Leergang Strafrechtelijk bewijsrecht voorjaar 2013 Het belang van Strafrechtelijk bewijsrecht Wanneer een verdachte strafrechtelijk wordt vervolgd, is de bewijsvraag vaak een belangrijke vraag die moet worden beantwoord. Immers, alleen als de rechter het bewezen acht dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zal hij tot een veroordeling kunnen komen. De rechter is hierbij gebonden aan wettelijke en jurisprudentiële rechtsregels. Het is van groot belang dat ook de raadsman van deze regels op de hoogte is, zodat hij een goed onderbouwd verweer kan voeren ter ondersteuning van zijn cliënt. Deze leergang is voor advocaten belangrijk omdat hierin wordt ingegaan op het voeren van effectieve verweren. De bewijsrechtelijke regels zijn tevens relevant voor de opsporende en vervolgende autoriteiten. Het openbaar ministerie en de politie kunnen, bij gebrek aan bewijs, een zaak seponeren of bij voldoende bewijs vervolgen. Een onjuiste perceptie van het bewijsrecht kan leiden tot onterechte vervolgingen of sepots. Belangrijk is bovendien het gegeven dat de rechter in zijn vonnis expliciet in moet gaan op goed onderbouwde verweren. De relevantie van het bewijsrecht blijkt nog sterker door de uiterste consequenties van onjuiste toepassing van het bewijsrecht door de zittingsrechter: de veroordeling en bestraffing van een onschuldige verdachte. Het juridische kader van strafrechtelijk bewijsrecht Het strafrechtelijke bewijsrecht is een onderdeel van het strafprocesrecht. De kern van het strafrechtelijke bewijsrecht wordt gevormd door de artikelen 338-334a Sv. Hierin is in het bijzonder geregeld welke bewijsmiddelen de rechter aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag mag leggen en hoeveel bewijsmiddelen minimaal vereist zijn voor een bewezenverklaring. De wet stelt in de artikelen 359, 359a en 360 Sv ook eisen aan de bewijsmotivering. Voor een belangrijk deel zijn bewijsregels echter jurisprudentiële regels. De wet zwijgt bijvoorbeeld over de vraag of schakelbewijs in bewijsmotiveringen mag worden gebruikt en over de toelaatbaarheid als bewijsmiddel van verklaringen van niet door de verdediging ondervraagde getuigen. De relevante jurisprudentie is niet alleen gebaseerd op het Wetboek van Strafvordering, maar ook op verdragen. In het bijzonder speelt artikel 6 EVRM een belangrijke rol bij bepaalde aspecten van het bewijsrecht. Het bewijsrecht is ten slotte ook gerelateerd aan delictsomschrijvingen uit het materiële strafrecht. Deze bepalen immers in belangrijke mate de inhoud van de tenlastelegging, die als grondslag voor de bewijsbeslissing geldt.
1
Doel De leergang Strafrechtelijk bewijsrecht stelt zich primair ten doel om juridische kennis van het strafrechtelijke bewijsrecht als compleet leerstuk over te dragen. Ook nietjuridische kennis is vaak van groot belang voor de praktijk van het strafrechtelijke bewijsrecht. Daarom komt ook forensische expertise aan de orde en wordt aandacht besteed aan de vaardigheid van het bestuderen en beoordelen van het bewijsmateriaal vanuit het perspectief van de advocaat. Na afronding van de leergang zijn de cursisten in staat bewijsrechtelijke problemen zelfstandig te analyseren en de relevante juridische regels uit de wet en de jurisprudentie te selecteren en toe te passen, en kunnen ze dat vertalen in het voeren van effectieve verweren. Opzet van de leergang De leergang bestaat uit negen colleges van ieder drie college uur. Ieder colleges behandelt een specifiek aspect van het strafrechtelijke bewijsrecht. Ter voorbereiding van de bijeenkomst wordt literatuur opgegeven. De docent zal het onderwerp van de bijeenkomst in de vorm van een interactief hoorcollege behandelen. Daarbij zullen ook actuele ontwikkelingen worden besproken. Om de toepassing van de bewijsrechtelijke regels inzichtelijk te maken, zal veelvuldig gebruik worden gemaakt van casusposities. Van de deelnemers wordt verwacht dat zij actief participeren in de discussie en de casusposities voorbereiden. Het cursusmateriaal bestaat uit de Syllabus Strafrechtelijk bewijsrecht. Dit is een verzameling van wetgeving, tijdschriftartikelen en jurisprudentie. Eventuele aanvullende literatuur wordt tijdens de colleges uitgedeeld. De cursus wordt ondersteund door de digitale leeromgeving Blackboard. Blackboard kan via internet worden geraadpleegd. Op de Blackboardsite van de leergang worden mededelingen gedaan, wordt aanvullende literatuur geplaatst en worden ook de Powerpointsheets van de presentaties gepubliceerd.
Inhoud en planning van de leergang Bijeenkomst 1 De bewijsvraag; bewijsmiddelen; gegevens van algemene bekendheid In deze bijeenkomst zal een inleiding tot het strafrechtelijke bewijsrecht worden gegeven. Centraal staat de vraag naar de toelating van bewijsmateriaal als bewijsmiddel. Er zal per bewijsmiddel worden ingegaan op de eisen die daaraan worden gesteld. In andere bijeenkomsten wordt uitgebreider ingegaan op de verklaringen van verdachten, getuigen en deskundigen. Tijdens deze bijeenkomst zullen ook gegevens van algemene
2
bekendheid worden besproken. Deze gegevens hoeven niet te worden bewezen maar dan is de vraag wanneer gegevens van algemene bekendheid mogen worden beschouwd. Bijeenkomst 2 Selectie en waardering van bewijsmateriaal; bewijsminimumregels; schakelbewijs; rechterlijke overtuiging De rechter heeft de vrije waardering en selectie van bewijsmateriaal, maar is wel gebonden aan bewijsminimumregels. Bepaalde minimale bewijsconstructies zijn uitgesloten. Verwant hieraan is schakelbewijs. Daarvan is sprake wanneer de rechter het bewijs dat de verdachte feit 1 heeft begaan gebruikt voor het bewijs van feit 2. Dat gebeurt soms wanneer er weinig bewijsmateriaal voorhanden is. Het sluitstuk van het rechterlijk bewijsoordeel is altijd de rechterlijke overtuiging die door goede verweren beïnvloed kan worden. Bijeenkomst 3 Verklaringen van verdachten; verklaringen en rapporten van deskundigen Verklaringen van verdachten mogen in beginsel voor het bewijs worden gebruikt. Dat kan anders zijn wanneer de verklaringen onder druk zijn verkregen. Het nemo-teneturbeginsel kan dan geschonden zijn. Ook aan deskundigenrapporten worden bepaalde eisen gesteld en de advocaat moet kunnen beoordelen of daaraan is voldaan. In bepaalde gevallen moet bovendien op verzoek van de verdediging een tegenonderzoek kunnen worden uitgevoerd. Bijeenkomst 4 Verklaringen van getuigen Wanneer een getuige iets heeft waargenomen dat voor het bewijs van een ten laste gelegd feit van belang is, kan de rechter zijn verklaring vaak als bewijsmiddel gebruiken. Getuigenverklaringen zijn echter niet altijd betrouwbaar. Getuigen kunnen bewust of onbewust onjuist verklaren; er bestaan bijzondere problemen bij verklaringen van kinderen en van anonieme getuigen. Om de betrouwbaarheid van de verklaringen te kunnen toetsen kan de verdachte gebruik maken van zijn recht getuigen te ondervragen. In deze bijeenkomst staat de vraag centraal of de rechter getuigenverklaringen voor het bewijs mag gebruiken wanneer het ondervragingsrecht niet onbeperkt uitgeoefend is kunnen worden. Bijeenkomst 5 De betekenis van forensische expertise voor de strafrechtspraktijk In geval technisch bewijs een rol speelt in een strafzaak, zal het oordeel van een deskundige vaak van groot belang zijn. Bij technisch bewijs kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vingerafdrukken, DNA-onderzoek en ballistisch onderzoek. Tijdens deze bijeenkomst zal aandacht worden besteed aan de manier waarop een deskundige zijn onderzoek dient uit te voeren, de interpretatie van de resultaten ervan en manieren om deskundigenrapportages te betwisten.
3
Bijeenkomst 6 Bewijsmotivering; onrechtmatig verkregen bewijs De rechter is gehouden zijn vonnis te motiveren. Waar voorheen het verkorte vonnis het uitgangspunt was, wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van PROMIS-vonnissen. Tegelijk zijn de laatste jaren de motiveringseisen aangescherpt in geval de verdediging een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen. In deze bijeenkomst komt de bewijsmotivering aan de orde. Daarnaast worden de gevolgen van vormverzuimen uitvoerig behandeld. De rechter kan gevolgen verbinden aan de overtreding van vormvoorschriften in de vorm van strafvermindering, bewijsuitsluiting of nietontvankelijkheid van het OM. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen regels worden afgeleid met betrekking tot deze sancties. Bijeenkomst 7 Bewijsrechtelijke aspecten van het materiële strafrecht De officier van justitie die een tenlastelegging opstelt, neemt de delictsomschrijving als uitgangspunt. De bestanddelen van de delictsomschrijving komen terug in de tenlastelegging en moeten dus ook worden bewezen. Leerstukken van het materiële strafrecht leveren daarom dikwijls relevante bewijsvragen op. Tijdens deze bijeenkomst zal aandacht worden besteed aan het bewijs van bestanddelen als opzet, voorbedachte raad, culpa en roekeloosheid. Na afloop is de cursist in staat om deze materieelrechtelijke leerstukken succesvol te gebruiken bij het voeren van verweren. Bijeenkomst 8 Bestudering van bewijsmateriaal; processtrategie De verdediging moet inzage krijgen in het procesdossier. Wat moet daar allemaal inzitten? Op welke manier kan het dossier het beste bestudeerd worden? Waarop moet in het bijzonder worden gelet wanneer verklaringen van verdachten, getuigen en deskundigen deel uitmaken van het dossier? Wat zijn de beste momenten om verzoeken in te dienen en verweren te voeren. De docent zal mede vanuit de optiek van de advocaat aan deze en soortgelijke vragen aandacht besteden tijdens deze laatste bijeenkomst. Bijeenkomst 9 Herzieningsregeling dr. mr. M.J.A. Duker en prof. mr. J.W. Fokkens Wanneer rechters onherroepelijke beslissingen hebben genomen die onjuist zijn, bestaat soms de mogelijkheid om die beslissingen te herzien. Voor deze situatie bestaat het rechtsmiddel van herziening. Dit rechtsmiddel staat de laatste jaren zeer in de belangstelling. Daarbij is een belangrijke vraag of de gronden voor herziening zouden moeten worden aangepast. Ook speelt de vraag of herziening ten nadele mag worden ingevoerd. Tijdens deze bijeenkomst zal de actuele stand van zaken met betrekking tot herziening aan de orde komen. Examen, afsluiting en diploma-uitreiking
4
De diploma-uitreiking en afsluiting vindt ongeveer 1 maand na het laatste college plaats. Docenten De leergang Strafrechtelijk bewijsrecht wordt verzorgd door de volgende docenten: Mr. dr. D.J.C. Aben, Advocaat- generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Prof. mr. M.J. Borgers, hoogleraar straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam. Prof. dr. A.P.A. Broeders, hoogleraar Criminalistiek aan de Universiteit Leiden en de Universiteit Maastricht en wetenschappelijk directeur van The Maastricht Forensic Institute Dr. mr. D.V.A. Brouwer, advocaat Derks Star Busmann Dr. mr. M.J.A. Duker, universitair hoofddocent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam; auteur van 'het commentaar op de herzieningsregeling in Melai/Groenhuijsen, Wetboek van Strafvordering, losbladig commentaar' Prof. mr. J.W. Fokkens, Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Mw. prof. mr. P.T.C. van Kampen, advocaat bij Franken Zuur Van Baarlen Van Kampen advocaten, leerstoel Strafrechtspraktijk Universiteit Utrecht Dr. N. Rozemond, universitair hoofddocent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Amsterdam; auteur van het boek De methode van het materiële strafrecht Mr. B. de Wilde, docent strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam; auteur van artikelen over bewijs minimumregels en schakelbewijs, hij bereidt een proefschrift voor over het recht getuigen te ondervragen Aanvullende informatie Cursusleiding
Prof. mr. M.J. Borgers, hoogleraar straf(proces)recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam.
Aantal dagdelen
9 dagdelen college, van 16.00-19.45 uur (ontvangst vanaf 15.30 uur), onderbroken door een pauze, waarbij voor een broodmaaltijd wordt gezorgd.
Studiebelasting
Naast de colleges dient men rekening te houden met voorbereidingstijd van 3-5 uur per week
Puntentoekenning
27 PO NOvA
Doelgroep
De leergang richt zich op advocaten en juristen die werkzaam zijn in de praktijk van het strafrecht.
Locatie
De colleges vinden plaats in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit.
Aantal deelnemers
Om de interactieve onderwijsvorm zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen is het aantal deelnemers maximaal 25.
5
Prijs
De prijs van de leergang bedraagt € 2.850,- (geen btw), inclusief cursusmateriaal, eventueel examen, consumpties en maaltijden.
Certificaat/Diploma
De deelnemers die de leergang hebben gevolgd, ontvangen een certificaat. Tijdens de leergang dienen 9 huiswerkopdrachten gemaakt te worden (1 per college). De uitwerkingen worden beoordeeld met een voldoende of onvoldoende (geen cijfer). U mag hooguit twee keer een onvoldoende halen, of twee keer niet inleveren. Herkansing is niet mogelijk, ook niet bij 3 of meer onvoldoendes. U ontvangt een diploma na te hebben voldaan aan het inleveren van het huiswerk.
Overige informatie
Voor overige informatie verwijzen kunt u telefonisch contact opnemen: 020-598 62 55
* Wijzigingen voorbehouden
6