LeerlingVolgSysteem InfoSys Alphons Laudyschool 2006-2007 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15
SOCIALE VAARDIGHEDEN ................................................................................. 2 PEDAGOGISCHE VAARDIGHEDEN ............................................................................ 5 ORIËNTATIE IN EN ROND SCHOOL & WERELDORIËNTATIE ...................................................... 6 Zelfredzaamheid: Huishoudelijk werk, Gezondheid, Lichamelijke verzorging & PersoonsGegevens .......... 7 SPEL ................................................................................................ 11 FIJNE MOTORIEK en SCHRIJVEN ......................................................................... 12 TAALONTWIKKELING en COMMUNICATIE .................................................................... 13 BEGINNENDE GELETTERDHEID en LEZEN ................................................................... 15 REKENEN ............................................................................................. 18 COMPUTER ............................................................................................ 23 BEWEGINGSONDERWIJS .................................................................................. 24 ZWEMMEN ............................................................................................. 26 HANDVAARDIGHEID en TEKENEN .......................................................................... 27 MUZIEK .............................................................................................. 29 ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING ........................................................................... 30
01 SOCIALE VAARDIGHEDEN 1 2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Hanteren van eenvoudige omgangsregels {1} Toepassen van omgangsregels Zich handhaven tussen anderen Een gesprek voeren met anderen Kan omgaan met kritiek Kan geduld opbrengen Weet om te gaan met verliefdheid Weet om te gaan met seksuele gevoelens
Vragen 1 tm 8: 1 = niet 3 = af en toe 5 = wel
Sociaal-correct gedrag naar volwassenen {2} Contact Coöperatief zijn Durft troost - geruststelling te zoeken Durft hulp te vragen Omgaan met complimenten Omgaan met straf Houdt zich aan de regels Klikgedrag Liegen Aandacht vragen
Vraag 10: 1 = vermijdt contact of onaangepast contact 3 = gaat af en toe in op contact gemaakt door de ander, heeft bijsturing nodig 5 = gaat in op gemaakte contacten en maakt zelf contact Vraag 11: 1 = wijst alle samenwerking af 3 = af en toe 5 = is coöperatief Vraag 12 tm 17: 1 = niet 3 = af en toe 5 = wel Vraag 18: 1 = veel 3 = af en toe 5 = niet Vraag 19: 1 = vraagt negatieve aandacht 3 = vraagt af en toe negatieve aandacht 5 = vraagt op een positieve manier aandacht
Pagina 2
20 21 22 23 24 25 26 27 28
Sociaal-correct gedrag naar de kinderen {3} Contactname Coöperatief zijn Wordt geaccepteerd door ander Accepteert de ander Kan meevoelen met een ander Gaat op een goede manier met anderen om Weerbaar gedrag Bemoeien met de ander
29 30 31 32 33 34
Conflict hanteren {4} Gevoelens adequaat kenbaar maken Omgaan met eigen agressie Omgaan met agressie van anderen Reageren op frustraties Reageren op pijn
Vraag 21: 1 = vermijdt contact - onaangepast gedrag 3 = gaat in op contact, heeft bijsturing nodig 5 = gaat in op contact, maakt zelf contact Vraag 22: 1 = niet 3 = af en toe 5 = wel Vraag 23 en 24: 1 = niet, niemand 3 = een paar medeleelingen 5 = de meeste wel Vraag 25: 1 = niet 3 = af en toe 5 = meestal Vraag 26: 1 = pesten, agressief, plagen, dominant 3 = soms 5 = geen probleem Vraag 27: 1 = totaal niet 3 = matig 5 = voldoende Vraag 28: 1 = bemoeit zich overal - nergens mee 3 = af en toe 5 = kan zich adequaat met anderen bemoeien Vraag 30: 1 = helemaal niet 3 = met aansporing 5 = spontaan Vraag 31 tm 34: 1 = niet 3 = soms 5 = meestal
Pagina 3
35 36 37 38 39 40 41 42
Omgaan met emoties {5} Grondstemming opgewekt Omgaan met eigen boosheid Omgaan met boosheid bij anderen Omgaan met eigen angst Omgaan met angst van anderen Omgaan met eigen verdriet Omgaan met verdriet van anderen
Vraag 36 tm 42: 1 = niet 3 = soms 5 = goed
Pagina 4
02 PEDAGOGISCHE VAARDIGHEDEN
1 2
Reacties op opvoedingshandelingen {1} Reageert op opvoedingshandelingen
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Motivatie en werkhouding {2} Is geïnteresseerd in schoolse zaken en leren Toont zelfvertrouwen in taaksituaties Toont doorzettingsvermogen Toont positief initiatief bij taken Verzorgt het schoolwerk goed Werkaanpak en leerstijl {3} Houdt zich aan de opdrachten Voldoende werktempo Voldoende concentratie Denkt na voordat zij – hij handelt Herstelt fouten Werkt zelfstandig Heeft een reëel zelfbeeld
Vraag 2 1 = nee 3 = wisselend 5 = ja NB: aanvullende informatie noteren in Plan van Aanpak; helpt stimuleren, knuffelen, negeren, afleiden e.d. Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = sterk wisselend 5 = ja
Pagina 5
03 ORIËNTATIE IN EN ROND SCHOOL & WERELDORIËNTATIE 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Oriëntatie in en rond de klas {1} Kan op eigen plaats gaan zitten Vindt enkele plekken in de klas Vindt alle plekken in de klas Kan jas en tas op daarvoor bestemde plek hangen Pakt zelf jas en tas en gaat naar wachtplek Kan zelf van en naar werkplekken op de gang gaan Volgt begeleiders in school Kan in de rij lopen Vindt zelfstandig enkele plekken in school Beweegt zich zelfstandig binnen school Oriëntatie rond de school {2} Bezoekt enkele plekken op de speelplaats Beweegt zich vrij op de speelplaats Verkeer: te voet {3} Volgt begeleiders in de buurt van school Wandelt zelfstandig voor begeleiders uit Kan de weg wijzen naar enkele winkels Verkeer: fietsen {4} Kan op een driewieler fietsen Kan op een gewone fiets fietsen Kan op de fiets obstakels ontwijken Kan op de fiets remmen Kan op de fiets achterom en opzij kijken Kan naast begeleider fietsen Kent enkele regels m.b.t. fietsen Fietst zelfstandig onder begeleiding Verkeer: algemeen {5} Herkent verschillende verkeersdeelnemers Benoemt verschillende verkeersdeelnemers Weet wie van welke weg gebruikt maakt Kent de hulpdiensten (politie brandweer ambulance) Kent de regels en borden mbt voetganger en fietser
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 5 = ja
Pagina 6
04 Zelfredzaamheid: Huishoudelijk werk, Gezondheid, Lichamelijke verzorging & PersoonsGegevens 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Koken {1} Heeft belangstelling voor kooklessen Kan met eenvoudig keukenmateriaal omgaan Kent de werking van de kraan (koud – warm) Kan met het kooktoestel omgaan Helpt met kookactiviteiten Ziet wanneer iets kookt Begrijpt – leest eenvoudig getekende recepten Benoemt verschillende ingrediënten Kan met weegschaal een hoeveelheid afwegen Kan met maatbeker een hoeveelheid afmeten Kent de begrippen vol, halfvol en leeg De afwas {2} Kan afwassen Kan afdrogen Kan de afwas opruimen Wassen {3} Kan de was sorteren Kan de wasmachine laden Kan de wasmachine bedienen Kan de droogtrommel laden Kan de droogtrommel bedienen Kan de was vouwen Kan de was strijken
25 26 27 28 29 30
Boodschappen doen {4} Kan artikelen vinden in de supermarkt Durft hulp te vragen aan anderen Houdt zich aan omgangsregels in de winkel Kan afrekenen Kan boodschappen opruimen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 2 1 = niet 3 = soms 5 = wel Vraag 3 tm 27 1 = niet 3 = met hulp 5 = zelfstandig
Vraag 28 1 = houdt zich aan de regels 3 = moet worden gewezen op gewenste gedrag 5 = heeft goede omgangsvormen Vraag 29 tm 88 1 = niet 3 = met hulp 5 = zelfstandig
Pagina 7
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Tafelgewoonten {5} Eet zelfstandig Drinkt zelfstandig Eet netjes Eet met vork Kan zachte dingen snijden Kan korstjes snijden Eet met mes en vork Drinkt netjes Kan schil van mandarijn halen Kan schil van banaan halen Kan schil van sinaasappel halen Eet fruit gesneden in kleine stukjes Kan fruit ‘heel’ eten Kan zelfstandig fruit afschillen Kan zelfstandig fruit eten Kan tafel dekken Kan limonade inschenken Haarverzorging {6} Kan haar kammen
Vraag 29 tm 88 1 = niet 3 = met hulp 5 = zelfstandig
Pagina 8
51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
Verzorging van de kleding {7} Kan onderbroek uitdoen Kan onderbroek aandoen Kan hemd uitdoen Kan hemd aandoen Kan sokken uitdoen Kan sokken aandoen Kan t-shirt / trui uitdoen Kan t-shirt / trui aandoen Kan blouse uitdoen Kan blouse aandoen Kan broek uitdoen Kan broek aandoen Kan schoenen uitdoen Kan schoenen aandoen Kan zwemkleding uitdoen Kan zwemkleding aandoen Kan jas uitdoen Kan jas aandoen Kan rits van jas opendoen Kan rits van jas dichtdoen Kan rits van de broek open- & dichtdoen Kan knopen opendoen Kan knopen dichtdoen Kan kleren ophangen Heeft zorg voor eigen kleding Kan veters strikken Kleedt zich op het weer Mondverzorging {8} Kan tandenpoetsen
Vraag 29 tm 88 1 = niet 3 = met hulp 5 = zelfstandig
Pagina 9
81 82 83 84 85 86 87
Toiletverzorging en lichaamshygiëne {9} Is zindelijk Gaat uit zichzelf naar het toilet Helpt zichzelf op het toilet Wast handen na gebruik van het toilet Kan zelfstandig douchen na gym / zwemmen Kan zelfstandig maandverband / tampon verwisselen 88 Kan zelf tijdstip van verschonen aangeven 89 Seksuele vorming {10} 90 Kennis van het eigen lichaam 91 Kennis van het andere geslacht 92 Kennis van de ontwikkeling van het eigen lichaam 93 Kennen van eigen persoonsgegevens {11} 94 Kent eigen voornaam 95 Kent eigen achternaam 96 Kent eigen straat en huisnummer 97 Kent eigen woonplaats 98 Kent eigen postcode 99 Kent eigen telefoonnummer 100 Weet wanneer hij / zij jarig is 101 Kent eigen leeftijd
Vraag 29 tm 88 1 = niet 3 = met hulp 5 = zelfstandig
Vraag 90, 91 en 92: 1 = niet 3 = in ontwikkeling 5 = wel
Vraag 94 tm 101: 1 = niet 3 = mondeling 5 = mondeling en schriftelijk
Pagina 10
05 SPEL 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Spelniveau {1} Kan spelend bewegen (niveau normale baby) Kan spelen door middel van zintuigen Speelt met vormloos materiaal (zand e.d.) Speelt met één voorwerp Speelt met meer voorwerpen Speelt met constructiemateriaal Speelt met fantasie- en rollenspel Speelt met gezelschapsspel (Samen)Spel {2} Kijkt naar spel van andere kinderen Imiteert spel van andere kinderen Speelt naast een ander kind Speelt samen met begeleider Kan speelgoed delen met een ander kind Laat interacties zien met een ander kind Speelt overwegend samen Neemt de leiding Brengt variatie aan in keuze spel Houdt zich aan regels bij groeps- gezelschaps-spel Kan tegen verlies
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT VRAAG 2 tm 5 1 = nee 3 = ja 5 = hoger niveau VRAAG 6 tm 21 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 11
06 FIJNE MOTORIEK en SCHRIJVEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Fijne motoriek {1} Gebruikt een voorkeurshand Kan grove bewegingen in de lucht maken Heeft goede zithouding Kan een pen op de juiste manier hanteren Maakt schrijfpatronen Kan grote lettervormen schrijven Kan kleinere lettervormen schrijven Kan cijfers schrijven Kan op een regel schrijven
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 12
07 TAALONTWIKKELING en COMMUNICATIE 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Taalbegrip non-verbaal en verbaal {1} Begrijpt eenvoudige ja – nee vragen Begrijpt eenvoudige antwoorden Begrijpt samengestelde opdrachten Begrijpt Wie, Wat, Waar vragen Begrijpt Wanneer vragen Begrijpt Hoe en Waarom vragen Kan middel – doel relaties leggen* Kan oorzaak – gevolg reaties leggen’
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT VRAAG 1 tm 9 1 = nee 3 = met visuele ondersteuning 5 = ja
10 11 12 13 14 15 16
Taalproductie non-verbaal en verbaal {2} Communiceert dmv lichaamstaal Spreekt in …-woord-zinnen Spreekt in langere zinnen Spreekt in samengestelde zinnen Maakt correct gebruik van voorzetsels Maakt correct gebruik van voornaamwoorden
VRAAG 11 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja VRAAG 12 1 = één-woord-zinnen 3 = twee-woord-zinnen 5 = meer-woord-zinnen VRAAG 13 1 = nee 3 = grammaticaal niet correct 5 = grammaticaal correct VRAAG 14 tm 18 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Verstaanbaarheid {3} Spreekt verstaanbaar Communicatie {4} Kan zijn – haar primaire gevoelens uiten Kan zijn – haar primaire wensen uiten Maakt voldoende oogcontact Kan beurt nemen Heeft voldoende luisterhouding Kan iets vertellen binnen het hier en nu Kan iets vertellen buiten het hier en nu
VRAAG 20 tm 26 1 = nee 3 = met visuele ondersteuning 5 = ja
Pagina 13
27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
Ondersteunende communicatiemiddelen {5} Begrijpt opdrachten met behulp van .. Communiceert met behulp van .. Woordenschat passief {6} Begrijpt eenvoudige alledaagse woorden Begrijpt zelfstandige naamwoorden Begrijpt werkwoorden Begrijpt bijwoorden Begrijpt bijvoeglijke naamwoorden Begrijpt woorden die een gevoel uitdrukken Woorden actief {7} Gebruikt eenvoudige alledaagse woorden Gebruikt zelfstandige naamwoorden Gebruikt werkwoorden Gebruikt bijwoorden Gebruikt bijvoegelijke naamwoorden Gebruikt woorden die een gevoel uitdrukken
VRAAG 28 en 29 1 = aanwijzen, foto’s e.d. 3 = picto’s en – of gebaren 5 = zonder middelen VRAAG 31 tm 43 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 14
08 BEGINNENDE GELETTERDHEID en LEZEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Visueel {1} Begrijpt dat gesproken bij geschreven tekst hoort Heeft belangstelling voor letters en woorden Speelt met letters Maakt onzinwoorden Kan woorden namaken Herkent eigen naam Herkent (een) letter(s) Herkent andere woorden Krabbelt een woord of een tekst Auditieve discriminatie {2} Herkent eigen naam Kan rijmen Hoort verschil tussen op elkaar lijkende woorden Kan losse klanken samenvoegen tot een woord Kan een woord verdelen in klanken Auditief geheugen {3} Kan lettergrepen in een woord klappen Kan eenvoudige ritmes klappen Kan 3 woorden nazeggen Kan zinnen nazeggen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 15
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53
Aanvankelijk lezen {4} Onderscheiden van voorwerpen Onderscheiden van plaatjes Samenvoegen van deel tot geheel Weet wat letters zijn Weet wat woorden zijn Weet wat zinnen zijn Kent de leesbegrippen Herkent een letter in een woord Kan van losse letters een woord maken Kent de letters Spellend lezen van woorden (MKM)* Leest een woord direct Spellend lezen van korte zinnen Lezen van korte zinnen Pictolezen {5} Losse picto’s lezen Korte pictozinnen lezen Lange pictozinnen lezen Leesrichting bijwijzen Lezen van korte woorden in grafemen* Signaallezen {6} Signaalwoorden lezen Herkent symbolen Signaalwoorden gebruiken Hanteren van signaalwoorden in concrete situaties Hanteren van symbolen in concrete situaties Begrijpend lezen {7} Kan woorden begrijpen Kan zin begrijpen Kan kort verhaal begrijpen Kan vragen beantwoorden
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 16
54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
Technisch Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI Leest AVI
lezen {8} 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 17
09 REKENEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Kleuren {1} Rood Blauw Geel Groen Oranje Bruin Wit Zwart Grijs Vormen {2} Vierkant Rond - Cirkel Rechthoek Driehoek
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 1 tm 75: 1 = niet 3 = passief (herkent het) 5 = actief (benoemt het)
Pagina 18
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
Lichaamsbesef {3} Hoofd Haar Ogen Wenkbrauwen Wimpers Oren Neus Mond Wangen Kin Hals – Nek Schouder Armen Elleboog Pols Handen Vingers Buik Borst Rug Billen Benen Knieën Voeten Tenen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 1 tm 75: 1 = niet 3 = passief (herkent het) 5 = actief (benoemt het)
Pagina 19
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Ruimtelijke begrippen {4} Op Onder Voor Achter In Uit Naast Tussen Boven Binnen Buiten Midden Dichtbij Veraf Links Rechts Tegenover Ordeningsbegrippen {5} Groot - Klein Dik - Dun Lang - Kort Hoog - Laag Breed - Smal Eerste - Laatste Middelste Hoeveelheidsbegrippen {6} Veel - Weinig Evenveel Alles - Niets Verdelen De helft Meer - Minder Leeg - Vol
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 1 tm 75: 1 = niet 3 = passief (herkent het) 5 = actief (benoemt het)
Pagina 20
76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109
Rekenvoorwaarden {7} Sorteert concrete voorwerpen op kleur Sorteert afbeeldingen op kleur Sorteert concrete voorwerpen op vorm Sorteert afbeeldingen op vorm Sorteert concrete voorwerpen op grootte Sorteert afbeeldingen op grootte Kan volgorde aanbrengen bij concrete voorwerpen Kan volgorde aanbrengen bij afbeeldingen Kent de getalsymbolen Getalbegrip {8} Telt automatisch van 1 tm 5 Telt automatisch van 1 tm 10 Telt synchroon van 1 tm 5 Telt synchroon van 1 tm 10 Kan hoeveelheden tellen Telt terug van 10 tm 1 Kent rangtelwoorden 1 tm 5 Kent rangtelwoorden 1 tm 10 Benoemt cijfers 1 tm 5 Benoemt cijfers 1 tm 10 Kan getallen op de getallenlijn plaatsen Schrijft cijfers 1 tm 5 Schrijft cijfers 1 tm 10 Kan splitsen tot 10 Herkent en benoemt cijfers tm 20 Herkent en benoemt cijfers tm 100 Optellen {9} Kan 1 erbij tellen Kan optellen tm 10 met materialen Kan optelsommen tm 10 Kan optellen tm 20 met materialen Kan optelsommen tm 20 Kan optelsommen tot 100 met materialen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 77 tm eind: 1 = nee 5 = ja
Pagina 21
110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141
Aftellen {10} Kan 1 eraf tellen Kan aftellen tm 10 met materialen Kan aftelsommen tm 10 Kan aftellen tm 20 met materialen Kan aftelsommen tm 20 Kan aftelsommen tm 100 met materialen Optellen en aftellen door elkaar {11} Kan optel- en aftelsommen door elkaar Rekenmachine {12} Kan de rekenmachine gebruiken Geldrekenen {13} Herkent munten en biljetten (passief) Benoemt munten en biljetten (actief) Kan bedragen lezen Kan eenvoudig rekenen met geld Tijdrekenen – tijdsbesef {14} Benoemen van dagdelen Benoemen van dagen van de week Benoemen van de seizoenen Benoemen van de maanden Tijdsbegrip vandaag – morgen – gisteren Benoemen van dag en nacht Heeft begrip van vroeger en later Tijdrekenen – klokkijken {15} Kent de hele uren Kent de halve uren Kent kwart voor Kent kwart over Kan klokkijken analoog Kan klokkijken digitaal Kan tijd op papier weergeven
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT Vraag 77 tm eind: 1 = nee 5 = ja
Pagina 22
10 COMPUTER 1 2 3 4 5 6 7 8
Computer {1} Heeft plezier in het werken met de computer Kan een programma starten Kan een programma afsluiten Kan met een touch-screen werken Kan met de muis werken Kan met het toetsenbord werken Kan zelfstandig met de computer werken
Voor alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 5 = ja
Pagina 23
11 BEWEGINGSONDERWIJS 1 2 3 4
Algemeen {1} Heeft plezier in bewegen Heeft voldoende conditie Kent zijn – haar eigen mogelijkheden
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Sociaal emotioneel bewegingsgedrag {2} Kan rekening houden met anderen Kan een ander helpen Kan omgaan met de spanning van (mis-)lukken Durft initiatief te nemen Kan regels en afspraken naleven Bewegingsvaardigheden {3} Kan een stukje hardlopen Kan balanceren over een bank Kan balanceren over een balk Kan met 2 voeten tegelijk springen Kan diepspringen Kan een loopsprong maken Kan een steunsprong maken Kan een koprol voorover maken Kan duikelen in ringen - touwen of aan rekstok Kan in het wandrek klimmen Kan zwaaien met twee touwen Kan zwaaien aan de ringen - trapezestok Kan een bal werpen met twee handen Kan een bal werpen met een strekworp Kan een bal vangen tegen het lichaam Kan een bal vangen in de handen Kan een bal gericht schoppen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT VRAAG 2 tm 10 1 = niet 3 = soms 5 = wel
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT VRAAG 11 tm 23 1 = niet 3 = met hulp 5 = wel VRAAG 24 tm 41 1 = niet 3 = bijna 5 = wel
Pagina 24
29 30 31 32 33 34 35 36
Spelvormen {4} Kan vrij lopen bij een tikspel Kan tikken Kan zelf spelen in een bewegingssituatie Kan stoeispelen spelen Kan meedoen aan honkloopspelen Kan meedoen aan netspelen Kan meedoen aan contactspelen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = niet 3 = bijna 5 = wel
Pagina 25
12 ZWEMMEN 1 2 3 4 5 6 7
Zwemmen {1} Heeft plezier in het bewegen in het water Is watervrij Beheerst de schoolslag Beheerst de rugslag Heeft A-diploma Heeft B-diploma
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 5 = ja
Pagina 26
13 HANDVAARDIGHEID en TEKENEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Scheuren {1} Kan stukjes scheuren Kan repen scheuren Kan propjes maken Kan vormen scheuren Prikken {2} Kan prikken op een lijn Kan een figuur uitprikken Kan ritsen Plakken {3} Kan plakken met plaksel Kan plakken met lijm Knippen {4} Maakt knipbeweging (knijpschaar) Kan de gangbare schaar hanteren Kan inknippen (1 knip) Kan stroken knippen Kan vormen uitknippen Kan karton knippen Kan stof knippen Vouwen {5} Kan rechte vouw maken Kan schuine vouw maken Kan 16 vierkantjes vouwen
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 27
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Boetseren {6} Experimenteert met klei Kan slang of bal rollen Kan bakje uit een stuk maken Kan klei aansmeren Kan figuur maken Tekenen {7} Kan een potlood op de goede manier gebruiken Kan een krastekening maken Kan een koppoter maken Kan herkenbare vormen maken Kan natekenen Kleuren {8} Kan binnen de lijnen kleuren Gebruikt verschillende kleuren Verven {9} Kan vingerverven Kan de kwast op de juiste manier gebruiken Kan kleuren mengen Creativiteit - Beleving {10} Gebruikt eigen fantasie Maakt gebruik v kleur vorm structuur van materiaal Kan materiaal, gereedschap kiezen Heeft plezier in de activiteit
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 28
14 MUZIEK 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Beleven van muziek {1} Herkent verschil in ritme Herkent verschil in tempo Herkent verschil in sterkte Herkent verschil in sfeer Muziek maken {2} Heeft gevoel voor ritme Klapt ritme mee Klapt ritme na Zingt teksten en liedjes mee Ontdekt mogelijkheden van de eigen stem Kan met muziekinstrumenten omgaan Bespeelt een muziekinstrument Muziek en beweging {3} Beweegt op gespeeld ritme Doet mee met een speellied Kan een dans uitvoeren Kan zich vrij bewegen op muziek Muziek vastleggen {4} Kan d.m.v. grafische notatie muziek vastleggen Kan d.m.v. grafische notatie muziek uitvoeren Kennis van muziek {5} Heeft kennis van muziekinstrumenten Creativiteit {6} Gebruikt fantasie Heeft plezier in het vak Voelt zich vrij om zich te uiten
Verbaal, beeldend of met beweging duidelijk gemaakt Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 29
15 ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Visueel (zien) {1} Kan op kleur sorteren Kan op vorm sorteren Kan sorteren op kleur en vorm (tegelijk) Kan eenvoudige patronen naleggen Kan moeilijke patronen naleggen Kan 3-dimensionele constructies nabouwen Auditief (horen) {2} Kan geluiden herkennen Kan geluiden benoemen Selecteert een geluid uit een geheel Tactiel (voelen) {3} Voelt het verschil van materialen Benoemt verschillende eigenschappen van materialen Reuk en smaak {4} Ruikt en proeft verschillen in geuren en smaken Benoemt geur of smaak
Bij alle vragen: Niets invullen = NVT 1 = nee 3 = in ontwikkeling 5 = ja
Pagina 30