8 BEWIJSRECHT ZEKERHEDEN VERJARING
294
8
BEWIJSRECHT ZEKERHEDEN VERJARING
8.1
BEWIJSRECHT
295
8.1.1
Bewijsmiddelen van het burgerlijk wetboek
296
8.1.1.1
Schriftelijk bewijs
294
- elektronische handtekening - elektronische aangetekende zending - elektronisch versturen, ontvangen en beheren - elektronisch geldverkeer, automatisch bankieren en thuisbankieren, Hipay - elektronische facturen - documenten: hoe lang bewaren?
8.1.1.2 8.1.1.3 8.1.1.4 8.1.1.5
Getuigenbewijs Bekentenis Vermoedens Eed
300 301 302 303
8.1.2
Bewijsmiddelen van het gerechtelijk wetboek
304
8.1.2.1 8.1.2.2 8.1.2.3 8.1.2.4 8.1.2.5 8.1.2.6 8.1.2.7
Schriftonderzoek inzake onderhandse akten Valsheidsprocedure inzake authentieke akten Getuigenverhoor Expertise Verhoor van de partijen Eedaflegging Plaatsopneming
8.2
ZEKERHEDEN
8.2.1
Borgtocht
8.2.2
Voorrecht
306
8.3
VERJARING
307
- verjaring belastingsfraude
305
295
8
BEWIJSRECHT ZEKERHEDEN VERJARING
8.1
Bewijsrecht
Als tussen 2 of meer partijen een geschil rijst en een compromis niet haalbaar is blijft er geen andere mogelijkheid over dan een beroep te doen op een rechtbank. Ev. is een alternatieve geschillenregeling mogelijk (zie boven: 2.1.3.4).
Logischerwijze zal de partij die het beste bewijs levert in het gelijk worden gesteld. Bewijzen betekent de werkelijkheid van een feit of de juistheid van een bewering aantonen. In burgerlijke zaken zijn de partijen inzake bewijsvoering gehouden aan zeer formele regels. In strafzaken daarentegen beschikt de beklaagde over een bijna onbeperkte vrijheid om zijn onschuld te bewijzen of zijn schuld te minimaliseren. De wetgeving terzake is minimaal, vandaar de belangrijke rol van rechtspraak en rechtsleer.
Er stellen zich in het kader van een burgerlijke procesvoering 2 belangrijke vragen. a-
Wie draagt de bewijslast m.a.w. welke partij moet wat bewijzen? Als algemene regel geldt: wie iets beweert moet dit bewijzen (art. 1315 BWB). De eiser = aanlegger moet het bestaan bewijzen van de verbintenis waarvan hij de uitvoering vordert (‘actori incumbit probatio’). De verweerder moet bewijzen dat deze verbintenis niet of niet meer bestaat of reeds (geheel of gedeeltelijk) werd uitgevoerd (‘reus in excipiendo fit actor’). b-
Hoe moet men bewijzen d.w.z. met welke middelen? Het burgerlijk wetboek (art. 1316) voorziet in een aantal mogelijkheden: - het schriftelijk bewijs - het getuigenbewijs - het bewijs door vermoedens - de bekentenis - de eed Het gerechtelijk wetboek voegt hieraan toe: - het schriftonderzoek voor onderhandse akten - de valsheidsprocedure voor authentieke akten - de expertise - het verhoor van partijen - de plaatsopneming
296
8.1.1
Bewijsmiddelen van het burgerlijk wetboek
8.1.1.1
Het schriftelijk bewijs
Art. 1317-1340 BWB. Men onderscheidt akten en geschriften: - een akte is een geschrift opgemaakt met de uitdrukkelijke bedoeling om later als bewijs te dienen - bij de opmaak van een (eenvoudig) geschrift is die bedoeling niet (uitdrukkelijk) aanwezig maar het kan niettemin als bewijs worden gebruikt
Een authentieke akte is een akte die in de wettelijk voorgeschreven vorm wordt verleden voor daartoe bevoegde openbare ambtenaren: rechters, notarissen, ambtenaren van de burgerlijke stand, gerechtsdeurwaarders. a-
Vermeldingen vastgesteld of gecontroleerd door de instrumenterende ambtenaar, bijv. de datum van de ondertekening of de identiteit van de partijen, zijn in principe niet betwistbaar, noch door de partijen, noch door derden, behalve ingeval van vervalsing. b-
Alle andere vermeldingen, bijv. de prijs bij een koop/verkoop, gelden tot bewijs van het tegendeel en zijn dus betwistbaar. Wanneer bijv. in het kader van een koop/verkoop onderhands een bepaalde prijs is overeenkomen maar aan de notaris een lagere prijs wordt opgegeven is het de opgegeven prijs die telt (o.a. voor de heffing van de registratierechten), tenzij de reële prijs bewezen wordt. De ontvanger van de registratie beschikt over een termijn van 2 jaar, vanaf de datum van de registratie van de akte van koop/verkoop, om bijkomende rechten en boeten te vorderen wegens te lage aangifte. Hij mag de zgn. normale verkoopwaarde belasten, ook als die hoger is dan de werkelijke verkoopprijs. Als hij prijsbewimpeling kan bewijzen, wat bijzonder moeilijk is, kunnen extra zware boetes worden opgelegd. Zie ook art. 1321 BWB: een tegenbrief, bijv. de onderhandse akte van verkoop die werd opgemaakt tégen de inhoud van de notariële akte, kan niet worden ingeroepen tégen derden, wel door derden (ook de ontvanger van registratie is een derde). c-
Een authentieke akte (vonnis, arrest, notariële akte...) bezit uitvoerbare kracht m.a.w. het is mogelijk zo'n akte te doen uitvoeren zonodig met behulp van de openbare macht. Een onderhandse akte wordt opgesteld en ondertekend door de partijen zelf. a-
Onderhandse akten die wederkerige overeenkomsten bevatten moeten opgesteld worden in zoveel exemplaren als er partijen zijn, bovendien moet elk van de exemplaren vermelden hoeveel exemplaren er bestaan (art. 1325 BWB). b-
Onderhandse akten die een eenzijdige belofte tot betaling bevatten moeten volledig handgeschreven en ondertekend zijn door de schuldenaar, ofwel, wanneer ze niet eigenhandig door de schuldenaar geschreven zijn moet deze ze ondertekenen en zijn handtekening laten voorafgaan door de handgeschreven vermelding ‘goed voor’ of ‘goedgekeurd voor + (voluit geschreven) de som of hoeveelheid van de zaak’ (art. 1326 BWB). c-
De inhoud van een onderhandse akte levert volledig bewijs op tussen partijen tenzij een van hen zijn handtekening loochent, én t.a.v. derden behoudens de datum en ev. handtekeningen. Om te vermijden dat derden de datum betwisten, bijv. omdat zij de partijen ervan verdenken van antidateren, kunnen de partijen de akte laten registreren op het registratiekantoor. De onderhandse akte verwerft dan vaste datum. Vaste datum wordt ook verworven door en vanaf het overlijden van een van de ondertekenaars, of door de opname van de inhoud ervan in een authentieke akte.
Om de betwisting van handtekeningen te vermijden kan men deze laten legaliseren op het gemeentehuis. d-
Voor het bewijs van een rechtshandeling van meer dan € 375 is steeds een ondertekende onderhandse akte vereist. Voor bepaalde contracten bijv. verzekeringscontracten is dit altijd vereist, ook beneden ! 375.
297
Huishoudelijke registers en papieren kunnen nooit als een voldoende bewijs dienen ten gunste van de opsteller, hoogstens scheppen zij in zijn voordeel een vermoeden. Zij kunnen wel als bewijs dienen tegen hem. (Art. 1331 BWB.) Ook de boekhouding van een handelaar in geschillen met niet-handelaars kan nooit als een voldoende bewijs dienen ten gunste van de handelaar. Zij kan wel als bewijs dienen tegen hem. (Art. 1329-1330 BWB). In geschillen onder handelaars zal de rechter de boekhouding als bewijs kunnen aanvaarden, zowel voor als tegen (art. 20 wetboek van koophandel).
Een particulier kan tegen een handelaar (niet vice versa!) met alle mogelijke middelen het bestaan van een overeenkomst bewijzen, ook zonder geschreven document en (dus) zonder handtekening. Bijv. een bestelling op het internet, elektronisch bevestigd door de verkoper, wordt door de rechtbanken als geldige overeenkomst beschouwd.
Een geaccepteerde factuur geldt als bewijs tegen de acceptant als deze een handelaar is. De ondertekening van een factuur door de schuldeiser, zonder verdere aanduiding, geldt als bewijs van betaling. De 1ste kamer van het Hof van beroep te Antwerpen deed op 19.11.2001 een opmerkelijke uitspraak in die zin. Zie Rechtskundig Weekblad 2003-2004 nr. 28 van 13.3.2004, p. 1111-1112. Over de elektronische factuur zie hieronder: Digitaal certificaat.
Brieven kunnen alleen als bewijsmiddel dienen als zij voldoen aan de vereisten van art. 1325 resp. 1326 BWB (zie hierboven). Een gewone brief versturen heeft (dus) weinig waarde, je bewijst er niets mee. Een aangetekende brief levert wel bewijs op: 1- dat je hem verstuurde, 2- wanneer je hem verstuurde, 3- dat de bestemmeling hem ontving (ook als die bij de levering niet thuis was en de brief niet afhaalde). Een aangetekende brief kan ook elektronisch verstuurd worden - zie hieronder. Voor meer info over de aangetekende brief zie www.post.be/site/nl/letters/national/options/registered.html. Lees ook De aangetekende brief, hét bewijs in Plus Magazine nr. 247 van maart 2009 p. 77.
Afschriften zijn alle gelijkluidende reproducties van een origineel: doorslagen, kopieën, faxen. Omdat de handtekening die er op voorkomt geen origineel is kan zich een juridisch probleem stellen inzake bewijs. Wanneer het origineel van een onderhandse akte niet meer bestaat levert het afschrift ervan een voldoende bewijs op wanneer het origineel niet wordt gevraagd en het afschrift niet betwist door de tegenpartij. Ook een afschrift van een authentieke akte heeft enige bewijskracht als de originele akte = de minuut niet meer bestaat. Lees ook art. 1334-1336 BWB.
Een telegram of telex bevat haast nooit een (kopie van een) handtekening. Daarom is de bewijskracht ervan hoogst betwistbaar. Alleen als de identiteit van de afzender met zekerheid is vastgesteld (wat niet evident is, omdat bijv. een telex door om het even wie verstuurd kan zijn) geldt een telegram of telex als begin van bewijs of als feitelijk vermoeden (zie verder). E-mails kunnen onder bepaalde voorwaarden bewijskracht hebben. Zie hieronder: Elektronische handtekening.
Een onvolkomen geschrift, bijv. een geschreven overeenkomst tussen twee partijen opgemaakt in slechts één exemplaar (en dus strijdig met art. 1325 BWB), of een doorslag, fax of kopie, of een telegram, of een ticket van een automatisch bankloket of een uitgeprinte tekst, kan dienen als begin van schriftelijk bewijs als het wordt aangevuld met een of meer andere bewijsmiddelen. Bijv. een op het internet ingevuld bestelformulier vormt geen volledig bewijs maar in combinatie met een betaald voorschot kan het wel gelden als begin van schriftelijk bewijs. Volgens art. 1347 BWB noemt men “ (...) begin van bewijs door geschrift elke geschreven akte die uitgegaan is van degene tegen wie de vordering wordt ingesteld, of van de persoon door hem vertegenwoordigd, en waardoor het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt”. De Rechtbank van eerste aanleg van Gent oordeelde, 10.4.2012, dat een woningkoopovereenkomst via sms kan gesloten worden; het smsbericht geldt als begin van bewijs – lees Woningkoopovereenkomst kan via sms in De Juristenkrant nr. 248 van 25.4.2012 p. 1.
298 Elektronische handtekening De wet van 20.10.2000 (Belgisch staatsblad 22.12.2000 – numac 2000010017), aangevuld met de wet van 9.7.2001 (BS 29.9.2001 – numac 2001011298), voerde met ingang van 1.1.2001 het principe in van de elektronische handtekening, niet echt een handtekening maar “een geheel van gegevens dat in elektronische vorm wordt vastgehecht aan of logisch geassocieerd met andere elektronische gegevens die worden gebruikt als middel voor authentificatie”. Voor de volledige tekst van deze wetten zie www.just.fgov.be > Belgisch staatsblad > geavanceerd zoeken.
Voor een elektronische handtekening dient men een certificaat aan te vragen bij een van de erkende certificatiedienstverleners. De lijst is te vinden op http://mineco.fgov.be/information_society/e-signatures/list_e_signature_nl.pdf.
Na controle van de identiteit van de aanvrager verleent de certificatieverlener on-line het certificaat voor 1 jaar, tegen een prijs van ongeveer ! 20 of soms gratis voor een korte periode. De certificaathouder maakt gebruik van 2 onderling verbonden sleutels: een privé-sleutel die alleen hij kent en opgeslagen is in zijn computer, een publieke sleutel die algemeen bekend is. Als de certificaathouder een bericht verstuurt wordt aan de hand van zijn persoonlijke sleutel (en de software) een wiskundige samenvatting ervan = ‘hash’ gemaakt. De hash is de eigenlijke digitale handtekening en wordt samen met het originele bericht verzonden. De ontvanger van de mail maakt dan, aan de hand van de publieke sleutel, een hash van het ontvangen bericht. Als beide hashes identiek zijn weet hij dat de handtekening correct is. Let wel, een elektronische handtekening heeft alleen wettelijke waarde ter vervanging van een onderhandse akte, niet van een authentieke akte. Zie http://mineco.fgov.be/information_society/e-signatures/home_nl.htm. Lees De elektronische handtekening in Budget & Recht mei/juni 2002 p. 35 e.v. Lees ook Stefan Pieters, Justitie en internet in Nieuw juridisch weekblad (NjW) nr. 55 van 14.1.2004 p. 2-9, over de reeds beschikbare wettelijke instrumenten: o.a. art. 1322.2 en 2281 BWB, de wet elektronische handtekening, de wet verwerking persoonsgegevens.
Elektronische aangetekende zending Bij afgifte van een klassieke aangetekende zending (op het postkantoor) ontvang ik een bewijs van afgifte. Dat heb ik later misschien nodig, bijv. in het kader van een proces. Een eenvoudige e-mail kan niet gelden als aangetekend schrijven, precies omdat een sluitend bewijs van aangifte ontbreekt. De wet van 13.12.2010, publicatie 31.12.2010, maakt een elektronische aangetekende zending mogelijk: het nodige bewijs van afgifte wordt geleverd door een elektronische tussenpersoon. Voor de volledige tekst van deze wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten zie www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm > (Numac) 2010011511. 1-
Tot 30.6.2011 is wettelijk alleen een hybride elektronische aangetekende zending mogelijk. Mijn e-mail komt via een elektronische tussenpersoon, bijv. Certipost van Bpost (zie hierna), terecht bij mijn bestemmeling, in dubbele vorm: die ontvangt mijn e-mail + een klassieke aangetekende brief = mijn door Certipost afgedrukte email. Wie beschikt over een elektronische identiteitskaart (eID) en een kaartlezer kan hiervoor bij Certipost een (gratis) account creëren op https://postbox.be/registration/showLightForm.do?language=nl (kostprijs van een een afgedrukte hybride aangetekende zending: ! 9,84). 2-
Een zuivere elektronische aangetekende zending is wettelijk mogelijk vanaf 1.7.2011. Certipost zal die mogelijkheid aanbieden, naast waarschijnlijk andere aanbieders.
Elektronisch versturen, ontvangen en beheren E-mails. Lees over de diverse aspecten van het gebruik van e-mails You’ve got in Budget&Recht 196 van januari/februari 2008 p. 22-24.
Mycertipost, een joint venture van Belgacom en Bpost, is een elektronische brievenbus waar facturen, loonbrieven, aangetekende zendingen... kunnen ontvangen worden. Contracten, testamenten, verzekeringsdocumenten, diploma's, officiële documenten, kan men veilig bewaren in myCertisafe, een soort van elektronische kluis. Voor meer informatie zie www.mycertipost.be. Lees De voorzichtige start van een goed idee in Budget & Recht nr. 177 van november-december 2004 p. 28-29, Een aarzelend begin in Budget & Recht nr. 202 van januari/februari 2009 p. 22-24.
In 1995 kwam, op initiatief van Dexia, Fortis, ING en KBC, Isabel tot stand, als multibancair platform. Met Zoomit, een dochter van Isabal, kan men facturen, loonbrieven enz. digitaal beheren. Zoomit wordt aangeboden door de meeste danken. Voor meer informatie zie www.isabel.be en www.zoomit.be. Lees ook Een aarzelend begin in Budget & Recht nr. 202 van januari/februari 2009 p. 22-24.
299 Elektronisch geldverkeer, automatisch bankieren, thuisbankieren. Hipay. Sinds 1.2.2003 is de wet (van 17.7.2002, staatsblad 17.8.2002) van toepassing ‘betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen’. Voor de volledige tekst zie www.just.fgov.be > Belgisch staatsblad > geavanceerd zoeken (Numac 2002011292).
Sindsdien geldt voor alle soorten van elektronisch geldverkeer een identieke regeling: geldverkeer door middel van bankkaarten, al dan niet met Proton, al dan niet met Bancontact, kredietkaarten, specifieke betaalkaarten (verbonden aan specifieke bedrijven bijv. La Redoute of Trois Suisses, of de Aurora-kaart), overschrijvingen en betalingen via phonebanking, pc-banking of internetbanking. Lees hierover Eindelijk wettelijke bescherming! in Budget & Recht nr. 166 van januari/februari 2003 p. 35-37.
Een bankklant kan automatisch bankieren, aan een loket zonder bediende, en zo geld storten, afhalen of overschrijven. Of hij kan telebankieren, via zijn p.c. thuis, en geld overschrijven. a-
Bij een storting via een bankterminal ontvangt de klant een ticket. Hij kan dit zonodig gebruiken als begin van bewijs of als feitelijk vermoeden om het feit van de storting aan te tonen, maar het gestorte bedrag kan er niet mee bewezen worden, de klant tikte misschien een fout bedrag in. Betwist de bank het bedrag dan moet de klant dit bewijzen. De bank wordt beschouwd als handelaar, m.a.w. het zijn, gelukkig voor de klant, de (veel soepeler) regels inzake bewijsrecht van het handelsrecht die gelden. b-
Bij geldafhaling aan een terminal kan de klant het afgehaalde bedrag betwisten. De bank moet dan het bedrag bewijzen, aan de hand van de computerband waarop zij de verrichtingen opslaat. Deze band geldt dan als begin van bewijs of als feitelijk vermoeden. c-
Bij overschrijving zijn 3 partijen betrokken: de overschrijver, diens bank, de begunstigde. Betwist de klant (het bedrag van) zijn overschrijving dan kan de bank haar computerband gebruiken als begin van bewijs of als feitelijk vermoeden. Ook wanneer de begunstigde ontkent iets ontvangen te hebben, of minder dan beweerd, is de bewijslast voor de bank. Elektronische facturen Sinds 1.1.2010 geldt een nieuwe regeling: elektronische facturen kunnen nu vrij eenvoudig verstuurd worden, bijv. als pdf-document in bijlage bij een e-mail, of d.m.v. een mail met een link naar een factuurwebsite (wat mogelijk is met bijv. de Bill Viewer van Belgacom). Zie www.belgacom.be > bill viewer.
Ook d.m.v. meer algemene elektronische diensten kunnen facturen verstuurd en/of ontvangen worden: (o.a.) Zoomit en myCertipost (zie hierboven) Let wel, een factuur kan maar elektronisch verstuurd worden als de klant dat wil. Bovendien mogen aan de klant die een schriftelijke factuur vraagt hiervoor geen extra kosten aangerekend worden. Elektronische facturen moeten net als papieren facturen bewaard worden (zie hierboven: Documenten: hoe lang bewaren?), elektronische facturen in een elektronisch archief. Lees E-factuur wettelijk geregeld in De Standaard (DS) van 14-15.11.2009 p. E3, Betalen met een muisklik in DS van 28-29.11.2009 p. E14E15, Elektronische en papieren factuur bijna volledig gelijk in De Juristenkrant nr. 203 van 10.2.2010 p. 4-5. (Nieuws van 13.7.2012:) De federale ministerraad keurde het wetsontwerp voor de elektronische factuur goed. Bedoeling is de btwwetgeving te versoepelen zodat vanaf 1.1.2013 het opmaken van een elektronische factuur eenvoudiger wordt. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de Europese Commissie, die wil dat vanaf 2020 elektronisch factureren de meest gangbare methode wordt.
Documenten: hoe lang bewaren? Hoe lang moet men facturen, betalingsbewijzen, fiscale documenten enz. bewaren? Lees Documenten: hoelang te bewaren? in Budget&Recht nr. 195 van november/december 2007 p. 38-41, Zo lang moet u documenten bewaren! in Plus Magazine nr. 247 van maart 2009 p. 78-79.
300
8.1.1.2
Getuigenbewijs
Art. 1341-1348 BWB, art. 915 gerechtelijk wetboek.
Een getuige is een persoon die de beweerde feiten heeft gezien of gehoord en de echtheid ervan onder eed bevestigt. a-
Getuigenbewijs is slechts toegelaten wanneer de waarde van het geschil, intresten inbegrepen, minder dan ! 375 bedraagt (zie ook hierboven). In handelszaken is getuigenbewijs altijd toegelaten (in fine art. 1341 BWB).
Vanaf ! 375 is dus in de regel een schriftelijk bewijs vereist. Getuigenbewijs wordt niettemin aanvaard in combinatie met een begin van schriftelijk bewijs, of wanneer het materieel of moreel onmogelijk was om een geschrift op te stellen, of wanneer het geschrift buiten de wil van de opsteller verloren is of vergaan. Er is sprake van morele onmogelijkheid om een geschrift op te stellen bijv. bij een contract van lening onder familieleden. b-
Getuigenbewijs is nooit toegelaten, ook niet beneden ! 375, tegen de inhoud van onjuiste of boven de inhoud van onvolledige akten.
301
8.1.1.3
Bekentenis
Art. 1354-1356 BWB.
Bekennen is de waarheid erkennen van wat men tegen je aanvoert. a-
Een gerechtelijke bekentenis, afgelegd voor een rechtbank of hof, heeft volledige bewijskracht. Zij kan slechts worden herroepen als men bewijst dat zij het gevolg was van een dwaling in feite, niet ingeval van een dwaling in rechte. b-
Een buitengerechtelijke bekentenis, bijv. deze afgelegd in een telefoongesprek of brief, wordt door de rechter vrij geapprecieerd. In ieder geval kan een mondelinge buitengerechtelijke bekentenis niet worden ingeroepen wanneer bewijs door getuigen verboden is.
302
8.1.1.4
Vermoedens
Art. 1349-1353 BWB.
Vermoedens zijn gevolgen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit. a-
De rechter hanteert feitelijke vermoedens wanneer hij uit bekende feiten, zoals bijv. beschreven in een politioneel proces-verbaal, afleidt dat er een misdrijf is begaan. Hij mag uitsluitend gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens in aanmerking nemen en alleen waar het getuigenbewijs is toegelaten. b-
Er is sprake van wettelijke vermoedens wanneer de wet zelf aan een bepaald feit een bepaald gevolg verbindt. Diegene in wiens voordeel of nadeel het vermoeden is ingesteld hoeft dan zelf niets meer te bewijzen. Vermoedens ‘iuris et de iure’ zijn in geen enkel geval weerlegbaar. Zo wordt bijv. een werkgever steeds aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt tijdens de dienst door zijn werknemers. (Zie ook 6.1.3.2)
Vermoedens ‘iuris tantum’ gelden tot bewijs van het tegendeel. Bijv. ouders zijn aansprakelijk voor de schade aangericht door hun minderjarige niet ontvoogde inwonende kinderen, tenzij ze kunnen bewijzen dat ze hun ouderlijke plichten van opvoeding en bewaking zijn nagekomen. (Zie ook 6.1.3.2) c-
Het gezag van rechterlijk gewijsde is een bijzonder geval van wettelijk vermoeden. Een vonnis of arrest dat definitief is heeft gezag van rechterlijk gewijsde d.w.z. geldt voor eens en altijd als onbetwistbaar waar en juist. Zo'n definitief vonnis of arrest kan alleen in hoogst uitzonderlijke omstandigheden (bijv. de ontdekking van belangrijke nieuwe feiten, persoonlijk bedrog) worden aangevochten d.m.v een procedure tot herziening van het gewijsde (art. 1132 gerechtelijk wetboek = GWB).
303
8.1.1.5
Eed
Art. 1357-1369 BWB.
De eed is de plechtige verklaring dat je de waarheid spreekt. a-
Een procesvoerende partij kan aan de tegenpartij de gedingbeslissende eed opdragen. De tegenpartij kan hem - aanvaarden d.w.z. de eed afleggen en dan wint zij de zaak - weigeren en dan verliest zij - terugwijzen naar de partij die hem heeft opgedragen die dan op haar beurt kan aanvaarden of weigeren (maar niet nog eens terugwijzen). b-
De aanvullende eed wordt door de rechter ambtshalve opgedragen aan een van de partijen om een onvolledig bewijs aan te vullen. Hij kan niet worden teruggewezen. De rechter apprecieert vrij de waarde van de verklaring die onder eed wordt afgelegd. c-
Ook de schattingseed wordt door de rechter ambtshalve opgedragen, in dit geval aan de eiser, om de preciese waarde van de gevorderde zaak te bepalen wanneer daartoe geen andere mogelijkheid bestaat. De rechter moet zelf de som bepalen ten belope waarvan de eiser op zijn woord zal worden geloofd.
304
8.1.2
BEWIJSMIDDELEN
VAN
HET
GERECHTELIJK
WETBOEK
8.1.2.1 Schriftonderzoek
inzake
onderhandse
akten
Art.
883‐894
Gerechtelijk
wetboek
(GWB).
‐
Gerechtelijk
wetboek:
www.belgischrecht.be/codex.asp
8.1.2.2 Valsheidsprocedure
inzake
authentieke
akten
Art.
895‐914
GWB.
8.1.2.3 Getuigenverhoor
Art.
915‐961
GWB.
‐
Zie
ook
boven:
8.1.1.2
Getuigenbewijs.
8.1.2.3bis
Schriftelijke
verklaring
van
derden
Art.
961/1
GWB.
De
nieuwe
‘wet
tot
wijziging
van
het
Burgerlijk
Wetboek
en
het
Gerechtelijk
Wetboek,
met
het
oog
op
een
vereenvoudiging
van
de
regels
van
de
burgerlijke
rechtspleging’
van
16
juli
2012,
publicatie
3
augustus
2012,
voegde
de
schriftelijke
verklaring
van
derden
toe
als
bewijsmiddel
van
het
gerechtelijk
wetboek.
‐
Lees
de
nieuwe
wet
op
http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm
>
(Numac:)
2012009317
‐
Lees
ook
“Schriftelijke
verklaring
van
derden
als
nieuwe
onderzoeksmaatregel”
in
De
Juristenkrant
nr.
254
van
26
september
2012
p.
7.
‐
Archief
De
Juristenkrant:
www.legalworld.be/legalworld/juristenkrant‐bladerfunctie‐archief.html?langtype=2067
8.1.2.4 Expertise
=
deskundig
onderzoek
Art.
962‐991
GWB.
De
rechter
kan
zich
inzake
meer
technische
kwesties
laten
adviseren
door
een
expert.
Meestal
wordt
die
aangesteld
in
een
tussenvonnis:
dit
omschrijft
precies
de
opdracht
en
de
termijn
binnen
dewelke
de
expert
zijn
verslag
op
de
rechtbank
dient
neer
te
leggen.
8.1.2.5 Verhoor
van
de
partijen
Art.
992‐1004
GWB.
Meestal
zijn
het
hun
advocaten
die
de
partijen
voor
de
rechtbank
vertegenwoordigen.
Soms
kan
het
nodig
zijn
de
partijen
persoonlijk
te
ondervragen,
bijv.
bij
een
echtscheiding:
de
rechter
beveelt
hen
dan
om
in
persoon
te
verschijnen,
verhoort
hen
en
laat
van
dit
verhoor
een
proces‐ verbaal
opstellen.
8.1.2.6 Eedaflegging
Art.
1005‐1006
GWB.
Zie
ook
boven:
8.1.1.5
Eed.
8.1.2.7 Plaatsopneming
Art.
1007‐1016
GWB.
Wanneer
dat
nuttig
lijkt
kan
de
rechter
zich
ter
plaatse
van
de
situatie
vergewissen:
hij
stapt
af
ter
plaatse,
samen
met
zijn
griffier
en
de
partijen
en/of
hun
advocaten.
305
8.2
Zekerheden
a-
Schuldvorderingen zijn soms moeilijk inbaar ten gevolge van onwil of financiële onmacht = insolventie van de schuldenaar. Om het risico van niet betaling te beperken kan de schuldeiser zijn schuldenaar(s) om een bijkomende waarborg = zekerheid vragen. b-
Het vermogen van de schuldenaar dient tot waarborg van al zijn schuldeisers. Als het ontoereikend is om alle schuldeisers te voldoen wordt het evenredig onder hen verdeeld, tenzij er voorrang is, d.w.z. dat bepaalde schuldeisers, nl. zij die over een zekerheid (met voorrang) beschikken, éérst worden betaald. c-
Zekerheden zijn bijkomend = accessoir: zij kunnen niet apart bestaan maar waarborgen een hoofdcontract (bijv. een hypotheek waarborg de terugbetaling van een lening). Wanneer het hoofdcontract verdwijnt verdwijnt ook de zekerheid (‘accessorium sequitur principale’). d-
Men onderscheidt persoonlijke en zakelijke zekerheden. Persoonlijke zekerheden bieden een extra persoonlijke waarborg: een derde persoon engageert zich met zijn vermogen voor de betaling van de schuld ingeval de (hoofd-)schuldenaar zelf niet kan of wil betalen. Er bestaat maar één persoonlijke zekerheid: de borgtocht (zie hieronder: 8.2.1). Zakelijke zekerheden bieden een extra materiële waarborg: de schuldenaar bestemt bepaalde van zijn goederen voor de betaling van zijn schuld (of de wet doet dit). Het zijn: het pand (zie boven: 5.8), het voorrecht (zie hieronder: 8.2.2) en de hypotheek (zie boven: 5.9).
8.2.1
Borgtocht
Art. 2011-2043octies BWB.
De borgtocht is een accessoir contract waarbij een derde persoon = de borg zich eenzijdig en kosteloos met zijn vermogen verbindt tegenover de schuldeiser tot betaling van de schuld van de (hoofd-)schuldenaar voor het geval deze niet betaalt. De borg mag eisen dat de schuldeiser eerst de betaling probeert te bekomen van de hoofdschuldenaar = ‘uitwinning van de hoofdschuldenaar’. Pas in tweede instantie kan dan de borg worden aangesproken. Wanneer hij betaalt verwerft hij een verhaal op de hoofdschuldenaar. Lees Wilt gij zorg, stel u borg! In Budget & Recht nr. 177, november-december 2004, p. 24.
Borgtocht kan tot stand komen: - contractueel - wettelijk: de wet verplicht bepaalde (categorieën van) personen borg te stellen ten voordele van andere (categorieën van) personen, bijv. de vruchtgebruikers ten voordele van de naakte eigenaars (art. 601 BWB) - gerechtelijk: de rechter kan, in de loop van een proces, eisen dat een bepaalde partij borg stelt ten voordele van de tegenpartij bijv. wanneer zij een voorlopige tenuitvoerlegging vordert (art. 1400 GWB)
306
8.2.2
Voorrecht
Wet 16.12.1851 = boek III titel XVIII BWB. Borgstelling (8.2.1) biedt de schuldeiser een reële maar beslist geen volmaakte zekerheid: niet alleen de hoofdschuldenaar, ook de borg kan insolvabel zijn. Inpandgeving (5.8) biedt een zakelijke i.p.v. een persoonlijke zekerheid, wat een voordeel is, maar daar staat dan weer een nadeel tegenover: de buitenbezitstelling van de schuldenaar. Voorrechten, en ook hypotheken (5.9), kennen deze onvolkomenheden niet: zij bieden een zakelijke zekerheid, zonder buitenbezitstelling van de schuldenaar.
Een voorrecht is een recht dat, uit hoofde van de aard van de hoofdschuld en ingevolge de wet, toekomt aan een schuldeiser en hem voorrang verleent boven de andere schuldeisers, zelfs de hypothecaire (art. 12 wet 16.12.1851). Er bestaan diverse soorten voorrechten: We vermelden hierna voor elk van hen minstens één voorbeeld maar gaan er niet verder op in. a-
Algemene voorrechten op het gehele vermogen van de schuldenaar. Bijv. het voorrecht tot betaling van de gerechtskosten gemaakt door een schuldeiser tot behoud van de goederen van de schuldenaar t.a.v. de andere schuldeisers (art. 17). b-
Algemene voorrechten op het roerend vermogen van de schuldenaar. Bijv. de voorrechten m.b.t. de begrafeniskosten, de kosten van laatste ziekte, het loon van de werknemers, de RSZ-bijdragen en de belastingen (art. 19). c-
Bijzondere voorrechten op bepaalde roerende goederen van de schuldenaar. Bijv. deze ten voordele van de schuldeiser van achterstallige huurgelden op de inboedel van de huurwoning, de kosten gemaakt tot behoud van een goed op dit goed, de verkoopprijs van een onbetaald roerend goed op dit goed, de hotelkosten op de bagage, de kosten van vervoer op de vervoerde zaak (art. 20). d-
Bijzondere voorrechten op bepaalde onroerende goederen van de schuldenaar. Bijv. deze ten voordele van aannemers, bouwmeesters en werklieden op de meerwaarde die hun arbeid aan een onroerend goed bijbracht (art. 27). De onderlinge rangorde van de voorrechten is bijzonder ingewikkeld. Onthou dat - de bijzondere voorrechten voorrang hebben op de algemene - bij de voorrechten op onroerende goederen de datum van inschrijving de voorrang bepaalt Zie ook art. 21-26.
307
8.3
Verjaring
Art. 2219-2280 BWB.
Verjaren betekent dat met het voortschrijden van de tijd een nieuw recht ontstaat of een bestaand recht uitdooft = verkrijgende, resp. bevrijdende verjaring. a-
Wie in het bezit is van een zaak die niet zijn eigendom is kan er na verloop van tijd eigenaar van worden = verkrijgende verjaring. Zie boven: 5.2.1.6 Verkrijgende verjaring en bezit. Zaken en rechten die buiten de handel zijn, d.w.z. de meeste rechten i.v.m. de persoon en de familie, kan men niet door verjaring verkrijgen. b-
Een schuldenaar kan na verloop van een bepaalde tijd bevrijd worden van zijn verbintenis = bevrijdende verjaring. Voorwaarde is wel dat de schuldeiser tegen hem geen juridische actie onderneemt Lees Uit het schuldboek geschrapt in Budget & Recht nr. 157 van juli/augustus 2001 p. 30-33.
Hoeveel tijd moet verstrijken vooraleer een recht ontstaat of uitdooft, m.a.w. welke zijn de wettelijke verjaringstermijnen? Verjaringstermijnen worden gerekend in dagen, niet in uren. De eerste dag van de verjaringstermijn (‘dies a quo’) telt niet, de laatste dag (‘dies ad quem’) telt wel mee. a-
Overeenkomstig de algemene regeling verjaren zakelijke rechtsvorderingen na 30 jaar... “...zonder dat hij die zich op deze verjaring beroept, verplicht stacaravan enig titel te vertonen of dat enhem de exceptie va kwade trouw kan tegenwerpen” (art. 2262 BWB).
Persoonlijke rechtsvorderingen verjaren na 10 jaar. Lees art. 2262bis BWB. b-
In een aantal specifieke gevallen gelden verkorte verjaringstermijnen: 20 jaar (art. 2265 BWB) 10 jaar (art. 1304, 2265 BWB) 5 jaar (art. 2276, 2276bis, 2277 BWB) Bij arrest nr. 15/2005 van 19.1.2005 besliste het Arbitragehof dat de levering van leidingwater onder de verkorte verjaringstermijn van art. 2277 valt, bij arrest nr. 13/2007 van 17.1.2007 besliste het Arbitragehof dat ook het verlenen van diensten van mobiele telefonie hieronder valt (www.arbitrage.be). Lees hierover Kosten voor mobiele telefonie vallen onder verkorte verjaringstermijn in De Juristenkrant nr. 144 van 28.2.2007 p. 7.
3 jaar (o.m. de vordering tegen de acceptant van een wissel, de vordering i.v.m. een verzekeringscontract) 2 jaar (art. 2276 BWB) 1 jaar (art. 2272, 2273 BWB) 6 maand (art. 2271 BWB). c-
Bepaalde gebeurtenissen kunnen het verloop van de verjaringstermijn hinderen. Stuiten betekent dat de reeds verworven verjaringstermijn definitief verloren gaat. Er is natuurlijke stuiting wanneer de bezitter gedurende meer dan 1 jaar van het genot van de zaak beroofd is, door de eigenaar of een derde. Een betalingsbevel, een dagvaarding of een beslag, betekend aan degene die men wil beletten de verjaring te verwerven, of de erkenning door de bezitter of schuldenaar van het recht, vormen burgerlijke stuiting. Schorsing is de tijdelijke onderbreking van een verjaringstermijn: de reeds verworven termijn gaat niet verloren, hij kan eventueel bij een later te verwerven termijn worden gevoegd. Zo loopt een verjaring niet tegen minderjarigen en onbekwaamverklaarden, tussen echtgenoten, en tegen een onbeheerde nalatenschap. Verjaring belastingfraude Lees Belastingfraude verjaart niet in De Standaard van 1.3.2010 p. E3: www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100226_016.