrijven geen knelpunt voor het bedrijf. Een aantal bedrijven heeft wel opmerkingen gemaakt over het watersysteem. Van de agrariërs gaf 11% aan het winterpeil te hoog te vinden en 7% gaf aan dat juist het zomerpeil te hoog is. Over de waterkwaliteit is 93% van de bedrijven tevreden. • Milieuwetgeving: de milieuwetgeving is continu een discussiepunt binnen de agrarische sector en levert vaak problemen en frustratie op. Toch is de huidige milieuwetgeving voor 86% van de ondernemers in het gebied geen knelpunt. Voor een aantal bedrijven is de milieuwetgeving wel een knelpunt. Het gaat dan om de stankcirkel om het bedrijf, mestproductierechten en de nieuwe mestwetgeving. Circa 32% van de bedrijven geeft aan dat de milieuwetgeving in de toekomst een knelpunt kan worden. Daarbij wordt vooral de nieuwe mestwetgeving als een probleem voor de ontwikkeling van het bedrijf ervaren. • Ruimtelijke ordening: het ruimtelijk ordeningsbeleid van de provincie en de gemeente bepaalt in grote mate de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven. Het huidige ruimtelijk ordeningsbeleid levert voor 71% van de bedrijven geen problemen op. Een aantal bedrijven ziet het ruimtelijke ordeningsbeleid wel als knelpunt. Daarbij zijn de volgende knelpunten genoemd: omvang van het bouwblok, gebruikersverklaring, beperking op het gebruik van percelen, ontwikkeling van andere functies, mogelijkheden voor verbredingsactiviteiten. Circa 32% van de ondernemers verwacht dat het ruimtelijk ordeningsbeleid in de toekomst een knelpunt kan zijn. Belangrijkste redenen zijn: gebruikersverklaring, beperkingen op gebruik van percelen en ontwikkeling van andere functies
306011, revisie D01 Pagina 22 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling •
Gebruiksmogelijkheden percelen: bij 82% van de bedrijven zijn er geen beperkingen op het gebruik van percelen die de huidige bedrijfsvoering belemmeren. Bij 18% van de bedrijven zijn er beperkingen in verband met leidingen of riolering in de grond.
4.2.3
Structuur van de bedrijven
Aantal kavels In tabel 4.11 en in figuur 4.2 is de verkavelingsituatie toegelicht. Het aantal kavels per bedrijf ligt voor de Bovenkerkerpolder en Noorderlegmeerpolder op 2,5 per bedrijf. Daarmee ligt het aantal kavels per bedrijf relatief laag vergeleken met recent gehouden structuuronderzoeken van Stivas 4 . In de verdeling van het aantal kavels per bedrijf is sprake van een geringe spreiding. In het gebied is geen enkel bedrijf met meer dan 6 kavels. Als norm geldt dat veehouderijbedrijven minimaal 70% van de bedrijfsoppervlakte aan huis zouden willen hebben voor een optimale bedrijfsvoering. Dit gerelateerd aan de verkavelingsituatie zou betekenen dat het aandeel van de huiskavel in het totale bedrijf iets verbeterd zou moeten worden. Tabel 4.11a: Aantal kavels en verdeling aantal kavels per bedrijf Sector
Aantal kavels
Gemiddeld aantal kavels
Aandeel van de huiskavel
per bedrijf
totale oppervlak bedrijf
47
2,9
64%
Akkerbouw
7
3,5
51%
Anders
20
1,7
63%
Melkveehouderij
Tabel 4.11b: Verdeling aantal kavels per bedrijf Aantal kavels % van bedrijven
1
2
3
4
5
6
42%
19%
8%
15%
4%
12%
Van huiskavel tot veldkavel Voor een agrarisch bedrijf is niet alleen het aantal kavels van belang, maar ook de afstand waarop deze liggen en de ontsluiting van de veldkavels. In tabel 4.12 is weergegeven hoe de verdeling is van de afstanden die de agrariërs moeten afleggen naar de veldkavels. Tabel 4.12: Afstanden tot veldkavels Aantal kavels In %
0-100m
100-500 m
500-1000 m
1000-2500 m4
2500-5000 m
> 5000 m
0
13
6
10
7
8
0%
30%
13%
23%
16%
18%
Uit de tabel blijkt dat de veldkavels relatief ver weg liggen. Dit komt doordat 3 bedrijven van buiten het gebied een relatief lange afstand afleggen naar veldkavels binnen het gebied, maar ook een aantal bedrijven van binnen het gebied hebben veldkavels op relatief grote afstand buiten het gebied. Dit betekent dat deze kavels mogelijk een flinke kostenpost in geld en tijd zijn voor de betrokken bedrijven. Voor deze bedrijven is het wenselijk dat ze deze grond dichter bij huis krijgen. Ondernemers komen op weg naar de veldkavels veel hindernissen tegen. De volgende hindernissen zijn genoemd: drempels - voornamelijk Amstelkade Zuid, noodzaak ontheffing, wegversmallingen en brug en/ of stoplichten. De ontsluiting wordt bij 87% van de kavels als goed beoordeeld. De rest van de bedrijven beoordeelt de ontsluiting als matig. 4
In andere structuuronderzoeken is het aantal kavels per bedrijf hoger dan in de Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder: in Zijpe (2,8), Anna Paulowna (3,3), Harenkarspel (4,7) en Wieringen (4,5).
306011, revisie D01 Pagina 23 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling Figuur 4.2: Verkavelingsituatie (gebruikerssituatie), in deze kaart zijn de gegevens verwerkt zoals deze aan Stivas in de enquête zijn meegedeeld.
Nieuwe versie aanleveren door Stivas Beoordeling structuur en wensen ondernemers Uit het voorgaande blijkt dat het aantal kavels per bedrijf niet slecht is, maar dat de veldkavels relatief wel ver weg liggen. Het aandeel van de huiskavel in de bedrijfsoppervlakte zou iets hoger mogen zijn. De verkaveling van de bedrijven is over het geheel gezien niet slecht. In de enquête is de agrariërs ook gevraagd hun eigen oordeel over de verkaveling van hun bedrijf, omdat er soms bedrijfsmatige keuze kan zijn waarom een ondernemer kiest voor een bepaalde verkaveling (mogelijkheden grondgebruik, kwaliteit van de grond of risicospreiding bij gevoelige gewassen). De beoordeling door de agrariërs van hun verkaveling staat aangegeven in tabel 4.13. Tabel 4.13: Oordeel ondernemers over verkaveling van het bedrijf Goed
Redelijk
Matig
19
5
3
Slecht 3
63%
17%
10%
10%
Uit de enquête blijkt dat 4 op de 5 ondernemers de verkaveling goed tot redelijk noemen. Dit is vergeleken met andere gebieden relatief hoog. Daarnaast geeft het dus ook aan dat de rest van de ondernemers de verkaveling matig tot slecht beoordeelt. Bij 36% van de ondernemers is er iets aan de verkaveling te verbeteren. Hiermee sluit het oordeel van de ondernemers in het gebied dus goed aan bij de conclusie dat de veldkavels op te grote afstand liggen en dichter bij huis zouden moeten komen. De vraag is of de verkaveling voor de bedrijven die de verkaveling niet als goed beoordelen ook een knelpunt voor het bedrijf is. Voor 14% van de bedrijven is de verkaveling een knelpunt. Vooral het verspreid liggen van kavels wordt gezien als een knelpunt. Uit de enquête is gebleken dat 43% van de geënquêteerden bereid is om kavels te ruilen indien daarmee de structuur van het bedrijf verbeterd kan worden. De overige 57% gaf aan niet te willen ruilen, omdat de verkaveling van het bedrijf al optimaal is. Naast de mogelijkheden voor kavelruil is er tevens gekeken naar de mogelijkheden om de bewerkbaarheid van de percelen te vergroten. Van de geënquêteerde agrariërs ziet driekwart geen mogelijkheden om de bewerkbaarheid van de percelen te verbeteren. Als mogelijkheden voor een eventuele verbetering van de bewerkbaarheid van de percelen zijn onder andere genoemd: samenvoegen van percelen, veranderen van de ontwatering. 4.2.4
Grondbalans
Door de enquête is inzicht verkregen in het aantal bedrijven dat wil stoppen, groeien of het bedrijf gewoon voortzetten. Ook is inzicht ontstaan in de opvolgingsituatie en de leeftijden van de ondernemers. Door deze gegevens te combineren kan in beeld worden gebracht hoeveel hectare potentieel beschikbaar gaat komen binnen nu en binnen circa 10 jaar en wat de groeibehoefte is van de blijvende bedrijven. Om tot de grondbalans te komen zijn de volgende aannamen gedaan: • grond van stoppende bedrijven en van bedrijven met een ondernemer ouder dan 50 jaar en zonder opvolger komt binnen nu en 10 jaar beschikbaar; • de bedrijven in de verschillende sectoren groeien gemiddeld door met eenzelfde snelheid als in de periode 2000-2005 in Nederland: akkerbouw gemiddeld met 2% per jaar en veehouderij gemiddeld met 3% per jaar;
306011, revisie D01 Pagina 24 van 41
3BHuidige agrarische situatie en autonome ontwikkeling •
alleen bedrijven die hebben aangegeven nu of op de langere termijn te willen groeien zijn meegenomen in de grondbehoefte.
Tabel 4.14: Grondbalans agrarische sector in hectaren, 2006-2016 Grondaanbod door
Grondaanbod door
Grondbehoefte door
Grondbalans
bedrijfsbeëindiging
bedrijfsbeëindiging
schaalvergroting
agrarische sector +50
binnen plangebied
buiten plangebied
Akkerbouw
23
27
0
Veehouderij
163
55
135
+83
Totaal
186
82
135
+133
De behoefte aan schaalvergroting binnen de agrarische sector kan bij autonome ontwikkeling worden voldaan door de grond die beschikbaar komt van stoppende bedrijven. In het gebied zou binnen nu en 10 jaar zelfs een overschot kunnen ontstaan van 133 hectare. 4.2.5
Conclusies huidige situatie
In de Bovenkerkerpolder is het landbouwkundig gebruik vooral veehouderij en in de Noorder Legmeerpolder akkerbouw. De veehouderijbedrijven zijn gemiddeld kleiner dan in Nederland (47 NGE versus 63 NGE); de akkerbouwbedrijven zijn groter (130 NGE versus 73 NGE). Van de veehouderijbedrijven is circa 50% melkveehouder en de andere 50% van de veehouderijbedrijven betreft onder andere vleesvee, zoogkoeien en paarden. Driekwart van de 30 onderzochte bedrijven wil zijn agrarische activiteiten niet beëindigen. Een viertal bedrijven heeft aangegeven de agrarische activiteiten wel te willen beëindigen. Zes ondernemers hebben aangegeven een opvolger te hebben, 9 ondernemers hebben aangegeven geen opvolger te hebben en voor de andere ondernemers is dit niet bekend. Van de bedrijven die willen doorgaan wil bijna de helft investeren in schaalvergroting en ongeveer een kwart in verbreding en verdere ontwikkeling van natuurbeheer. De behoefte aan schaalvergroting binnen de agrarische sector kan bij autonome ontwikkeling theoretisch in de Bovenkerkpolder ruim worden voldaan door de grond die beschikbaar komt van stoppende bedrijven. In hoeverre dit in de praktijk ook zo zal zijn, wordt in het volgende hoofdstuk nader toegelicht. Ongeveer 50% van de gronden is in eigendom bij de gebruikers. De andere 50% is in eigendom bij onder andere projectontwikkelaars en gemeente. Het grondeigendom is sterk versnipperd. De verkaveling is ten opzichte van andere polders redelijk goed (ongeveer 2,5 kavels per bedrijf), maar sommige veldkavels liggen ver weg. Dit komt omdat de Bovenkerkerkpolder een vrij geïsoleerde polder is. Ruim 40% van de gevraagde ondernemers heeft aangegeven te willen meewerken aan kavelruil, om op die manier hun verkaveling verder te verbeteren.
306011, revisie D01 Pagina 25 van 41
5
Effectbeschrijving
5.1
Algemene effecten
Grondbalans In paragraaf 4.2.4 is een grondbalans berekend voor de agrarische sector. Deze grondbalans kwam positief uit: sec vanuit het agrarisch perspectief zou er 133 hectare ‘over’ zijn. De voorgenomen ontwikkelingen hebben echter tot gevolg dat het landbouwareaal sterk zal afnemen. Dit betekent ook dat vrijkomende agrarische grond door bedrijven die hun activiteiten beëindigen niet per definitie beschikbaar komt voor de blijvende bedrijven. In tabel 5.1 is de totale grondbalans voor de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder (oostelijk van de Zijdelweg) opgenomen, waarbij de voorgenomen ontwikkelingen op hun effecten zijn meegenomen. Door de ruimtelijke plannen zal er een grondtekort in het gebied ontstaan van 165 hectare. Een aantal bedrijven in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder zal dus moeten verdwijnen. Dit is in paragraaf 5.2 bij de effecten per deelgebied nader beschreven. Tabel 5.1: Grondbalans Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder Ontwikkelingen
hectaren
Grondbalans agrarische sector AmstelGroen
+ 133 ha - 175 ha
Groene As
- 36 ha
N201
- 37 ha
Golfcentrum Amstelveen
- 50 ha
Grondbalans inclusief ruimtelijke claims
- 165 ha
Uitbreidingsmogelijkheden blijvende bedrijven en omvang landbouwgebied Op basis van bovengenoemde effecten kan geconcludeerd worden dat zonder aanvullende maatregelen de uitbreidingsmogelijkheden voor de blijvende bedrijven ernstig worden beperkt. Voor een rendabele bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat bedrijven kunnen uitbreiden. Bij de berekening van de grondbalans (zie paragraaf 4.2.4) is uitgegaan van een gemiddelde groei van de akkerbouwsector met 2% per jaar en van de veehouderijsector met 3% per jaar. Deze ruimte is bij de voorgenomen ontwikkelingen binnen de Bovenkerkerpolder niet beschikbaar. Als bedrijven willen uitbreiden zal waarschijnlijk grond buiten de polder worden gekocht, dit verslechtert echter de verkavelingsituatie van betreffende bedrijven (zie onder verkaveling). Het gebied ligt vrij geïsoleerd van omliggende landbouwgebieden (begrensd door Amstelveen, Uithoorn, het glas van Aalsmeer en de Amstel), dit betekent dat verwerving van kavels elders leidt tot grotere rijafstanden. Het landbouwgebied Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder zal door de voorgenomen ontwikkelingen fors in omvang afnemen. Dit betekent dat toeleverende en afnemende diensten, (zoals de melkwagen, de veearts, loon- en mechanisatiebedrijven, maar ook kenniscentra) een groter gebied zullen moeten bedienen om een rendabele bedrijfsvoering te houden. Dit kan leiden tot hogere kosten voor bepaalde diensten, aangezien grotere afstanden afgelegd moeten worden. Dit heeft ook een grotere concurrentiekracht tot gevolg en mogelijk als gevolg daarvan het op termijn verdwijnen van bepaalde toeleverende en afnemende diensten in de regio. De grote of sterke bedrijven zullen blijven bestaan en verder in omvang toenemen.
306011, revisie D01 Pagina 26 van 41
4BEffectbeschrijving Verkaveling Door de voorgenomen ontwikkelingen zal zonder aanvullende maatregelen de verkavelingsituatie verslechteren. Een aantal bedrijven heeft hun bedrijf gedeeltelijk binnen het plangebied van de voorgenomen ontwikkelingen liggen, andere bedrijven liggen in hun totaliteit binnen de begrensde gebieden. Van een aantal bedrijven wordt de huiskavel door de begrenzing van AmstelGroen doormidden gesneden. Zoals genoemd onder ‘uitbreidingsmogelijkheden blijvende bedrijven’ is de verwachting dat bedrijven die daadwerkelijk aan schaalvergroting willen doen gronden buiten de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder zullen verwerven. Dit heeft tot gevolg: • toename van het aantal kavels per bedrijf; • percentage huiskavel / totale bedrijfsoppervlak zal negatiever uitvallen; • en grotere rijafstanden en omrijbewegingen. Grondverwerving en grondprijs Een deel van de voorgenomen ontwikkelingen zal worden gerealiseerd op basis van vrijwilligheid. Voor een ander deel kan op termijn mogelijk sprake zijn van eventuele onteigening. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen wordt uitgegaan van onderstaande wijze van omgaan met grondverwerving. • Voor AmstelGroen geldt dat de grond in principe wordt verworven op basis van vrijwilligheid. Indien dit onvoldoende perspectief geeft op het realiseren van de plannen voor AmstelGroen zou in een uiterste situatie overgegaan kunnen worden tot onteigening. Momenteel is bij provincie Noord-Holland een nota 5 in behandeling ten aanzien van een actief en versterkt grondbeleid bij de provincie. Dit kan consequenties hebben voor de wijze waarop met onteigening wordt omgegaan. • Voor de Groene As geldt dat verworven wordt op basis van vrijwilligheid. • Voor de N201 geldt dat in eerste instantie wordt verworden op basis van vrijwilligheid. Voor infrastructuur kan ook het middel van onteigening worden ingezet. De verwerving voor de natuurcompensatie gekoppeld aan de N201 gebeurt op basis van vrijwilligheid. • Voor het Golfodrome Amstelveen geldt dat de initiatiefnemer zelf in onderhandeling is met de agrariërs. De planuitwerking van het initiatief is gebaseerd op gronden waarvan de initiatiefnemer overtuigd is dat hij deze gronden kan verwerven of pachten. In de provinciale nota, die nog bij de provincie in behandeling is, is opgenomen dat de overheid niet prijsopdrijvend mag acteren. Hierop zijn echter uitzonderingen. Bijvoorbeeld indien een gebied in zijn geheel is bestemd voor recreatie of voor natuurbeheer. In die gevallen is de inzet van de overheid er juist op gericht om alle gronden in bezit te krijgen. Uiteindelijk kan dan via onteigening de grondverwerving worden afgerond. Een en ander heeft tot gevolg dat er sprake kan zijn van prijsopdrijving in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder. Deze zal echter beperkt zijn, aangezien er geen sprake is van rode functies. Het kan wel gevolgen hebben voor de grondverwerving door agrariërs die willen uitbreiden.
5
Gegronde Ontwikkeling, naar een actief en versterkt grondbeleid bij provincie Noord-Holland, concept, juli 2006.
306011, revisie D01 Pagina 27 van 41
4BEffectbeschrijving Planologie De N201 is reeds vastgelegd in het streekplan en bestemmingsplan. AmstelGroen is ook vastgelegd in het Streekplan, maar nog niet in het bestemmingsplan. Ook voor Golfodrome moeten nog de nodige planologische procedures worden doorlopen (waarschijnlijk een streekplanwijziging en een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 WRO). Wanneer de planologische procedure niet helder gekoppeld is aan de wijze van grondverwerving is er een risico van planologische schaduwwerking voor de huidige grondeigenaar. Zo wordt voor natuur in Nederland meestal gekozen voor eerst vrijwillige grondverwerving en daarna vastleggen in het bestemmingsplan. Wanneer gekozen wordt voor grondverwerving met een mogelijkheid van onteigening, dan moet eerst het bestemmingsplan worden opgesteld. Dit omdat anders niet kan worden overgegaan tot onteigening. Voor de N201 en Golfodrome Amstelveen is het risico van planologische schaduwwerking gering omdat de gronden (nagenoeg) allemaal zijn verworven cq. opties bestaan op de gronden. Vooral voor AmstelGroen is er een risico van planologische schaduwwerking voor de huidige eigenaren wanneer de bestemmingsplanprocedure niet goed wordt gekoppeld aan de keuze van grondverwerving. Beheerpakketten De Bovenkerkerpolder heeft een belangrijke waarde voor voorkomende weidevogels, dit mede als gevolg van de relatieve rust die de polder heeft. Diverse agrariërs in de Bovenkerkerpolder hebben zich aangesloten bij de Vereniging voor Agrarisch Natuurbeheer De Amstel. Vrijwilligers markeren de vogelnesten op het land, de eerste keer in het voorjaar maaien agrariërs later of agrariërs zorgen voor zogenaamde vluchtstroken (dit zijn smalle stroken land waar het gras niet is gemaaid). Voor de agrariërs bestaat de mogelijkheid om via de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) subsidie te krijgen voor het natuurvriendelijke beheer. De subsidies vormen een aanvulling op het agrarische bedrijfsinkomen. Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) Voor de Bovenkerkerpolder zijn de volgende SAN pakketten van toepasssing: • weidevogelgrasland met rustperiode (variërend van € 217,- tot en met € 489,- per ha per jaar); • soortenrijk weidevogelgebied - 75 broedparen per 100 ha (variërend van € 91,- tot € 185,-); • naast SAN extra projecten zoals mozaiek beheer.
Door de verschillende voorgestane ontwikkelingen wordt de (recreatieve) drukte in de polder groter. Op dit moment is weinig bekend over de impact die de voorgenomen ontwikkeling op de weidevogelstand kan hebben. De verwachting is echter dat bepaalde weidevogels hierdoor mogelijk het plangebied niet of minder frequent zullen bezoeken. Dit kan consequenties hebben voor de subsidievergoedingen aan agrariërs in het geval de subsidie afhankelijk is van het aantal voorkomende soorten, zoals de nestbescherming die afhankelijk is van het aantal broedparen per 100 hectare. Daarnaast wordt echter opgemerkt dat met de verbreding die een aantal bedrijven binnen het gebied voorstaat een toename van de ecologische kwaliteit van het plangebied kan worden gerealiseerd. De Groene As vormt een belangrijke ecologische verbindingszone die van invloed kan zijn op het geheel van de ecologische waarden in de polder. Daarnaast zal de natuurcompensatie langs de N201 en aandacht voor een ecologische invulling van AmstelGroen en het golfcentrum Amstelveen leiden tot andere en mogelijk hogere ecologische waarden. Voor de agrariërs die zich richten op agrarisch natuurbeheer kan dit mogelijk positief doorwerken in het agrarisch inkomen.
306011, revisie D01 Pagina 28 van 41
4BEffectbeschrijving De SAN kent naast de pakketten die zich richten op weidevogels ook een groot aantal andere beheerpakketten. Door de ontwikkeling van AmstelGroen en vooral de invulling van het niet intensieve gebied in de Bovenkerkerpolder met recreatieve, landschappelijke en ecologische verbindingen verbindingen (o.a. de vliegende hectaren) biedt dit agrariërs ook de mogelijkheid om zich te richten op deze andere beheerpakketten. Hierbij is te denken aan: • (fauna)randenbeheer; • landschapspakketten: beheer van bosjes, knotbomen, eendenkooien / poelen, houtkaden, singels of bomenrijen • beheerspakketten voor het ontwikkelen en/of instandhouden van specifieke vegatatietypen: kruidenrijke graslanden, hooiland, kruidenrijk of bont weiland, kruidenrijke zomen en der gelijke. Dit moeten wel langjarige pakketten zijn, anders biedt het weinig economisch perspectief. Door uitbreiding van het agrarisch natuurbeheer kunnen omliggende bedrijven mogelijk hinder ondervinden van bijvoorbeeld overwaaiende zaden, wildschade of vraat. Vliegende hectaren Onderdeel van AmstelGroen is het realiseren van 10 hectare ‘vliegende hectaren’ (toegelicht in paragraaf 3.2). De effecten hiervan zijn zowel positief als negatief voor de blijvende agrarische bedrijven: • Deelname aan de ‘vliegende hectaren’ biedt verbreding van het agrarische bedrijf en eventuele neveninkomsten (agrarisch of particulier natuurbeheer of eventuele combinatie met recreatieve activiteiten). • In principe geldt dat bij functieverandering voor AmstelGroen de betreffende grond in eigendom komt van het Rijk, dit zal naar alle waarschijnlijkheid ook gelden voor de ‘vliegende hectaren’. In het geval van particulier natuurbeheer blijft de grond in eigendom van de agrariër. De vraag is vooralsnog of dit binnen AmstelGroen kan, aangezien binnen AmstelGroen zekerheid en continuïteit gewaarborgd moet zijn; dit kan niet als er sprake is van een overeenkomst met een individuele ondernemer. • Bij een ecologische invulling van de ‘vliegende hectaren’ kan er sprake zijn van negatieve effecten (bijvoorbeeld overwaaiende zaden of wildschade), maar ook van positieve effecten (toename ecologische waarden, en daaraan gekoppeld mogelijk een toename van de beheersvergoedingen), zie ook hierboven onder ‘beheerpakketten’. Recreatieve activiteiten Vanuit het onderzoek van Stivas blijkt dat 25% van de agrariërs mogelijkheden ziet voor recreatief medegebruik wanneer met name AmstelGroen gerealiseerd zal worden. De ondernemers zien vooral kans om het bedrijf te verbreden of reeds bestaande verbrede bedrijfsactiviteiten verder uit te breiden. Kansen worden gesignaleerd in onder andere: kanoverhuur, paardenpension of -manege of het starten met ‘bed and breakfast’-activiteiten. Specifieke recreatieve activiteiten kunnen mogelijk gekoppeld worden aan de ‘vliegende hectaren’. Door het opstarten van recreatieve activiteiten kunnen bedrijven hun bestaanszekerheid handhaven of uitbreiden. Dit biedt mogelijkheden om de landbouwsector als geheel in de regio vast te houden, zodat zij als beheerder van het karakteristieke landschap haar taak hierin kan blijven vervullen. De indruk is dat de wens tot extra faciliteiten voor recreatie voor de agrariër beperkt wordt door het huidig gemeentelijk beleid.
306011, revisie D01 Pagina 29 van 41
4BEffectbeschrijving 5.2
Effecten per deelgebied
5.2.1
AmstelGroen
AmstelGroen is onderdeelverdeeld in een aantal deelgebieden. Deelgebied A is afzonderlijk te beschouwen, omdat dit in tegenstelling tot de andere deelgebieden in gebruik is als akkerland. Deelgebied A heeft meer relatie met het overige deel van de Noorder Legmeerpolder. De overige deelgebieden zijn grotendeels in gebruik als grasland. Dit betekent dat er geen directe uitwisseling of koppeling van maatregelen tussen deelgebied A en de andere deelgebieden mogelijk is. Dit betekent ook dat de deelgebieden B en C, en daaraan gekoppeld deelgebied D wel in onderlinge samenhang bezien moeten worden. Van alle bezochte bedrijven ziet 70% nog landbouwkundige toekomst in het gebied als AmstelGroen gerealiseerd wordt. De andere bedrijven zien geen toekomst meer en zullen hun bedrijfsactiviteiten beëindigen of willen verplaatsen naar elders. Circa 10% van de bedrijven ziet nog toekomst voor het bedrijf indien compenserende grond beschikbaar komt. Figuur 5.1: Deelgebieden AmstelGroen
B A C
D (bron: Begrenzingenplan AmstelGroen, 2006)
306011, revisie D01 Pagina 30 van 41
4BEffectbeschrijving Deelgebied A: Noorder Legmeerpolder Dit deelgebied maakt onderdeel uit van de Noorder Legmeerpolder en is in gebruik als akkerland. In dit deelgebied zijn circa 4 agrarische bedrijven actief, waarvan twee met de huiskavel binnen het gebied. Een ander bedrijf heeft de huiskavel liggen binnen het aangewezen Wet Voorkeursrecht Gemeenten (WVG) bedrijventerrein N201-zone. Een aantal bedrijven binnen het gebied heeft toekomstperspectief en is niet van plan het bedrijf op korte termijn te beëindigen. Daarnaast is binnen het deelgebied een zone met een aantal volkstuinen gelegen. In dit deelgebied is het intensieve gedeelte van AmstelGroen voorzien. Om dit te realiseren zal het gebied in zijn geheel moeten worden gekocht, dit houdt in dat 65 hectare akkerland zal verdwijnen. Voor een deel van de bedrijven zal aankopen aan de orde zijn, voor een ander deel moet sprake zijn van bedrijfsverplaatsing. De initiatiefnemer van AmstelGroen is verantwoordelijk voor het aangaan van de gesprekken met betreffende ondernemers, dit moet geregeld worden via het Bureau Beheer Landbouwgronden. Deelgebied B en C: Bovenkerkerpolder In deelgebied B en C zijn circa 10 agrarische bedrijven actief. Een deel van de grond is in eigendom van de agrariërs, voor een deel wordt de grond door de betreffende agrariërs gepacht. In de deelgebieden is sprake van circa 7 bedrijven met hun huiskavel in de deelgebieden, van 5 bedrijven is bekend dat zij een goed toekomstperspectief hebben en niet van plan zijn het bedrijf (op korte termijn) te beëindigen; een aantal heeft zelfs aangegeven een uitbreidingswens te hebben. Van 1 bedrijf is bekend dat het op kortere termijn zal beëindigen. Bij een aantal bedrijven wordt de huiskavel door de begrenzing van AmstelGroen dwars doorsneden. Onder de bedrijven is sprake van bedrijven die zich in sterke mate richten op verbreding van de bedrijfsactiviteiten, onder andere paardenfokkerij, paardenpensionstalling, huisverkoop, kaasboerderij. Er zijn bedrijven die zich niet willen verbreden, maar zich willen richten op een ‘puur’ agrarische bedrijfsvoering. Er zijn bedrijven die uitspreken zich niet te willen verplaatsen en de begrenzing van AmstelGroen aan te willen passen. Onder de bedrijven zijn ook bedrijven die met een meer of minder groot deel van hun bedrijfsoppervlak in het aangewezen WVG-gebied bedrijventerrein N201-zone zijn gelegen. Afstemming met de grondverwerving voor het bedrijventerrein is cruciaal. Mogelijk dat bedrijven in het geheel kunnen worden aangekocht en/of verplaatst, waardoor met het verwerven van grond voor het bedrijventerrein ook (ruil)grond ten behoeve van AmstelGroen kan worden verworven. Om de deelgebieden B en C te realiseren is het nodig dat een aantal bedrijfsverplaatsingen binnen en buiten het plangebied plaatsvindt. De initiatiefnemer van AmstelGroen is verantwoordelijk voor het aangaan van de gesprekken met betreffende ondernemers. Door het uitplaatsen van een aantal bedrijven en aanvullend in de Bovenkerkerpolder grond van beëindigers aan te kopen is het mogelijk voor de blijvende bedrijven door middel van kavelruil een verbetering van de verkavelingsituatie te creëren. Deelgebied D: ‘vliegende hectaren’ Bovenkerkerpolder In paragraaf 5.1 is ingegaan op de algemene effecten van de ‘vliegende hectaren’. Aanvullend wordt opgemerkt dat qua grondverwerving de ‘vliegende hectaren’ slechts beperkte invloed hebben. In gezamenlijk overleg met agrariërs wordt bezien welke hectaren men wil inzetten als ‘vliegende hectaren’. Zoals opgemerkt is nog niet duidelijk hoe het eigendom van de ‘vliegende hectaren’ wordt geregeld.
306011, revisie D01 Pagina 31 van 41
4BEffectbeschrijving 5.2.2
Groene As
De Groene As betreft een ecologische verbindingszone en is vastgelegd in het natuurbeleid. Realisatie van de Groene As gebeurt op basis van vrijwilligheid. Onteigening is hier niet aan de orde. Een groot deel van het westelijk deel van de Groene As is (juli 2006) in eigendom van gemeente Amstelveen. Deze grond wordt momenteel grotendeels verpacht aan agrarische ondernemers, zie figuur 4.1 verkavelingsituatie (gebruikerssituatie). In het oostelijk deel van de Groene As is sprake van een aantal agrarische eigenaren, waarvan één met een huiskavel in het gebied. De andere bedrijven hebben veldkavels in eigendom of pachten deze bij derden. Ook is sprake van een loonbedrijf dat een agrarisch perceel in eigendom heeft. Binnen het gebied bestaan uitbreidingswensen van het bedrijfsoppervlak en verbreding van de bedrijfsactiviteiten met bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer of agrotoerisme. Op de binnen het begrensde gebied voor de Groene As gelegen bedrijven zullen in feite geen effecten optreden ten aanzien van de agrarische structuur, aangezien realisatie op basis van vrijwilligheid gebeurt. Ook voor het totale gebied zal de agrarische structuur niet worden aangetast, aangezien de voorgenomen activiteit zich concentreert in een zone direct gelegen langs de Nesserlaan. Het agrarische oppervlak in de Bovenkerkerpolder en de Noorder Legmeerpolder wordt door realisatie van de Groene As verkleind. Behalve de effecten op de bedrijven die direct in het plangebied van de Groen As zijn gelegen, is er sprake van effecten op omliggende bedrijven. Enerzijds kan de Groene As negatieve effecten hebben in de vorm van: • overwaaiende zaden of wildschade op omliggende percelen; • de uitbreidingswensen voor omliggende bedrijven wordt door realisatie van de Groene As beperkt, aangezien direct landbouwareaal verloren gaat; Daarnaast kan er echter ook sprake zijn van positieve effecten: • mogelijkheden om aan te sluiten met agrarisch natuurbeheer of particulier natuurbeheer. 5.2.3
N201
De planvorming rond de N201 bevindt zich in een vergevorderd stadium. De grondverwerving voor het voornemen is gestart. In eerste instantie vindt grondverwerving plaats op basis van vrijwilligheid, maar ten behoeve van infrastructuur kan uiteindelijk onteigend worden. De grond ten behoeve van de natuurcompensatie N201 wordt in principe verworven op basis van vrijwilligheid. De verlegging van de N201 heeft invloed op 8 geënquêteerde bedrijven. In het gebied dat zal worden aangekocht voor de N201 hebben 2 bedrijven hun huiskavel, vanuit de enquête kan afgeleid worden dat deze bedrijven als blijvers kunnen worden aangeduid. Circa 3 bedrijven worden in het geheel door de begrenzing van de N201 opgenomen, van 1 bedrijf is bekend dat deze wordt doorsneden. Van 1 bedrijf is bekend dat men over de grondverwerving in gesprek is, dit bedrijf heeft ook grond buiten de begrenzing van de N201 maar die wel is gelegen binnen de begrenzing van AmstelGroen. Van een ander bedrijf is bekend dat op de kortere termijn sprake is van een beëindigend bedrijf. Door het aankopen van de gehele bedrijven wordt de mogelijkheid gecreëerd om voor de blijvende bedrijven de verkavelingsituatie te verbeteren. Door realisatie van de natuurcompensatie als gevolg van de aanleg van de N201 zal 36 hectare aan het landbouwareaal worden onttrokken. De agrarische structuur van de Bovenkerkerpolder zal door de realisatie niet worden aangetast, aangezien de N201 met de daarbij behorende
306011, revisie D01 Pagina 32 van 41
4BEffectbeschrijving natuurcompensatie direct langs de bebouwingsrand van Uithoorn is gelegen. Er vindt dus geen directe doorsnijding van agrarische structuren plaats. Behalve de effecten op de bedrijven die direct in het plangebied van de N201 zijn gelegen, is er sprake van effecten op omliggende bedrijven. Dit betreft mogelijke negatieve effecten door zaden of wildschade door ontwikkeling van de natuurcompensatie en eventueel verkeerslawaai (en de mogelijke gevolgen daarvan op de weidevogelstand). De verwachting is dat de bereikbaarheid van de polder voor bijvoorbeeld loonwerkers en de melkauto vanuit het zuiden door de aanleg van de N201 zal verbeteren. 5.2.4
Golfodrome Amstelveen
De initiatiefnemer van het Golfodrome Amstelveen geeft aan dat hij kan beschikken over circa 50 hectare, zoals ook aangegeven in paragraaf 3.5. Dit oppervlak is gedeeltelijk te verwerven door aankoop (eigendom) en gedeeltelijk door pacht. Het ontwerp van het golfcentrum wordt ingepast in de beschikbare oppervlakte. Gemeente Amstelveen is een belangrijke eigenaar binnen het plangebied van het golfcentrum. Daarnaast is sprake van circa 4 agrarische bedrijven die binnen het plangebied van het golfcentrum zijn gelegen. Deze bedrijven zullen gezien de informatie die de initiatiefnemer op zijn website geeft in het geheel worden aangekocht/gepacht. Effecten van het golfcentrum op deze bedrijven zijn daarmee niet aan orde. De agrarische structuur voor omliggende bedrijven van Golfodrome Amstelveen wordt door het voornemen niet aangetast. Behalve de effecten op de bedrijven die direct in het plangebied van het golfcentrum zijn gelegen, is er sprake van effecten op omliggende (circa 3) bedrijven. Enerzijds kan het golfcentrum negatieve effecten hebben in de vorm van: • effecten door zaden of wildschade bij ontwikkeling van ecologische zones binnen het ontwerp; • lichthinder van het golfcentrum, waardoor weidevogels mogelijk op afstand blijven (dit betekent directe invloed op het agrarische inkomen in geval van betaald agrarisch natuurbeheer); • uitbreken van vee richting greens; • eventuele hinder van lawaai; • overlast door de verkeersaantrekkende werking; • doordat het golfcentrum midden in het gebied komt te liggen zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor de omliggende bedrijven beperkt tot minimaal, zeker voor jonge ondernemers met uitbreidingswensen is dit een negatief effect. Daarnaast kan er echter ook sprake zijn van positieve effecten: • mogelijkheden of aansluiting voor recreatieve nevenactiviteiten op het agrarische bedrijf, (verbreding van het landbouwbedrijf); • recreatieve ontsluiting van de Bovenkerkerpolder. 5.2.5
Waterberging en overige ontwikkelingen
De overige ontwikkelingen betreffen (zie 3.6): • wateropgave Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder; • 20 Ke-contour van Schiphol; • woonwijken Noorder Legmeerpolder ten zuiden van Westwijk; • bedrijventerrein N201-zone.
306011, revisie D01 Pagina 33 van 41
4BEffectbeschrijving De wateropgave zal worden gerealiseerd binnen de hectaren van AmstelGroen en levert dan ook geen extra ruimteclaim op voor de agrarische sector in de polder. De woonwijken Noorder Legmeerpolder en bedrijventerrein N201-zone liggen buiten het plangebied en leveren daarom geen directe effecten op voor de agrarische ondernemers in het plangebied. Wel geldt dat door deze ontwikkelingen het agrarisch kerngebied Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder in omvang verder zal afnemen. De eventuele uitbreidingsmogelijkheden van de ondernemers in het plangebied worden hierdoor ook beperkt. Wanneer de gemeente Amstelveen nog wil uitbreiden zal zij de ruimte daarvoor zoeken buiten de 20 Ke-contour in de Bovenkerkerpolder. Dit geeft mogelijk in de toekomst een extra claim op het agrarische gebied. Of dit daadwerkelijk aan de orde is en in welke mate is op dit moment nog niet bekend. Hiervan kunnen nu dan ook niet de effecten worden beschreven. De eventuele claim voor woningbouw op dit gebied, betekent dat dit gebied voor de landbouwsector in het kader van dit LER wordt benoemd als een soort ‘embargo-gebied’ voor de verdere ontwikkeling van de agrarische sector. Een dergelijke claim zal de mogelijkheden beperken van de aanbevelingen die in het kader van de LER worden opgesteld. Hierbij valt te denken aan het al dan niet inzetten van gemeentelijke eigendommen binnen de 20 Ke-contour voor kavelruil. 5.2.6
Conclusies effecten
Door het realiseren van de plannen, zal 298 hectare landbouwgrond wijzigen in een andere functie. Dit is een forse afname en heeft diverse effecten op de landbouwstructuur. •
•
•
•
• • •
• •
Een zevental bedrijven ligt met hun huiskavel binnen de huidige begrenzingen van met name AmstelGroen en de N201. Een aantal bedrijven moet verdwijnen of verplaatsen uit de polder. Er ontstaat een negatieve grondbalans van 165 hectare voor de komende 10 jaar. Dit betekent dat diverse agrariërs geen mogelijkheid hebben voor uitbreiding van hun bedrijf binnen de polder. Als agrariërs willen uitbreiden dan moeten ze buiten de polder gronden aankopen. Gelet op de geïsoleerde ligging van de Bovenkerkerpolder, betekent dit dat veldkavels op grote afstand van het bedrijf komen te liggen met de daarbij behorende rijafstanden. Door de afname van het landbouwareaal zullen de toeleverende en afnemende diensten een groter gebied moeten bedienen om een rendabele bedrijfsvoering te houden. Dit kan leiden tot hogere kosten voor bepaalde diensten, aangezien grotere afstanden afgelegd moeten worden. Er treedt verslechtering van de verkavelingsituatie op doordat (delen van) bedrijven worden uitgekocht. Er bestaat het risico van planologische schaduwwerking, wanneer eerst het bestemmingsplan wordt opgesteld en daarna vrijwillige grondaankopen plaatsvinden. Verstoren van weidevogels vindt plaats door afname van agrarische grond en toename van recreatieve activiteiten, dit zal ook een negatief effect hebben op de inkomsten uit agrarisch natuurbeheer. De 20 Ke-contour kan een planologische schaduwwerking hebben voor toekomstig agrarisch gebruik buiten deze contour. Een positief effect is dat de voorgenomen plannen kansen bieden voor verdere verbreding, dit specifiek voor de 10 hectare vliegende hectaren van AmstelGroen.
306011, revisie D01 Pagina 34 van 41
6
Aanbevelingen
De aanbevelingen in dit LER worden opgedeeld in vier sporen, namelijk: Spoor 1: Behouden agrarische ondernemers met toekomstperspectief Spoor 2: Heldere grondverwervingstrategie Spoor 3: Verbeteren productieomstandigheden overblijvende agrariërs Spoor 4: Stimulering verbreding agrariërs De eerste twee sporen betreffen aanbevelingen om de negatieve effecten van de plannen, vooral van AmstelGroen, op de landbouwstructuur zoveel mogelijk te beperken. Voor deze aanbevelingen ligt het primaat bij de overheden (provincie Noord-Holland, gemeente Amstelveen en Hoogheemraadschap AGV / Waternet). De andere twee sporen omvatten aanbevelingen om de productieomstandigheden van de agrarische ondernemers te verbeteren en verbreding te stimuleren. Voor deze aanbevelingen ligt het primaat vooral bij de ondernemers. 6.1
Spoor 1: Behouden agrarische ondernemers met toekomstperspectief
Uit de enquête van Stivas blijkt dat een zevental bedrijven zeer direct worden getroffen doordat de huiskavel binnen de begrenzing van AmstelGroen (5 bedrijven) of de N201 (2 bedrijven) valt. Dit zijn nagenoeg allemaal ook bedrijven (circa 5 bedrijven) met toekomstperspectief. Door het nadelige effect op deze bedrijven zal de agrarische structuur achteruitgaan. Het is noodzakelijk dat de begrenzingen zodanig worden aangepast dat zoveel mogelijk agrarische ondernemers met toekomstperspectief behouden blijven voor de polder. Voor de Noorder Legmeerpolder lijkt aanpassing van de begrenzing geen optie, omdat AmstelGroen hier geheel de bestaande topografische grenzen volgt. Verder zijn deze bedrijven ook deels gelegen in andere ontwikkelingen (N201 en bedrijventerrein). Ten aanzien van de natuurontwikkeling rondom de N201 in de Bovenkerkerpolder lijkt dit ook geen optie, omdat dit gebied is ingeklemd tussen AmstelGroen en de omlegging van N201. Bovendien zijn hierover al vergaande gesprekken gaande. De kernvraag voor aanpassing van de begrenzing ligt langs de Bovenkerkerweg, waar AmstelGroen in twee blokken is gedacht (blok B en deels blok C). Hierin ligt een viertal ondernemingen, waarvan een drietal aangeeft het bedrijf te willen voorzetten.
306011, revisie D01 Pagina 35 van 41
5BAanbevelingen Aanbeveling 1: Aanpassing begrenzing Aanpassing van de begrenzing van AmstelGroen, zodat meerdere bedrijven met toekomstperspectief worden ontzien. Dit is noodzakelijk, omdat een zevental bedrijven (deels) met de huiskavel binnen de begrenzing van AmstelGroen valt. De grootste kansen hiervoor liggen langs de Bovenkerkerweg. Actie door provincie, gemeente en Hoogheemraadschap, in nauw overleg met de LTO en agrarische ondernemers.
Aanbeveling 2: Bedrijfsverplaatsing binnen de polder Het verplaatsen van één van deze bedrijven binnen de polder. Van deze aanbeveling moet de haalbaarheid worden bepaald. Een verplaatsing binnen de polder is mogelijk: a. als bij provincie en gemeente de bestuurlijke wil bestaat om gronden aan te kopen voor een nieuwbouwkavel (eventueel via kavelruil), extra financiën vrij te maken voor grondverwerving / nieuwe opstallen en planologisch mee te werken met een (nieuwe) agrarische locatie; b. als er bij de te verplaatsen bedrijven daadwerkelijk interesse bestaat om te verplaatsen binnen de Bovenkerkerpolder (enkele bedrijven hebben dit wel aangegeven in de enquête); c. bij het verplaatsen van bedrijven binnen de Bovenkerkerpolder moet rekening worden gehouden met eerder genoemde ‘embargogebieden’ voor agrariërs (buiten 20 Ke-contour van Schiphol). Dit kan de mogelijkheden beperken om binnen de Bovenkerkerpolder naar oplossingen voor bedrijfsverplaatsing te zoeken. Naast bedrijfsverplaatsing binnen de polder is verplaatsing van een bedrijf buiten de polder mogelijk. Hiervoor is het noodzakelijk dat maatwerk per ondernemer wordt geleverd (zie aanbeveling 5). Actie door provincie en gemeente, in nauw overleg met de LTO / agrarische ondernemers.
6.2
Spoor 2: Heldere grondverwervingstrategie
De realisatie van de plannen in de polders gaat gepaard met de verwerving van vele hectaren grond, bij diverse ondernemers. Het is belangrijk bij de grondverwerving niet alleen de grond van bedrijven te verwerven, maar indien dit vanuit de agrarische ondernemer gewenst is het gehele bedrijf (dus inclusief bedrijfsgebouwen). Een heldere grondverwervingsstrategie is hierbij van groot belang. Dit voorkomt onzekerheid bij ondernemers en voorkomt planologische schaduwwerking. Aanbeveling 3: Afstemming grondverwerving voor diverse plannen Grondverwerving voor AmstelGroen, natuurcompensatie N201 en de Groene As (maar ook voor het bedrijventerrein N201) moet in nauwe onderlinge samenhang opgepakt worden. In gezamenlijk optreden kunnen win-win situaties gecreëerd worden, waardoor meerdere partijen hun doelen kunnen verwezenlijken. Actie door de provincie, in overleg met gemeente en Hoogheemraadschap.
306011, revisie D01 Pagina 36 van 41
5BAanbevelingen
Aanbeveling 4: Voorkomen planologische schaduwwerking Om planologische schaduwwerking te voorkomen kunnen twee lijnen worden bewandeld: • gronden vrijwillig opkopen en in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opnemen door middel van een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 WRO. Na vrijwillige verwerving van de gronden de agrarische bestemming wijzigen in een recreatieve bestemming; • functiewijziging laten vastleggen in bestemmingsplan door middel van een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 WRO en daarop ook gegarandeerd de gronden verwerven (lukt het niet via vrijwillige verwerving, dan via het uiterste middel van onteigening). Optie 1 lijkt voor de huidige grondeigenaren de meeste rechtzekerheid te bieden. In hoeverre dit ook zorgt voor de gewenste duidelijkheid is nog de vraag. Actie door provincie en gemeente, in overleg met de LTO.
Aanbeveling 5: Maatwerk leveren per ondernemer In de praktijk blijkt dat het aankopen van een agrarisch bedrijf het leveren van maatwerk is. Dit kan op vele manieren en is afhankelijk van het bedrijf zelf: wil men stoppen, wil men op dezelfde plaats een andere activiteit beginnen, wil men verplaatsen in Nederland of emigreren. Door het goed doorvragen naar wat een ondernemer wil, kan de aankopende partij actief meehelpen in de ‘secundaire’ voorwaarden. Dit vereist een deskundige, actieve bemiddelaar, die waar nodig kan terugvallen op andere partijen. Dit kan financieel zijn (bijvoorbeeld het vergoeden van extra kosten bij verplaatsing van bedrijfsgebouwen) of bestuurlijk (het verkrijgen van vergunningen voor nieuwbouw, in de huidige gemeente of een andere gemeente). Actie door BBL/ DLG in opdracht van de provincie.
Aanbeveling 6: Betrekken aanbevelingen uit LER bij Aankoop Strategieplan AmstelGroen Er is inmiddels gestart met het opstellen van een Aankoop Strategieplan voor AmstelGroen. Bij het definitief verschijnen van dit LER, zal het Aankoop Strategieplan worden uitgewerkt tot een definitief plan. Bij het opstellen van het Aankoop Strategieplan voor AmstelGroen worden de bevindingen uit dit LER betrokken. Actie door BBL / DLG in opdracht van de provincie.
6.3
Spoor 3: Verbeteren productieomstandigheden overblijvende agrariërs
Uit de enquête is gebleken dat enkele ondernemers niet aaneengesloten kavels hebben. Door de begrenzing van AmstelGroen en N201 kan deze versnippering toenemen. Kavelruil is een goede optie om de verkaveling van agrarische ondernemers te verbeteren. Bovendien kan dit positief uitwerken voor de aankoop van gronden van AmstelGroen.
306011, revisie D01 Pagina 37 van 41
5BAanbevelingen Aanbeveling 7: Kavelruil Toepassen van het kavelruil instrument. Kavelruil is een vrijwillig instrument. De agrariërs zullen dan ook moeten aangeven of zij dit als een goed instrument zien. De overheden (provincie, gemeente en hoogheemraadschap) zullen moeten aangeven in hoeverre zij hun eigendommen, die buiten de begrenzing liggen, willen inzetten in de kavelruil. De Stivas is een partij om dit te regelen. Actie door agrariërs, overheden (provincie, gemeente en Hoogheemraadschap) en Stivas. Stivas kent voor kavelruil een financiële regeling.
Aanbeveling 8: Bedrijven geheel opkopen Het verdient aanbeveling om gehele bedrijven (die dan dus beëindigen of verplaatst worden) te verwerven en niet alleen de kavel die binnen de planbegrenzing valt. Ook hiermee worden ruilmogelijkheden gecreëerd voor bedrijven die verplaatst moeten worden of mogelijkheden voor verbetering van de bedrijfsstructuur voor andere bedrijven. Actie door provincie (BBL) in overleg met gemeente en Hoogheemraadschap.
Aanbeveling 9: Grond aankopen buiten begrenzing Ter ondersteuning van de kavelruil en eventueel verplaatsing van een bedrijf binnen de polder is het gewenst om gronden op te laten kopen door de overheid buiten de begrenzing. Dit betreft dan gronden van bedrijven die hebben aangegeven te willen stoppen. Actie door provincie (BBL) in overleg met gemeente en Hoogheemraadschap.
6.4
Spoor 4: Stimulering verbreding agrariërs
Uit de enquête blijkt dat vele ondernemers reeds gebruik maken van de regelingen voor het produceren van natuurwaarden. Diverse ondernemers willen dit waar mogelijk verder uitbreiden en enkele ondernemers zien ook kansen in het leveren van recreatieve producten. Realisatie van AmstelGroen biedt kansen voor ondernemers die dit willen, om deze activiteiten op te starten of verder uit te breiden. Aanbeveling 10: Stimuleren verbreding ondernemers Door de vraag naar meer natuur en recreatie en het aanbod van ondernemers om hierin een rol te spelen, bij elkaar te brengen kunnen kansen worden benut. Dit kan op diverse manieren worden opgepakt: • ondernemers maken bedrijfsplannen; • organiseren van een marktdag; • huiskamerbezoeken. Actie door de lokale ondernemers. LTO Noord en de agrarische natuurvereniging kunnen hierin een stimulerende rol (zowel financieel, organisatorisch als procedureel) vervullen. Afstemming met Recreatie Noord-Holland NV is belangrijk. Voorgesteld wordt om hiervoor een stimuleringsbudget van ongeveer € 50.000,- vrij te maken.
306011, revisie D01 Pagina 38 van 41
5BAanbevelingen
Aanbeveling 11: Realisatie en beheer AmstelGroen door huidige ondernemers De vliegende hectaren van AmstelGroen (10 ha) kunnen mogelijk gerealiseerd en beheerd worden door agrariërs die in het gebied gevestigd zijn. Enkele ondernemers hebben aangegeven mogelijk interesse te hebben. Mogelijk kan dit zelfs worden opgerekt naar de extensieve delen van het blokgroen van AmstelGroen. Dit past momenteel nog niet in de realisatie- en beheervoorwaarden van AmstelGroen. Actie door de lokale ondernemers. LTO Noord en de agrarische natuurvereniging kunnen hierin een stimulerende rol vervullen. Daarnaast moet de provincie in het kader van AmstelGroen nagaan of aanpassing van de (financiële) voorwaarden van realisatie en beheer mogelijk is.
Aanbeveling 12: Verbreding planologisch mogelijk maken Ondernemers geven aan dat het bestemmingsplan soms de gewenste verbreding van hun agrarisch bedrijf, vooral op het vlak van recreatie, niet mogelijk maakt. Het gaat hierbij om agrarische bedrijven met een goed toekomstperspectief, die een volwaardige neventak op het agrarische bedrijf willen opzetten. Actie door de gemeente om het beleid zodanig aan te passen dat de mogelijkheden voor recreatieve verbreding van het agrarisch bedrijf meer mogelijk wordt gemaakt.
Aanbeveling 13: Aanleg ruiterpaden Opvallend is het aantal bedrijven dat zich bezighoudt met paardenhouderij of pensionstalling. In het kader van AmstelGroen verdient het aanbeveling om een ruiterpaden routenetwerk te realiseren. Gezamenlijke actie van ondernemers en provincie / gemeente. Ondernemers gaan na waar behoefte bestaat aan ruiterpaden. Provincie en gemeente gaan na of dit ingepast kan worden in de planvorming en financiering van AmstelGroen.
306011, revisie D01 Pagina 39 van 41
Literatuurlijst
• • • • •
•
Grontmij Noord-Holland, AmstelGroen Projectenprogramma, eindconcept bij Bestuurlijke Uitvoeringsovereenkomst november / december 2006, Alkmaar, juli 2006. Grontmij Noord-Holland, Landbouwenquête Bovenkerkerpolder – Toekomstperspectief landbouw in relatie met landschap (eindconcept), Alkmaar, november 2002. Grontmij Noord-Holland, Polderstudie Amstelveen, Kaartenboek: inventarisatie en sectorale visies, Alkmaar, 1999. Grontmij Noord-Holland, Strategisch Groen Project AmstelGroen – Risicoanalyse, Alkmaar 12 april 2005. Provincie Noord-Holland, is samenwerking met Gemeente Amstelveen en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht / Waternet, Strategisch Groen Project AmstelGroen – Begrenzingenplan en visie op recreatieve ontwikkeling in de Bovenkerkerpolder & Noorder Legmeerpolder, definitief rapport, maart 2006. Stichting ter Verbetering van de Agrarische Structuur (Stivas) Noord-Holland, Agrarisch structuuronderzoek Bovenkerkerpolder en Noorder Legmeerpolder (concept), Haarlem, september 2006.
306011, revisie D01 Pagina 40 van 41
Gebruikte afkortingen
AGV BBL CBS DLG NGE LER LTO MER PEHS SAN Stivas WVG
: : : : : : : : : : : :
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Bureau Beheer Landbouwgronden Centraal Bureau voor de Statistiek Dienst Landelijk Gebied Nederlandse Grootte-Eenheid (bedrijfsomvangbeschrijving) Landbouw Effect Rapportage Land- en Tuinbouworganisatie Milieu Effect Rapportage Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Stichting ter verbetering van de agrarische structuur Wet Voorkeursrecht Gemeenten
306011, revisie D01 Pagina 41 van 41