n e t h c a r k r e Le handleiding raboazvoetbaltoer.nl
Introductie Rabo AZ Voetbaltoer AZ en Rabobank bieden de groepen 7 en 8 van basisscholen uit Noord-Holland kosteloos een onderwijspakket aan met een voetbalclinic als hoofdprijs voor de klassen die de opdrachten het beste hebben uitgevoerd. De clinic vindt plaats bij een amateurvoetbalvereniging in de regio. Vanaf week 10 (Donderdag 5 maart 2015) komen gedurende acht weken de thema’s Omgaan met Geld, Voeding, Respect en Samenwerken & Bewegen aan bod. Deze thema’s worden door de praktijkcases vanuit AZ concreet en aansprekend gemaakt. Het lesprogramma wordt aangeboden op alle basisscholen in Noord-Holland. De Rabo AZ Voetbaltoer is bedoeld voor leerlingen in de leeftijdscategorie 11-12 jaar (groepen 7 en 8). De doelstellingen van de Rabo AZ Voetbaltoer zijn als volgt: • Kinderen uit Noord-Holland in beweging krijgen • Kinderen in de regio bewust laten worden van een gezonde levensstijl • Maatschappelijke vraagstukken bespreekbaar maken • Kinderen actief laten deelnemen aan de maatschappij • Het sociale netwerk van kinderen vergroten Toelichting leerkrachtenhandleiding In deze leerkrachtenhandleiding wordt uitgelegd hoe het lesprogramma in elkaar zit, welke stappen er zijn binnen het lesprogramma en hoe de lesstof eruit ziet. Daarnaast worden enkele tips gegeven die de interactie in de klas bevorderen. Lesprogramma Het lesprogramma van de Rabo AZ Voetbaltoer is het hoofdproduct. De voetbaltoer is ontstaan vanuit een maatschappelijke gedachte. Het gaat erom dat de deelnemende leerlingen een maatschappelijk bewustzijn creëren. De opdrachten die in het lesprogramma zijn verwerkt, dragen hieraan bij. Bij het lesprogramma worden spelers betrokken. Door de voorbeeldfunctie die zij innemen, sluiten de lessen goed aan op de belevingswereld van de regionale jeugd. Zo worden maatschappelijke vraagstukken aansprekend en gemakkelijk bespreekbaar. Kerndoelen Tijdens het uitvoeren van het lesprogramma en het maken van de opdrachten, kunnen acht kerndoelen van het Primair Onderwijs worden behandeld. Om aan te geven welke kerndoelen dit zijn, wordt dit aan het begin van ieder thema weergegeven in deze handleiding. Ter aanvulling is er achterin deze handleiding een kerndoelenregister te vinden. Het lesprogramma bestaat uit de volgende onderdelen: • Introductiefilm per thema • Introductieopdracht • Lesstof • Oefenopdrachten • Eindopdrachten per thema • Huiswerkopdrachten (optioneel) • Voetbalclinic: de hoofdprijs voor de winnaars Hulpmiddelen • Leerkrachtenhandleiding • Website (incl. lesprogramma en introductiefilm per thema) • Powerpoint-presentaties Benodigdheden • Een beamer of digibord • Internetverbinding voor het tonen van de filmpjes vanaf de website • PowerPoint voor het tonen van de PowerPoint-presentatie • Een filmcamera of een mobiele telefoon waarmee gefilmd kan worden • Eventueel hand-outs van de PowerPoint-presentaties voor de leerlingen • Voor een aantal opdrachten zijn nog wat andere zaken nodig. Verderop in deze handleiding hierover meer informatie. 2
Lesopbouw Stappenplan De les is opgebouwd volgens een stappenplan. Door deze stappen te doorlopen worden de leerlingen zich optimaal bewust van de lesstof. Stap 1 is de introductiefilm van het thema bekijken en bespreken. Stap 2 is het maken/doen van een introductieopdracht. Stap 3 is de theorie van het desbetreffende thema bespreken. Stap 4 is het behandelen van de oefenopdracht(en). Stap 5 is het maken van de eindopdracht. Dit gebeurt te allen tijde klassikaal. Stap 6 is het maken van de huiswerkopdracht (optioneel). Introductiefilm per thema Iedere les begint met het afspelen van de introductie vanaf de website waarin presentator Erik Jan Brinkman de vier thema’s behandelt. Hij laat door middel van interviews en het meelopen met spelers zien hoe de thema’s binnen de organisatie van AZ (zowel de selectie als jeugdopleiding) leven. De doelstellingen van de films zijn de volgende: • Het introduceren van de thema’s • De thema’s relevant maken voor de leerlingen om op die manier de aandacht te krijgen van de kinderen en deze aandacht vast te houden • De films moeten de leerlingen aanzetten tot nadenken over de thema’s • Het enthousiasmeren van de leerlingen Lesstof De lesstof is terug te vinden in dit document onder het kopje lesstof. De PowerPoints en de hand-outs zijn te downloaden via de website en kunnen als hulpmiddel worden gebruikt. Het wordt aangeraden eerst de PowerPoint goed door te nemen. Sommige opdrachten kunt u namelijk behandelen met de PowerPoint. Opdrachten Er wordt onderscheid gemaakt tussen oefenopdrachten en eindopdrachten. In de lesstof zijn diverse oefenopdrachten verwerkt. Om veel interactie te krijgen tussen de leerlingen, de leerkracht en AZ is het aan te raden om deze opdrachten daadwerkelijk te behandelen in de klas. Aangezien AZ als leidraad wordt gebruikt, is het advies dat de opdrachten als team (klassikaal) gemaakt worden. Door het klassikaal te behandelen kunnen er discussies ontstaan over de thema’s. Dit bevordert het leerproces op een positieve wijze; vanuit hun bewustzijn zijn ze met de onderwerpen bezig. Naast de oefenopdrachten zijn er aan het lesprogramma tevens eindopdrachten gekoppeld. Deze eindproducten moeten ingeleverd worden en hiermee dingt de klas mee naar de hoofdprijs: de voetbalclinic. De eindopdrachten zijn groter van aard dan de oefenopdrachten. De concrete invulling van de opdrachten ligt echter bij de leerkracht. Vanuit de organisatie worden enkele suggesties gegeven, die vervolgens op eigen wijze uitgevoerd kunnen worden. De eindopdrachten voor de thema’s Omgaan met Geld, Voeding, Respect en Samenwerken & Bewegen dienen als foto, filmpje of tekst te worden ingeleverd. De eindopdracht omtrent het thema Samenwerken & Bewegen dient als film te worden ingeleverd. Tip: Het is verstandig om de eerste drie eindopdrachten op te nemen op camera (bijvoorbeeld met mobiele telefoon), zodat dit uiteindelijk bruikbaar is voor de laatste eindopdracht. Huiswerkopdrachten (optioneel) Na elke eindopdracht is er nog de mogelijkheid om alle leerlingen een huiswerkopdracht mee te geven. Dit is volledig optioneel en de keuze ligt bij u of u deze opdracht aan de kinderen meegeeft. Voor elke opdracht is een apart werkblad gemaakt, deze kunt u meegeven aan de leerlingen. 3
Website U kunt alle hulpmiddelen downloaden via de website. De eindopdrachten dienen ook ingeleverd te worden via de website. Het juiste adres voor onze website is: www.raboazvoetbaltoer.nl Voetbalclinic De absolute hoofdprijs die te winnen is door het inleveren van eindopdrachten, betreft een voetbalclinic voor de hele klas. De clinics worden georganiseerd door een officiële AZ-jeugdtrainer. De klas wordt opgehaald bij school en na afloop van de clinic ook weer bij school afgezet. Voor de eindopdracht van het laatste thema (Samenwerken & Bewegen) moeten na inleveren zoveel mogelijk stemmen worden verzameld. Dit bepaalt 50% van de eindscore. De overige 50% van de eindscore wordt bepaald door het oordeel van een jury bestaande uit medewerkers van AZ en Rabobank. Tijdens de clinics staat voetbalplezier voorop. Hiernaast komen de thema’s door alle activiteiten terug. Zo kunnen de kinderen wat zij hebben geleerd in de praktijk brengen en maken zij spelenderwijs kennis met verschillende voetbalvaardigheden. De voetbalclinics worden georganiseerd bij een amateurvereniging in de regio.
4
Omgaan met Geld
Leerkrachtenhandleiding: Omgaan met Geld Doel De leerlingen bewust maken van het belang dat er verstandig wordt omgegaan met geld. Tevens moeten de leerlingen aan het einde van de les verschillende begrippen die gerelateerd zijn om geld kunnen omschrijven. Kerndoelen Bij het werken aan het thema voeding kunnen de volgende kerndoelen worden behandeld: 1, 2 Benodigdheden - Het document ‘huishoudboekje. Deze moet voor elke leerling uitgeprint worden. - Het document ‘antwoordenvel Geldspel’. Deze moet voor elke leerling uitgeprint worden. - Verschillende PowerPointpresentaties Duur Het behandelen van de lesstof van het thema Omgaan met Geld duurt ongeveer 60 minuten. Het uitvoeren van de opdrachten (inclusief eindopdracht) duurt ongeveer 120 minuten. Voorbereiding Print hand-outs van de PowerPoint voor de leerlingen van tevoren uit. Deze kunnen de leerlingen als werkbladen gebruiken en als eventueel naslagwerk mee naar huis nemen. Lesopbouw De opbouw van dit thema is in stappen verdeeld. Deze stappen zijn terug te vinden aan het begin van deze handleiding onder het kopje ‘Lesopbouw’. Stap 1: Introductiefilm kijken en bespreken Vertel de klas dat jullie vandaag het thema Omgaan met Geld gaan behandelen. Hierbij staat het belang van verstandig omgaan met geld centraal. Bij AZ als topsportorganisatie is het ook belangrijk om op de financiën te letten. Presentator Erik Jan Brinkman neemt ons vandaag mee naar AZ om te kijken waar bij AZ ze te maken hebben met geld. Bekijk en bespreek de introductiefilm. Wat hebben de leerlingen gezien en wat viel hen op? Stap 2: Introductieopdracht Huishoudboekje Elk bedrijf heeft zijn inkomsten en uitgaven. Ook AZ heeft tijdens wedstrijden, maar ook daar buiten verschillende inkomsten en uitgaven. De kinderen gaan individueel opschrijven wat zij denken dat de inkomsten en uitgaven zijn van AZ. Dit kan op het formulier met de lege balans, zorg van te voren dat deze is uitgeprint zodat u deze kunt uitdelen aan de leerlingen. Als de leerlingen klaar zijn dan kunt u het klassikaal bespreken. Wat hebben ze opgeschreven? Zijn er nog dingen die missen? Als laatst kunt u het antwoordenmodel laten zien. Stap 3: Behandelen van de theorie Vervolgens kan de theorie worden besproken zoals deze vermeld staat onder het kopje ‘Lesstof Omgaan met Geld’, verderop in dit document. De PowerPoint ondersteunt de theorie hierbij. Pas op, de PowerPoint loopt door na de theorie. Deze sheets worden gebruikt voor het eindspel.
11
Omgaan met Geld
Stap 4: Oefenopdracht 1 Het huishoudboekje van AZ is besproken en de theorie is behandeld. Nu is het tijd om de leerlingen zelf over hun eigen inkomsten en begrippen, die met geld te maken hebben, te laten nadenken. De volgende opdracht wordt klassikaal uitgevoerd. Schrijf de volgende vragen op het bord of stel ze mondeling aan de leerlingen. De tijdsduur voor deze opdracht kunt u zelf invullen, ook afhankelijk van het aantal vragen dat u wilt stellen. Zorg ervoor dat meerdere kinderen aan het woord komen. • Wat zijn jouw inkomsten? • Hoe kunnen jullie geld verdienen? • Wat doen jullie met dat geld? • Je hebt gekozen voor sparen, waarom? • Je geeft alle weken je geld uit, waarom? • Wat is zakgeld? • Waarom krijgen jullie zakgeld of waarom niet? • Hoe geef je je geld uit? • Waaraan geef je je geld uit? Stap 5: Eindopdracht het Geldspel Het is tijd voor de eindopdracht. Verdeel de klas in groepen van ongeveer 4 a 5 leerlingen. Ieder team ontvangt een antwoordenblad. Hierop kunnen ze een team naam schrijven. Open de PowerPoint opnieuw, hier staan de vragen voor de quiz. Maak de vragen en na dat deze allemaal beantwoord zijn, kunt u de antwoorden doornemen. Hiervoor heeft u de andere PowerPoint nodig, hier staan de antwoorden met bijbehorende uitleg. Inleveren De eindopdracht dient ingeleverd te worden via de website. Het is de bedoeling om de eindscore (alle scores bij elkaar op te tellen) te uploaden. Zoals altijd kan de eindopdracht ingeleverd worden via de volgende website: www.raboazvoetbaltoer.nl Stap 6: Huiswerkopdracht (optioneel) Het is de bedoeling dat u het bijbehorende werkblad meegeeft aan de kinderen en dat de kinderen samen met hun ouders hier naar kijken. Zo worden de ouders ook betrokken in het proces van de Rabo AZ Voetbaltoer. De opdracht luidt: Nu je weet welke inkomsten en uitgaven voetbalclub AZ heeft is het ook goed om te weten wat de inkomsten en uitgaven bij jou thuis zijn. Stel daarom, samen met jouw ouders/ verzorgers, een overzichtje op van de belangrijkste inkomsten en uitgaven. Doe dit van hoog naar laag en zonder bedragen. Bespreek dit vervolgens in de klas. U kunt zelf een deadline stellen aan de opdracht.
11
Omgaan met Geld
Lesstof: Omgaan met Geld Geschiedenis • Geld Geld heeft niet altijd al bestaan. In de oudheid ruilden mensen spullen. Bijvoorbeeld één brood voor drie eieren. Dat is nog best lastig, want hoe bepaal je nu hoeveel iets waard is? In de loop van de geschiedenis ontstonden de munten en het briefgeld. Eerst met goud. Hiermee viel een stuk beter te ruilen. Je kunt er namelijk mee rekenen, je kunt de waarde van iets vergelijken en je kunt het sparen, want het blijft bederft niet. • Bank Rond de 17e eeuw ontstonden de eerste banken, in Italië. Goudsmeden maakten in die tijd munten, maar zij konden ook precies zien hoeveel muntjes waard waren. Eén manier was het muntje laten vallen op een marmeren tafel. Aan het geluid kon hij horen of het muntje wel zuiver was. Zo’n tafel heette Banca. Daar komt ons woord bank vandaan. Mensen bewaarden hun muntjes in de kluizen van de goudsmeden. In ruil daarvoor kregen zij een briefje waarop stond hoeveel er in de kluis lag. Op den duur gingen zij ook betalen met deze briefjes. Dat waren de eerste bankbiljetten. Ook bedachten de goudsmeden dat het geld dat zij bewaarden eigenlijk wel uitgeleend kon worden aan mensen die het nodig hadden. Die betaalden dat terug met rente, dat betekent: iets meer dan ze geleend hadden. Een deel van wat de goudsmeden daarmee verdienden gaven ze aan de mensen van wie het geld eigenlijk was. En zo werkt de bank nog steeds. Wat is geld en wat is de functie? Op dit moment heb je twee soorten geld: • Chartaal of contant geld : de munten en biljetten in de portemonnee of spaarpot; • Giraal geld: het geld dat je niet ziet, maar er wel is. Het staat bijvoorbeeld op een bankrekening. Je ziet het dus alleen in cijfers op je bankafschrift of op de computer. Voor grote bedragen gebruiken mensen vooral giraal geld. Voor kleine betalingen contant. Als jij dus iemand geld voor zijn verjaardag geeft in een envelop, betaal je contant! Nu we weten wat voor soorten geld we hebben, gaan we verder naar de functies. Er zijn namelijk drie verschillende functies dat geld heeft: • Ruilmiddel (meest gebruikt) • Rekenmiddel • Spaarmiddel Geld op de bank Als geld op de bank staat zie je het geld helemaal niet meer, toch zetten veel mensen hun geld op de bank. Waarom eigenlijk? • Het is veilig. Met een groot pak geld in huis of onder je arm, loop je de kans om het kwijt te raken. • Je ontvangt rente over het geld dat je op de spaar rekening laat staan. Rente is extra geld, als beloning! Dat krijg je niet als je het in een spaarvarken laat zitten. • Het is makkelijk. Via de computer een bedrag naar iemand overmaken werkt sneller en veiliger dan als je het moet gaan brengen! • De bank vertelt jou precies hoe de stand is als je wat uitgegeven hebt, of wat gestort hebt op je bankrekening. Dat kan via de computer, in het programma van de bank (internetbankieren) of via afschriften. Dat zijn brieven die de bank stuurt waarop staat wat er gebeurd is.
12
Omgaan met Geld
Wat doet een bank nu? Volwassenen hebben altijd een bankrekening nodig. Veel betalingen, zoals salaris, komen namelijk op een bankrekening binnen. De bank waar je klant bent geeft een pasje waarmee je kan betalen en geld opnemen, dit heet een pinpas. Ook kinderen hebben vaak een spaarrekening. Daar zet je geld op. Geld dat je voor je verjaardag of rapport kreeg of gewoon zakgeld. Geld storten heet dat. Je spaarpot is leeg, maar je weet dat de bank het bijgeschreven heeft op jouw rekeningnummer. Jij vertrouwt er op dat de bank goed over je geld waakt, want als je het nodig hebt, moet het er weer zijn. Dat je de bank vertrouwt is heel belangrijk. Daarom hebben we in Nederland ook ‘De Nederlandsche Bank”. Dit is geen gewone bank, maar een bank die oplet dat alle banken in Nederland zich aan de regels houden en geen domme dingen doen. Ook geeft De Nederlandsche Bank advies aan de regering over hoe het met de economie gaat. Ieder land in Europa heeft zo’n centrale bank. Waarom is de Euro er gekomen? Sinds 2002 betalen we met de euro. Daarvóór betaalden de mensen in Nederland met de gulden. Dat was de Nederlandse munt. Ieder land in Europa had zijn eigen geld, zoals de Franse franc in Frankrijk, de peseta in Spanje en de escudo’s in Portugal. Als je dus in Frankrijk wilde betalen, wisselde je je guldens om in Franse francs. Dat kon bij de bank of een speciaal geldwisselkantoor. Hoeveel francs je voor je gulden kreeg hing af van de wisselkoers, dat kon elke dag anders zijn. Het wisselen kostte geld en er moest veel gerekend worden. Je snapt dat bedrijven die veel zaken doen in het buitenland hier last van hadden. Die moesten soms maar afwachten hoe de wisselkoers stond, en wat ze zouden krijgen of moesten betalen voor een product. Ook landen als Amerika en Japan, doen makkelijker zaken met ons werelddeel als er een duidelijke munt is, die overal hetzelfde waard is. En dat is weer goed voor onze economie! De regeringen van de Europese landen bedachten samen daarom om een euro te maken, één geldsoort voor Europa. Over de hele wereld doen mensen met bedrijven zaken met elkaar. Ze kopen of verkopen hun producten. Het betalen gebeurt veel met de Amerikaanse dollar en de Japanse yen. Met onze euro hebben wij nu ook één belangrijke munt en kunnen we nog beter meedoen met de wereldhandel. Maar ook voor ons is het reuze handig. Als we nu in een ander euroland zijn, weten we precies wat een ijsje kost, zonder eerst te hoeven rekenen!
13
Omgaan met Geld
Sparen Banken maken betalen makkelijk. Zo makkelijk dat je wel eens zou willen dat je méér geld had om al die leuke spullen te kunnen kopen: een iPod, een mp3-speler, een spelcomputer, een mountainbike. Alleen al deze dingen in één keer kopen gaat niet, daarvoor moet je sparen. Misschien heb je zelf thuis ook een spaarpot of een spaarvarken. Een nog betere oplossing is het openen van een spaarrekening. Op die rekening zet je telkens het geld dat je even niet nodig hebt en er komt ook nog rente bij. Bij die rekening krijg je een pas om geld te storten op je rekening. Je zakgeld kan je natuurlijk ook sparen. Wat is zakgeld? Zakgeld is een vast bedrag dat je van je ouders krijgt. Contant of op je bankrekening. Niet iedereen krijgt evenveel zakgeld. Dit heeft natuurlijk te maken met hoeveel geld je ouders hebben en wat jij allemaal zelf moet betalen. Het is maar net wat je afspreekt. Vragen, die u aan de leerlingen kunt stellen, zijn bijvoorbeeld: • Waarover kun je afspraken maken? • Wie van jullie krijgt zakgeld? • Wat moet je allemaal van je zakgeld betalen? Bijvoorbeeld: je telefoon, cadeautjes, sparen. • Waar mag je je zakgeld aan uitgeven? Bijvoorbeeld: snoep, snacks, tijdschriften. • Wanneer krijg je je zakgeld? Een keer per maand of een keer per week op een vaste dag is het handigst. • Hoe krijg je je zakgeld? Cash of op je bankrekening? • Wat zou je kunnen doen als je te weinig zakgeld krijgt om iets te kopen wat je graag wilt hebben? Lenen Sommige mensen sparen niet, omdat ze niet kunnen sparen of omdat ze niet willen sparen. Stel dat thuis de auto kapot gaat, dan moet er een nieuwe auto gekocht worden, maar van welk geld? In zo’n geval kun je geld van de bank lenen. Lenen kun je zien als het tegenovergestelde van sparen: je krijgt een bedrag van de bank en die je in kleine delen terug moet betalen. In plaats van dat je rente krijgt, moet je nu rente aan de bank betalen. Je kunt dus zeggen dat je iets méér terug betaald dan dat je geleend hebt. Dat is natuurlijk niet goed en daarom is sparen beter. Stel dat je ouders een huis willen kopen. Dat is zo duur, dat de meeste mensen het niet ineens kunnen betalen. Dan lenen ze het geld van de bank. Een lening om een huis te kopen noemen we een hypotheek.
13
Voeding
Leerkrachtenhandleiding: Voeding Doel De leerlingen bewust maken van het belang van gezonde voeding. Tevens moeten de leerlingen aan het einde van de les gezonde en minder gezonde voeding kunnen onderscheiden. Kerndoelen Bij het werken aan het thema voeding kunnen de volgende kerndoelen worden behandeld: 2, 4, 28, 29, 33, 34 en 54. Benodigdheden Wanneer er gekozen wordt om oefenopdracht 3 en 4 te behandelen; • Verschillende levensmiddelen met etiketten (10 tot 12 stuks) om de kinderen te laten kiezen wat gezond is en wat niet, door middel van het lezen van de etiketten. De leerlingen kunnen ook zelf levensmiddelen met etiketten meenemen van huis om deze in de les te gebruiken. Hierin is het wel belangrijk dat de levensmiddelen niet alleen voedsel is, maar ook dranken. • Een doos suikerklontjes, of blokjes die als suikerklontjes kunnen fungeren. • Eventueel een keukenweegschaal om het gewicht van een suikerkontje uit te rekenen. Duur Het behandelen van de lesstof van het thema Voeding duurt ongeveer 60 minuten. Het uitvoeren van de opdrachten (inclusief eindopdracht) duurt ongeveer 120 minuten. Voorbereiding Print hand-outs van de PowerPoint voor de leerlingen van tevoren uit. Deze kunnen de leerlingen als werkbladen gebruiken en als eventueel naslagwerk mee naar huis nemen. Lesopbouw De opbouw van dit thema is in stappen verdeeld. Deze stappen zijn terug te vinden aan het begin van deze handleiding onder het kopje ‘Lesopbouw’. Bij deze les wordt oefenopdracht 1 al uitgevoerd alvorens de theorie behandeld wordt. Stap 1: Introductiefilm kijken en bespreken Vertel de klas dat jullie vandaag het thema Voeding gaan behandelen. Hierbij staat het belang van gezonde voeding centraal. Bij AZ als topsportorganisatie is voeding een van de belangrijkste aspecten om goed te kunnen presteren. Presentator Erik Jan Brinkman neemt ons vandaag mee naar AZ om te kijken hoe belangrijk gezonde voeding daadwerkelijk is. Bekijk en bespreek de introductiefilm. Wat hebben de leerlingen gezien en wat viel hen op? Stap 2: Introductieopdracht ‘Mindmap maken’ Maak met de hele klas een mindmap. Plaats in het midden van het bord het woord ‘Gezonde voeding’. Vervolgens stelt u de leerlingen de vraag: ‘Wat betekent gezonde voeding voor jullie?’ Schrijf daarna al hun interpretaties van het begrip rondom ‘Gezonde voeding’ op. U kunt de leerlingen ook naar voren roepen en ze zelf op het bord laten schrijven. Tijdens het opschrijven van hun definitie van gezonde voeding vraagt u hen om een motivatie. De leerlingen schrijven de mindmap van het bord over op hun hand-out. Stap 2: Oefenopdracht 1 Wat eet jij zelf? Waar bestaat de voeding van kinderen uit? Wat eten de kinderen meestal bij het ontbijt? En waar bestaat hun lunch en avondeten uit? Wat voor tussendoortjes eten zij en wat drinken zij per maaltijd? Hoe gezond je bent, hangt gedeeltelijk af van wat je eet en drinkt. Laat de kinderen onder elkaar schrijven wat zij op een dag per maaltijd eten en drinken. De evaluatie van deze opdracht volgt na behandeling van de lesstof
5
Voeding
Bijvoorbeeld: Ontbijt: Twee sneden bruin brood met margarine en hagelslag, een beker melk. Lunch: Twee sneden bruin brood met margarine, boterhamworst en kaas, een beker yoghurt. Avondeten: Een bord patat met mayonaise, uitjes en een frikadel met appelmoes, een kom bananen vla en een glas water. Tussendoortjes: Twee pakjes chocomel, een appel en twee liga-koeken (1 pakje). Stap 3: Behandeling van de theorie Vervolgens kan de theorie worden besproken zoals deze vermeld staat onder het kopje ‘Lesstof Voeding’, verderop in dit document. De PowerPoint ondersteunt de theorie hierbij. Nadat u de lesstof heeft behandeld, kunt u het schema bespreken dat de leerlingen bij opdracht 1 hebben gemaakt. Eten en drinken de kinderen iedere dag hetzelfde? Mogen zij vaak snoepen van hun ouders? Belangrijke vragen na het bespreken van de lesstof zijn; Wat zou je anders doen na het horen van de lesstof, vind je dat je nu gezond eet of kan het beter? Extra Uitleg Bij de volgende opdrachten kunt u een keuze maken. U maakt een keuze tussen oefenopdracht 2 en oefenopdracht 3/4. Het advies is om te kiezen tussen de opdrachten (in verband met het tijdsbestek), maar u kunt er ook voor kiezen om beide opdrachten te doen, gelet op de tijd die u aan dit thema wilt besteden. Stap 4: Oefenopdracht 2 De Schijf van Vijf Tijdens het behandelen van de theorie heeft u het gehad over de verschillende voedingsstoffen. Om een zo goed mogelijk gebalanceerde toevoer van deze voedingsstoffen te krijgen bestaat er de Schijf van Vijf. Vertel eerst klassikaal welke verschillende vlakken er zijn (deze vlakken kunt u ook op het bord tekenen), daarna kunnen de leerlingen individueel aan de slag. De leerlingen maken voor zichzelf een schijf van vijf. Iedereen kan op een blanco A4-papier hun persoonlijke schijf maken. Wat vind je lekker en past goed in de schijf? Zorg dat alle kinderen minimaal drie producten per vlak opschrijven en/of tekenen. Bespreek daarna met de kinderen klassikaal wat ze gekozen hebben en waarom? Houden de leerlingen zich goed aan de Schijf van Vijf? Wat kan er beter? Oefenopdracht 3 en 4 Boodschappenspel U neemt bij deze opdrachten verschillende levensmiddelen mee, samen met de meegebrachte levensmiddelen van de kinderen. Wij adviseren ongeveer 10 tot 12 levensmiddelen te gebruiken. Echter kunt u er natuurlijk ook meer gebruiken als u dit wilt, gelet op de tijd die u aan de opdracht wilt besteden. Stap 4: Oefenopdracht 3 Boodschappenspel: Zoetekauw? Bij deze opdracht is de klas verdeeld in groepjes. Indien u in uw klas met tafelgroepjes werkt, kunt u deze groepjes aanhouden. Elk groepje krijgt een door u gekozen product en een flinke stapel suikerklontjes (of blokjes die fungeren als suikerklontjes). U vraagt nu aan ieder groepje om een stapel suikerklontjes te maken, dat aangeeft hoeveel suiker er in het product zit dat zij bij hen op tafel hebben staan. Hierbij mogen zij alleen naar het etiket van het product kijken, zij weten dus bijvoorbeeld nog niet hoeveel gram suiker één suikerklontje bevat. U kunt nu van ieder groepje vragen wat voor product zij hadden gekregen en hoeveel klontjes zij hierbij hebben opgestapeld. Als u de resultaten op het bord zet, kan er hierna aangegeven worden wie er het dichtst bij zat. Weeg met een keukenweegschaal het gewicht van één klontje. Nu kunt u aangeven aan de klas hoeveel dit is, waarna zij opnieuw een aantal suikerklontjes mogen opstapelen voor hun product. Zij mogen hierbij het aantal suikerklontjes berekenen op hun werkblad. Nu worden de nieuwe resultaten opgeschreven op het bord. Zaten de kinderen er dicht bij? Of vonden ze het juist moeilijk om in te schatten? Waarom zou er zoveel suiker in het product zitten? Als u wilt kunt u deze opdracht nog eens herhalen met producten die nog niet aan de beurt zijn geweest.
6
Voeding
Stap 4: Oefenopdracht 4 Boodschappenspel: Gezond op ongezond? Vervolgens gaan de leerlingen de etiketten lezen en bepalen ze of het gezond of ongezond is. Hierbij mogen zij gebruik maken van de lesstof. U kunt de leerlingen eventueel gebruik laten maken van het internet, echter adviseren wij hierin wel om te controleren of de informatie die zij gebruiken van betrouwbare bronnen komt. De leerlingen letten nu op alle informatie die zij van de etiketten kunnen aflezen, dus nu niet alleen op suiker. Stap 5: Eindopdracht Voedingsgame: De Gezonde Menu Kiezer De voedingsgames De Gezonde Menukiezer is de eindopdracht van het thema Voeding. Deze opdracht is te vinden op www.raboazvoetbaltoer.nl. Er wordt eerste uitleg geven over het spel en vervolgens kan het spel beginnen. De bedoeling is dat er een dagmenu van zes maaltijden wordt samengesteld door een keuze te maken uit een ontbijt, tussendoortje, lunch, tussendoortje, avondeten en nogmaals een tussendoortje. Het eerste dagmenu moet ingevuld worden naar het eigen eetpatroon. Er wordt dan een resultaat weergegeven waarbij aangegeven wordt of je genoeg of juist te veel calorieën binnen krijgt en of je van bepaalde voedingsstoffen te veel weinig binnen krijgt. Daarna krijgen de leerlingen de mogelijkheid om op basis van hun huidige dagmenu een nieuw dagmenu samen te stellen en te kijken of er nu wel een gezond menu uit komt. Stap 6: Huiswerkopdracht (optioneel) Het is de bedoeling dat u het bijbehorende werkblad meegeeft aan de kinderen en dat de kinderen samen met hun ouders hier naar kijken. Zo worden de ouders ook betrokken in het proces van de Rabo AZ Voetbaltoer. De opdracht luidt: Lekker een keer samen koken! Kook deze week een keer met je ouders/ verzorgers en kijk wat voor ingrediënten er in het gerecht zitten. Probeer te helpen waar kan. Schrijf hieronder de ingrediënten op en hoe je het klaarmaakt. Bespreek je gerecht in de klas. Komen deze overeen met anderen of is het totaal verschillend? Zijn de gerechten gezond? Maak duidelijke afspraken in welke periode ze een keer moeten koken en wanneer jullie dit gaan bespreken.
7
Voeding
Lesstof: Voeding Gezonde Voeding Zonder voeding kunnen we niet leven. Een mens kan vier tot zes weken zonder eten, maar slechts een aantal dagen zonder water. Water en zuurstof zijn veruit de belangrijkste stoffen voor het lichaam, maar voedsel komt op een erg belangrijke derde plaats. Gezonde voeding zorgt ervoor dat je goed groeit, minder vaak ziek bent en een goed lichaamsgewicht behoudt. Daarnaast kun je je door gezonde voeding beter concentreren, houd je meer energie over om bijvoorbeeld lekker buiten te spelen of te rennen en om optimaal te kunnen presteren als je sport. Ook zorgt het ervoor dat je minder kans hebt op erge ziektes zoals kanker en diabetes.
Simon Poulsen: “Door gezonde voeding zit ik lekker in mijn vel. Ik kan beter presteren en mij beter concentreren” Niet alleen voeding is belangrijk. Zoals hierboven al gezegd is, is water ook een belangrijke stof voor het lichaam. Je moet genoeg drinken, maar ook het juiste drinken. Bij het ontbijt is het drinken van vruchtensap prima. Veel kinderen drinken vaak pakjes, maar in pakjes zit ook veel suiker. Daarom kun je de rest van de dag beter water of thee drinken. Als je sport verlies je veel vocht door het zweten. Dat moet weer aangevuld worden, want ook vochtverlies kan je prestatie negatief beïnvloeden. Blijf dus drinken. Als je dorst hebt, ben je namelijk al aan het uitdrogen. De vraag is uiteraard, wat is nu gezonde voeding? Om te weten welke voeding nu gezond is en welke niet moet je kijken naar de voedingsstoffen die het bevat. Goede voeding bevat de voedingsstoffen eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines en mineralen. Hieronder staan deze voedingsstoffen verder uitgewerkt:
8
Voeding
Eiwitten Eiwitten (ook wel proteïnen genoemd) zijn heel belangrijke voedingsstoffen. Het zijn de bouwstenen voor je lijf. Ze zorgen voor de opbouw van weefsel. Daarom heb je ze heel hard nodig voor opbouw en herstel van je cellen, spieren, organen, zenuwstelsel, botten en bloed. Verder kunnen eiwitten energie leveren, waardoor je je goed kunt concentreren en goed kunt bewegen. Eiwitten zitten veel in producten die van dieren komen zoals: melk, yoghurt, eieren, vlees en vis. Maar het zit ook in brood, granen, tahoe, tempé en peulvruchten, zoals bruine en witten bonen. Koolhydraten Koolhydraten zijn voedingsstoffen die energie leveren aan het lichaam, net als eiwitten en vetten. Koolhydraten zitten vooral in graanproducten zoals brood, rijst en pasta, maar ook in aardappelen en peulvruchten. Gezonde koolhydraten zitten in producten die veel voedingsvezels bevatten zoals volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst en peulvruchten. Koolhydraten kunnen zowel in goede voedingsmiddelen zitten, als in minder goede (snoep en koek). Het is belangrijk dat je van de goede koolhydraten elke dag genoeg neemt en dat je van de minder goede koolhydraten minder eet. Vetten Vet is een energiebron die niet alleen essentiële vetzuren levert, maar ook vitamine A, D en E. Vitamine A is goed voor je ogen, Vitamine D voor je botten en tanden en Vitamine E beschermt je cellen. Je hele lijf bestaat uit cellen. Essentiele vetzuren zijn nodig voor een gezonde huid en haren. Vet is belangrijk voor je lichaam, alleen heb je er niet veel van nodig. Als je teveel vet binnen krijgt kan je lichaam het niet verbranden en wordt het opgeslagen. Naast de gezonde kant van vet zit er ook een minder gezonde kant aan. Er bestaan verzadigde vetten, onverzadigde vetten en transvetten. Verzadigd vet is ongezonder. Dit vind je vooral in koek, chocolade, volle melk, roomboter en vet vlees, zoals worst. Dit vet is niet goed voor je hart en bloedvaten. Gelukkig is er ook nog een gezonder vet. Dit wordt onverzadigd vet genoemd. Dit zit vooral in vis, noten en olie. Dit soort vet is juist goed voor je hart en bloedvaten. Transvetten zijn het minst gezond. Ze ontstaan wanneer onverzadigde vetten te warm worden. Transvetten kunnen bijvoorbeeld ontstaan tijdens het frituren. Soms worden transvetten in de fabriek aan voedsel toegevoegd om te zorgen dat het product een langere houdbaarheidsdatum krijgt. Vitamines Gezonde voeding zorgt ervoor dat we voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen. Daar horen uiteraard vitamines en mineralen bij. Ze zijn belangrijk om goed te functioneren en om een goede gezondheid in stand te houden. Zonder deze micro-voedingsstoffen is er geen leven mogelijk. Maar vitamines en mineralen kunnen ook helpen om bepaalde ziektes te voorkomen. Vitamines en mineralen vind je in heel veel voedsel, maar groenten en fruit zijn een grote bron van deze microstoffen. Methodes Goede voeding is niet alleen belangrijk voor sporters, maar juist ook voor de ‘gewone mens’. Er is bewezen dat kinderen zich beter kunnen concentreren, minder snel boos worden en beter met tegenslag kunnen omgaan als ze de juiste voedingsmiddelen binnenkrijgen. Er zijn verschillende methodes om te checken of we de goede voeding binnen krijgen en te zorgen dat we juiste maten hanteren. Schijf van Vijf De schijf van vijf (ook wel de voedingsschijf van vijf genoemd) is een model dat in 1953 ontwikkeld is door het voorlichtingsbureau voor de voeding (nu Voedingscentrum). Het kan als hulpmiddel gebruikt worden, dat ons in staat brengt in één oogopslag te kunnen zien wat we het best kunnen eten. Bovenstaande voedingsstoffen kunnen in deze schijf geplaatst worden. De verschillende vakken zijn: Groente en fruit, Brood/Granen/Aardappelen, Zuivel/Vlees/Vis, Vetten en oliën, Dranken.
9
Voeding
Bordverdeelmethode Om te zorgen dat de AZ-spelers en jeugdspelers de juiste voedingsmiddelen binnen krijgen, wordt er bij AZ gewerkt met de bord verdeelmethode. Dit wil zeggen dat de helft van je bord met groenten is gevuld, een kwart is gevuld met koolhydraten zoals aardappels en een kwart is gevuld met eiwitten, zoals vlees of vis. Waarom moet je bord voor de helft gevuld zijn met groenten? Dit is zo omdat er heel belangrijke stoffen in groenten zitten, zoals vezels, vitamines, mineralen en sommige zelfs eiwitten. Zonder die stoffen kan je lichaam niet optimaal presteren. Bij het eten van groenten en fruit is het goed als je elke week zoveel mogelijk verschillende kleuren eet. Denk bijvoorbeeld aan rode paprika, witte bloemkool, groene spinazie, gele banaan enz.
Rijst Pasta’s Aardappelen Groenten Gevogelte Vlees Vis
Omdat ze bij AZ weten hoe belangrijk gezonde voeding is voor een sporter, worden de AZ-spelers ingelicht wat zij het beste kunnen eten en drinken. Daaronder valt ook hoe vaak ze moeten eten. De spelers eten drie hoofdmaaltijden, namelijk: ontbijt, lunch en avondeten. Daar komen dan nog twee of drie gezonde snacks per dag bij. Het beste is om elke twee tot drie uur iets te eten. Als je te lang niet eet kun je heel erge trek krijgen. Als je dan eindelijk gaat eten, eet je vaak te veel en eet je sneller de verkeerde dingen. Hoe maak je juiste keuzes in wat je koopt/eet? Om ervoor te zorgen dat de AZ-spelers de juiste voeding in huis halen, gaan ze eerste een aantal keer met de voedingsdeskundige van AZ naar de supermarkt. Samen bekijken ze dan verschillende producten om te bepalen of deze gezond zijn of niet. Er zijn namelijk zo ontzettend veel producten die je in de supermarkt kunnen kopen en zeker niet alles is gezond. Het overgrote gedeelte van wat in de supermarkt staat, wordt verkocht om geld aan te verdienen en niet per se om de gezondheid van mensen te verbeteren en onderhouden. Het is dan ook belangrijk dat je een juiste keuze kunt maken over wat je koopt! Een truc: laat een product aan je oma zien. Kent ze het product niet? Laat het product dan staan. Alles wat veel bewerkt is, is ongezonder. Des te meer er in de fabriek mee is gebeurd, des te minder goed het voor je gezondheid is. Denk bijvoorbeeld aan een blik gesneden tomaten tegenover verse tomaten. Voordat je iets koopt, kijk naar het etiket op het product. • Het eerste ingrediënt op de lijst, daar zit het meeste van in. Dus als suiker het eerste ingrediënt is, weet je dat er veel suiker in zit. • Is de etiketlijst erg lang, dan zitten er te veel dingen in die je niet nodig hebt (zoals conserveer middelen). Probeer dus altijd een product uit te kiezen met een korte ingrediëntenlijst. • Vermijd transvetten (margarine, frituurvetten) en eet zo min mogelijk verzadigde vetten en suikers. • Kijk naar de hoeveelheid calorieën die erin zitten. Des te hoger, des te langer het duurt voordat het wordt verbrand. • Weest bewust van alle verschillende namen van suiker: Glucose-fructose siroop/stroop, dextrose, fructose, invert suiker, dadelstroop, kandij, maltodextrine, glucose, sacharose Waarom is het zo moeilijk om gezond te eten? Voordat er kant-en-klare maaltijden, fastfood en zelfs supermarkten waren (de eerste supermarkt werd rond 1950 in Engeland geopend) was het niet zo eenvoudig om voldoende calorieën, vet, suiker en zout binnen te krijgen, terwijl deze wel essentieel zijn om te overleven. Het overlevingsmechanisme van het lichaam uitte zich in dat je lichaam juist ‘snakte’ naar voedingsmiddelen waar deze componenten in zaten. Daarnaast moesten mensen hard werken om hun brood te verdienen. Tegenwoordig is er een overvloed aan eten. Het snakken naar het eten dat vroeger zorgde voor overleven zit er nog steeds in,
10
Voeding
waardoor we vaak te veel calorieën binnenkrijgen. Daarnaast komt er nog een bij dat we tegenwoordig heel weinig bewegen, waardoor we vaak veel meer eten dan nodig is en vaak ook te veel van de verkeerde dingen eten. Het staat vast dat we calorieën nodig hebben om te overleven (een auto heeft een x-aantal liters benzine nodig om zoveel kilometer te kunnen rijden en een mens heeft een x-aantal calorieën nodig om te kunnen overleven). Ook hebben we suikers, vet en zout nodig, maar in beperkte mate.
Mag je nooit meer snoep, hagelslag, patat of kibbeling eten? Uiteraard zijn dit de minder gezonde keuzes, maar het is echt niet zo dat je dit nooit meer mag eten. Je mag dit gerust eens eten, als het maar niet dagelijks is. Bij AZ vertelt de voedingsdeskundige precies waar de meeste voedingsstoffen in zitten (dus waar je beter van gaat presteren), zodat de spelers weten wat gezonde keuzes zijn. Ook wordt er gezegd dat ze gerust eens een patatje mogen eten, maar ze moeten het niet vlak voor of na een training of wedstrijd doen. Hebben de spelers een keer een feestje op zondag en ze hoeven niet te spelen? Dan mogen ze dat gerust eten. Ze moeten er alleen bewust van zijn dat als ze het te vaak doen, er bepaalde consequenties aan kunnen zitten, zoals moe zijn, sneller geblesseerd raken en minder snel zijn. Links om te bekijken en wellicht te gebruiken als aanvulling www.caloriewegwijzer.nl www.nourishinteractive.com www.consumentenbond.nl/test/voeding-gezondheid www.voedingscentrum.nl
10
Respect
Leerkrachtenhandleiding: Respect Doel Het doel van het thema Respect is om de leerlingen zich bewust te laten worden van het begrip respect. Aan het einde van deze les kunnen zij vertellen wat respect voor hen betekent. Kerndoelen Bij het werken aan het thema respect kunnen de volgende kerndoelen worden behandeld: 2, 3, 37, 38 en 54. Benodigdheden Indien u kiest voor introductieopdracht variant B, heeft u iets nodig om het lokaal in vakken te verdelen. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan schilderstape, plakband, krijt, lint, touw etc. Duur Het behandelen van de lesstof van het thema Respect duurt ongeveer 30 minuten. Het uitvoeren van de opdrachten (inclusief eindopdracht) duurt ongeveer 120 minuten. Voorbereiding Print hand-outs van de PowerPoint voor de leerlingen van tevoren uit. Deze kunt u uitdelen en behandelen tijdens de les en als naslagwerk meegeven voor thuis. Kies een variant voor de introductieopdracht. Indien u kiest voor variant B, kunt u de klas ter voorbereiding in drie vakken verdelen door bijvoorbeeld de tape op de grond te plakken om de vakken aan te geven. Lesopbouw De opbouw van dit thema is in stappen verdeeld. Deze stappen zijn terug te vinden aan het begin van deze handleiding onder het kopje ‘Lesopbouw’. Stap 1: Introductiefilm kijken en bespreken Vertel de klas dat jullie vandaag het thema Respect gaan behandelen. Presentator Erik Jan Brinkman neemt de klas vandaag mee naar AZ om te kijken hoe belangrijk respect op en rond het veld is. Na het bekijken van de introductiefilm kunt u deze bespreken. Wat hebben de leerlingen gezien en wat viel hen op? Wat vinden zij belangrijk aan respect? Nadat het introductiefilmpje is bekeken en besproken, kunt u de PowerPoint opstarten. Deze heeft u nodig bij de volgende opdracht. Stap 2: Introductieopdracht Discussiëren Soms heb je wel eens een meningsverschil met iemand, dat kan. We zijn immers allemaal uniek en allemaal een persoon met een eigen mening. Maar als je met iemand een meningsverschil hebt, is het wel belangrijk om respectvol met elkaar om te gaan. Deze introductieopdracht is hierop gebaseerd. U kunt kiezen uit variant A of B. Bekijk voordat u begint welke dia’s u wilt gebruiken. U kunt bepaalde stellingen overslaan of ervoor kiezen ze allemaal te behandelen. Variant A: De kinderen mogen met elkaar discussiëren aan de hand van stellingen die in de PowerPointpresentatie worden weergegeven. Hierin is het belangrijk dat de kinderen elkaars mening leren respecteren. Probeer kinderen die niet veel uit zichzelf (durven) zeggen, een steuntje in de rug te geven of juist uit te dagen om hun mening te geven. Benadruk dat iedereen een eigen mening mag hebben. Variant B: Aan de hand van de stellingen in de PowerPoint wordt de kinderen gevraagd om hun mening te geven. Het lokaal is verdeeld in drie vakken. Vak A staat voor ‘mee eens’, vak B staat voor ‘geen mening’ en vak C staat voor ‘mee oneens’. Vraag aan de kinderen door waarom zij op een bepaald vak staan. Zij mogen met elkaar discussiëren. Probeer kinderen die vaak op vak B staan te steunen of uit te dagen om toch hun mening te uiten, of te motiveren om uit te leggen waarom zij geen mening hebben. Hierbij is het belangrijk dat u benadrukt dat iedereen een eigen 18
Respect mening mag hebben. Kies voor uzelf uit hoeveel kinderen u aan het woord laat bij de discussie en wanneer u doorgaat naar de volgende stelling. Hierdoor kiest u zelf hoeveel tijd u aan de introductie wilt besteden. Aan het einde van een discussie kunt u de kinderen nog eens een vak laten kiezen, om te zien of er nog kinderen van vak veranderen, wellicht omdat zij zijn overgehaald door goede argumenten van andere kinderen en nu van mening zijn veranderd. Stap 3: Behandeling van de theorie Vervolgens kan de theorie worden besproken zoals deze vermeldt staat onder het kopje’ Lesstof Respect’, verderop in dit document. De PowerPoint ondersteunt de theorie hierbij. Stap 4: Oefenopdracht 1 Geef een complimentje door Een complimentje kan het verschil maken. Maak met de klas een grote kring. Zorg ervoor dat leerlingen die met elkaar optrekken niet allemaal naast elkaar gaan zitten. Het is de bedoeling dat er een complimentje wordt gegeven aan diegene naast je. Start zelf zodat de kinderen een voorbeeld hebben. Draai dan met de klok mee en geef steeds je buurvrouw/buurman een compliment. Wilt u meer tijd aan deze oefening besteden kunt u deze oefening nogmaals uitvoeren, maar dan tegen de klok in. Extra Uitleg Bij de volgende opdrachten kunt u een keuze maken. U maakt een keuze tussen oefenopdracht 2A en oefenopdracht 2B. Het advies is om te kiezen tussen de opdrachten (in verband met het tijdsbestek), maar u kunt er ook voor kiezen om beide opdrachten te doen, gelet op de tijd die u aan dit thema wilt besteden. Stap 4: Oefenopdracht 2A Teamafspraken en klassenregels bespreken Bij deze opdracht is het de bedoeling om klassenregels op te stellen en te bespreken. Eerst worden de teamafspraken van AZ Onder 12 besproken. Door de klassenregels met de hele klas te maken en door te nemen krijgt iedereen de kans om zijn of haar mening te geven over de afgesproken regels. Daarnaast wordt het voor de leerlingen duidelijk dat ook zij zich respectvol dienen te gedragen. U kunt de leerlingen deze regels op de hand-out laten overschrijven en eventueel kunnen de klassenregels opgehangen worden in het klaslokaal. De teamafspraken van AZ Onder 12 zijn in de lesstof te vinden. Stap 4: Oefenopdracht 2B Ik heb respect voor… Iedereen bewondert wel iemand en heeft dus respect voor deze persoon. Laat kinderen individueel tweemaal opschrijven voor wie ze respect hebben en waarom. Daarna wordt er klassikaal over de keuzes gepraat. Stap 5: Eindopdracht: De eindopdracht van het thema luidt als volgt: Bij deze opdracht maken jullie met de hele klas een poster. Op deze poster laten jullie op een originele manier zien wat respect betekent voor jullie als klas. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een omschrijving van het begrip. Een voorwaarde is dat de hele klas het eens moet zijn met de in te leveren poster. Dit houdt in dat er voorafgaand aan het maken ervan, goed naar elkaar geluisterd moet worden (wat tevens een vorm van respect is). De leerkracht dient hierin sturing te geven, maar de kinderen dienen het meeste initiatief te tonen in duidelijk spreken wat de klas belangrijk vindt aan respect. Inleveren Maak van deze opdracht een foto, geef een motivatie in het tekstvlak en upload deze op www.raboazvoetbaltoer.nl. Stap 6: Huiswerkopdracht (optioneel) Het is de bedoeling dat u het bijbehorende werkblad meegeeft aan de kinderen en dat de kinderen samen met hun ouders hier naar kijken. Zo worden de ouders ook betrokken in het proces van de Rabo AZ Voetbaltoer. De opdracht luidt: Wat voor huisregels heb jij? Bespreek de regels thuis met je ouders en schrijf deze op. Zijn er bepaalde afspraken gemaakt? Wordt er vanuit huis iets gezegd over hoe je met anderen omgaat? Of wat respect betekent? Bespreek de regels in de klas. Komen deze overeen met anderen of is het totaal verschillend? U kunt zelf een deadline stellen aan de opdracht. 19
Respect
Lesstof: Respect Definities Veel mensen geven een andere betekenis aan respect. Er zijn dan ook diverse omschrijvingen van respect: ‘Respect is het respect hebben voor andersdenkenden en anders gelovigen. Het is niet leeftijdsafhankelijk. Respecteren dat een ander nu eenmaal anders is, jij bent immers ook anders voor een ander.’ ‘Samen de wereld zo leuk mogelijk maken begint bij respect, jong en oud, kleurig en vrolijk.’ ‘Respect is ook het besef dat iedereen anders is. Hierbij kan het gaan om een kleur, godsdienst, geslacht of mening. Respect is anderen accepteren zoals ze zijn.’ Respect komt terug in het sporten en dus ook bij voetbal. Hierbij is het een onderdeel van sportiviteit. Sportiviteit wil zeggen dat je eerlijk speelt, met respect voor anderen, zoals tegenstanders, medespelers en scheidsrechters. Uiteraard staat dit hoog in het vaandel binnen AZ en de AZ jeugdopleiding. Voorafgaand aan het seizoen komen daarom de trainers en de jeugdspelers bij een en stellen zij samen teamafspraken op. Afspraken die de rest van het seizoen gelden en die over het gedrag van de spelers en het team gaan. Om een duidelijk beeld van dit soort teamafspraken te krijgen, worden in het volgende kopje de teamafspraken van de AZ Onder de 12 besproken.
Teamafspraken AZ Onder de 12 Ambitie • Kampioen worden. Teamdoelstellingen • Met z’n allen beter worden. • Een toernooi winnen. • De beste willen zijn en daarvoor trainen. • Elkaar en jezelf verbeteren. Elke dag 100% geven. • Als team beter worden door elkaar te helpen. • Samen spelen in en buiten het veld. • Elkaar op een positieve manier helpen. Afspraken over gedrag • Eerlijk zijn. • Normaal tegen elkaar doen. • Aardig tegen de scheidsrechter. • Niet mopperen of elkaar uitschelden. • Luisteren naar elkaar. • Begroeting bij binnenkomst. • Rechtop zitten. Bij de AZ Jeugdopleiding wordt er goed op gelet of spelers zich respectvol gedragen. Mocht er een speler zijn die zich misdraagt, dan krijgt hij dat van verschillende trainers en medespelers te horen. Op die manier corrigeert men elkaar en blijft de respectvolle houding bestaan. Onder misdragingen wordt onder andere verstaan: • De bal wegtrappen wanneer de scheidsrechter je affluit. • De bal vasthouden wanneer de tegenstander een aansluitingstreffer heeft gemaakt. • Schelden op een medespeler, tegenstander of scheidsrechter.
19
Respect
Veel kinderen vinden het leuk om wedstrijden te spelen. Uiteraard sta je in het veld om wedstrijden te winnen en dan kan het voorkomen dat fanatiek zijn omslaat in strijd. Strijd is goed als het maar met respect naar je tegenstander gebeurd. Als je met respect sport, wint iedereen.
Nemanja Gudelj: “Er zal altijd strijd zijn op het veld, maar ook dan is het heel belangrijk om je tegenstander te respecteren.” Eerlijkheid en respect Echter in deze tijd staan eerlijkheid en respect niet bij iedereen vanzelfsprekend hoog in het vaandel. We vinden dit terug op allerlei vlakken, van de landelijke (en Europese) politiek tot voetballers die geweld tegen elkaar of een scheidsrechter gebruiken. Dit moet natuurlijk veranderen. Het onderwijs speelt hierin ook een belangrijke rol. Binnen de lessen in de klas, in de gymles en in de pauze op het schoolplein vinden soms conflicten plaats. Leerlingen moeten daarom leren om toch respectvol met elkaar om te blijven gaan. Het kan niet zo zijn dat je het altijd met elkaar eens bent, maar dit los je op een respectvolle manier met elkaar op. Veel kinderen, maar ook volwassenen, vinden dit moeilijk. Omdat respect een begrip is waar men dagelijks mee te maken heeft is het van belang dat zij dagelijks geconfronteerd worden met wat respect betekend voor hen zelf, maar ook voor bijvoorbeeld een klas of team.
19
Samenwerken & Bewegen
Leerkrachtenhandleiding: Samenwerken & Bewegen Doel Het doel van het thema Samenwerken & Bewegen is om de leerlingen zich bewust te laten worden van het belang om te bewegen en samen te werken. Hiernaast komen aspecten van de overige thema’s aan bod. Aan het einde van deze les zijn de kinderen zich bewust van het feit dat bewegen en samenwerken heel belangrijk is. En tevens is de vraag ‘Hoe worden jullie wedstrijdfit?’ beantwoord. Kerndoelen Bij het werken aan het thema Bewegen & Samenwerken kunnen de volgende kerndoelen worden behandeld: 2, 34, 37, 54, 57 en 58 Benodigdheden • Een filmcamera of een mobiele telefoon waarmee gefilmd kan worden. • Eventueel een programma of applicatie waarmee het filmpje bewerkt kan worden. • De mogelijkheid om een filmpje te kunnen uploaden. Denk aan Youtube of een andere site waar video’s bekeken kunnen worden (bij het inleveren levert u een link naar het filmpje in) • Eventueel een beloning voor het winnende groepje bij de quiz (competitie-element). Hier mag u zelf over beslissen. We adviseren wel een gezonde overweging in acht te nemen. • Schilders tape of ander materiaal waarmee vierkanten op de vloer weergegeven kan worden. Duur • Het behandelen van de lesstof van het thema Samenwerken & Bewegen duurt ongeveer 60 minuten. • Het uitvoeren van de eindopdracht duurt ongeveer 120 minuten. Voorbereiding Print de hand-outs voor de leerlingen van te voren uit. Deze kunt u uitdelen en behandelen tijdens de les of als naslagwerk meegeven voor thuis. Neem de PowerPoint van tevoren goed door, de quizvragen kennen namelijk twee dia’s per vraag: één met de vraag en mogelijke antwoorden en één met de goede antwoorden en puntindeling. Lesopbouw: De opbouw van dit thema is in stappen verdeeld. Deze stappen zijn terug te vinden aan het begin van deze handleiding onder het kopje ‘Lesopbouw’. Stap 1: Introductiefilm kijken en bespreken Vertel de klas dat jullie vandaag het thema Samenwerken & Bewegen gaan behandelen. De presentator Erik Jan Brinkman zal ons vandaag meenemen naar AZ om te kijken wat samenwerken & bewegen voor hen betekent en hoe zij denken over het belang van samenwerken en beweging in het algemeen. Bespreek na de introductiefilm, wat hebben de leerlingen gezien en wat viel hen op? Tevens is dit het laatste en belangrijkste thema, want door het uitvoeren van de eindopdracht, kunnen jullie als klas de Rabo AZ Voetbaltoerclinic winnen! Extra uitleg Na het introductiefilmpje is bekeken en besproken, kunt u de PowerPoint opstarten. Deze heeft u nodig bij de volgende opdracht. Stap 2: Introductieopdracht 1 De Quiz Bij deze opdracht is de klas verdeeld in groepjes. Indien u in uw klas met tafelgroepjes werkt, kunt u deze groepjes aanhouden. Er worden vragen gesteld waarbij de kinderen mogen overleggen binnen hun groepje. Geef hierbij aan dat je mag overleggen binnen je groepje, maar dat je dit wel zo moet doen dat andere groepjes het niet horen, anders geef je het antwoord door aan de rest van de klas.
21
Samenwerken & Bewegen
In de quiz zit altijd een antwoord verwerkt dat helemaal goed is. Dit antwoord is 2 punten waard. Een antwoord dat maar deels goed is, is 1 punt waard. Een antwoord dat fout is, is 0 punten waard. Laat de kinderen de letter A, B, C en D apart op een blaadje schrijven. Per vraag steken de groepjes tegelijk een blaadje met het antwoord dat zij denken omhoog. Zet op het bord de groepjes onder elkaar neer, zodat u hier het aantal punten kunt noteren per vraag per groepje. De vragen zijn in de PowerPoint te vinden. Ook zijn de antwoorden in de PowerPoint te vinden, deze gelijk na de vraag. Het is dus verstandig niet gelijk door te klikken naar de volgende sheet. Puntentelling bij de introductieopdracht: Goed antwoord: 2 punten Deels goed antwoord: 1 punt Fout antwoord: 0 punten Stap 3: Behandeling van de theorie Vervolgens kan de theorie worden besproken zoals deze vermeldt staat onder het kopje ‘Lesstof Samenwerken & Bewegen’, verderop in dit document. De PowerPoint ondersteunt de theorie hierbij. Stap 4: Oefenopdracht 1 Teamwork De opdracht luidt als volgt: Wat betreft het bewegen binnen een teamsport, moeten de teamleden er van uit kunnen gaan dat zij te allen tijde geholpen worden in de bewegingen die zij uitvoeren. Hierbij kunnen jullie denken aan het helpen van elkaar om een bal te veroveren van de tegenstander, maar ook elkaar omhoog helpen als er een teamgenoot op de grond ligt. De volgende opdracht bevat activiteiten waarbij samenwerking en beweging samenkomen en van essentieel belang zijn. De opdrachten kunnen in het klaslokaal uitgevoerd worden.
Oefening 1: In tweetallen zitten de leerlingen op de vloer, met de ruggen tegen elkaar. De ellebogen zitten in elkaar vastgehaakt en de benen zijn gebogen. Samen proberen zij vervolgens omhoog te komen. Oefening 2: In tweetallen proberen de leerlingen om de beurt op elkaars knieën te staan. De leerlingen pakken elkaars polsen vast, één leerling staat licht gehurkt en de ander probeert op de knieën te gaan staan. Probeer dit 5 á 10 seconden vol te houden. Oefening 3: Kinderen gaan willekeurig in een lange rij staan. Twee leerlingen worden uitgekozen om samen de lange rij op alfabetische volgorde te zetten. De leerlingen in de rij mogen niet helpen. Deze opdracht kan moeilijker gemaakt worden door de regel ‘niet praten’ in te stellen. Afhankelijk van de tijd kun je deze opdrachten meerdere keren uitvoeren. Om er een wedstrijdgevoel aan te geven, kan deze oefening op tijd gedaan worden.
Stap 4: Oefenopdracht 2 Magisch Vierkant Bij deze opdracht wordt er gebruik gemaakt van schilderstape of een dergelijk ander middel waar je een vierkant (met daarin vakken) kan aangeven op de grond. Afhankelijk van de grootte van de groep kun je kiezen voor een vierkant met 9 of 16 vakken. Kies twee leerlingen uit, deze leerlingen zijn de leiders. Iedere leerling neemt plaats in één van de vlakken, behalve de leiders. Het is belangrijk dat er één vlak vrij blijft. De leerling die plaatsneemt in het vakje rechtsonder is de pion. De twee leiders moeten er voor zorgen dat de pion van vakje rechtsonder naar vakje linksboven verplaatst.
22
Samenwerken & Bewegen
Dit kan alleen door de andere leerlingen elke keer een plekje te verschuiven. Dit kan door middel van het vakje dat als enige leeg is. Het is de bedoeling dat de leiders samenwerken en met elkaar dit probleem oplossen. Alleen de leiders mogen overleggen, de kinderen die in de vakken hebben plaatsgenomen mogen hierbij niet helpen.
Stap 4: Oefenopdracht 3 Sporten met de klas De kinderen bedenken in groepjes van ongeveer vier leerlingen een beweegactiviteit die zowel in de klas als thuis gemakkelijk uit te voeren is. Daarna geeft elk groepje een korte introductie van hun oefening (evt. met hele klas uitvoeren als daar tijd voor is). Daarna kan er een combinatie van deze bewegingen worden gemaakt of een leuke worden uitgekozen om deze vaker in de klas uit te voeren. Probeer de volgende richtlijnen erin te verwerken: • De hele klas kan er aan mee doen • De activiteit duurt minstens vijftien minuten (het voordoen niet, dat kan in enkele minuten). • De activiteit kan iedere ochtend herhaald worden. Leg hiermee de nadruk op het feit dat deze oefening ook thuis uitgevoerd kan worden, dus niet alleen in de klas. Na deze opdracht gedaan te hebben zijn jullie klaar om als team volledig wedstrijdfit te worden. De laatste eindopdracht van het lesprogramma helpt jullie hierbij! Stap 5: Eindopdracht De centrale vraag van het thema Samenwerken & Bewegen is: ‘Hoe worden jullie samen wedstrijdfit voor de Voetbalclinic?’ Kijkend naar de voorgaande lesweken hebben jullie verschillende onderwerpen behandeld die allemaal bijdragen aan het wedstrijdfit worden. De eerder behandelde thema’s maken ook deel uit van het antwoord op de vraag. Maak een leuke film die deze vraag beantwoordt. Zo kunnen jullie laten zien hoe jullie samen wedstrijdfit worden! De bedoeling is dat de overige thema’s terugkomen in het filmpje. Wees creatief en origineel en wie weet winnen jullie een felbegeerde voetbalclinic! Succes! Inleveren De eindopdracht dient als filmpje ingeleverd te worden via de website. Zoals altijd kan de eindopdracht ingeleverd worden via de volgende website: www.raboazvoetbaltoer.nl
22
Samenwerken & Bewegen
Lesstof: Samenwerken & Bewegen Maatschappij De mens is van nature een sociaal wezen, toch is de huidige maatschappij nogal gericht op individuen. We zien dit op allerlei manieren terug in alle lagen van de maatschappij. Jonge kinderen zitten steeds meer achter de computer, gamen vaak, of kijken veel televisie. De samenleving richt zich steeds meer op de mens als individu, in plaats van mensen die samen leven. Dit levert nogal wat problemen op. Zo is het voor kinderen bijvoorbeeld lastiger om vriendjes te maken of om met andere kinderen om te gaan. Daarnaast worden er steeds meer jonge kinderen gesignaleerd met een bewegingsachterstand. Een bewegingsachterstand betekent bijvoorbeeld dat kinderen later gaan lopen, houterig bewegen of vaker vallen. Uiteraard kun je onderscheid maken tussen bewegen in het algemeen en sporten. Sporten is een van de middelen die dit probleem tegengaat. Het brengt mensen in beweging en verbindt mensen. Het is dus belangrijk dat er op jonge leeftijd al bewust met sport wordt bezig gehouden. Samenwerken Door sport leer je vanuit jouw eigen kracht om te gaan met anderen. Je leert om te gaan met je teamgenoten, tegenstanders, vrijwilligers, scheidsrechter en ga zo maar door. Zeker als mensen sporten in vereningsverband, zoals bij AZ. Tijdens het sporten merken zij dat ze elkaar nodig hebben. De spelers van AZ streven een gezamenlijk doel na. Om het gevoel van samen strijden te optimaliseren, zie je spelers soms een yell roepen voor aanvang van de wedstrijd of spreken de spelers elkaar nog even bemoedigend toe.
Steven Berghuis: “Als je voor elke positie in het veld de beste speler kiest, heb je nog geen sterk elftal. Je moet samenwerken om het sterkste team te hebben”
24
Samenwerken & Bewegen
Dit is een belangrijk speerpunt bij zowel de selectie als de AZ Jeugdopleiding. Het is de bedoeling van een team om samen zo goed mogelijk te worden. Dit kan echter alleen doordat men gebruik maakt van elkaars kwaliteiten. Als geheel wordt het niveau steeds beter. Lukt een team dat, dan worden de spelers individueel ook steeds beter. Bewegen Sport brengt mensen in beweging. Voor kinderen zijn de lichaamsbeleving en zelfbeleving nauw aan elkaar verbonden. Deze twee factoren zorgen voor zelfvertrouwen en durf bij kinderen. Het zelfbeeld kan versterkt worden als kinderen zich fit voelen en lekker in hun vel zitten. Andersom kan het ook zo zijn dat kinderen zich rot voelen omdat zij nooit bewegen of bijvoorbeeld kampen met overgewicht. Door te bewegen leren kinderen hun lichaam beter kennen, ontwikkelen ze hun motoriek, verbeteren ze hun sociale vaardigheden en bewegen zorgt ook nog eens voor een beter humeur. Er ligt een belangrijke taak voor de lichamelijke opvoeding op school. De school kan ervoor zorgen dat alle kinderen zich blijven ontwikkelen in de manier waarop zij bewegen, wat ze overal mee naar toe nemen en verder kunnen uitbreiden en waardoor ze het plezier in bewegen niet kwijtraken. Dit is tevens van belang voor het bevorderen van een blijvende deelname aan de bewegingscultuur. Tijdens het sporten ben je intensief bezig met bewegen. Het team AZ onder de 12 is de hele week druk bezig met het verbeteren van hun techniek en motoriek. Hieronder staat het trainingsschema van dit team.
Trainingsschema AZ onder 12 Dagen
Tijd
Aantal minuten
Maandag
17:00 – 18:30
90
Dinsdag
Vrij
Woensdag
14:00 – 15:30
90
Donderdag
17:00 – 18:30
90
Vrijdag
17:30 – 19:00
90
Zaterdag
Wedstrijd (incl. warming-up)
120
Totaal
480
In het trainingsschema is te zien dat AZ Onder 12 minimaal 480 minuten per week traint. Dit is zeer intensief. De regel is dat mensen onder de achttien jaar één uur matig intensief moeten bewegen per dag. Onder matig intensief wordt verstaan; bewegen dat net zo inspannend is als flink doorlopen of flink doorfietsen. Tip: Bespreek met de klas of jullie individueel de 480 minuten halen met de sport die er wordt beoefend en of je veel moet samenwerken.
24
Kerndoelenregister
Omdat wij het belangrijk vinden dat leerkrachten zelf mogen kiezen welke opdrachten zij willen behandelen om tot het eindresultaat te komen, hebben wij de kerndoelen per opdracht in een overzicht gezet. Zo is in een oogopslag te zien is welke kerndoelen bij welke opdracht wordt behandeld.
Omgaan met Geld Oefenopdracht 1: Eindopdracht:
Huishoudboekje: Cash quiz: Kerndoelen 1 en 2
Voeding Introductieopdracht: Oefenopdracht 1: Behandeling theorie: Oefenopdracht 2: Oefenopdracht 3: Oefenopdracht 4: Eindopdracht:
Mindmap maken: Kerndoel 2 Wat eet jij zelf?: Kerndoel 2 Kerndoel: 34 De Schijf van Vijf: Kerndoel 2, 4, 34 en 54 Zoetekauw: Kerndoel: 4, 28, 29, 33, 34 Gezond of ongezond: Kerndoel 4 en 34 Voedingsgame: Kerndoel 4 en 34
Respect
Introductieopdracht: Behandeling theorie: Oefenopdracht 1: Oefenopdracht 2A: Oefenopdracht 2B: Eindopdracht: Optioneel naslagwerk:
Discussiëren stellingen: Kerndoelen 2, 3 en 37 Kerndoel 38 Geef een complimentje door: Kerndoelen 2, 3, 37 Teamafspraken/klassenregels: Kerndoelen 2, 37 en 38 Ik heb respect voor: Kerndoelen 2, 3, 37, 38 Poster maken: Kerndoelen 2, 37, 38 en 54 Huisregels bespreken: Kerndoel 2
Samenwerken & Bewegen
Introductieopdracht: Behandeling theorie: Oefenopdracht 1: Oefenopdracht 2: Oefenopdracht 3: Eindopdracht:
De Quiz: Kerndoelen 2, 34, 37, 54, 57 en 58 Kerndoelen 2, 34, 37, 54, 57 en 58 Teamwork: Kerndoelen 34, 37, 54, 57 en 58 Magisch vierkant: Kerndoelen 2, 34, 37, 57 en 58 Sporten met de klas: Kerndoelen 57 en 58 Hoe worden jullie samen wedstrijdfit?: Kerndoelen 34, 37, 54, 57 en 58
27
Kerndoelenregister
Overzicht twaalf kerndoelen uit het lesprogramma behandeld tijdens de Rabo AZ Voetbaltoer:
28
Kerndoelenregister
27