Klassieke talen
WORD
Leerlijnen voor de uitwerking van de specifieke eindtermen onderzoekscompetentie in de vakken Grieks en Latijn
De onderzoekscompetenties maken deel uit van de decretale specifieke eindtermen. Zij bestaan voor alle poolvakken: Latijn, Grieks, humane wetenschappen, economie, wetenschappen, moderne talen, wiskunde en sport. Elke pool moet die realiseren, maar de school kiest om deze eindtermen per vak of vakoverschrijdend te realiseren. Het zijn minimumdoelstellingen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Zij beogen een brede persoonsvorming en een actieve betrokkenheid van de leerlingen. De leerlingen uit tweede en derde graad aso moeten voor zowel de pool Latijn als Grieks voldoen aan specifieke eindtermen: -
onderzoeksvragen formuleren voor een gegeven probleem; gericht informatie verzamelen en ordenen; informatie verwerken en interpreteren; resultaten presenteren; reflecteren op methode en resultaten (confronteren met andere standpunten).
De leraar klassieke talen kan een keuze maken uit een heel ruim aanbod want het onderzoek moet gericht zijn op een literair, esthetisch of historisch gebied. En verder: teneinde de specifieke eindtermen te realiseren, kan “OVUR” (Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren en Rapporteren) een leidraad zijn (uit het leerplan). In sommige scholen hebben de leraren Latijn en/of Grieks al enkele jaren nagedacht en geëxperimenteerd of een leerlijn onderzoeksvaardigheden uitgewerkt. In de meeste scholen is de vakgroep klassieke talen anno 2010 nog volop aan het zoeken. Deze leidraad wil inspiratie bieden voor vakgroepen of individuele leraren die een leerlijn over onderzoekscompetentie willen opstellen of die opdrachten in verband met onderzoeksvaardigheden willen uitwerken. Wij verwerken in dit artikel voorbeelden van opdrachten, die collega’s uit het werkveld opstuurden. Wij zorgen ook voor een ruime bijlage met uitgewerkte voorbeelden. Deze bijlage kun je terugvinden op onze website: http://www2.sip.be:40000/groepen/kt/weblog/default.aspx.
1
1
Je hoeft niet vanaf nul te beginnen.
In elke klas voeren leerlingen onderzoeksvaardigheden ontwikkelen.
activiteiten
uit
waarmee
ze
hun
De leerlingen: - passen een aangeleerde leesmethode toe; - zoeken informatie op computer, in de bibliotheek of het OLC; - geven een PowerPointpresentatie over een cultureel onderwerp; - zoeken een mythe op en verwerken die creatief; - vergelijken een vertaling met het origineel; - bereiden zelfstandig culturele aspecten van Griekenland/Italië voor; … Dergelijke activiteiten kunnen het startpunt vormen van een overdacht geheel. De leerlingen oefenen alle stappen van een onderzoek bewust in.
2
Wat zijn de vereisten?
Het leerplan van de eerste graad (pas in voege vanaf 2011) legt niet op om systematisch aan de onderzoekscompetentie te werken. Het verkiest de term zelfstandigheidsdidactiek (p.16): de leraar mikt vooral op zelf werken en zelfstandig werken en minder op zelfstandig leren en zelfverantwoordelijk leren. Uiteraard biedt de eerste graad wel ruime mogelijkheden om leerlingen te leren snel en goed informatie op te zoeken en na te denken over hun eigen redeneringen. Het leerplan eerste graad stelt een waaier van werkvormen voor, die een appel doen op het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerlingen (p.1617). De leerplannen van de tweede graad (2006 Grieks, pp. 61-63 en Latijn, pp. 9193) en van de derde graad (2006 Grieks, p. 49 en Latijn, pp. 72-73) vragen om expliciet aandacht te besteden aan onderzoeksvaardigheden en meer bepaald aan de verschillende stappen of fasen van een onderzoek, zoals in de inleiding beschreven. 3
Concrete uitwerking.
Hier beschikt de vakgroep over een grote autonomie. Uiteraard bouwt hij daarbij verder op de bestaande afspraken binnen de school. Het ligt voor de hand om in het derde tot en met het vijfde jaar telkens enkele korte opdrachten, gericht op specifieke onderzoeksstappen, te programmeren. Daarbij is het wenselijk om de verschillende onderzoeksstappen gedurende die periode van drie jaar meermaals 2
aan bod te laten komen. In het zesde jaar volgt dan een afsluitende opdracht waarin alle onderzoeksstappen aan bod komen. Vakoverleg over specifieke opdrachten kan collega's duidelijk maken of ze eenzelfde beeld hebben over bijvoorbeeld evaluatiecriteria en de mate van sturing door de leraar. Enkele praktische tips bij de concrete uitwerking: -
-
integreer onderzoekscompetentie en andere leerplandoelstellingen (twee vliegen in één klap); kies regelmatig voor groepsopdrachten (dit bevordert de sociale vaardigheden van de leerlingen en zorgt voor een haalbare hoeveelheid werk voor leerlingen en leraar); laat niet telkens alle onderzoeksfasen doorlopen; doe niets wat leerlingen zelf kunnen; geef onmiddellijk feedback; zorg voor haalbare opdrachten, zowel inhoudelijk als praktisch.
De volgende internetsites vormen een goed vertrekpunt voor heel wat onderzoeksopdrachten: http://www.oudheid.be (Informatie > Boeken / Websites) en http://www2.tresoar.nl/hermeneus/ (Hermeneus digitaal: toegankelijke tijdschriftartikels in het Nederlands, jaargang 1928 tot en met 2003).
3
4
Communicatie met de leerlingen.
Het is belangrijk dat de leerlingen duidelijk zicht hebben op hun opdracht. Collega Bart Vanaudenaerde (Knokke) werkt dit onderdeel heel grondig uit voor zijn leerlingen. Wij maken dankbaar gebruik van zijn voorbeeld om dit onderdeel te illustreren.
4.1
Welke stappen moet je zetten?
4.1.1
Eerst zul je je oriënteren op je opdracht.
4.1.1.1
Je kiest zelf een onderzoeksopdracht, die in overeenstemming is met je studierichting. Kies iets dat je interesseert, maar waar je nog weinig over weet. Je kunt bij je leraar terecht voor suggesties voor onderzoeksopdrachten.
4.1.1.2
Je formuleert je onderzoeksvraag of -vragen. Via deze vragen leg je de doelstellingen van je onderzoek vast. Ze begrenzen je opdracht. Over deze vragen moet de leraar zijn akkoord geven. Onderzoeksvragen vragen om informatie, vragen naar een waardeoordeel, vragen om uitleg, om verklaring.
4
4.1.1.3
Je stelt een onderzoeksplan op. Je noteert hoe je het onderzoek zult aanpakken, je maakt een tijdschema op, je legt de manier waarop je het onderwerp zult aanpakken vast … Je kunt dit plan bijsturen in de loop van je onderzoek. Ook deze gegevens noteer je. Je noteert ook het stappenplan dat verder wordt verduidelijkt in een logboek, dat je continu en nauwkeurig gebruikt. Hierin noteer je elke actie, hoe klein ook. Je leraar kan dit logboek elk moment opvragen.
4.1.2
Nu ga je over op de voorbereidingsfase. Je brengt informatie samen over je gekozen onderwerp. Zorg ervoor dat je voldoende diverse bronnen aanboort: boeken, artikelen, internetbronnen, deskundigen, instellingen … Leg meteen een literatuurlijst aan. Orden je informatie en zorg dat je niets verliest. Maak onderscheid tussen relevante en niet-relevante, tussen foute en correcte informatie. Noteer alle gegevens in je logboek.
4.1.3
De fase van het uitvoeren van je opdracht start nu.
4.1.3.1
Voer je onderzoeksplan uit.
4.1.3.2
Verwerk alle relevante en correcte informatie tot een samenhangend geheel. Je gaat niet knippen en plakken. Je synthetiseert de geselecteerde informatie. Hou altijd de kwaliteit van je werk voor ogen, niet de kwantiteit.
4.1.4
Nu kom je in de fase van het rapporteren.
4.1.4.1
Beantwoord de vragen die je hebt gesteld. Formuleer kritisch de conclusies die zich opdringen.
4.1.4.2
Maak nu de schriftelijke presentatie van je onderzoek. Je gebruikt een computer, een duidelijk lettertype met een lettergrootte van 12 en een regelafstand van 1,5. Je werk omvat minimum 15 en maximum 25 pagina's tekst. Paginanummers komen bij voorkeur bovenaan aan de buitenkant. Je print je werk duidelijk uit op verzorgd papier. Gebruik geen plastic hoesjes.
5
4.2
Je schriftelijke presentatie Je schriftelijke presentatie ziet er in grote lijnen als volgt uit.
4.2.1 Op de omslag vermeld je boven rechts of midden: de schoolgegevens, de titel van je werk (liefst in een groter lettertype), de eventuele ondertitel (een kleiner lettertype). Rechts beneden vermeld je de persoonlijke gegevens: naam, klas en onder je naam het schooljaar. Links beneden volgt dan de naam van je begeleidende leraar met daaronder de naam van de 'pool' waarvoor je het werk maakt. 4.2.2 Een voorwoord Dit voorwoord behoort niet tot de eigenlijke tekst en is ook facultatief. Dit betekent dat je hier nog geen inhoudelijk relevante informatie geeft. Wel behandel je achtereenvolgens: een voorstelling van jezelf en de studierichting die je volgt; een omschrijving van het kader waarin je dit werk hebt opgesteld en wat het precies inhoudt. Onderstreep hoe belangrijk je dit werk vindt. Je sluit het voorwoord af met een bedanking voor de personen die je begeleidden bij dit werk. Dit voorwoord telt mee in je paginanummering, maar heeft geen pagina-aanduiding.
4.2.3 De inhoudsopgave De inhoudsopgave geeft de lezer meteen een eerste zicht op de inhoud en de structuur van je werk. Daarom komt ze vooraan, na het voorwoord. Deze pagina heeft geen pagina-aanduiding, maar telt mee in de paginanummering. Zorg voor een overzichtelijke inhoudstabel. Daarom is het nodig te werken met een decimale structuur. Dit wil zeggen dat je hoofdstukken de cijfers 1, 2 enz. meekrijgen en de onderverdelingen 1.1, 1.2, 1.3, 1.3.1 enz. 4.2.4 De inleiding Hier geef je de grote lijnen van je werk weer. Je kunt duidelijk maken op welke vragen de lezer een antwoord zal krijgen, wat de lezer van je werk mag verwachten. Opgelet: hier hoort geen persoonlijke informatie thuis. Je mag dus geen persoonlijke mening over het thema uiten noch bedenkingen over je onderzoek formuleren. 4.2.5 De eigenlijke tekst Verzorg de lay-out: die is essentieel voor de leesbaarheid van je werk. Het tekstgedeelte is onderverdeeld in paragrafen en alinea's. Je hanteert een 6
correcte spelling. Vermijd ongebruikelijke afkortingen. Beperk het aantal onderstrepingen. Je gebruikt één spatie na een leesteken op het einde van een zin. Als je literatuur van anderen gebruikt in je werk, moet je dat altijd in je tekst (of in voetnoot) vermelden. Knippen en plakken uit bronnen kun je niet zomaar. Bij citaten geef je altijd de oorspronkelijke tekst letterlijk weer met gebruik van de bijhorende dubbele aanhalingstekens. Na een citaat moet je de bron vermelden (auteursnaam, jaartal - bijvoorbeeld: Jones 1998 - en pagina). Je mag dit ook in een voetnoot aanbrengen. Nummer je voetnoten correct. In je literatuurlijst neem je de volledige bronvermelding op. Overdrijf niet met citaten. 4.2.6 Het besluit Hier verwacht de lezer een samenvatting van de aangehaalde hoofdpunten, kernideeën of één of meerdere conclusies. Formuleer je besluit vanuit je persoonlijk standpunt. Gebruik een nieuwe pagina, die je ook nummert. Betrek je doelstellingen bij dit besluit en omschrijf wat ervan terechtgekomen is. Geef de positieve ervaringen die je had bij het maken van dit werk. Verwoord eventueel genuanceerd negatieve ervaringen. 4.2.7 Bijlagen 4.2.7.1
Tabellen en figuren Illustraties hebben een doel. Geef ze dus een nummer zodat je er gemakkelijk naar kunt verwijzen. Tabellen en figuren moeten bovendien een onderschrift hebben dat duidelijk de inhoud aanduidt. Achter het onderschrift voeg je de eventueel gebruikte bron toe.
4.2.7.2
Literatuurlijst Hier geef je een opsomming van alle informatiebronnen die je hebt geraadpleegd. Je kunt je bronnen ordenen volgens de inhoud. In elk geval noteer je de bronnen in alfabetische volgorde.
4. 3 Logboek Het voorbeeld van het Sint-Jozefslyceum, Knokke-Heist, vind je in de bijlage op de website van de klassieke talen.
4.4 7
Evaluatie
Bij het totaalonderzoek van het zesde jaar kun je onderscheid maken tussen de procesevaluatie en de productevaluatie. Het proces evalueert de kwaliteit van het werkproces, de inzet, de observatie van de leraar. De productevaluatie evalueert de inhoud zoals de kwaliteit van de onderzoeksvraag, de methode, de heuristiek, de persoonlijke verwerking. Hier schenkt de leraar ook aandacht aan de vorm zoals taal en stijl, bronvermelding … Het staat de leraar vrij om de verhouding van punten toe te kennen. De mondelinge verdediging moet wel ter sprake komen in de feedback en sterk aanwezig zijn in de evaluatie. Zeker in het zesde jaar kan een goed gebrachte mondelinge uiteenzetting een heel positieve invloed hebben op het zelfvertrouwen. De leerling(e) bewijst op dat moment of hij/zij meer heeft bereikt dan alleen maar verwerven van informatie en knippen en plakken.
5
Opdrachten over één onderzoeksfase.
Het is meestal mogelijk om een onderzoek slechts gedeeltelijk te laten uitvoeren, bv. enkel: - onderzoeksvragen formuleren; - informatie verzamelen/ordenen; - informatie verwerken/interpreteren. De laatste twee stappen (resultaten presenteren; reflecteren op eigen resultaten en methode) sluiten in de regel aan bij één of meer van de vorige stappen, maar ze hoeven niet bij elk onderzoek doorlopen te worden. Hieronder volgen enkele voorbeelden van onderzoeksopdrachten over specifieke onderzoeksfasen, toegepast op een taalkundig, literair of historisch-cultureel onderwerp (bij sommige onderwerpen kan het nuttig zijn te overleggen met collega's van bijvoorbeeld moderne talen of geschiedenis): onder begeleiding voor een gegeven onderzoeksprobleem onderzoeksvragen formuleren: taalkundig: 8
-
Komt het poëtisch enkelvoud of meervoud het vaakst voor in een specifiek verhaal van Ovidius? Vind je sporen van orale traditie bij Herodotus? Onderzoek hun oorsprong, nut en literaire waarde.
historisch / cultureel: -
Bij architectuur van Romeinse steden in de provincie: welke gebouwtypes stonden er in Trier in de tweede eeuw na Christus en welke ervan zijn nu nog bewaard? In welke mate en hoe zijn de schrijvers van Obama’s redevoeringen beïnvloed door antieke literaire theorie van de retoriek? Welke verklaringen (nut, oorsprong en intertekstualiteit) vind je voor het gebruik van zeevaartmetaforen in Euripides’ Medea? Hoe merk je de invloed van de Odyssee in de muziek, in de schilderkunst en in de film?
gericht informatie verzamelen en ordenen: literair: -
Vind je inhoudelijke gelijkenissen en verschillen in Vergilius' en Ovidius' versie van Orpheus en Eurydice? Vind de juiste weergave van partikels bij Plato en dit aan de hand van beschikbare vertalingen.
historisch/cultureel: -
Kun je het programma nagaan en onderzoeken van toneelvoorstellingen, films of opera’s? Hoe verwijzen die inhoudelijk naar de oudheid? Hoe merk je in verzamelde teksten de mythe als literair instrument? Vind informatie over moderne druïden. Welke gelijkenissen en verschillen met de oude druïden merk je? Hoe verklaar je een fragment uit de Odyssee en hoe bespreek je dit?
informatie verwerken en interpreteren: taalkundig: -
Hoe interpreteer je de onderlijnde voornaamwoorden in een gelezen tekst? Naar welke personen of zaken verwijzen ze? Hoe manipuleert Caesar met zijn taalgebruik de lezer? Hoe verklaar je grammaticaal een tekstfragment uit de Odyssee? Hoe bespreek je dit inhoudelijk?
literair: -
Hoe kun je aan de hand van specifieke stijlmiddelen in een tekst de bedoeling van de auteur achterhalen en gegevens over het genre duidelijk maken? Welke visie heeft Euripides over de vrouw? Bepaal aan de hand van artikels je eigen mening. Hoe bepalend voor tekstbegrip zijn de elisies in een gelezen Ovidius-tekst?
resultaten presenteren: literair: -
9
Welke resultaten hebben je opzoek- en denkwerk over een gegeven literaire tekst opgeleverd? Kun je dat toelichten voor de klas, individueel of in groep? Maak een document met een overzicht van stijlfiguren van Ovidius en verduidelijk het voor je klas.
historisch/cultureel: -
Kun je in de klas een zelfgemaakte video tonen, bv. een journaalitem over de uitbarsting van de Vesuvius of over een toneelproductie i.v.m. de oudheid? Maak een PowerPoint waarin je de Vesuvius- brief van Plinius illustreert met wetenschappelijk materiaal over een pyroclastische vulkaanuitbarsting. Kun je een filmaffiche tonen over een verhaal bij Livius? Kun je je ontwerp toelichten? Kun je een bepaald stuk tekst van Ovidius voorbereiden en voor de klas brengen?
reflecteren op methode en resultaten (confronteren met andere standpunten): taalkundig: -
-
Aan de hand van een opdracht over de frequentie van het als adjectief gebruikt participium: kun je onderzoeken in hoeverre het resultaat van verschillende werkgroepen (met elk een ander tekstfragment) overeenkomen? Kun je deze resultaten in hun geheel verklaren? In verband met een vertaling voor een vertaalwedstrijd: hoe verdedig je jouw resultaat? Hoe kun je een consensus vinden met die van klasgenoten?
historisch/cultureel: -
Na een onderzoek over de perceptie van Caesar in negentiende-eeuws België: kun je nagaan waarom de samenwerking in de eigen groep zo positief/gebrekkig liep? Organiseer met je klas een debat over de standpunten van Plato over staat en kunst. Reflecteer schriftelijk na een bepaalde opdracht: wat liep er moeilijk, waarom liep het goed/niet goed? Hoe kijk je tegen dergelijke opdracht aan (aanstippen checklist)? Na een bzl: kun je in groepjes de resultaten vergelijken met de andere groep, en ook de groepsdynamiek evalueren? Bij de tentoonstelling van de zelfgemaakte filmaffiches over een Liviusverhaal: wie krijgt de "Oscar" voor de beste affiche?
Deze leidraad maakt hopelijk duidelijk dat werken aan onderzoekscompetenties in onze lessen haalbaar is. Wij hopen dat elke vakleraar tijd vrij wil maken voor dergelijke projecten. Wij moeten meespringen in het proces van didactische vernieuwingen, uiteraard met zin voor realisme en met het belang van de leerlingen voorop. Volgend jaar stellen wij aan de vakvergaderingen het vernieuwde leerplan eerste graad voor. Ik hoop dat er ook ruimte zal zijn om dit artikel ter sprake te brengen. Werken aan een dergelijk project kan alleen maar onze lessen verrijken. Elke leraar mag het resultaat van zijn denkwerk aan mij als begeleider doorsturen. Ik neem het dan op in de ondertussen lijvige bundel Leren Leren in de klassieke talen. Ik dank uitdrukkelijk de collega’s die hun documentatie ter beschikking stelden (zie de bijlage op de website). Ik vermeld ook collega Geert Hellemans die bijzonder inspirerend was bij het opstellen van dit artikel.
10
Bibliografie Leerplannen secundair onderwijs. Grieks – Latijn, Brussel, Licap 2006 (VVKSO). http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/specifieke_eindtermen/index.htm HELLEMANS, G, ‘onderzoekscompetenties’, studieartikel voor de begeleiding, 2010. De bijlagen zijn te lezen op de website: http://www2.sip.be:40000/groepen/kt/weblog/default.aspx. Met dank aan Bart Vanaudenaerde, Bart Bernaert, Ianthe Coulier, Paul Adriaens, Martine Bourgeois, Bert Gevaert, Viviane Dooms, Dominiek De Queecker en Cathy Legley.
Studiedag 16 februari 2011: studiedag over de verschillende handboeken voor ons vak.
Marc George
11
Dag van klassieke talen Doelgroep: leraren klassieke talen Docent: diverse docenten Datum en uur: zaterdag 16 oktober 2010 van 08.45 u. tot 14.45 u. Plaats: K.U. Leuven Campus Kortrijk, Etienne Sabbelaan 53, 8500 Kortrijk Inschrijfprijs: € 70 (inclusief warme maaltijd) Cursuscode: S11/042/A
12