Leidraad intellectuele eigendom
ISBN: 90-76776-27-x 978-90-76776-27-9
2
VOORWOORD
Intellectuele eigendom is een verzamelnaam voor verschillende rechten, die hoofdzakelijk betrekking hebben op voortbrengselen van de geest, zoals octrooi, auteursrecht, merken- en modellenrecht en databankenrecht. V&W heeft hier geregeld mee te maken. De Leidraad Intellectuele eigendom is ontwikkeld voor diegenen binnen V&W die te maken hebben met bijvoorbeeld het verstrekken van opdrachten tot het schrijven van rapporten, brochures of andere documenten, het afsluiten van ICT-contracten, het (laten) ontwerpen of bouwen van infrastructurele werken (zoals bruggen), het ontwerpen van prototypes, het maken van films of ander voorlichtingsmateriaal, het ontwikkelen van (V&W-)logo’s enz. Deze Leidraad brengt in kaart welke vormen van intellectuele eigendom binnen V&W spelen. Beoogd wordt te onderstrepen dat hierover in een vroeg stadium heldere afspraken over worden gemaakt met eventuele opdrachtnemers of anderen die belast worden met de ontwikkeling van een nieuw product. Daarbij dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van standaardvoorwaarden die al dan niet rijksbreed zijn vastgesteld. De Leidraad is geen uitputtende juridische verhandeling. Zij beperkt zich tot een aantal, voor V&W relevante, vormen van intellectuele eigendom, waarbij ter illustratie voorbeelden uit de V&W-praktijk worden beschreven. Daar waar dit verhelderend kan zijn wordt ingegaan op recente jurisprudentie. Ook worden ontwikkelingen beschreven op het gebied van inter- en intranet waarbij het onderwerp domeinnamen vanwege haar actualiteit niet onvermeld kan blijven.
’s-Gravenhage, 19 december 2005 De Waarnemend Hoofddirecteur Juridische Zaken,
Mr H. Dekker
3
4
INHOUDSOPGAVE AANBEVELINGEN
7
1
INLEIDING
9
1.1
Waarom een leidraad
9
1.2
Wat is “intellectuele eigendom” en wat valt daaronder?
10
1.3
Standaardcontracten en algemene voorwaarden
12
1.4
Schematisch overzicht van intellectuele eigendomsrechten
14
2
UITWERKING VERSCHILLENDE VORMEN VAN
2.1
2.2
2.3
INTELLECTUELE EIGENDOM
17
Octrooi
17
2.1.1
Voorbeelden van octrooien
17
2.1.2
Wanneer wordt het octrooi verleend?
18
2.1.3
Verschillende vormen van octrooi
20
2.1.4
De octrooiaanvraag
22
2.1.5
De verleningsprocedure
23
2.1.6
De licentie
24
Merken, tekeningen en modellen, domeinnamen
24
2.2.1
Merken
24
2.2.2
Tekeningen en modellen
25
2.2.3
Domeinnamen
27
Auteursrecht, met inbegrip van software
31
2.3.1
Auteursrecht
31
2.3.2
Software
33
2.3.3
Filmwerken
34
2.3.4
Portretrecht
35
2.4
Databankenrecht
36
3
HANDHAVING – INBREUK - SANCTIES
37
4
RELEVANTE ADRESSEN
39
BIJLAGEN:
41
Bijlage 1 Modelbepalingen in contracten
41
Bijlage 2 Model-licentieovereenkomst
47
5
6
AANBEVELINGEN: WAT TE DOEN INDIEN SPRAKE IS VAN INTELLECTUELE EIGENDOM
1.
Onderzoek altijd bij het afsluiten van contracten of sprake is of kan zijn van intellectuele eigendomsrechten.
2.
Ga daarbij uit van het standaardbeleid: de intellectuele eigendomsrechten dienen bij V&W te berusten.
3.
Maak, indien het standaardbeleid niet toepasbaar is, bij het opstellen van een contract een afweging over de wederzijdse belangen bij de intellectuele eigendom van producten en pas zo nodig het contract aan.
4.
Verklaar de standaardvoorwaarden van de tegenpartij uitdrukkelijk niet van toepassing en gebruik de standaardcontracten die binnen V&W voorhanden zijn en pas deze zo nodig aan.
5.
Let bij hergebruik van bestaand materiaal of bij het ontwikkelen van nieuw materiaal op intellectuele eigendomsrechten van anderen en voorkom schadeclaims door zo nodig rechten te betalen aan de eigenaar of licentiehouder. Overweeg bij het ontwikkelen van nieuw materiaal om een auteursrechtelijk voorbehoud op te nemen.
6.
Neem bij vragen over intellectuele eigendomsrechten contact op met de meest betrokken juridische afdeling.
7
8
1
INLEIDING
1.1
WAAROM EEN LEIDRAAD
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat komt met grote regelmaat in aanraking met vormen van intellectuele eigendom, zoals octrooien, auteursrechten, domeinnamen of merken. Denk onder meer aan: •
het verlenen van een opdracht aan een onderzoeksbureau tot het verrichten van een bepaald onderzoek of het opstellen van een rapport of brochure (auteursrecht),
•
het afsluiten van contracten, zoals bijvoorbeeld ICT-contracten (auteursrecht),
•
door V&W ontwikkelde publiekscampagnes waarbij voorlichtingsmateriaal (films, reclames, gadgets) worden ontwikkeld (auteursrecht, merken- en modellenrecht),
•
het verlenen van een opdracht aan een architectenbureau om een nieuw stationsgebouw te ontwerpen (auteursrecht),
•
het ontwikkelen van een V&W-logo (merkenrecht),
•
het tot stand komen van een uitvinding binnen een onderzoeksinstituut van V&W of in het kader van een opdracht aan een derde (octrooi),
•
het gebruik van (digitale) knipselkranten (auteursrecht),
•
het gebruik van een domeinnaam (domeinnaam),
•
het in wet- en regelgeving voorschrijven van bepaalde beeldmerken op kentekenplaten (merkenrecht), enz.
Uit deze opsomming, die allesbehalve limitatief is, blijkt dat het begrip intellectuele eigendom heel breed is. Vaak is men zich er echter niet van bewust wanneer sprake is van een intellectueel eigendomsrecht. Wat valt er nu wel en niet onder en in welke gevallen moet erop worden gelet? Welke procedures zijn van toepassing op de verschillende vormen van intellectuele eigendom? Waarom is het van belang om er op te letten? Op deze vragen wordt in deze leidraad verder ingegaan. De leidraad is overigens geen uitputtende juridische verhandeling. Beoogd is het begrip intellectuele eigendom toe te lichten en antwoord te geven op praktische vragen. Ook wordt ingegaan op het begrip domeinnamen. Domeinnamen vallen weliswaar niet onder het intellectuele eigendomsrecht maar hebben daar wel raakvlakken mee en zijn dermate actueel dat daaraan in deze leidraad niet voorbij kan worden gegaan.
9
1.2
WAT IS “INTELLECTUELE EIGENDOM” EN WAT VALT DAAR ONDER?
Sinds de oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom in 1976 is men de term “intellectuele eigendom” gaan gebruiken als overkoepelend begrip voor de volgende rechten: •
auteursrecht,
•
octrooirecht,
•
handelsnaamrecht,
•
kwekersrecht,
•
databankenrecht, en
•
merken- en modellenrecht.
Al deze rechten hebben hoofdzakelijk betrekking op voortbrengselen van de geest, zoals uitvindingen, modellen of onderscheidingstekens. De bedoeling is met de bescherming van intellectuele eigendom de technologische ontwikkelingen te stimuleren. Doordat bijvoorbeeld een uitvinding wordt gedeponeerd bij het Octrooicentrum Nederland kunnen enerzijds derden ervan kennisnemen terwijl anderzijds de uitvinder wordt beschermd in zijn rechten en een vergoeding kan verlangen van derden die zijn uitvinding willen gebruiken. De rechten zijn in verschillende wetten geregeld, te weten de Auteurswet, de Rijksoctrooiwet 1995, de Benelux Merkenwet, de Beneluxwet Tekeningen en Modellen en de Databankenwet. Het kwekersrecht wordt in deze leidraad niet verder uitgewerkt nu van dit recht binnen Verkeer en Waterstaat niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt. Het handelsnaamrecht, te weten de naam waaronder een onderneming wordt gedreven, is ter wille van de inzichtelijkheid opgenomen in het in paragraaf 1.4 opgenomen overzicht. Van de mogelijkheid om een handelsnaam te deponeren wordt binnen Verkeer en Waterstaat echter eveneens zelden gebruik gemaakt zodat het begrip om die reden in deze leidraad buiten behandeling blijft. Binnen de rijksoverheid wordt in het algemeen de lijn aangehouden dat de Staat bij contracten waarbij intellectuele eigendom een rol kan spelen vastlegt dat het desbetreffende intellectuele eigendomsrecht aan de Staat toevalt. Intellectuele eigendomsrechten kunnen een commerciële waarde vertegenwoordigen. Aan de overdracht van het recht aan de Staat kan dan ook een (fors) prijskaartje hangen. De maker van het werk of de uitvinder kan het recht daarna, tenzij hij een licentie bedingt, immers niet meer gebruiken. De uiteenlopende belangen van de opdrachtgever (de Staat) en de opdrachtnemer moeten dan ook tegen elkaar worden afgewogen.
10
Indien de Staat het intellectuele recht verwerft kan hij bepalen of vervolgens een licentie aan belangstellende derden wordt verstrekt en tegen welke vergoeding. Met een licentie wordt aan een derde toestemming verleend het recht te gebruiken en toe te passen. Een licentie is een middel om een intellectueel eigendomsrecht te exploiteren. In de regel wordt ervan uitgegaan dat de Staat bij het verlenen van de licentie handelt ten behoeve van het algemeen belang en zonder winstoogmerk. Op een dergelijke transactie is het stelsel van vraag en aanbod van toepassing is, met andere woorden: partijen bepalen in onderling overleg wat een redelijke vergoeding is. De gedachte daarachter is dat de Staat compensatie kan vinden voor (een deel van) de gemaakte kosten, waarbij die kosten ten laste komen van degene die het uiteindelijke profijt heeft van het intellectuele eigendom. Mocht de opdrachtnemer niet mee willen werken aan een overdracht van het intellectuele eigendomsrecht aan de Staat dan wordt aangeraden het een en ander af te stemmen met de juridische afdeling. Denkbaar is in zo’n geval dat de Staat een vrij overdraagbare licentie om niet bedingt. Dit stelt de Staat in de gelegenheid de licentie aan belangstellende derden ter beschikking te stellen. Ook hier geldt het stelsel van vraag en aanbod. Partijen kunnen afspreken welke vergoeding tegenover het gebruik van de licentie door die derden zal staan. Voor opdrachten tot onderzoek en ontwikkeling aan hogere onderzoekinstellingen is het ook mogelijk om het intellectuele eigendomsrecht om niet aan die instellingen over te dragen onder de verplichting de resultaten zonder winstoogmerk algemeen beschikbaar te stellen. Andere nuanceringen zijn overigens ook denkbaar. In dit verband wordt verwezen naar artikel 15 van de nieuwe DBFM-basisovereenkomst van RWS. Daar is geregeld dat V&W het intellectuele eigendomsrecht verwerft bv. met betrekking tot het ontwerp van een bijzonder type brug, maar ook dat de brug slechts één keer geheel of gedeeltelijk mag worden gerealiseerd. Voor verdere verveelvoudigingen (in de zin van de Auteurswet) van het ontwerp is toestemming nodig van de opdrachtnemer die daarvoor een redelijk vergoeding mag bedingen. Een dergelijke nuance kan de contractonderhandelingen weer op de rails zetten indien stagnatie optreedt als gevolg van verschil van inzicht over het intellectuele eigendom. Op deze manier kan toch het beste uit de markt worden verkregen terwijl V&W de gebruiksmogelijkheden die zij voor ogen heeft kan benutten.
11
1.3
STANDAARDCONTRACTEN EN ALGEMENE VOORWAARDEN
Binnen V&W worden verschillende standaardcontracten en algemene voorwaarden gebruikt waarin bepalingen over intellectuele eigendom zijn opgenomen. In dit verband worden genoemd: •
de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten (ARVODI) met bijbehorende modeldienstverlenings-overeenkomst die op 5 maart 2004 bij besluit van de Minister-President (nr. 04M46297, Stcrt. 2004, 54) zijn vastgesteld (zie bijlage 1, ad 1),
•
de verschillende modelovereenkomsten op het gebied van software die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn ontwikkeld (zie bijlage 1, ad 2),
•
het handboek Contractering zoals door RWS wordt gebruikt (www.intranet.rws.nl/pog) en de verschillende binnen RWS ontwikkelde contracten, zoals bv. de op 2 juni 2005 binnen RWS ontwikkelde DBFM basisovereenkomst.
In 2004 is binnen V&W de Stuurgroep Vereenvoudigd Opstellen van Contracten (VOC) gestart die zich tot doel heeft gesteld om het contractenproces te uniformeren door middel van het opstellen van vereenvoudigde modelcontracten en met die uniformering een efficiencyen kwaliteitswinst te bewerkstelligen. Naar verwachting zullen deze contracten in 2006 gereed zijn. Verder is er ook een interdepartementale werkgroep contracten in het leven geroepen (IWC) die de functie vervult van platform voor de uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van overheidscontracten en is belast met het ontwikkelen en onderhouden van standaardcontracten en algemene voorwaarden ten behoeve van de Rijksdienst. De sub-werkgroep IWC-ICT heeft zich tot doel gesteld nieuwe algemene voorwaarden en modelcontracten voor ICTautomatiseringsdiensten op te stellen. Ook deze werkgroep, waar Verkeer en Waterstaat aan deelneemt, zal naar verwachting in 2006 met nieuwe standaardvoorwaarden komen. Tot dan kunnen de huidige standaardvoorwaarden gebruikt blijven worden.
12
In bijlage 1 bij deze Leidraad zijn modelbepalingen opgenomen die bij contracten waarbij het intellectuele eigendomsrecht een rol speelt, zoals bijvoorbeeld dienstverleningscontracten en softwarecontracten, kunnen worden gebruikt. Als bijlage 2 bij deze leidraad is een model-licentieovereenkomst gevoegd.
13
1.4
SCHEMATISCH OVERZICHT VAN INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN
Octrooibescherming Rijksoctrooiwet 1995 (ROW95)
Octrooibescherming Europees Octrooiverdrag 1973
Octrooibescherming Internationaal Octrooiverdrag 1970 (PCT)
Onderwerp en criteria
Een octrooi wordt verleend voor een product of proces en het is geldig als het voldoet aan de eisen van nieuwheid inventiviteit en als het een uitkomst biedt op het gebied der nijverheid
Idem (ROW95)
Idem (ROW95)
Voorbeelden die meestal kunnen worden beschermd
-
Idem (ROW95)
Idem (ROW95)
-
een nieuw, uniek product Een inventieve productverbetering Een nieuw, inventief productieproces of een werkwijze Een verbetering aan een productieproces
Duur van het recht
Naar keuze maximaal 6 of 20 jaar na de indiening
20 jaar
20 jaar
Verkrijging van het recht
Na registratie kan men aanspraak maken op het recht; zekerheid heeft men pas door een gerechtelijke uitspraak
Na nieuwheidonderzoek aan de hand van de criteria en de verleningsfase
Na indiening verder volgens nationale procedures
Duur van de verkrijging
Circa 2 maanden of 1,5 jaar
3 jaar
3-4 jaar; sterk afhankelijk van diverse nationale procedures
Beschermingsgebied
Nederland
20 landen binnen Europa
Circa 100 landen
Indicatie voor de kosten van verkrijging
3 90 voor de indiening exclusief de kosten voor een octrooigemachtigde
Vanaf 3 2250, exclusief de kosten voor een octrooigemachtigde, verder afhankelijk van het aantal aangewezen landen
Indieningsfase circa 2540 exclusief de kosten voor een octrooigemachtigde. Daarna afhankelijk van het aantal aangewezen landen.
Toetsing van inhoudelijke eisen
Achteraf, beoordeling bij conflict door een rechter
Vooraf, verder afhankelijk van nationale procedures
Afhankelijk van de betreffende nationale procedure
Nieuwheidsonderzoek
3 340 of 3 794 (respectievelijk nationaal en internationaal type nieuwheidsonderzoek)
3 794 voor internationaal type nieuwheidsonderzoek
3 945 voor internationaal type nieuwheidsonderzoek
* volgens de Europese richtlijn inzake modellenrecht bestaat sinds 28 oktober 2001 de mogelijkheid het modellenrecht vier maal met vijf jaar te verlengen.
14
Modelbescherming Benelux Wet voor Tekeningen of Modellen 1978
Merkbescherming Benelux Merkenwet 1962
Auteursrechtelijke bescherming Auteurswet 1912
Handelsnaamrecht
Deze wet regelt de bescherming van het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp/ Het model of de tekening moet nieuw zijn gedurende de laatste 50 jaar in de Benelux. De vormgeving die bepalend is voor het bereiken van een technisch effect valt buiten de modelbescherming.
Deze wet regelt de bescherming van merken. Daarbij kan het gaan om een woordmerk al dan niet gekoppeld aan een speciale schrijfwijze, een beeldmerk, of een combinatie van beide. Het merk moet voldoende onderscheidend vermogen bezitten het mag niet te beschrijvend zijn.
De auteurswet beschermt werken van letterkunde, maar ook bijvoorbeeld software. Auteursrecht komt toe aan de maken. Het werk moet in elk geval origineel en oorspronkelijk zijn.
Beschermt de naam van een onderneming. De naam moet gebruikt worden in het economische verkeer en voldoende onderscheidend zijn.
Onderwerp en criteria.
-
-
-
Albert Heijn Bijenkorf
Voorbeelden die meestal kunnen worden beschermd
-
Een vaas Een stoel Een model van een auto Een dessin
-
Een woordmerk (de naam Shell) een beeldmerk (De Shell schelp) Maar ook een onderscheidende verpakking zoals De Coca Colafles De Odol fles De kleur blauw van Camping Gaz
-
Een tekst Een kunstwerk Oorspronkelijke vormgeving Gebruiksaanwijzingen Brochures, video’s en ander promotiemateriaal Foto’s tekeningen, schaalmodellen Bouwwerken
5 jaar; viermaal te verlengen met 5 jaar*
10 jaar; onbeperkt te verlengen
Tot 70 jaar na het overlijden van de maker
Onbeperkt
Duur van het recht
Na depot kan men aanspraak maken op het recht, zekerheid heeft men pas door een gerechtelijke uitspraak
Na depot kan men aanspraak maken op het recht, zekerheid heeft men pas door een gerechtelijke uitspraak
Door creatie kan men aanspraak maken op het recht, zekerheid heeft men pas door een gerechtelijke uitspraak
Door gebruik in het economische verkeer; zekerheid door inschrijving in het handelsregister K.v.K.
Verkrijging van het recht
3 maanden
4-6 maanden
Meteen
Direct door gebruik
Duur van de verkrijging
Nederland, België, Luxemburg
Nederland, België, Luxemburg
Wereldwijd
Nederland
Beschermingsgebeid
Circa 3 136 voor de indiening, exclusief de kosten voor modelgemachtigde
3 155 voor de indiening, exclusief de kosten voor een merkengemachtigde
Geen kosten
Geen kosten
Indicatie van de kosten
Achteraf, beoordeling bij conflict door een rechter.
Achteraf, beoordeling bij conflict door een rechter
Achteraf, beoordeling bij conflict door een rechter
Geen onderzoek verplicht
Toetsing van inhoudelijke eisen Nieuwheidsonderzoek
15
16
2
UITWERKING VERSCHILLENDE VORMEN VAN INTELLECTUELE EIGENDOM
2.1
OCTROOI
2.1.1 Voorbeelden van het octrooi Alvorens in te gaan op de vraag wat een octrooi is en wanneer het wordt verleend wordt hierna een aantal situaties geschetst waarbij octrooi een rol speelt: 1) Allereerst is mogelijk dat binnen het ministerie een uitvinding wordt gedaan. Zo is denkbaar dat een onderzoeker in dienst van een onderzoeksinstelling binnen het ministerie een uitvinding doet waar interesse voor bestaat in het bedrijfsleven. In dat geval kan worden overwogen een octrooiaanvraag in te dienen die dan op naam komt te staan van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat). De naam van de onderzoeker wordt dan ook vermeld. Een voorbeeld van een uitvinding binnen Verkeer en Waterstaat waarvoor octrooi is verleend is die van het RIZA. In 2000 heeft het RIZA een meetinstrument ontwikkeld, waarmee chemische en ecotoxicologische metingen simultaan uitgevoerd kunnen worden, SOFIE(= Sediment or Fauna Incubation Experiment) genaamd. De octrooiaanvraag is op 1 juni 2001 ingediend door de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat (namens de Staat) bij het Bureau voor Industriële Eigendom[1] en op 31 december 2002 is het octrooi verleend. Inmiddels zijn vier licenties aan verschillende bedrijven verstrekt. Indien, mede in aanmerking genomen de hoge aanvraagkosten en de ingewikkelde procedure, wordt geconcludeerd dat het nut van de aanvraag door V&W zelf betrekkelijk gering is, terwijl het nut voor het bedrijfsleven evenmin groot wordt geacht, kan door het publiceren van de vinding voorkomen worden dat een “derde” octrooi aanvraagt waardoor het gebruik door de uitvinder zelf en een deel van het bedrijfsleven belemmerd zou worden. 2) Het is echter ook mogelijk dat in het kader van een opdracht aan een derde, bv. tot het ontwerpen van een bepaald type geluidsscherm,
[1]
In 2005 is de naam van het Bureau voor Industriële Eigendom gewijzigd in Octrooicentrum Nederland. Hierna zal alleen worden gesproken van Octrooicentrum Nederland.
17
door die derde een uitvinding wordt gedaan die kan leiden tot extra geluidsbescherming. Nederland is op het gebied van geluidsschermen zeer inventief en staat hiermee wereldwijd op de vijfde plaats. In dat geval is het van belang om bij het aangaan van het contract goede afspraken te maken over de vraag wie in dat geval het recht op het octrooi verkrijgt. Beleid is dan dat wordt ingezet op het verkrijgen van het octrooi door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) zodat de Staat dat type geluidsschermen bij zijn projecten kan toepassen zonder daar steeds een vergoeding, “royalties”, voor te moeten betalen aan de uitvinder. 3) Het octrooivraagstuk kan zich echter ook in een geheel andere vorm voordoen, te weten vanuit de inbreukkant. Inbreuk houdt in dat een derde van mening is dat het ministerie geheel ten onrechte gebruik maakt van zijn uitvinding, zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. In het bedrijfsleven is een ontwikkeling merkbaar waarin multinationals strakker controle uitoefenen op vermeend misbruik door derden van hun octrooi. Inbreuken op een octrooi kunnen leiden tot schadevergoeding voor de benadeelde. Opzettelijke inbreuk op een octrooi kan ook strafrechtelijk worden vervolgd. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de handhavingsinstrumenten. 2.1.2 Wanneer wordt een octrooi verleend? Octrooi wordt slechts verleend voor een nieuw voortbrengsel of een nieuwe werkwijze, dat op een uitvinding berust. Datgene waarvoor octrooi wordt aangevraagd, wordt geacht te zijn uitgevonden, wanneer het vóór de dag van indiening voor een deskundige, gegeven de stand van de techniek, niet voor de hand lag. Uit onderzoek met betrekking tot octrooibeleid bij universitaire instellingen is gebleken dat er een groot gebrek is aan kennis over praktische zaken rondom octrooiering en kennis over hoe een kennisexploitatiegebied vorm gegeven kan worden. Deze kennis is wel versnipperd aanwezig bij de verschillende kennisinstellingen en instanties maar wordt nauwelijks ontsloten en uitgewisseld tussen kennisinstellingen onderling (Rapport: “Het universitair octrooibeleid”, Tweede Kamer 2001/2002, 26 628, nr. 4). Uit dit onderzoek blijkt verder dat belangrijke knelpunten bij een te voeren octrooibeleid zijn: •
de hoge verwervingskosten (met name de vergoeding voor een intermediair),
•
de tijd die gemoeid is met octrooieren,
18
•
de hoge kosten voor het beheer van een octrooiportefeuille en de geringe opbrengsten in de aanloopperiode, en tenslotte
•
het vinden van afnemers van de kennis en de spanning tussen kwaliteit van het onderzoek en de vraag van het bedrijfsleven naar resultaten op de korte termijn (veel onderzoek is nog niet geschikt voor commerciële exploitatie).
Binnen V&W is RWS het dienstonderdeel dat nog het meest met octrooien in aanraking komt. De afgelopen 20 jaar zijn zo’n 10 octrooiaanvragen door (dienstonderdelen van) RWS (namens de Staat) geregistreerd bij het Octrooicentrum Nederland. Het is echter zeker denkbaar dat er meer uitvindingen zijn gedaan. Niet alle uitvindingen leiden tot een octrooiaanvraag of geregistreerd octrooi door RWS (op naam van de Staat) in het Octrooiregister. Het octrooiregister is toegankelijk via de website van het Octrooicentrum Nederland (www.octrooicentrum.nl). Het on line zoeksysteem biedt kosteloos toegang tot actuele gegevens over ruim 550.000 publicaties: Nederlandse octrooiaanvragen, verleende octrooien vanaf 1968 (waaronder Europese octrooien verleend voor Nederland) en certificaten. Het Register biedt de administratieve gegevens, zoals de status van een octrooi, de octrooihouder, de verleningsdatum, de geldigheidsduur en de taksenbetalingen. Binnen RWS wordt een aantal uitgangspunten voor octrooibeleid gehanteerd: 1.
een met overheidsgelden tot stand gekomen vinding wordt zoveel mogelijk voor het algemeen nut gemaakt,
2.
het stimuleren van het bedrijfsleven speelt hierbij een belangrijke rol, maar dit mag niet leiden tot het ondersteunen en bevoordelen van één bepaald bedrijf,
3.
RWS kan bij het aanvragen van een octrooi een eigen belang hebben, maar in een aantal gevallen is ook het bedrijfsleven erbij gebaat, indien RWS octrooi aanvraagt,
4.
indien RWS niet zelf octrooi aanvraagt stelt RWS zijn belangen veilig door middel van een vrij overdraagbare licentie om niet,
5.
RWS is in principe bereid op zijn octrooien licentie te verlenen tegen een kostenvergoeding,
6.
RWS zal in geval van een eigen vinding er zorg voor dragen dat hetzij tot het aanvragen van octrooi wordt overgegaan, hetzij tot publicatie van de vinding.
(Bron: Handboek Contractering A.700).
19
Iemand die in dienst van een ander een uitvinding doet geldt niet zelf als uitvinder. Zijn werkgever is gerechtigd octrooi aan te vragen. Wel is het mogelijk dat de werknemer recht heeft op een bijzondere vergoeding in verband met het geldelijk belang van de uitvinding. In de regel zal dit niet gelden indien het doen van de uitvinding behoort tot het takenpakket van de werknemer. Ingeval er tijdens de uitvoering van een opdracht zonder arbeidsrechtelijke relatie een uitvinding wordt gedaan, is in beginsel de uitvinder zelf gerechtigd tot het aanvragen van octrooi. Contractueel kan hiervan worden afgeweken. In dienst van een ander is niet alleen hij die een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7A:1637aBW heeft gesloten, maar ook de ambtenaar die in dienst is van de overheid of een publiekrechtelijk lichaam. Een octrooi geeft volgens de wet de octrooihouder het uitsluitend recht het geoctrooieerde voortbrengsel in of voor zijn bedrijf te vervaardigen, te gebruiken, in het verkeer te brengen of verder te verkopen, te verhuren, af te leveren of anderszins te verhandelen, dan wel voor een ander aan te bieden, in te voeren of in voorraad te houden. 2.1.3 Verschillende vormen van octrooi Er zijn drie vormen van octrooi: a.
het nationale octrooi. Dit octrooi geldt alleen in Nederland en wordt aangevraagd bij het Octrooicentrum Nederland te Rijswijk.
b.
het Europese octrooi. Dit geldt in alle staten die zijn aangesloten bij het Europees Octrooiverdrag[2] (EOB). De aanvraag moet worden ingediend bij het Europees Octrooibureau te München (er is een filiaal ondergebracht in Den Haag ten kantore van het Octrooicentrum Nederland).
c.
het internationale octrooi, dat geldt in alle staten die zijn aangesloten bij het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien [3] (Samenwerkingsverdrag, ook wel Patent Cooperation Treaty of PCT genoemd). Hiervoor geldt een ingewikkelde procedure. Het verzoek om een internationaal octrooi wordt gedaan bij het Octrooicentrum
[2]
Dit zijn België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland (zonder de Nederlandse Antillen), het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Zweden, Italië, Oostenrijk, Liechtenstein, Griekenland, Denemarken, Monaco, Portugal, Ierland, Spanje, Finland en Cyprus [3] Hier zijn ook de belangrijkste octrooilanden zoals de VS, Canada, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Japan en Brazilië bij aangesloten. Voor Nederland is het verdrag in 1979 in werking getreden.
20
Nederland te Rijswijk. Dit onderzoekt dan of de aanvraag aan de door het verdrag voorgeschreven formele eisen voldoet. Vervolgens wordt de aanvraag onderworpen aan een onderzoek naar de nieuwheid van de uitvinding, uit te voeren door een Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek. Daarna gaan de stukken naar de nationale octrooiverlenende instanties en volgt de nationale octrooiverleningsprocedure. Het is derhalve nog niet zo dat één internationaal octrooi wordt verleend. Het octrooi wordt door de nationale octrooiverlenende instanties van de staten die partij zijn bij het verdrag verleend en als internationaal octrooi geregistreerd. Bij de keuze voor één van de vormen van octrooi zal goed moeten worden afgewogen waarom voor een Europees of een internationaal octrooi dient te worden gekozen. Een nationaal octrooi biedt immers in Nederland toereikende bescherming. Pas wanneer het octrooi internationaal in de belangstelling staat doet de vraag zich voor of een Europees of internationaal octrooi aangewezen is. Het een en ander hangt dan mede af van het product en het verwachte afzetgebied. De verleningsprocedure van met name het internationale octrooi is complex en doordat een vertaling van de aanvraag in alle talen van alle verdragsstaten moet worden gerealiseerd lopen de kosten van de aanvraag ook op. Bovendien moet een hoger jaarlijks bedrag aan taksen worden betaald om het octrooi in stand te kunnen houden. Indien, mede in aanmerking genomen de hoge aanvraagkosten en de ingewikkelde procedure, wordt geconcludeerd dat het nut van de aanvraag door V&W zelf betrekkelijk gering is, terwijl het nut voor het bedrijfsleven evenmin groot wordt geacht kan door het publiceren van de vinding voorkomen worden dat een “derde” octrooi aanvraagt waardoor het gebruik door de uitvinder zelf en een deel van het bedrijfsleven belemmerd zou worden. Omdat de nationale octrooiaanvraag het meeste voorkomt wordt die procedure hierna beschreven. Voor de Europese en de internationale procedure wordt verwezen naar het in paragraaf 1.4 opgenomen schematisch overzicht. 2.1.4 De octrooiaanvraag In het hiernavolgende wordt beschreven welke gegevens de octrooiaanvraag voor een nationaal octrooi moet bevatten en hoe het moet worden ingediend. Binnen V&W wordt echter meestal voor de indiening van een aanvraag
21
en de verdere begeleiding gebruik gemaakt van een octrooigemachtigde. Verplicht is dit overigens niet. Een lijst met octrooigemachtigden is verkrijgbaar bij het Octrooicentrum Nederland. De octrooiaanvraag wordt ingediend bij het Octrooicentrum Nederland, Postbus 5820, 2280HV Rijswijk (Patentlaan 2 te Rijswijk) en dient als grondslag voor het te verlenen octrooi. De aanvraag moet naam en adres van de aanvrager bevatten, alsmede die van de uitvinder, tenzij de laatste daarop geen prijs stelt. De aanvraag moet verder een korte aanduiding bevatten van de aard van het voortbrengsel of de werkwijze waarop de uitvinding betrekking heeft en moet voorts vergezeld gaan van een duidelijke en volledige beschrijving van de uitvinding met bijbehorende tekeningen. Aan het slot daarvan moet een nauwkeurige omschrijving worden gegeven van datgene wat nieuw is en waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, de zogenaamde octrooiconclusies. De aanvraag moet tevens vergezeld zijn van een uittreksel, bedoeld als beknopte technische informatie over de beschreven uitvinding. De beschrijving moet van zodanige aard zijn dat de uitvinding door een deskundige kan worden begrepen en aan de hand ervan kan worden toegepast. Meestal wordt aangegeven wat de stand van de techniek was ten tijde van het aanvragen van het octrooi, welke verbetering de aanvrager daarin wil aanbrengen en hoe hij dit door de uitvinding tot stand heeft gebracht. De conclusies, die als belangrijkste deel van de aanvraag kunnen worden aangemerkt, wijzen dan in korte omschrijvingen nauwkeurig en afzonderlijk aan wat nieuw is en waarvoor het uitsluitend recht wordt verlangd. Veelal zijn de conclusies aldus ingericht, dat zij beginnen met een weergave van het bekende, waarna achter de woorden “met het kenmerk dat” de eigenlijke uitvinding (het nieuwe en het inventieve) wordt beschreven. Uiteraard zijn ook de beschrijving en de bijgevoegde tekeningen van belang omdat zij dienen tot uitleg van de conclusies. Het is gebruikelijk naast de zogenaamde hoofdconclusies één of meer volgconclusies op te nemen, die gericht zijn op uitwerkingen, preciseringen, dan wel speciale toepassingen of uitvoeringsvormen van de uitvinding. Tenslotte moet de aanvraag een verzoek om verlening van het octrooi bevatten.
22
2.1.5 De verleningsprocedure De verleningsprocedure verloopt in drie fasen: a.
de inschrijving.
De octrooiaanvraag wordt, zoals hiervoor reeds is aangegeven, ingediend bij het Octrooicentrum Nederland, Postbus 5820 te 2280HV Rijswijk (Patentlaan 2 te Rijswijk). Het Octrooicentrum schrijft de aanvraag zo spoedig mogelijk na verloop van achttien maanden na de indiening in in het Octrooiregister. De inschrijving brengt mee dat derden hiervan kennis kunnen nemen. Het octrooiregister is immers openbaar. Rechtstreeks belanghebbenden die menen dat het aangevraagde octrooi niet aan de aanvrager, maar aan hen of mede aan hen toekomt, kunnen in dit stadium een procedure bij de Haagse rechtbank aanhangig maken. b.
het nieuwheidsonderzoek.
Het Octrooicentrum Nederland verricht alleen een nieuwheidsonderzoek indien de aanvrager daarom verzoekt. Het al dan niet laten verrichten van een nieuwheidsonderzoek heeft gevolgen voor de duur van het octrooi. Indien de aanvrager een octrooi met een beschermingsduur van 20 jaar wenst te verkrijgen is een nieuwheidsonderzoek een vereiste. Zo geen nieuwheidsonderzoek wordt aangevraagd dan heeft het octrooi een beschermingsduur van 6 jaar. Een verzoek tot een nieuwheidsonderzoek moet worden gedaan binnen 13 maanden na indiening van de aanvraag. c.
de verlening.
Als een nieuwheidsonderzoek is verricht dan wordt het octrooi verleend (voor een periode van 20 jaar) zodra de octrooiaanvraag in het octrooiregister is ingeschreven maar niet eerder dan acht weken na toezending van het nieuwheidsrapport. Onder omstandigheden kan verlenging van die termijn plaatsvinden. Indien geen nieuwheidsonderzoek is verricht dan wordt het octrooi verleend (voor een periode van 6 jaar) zodra de octrooiaanvraag in het octrooiregister is ingeschreven. In de Octrooiwet is overigens voorzien in de mogelijkheid om eventuele termijnoverschrijdingen te herstellen. (Voor meer bijzonderheden over de aanvraagprocedure, instandhouding van het octrooi, de kosten ervan en nietigheidsprocedures en inbreukacties bij de rechtbank, wordt verwezen naar het Handboek Contractering (HACON), onderdeel A.700 e.v. dat binnen RWS wordt gehanteerd. HACON is te vinden op www.intranet.rws.nl/pog ).
23
2.1.6 De licentie De octrooihouder kan een licentie verlenen aan een derde, waarmee hij toestemming verleent aan die derde om het octrooi te gebruiken. Een licentie kan mondeling of stilzwijgend worden verleend. Wil men echter een licentie verlenen met werking jegens derden, hetgeen in de regel het geval zal zijn, dan moet er een schriftelijk stuk worden opgesteld, dat via het Octrooicentrum Nederland in het Octrooiregister moet worden ingeschreven. Gewoonlijk wordt de licentie tegen betaling van een som ineens of tegen periodieke betalingen verleend. In principe wordt een licentie geacht te zijn verleend voor de volle omvang en de gehele duur van het octrooi. Het is echter mogelijk om bij overeenkomst beperkingen te stellen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen exclusieve en niet-exclusieve licenties. In geval van verlening van een exclusieve licentie verbindt de licentiegever zich ten opzichte van de licentienemer aan derden niet eveneens dezelfde bevoegdheden te verlenen en daarnaast eventueel om ook niet zelf de aan de licentienemer toegestane handelingen te verrichten. In geval van een niet-exclusieve licentie blijft de licentiegever bevoegd ook aan derden voor dezelfde handelingen een licentie te verstrekken en ook zelf deze handelingen te verrichten.
2.2 MERKEN, MODELLEN EN TEKENINGEN, DOMEINNAMEN
2.2.1 Merken Merken kunnen worden gevormd door alle tekens die vatbaar zijn voor grafische voorstelling, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden (art.2 EEG-richtlijn merkenrecht). Een merk moet worden ingeschreven bij het Benelux-Merkenbureau te Den Haag (www.beneluxmerkenbureau.nl) en het ingeschreven merk geeft de houder een uitsluitend recht. Dit recht staat de houder toe iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van het merk of iets wat er op lijkt onder bepaalde omstandigheden te verbieden. Zo is een verbod mogelijk wanneer het merk wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven of als bij het publiek verwarring kan ontstaan omdat het merk te veel lijkt op een bestaand merk. De houder van een merk kan een licentie verlenen aan een ander door middel van een licentie-overeenkomst. De houder van een merk geniet ook strafrechtelijke bescherming tegen merkpiraterij, zoals
24
het gebruik van valse of gestolen merken. De inschrijving van een merk is tien jaar geldig en kan worden verlengd met termijnen van tien jaren. Verkeer en Waterstaat besloot in het kader van het project “Van A naar Beter”een tijdschrift uit te geven onder de naam: “Overwegen”. De naam van het blad werd op 1 oktober 2002 gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau. Ter introductie van het tijdschrift werd het als meezendexemplaar meegezonden met het blad van de ANWB “De Kampioen”. Na 1 oktober 2002 bleek echter dat ook de ANWB al sinds jaar en dag een blad onder dezelfde naam uitgaf. Deze naam was echter niet gedeponeerd. Omdat registratie een vereiste is om zich op bescherming te kunnen beroepen kon de ANWB de rechtsgeldigheid van de naam die inmiddels door Verkeer en Waterstaat wordt gebruikt niet met succes aanvechten. Voor het verlenen van licenties wordt hier verwezen naar het gestelde onder paragraaf 2.1.6, met dien verstande dat een licentieovereenkomst met betrekking tot een merk, wil deze werking hebben jegens derden, bij het Benelux Merkenbureau moet worden geregistreerd en niet bij het Octrooicentrum Nederland. 2.2.2 Tekeningen en modellen Als tekening of model kan worden beschermd het nieuwe uiterlijk van een voortbrengsel dat een gebruiksfunctie heeft (art.1 Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen). Het kan zowel gaan om voorwerpen die machinaal worden vervaardigd als om voorwerpen die met de hand in één exemplaar worden vervaardigd. Een tekening of model moet worden gedeponeerd (bij het Benelux-Bureau voor Tekeningen en Modellen te Den Haag, www.bbtm-bbdm.org/nl.) en gepubliceerd om een uitsluitend recht te krijgen. Dit is niet mogelijk wanneer de tekening of het model niet nieuw is of te veel lijkt op een eerder gedeponeerd model. De wettelijke bescherming strekt zich alleen uit tot het uiterlijk en niet tot de constructie van een voorwerp. Soms is er samenloop met het auteursrecht. Dit kan zich voordoen bij voorwerpen die kunstzinnig van aard zijn. Aldus ontstaat er een dubbele wettelijke bescherming. Bij het auteursrecht wordt er echter geen depot verricht en wordt de tekening of het model niet gepubliceerd. De inschrijving van een tekening of model kan op de volgende manieren plaatsvinden: a)
indien het een (foto)grafische afbeelding betreft van het uiterlijk van een voortbrengsel vindt inschrijving plaats bij het Benelux-Bureau voor Tekeningen en Modellen te Den Haag,
25
b)
voor andere tekeningen en modellen vindt inschrijving plaats bij het Octrooicentrum Nederland te Rijswijk,
c)
voor een internationaal depot vindt inschrijving plaats bij het Internationale Bureau te Genève.
De onder a) en b) genoemde inschrijvingen gelden uitsluitend in de Benelux. Voor alle inschrijvingen geldt dat het een geldigheid heeft van vijf jaar en voor twee achtereenvolgende termijnen kan worden vernieuwd. Indien een tekening of model is ontworpen door een werknemer wordt de werkgever als ontwerper beschouwd. Indien een tekening of model is ontworpen op bestelling, wordt degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd. Op grond van zijn recht kan hij zich verzetten tegen het vervaardigen, verkopen etc. van een voortbrengsel dat hetzelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model. De houder van het recht op een tekening of model kan een licentie verlenen. Een licentie kan betrekking hebben op een model van een kast, een theepot of een zoutje maar ook op het model van een brug. Een licentie kan bijvoorbeeld het recht geven om het model na te maken en te verkopen of het recht om foto’s van het model te gaan verkopen. Een recent voorbeeld van een model dat door V&W is ontwikkeld is Goochem, het gordeldier, een door een ontwerpbureau in opdracht van V&W ontworpen speelgoedbeestje, dat in het kader van het V&W-beleid om kinderen te stimuleren om in de auto hun veiligheidsgordel te dragen is ontwikkeld. Het beestje kan op de veiligheidsgordel worden bevestigd. Ook hier geldt weer dat een licentie pas jegens derden werkt na inschrijving in het desbetreffende register. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde onder paragraaf 2.1.4 met betrekking tot licenties bij octrooien. 2.2.3 Domeinnamen Het internet heeft in een korte periode een belangrijke plaats gekregen in de samenleving. Het wordt door bedrijven en particulieren wereldwijd gebruikt om zaken te doen, informatie te verzamelen en, meer in het algemeen, te communiceren. Begin 2005 is de Nota Internet- en Intranetbeleid (IenI-beleid) in de Bestuursraad van V&W aangenomen. In de Nota wordt kort ingegaan op de voor- en nadelen van het gebruik van internet, alsmede enkele uitgangspunten bij dit gebruik. In dit verband wordt verwezen naar de informatieve intranetsite:
26
http://intra.minvenw.nl/cend/dco/communicatiekompas/ communicatiekaders/cgi-bin/vwa.pl?id=68&idx=2 Uitgangspunt bij het IenI-beleid is, zo blijkt uit deze nota, dat alle beschikbare informatie via internet beschikbaar moet zijn, behalve waar het gaat om beleidsintimiteiten, interne communicatie, bedrijfsvoeringsinformatie en kennismanagement. Die zaken kunnen wel op intranet worden geplaatst. Het IenI-beleid betekent onder meer dat een eind wordt gemaakt aan de vele honderden verschillende websites die binnen het ministerie bestaan. Wie plannen heeft om een nieuwe internet- of intranetsite op te zetten, moet eerst contact opnemen met het cluster VenW Media van de directie Communicatie. VenW Media toetst of de plannen niet in strijd zijn met het IenI-beleid en besluit of de nieuwe site er mag komen of dat moet worden aangesloten bij de bestaande website. In 2006 zijn dat er in principe nog maar drie: één voor de Bestuurskern (beleid), één voor Rijkswaterstaat (uitvoering) en één voor de Inspectie Verkeer en Waterstaat (handhaving) om zo meer toegankelijkheid en eenduidigheid voor de burger te realiseren. Bij twijfel over de vraag wat wel of niet beschikbaar moet zijn via internet kan contact worden opgenomen met de WOB-contactfunctionaris bij HDJZ. Wat is een domeinnaam? Fen domeinnaam is de naam waaronder een website op het Internet te vinden is. Het is een gemakkelijk te onthouden lettercombinatie afgebeeld op een IP-adres (een meercijferige notatie) van de host (of server) waarop de domeinnaamhouder zijn website heeft gezet of waaraan zijn mailbox is gekoppeld. De domeinnaam bevordert de communicatie op het internet door een plaats op het internet te identificeren op een eenvoudig te onthouden wijze. Bij het gebruik van internet speelt de domeinnaam een centrale rol. Met een domeinnaam kan immers bij uitstek informatie worden gegeven aan een breed, geïnteresseerd publiek. Bij het starten van een project of het inzetten van grote, beleidsmatige trajecten is de domeinnaam het ultieme communicatiemiddel. Met het laten registreren van een domeinnaam kan niet vroeg genoeg worden begonnen, ook al zijn er nog geen concrete plannen voor een website. Er zijn veel “domeinkapers” actief die diverse domeinnamen registreren waar mogelijk geld mee te verdienen is door ze te verkopen. De kosten van registratie en de jaarlijkse taxen zijn bovendien gering. Is de gewenste domeinnaam door een ander aangevraagd en wil men per sé toch die domeinnaam, dan kan dat alleen door de eerste aanvrager uit
27
te kopen of een procedure tegen hem aan te spannen bij de burgerlijke rechter gegrond op onrechtmatige daad. Hierna zullen enkele uitspraken aan de orde komen. Domeinnamen zijn opgenomen in het Domain Name System (DNS) dat een centrale rol vervult bij het gebruik van het internet. Er zijn twee categorieëen domeinnamen, te weten generieke Top Level Domains (GTLD’s) , zoals .com, .org en .net en Country-code domains (CCTLD’s), zoals .nl. Voor Verkeer en Waterstaat zal met name gebruik gemaakt worden van de country code: .nl Het belang van domeinnamen kan geïllustreerd worden aan de hand van de exponentiële stijging van het aantal .nl-domeinnamen. Waren er eind 1995 nog slechts 10.000 .nl-domeinnamen, in 2004 waren dat er al bijna 1.000.000! Hebben domeinnamen een wettelijke basis? Domeinnamen ontberen, anders dan de andere vormen van intellectuele eigendom, een wettelijke grondslag. Er bestaat geen Wet op de domeinnamen of een andere wettelijke voorziening waarin de domeinnamen zijn geregeld. De registratie van domeinnamen is langs privaatrechtelijke weg geregeld. Wel bestaan raakvlakken met het merken- en handelsnaamrecht doordat een domeinnaam kan worden aangemerkt als een merk indien het in het economisch verkeer wordt gebruikt ter aanduiding van waren of diensten (Benelux Merkenwet) of als aanduiding van een handelsnaam (Handelsnaamwet). In dat geval gelden de verbodsbepalingen van die wetten, waarmee beoogd wordt te voorkomen dat een instelling het merk of de handelsnaam van een ander bedrijf gebruikt als eigen domeinnaam. Aanvragen van een domeinnaam Elke dienstonderdeel is zelf verantwoordelijk voor het bedenken en tijdig aanvragen van een domeinnaam. Voor een verdeling van verantwoordelijkheden tussen DCO, dienstonderdelen en de Adviesdienst Geo-Informatie en ICT (AGI) wordt verwezen naar de Richtlijn Domeinnamen: http://intra.minvenw.nl/cend/dco/communicatiekompas/ communicatiekaders/cgi-bin/vwa.pl?id=23&idx=2
28
Het aanvragen van een domeinnaam geschiedt via de zogenaamde Centrale Registratie Autoriteit van RWS AGI ( ofwel IT-Dienstverlener Rijkswaterstaat). Die zorgt ervoor dat de aanvraag wordt ingediend en de te nemen stappen worden doorlopen. Meer informatie over de aanvraag van een domeinnaam kan verkregen worden via genoemde IT Dienstverlener Rijkswaterstaat, tel. 015 – 275 7850 of via de mail:
[email protected] In principe komt alle openbare informatie in aanmerking voor publicatie mits het goedgekeurd beleid betreft. De inhoudelijke verantwoordelijkheid van een internet-site blijft het hoofd van de dienst waar de site toe behoort. Wel wordt de aanvraag voorgelegd aan de Directie Communicatie die het bekijkt op communicatieve aspecten. Het bezit van een domeinnaam kost jaarlijks een luttel bedrag (rond s 100) dat door de IT-Dienstverlener Rijkswaterstaat wordt voldaan en wordt doorberekend aan de aanvrager. Wordt de rekening niet op tijd betaald dan vervalt het recht op de domeinnaam en wordt deze vrijgegeven voor een nieuwe eigenaar. Het is dus zaak dat dit uiterst secuur moet gebeuren. Wanneer er geen behoefte meer is aan de desbetreffende domeinnaam kan dit worden doorgegeven aan de Centrale Registratie Autoriteit. Stichting Internet Domeinregistratie (SIDN) Sinds 1996 heeft de Stichting Internet Domeinregistratie (SIDN) de uitsluitende bevoegdheid om domeinnamen uit te geven en te registreren. Het aanvragen van een .nl-domeinnaam kan niet rechtstreeks bij SIDN, maar dient altijd via een bij SIDN aangesloten deelnemer categorie I plaats te vinden. De deelnemer is dus de belangrijkste schakel in de keten van het aanvragen of wijzigen van een .nl-domeinnaam. Alle aanvragen, mutaties, betalingen enz. vinden plaats via de deelnemer. Een overzicht van deelnemers is te vinden op de website van SIDN (www.sidn.nl). Op deze website staat ook beschreven of de desbetreffende domeinnaam al bestaat en hoe de aanvraag voor een registratie kan worden ingediend. De aanvrager van een domeinnaam zal in elk geval een registratiecontract moeten ondertekenen conform een door het SIDN opgesteld model. Op dit registratiecontract zijn de voorwaarden van toepassing die zijn opgenomen in het Reglement voor registratie van .nl-domeinnamen dat SIDN heeft ontwikkeld, uiteraard ook te vinden op voornoemde website van SIDN. Zoals gezegd wordt binnen Verkeer en Waterstaat de aanvraag ingediend en begeleid door AGI. Jurisprudentie met betrekking tot domeinnamen Geschillen over een domeinnaam worden bij de burgerlijke rechter
29
uitgevochten. Zo is er de laatste jaren een toenemende ontwikkeling van jurisprudentie op het gebied van domeinnamen waar te nemen. Een overzicht kan gevonden worden op www.domjur.nl. Op deze website zijn onder meer de voor V&W relevante uitspraken terug te vinden, zoals bijvoorbeeld de uitspraak met betrekking tot het depot van de domeinnaam betuwe-route.nl. In deze zaak hadden de Staat en NS Railinfrabeheer B.V. een procedure aangespannen tegen Jongeren Milieu Producties. Deze organisatie had de naam betuwe-route.nl laten registreren en bleek niet bereid deze naam af te staan. Tot twee maal toe ging de Staat c.s. onderuit. Op 12 april 2001 bepaalde de President van de Rechtbank Utrecht dat JMG niet onrechtmatig handelde. In hoger beroep bevestigde het Gerechtshof te Amsterdam de uitspraak. Het gebruik van de domeinnaam betuwe-route kon, aldus het Gerechtshof, gezien het beschrijvende karakter van het woord niet als misleidend/verwarring scheppend worden bestempeld. Het gebruik van de aanduiding “Project Organisatie Betuweroute” echter weer wel. Op dat punt kregen Staat en NS dus wel gelijk. Een uitspraak waar veel over te doen is geweest is de uitspraak in de zaak inzake de registratie van de domeinnamen “prinsjesdag”, “troonrede” en “miljoenennota”. Daar bepaalde het Gerechtshof te Amsterdam op 20 februari 2003 in hoger beroep in een procedure die de Staat tegen betrokkene had aangespannen dat registratie van deze domeinnamen geen relevant gevaar voor verwarring opleverde en dat dit geen onrechtmatige daad opleverde. Ook is in de media veel aandacht geweest voor de domeinnaam ritaverdonk.nl Deze domeinnaam was in het leven geroepen door een groep rechtenstudenten die het asielbeleid van de bewindsvrouwe aan de orde wilden stellen. De Minister had er bezwaar tegen dat de studenten haar naam gebruikten als protestsite tegen het uitzettingsbeleid en stelde dat dit inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer. Uiteindelijk is een regeling getroffen met de studenten. Tegen vergoeding van de kosten van de studenten zagen zij af van verder gebruik van de domeinnaam. Nu wordt de gebruiker bij het aanklikken van de domeinnaam direct doorgesluisd naar de pagina van het Ministerie van Justitie. Het is dus zaak om persoonlijke domeinnamen van bewindspersonen vast te leggen om dit soort zaken te voorkomen. Als gezegd kan met het deponeren van domeinnamen niet vroeg genoeg worden begonnen.
30
2.3
AUTEURSRECHT, MET INBEGRIP VAN SOFTWARE
2.3.1 Auteursrecht Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (art. 1 Auteurswet). Het auteursrecht beschermt geen ideeën, gedachten, principes, methoden, theorieën en opvattingen op zichzelf. Deze worden slechts beschermd voorzover zij een concrete vorm hebben gekregen en deze vorm origineel is. De eerste eis houdt in dat het auteursrecht alleen zintuiglijk waarneembare (hoorbare of zichtbare) werken beschermt. De tweede eis bestaat uit twee delen. Het werk moet door een mens tot stand zijn gebracht, waarbij de omvang van de geleverde intellectuele inspanning van geen belang is en het werk moet een persoonlijk karakter dragen (de hand van de maker). Werken waarvan de vorm is ingegeven door een technische noodzaak, zoals technische tekeningen en modellen, kunnen dus niet door het auteursrecht worden beschermd omdat de auteur op deze werken niet zijn persoonlijke stempel kan drukken (zie echter bij Tekeningen- en modellenrecht). In artikel 10 van de Auteurswet is bepaald welke werken van wetenschap, letterkunde of kunst auteursrechtelijk onder meer kunnen worden beschermd. Voorbeelden zijn: boeken, brieven, brochures, advertenties, rapporten, alle overige geschriften, films, foto’s, computerprogramma’s, muziekwerken, maar ook bouwwerken als bruggen en sluizen en allerlei dagelijkse gebruiksvoorwerpen, mits origineel. Er bestaat geen auteursrecht op wetten, besluiten en verordeningen, door de openbare macht uitgevaardigd, noch op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen (artikel 11 Auteurswet). Het auteursrecht duurt in Nederland tot 70 jaar na het overlijden van de maker. Voor V&W geldt dat het auteursrecht vervalt na 70 jaren, te rekenen vanaf 1 januari volgende op het jaar waarin de eerste openbaarmaking plaatsvond. Hoofdregel is dat het auteursrecht berust bij de maker. Ingeval een opdracht buiten dienstverband wordt verstrekt, dan geldt degene die het werk feitelijk tot stand brengt als maker tenzij een andere regeling wordt getroffen. In de modelcontracten van V&W wordt voorzien in eigendomsverkrijging door V&W van in opdracht vervaardigde werken. Bij werken gemaakt tijdens een dienstverband geldt de werkgever als
31
maker. Ook in dit geval is het mogelijk een andere regeling te treffen. De werkgever moet wel opdracht hebben gegeven om een bepaald werk tot stand te brengen om als maker te kunnen worden aangemerkt. Als de werknemer op eigen initiatief een boek schrijft in de avonduren behoort hem uiteraard het auteursrecht. Het auteursrecht ontstaat automatisch door het maken van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Enigerlei formaliteit, zoals inschrijving in een register of betaling van taksen, is niet vereist. Ingevolge artikel 11 van de Auteurswet ontstaat geen auteursrecht op wetten, besluiten en verordeningen die door de openbare macht zijn uitgevaardigd en evenmin op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen. Op andere door of vanwege de openbare macht uitgegeven werken, zoals kamerstukken, rapporten, nota’s, statistieken, octrooischriften en notariële akten, bestaat dus wel auteursrecht, maar verdere openbaarmaking en verveelvoudiging is ingevolge artikel 15b toegelaten, tenzij het auteursrecht bij wet, besluit of verordening of blijkens mededeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking is voorbehouden. Ten tijde van het voorbereiden van deze Leidraad was een wetsvoorstel houdende implementatie richtlijn hergebruik van overheidsinformatie in voorbereiding (Kamerstukken II, 2004/05,301 88). Dit wetsvoorstel (een wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur) brengt na inwerkingtreding mee dat een verzoek van een derde om hergebruik van overheidsinformatie (bij de overheid berustende documenten waaronder ook digitale informatie) die openbaar is gemaakt en waarbij de overheid het auteursrecht uitdrukkelijk voor zichzelf heeft voorbehouden alleen op de beperkte gronden als genoemd in de Wet openbaarheid van bestuur kan worden geweigerd en in de meeste gevallen moet worden gehonoreerd. Wel kan de informatie tegen vergoeding van kosten en een redelijk rendement worden verstrekt. Het is mogelijk om met de derde hierover een licentieovereenkomst af te sluiten. Naar verwachting treedt het wetsvoorstel in 2006 in werking. Waaruit bestaat het auteursrecht? Binnen het auteursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen vermogensrechten of exploitatierechten en de morele rechten als “persoonlijkheidsrechten”. De vermogensrechten stellen de auteur/maker van het werk in staat zijn werk te exploiteren en commercialiseren en de morele rechten beschermen de persoonlijke binding van de auteur met zijn werk. De vermogensrechten van de auteur bestaan uit een reproductierecht en uit een publiek mededelingsrecht dat wordt aangeduid als het recht op openbaarmaking. De auteur heeft het recht te
32
beslissen over openbaarmaking van zijn werk. Het reproductierecht houdt in de eerste plaats in dat het zonder de toestemming van een auteur niet is toegestaan zijn werk te reproduceren of te verveelvoudigen, behoudens de wettelijke uitzonderingen. Van een reproductie is sprake als een artikel wordt gekopieerd, een beeldhouwwerk wordt gefotografeerd of een lezing op cassette wordt opgenomen. Op grond van zijn persoonlijkheidsrechten kan de auteur zich verzetten tegen wijzigingen die zonder zijn toestemming in zijn werk worden aangebracht. Bekende voorbeelden in dit verband zijn architecten die zich verzetten tegen wijzigingen die in hun oorspronkelijk werk worden aangebracht. Zo kan een architect zich er bijvoorbeeld ook tegen verzetten dat zijn ontwerp zonder zijn toestemming wordt afgedrukt op t-shirtjes. Deze situatie deed zich voor bij het ontwerp van de brug “De Zwaan” waarin gemeente en architect waren overeengekomen dat het intellectuele eigendomsrecht bij de architect lag. Licentie Een auteursrechthebbende kan ook een licentie verlenen aan een derde. In dit verband wordt verwezen naar paragraaf 2.16. 2.3.2 Software Ook computerprogramma’s (software) zijn auteursrechtelijk beschermd op grond van de Auteurswet. Dit betekent dat voor gebruik van een programma altijd een licentie moet worden verkregen van de rechthebbende (behoudens uiteraard het geval waarin men zelf rechthebbende is). In beginsel is reproductie van een programma verboden. Er is echter geen toestemming vereist als reproductie - zoals het maken van een reservekopie - voor de rechtmatige gebruiker nodig is voor het beoogde gebruik. In geval V&W zelf een computerprogramma heeft laten ontwikkelen en daarover ook de intellectuele eigendom heeft bedongen en verkregen, geldt dat derden van V&W een licentie moeten hebben verkregen voordat zij gerechtigd zijn tot gebruik van het programma. Meestal wordt een onderscheid gemaakt tussen Standaard-programmatuur (waarbij V&W niet de intellectuele eigendomsrechten zal verwerven, bv. Microsoft) en Maatwerk-programmatuur, waarvan V&W in beginsel wel de intellectuele eigendomsrechten zal verwerven. Over de intellectuele eigendom hoeft niets geregeld te worden wanneer een medewerker van V&W in het kader van zijn werk een
33
computerprogramma schrijft; V&W is op grond van de wet eigenaar van het programma. Indien het schrijven is uitbesteed zal in het contract moeten worden geregeld wie de intellectuele eigendom verkrijgt. In bijlage 1, ad 2, bij deze Leidraad is een modelbepaling intellectuele eigendom opgenomen die toepasbaar is voor software-contracten. 2.3.3 Filmwerken In hoofdstuk V van de Auteurswet is geregeld dat ook filmwerken onder de reikwijdte van de Auteurswet vallen. Onder filmwerken worden werken begrepen die bestaan uit een reeks van beelden met of zonder geluid, al dan niet vastgelegd en ongeacht de wijze waarop zij zijn vastgelegd. Hieronder vallen o.a. speelfilms, documentaires, reportages, live televisie-uitzendingen en diapresentaties met overvloeiende beelden (art. 45a Auteurswet). Ook (de grafische vormgeving van) computerspelletjes en (het beeldgedeelte van) bepaalde multimediaproducties kunnen hieronder worden gebracht. Ook hier geldt het beginsel dat de natuurlijke personen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het filmwerk (of hun werkgevers) de makers zijn van hun bijdragen. De gezamenlijke makers worden echter geacht het recht van verveelvoudiging en openbaarmaking (de exploitatie) aan de producent van de film te hebben overgedragen (art. 45d). Partijen kunnen van dit uitgangspunt afwijken door andere afspraken te maken. In 2002 werd door V&W in het kader van het meerjarenprogramma Het Nieuwe Rijden een reclamecampagne opgezet die tot doel had een energieefficiënt rijgedrag bij automobilisten en beroepschauffeurs te stimuleren. Een van de communicatiemiddelen waarvoor werd gekozen was het ontwikkelen van reclamespotjes die gebaseerd waren op de in de tachtiger jaren bekende televisieserie The Dukes of Hazzards. In de reclamecampagne werd gebruik gemaakt van eenzelfde type auto en vergelijkbare personages als in de serie. Binnen enkele maanden ontving V&W een brief van de eigenaar van de intellectuele rechten van de televisieserie, een zeer bekende Amerikaanse filmmaatschappij, waarin de maatschappij stelde dat V&W met de reclamecampagne inbreuk maakte op haar intellectuele eigendomsrechten. V&W heeft daarop gereageerd door te stellen dat de spotjes bedoeld zijn als parodie en daarmee toelaatbaar zijn. Op het gebied van de parodie en de mogelijke strijd met het auteursrecht is enige jurisprudentie beschikbaar waarbij kon worden aangesloten. Tot nu toe is dat argument toereikend gebleken en zijn verdere acties van de filmmaatschappij uitgebleven.
34
2.3.4 Portretrecht Eigenlijk is het recht van ieder persoon op bescherming van privacy of van financiële belangen met betrekking tot de afbeelding van zijn portret, geen auteursrecht. Het portretrecht geldt in feite als een van de beperkingen van het auteursrecht van de fotograaf. De fotograaf of ieder ander die het auteursrecht heeft verworven moet bij publicatie van het portret rekening houden met de belangen van de geportretteerde. De Auteurswet onderscheidt in het portretrecht twee situaties: portretten die in opdracht van de geportretteerde zijn gemaakt en portretten die niet in opdracht zijn gemaakt. In het eerste geval geldt dat de foto nooit zonder toestemming van de betrokkene openbaar gemaakt mag worden. Wat betreft het tweede geval geldt dat naar Nederlands recht alle portretfoto’s die niet in opdracht zijn gemaakt in beginsel zonder toestemming van de afgebeelde personen gepubliceerd mogen worden. De fotograaf en de uitgever lopen hierbij wel altijd het risico dat de geportretteerde zich tegen de openbaarmaking verzet en de publicatie ongeoorloofd wordt geacht. Dit kan leiden tot een verplichting tot schadevergoeding. De geportretteerde moet voor dit verzet een redelijk belang kunnen aantonen. Dit kan zijn een privacybelang of een financieel belang. Op 2 februari 2005 wees de rechtbank Amsterdam vonnis in een zaak die de Staat, met een beroep op schending van het portretrecht van de MinisterPresident, tegen de Kijkshop had aangespannen. De Kijkshop had de afbeelding van de minister-president gebruikt in een commerciële reclameuiting, waarbij de minister-president was afgebeeld als peuter en zijn voornaam veranderd in “J-Peetje”. De afbeelding van het gezicht vertoont karakteristieke kenmerken van de minister-president (haardracht, bril, gelaatsuitdrukking), zodat sprake was van een portret in de zin van artikel 21 van de Auteurswet, vond de rechtbank. De rechtbank vond de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de Minister-President als gevolg van schending van zijn portretrecht onrechtmatig en veroordeelde de Kijkshop tot het betalen van schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten.
2.4
DATABANKENRECHT
In een afzonderlijke wet, de Databankenwet, is als uitwerking van een Europese richtlijn het databankrecht geregeld. De producent van een databank, degene die het risico draagt van de voor de databank te maken investering, wordt beschermd tegen ongeoorloofd gebruik. Onder
35
databank wordt verstaan: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. De bescherming is niet beperkt tot databanken in elektronische vorm. De producent van de databank heeft het uitsluitende recht om licenties te verlenen voor het gebruik van de databank. In de praktijk wordt bij het on-line beschikbaar stellen van een databank een gebruiksovereenkomst gesloten tussen de producent van de databank en een gebruiker. Het auteursrecht op de in de databank opgenomen werken blijft onverlet. Dit betekent dat de producent voor bijvoorbeeld het opnemen van gedichten in een databank toestemming moet hebben van de betrokken auteurs. Het databankrecht vervalt na 15 jaar, gaat net als het auteursrecht over bij erfopvolging en is ook vatbaar voor overdracht aan een ander. In dit verband zij nog vermeld, dat hoewel het databankrecht na 15 jaar vervalt, dit geen gevolgen heeft voor het auteursrecht op in de databank opgenomen werken. Het auteursrecht blijft na die 15 jaar gewoon in stand. Zoals in hoofdstuk 2.3.1 aangegeven vervalt het auteursrecht eerst na 70 jaren, te rekenen vanaf 1 januari volgende op het jaar waarin de eerste openbaarmaking plaatsvond. De wet maakt een uitzondering voor overheden die producent van een databank zijn: er bestaat geen recht ten aanzien van databanken met wetten, besluiten en verordeningen, rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen. Overheden kunnen verder van het databankrecht geen gebruik maken tenzij het recht in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op de databank zelf of bij de terbeschikkingstelling aan het publiek uitdrukkelijk is voorbehouden.
36
3
HANDHAVING – INBREUKACTIES – SANCTIES
Indien een intellectueel eigendomsrecht is verkregen is het zaak om bij te houden of derden geen inbreuk maken op het recht. Het recht is immers in de regel niet zonder kosten tot stand gekomen en als een derde, zonder daartoe bevoegd te zijn, inbreuk op dat recht maakt betekent dit dat de Staat schade kan lijden die moet worden vergoed. Ten aanzien van de meeste intellectuele eigendomsrechten bestaan strafrechtelijke en civielrechtelijke sancties. De strafrechtelijke sancties worden echter niet vaak toegepast. Bij de handhaving van de Intellectuele eigendomsrechten ligt de nadruk op de civielrechtelijke sancties. Indien een derde inbreuk maakt op het IE-recht van de Staat dan heeft de Staat de mogelijkheid om aan de rechter te vragen: a.
dat aan de inbreukmaker een verbod wordt opgelegd om nog verder inbreuk te maken op het IE-recht van de Staat,
b.
eventueel gekoppeld aan een dwangsom voor het geval de inbreukmaker zich niet aan het verbod houdt,
c.
dat de inbreukmaker schadevergoeding betaalt aan de Staat wegens het ongeoorloofde gebruik van het IE-recht.
Meestal wordt in zo’n geval een kort geding aangespannen of wordt de inbreukmaker in een bodemprocedure (zo nodig op verkorte termijn) aangesproken. Een kort geding kan alleen worden aangespannen indien sprake is van een spoedeisend belang. De Rechtbank Den Haag hanteert een termijn van zes maanden na kennisneming van de inbreuk. Daarna is volgens de rechtbank geen spoedeisend belang meer aanwezig en dient de weg van de gewone bodemprocedure te worden ingeslagen. In principe kan alleen in een bodemprocedure schadevergoeding worden gevorderd. In een kort geding kan dit dus niet. Wel is een ontwikkeling waarneembaar dat rechters in kort geding een voorschot op de schadevergoeding toekennen. In de meeste specifieke wetten (behoudens het octrooirecht) wordt naast de mogelijkheid van het voeren van een procedure ook de mogelijkheid geboden om beslag te leggen op inbreukmakende voorwerpen.
37
38
4
RELEVANTE ADRESSEN
1.
Octrooicentrum Nederland Postbus 5820 Patentlaan 2 2280HV Rijswijk www.octrooicentrum.nl
2.
Europees Octrooibureau (Nederlandse vestiging gevestigd bij Octrooicentrum Nederland) www.european-patent-office.org
3.
Benelux-Bureau voor Tekeningen en Modellen Bordewijklaan 15 2591XR Den Haag Postbus 90404 2509LK Den Haag www.bbtm-bbdm.org/nl
4.
Benelux Merkenbureau Bordewijklaan 15 2591XR Den Haag Postbus 90404 2509LK Den Haag www.beneluxmerkenbureau.nl
5.
Stichting Internet Domeinregistratie Nederland Utrechtseweg 310 gebouw H02 6812AR Arnhem Postbus 5022 6802Arnhem www.sidn.nl
39
40
BIJLAGE 1
MODELBEPALINGEN IN CONTRACTEN In deze bijlage worden enkele modelbepalingen beschreven die in contracten kunnen worden opgenomen om het intellectuele eigendomsrecht te regelen. In de bijlage wordt onderscheid gemaakt naar: 1)
dienstverleningscontracten, en
2)
softwareovereenkomsten, te weten
a)
overeenkomsten tot het ontwikkelen en leveren van standaardprogrammatuur met maatwerk en,
b)
overeenkomsten tot onderhoud van software.
AD 1. DIENSTVERLENINGSCONTRACTEN
Indien sprake is van een opdracht tot het verlenen van een dienst (bv. inhuur van een deskundige of het verrichten van een bepaald onderzoek) kan gebruik worden gemaakt van de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten tot het verrichten van Diensten (ARVODI) die op 5 maart 2004 bij besluit van de Minister-President (nr. 04M46297, Stcrt. 2004, 54) zijn vastgesteld. In artikel 23 van de ARVODI is de volgende bepaling opgenomen, die overigens ook voor andere contractvormen goed bruikbaar is: Intellectuele (eigendoms-)rechten: 1.
Alle intellectuele (eigendoms-)rechten die kunnen of zullen kunnen worden uitgeoefend – waar en wanneer dan ook – ten aanzien van de resultaten van de verrichte diensten, berusten bij opdrachtgever. Deze rechten worden op grond van deze overeenkomst door Opdrachtnemer op het moment van het ontstaan daarvan aan Opdrachtgever overgedragen, welke overdracht door Opdrachtgever reeds nu voor alsdan wordt aanvaard.
2.
Voor zover voor de overdracht van de rechten, bedoeld in het eerste lid, een nadere akte zou zijn vereist, machtigt opdrachtnemer opdrachtgever reeds nu voor alsdan onherroepelijk om zodanige akte op te maken en namens opdrachtnemer te ondertekenen, onverminderd de verplichting van opdrachtnemer om op eerste verzoek van opdrachtgever aan de overdracht van deze rechten medewerking te verlenen, zonder daarbij voorwaarden
41
te kunnen stellen. Opdrachtnemer machtigt opdrachtgever hierdoor onherroepelijk om de overdracht van deze intellectuele (eigendoms-)rechten in de desbetreffende registers te doen inschrijven. 3.
Opdrachtnemer doet hierbij afstand jegens opdrachtgever van alle eventueel aan hem, opdrachtnemer, toekomende zogenaamde persoonlijkheidsrechten als bedoeld in de Auteurswet 1912, in de mate als de toepasselijke regelgeving zodanige afstand toelaat.
4.
Opdrachtnemer is niet gerechtigd de resultaten van de verrichte diensten in enigerlei vorm aan derden beschikbaar te stellen, noch hierover aan derden enige inlichting te verschaffen, tenzij opdrachtgever schriftelijk uitdrukkelijk toestemming hiervoor heeft verleend. Opdrachtgever kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
5.
Opdrachtnemer vrijwaart opdrachtgever voor aanspraken van derden ter zake van (eventuele) inbreuk op intellectuele (eigendoms-) rechten van die derden, vergelijkbare aanspraken met betrekking tot kennis, ongeoorloofde mededinging en dergelijke daaronder begrepen. Opdrachtnemer verplicht zich tot het op zijn kosten treffen van alle maatregelen, die kunnen bijdragen tot voorkoming van stagnatie en tot beperking van de te maken extra kosten en/of te lijden schade als gevolg van bedoelde inbreuken.
6.
Onverminderd het hiervoor bepaalde, is opdrachtgever gerechtigd, indien derden opdrachtgever ter zake van schending van intellectuele (eigendoms)rechten aansprakelijk stellen, de overeenkomst schriftelijk, buiten rechte, geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Van zijn recht tot ontbinding van de overeenkomst zal opdrachtgever geen gebruik maken dan na voorafgaand overleg met opdrachtnemer.
42
AD 2) SOFTWAREOVEREENKOMSTEN
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het verleden verschillende modelovereenkomsten ontworpen die betrekking hebben op softwarecontracten. Deze overeenkomsten worden momenteel door een interdepartementale werkgroep waar V&W ook deel van uitmaakt, de IWC-ICT, herzien. De BZK-contracten zullen dus op enig moment verdwijnen en er zullen nieuwe modelcontracten voor in de plaats komen. Tot die tijd zijn de BZK-contracten nog steeds van toepassing. In dit verband worden enkele genoemd: •
overeenkomst tot het vervaardigen van functionele specificaties ten behoeve van de ontwikkeling maatwerkprogrammatuur,
•
ontwikkelingsovereenkomst maatwerkprogrammatuur,
•
overeenkomst tot beschikbaarstelling van standaardprogrammatuur,
•
overeenkomst tot beschikbaarstelling van standaardprogrammatuur met maatwerkaanpassingen,
•
onderhoudsovereenkomst programmatuur,
•
bewaargevingsovereenkomst voor programmatuur (escrow).
In de ontwikkelingsovereenkomst maatwerkprogrammatuur is de volgende bepaling over intellectuele eigendomsrechten opgenomen: Artikel 11 Intellectuele eigendomsrechten 11.1
Alle intellectuele (eigendoms-)rechten, welke kunnen of zullen kunnen worden uitgeoefend – waar en wanneer dan ook – ten aanzien van de ten behoeve van de Opdrachtgever ontwikkelde Programmatuur (de voor het gebruik van de Programmatuur benodigde Materialen), en/of van alle andere door Leverancier ten behoeve van Opdrachtgever op grond van deze overeenkomst of daarmee samenhangende overeenkomsten te leveren prestaties, berusten bij Opdrachtgever. Deze rechten worden op grond van deze overeenkomst door Leverancier aan Opdrachtgever overgedragen, welke overdracht terstond na het ontstaan van die rechten door Opdrachtgever reeds nu voor alsdan wordt aanvaard.
11.2
Leverancier verleent hierdoor aan Opdrachtgever een niet-exclusieve, niet-overdraagbare/slechts in de in bijlage .. genoemde gevallen (en onder aldaar genoemde beperkingen) overdraagbare licentie ten aanzien van Materialen of onderdelen van Programmatuur of Documentatie, die hij voor de uitvoering van deze overeenkomst zal bezigen of die voor het gebruik van de Programmatuur noodzakelijk zijn, en waarvan de
43
intellectuele (eigendoms-)rechten niet bij Opdrachtgever zullen (gaan) berusten. Deze licentie zal uitsluitend eindigen door beëindiging van deze overeenkomst ten gevolge ontbinding daarvan op eis van Leverancier. Leverancier machtigt Opdrachtgever hierdoor onherroepelijk om de aldus verleende licentie in enig register te doen vastleggen. 11.3
Indien tussen partijen verschil van mening zal bestaan over de eigendom van Materialen, Programmatuur of Documentatie respectievelijk de intellectuele (eigendoms-)rechten daarvan, wordt ervan uitgegaan dat die eigendom bij Opdrachtgever berust tot op tegen bewijs te leveren door de Leverancier.
11.4
Bij wijziging of verbetering van de Programmatuur komen de intellectuele (eigendoms-)rechten met betrekking tot de gewijzigde of verbeterde Programmatuur toe aan de partij aan wie de intellectuele (eigendoms)rechten met betrekking tot de oorspronkelijke Programmatuur toekomen. Het bepaalde sub 11.1 tot en met 11.3 is van overeenkomstige toepassing.
11.5
Leverancier verplicht zich de Programmatuur in generlei vorm aan derden beschikbaar te stellen, noch hierover aan derden enige inlichting te verschaffen, tenzij Opdrachtgever schriftelijk uitdrukkelijk toestemming hiervoor heeft verleend. Opdrachtgever is gerechtigd aan het verlenen van deze toestemming voorwaarden te verbinden, zoals afkoop door leverancier van de exclusieve rechten van Opdrachtgever tegen een door Opdrachtgever in onderling overleg te bepalen bedrag, het verlenen van een licentie tot gebruik van de programmatuur tegen betaling door Leverancier van een door Opdrachtgever in onderling overleg vast te stellen royalty-vergoeding.
11.6
Leverancier vrijwaart Opdrachtgever voor aanspraken van derden terzake van (eventuele) inbreuk op intellectuele (eigendoms-)rechten van die derden, vergelijkbare aanspraken met betrekking tot know-how, ongeoorloofde mededinging e.d. daaronder begrepen.
Leverancier verplicht zich tot het, op zijn kosten, treffen van alle maatregelen die kunnen bijdragen tot voorkoming van stagnatie bij Opdrachtgever en tot beperking van de door Opdrachtgever te maken extra kosten en/of te lijden schade. Onverminderd het hiervoor in dit lid bepaalde, is Opdrachtgever gerechtigd, indien derden Opdrachtgever terzake van schending van intellectuele
44
(eigendoms-)rechten aansprakelijk te stellen, deze overeenkomst schriftelijk, buiten rechte, geheel of gedeeltelijk, al dan niet met terugwerkende kracht, te ontbinden, onverminderd zijn verdere rechten. Van zijn recht tot ontbinding van deze overeenkomst zal Opdrachtgever geen gebruik maken dan na voorafgaand overleg met Leverancier. 11.7
Indien door Leverancier zal worden gehandeld in strijd met het subs 11.1, 11.2 en/of 11.5 en/of 11.6 bepaalde, zal hij zonder dat enige aanmaning of ingebrekestelling is vereist in elk van deze gevallen “een dadelijk opeisbare, niet voor compensatie vatbare boete verbeuren aan Opdrachtgever van t ….. per Werkdag of gedeelte van een Werkdag dat de overtreding voortduurt. Deze boete laat de overige rechten van Opdrachtgever, waaronder die op schadevergoeding, onverlet.
45
46
BIJLAGE 2
Binnen RWS wordt reeds gebruik gemaakt van onderstaande modellicentieovereenkomst met betrekking tot software. MODEL LICENTIEOVEREENKOMST MET BETREKKING TOT SOFTWARE.
Artikel 1 Licentie 1.
Licentiegever verleent hierdoor aan licentienemer licentie tot gebruik van het programma/pakket (1), in een aantal van (2). Licentiegever verkoopt hiermee aan licentienemer de media waarop het programma/ pakket is vastgelegd. De kosten van deze media worden geacht in de licentievergoeding te zijn begrepen.
2.
Het in lid 1 bedoelde gebruiksrecht is niet-exclusief.
Artikel 2 Kopiëren, wijzigen 1.
Licentienemer mag het programma/pakket niet openbaar maken en deze niet kopiëren of anderszins verveelvoudigen of wjizigen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het gebruik dat bij deze voorwaarden uitdrukkelijk is toegestaan of voor foutcorrectie in een programma.
2.
Licentienemer is gerechtigd voor back-up doeleinden een kopie van het programma/pakket te (doen) vervaardigen. Voor het overige is het vervaardigen van kopieën dan wel het door derden laten vervaardigen van kopieën dan wel het door de licentienemer niet toegestaan.
3.
Elk programma/pakket mag slechts op een computer of op een computerterminal tegelijkertijd worden gebruikt en dit dient op de locatie (3) te geschieden.
4.
De programmacode mag niet worden ontmanteld, gedecompileerd, gedisassembleerd of tot zijn broncode worden teruggebracht. De programmacode en/of de broncode mogen op geen enkele wijze worden gemodificeerd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de licentiegever. De handelingen in artikel 4 zijn niet toegestaan ten aanzien van voornoemde codes.
Artikel 3 Licentievergoeding De licentievergoeding bedraagt (4) per exemplaar van het programma/pakket. De licentiegever is niet BTW-plichtig. Op de licentievergoeding wordt een korting toegepast van (5) procent.
47
Artikel 4 Nieuwe versies Licentiegever zal licentienemer zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen van nieuwe versies van het programma/pakket. Tegen inlevering van de oude versie ontvangt de licentienemer een nieuwe versie tegen een door de licentiegever nader te bepalen prijs. Artikel 5 Derden 1.
Het gebruiksrecht is niet overdraagbaar aan derden. Evenmin mag het gebruiksrecht aan derden worden verhuurd, geleased of op enige andere wijze ter beschikking gesteld.
2.
Licentienemer zal het programma/pakket niet bekend maken, ter inzage geven of anderszins beschikbaar stellen aan enige derde, daaronder begrepen eigen werknemers die daarmee niet noodzakelijk behoeven te werken.
3.
Licentienemer zal het programma/pakket of enige gegevensdrager waarop het is vastgelegd of het gebruiksrecht niet aan enige derde overdragen of afgeven of daarop (beperkte) rechten verlenen.
Artikel 6 Garantie 1.
Licentiegever garandeert dat het programma/pakket in hoofdlijnen functioneert als beschreven in de bij het programma/pakket geleverde documentatie. Licentienemer heeft het recht eventuele gebreken in deze hoofdlijnen schriftelijk te melden aan licentiegever. Indien licentiegever niet in staat is een dergelijk gebrek binnen 90 dagen te verhelpen is licentienemer gerechtigd het programma/pakket te retourneren waarbij de licentiegever de betaalde licentievergoeding zal terugbetalen, indien dit geschiedt binnen een half jaar na levering. In geen geval zal de licentienemer andere aanspraken kunnen maken dan op terugbetaling van de aanschafprijs van het programma/pakket.
2.
Licentiegever zal defecte gegevensdragers, welke binnen 30 dagen na ontvangst worden geretourneerd, gratis vervangen.
Artikel 7. Advies/voorlichting 1.
Licentiegever verbindt zich per overeenkomst tot het geven van (6) uren advies/voorlichting over (het gebruik van) het geleverde programma/pakket. Dit is in de licentievergoeding begrepen.
2.
Behoudens anders overeengekomen is de licentiegever niet verplicht tot het verrichten van handelingen ten aanzien van het programma/pakket na levering.
48
Artikel 8 Levering en betaling 1.
Levering van het programma/pakket geschiedt per post uiterlijk 14 dagen na ondertekening door de licentiegever van de overeenkomst, onder gelijktijdige toezending van de factuur.
2.
Betaling dient te geschieden uiterlijk 4 weken na ontvangst van de factuur. Licentienemer is zonder nadere ingebrekestelling verplicht tot betaling van zowel de wettelijke rente als de kosten van invordering, in en buiten rechte, indien licentienemer bovenbedoelde betalingstermijn overschrijdt.
Artikel 9 Aansprakelijkheid 1.
Licentiegever is onder geen enkele voorwaarde noch door de gebruiker, noch door een derde aansprakelijk voor welke schade dan ook, gevolgschade en het verlies van gegevens daarbij inbegrepen, welke voortvloeit uit of in verband staat met het gebruik of het niet kunnen gebruiken van het programma/pakket, tenzij die schade het gevolg is van opzet en/of grove schuld van licentiegever. Licentienemer vrijwaart licentiegever tegen zodanige aanspraken van derden.
2.
Het in lid 1 gestelde is onverkort van toepassing in het geval de schade een gevolg is van fouten/gebreken en/of onvolkomenheden in het programma/ pakket.
Artikel 10 Duur van de overeenkomst, opzegging 1.
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd ingaande de datum van ondertekening van deze overeenkomst door de licentienemer.
2.
Het gebruiksrecht wordt echter pas van kracht nadat de in artikel 8 bedoelde bedragen volledig zijn betaald.
3.
Licentienemer heeft het recht de licentieovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen door middel van een daartoe strekkende verklaring onder gelijktijdige retournering van al het door licentiegever in het kader van die overeenkomst geleverde en daarvan gekopieerde.
4.
Licentiegever heeft het recht deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen in geval van beleidswijzigingen binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat welke tot gevolg hebben dat licentiegever gehouden is tot intrekking van uitgegeven licenties. Licentienemer is verplicht tot onverwijlde retournering van al hetgeen door licentiegever in het kader van deze overeenkomst geleverde en daarvan gekopieerde.
Artikel 11 Ontbinding van deze overeenkomst 1.
Licentiegever heeft het recht deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden door middel van een daartoe strekkende verklaring indien: a. licentienemer in strijd handelt met één der krachtens deze overeenkomst op hem rustende verplichtingen;
49
b. indien de onderneming van licentienemer wordt gestaakt als gevolg van faillissement, liquidatie of anderszins. 2.
Ingeval van ontbinding van de overeenkomst is licentienemer verplicht tot onverwijlde retournering van al het door de licentiegever in het kader van deze overeenkomst geleverde en daarvan gekopieerde.
3.
Licentiegever is in geval van ontbinding tot geen enkele betaling of schadevergoeding gehouden, onverminderd zijn recht op volledige schadevergoeding wegens schending door licentienemer van plichten of rechten als hiervoor bedoeld.
Artikel 12 Abonnementen (voor zover van toepassing) 1.
Ten behoeve van het programma/pakket ontvangt de licentienemer met de sub (7) vermelde frequentie de data welke benodigd zijn als invoer voor het programma/pakket, op een gelijk medium en in een aantal van sub (2).
2.
Op de op de media weergegeven bestanden zijn de overige bepalingen van deze overeenkomst van overeenkomstige toepassing.
3.
De licentievergoeding voor deze bestanden bedraagt (8) per jaar. Hierop wordt een korting toegepast van (9) procent. Bij de betaling van de in artikel 2 bedoelde licentievergoeding dient de abonnementsprijs voor het eerste jaar te worden betaald. Voor de daarop volgende jaren zendt de licentiegever ieder jaar een factuur.
4.
Licentiegever heeft het recht de licentievergoeding op de bestanden jaarlijks aan te passen en licentienemer uiterlijk 2 maanden voor het verstrijken van een kalenderjaar op de hoogte te brengen van een nieuwe licentievergoeding.
Artikel 13 Geschillen, toepasselijk recht, domicilie 1.
Op een op basis van deze voorwaarden gesloten overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing. De opdrachtnemer dient in Nederland domicilie te kiezen.
2.
Alle geschillen welke in het kader van een overeenkomst mochten ontstaan, zullen worden beslecht door de burgerlijke rechter te ’s-Gravenhage. Een geschil is aanwezig indien één van beide partijen zulks stelt.
Artikel 14 Algemeen 1.
Op een overeenkomst gesloten onder deze voorwaarden zijn geen andere algemene voorwaarden, onder welke benaming ook, van toepassing.
2.
Mondelinge mededelingen, toezeggingen of afspraken hebben geen rechtskracht tenzij deze schriftelijk zijn bevestigd.
50
51
Eerste druk 2005 Tekst: Mr M.C. van Houtert ISBN: 90-76776-27-x 978-90-76776-27-9 Ontwerp omslag www.vitamine.com Druk
The Document Factory, Leiden
Informatie en aanvraag van exemplaren van deze publicatie bij de informatiespecialist van de Hoofddirectie Juridische Zaken Telefoon 070-351 8052 Fax
070-351 8550
Colofon: De Leidraad intellectuele eigendom is een uitgave in de publicatiereeks van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De Staat der Nederlanden waarvan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onder deel uitmaakt, is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van onjuistheden/onvolledigheden van de informatie zoals in deze bundel is opgenomen.
52