Economisch recht en intellectuele eigendom
Economisch recht en intellectuele eigendom Prof.mr. A.A. Quaedvlieg, mr. E.J. Arkenbout, mr. M.Ph. van Sint Truiden, mw.mr.drs M.C.J. Verest
Jurisprudentie
Merkenrecht Hof 's-Hertogenbosch 29 maart 1995, NJ kort 1995/3, 12; IER 1995/3, p. 110 e.v. (AP/Valeo). Dit arrest is een vervolg en een nadere interpretatie van het arrest van het BenGH 6 november 1992, NJ 1993, 454, waarin onder andere antwoord is gegeven op de vraag onder welke omstandigheden wijziging van de toestand van de waar alsnog uitputting teweeg kan brengen (art. 13A, 3e alinea BMW). Het gaat in deze zaak om gereviseerde en gereconditioneerde koppelingen. Het BenGH stelde dat niet elke wijziging ongeoorloofd is, bijvoorbeeld als a de wijziging zo ondergeschikt is dat nog steeds gesproken moet worden van dezelfde waar, b verwijdering van het merk niet mogelijk zou zijn zonder afbreuk te doen aan de technische deugdelijkheid en praktische bruikbaarheid van de waar, of dat het om andere redenen onredelijk zou zijn van hem, die reviseert en reconditioneert, te verwachten dat hij toch het merk verwijdert, terwijl hij er bij het in het verkeer brengen van de waar alles aan doet wat redelijkerwijs mogelijk is om aan het publiek duidelijk te maken dat de gereviseerde en gereconditioneerde waar niet van de merkhouder afkomstig is.
Het Hof Den Bosch beslist ten aanzien van de verwijdering van het merk dat AP kon aantonen dat verwijdering van het merk Valeo van de gereviseerde en bewerkte koppelingen niet mogelijk was zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheeid en bruikbaarheid en dat het in casu anderszins onredelijk was van AP te vergen dat ze het merk zou verwijderen nu de merkhouder door de wijze van aanbrengen van het merk het AP wel heel moeilijk had gemaakt het merk te verwijderen. Het Hof is ook van mening dat AP alles in het werk gesteld had om het publiek duidelijk te maken dat het om gereconditineerde koppelingen gaat. Resultaat van dit arrest is dat AP zich met succes op de uitputtingsregel kan beroepen. Interessant is verder dat het Hof met het vage wijzigings-critznum van het BenGH (wat onder a ondergeschikte wijziging is genoemd) toch nog in de gegeven feitelijke situatie heel inventief kan aangeven wanneer er (nog) sprake is van de 'waar' waarvoor het merk gebruikt wordt. Dit hangt af, aldus het Hof, van het onderdeel waarop het merk is aangebracht en de betekenis die het publiek hecht aan de plaatsing op dat onderdeel. Indien het merk is aangebracht aan het huis, heeft dit in beginsel te gelden als merkgebruik, niet alleen voor het huis, maar voor de koppeling als geheel, omdat het publiek die plaatsing al snel zo zal opvatten. Wijzigingen in de koppeling als geheel moeten dus ook bekeken worden bij de vraag of de toestand van de waar is gewijzigd. Als evenwel het merk is aangebracht op afzonderlijke onderdelen, terwijl het publiek dat niet opvat als merkgebruik voor het geheel, dan moet dat gebruik gelden als merkgebruik slechts voor dat onderdeel. Die merken hoeven alleen dan verwijderd te worden als het onderdeel zelf wordt gewijzigd. Zoniet, dan kan het merk op dat onderdeel blijven zitten, ook als de koppeling als geheel wel een wijziging van meer dan ondergeschikte betekenis heeft ondergaan.
Wetgeving
1 In de begroting van het Ministerie van Justitie voor het jaar 1995 (Tweede Kamer 23 900 VI, nr. 24) meldt Minister Sorgdrager dat de Ministerraad jl. 13 april accoord is gegaan met een door de regeringscommissaris prof.mr. J.J. Brinkhof en zijn medewerker opgesteld plan van aanpak betreffende de codificatie van de rechten van intellectuele eigendom in Boek 9 van het BurgerKATERN 56 2649
Economisch recht en intellectuele eigendom lijk Wetboek. Uit deze nota van aanpak blijkt dat een volledige codificatie niet haalbaar en niet wenselijk is gezien het internationale karakter van de regelgeving van dit omvangrijke rechtsgebied: systematiek en inhoud van de afzonderlijke wetten van intellectuele eigendom liggen grotendeels vast; de nationale wetgever kan niet op alle fronten 'ingrijpen' op het internationale, Europese en Benelux-niveau; met name Europese ontwikkelingen blijven in beweging en de praktijk lijkt geen behoefte te hebben aan algehele codificatie. Het is wel zinvol en haalbaar in Boek 9 BW bij wijze van partiële codificatie regels op te nemen aangaande vermogensrecht (bijvoorbeeld overdracht, overgang, verpanding en vruchtgebruik), handhaving (bijvoorbeeld schadevergoeding, winstafdracht en het actierecht van belangenorganisaties) en procesrecht — in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering — (bijvoorbeeld beslag, faillissement en executie). Overwogen wordt om tot een algehele regeling ter bestrijding van ongeoorloofde mededinging te komen. Het is de bedoeling dat Boek 9 BW binnen vier a vijfjaar aan de Ministerraad en de Raad van State kan worden aangeboden. 2 Inmiddels is per 1 april 1995 de Rijksoctrooiwet 1995 (Stb 1995, 51) in werking getreden (Stb 1995, 105; Stb 1995, 108 bevat het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995). Nieuw in deze wet is het zogenaamde 'kort-lopende octrooi' ofwel het 'registratie-octrooi'. Ingevolge artikel 33 krijgt de aanvrager een octrooi met een beschermingsduur van zes jaar indien hij het Bureau voor de industriële eigendom niet om een nieuwheidsonderzoek heeft gevraagd en de aanvrage opgetekend is in het octrooiregister. Vraagt hij wel om een onderzoek naar de stand van de techniek, dan verkrijgt hij op grond van artikel 36 een octrooi met een beschermingsduur van twintig jaar. Belangrijke vraag is hoe valide de aanspraken van een houder van een registratie-octrooi zijn. De uitvinding wordt immers niet (vooraf) aan een onderzoek onderworpen. Onduidelijk is of er 'behoefte' is om (vermeende)inbreuken op deze (pretense) octrooien aan de rechter voor te leggen. Indien dat gebeurt, dan zal het de (KG)rechter zijn die, geholpen door onderzoek van deskundigen, achteraf de geldigheid van zo'n octrooi moet vaststellen.
2650 KATERN 56
3 Uit de Handelingen van de Eerste Kamer van 7 februari 1995 blijkt dat Minister Sorgdrager de beraadslaging over het wetsvoorstel inzake het reprografisch verveelvoudigen van geschriften (22 600) heeft geschorst en dat het van de agen da is afgevoerd. Dit heeft zij gedaan omdat de kritiek op het voorstel fundamenteel was. De publikaties van vele auteursrechtdeskundigen en belanghebbenden hebben haar wakker geschud. Tegemoetkomen aan de kritiek door reparatie zal er niet toe leiden dat de fundamentele be zwaren worden weggenomen (zie ook AMI 1995/5, p. 78). 4 Navraag bij het Ministerie van Justitie leerde dat de behandeling van de wetsvoorstellen inza ke overgangsrecht om de beschermingsduur te verlengen tot 70 jaar na de dood van de maker (een nieuw art. 51 lid 3 en 4 AW) en inzake het uitleen- en verhuurrecht in het auteursrecht (23 247) niet voor het zomerreces van de Kamer kan worden afgerond. Dat de uiterste imple mentatiedatum van de Richtlijn betreffende leen en verhuur 1 juli 1994 was, schijnt menigeen ont gaan te zijn; in ieder geval missen auteurs vanaf die datum leen- en verhuuropbrengsten. Vanaf 1 juli 1995 had de Richtlijn Beschermingstermijn geïmplementeerd moeten zijn. Hoe het moet met de auteurs/rechthebbenden wiens auteursrechten vanaf die datum hadden moeten herleven, is vol strekt onduidelijk. 5 Uit het bovenstaande onder 3 en 4 blijkt zon neklaar dat het de wetgever van het auteursrecht niet bepaald meezit. Het is waarschijnlijk daar om dat Minister Sorgdrager op 20 maart 1995 een adviescommissie heeft ingesteld die haar — desgevraagd of uit eigen beweging — moet gaan adviseren over auteursrecht en naburige rechten. De commissie is voor vier jaar aangesteld. Voor zitter is prof.mr. D.W.F. Verkade en de leden zijn: prof.mr. J.J. Brinkhof, prof.mr. H. Cohen Jehoram, prof.mr. E.J. Dommering, prof.mr. F.W. Grosheide, prof.mr. K.J.M. Mortelmans en prof.mr. J.H. Spoor. Adviserend lid is mr. E. Lukacs. Openbare en particuliere instellingen kunnen de commissie van noodzakelijke inlich tingen voorzien. Ook kunnen zij studie-opdrach ten aan derden geven — met toestemming van de Minister — en deskundigen vragen aan de be raadslagingen deel te nemen {Stcrt. 1995, 60 d.d. 24 maart 1995 en AMI 1995/5, p. 99).
Konsumen tenrech t Literatuur / A. Mulder en R.A.A. Duk, Schets van het (sociaal-)economisch recht in Nederland, vierde, herziene druk bewerkt door M.R. Mok en R.A.A. Duk, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1994; 2 Op het moment dat deze katern uitgebracht wordt, is zeer waarschijnlijk verschenen: G. van Empel, Bescherming van de intellectuele eigendom, derde druk, bewerkt door P.G.F.A. Geerts, Kluwer, Deventer 1995.
Konsumentenrecht E.H. Hondius
1 De ontstemde pianiste Op 19 september 1983 kocht mevrouw Van Lammeren bij Van Urk voor de aanbiedingsprijs van ƒ 7.900,- een piano van het merk Richard Weber. Bij aflevering bleek de piano wel een kast met het merk Richard Weber te hebben, maar het speelwerk was van een ander merk. In 1985 vorderde Mevrouw nietigverklaring respectievelijk ontbinding van de koopovereenkomst. Eind 1994 was zij in afwachting van de uitspraak van de rechtbank. Deze procedure, vermeld in het Jaarverslag Rechterlijke Actie 1993-1994 van de Consumentenbond, p. 12, demonstreert weer eens de trage molens van de kantongerechtsprocedure: lentissimo et grave. Van die kantonrechters mag een enkeling wel eens op bijscholing, waar het zijn kennis van het procesrecht betreft, zo blijkt ook uit dit verslag (p. 41); Consumentenbond, Jaarverslag Rechterlijke Actie 19931994, 's-Gravenhage, april 1995, 70 p.
door de mededeling van het Ministerie van Economische Zaken dat dit — in het kader van de zogenaamde 'Herijking consumentenbeleid' (waarover K.J.M. Mortelmans, TvC 1995, p. 151 de subsidiëring van de geschillencommissies wil verlagen. De hoop is nu gevestigd op het Ministerie van Justitie, dat bij monde van minister Sorgdrager al heeft laten weten hoe blij men, met het oog op de werkdruk voor de rechterlijke macht, is met het verschijnsel geschillencommissies; (SWOKA, Het maatschappelijk belang van geschillencommissies, Onderzoeksrapport nr. 177, Den Haag 1995).
3 Meer gedingen voor geschillencommissies Inmiddels neemt het aantal geschillencommissies toe en neemt het aantal te beslissen geschillen toe. In 1994 kwam er een geschillencommissie textiel bij. Het totale aantal geschillen liep met 10% op. Per branche varieerde de stijging nogal. Bij natwas was sprake van een afname van 4 klachten in 1993 naar 2 in 1994. Maar reizen was fors in de lift: 1981 naar 2306, evenals woninginrichting, dat van 1512 naar 1726 ging. Op de derde plaats kwam post & telecommunicatie, maar dat nam af van 683 tot 426. Dit valt te lezen in het Jaarverslag van de onder (3) vermelde Stichting, dat weer een mooie staalkaart biedt van consumentenleed. Wat te denken van een 'fietsvakantie' naar een hotel waar de beloofde fietsen zich in een stalling 50 km van het hotel bevinden (p. 28), van de woninginrichter die geen aansprakelijkheid aanvaardt na afloop van de contractuele garantieperiode (p. 34), van het nutsbedrijf dat een aangeslotene aansprakelijk stelt voor de schuld van zijn nieuwe vriendin (p. 41) en van de promovendus wiens promotie-arbeid beweerdelijk door een fout van de opticien wordt onderbroken (p. 47); Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken, Jaarverslag 1994, Den Haag 1995, 72 p.
2 Geschillencommissies in het geding Heel wat sneller is men af bij een van de inmiddels vele geschillencommissies die ons land telt. In mei 1995 vierde de Stichting Geschillencommissies Consumentenklachten, die de meeste commissies beheert, haar 25-jarig bestaan. Ter gelegenheid van dit jubileum verscheen een SWOKA-rapport over het belang van de commissies. De feestelijkheden werden ruw verstoord
4 Overdraagbaarheid van spaarzegels Wie heeft er niet in de keukenla een reeks spaarkaarten liggen. Als ze vol zijn, geeft de bloemist je een ruiker kado of kun je een 21-delig theeservies bestellen (vergelijkbare winkelwaarde: de helft). Maar waar u vermoedelijk nog nooit over hebt nagedacht, is de vraag of deze spaarkaarten KATERN 56 2651
Konsumen tenrech t
overdraagbaar zijn. R. Zwitser wel. In NJB 1995, pp. 581-587 analyseert hij een drietal constructies die aan overdraagbaarheid ten grondslag kunnen worden gelegd: cessie, openbaar aanbod en — beste koop: — derdenbeding. Het merkwaardige is dat het geen studeerkamervraag blijkt. Op 20 mei 1994, rolnr. 6797/89 veroordeelde de Rb Rotterdam aardolieboer Mobil om Kerkhof ƒ 17.000,- te betalen, zijnde de tegenwaarde van 6 800 volgeplakte spaarkaarten. Vermoedelijk had Kerkhof de zegels niet allemaal zelf gespaard, want dan had hij 850 000 liter benzine moeten tanken. Ook elektronisch sparen kan problemen opleveren, van merkenrechtelijke en privacy aard, maar daarover meer in een volgend Katern; R. Zwitser, Derdenbeding en de overdracht van spaarzegeld, NJB 1995, pp. 581-587.
5 Stroomstoring
Toen deze zomer bij mij de elektrische stroom gedurende bijna een uur uitviel, bracht dat direkt jeugdherinneringen naar boven. Nu viel de stroom bij mij helemaal uit; ernstiger is het als de stroom afwisselend te hoge en te lage spanning heeft. Dat brengt schade toe aan apparaten en dat valt volgens de Geschillencommissie openbare nutsbedrijven — tot ongenoegen van annotator Stutterheim — niet onder de aansprakelijkheid. Volgens de Geschillencommissie is de exoneratieclausule van het nutsbedrijf niet onredelijk bezwarend, omdat zij gelijkluidend is aan model-voorwaarden die indertijd tussen belangenorganisaties zijn overeengekomen. Dat was echter lang voor de wetgeving inzake algemene voorwaarden in zicht was, vandaar dat dit argument niet meer zo zwaar mag tellen; Geschillencommissie openbare nutsbedrijven 14 december 1994, Rechtshulp 1995/4, p. 23 (R.H. Stutterheim).
6 De bedrogen restaurateur
In het gerenommeerde familierestaurant van Boudeling vervoegen zich op 31 oktober 1984 voor het noenmaal twee gasten, die zich gedurende de daaropvolgende drieëneenhalf uur uitermate ergerlijk gedragen. Zo geven zij een volkomen goede oester terug. Ook twee wijnen vinden geen genade in de mond van de heren, één niet dan nadat deze vrijwel geheel is geconsu2652 KATERN 56
meerd. Als ze zo te zien zonder te betalen willen vertrekken, moet de restauranthouder hen er wel van weerhouden het restaurant te verlaten. Dat het handgemeen dat daarbij ontstaat schade toebrengt aan een van de twee bezoekers is vervelend maar niet aan de restauranthouder toe te rekenen. Terecht denken Hof en HR daar net zo over; HR 31 maart 1995, RvdW 1995, 83 inzake Taams/Boudeling. (Zie ook in dit Katern onder Burgerlijk recht/Onrechtmatige kaad punt 1.)
7 Bloed: een linke zaak
Aansprakelijkheid voor en veiligheid van bloedprodukten vormen het onderwerp van twee recente publikaties. In NJB 1995, pp. 685-695 suggereert C.J.J.M. Stolker de invoering van een letselschadeverzekering voor defekte of besmette bloedprodukten. Volgens C. Dudok de Wit en M. de Bruijn-van Beek, beiden werkzaam in de bloedbranche, bezitten in Nederland geproduceerde bloedprodukten echter de maximale veiligheid. Gevaren zijn volgens de auteurs evenwel verbonden aan de invoer van bloedprodukten uit andere EU-lidstaten. Ondanks deze gevaren mag Nederland geen grenscontrole uitvoeren als in de lidstaat van herkomst reeds controle geschiedt, hoe gebrekkig ook; C.J.J.M. Stolker, Aansprakelijkheid voor bloedprodukten en bloedtransfusies, NJB 1995, pp. 685-695; C. Dudok de Wit, M. de Bruijn-van Beek, De veiligheid van bloed en bloedprodukten gegarandeerd?, TGR 1995, pp. 145-156.
8 'Cold calling': telefonische colportage
Vrees voor schade aan de eigen export is al eeuwen een gezonde drijfveer voor consumentenbescherming. Bescherming van de reputatie van de Nederlandse financiële sector was ook de grond voor een besluit van de minister van Financiën om Alpine Investments, een bedrijf gespecialiseerd in de goederentermijnhandel, te verbieden potentiële opdrachtgevers ongevraagd ('cold calling') telefonisch te benaderen. Alpine betoogde dat dit verbod, voor zover het potentiële opdrachtgevers in andere lidstaten betrof, in strijd was met artikel 59 EG-Verdrag. Het Europese Hof is het hier evenwel niet mee eens: 'Artikel 59 van het Verdrag staat niet in de weg aan een nationale regeling die, ten einde het vertrouwen van de beleggers in de nationale financiële markten
Jeugdrecht te beschermen, verbiedt om potentiële opdrachtgevers, gevestigd in andere Lid-Staten, zonder dat zij daarom hebben gevraagd, op te bellen om aan hen diensten in verband met beleggingen in goederentermijncontracten aan te bieden', aldus het Hof in zijn uitspraak van 10 mei 1995 in de zaak C-384/93 (Alpine Investments BV/Minister van Financiën).
9 Forum shopping: a victim's guide to America
inzake oneerlijke contractsbedingen en produktveiligheid van kracht. Reeds nu beschikken Engelse juristen over een betrouwbare gids in deze wetgeving. De auteur, Geraint Howells, bezorgt zijn collega-auteurs wel een minderwaardigheidsgevoel door in zijn Voorwoord te schrijven: '...this book was written during the Christmas vacation. (...) I tried not to let it intrude into the festivities too much'; Geraint Howells, Consumer Contract Legislation/Under standing the New Law, London: Blackstone Press, 1995, 148 p., £ 15.95.
Een van de eerste zaken waar een Amerikaans bedrijf aan denkt indien het betrokken raakt in een aansprakelijkheidskwestie (Bhopal, Bijlmer) is hoe kan worden vermeden dat de Amerikaanse rechter erbij betrokken raakt. Minder bekend is dat ook binnen de Verenigde Staten grote verschillen in behandeling van aansprakelijkheidszaken bestaat. In de periode 1990-1993 werd in zowel California als New York meer dan 300 maal een bedrag van meer dan een miljoen dollar toegewezen; in de staten North Dakota, Vermont en Wyoming gebeurde dit telkens eenmaal. Hoe door de forum non conveniens doctrine heen te breken, kan men lezen in een bijdrage in de Consumer Law Journal van de Amerikaanse advocaat Kelly; David R. Kelly, Threshold Issues for Foreign Litigants in American Courts, [1995] Consumer Law Journal 43-50.
10 Schuldsanering met de Franse slag Met de wet van 31 december 1989 was Frankrijk een van de eerste landen in Europa om een wettelijke regeling te treffen voor schuldsanering ('faillissement' voor de consument). Thans, vijf jaar later, heeft het Institut National de la Consommation een eerste balans opgemaakt. Bij 502 huishoudingen werd het effect van de schuldsanering nagegaan. Het resultaat: de wet is onontbeerlijk, maar de toepassing kan nog aanzienlijk worden verbeterd; Evaluation de la loi sur Ie surendettement des particuliers, Paris: INC, mai 1995, FF 225, 125 p.
11 Howells does it again Het Verenigd Koninkrijk kent een snel veranderende consumentenwetgeving. Alleen al vorig jaar werden de koopwet en de wet op de dienstverlening gewijzigd en werden nieuwe regelingen KATERN 56 2653