Leerbericht 2013 Vooruitzichten voor morgen voor het leren van nu
25 columns van Erno Mijland
2
Inleiding Een nieuw jaar: 2013. De 21e eeuw in volle vaart. Een eeuw waarin alles anders wordt. Dat denk ik echt. Noem het een renaissance 2.0. In de eerste renaissance was de boekdrukkunst een van de katalysatoren. We vonden vele antwoorden op onze vragen. Nu is het internet de katalysator. We hebben zoveel antwoorden tot onze beschikking dat het stellen van goede vragen de nieuwe uitdaging is. Veel van die vragen komen vanzelf op ons af: de economische crisis, de gezondheid van onze planeet, kennelijk onoplosbare conflicten... Andere ontstaan door nieuwe mogelijkheden: hoe kunnen we online sociale netwerken voor ons laten werken, hoe vullen we ons leven met zin in als we nóg ouder worden? Een paar jaar geleden zag ik Rob Creemers een duizelingwekkende presentatie houden over hoe snel en ingrijpend technologie ons dagelijkse bestaan aan het veranderen is. Ik stelde hem na afloop in een interview de vraag: wat betekent dit voor het onderwijs? Diezelfde vraag stelde ik daarna aan meer trendwatchers en deskundigen én in gesprekken met leraren en opleiders, met jongeren en met vertegenwoordigers uit organisaties uit verschillende sectoren. Ik kreeg verschillende antwoorden; soms spraken ze elkaar tegen. Begrijpelijk, de toekomst is meer dan ooit onvoorspelbaar. In februari van 2012 stond ik met Creemers op het podium als spreker tijdens een studiedag van stichting Accrete. Creemers 3
deed zijn verhaal, even snel en overtuigend als een paar jaar geleden; ik maakte de vertaling naar het onderwijs. In 2012 mocht ik veelvuldig in de vorm van interviews, workshops, lezingen, trainingen en adviestrajecten met betrokkenen bij het Nederlandse onderwijs de dialoog aangaan. Leerzaam en inspirerend! In dit ‘Leerbericht 2013’ heb ik 25 columns verzameld die deels eerder verschenen op de website Onderwijs van Morgen - www.onderwijsvanmorgen.nl - en op mijn blog. Als in een weerbericht probeer ik vooruit te blikken en te duiden wat dit betekent voor het onderwijs en voor leren in het algemeen. Ik probeer rode draden te ontdekken, conclusies te trekken en ideeën uit te werken. Het weer is onvoorspelbaar, de toekomst ook. Toch hoop ik in dit boekje een aantal waardevolle inzichten en ideeën te hebben verzameld. Elke column eindigt met enkele vragen. Bespreek ze eens, met je team, een collega of met je leerlingen. Ik ben benieuwd naar de inzichten en ideeën die dat oplevert. Laat gerust eens weten hoe jij het ziet of welke nieuwe vragen een en ander oproept. Erno Mijland schrijft en spreekt over eigentijds onderwijs www.ernomijland.com
[email protected] Foto voorpagina: iStockphoto.com Dit boekje is gratis. Auteursrecht op de teksten berust bij Erno Mijland. Verwijs anderen bij voorkeur via de link http://www.tinyurl.com/leerbericht2013 naar dit boekje.
4
Inhoud Inleiding ........................................................................... 3 Inhoud ............................................................................. 5 Onderwijs in tijden van overvloed ................................... 7 Het T-Profiel .................................................................... 9 Durf te blijven vragen .................................................... 11 Aandacht: ‘the best of both worlds’ ............................... 13 De kennisratrace ........................................................... 15 Kieskunde ..................................................................... 17 Hogere autodidactiek .................................................... 19 De vergeetfabriek .......................................................... 25 Smabbatical .................................................................. 27 Het slimste jongetje van de klas .................................... 29 Hoe toets je 21e eeuwse vaardigheden? ...................... 31 Generalistisch of specialistisch? ................................... 33 Anticrastinatie ................................................................ 35 Omzeilmeisje ................................................................. 37 Beroepskeuzevrijheid: een mythe ................................. 39 Iedere leraar trendwatcher ............................................ 41 Smart meets .................................................................. 43 Aansluiten of laten aansluiten ....................................... 45 Verantwoordelijkheid moet je leren ............................... 47 Een kist vol woordenschat ............................................ 49 Experimenteren mét kinderen ....................................... 51 5
Waar of onwaar? ........................................................... 53 Talent en de hoogte van de lat ...................................... 55 Ruimte geven, ruimte creëren ....................................... 60 Talent en leerbaarheid .................................................. 62 Een aanbeveling op sociale media? ............................. 64 Meer lezen? .................................................................. 64 Verder met toekomstgericht onderwijs? ........................ 65
6
Onderwijs in tijden van overvloed Twee decennia geleden studeerde ik af aan de lerarenopleiding in de vakken Nederlands en Engels. Tijdens mijn studie had ik enthousiast gewerkt met een VCRvideorecorder, cassettebandjes en een overhead-projector. Mijn afstudeerscriptie ratelde ’s nachts door de matrixprinter en ik beleefde de ultieme vooruitgang van WordPerfect 4.2 naar 5.1. Nieuwe apparaten, zoals de PC, vertegenwoordigden een wondere wereld waarin ook het onderwijs sprankelend multimediaal beloofde te worden. Eén kleinigheidje... ..er was een ernstig tekort aan fijne inhoud. Voor videoopnames was je grotendeels afhankelijk van de publieke omroep, een goede televisiegids en de tegenwoordigheid van geest om op het juiste moment op de opnameknop te drukken. En op de schaars beschikbare bandjes voerden native speakers hilarisch formeel hun ditjes-en-datjesgesprekken: ‘Hello John, do you like to join me on my way to the library?’ Een enkele mediatheek had dia’s van de mooiste gebouwen van Londen. Twintig jaar later. Elke minuut worden hele dagen aan online video’s geüpload op YouTube, Dailymotion, Vimeo enzovoort. Gerenommeerde universiteiten publiceren hun colleges integraal in video. De meeste radio- en televisieprogramma’s zijn op elk moment on demand terug te luisteren en te zien. Wikipedia blijft maar groeien en er woden steeds meer archieven digitaal ontsloten. Er zijn oneindig veel leerzame games beschikbaar, voorbeelden van werkstukken, oefenmateriaal voor online toepassingen als Wrts en Woordjes Leren. Na wat zoeken haal je als leraar stapels 7
lespakketten binnen, compleet met werkbladen in pdf-formaat en een handleiding voor de docent. En via Skype breng je externe deskundigen live in de klas en laat je leerlingen communiceren met native speakers. In beeld én geluid! Als het gaat om inhoud zijn we in twee decennia van een relatieve schaarste naar een enorme overvloed gegaan. Dat biedt ontegenzeggelijk grote kansen. Maar het roept ook vragen op. Hoe selecteer je bruikbaar materiaal? Moet je nog met boeken werken als je je online volledig kunt onderdompelen in een vreemde taal? Waarom leg je die stof nog uit in de klas als iemand anders dat beter heeft gedaan in een gratis beschikbare online video? En hoe bereiden we leerlingen voor op een wereld van over nog eens twee decennia, als de informatie-overvloed nóg immenser zal zijn? Food for thought: ● Hoe verandert de overvloed aan informatie jouw rol als leraar? ● Hoe maak je al gebruik van digitaal beschikbare bronnen voor je onderwijs? ● Hoe gaan je leerlingen om met de overvloed aan informatie?
8
Het T-Profiel De uomo universale is een relikwie uit de tijd dat bijna alle beschikbare kennis nog in één gestudeerd hoofd paste. Maar de afgelopen eeuwen - en steeds sneller in de afgelopen decennia - is de hoeveelheid beschikbare kennis enorm toegenomen en zijn wij ons meer gaan specialiseren. Je ziet dat terug in functies in organisaties, in schoolvakken (je hebt tegenwoordig wiskunde A, B, C én D!) en in de wetenschappen. Toen alles nog in één hoofd paste, was het gemakkelijk kennis uit meerdere domeinen met elkaar te combineren tot nieuwe kennis. De tijden zijn veranderd. Gespecialiseerde kennis zit verspreid over vele hoofden. Bovendien hanteren al die specialisten een eigen jargon en eigen normen en waarden. Probeer je eens een gesprek voor te stellen tussen een nefroloog en terreinanalist. De 21ste eeuw is de eeuw van de innovatie. Willen we blijven vernieuwen, kennis delen en zoeken naar relevante toepassingen van wat we gezamenlijk weten en kunnen, dan moeten we lijntjes kunnen leggen met andere werelden. Daarvoor is het nuttig dat we werken aan ons persoonlijke Tprofiel van kennis en ervaring. Een T-profiel is een strook staal; de term wordt gebruikt als metafoor in de wereld van de loopbaanoriëntatie. De letter T bestaat uit een verticale lijn die staat voor de deskundigheid, het de diepte ingaan. De horizontale lijn staat voor een brede oriëntatie. Aan je specialisme ontleen je autoriteit; door je brede oriëntatie kun je verbanden leggen, je kennis plaatsen in een relevante context, communiceren met mensen die niet 9
thuis zijn in je vakgebied en zo verbanden leggen en verbinding maken. Door een uniek T-profiel te ontwikkelen, creëer je een niche en zal er vraag zijn naar je diensten. Het onderwijs kan jonge mensen helpen bij het ontwikkelen van zo’n T-profiel. Bied opleidingen aan waarin jonge mensen zich écht kunnen specialiseren. Splits bijvoorbeeld die PABOopleidingen nou eens op in opleidingen voor onderbouw en bovenbouw. Geef leerlingen met talent voor geschiedenis of muziek de gelegenheid zich hierin extra te bekwamen. Maar ook: laat leerlingen en studenten vanuit verschillende profielen of studierichtingen in projecten samenwerken. In een minor ondernemerschap begeleidde ik eens een groep studenten met daarin onder andere een econoom, een audioloog en een werktuigbouwkundige. Geweldig! Of creëer opdrachten waarvoor leerlingen bij verschillende specialisten te rade moeten gaan. Al die T-profielen samen vormen straks de constructie voor onze kenniseconomie. Food for thought: ● Hoe ziet jouw T-profiel eruit? ● Hoe zou je jonge mensen kunnen begeleiden bij het ontwikkelen van hun persoonlijke T-profiel?
10
Durf te blijven vragen De waarom-fase... als kleuters voelden we geen enkele schaamte. We waren nieuwsgierig en wilden álles weten. We wandelden met papa en mama door het park en vroegen: ‘Waarom draagt die mevrouw zo’n rare kleren?’. Of we peinsden hardop in Jules de Corte-stijl: ‘Waarom gaat de zon ’s avonds onder?’. We vroegen en vroegen door. En het mooie was: we leerden als een speer. Af en toe werden we terechtgewezen. Dan vonden de grote mensen dat we een domme of ongepaste vraag hadden gesteld. ‘Weet je dat nou nog niet?’ of ‘Zoiets vraag je niet!’. Dus werden we langzaam voorzichtiger. Op school worden vragen gesteld. ‘Wat is de hoofdstad van Servië?’ of ‘Hoeveel is een derde van 99?’ Het zijn vragen naar de bekende weg. De leraar weet het antwoord, de leerling ook. En als de leerling het niet weet, dan zou hij of zij het in no time kunnen vinden. Vragen naar de bekende weg zijn daarmee niet zo interessant meer. In het dagelijks leven krijgen we vooral te maken met vragen naar de onbekende weg. De vraag is dan: hoe kom je verder? Het is belangrijk dat leerlingen durven vragen naar de onbekende weg. Misschien zeg je: ze hoeven toch maar hun vinger op te steken? Zeker, maar er heerst in de klas vaak een sfeer waarbij leerlingen bang zijn dat de vraag waarmee ze worstelen dom of ongepast is. Dus stellen ze hem maar niet... en blijven zitten met de vraag, die misschien essentieel is voor hun begrip van de lesstof.
11
Vragen durven stellen zou bij de cultuur van school moeten horen. Je kunt daarbij als leraar het voorbeeld geven, bijvoorbeeld door zelf vragen te stellen waarop je het antwoord niet weet of die je leerlingen misschien wel dom vinden. Zoals: ‘Hoe kan ik de stopwatch op mijn smartphone instellen?’ Het stellen van dat soort vragen heeft een interessant bij-effect, zoals dat eens verwoord werd door Jean de Boisson: ‘De beste leraar is hij die het meest van zijn leerlingen opsteekt.’ Je kunt ook vragen stellen waarop niemand hét antwoord heeft. Laatst besprak ik met een Bossche plusklas een aantal filosofische vragen. Het werd een sprankelend gesprek, leerzaam voor leerlingen én leraar. Als je vragen durft te stellen waarop je het antwoord zelf niet weet, gebeuren er prachtige dingen. Leerlingen vinden het geweldig over van alles na te denken en jou te kunnen helpen met hún kennis, ervaringen en ideeën. Er gebeurt wat in de klas. Ze leren als een speer! Het adagium ‘hoe meer je weet, hoe minder je weet’ geldt in hoge mate voor de complexer wordende, met informatie overladen, wereld van nu. Als we steeds minder weten wordt het durven stellen van vragen vanzelf een belangrijk aspect van een succesvolle mindset. Food for thought: ● Hoe creëer je een sfeer in de klas waarin leerlingen echte vragen durven te stellen? ● Durf je leerlingen ook naar de voor jouw onbekende weg te vragen?
12
Aandacht: ‘the best of both worlds’ Als moderne mens verstouwen we dagelijks enorme hoeveelheden informatie. En dat wordt alleen maar meer. De apparaten waarmee die informatie naar ons toe komt, gebruiken slimmigheden als een ‘ping’, een ringtone of een trilling om onze aandacht te vangen. Bovendien zijn ze altijd binnen handbereik en is de spreekwoordelijke druk op de knop vaak niet eens meer nodig. De informatie zelf kent vele gedaanten: van een tweet van 140 tekens tot een interessant achtergrondartikel, van een nauwelijks onderbouwde mening tot het doorwrochte verslag van een gedegen, grootschalig onderzoek. De manier waarop informatie momenteel op ons afkomt, brengt ons een ultieme uitdaging. Hoe jongleren we tussen de aandacht voor kleine brokjes losse informatie (een tweet, een sms, een blogpost) enerzijds en die voor grotere eenheden (een boek, een volledige symfonie of een film) anderzijds? En vooral: hoe zorgen we ervoor dat het eerste niet interfereert met het tweede. Dat laatste is namelijk een nogal moeilijke opdracht voor ons brein, constateerde schrijfster Linda Stone al in 1998, toen ze het begrip ‘continu verdeelde aandacht’ introduceerde. En onlangs verscheen ‘Het Ondiepe’, waarin Nicholas Carr wetenschappelijk bewijs verzamelt voor de stelling dat de moderne informatietechnologieën onze spanningsbogen korter en ons denken ondieper maken. Terwijl Carr tegelijkertijd erkent dat het surfen, mailen en chatten zijn denken en werken heeft verrijkt. Als het om leren en onderwijs gaat, hoor je al snel de klacht dat leerlingen zich steeds moeilijker langdurig kunnen 13
concentreren en dat hun spanningsboog zo kort is. We moeten jongeren leren zich te concentreren. In Focus! geeft Justine Pardoen daar goede adviezen voor. Tegelijkertijd denk ik dat we leerlingen strategieën moeten aanleren om de continue stroom van losse flodders informatie slim te gebruiken. Simpelweg omdat die bestaat en nog altijd groeit. En omdat die waardevol kan zijn. Ik heb het dan over serendipiteit. Ofwel: wellicht vind je de spreekwoordelijke dochter van de boer in de dito hooiberg in plaats van de speld. Leren gebruik te maken van ‘the best of both worlds’ betekent: zelf bewust je aandachtsmodus kiezen, passend bij je (leer)doelen. Vragen zijn dan: op welke momenten laat je die losse prikkels toe, hoe filter je ze, hoe pik je er de krenten uit en hoe construeer je er kennis uit? Food for thought: ● Hoe zou je het concentratievermogen van kinderen kunnen verhogen? ● Hoe zou je kinderen kunnen leren hun aandacht te richten?
14
De kennisratrace Het is misschien geen hogere wiskunde, maar wel een interessante optelsom. Eén: wat we als wereldbevolking weten, neemt een enorme vlucht. De afgelopen decennia heeft dat de halfwaardetijd van kennis, zo stelt Mathieu Weggeman, drastisch verkort. Wat je nu leert, is in economische zin vandaag nog waardevol, maar die waarde kan morgen al achterhaald zijn of vervangen door een geautomatiseerd proces. Of alle anderen hebben er ondertussen op verder gebouwd en passeren je links en rechts. Twee: het internet en snel en goedkoop vervoer maken afstanden korter, waardoor voor veel beroepen het speelveld met concurrenten steeds groter wordt. Wil je mee blijven doen, dan moet je minstens even goed blijven als die programmeur uit India of die metselaar uit Polen. Een van de uitkomsten van bovenstaande som is de noodzaak om een leven lang te blijven leren. Zo geschetst lijkt het alsof we ons in een duizelingwekkende kennis-ratrace bevinden. En dat is ook zo. Alleen, die ratten, dat klinkt zo naar. Dat hoeft het niet te zijn. Ik bedoel: wat een tijd! Er is zoveel boeiende informatie beschikbaar, vaak gratis, dat je een dief van je eigen brein zou zijn als je daar niets mee zou doen. En ja, we moeten langer werken. Maar wat geeft dat als ons werk steeds nieuwe uitdagingen en mogelijkheden biedt, omdat we onze kennis en vaardigheden verdiept en verbreed hebben. Leren, daar blijf je jong en fris bij! 15
Nederland wil meedoen in de kennisratrace en noemt het parcours ‘de kenniseconomie’. Het idee van een leven lang leren zie je al terug in een begrip als ‘startbekwaamheid’. Een diploma halen betekent dat je af- of uitgestudeerd bent, een startbekwaamheid halen dat je voldoende bagage hebt verzameld om aan een nieuwe stap te beginnen. Het onderwijs heeft als taak de jonge generatie het gereedschap mee te geven om invulling te geven aan een leven lang leren. Dat gereedschap bestaat uiteraard uit vaardigheden, zoals lezen, luisteren en informatie beoordelen en verwerken. Maar het gaat ook om het bijbrengen van plezier in leren, een houding van verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leren, het stimuleren van nieuwsgierigheid en een onderzoekende houding. Het is daarbij niet voldoende om als leraar slechts je kennis over te brengen. Je bent een rolmodel en inspirator, de coach van je raceteam, iemand die zijn of haar coureurs helpt uitblinken, niet alleen nu, maar ook in de race van morgen. Food for thought: ● Wat betekent de kennisratrace voor jouw functioneren? Hoe ga je daarmee om? ● Hoe zou je je leerlingen meer kunnen uitdagen tot een onderzoekende, nieuwsgierige houding?
16
Kieskunde Welkom in de 21e eeuw. De eeuw waarin je kunt zijn en worden wat je wilt, in alles mag geloven (ook in niets) en overal - tot in elke denkbare virtuele wereld - kunt gaan en staan. Ga je gang, kies zelf maar uit duizenden vervolgopleidingen, vrijetijdsbestedingen, vrienden voor het leven, films of soorten chips. Schrijf je een profielwerkstuk over het Internationaal Gerechtshof? Google geeft je 228.000 bronnen. Wil je een filmpje over het przewalskipaard voor in je presentatie. YouTube geeft je er bijna 200. Pick your choice. En straks hebben we nog meer voor je: bepaal je eigen uiterlijk, hoeveel en wat voor kinderen je wilt, op welk moment in je leven en of je wel of niet wilt weten of je later kanker krijgt. Dit is de eeuw van keuzes maken. Zoek maar uit en geniet van je ultieme vrijheid. Dat genieten valt nog niet zo mee. Barry Schwartz licht dat toe in zijn boek ‘The Paradox of Choice’. Hij constateert dat al die keuzevrijheid kan leiden tot keuzestress. Dat heeft onder andere te maken met het idee dat veel keuzes hebben leidt tot hoge verwachtingen bij de keuzemaker. De kans dat de uiteindelijke keuze dan tegenvalt wordt groter. Bovendien: hoe meer opties, hoe kleiner het verschil tussen die opties. En dan is er nog de omgeving die van je verwacht dat je de juiste keuze maakt. Er is immers informatie genoeg om je keuze op te baseren. Waag het niet ongelukkig te worden, want je hebt alle vrijheid om te kiezen. Niet kiezen of je keuzes verbergen? Vergeet het maar. Dit is het tijdperk van de transparantie.
17
Onderwijs is bedoeld om jongeren voor te bereiden op een gelukkig en zinvol leven. Niet goed kunnen kiezen staat dat in de weg. Dus moeten we kinderen leren kiezen. Hoogste tijd voor het vak kieskunde, het vak waarin je leert informatie te duiden en argumenten te verzamelen en af te wegen, het vak waarin je jezelf beter leert kennen en uiteindelijk slimmer leert kiezen. Het vak met basismodules als ‘statistiek’ en ‘kritisch omgaan met informatie’, maar ook inspirerende keuzemodules als ‘ethiek’, ‘relativeren’ of ‘werken met een voor- en nadelenbalans’. Een uurtje in de week gedurende een leerjaar moet voldoende zijn. En aan het eind uiteraard een toets met... meerkeuzevragen. Food for thought: ● Op welke terreinen ervaar je zelf dat het maken van keuzes moeilijker is geworden? ● Wat voor keuzes vinden je leerlingen moeilijk? Vraag het ze eens. ● Hoe zou je leerlingen kunnen helpen betere keuzen te maken?
18
Hogere autodidactiek Lang niet alles wat je geleerd hebt, heb je geleerd op school, in je opleiding, bij een cursus of tijdens een congres. Formele leeromgevingen bieden immers lang niet altijd het passende antwoord op je leervraag. Of ze doen dat niet snel genoeg. Vaak zul je daarom het leren zelf organiseren. Doe je dat regelmatig, enigszins planmatig en in een bepaalde richting, dan mag je jezelf autodidact noemen. Je verdiept je bijvoorbeeld op eigen kracht voor je werk in een nieuwe technologie, in het organiseren van projecten of in de uitzonderlijke ontwikkelingsstoornis van een van je leerlingen. De manier waarop je dat leren organiseert, zou je autodidactiek kunnen noemen. Denk daarbij aan het kiezen van bronmateriaal, leermiddelen en het plannen van momenten waarop je je met leren bezig wilt houden. Op school leren we kinderen begrijpend te lezen, een spreekbeurt te houden of een werkstuk te maken. Het zijn een aantal autodidactische basisvaardigheden. Maar als we onze kinderen willen voorbereiden op de kennisintensieve, snel veranderende wereld van morgen, zullen we ze een hogere vorm van autodidactiek moeten bijbrengen. Hogere autodidactiek gaat over competenties als kunnen reflecteren op je eigen leerproces en op je eigen voorkeuren of leerstijlen. Ook het individuele leren plaatsen in een sociale context, het kiezen van passende, eigentijdse bronnen en leermiddelen (zoals sociale media en games) en het plaatsen van het eigen leren in een langetermijnvisie op je persoonlijke ontwikkeling behoren tot de hogere autodidactiek. 19
Dat is nogal wat, zul je nu denken. Zeker, maar als je het concreet maakt, is het tegelijkertijd hartstikke leuk en interessant om te kijken hoe je je eigen leren naar een hoger plan kunt tillen. Organiseer bijvoorbeeld eens een online sessie ‘360 graden-feedback’, deel je kennis en vragen via sociale netwerken, bouw aan je portfolio, organiseer een brainstormsessie met vakgenoten uit je netwerk en bekijk videolezingen van internationaal vooraanstaande denkers en wetenschappers. Informeel leren kan met de juiste autodidactische vaardigheden nóg inspirerender worden. Hogere autodidactiek gaat over beter ‘leren leren’ buiten de context van formele opleidingssituaties. Daar pluk je een leven lang de rijpe vruchten van. Tijd voor een bewerking van een oud spreekwoord. Jong leren leren, is oud blijven leren. Food for thought: ● Hoe ga je om met de verhouding informeel en formeel leren? ● Welke autodidactische vaardigheden geef je je leerlingen al mee? ● Hoe zou je dat verder kunnen uitbouwen?
20
Digivaardigheid: een houtsnijdend antwoord In hoeverre is een leraar verplicht zich te verdiepen in de mogelijkheden van ict voor zijn/haar lespraktijk? In hoeverre is een leraar verplicht zich te verdiepen in de (steeds vaker ook digitale) belevingswereld van zijn/haar leerlingen? Vragen waarop je vast en zeker een houtsnijdend antwoord wilt. Komt-ie. Stel, ik ben een aannemer. Een van mijn medewerkers is timmerman Hendrik. Hendrik draait al even mee in de zaak. Hij zweert bij de handzaag waarmee hij zijn loopbaan begon. Een decoupeerzaag, een reciprozaag of een radiaalzaag... nee, dat is allemaal modern spul voor mensen die het vak niet écht beheersen. En hout? Hout is eik, beuk, vuren, meranti misschien. Nee, in de eigenschappen van eigentijdse soorten als accoya of afromosia wil hij zich niet verdiepen. Mijn afnemers zijn nogal kritisch. Ze willen dat mijn bedrijf de klus snel klaart, dat het werk perfect is en dat we iets duurzaams opleveren. Ik weet dat je met een decoupeerzaag sneller en preciezer kunt werken dan met een handzaag en dat er tegenwoordig houtsoorten zijn die het langer volhouden in ons kletsnatte klimaat. U snapt het: ik zit een beetje met Hendrik in mijn maag. Ik weet ook dat Hendrik kwaliteiten heeft. Zo heeft hij inzicht in hoe je sterke constructies maakt, is hij mijn meest loyale medewerker en is hij een steun en toeverlaat voor mijn jongste medewerkers. U snapt het: ik wil Hendrik niet kwijt. 21
Dus stuur ik Hendrik op cursus, probeer hem te verleiden toch dat slimme stuk elektrisch gereedschap eens uit te proberen en vraag mijn jongste medewerkers hem te enthousiasmeren voor dat nieuwe type hout. Of het lukt, weet ik niet. Hendrik is immers een hypothetische timmerman. Virtueel heet dat tegenwoordig. Stel nu, Hendrik is leraar en ik ben zijn collega of directeur. Kun je me een houtsnijdend advies geven? Verplichten of verleiden? Uitsluitend gebruik maken van zijn kwaliteiten? Hem zelf de ‘sense of urgency’ laten ontdekken? Food for thought: ● Wat verwacht je minimaal van je collega’s als het gaat om digivaardigheid? ● Hoe denken je collega’s en de leerlingen hierover? Vraag het ze eens.
22
Cijfers of levels Een proefwerk. Even later: een 4. Balen. Maar wat zegt het eigenlijk over wat ik al wél ken en kan? Die 4 geeft me slechts de boodschap: je hebt gefaald! Lekker motiverend. Oké, ik zal volgende keer proberen iets beter mijn best te doen. Misschien. Een game. Ik ben nog niet zo goed, maar ik krijg een uitdaging op mijn niveau, level 1 in dit geval. De uitdaging zit in mijn zone van naaste ontwikkeling. Met wat extra inzet of wat langer oefenen moet het lukken. Dus ik ga door tot ik level 1 gehaald heb. En dan ben ik trots op wat ik bereikt heb. In het onderwijs beoordelen we leerlingen vooral met cijfers. Ik vraag me af of dat wel zo krachtig is. Een enkeling voelt zich inderdaad uitgedaagd een 9 of een 10 te halen. Het merendeel calculeert (op een rekenmachine!) welk cijfer er gehaald moet worden om met de hakken over de sloot te komen. Onderaan bungelen de leerlingen die niet zo goed meekunnen. Ze hebben de hoop al opgegeven. Tot ze bij lotgenoten geplaatst worden, waarop een nieuwe verdeling volgt tussen de drie typen presteerders: de toppers, de middenmoot, de tobbers. Games leren ons een belangrijk lesje: levelling motiveert. Ik zie kinderen en jongeren urenlang geconcentreerd bezig op hun xBox, computer of Nintendo. Uiteraard niet alleen vanwege dat te behalen level, maar toch. Denk eens even mee... Leerlingen werken op hun eigen niveau en krijgen vooral positieve feedback. Ze mogen pas verder als ze het 23
voorgaande echt begrepen hebben. Belangrijk, anders gaat het later alsnog (of weer) mis. En als leerling weet je precies waar je staat: wat je al bereikt hebt en wat de volgende stap is in het leerproces. Levelling in het onderwijs is niet eens nieuw. AVI is in feite een systeem voor het levellen van je leesvaardigheid. We weten dus hoe het werkt. We weten dus dát het werkt. Een bijkomend voordeel: we zijn meteen van die zesjescultuur af. Food for thought: ● Voor welke vakgebieden zou het interessant zijn eens te experimenteren met het werken met levels? ● Wat zouden de gevolgen zijn van het werken met levels voor de organisatie van het onderwijs?
24
De vergeetfabriek Onlangs was ik mijn brugklassende dochter aan het helpen met haar huiswerk. Het viel me op dat ik veel van wat ik ongetwijfeld zelf als leerling ook heb moeten leren niet meer weet. Hoe moet je ook alweer de ene breuk door de andere delen? Wat was ook alweer een semipermeabele wand? Wat later las ik op de website van Het Parool een uitspraak van de Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher: de schoolvakanties moeten korter, want anders kun je met veel van de lesstof in september weer helemaal opnieuw beginnen. Iets vergelijkbaars las ik deze zomer in zo’n glossy voor ouders: laat je kind op de camping veel lezen, anders gaat hun leesvaardigheid zienderogen achteruit. Nog wat later stuitte ik op een artikel op de website Taalschrift. Daarin stond een uitspraak van Rik Schutz van de Taalunie: ‘Na de basisschool gaat het met de werkwoordspelling snel bergafwaarts. Daardoor beheersen leerlingen de werkwoordspelling op hun achttiende slechter dan op hun twaalfde’. Als leraar wil je jonge mensen kennis en kunnis meegeven voor het leven. Je wilt dat je boodschap beklijft, dat je een blijvende verbinding hebt aangelegd tussen twee of meer hersencellen. Je wilt geen schoonmaker zijn die elke week opnieuw dezelfde plekken schoon moet maken, omdat alles weer net zo stoffig is als de week ervoor. Of een rechter die voor de zoveelste keer dezelfde recidivist voor zijn neus krijgt. Toch bekruipt je vast weleens het gevoel dat je onderdeel uitmaakt van de vergeetfabriek die school heet.
25
De uitdaging is natuurlijk om te laten beklijven wat leerlingen leren. Voor de langere termijn blijft dat lastig, maar dat is misschien niet zo erg. Op school geef je jonge mensen immers de basis, vanwaaruit ze nog alle kanten op kunnen. Worden ze schrijver dan zullen ze het correct hanteren van de spellingregels blijven onderhouden, worden ze timmerman dan blijft er vast wat meetkunde hangen. En als het goed is, heb je ze leren leren, heb je ze de basis meegegeven voor het kunnen functioneren in een organisatie en een gemeenschap en zijn ze jou - die geweldige leraar van toen - nog steeds niet vergeten. Toen ik zelf nog in de tweede klas zat, vroeg een klasgenoot me tijdens een proefwerk stiekem fluisterend wat een impuls is. Nadat ik al drie keer kennelijk te zachtjes het antwoord had teruggefluisterd, was ik het beu. Ik riep nogal hard door de klas: ‘een elektrisch stroompje!’ We konden allebei ons blaadje inleveren en kregen een 1. Ik kan het me nog levendig herinneren. Food for thought: ● Wat moeten jouw leerlingen over tien jaar absoluut nog kennen of kunnen van wat jij ze hebt meegegeven? ● Hoe zou je ervoor kunnen zorgen dat belangrijke kennis en vaardigheden beter beklijven?
26
Smabbatical Het is moeilijk het vanzelfsprekende te waarderen. Water uit de kraan is gewoon water uit de kraan; op elk moment van de dag is het er. Je denkt er niet eens bij na. Voor de nieuwe generatie zijn internet, sociale media en mobieltjes het nieuwe water. Volgens een onderzoek van Mastercard voelt twee derde van de jongeren zich ondertussen naakt zonder mobieltje. Je kunt erom lachen. Of niet. De laatste tijd valt het me op dat steeds meer mensen, ook jongeren, benieuwd zijn naar hoe het leven eruitziet zonder al die media. Een tijd geleden besloot journalistiek-student Bram van Montfoort een jaar offline te gaan om te onderzoeken wat dat voor effect heeft op zijn leven. De contactgegevens van zijn paar honderd Facebook-vrienden, printte hij uit om boven zijn bureau te hangen. Bram is niet de eerste en enige; Jim Stolze probeerde het een maand zonder internet om te onderzoeken wat datzelfde internet hem nu eigenlijk oplevert. En journalist Susan Maushart nam haar man en drie kinderen mee in een ‘life experiment’ van een half jaar zonder technologische gadgets. Ze beschrijft wat dat teweegbracht in haar boek ‘The Winter of our Disconnect’. Wij zijn niet zo stoer in huize Mijland, maar toch: gadgets zijn verboden tijdens alle maaltijden. We spreken de dag door en luisteren naar elkaar. Als er iemand een warm voorstander is van meer digitale media op school, ben ik het. Wég met die niet te slepen boekentassen, allemaal aan de elektronische agenda, gebruik je ‘own device’ en werk meer met sociale media in de klas! Tegelijkertijd zie ik het belang van zonder. De kracht van luisteren naar het verhaal van een inspirerende leraar, om je heen kijken op het schoolplein in plaats van alleen naar je 27
schermpje, een uurtje ongestoord huiswerk maken... de zegeningen van zowel wegdromen als van volledige aandacht hebben voor je ‘real life’ zijn niet te onderschatten. Ik denk dat we jongeren een handje moeten helpen om dat te beseffen, bijvoorbeeld door samen de digitale kraan af en toe dicht te draaien. Noem het een sociale media sabbatical, of korter: een smabbatical. Het zal ze anders naar de alledaagse werkelijkheid laten kijken, misschien bewuster maken van wat sociale media te bieden hebben en wat je erdoor mist. Food for thought: ● Wat voor afspraken heb jij gemaakt met je leerlingen over het gebruik van smartphones en sociale media? ● Hoe denken je leerlingen over een smabbatical? Zouden ze het eens uit willen proberen? Wat zouden ze het meest missen?
28
Het slimste jongetje van de klas Eerst haalde hij een tien voor rekenen. Daarna werd hij steeds beter in onthouden en leerde hij praten. Een beetje monotoon misschien en met een wat blikkerige stem, maar toch. Hij leerde ook luisteren, waarna beslissingen nemen de volgende stap was: eerst informatie verzamelen, die interpreteren en vervolgens de juiste keuze maken. Onder de codenaam Deep Blue nam hij het in 1995 op tegen Garri Kasparov in het edele schaakspel. Hij verloor, maar met opgeheven moederbord. Vorig jaar nog won hij als Watson van twee deelnemers aan het Amerikaanse spelprogramma Jeopardy. En hij is nog altijd niet uitgeleerd. Sterker nog, de Wet van Moore vertelt dat zijn capaciteiten zich steeds sneller zullen ontwikkelen. Aan de ene kant zijn we als mens gefascineerd door dit door onszelf bedachte slimste jongetje van de klas: de computer. Aan de andere kant vinden we onszelf nog altijd slimmer. Anything you can do, I can do better, zongen Betty Hutton en Howard Keel destijds in de film 'Annie Get Your Gun'. Maar mensen zijn al lang niet meer better in 'anything' dan de computer. In het onderwijs leiden we jongeren op voor de toekomst. Wie nu als peuter met tranen in de ogen voor het eerst mama weg ziet fietsen van het schoolgebouw, zal ongeveer in 2028 de eerste stappen zetten in de wereld van werk en burgerschap. Het lijkt me van groot belang om als opvoeders en opleiders na te denken over wat we die peuter moeten meegeven om straks te leven naast én te concurreren mét het slimste jongetje van de klas. Want alles wat computers sneller, slimmer en goedkoper kunnen doen, zullen ze uiteindelijk gaan doen. 29
Ons brein heeft een aantal unieke kwaliteiten aan boord waarin we nog wel even beter zullen zijn dan computers. Denk aan creativiteit, empathie, zelfbewustzijn en reflectie. Niet voor niets staat een thema als creativiteit prominent in het lijstje van 21e eeuwse vaardigheden. Puur menselijke kwaliteiten ontwikkelen, draagt bij aan de ontwikkeling van ons als mensheid. Belangrijk dus. Een kwaliteit waar je in dit kader misschien niet zo snel aan denkt, is de unieke samenwerking van ons brein met ons lichaam. Robots zijn nog altijd slechte voetballers, dansers en bedden-van-bedlegerige-patiënten-verschoners. De robots die er voor dit soort taken zijn, zijn bovendien duur. Meer aandacht voor motorische ontwikkeling op school is nog niet zo’n gekke gedachte... Food for thought: ● Wat betekent de snel toenemende kracht van computers voor jouw vakgebied? ● Welke vaardigheden hoeven we onze kinderen eigenlijk niet meer te leren omdat computertechnologie ze overbodig heeft gemaakt of zal gaan maken?
30
Hoe toets je 21e eeuwse vaardigheden? Toetsuitslagen. Ze zeggen iets over hoe je ervoor staat. Handig. Van alle leerlingen samen zeggen ze iets over de kwaliteit van het onderwijs op je school. Handig. Ze managen de verwachtingen van je toekomstige werkgever of vervolgopleiding. Handig. Goed dus, dat het Centraal Schriftelijke Examen en de CITO-toets er zijn. Of is dat maar een deel van het verhaal? We leven immers in de 21e eeuw. De alomtegenwoordige turflijsten zeggen niet zo heel veel meer dan hoe je past in het huidige systeem. En over je parate kennis en vaardigheden natuurlijk. Belangrijk, maar in de werkelijkheid van nu, en zeker die van morgen, hebben we daarnaast vooral informatie nodig over hoe we scoren op indicatoren voor succesvol leren en leven, zoals (op afstand) samenwerken, je gemakkelijk aanpassen, creatief denken, authenticiteit, probleemoplossend vermogen en interen intrapersoonlijke vaardigheden. Noem het de 21e eeuwse vaardigheden. Maar nu komt het lastige. Toetsen van wat je goed of fout kunt rekenen is gemakkelijk. Een ‘d’ waar ‘dt’ had moeten staan is gewoon een punt eraf. Met rode pen! Maar hoe toets je 21e eeuwse vaardigheden? Wanneer heb je objectief gezien een 7,5 verdiend voor creativiteit, een 8 voor kritisch denken en een 6 voor probleemoplossend vermogen? Of nog lastiger: hoe weet je wanneer je het voor een specifieke baan of vervolgopleiding gewenste niveau van zelfsturend vermogen hebt bereikt
31
Deels is dit probleem best op te lossen. Kijk aandachtig naar het gedrag van een leerling in twee of drie verschillende situaties - noem het assessments - en je weet al erg veel. Geef geen cijfer, maar een indruk. ‘Die redt het wel...’ of ‘Met wat sturing en structuur van buitenaf moet het gaan lukken...’ Doe dat met een deskundig team van docenten of begeleiders om het oordeel meer valide te maken. Je kunt de vaardigheden soms beschrijven in competenties met niveaus. Op het hoogste niveau heeft een leerling dan bewezen dat hij ‘in complexe projecten met meerdere stakeholders tot een werkbare planning kan komen’. Een probleem blijft over. Deze manier van toetsen biedt geen keihard cijfer, geen ultieme meetbaarheid. Maar misschien is het wel een 21e eeuwse vaardigheid daarmee om te kunnen gaan. Food for thought: ● Hoe beoordeel je op dit moment kwaliteiten of vaardigheden van leerlingen die niet gemakkelijk te toetsen zijn?
32
Generalistisch of specialistisch? Een brood: in een ver verleden werd het nog gemaakt door één persoon. Daarna gingen we ons specialiseren. De een verbouwde het graan, de ander fabriceerde de oven en weer een ander bakte het brood. En we specialiseerden ons verder. Aan ons hedendaags dagelijks brood werken inmiddels vele specialisten, in binnen- en buitenland. De een sleutelt in een laboratorium aan gistsoorten, de ander ontwerpt thermostaten voor in de ovens, weer een ander koopt graan in in een ver buitenland. Enzovoort. Vraagje: als de samenleving om steeds gespecialiseerder specialisten vraagt, waarom bieden we onze kinderen op school dan nog altijd een programma dat opleidt tot matige generalisten? Aan het eind van het voortgezet onderwijs spreek je immers slechts steinkohlen Deutsch, stonecoal English en Français de chou de pierre, kun je een beetje rekenen en ken je de hoofdsteden van de Europese landen. Ik chargeer. Natuurlijk, we willen met onderwijs iets doorgeven van onze rijk geschakeerde cultuur, we willen kinderen de kans geven uit een breed palet aan mogelijkheden te ontdekken waar hun passies en talenten liggen en ervoor zorgen dat de toekomstige wiskundige kan communiceren met de econoom. De huidige programma’s in het voortgezet onderwijs zijn daar een - wat mij betreft gebrekkig - antwoord op. Er valt zoveel te leren, maar waardevolle kennis van of over Mandarijn, psychologie, ondernemerschap en mediawijsheid staat nauwelijks op de kaart in de klas.
33
Terug naar het specialiseren. Ik geef een formule. S = T * P (10.000 uur). Van de Zweedse psycholoog K. Anders Ericsson weten we dat je - liefst voor je twintigste - zo’n 10.000 uren oefening nodig hebt om te excelleren in een vaardigheid. Voorwaarde is dat je talent (T) hebt en plezier (P) hebt in de betreffende activiteit. Samen geeft dat een goede basis voor een succesvol (S) professioneel bestaan als specialist. Sommige scholen kiezen voorzichtig voor de mogelijkheid je als leerling te specialiseren. Bijzonder talentvolle en gemotiveerde leerlingen, vooral op het gebied van sport en creatieve vakken, kunnen - deels buiten schooltijd - extra uren besteden aan waar ze goed in zijn, met behoud van een stukje brede ontwikkeling. Anderen zullen buiten school aan hun 10.000-urennorm moeten komen. Of wachten tot ze aan hun vervolgopleiding kunnen beginnen. Het blijft ondertussen een duivels dilemma: gaan we onze kinderen de kans bieden zich eerder en meer te specialiseren of moeten we vasthouden aan een brede algemene ontwikkeling en uitstel van keuze? Food for thought: ● Wat voor oplossingen zie jij voor het duivelse dilemma: generalistisch of specialistisch? ● Hoe zie je jezelf in dit verband? Als een specialist of een generalist?
34
Anticrastinatie De gameconsole, het mobieltje, de tablet, de televisie, de mp3-speler... onze jongeren leven permanent in een digitale snoepwinkel. Elke ping een pepermuntje, elke sms een suikerspin, elke whatsapp een winegum, elke game een gombeertje. In het luilekkerland van technologie en internet hoef je maar een vinger te bewegen of je hebt een handvol heerlijks. Het is niet moeilijk voor te stellen hoe school- en huiswerk smaakt voor een scholier anno 2012. Precies: ergens tussen havermout en gortdroog. En daar zetten ze dan ook liever morgen dan vandaag de tanden in. Eerst plezier, dan ploeteren. Wetenschappers zien een tendens: James Surowiecki haalt in een artikel in The New Yorker een onderzoek aan waaruit blijkt dat problemen rond uitstelgedrag verviervoudigd (!) zijn tussen 1978 en 2002. Ik heb wel een idee hoe het er nu - tien jaar later - voor staat. De druiven van uitstelgedrag zijn zuur, maar er is wel een smeuïg begrip voor: procrastinatie. En het gaat uiteindelijk over de bevrediging van behoeften op de korte termijn, waarbij persoonlijke doelen op de langere termijn op de lange baan worden geschoven. Jongeren, en zeker pubers, zijn daar van nature al sterker op gericht. En nu, vanuit de snoepwinkel, lijkt het perspectief op de studie van je dromen of een succesvolle carrière eigenlijk helemaal niet zo boeiend. Iedereen vertoont wel eens uitstelgedrag. Je maakt misschien - net als ik - je tuin pas in maart winterklaar. Of je checkt nog even je mail, terwijl je eigenlijk aan de slag moet met dat beleidsstuk. Maar je bent ook opgegroeid met ‘snoep 35
verstandig, eet een appel’, wat ouder en wijzer en behept met een gezonde dosis zelfdiscipline. Die combinatie van het herkennen van uitstelgedrag en de kennis van hoe je een varkentje wast is goud waard als je met jongeren werkt. Wat meer dan ooit nodig is, is wat ik maar even ‘anticrastinatie’ noem. Een tegengif voor afleidingen. Voeding voor focus. Stop dus met jeremiëren over het uitstelgedrag van jongeren. Help ze een goede balans te vinden tussen snoepen en de gezonde maaltijd. Help ze de regie te pakken over hun leven en leren. Leer ze plannen, omgaan met deadlines, taken voor zichzelf in gemakkelijker haalbare stukjes hakken en nadenken over wat ze écht belangrijk vinden om te doen. Niet volgende week, maar morgen, als je begrijpt wat ik bedoel. Food for thought: ● Op welke momenten of in welke situaties vertoon je zelf uitstelgedrag? ● Hoe help je leerlingen al om om te gaan met uitstelgedrag? ● Wat zou jij of de school nog meer kunnen doen?
36
Omzeilmeisje Er was eens een omzeilmeisje. Laten we haar voor het gemak Laurette noemen. Laurette is een pientere meid. Ze doet het laatste jaar van het vwo, met frisse tegenzin. Met slim rekenen plaatst ze zorgvuldig de hakken over de sloot, zodat ze veel tijd overhoudt om te investeren in haar grote passie: reizen organiseren naar ontwikkelingslanden vanuit een duurzaam perspectief. Laurette wil een bijdrage leveren aan een betere wereld en ze begint bij zichzelf. Laurette is een jonge ondernemer. Het startkapitaal voor haar eenmanszaak heeft ze onlangs bijeen gebracht via een online platform voor crowdfunding. Ze heeft nog nooit een reclamebureau van binnen gezien: ze doet haar volledige PR & marketing zelf en met behulp van relaties via sociale media. Als Amsterdamse is ze aangesloten bij NOPPES, een zogenaamd LETS, ofwel Local Exchange Trading Systems. Op dit netwerk worden diensten en producten ‘verkocht’ zonder dat er geld aan te pas komt. Een systeem van credits zorgt ervoor dat de waarde eerlijk verdeeld wordt. Als ze straks wat verder is, wil ze geen arbeidsongeschiktheidsvoorziening. Ze zal zich aansluiten bij een Broodfonds, waarbij een groep ondernemers samen een pot met geld beheren. Leden die door ziekte tijdelijk niet kunnen werken, worden uit deze pot betaald. Ondertussen gaat alle schooltijd op aan de voorbereiding op het examen. Hoewel de zesjes op haar cijferlijst anders doen vermoeden, studeert Laurette harder dan al haar klasgenoten. Haar school biedt geen Spaans aan, dus doet Laurette in haar eigen tijd - gratis - een opleiding Spaans bij DuoLingo. Om aan haar ondernemingsvaardigheden te werken heeft ze een 37
aantal mentoren aan zich weten te binden, die haar via sociale media volgen en tips geven. En om zich breed te ontwikkelen, bekijkt ze elke avond een van de lezingen op TED.com, Poptech of een van de andere platformen voor video lectures. Het onderwijs, de reclamebureaus, de verzekeringsmaatschappij, de bank... Laurette omzeilt zoveel mogelijk de bestaande systemen. Ze bieden te weinig toegevoegde waarde en er zijn steeds betere alternatieven voorhanden, vooral door de opkomst van sociale media. Om haar cijferlijst maakt Laurette zich geen zorgen. Haar toekomst ligt niet in een CV vol papieren bewijsstukken. Het gaat erom hoe ze zich online presenteert: een portfolio, een website, een LinkedIn-profiel en... een rijk netwerk aan waardevolle contacten. Misschien is Laurette nu nog een uitzondering. Maar er komen steeds meer omzeiljongens en -meisjes. Food for thought: ● Heb je zelf een omzeilmeisje of -jongen in de klas? Hoe ga je daarmee om? ● Als er steeds meer omzeiljongens en -meisjes komen, wat betekent dat voor de school?
38
Beroepskeuzevrijheid: een mythe Ik wilde altijd journalist worden en had daarvoor het talent. Tijdens een spelletje tafelvoetbal speelde ik radioverslaggever, later schreef ik voor de schoolkrant en op de middelbare school maakte ik met vrienden mijn eerste muziektijdschrift: Krisis. Dus schreef ik me na de havo in voor de opleiding journalistiek. Helaas, ik werd uitgeloot. En het jaar daarop ook. En het jaar daarop ook. Ondertussen deed ik de lerarenopleiding Nederlands-Engels. Nu ben ik zelfstandig ondernemer: ik verzorg workshops en trainingen in het onderwijs en schrijf voor onderwijsbladen. Het bloed is dus in mijn geval zowel gekropen waar het gaan kon, als waar het kennelijk niet gaan mocht. Ik begreep het wel. Nederland kan niet een half miljoen journalisten aan het werk houden. Dus beperk je de mogelijkheden om journalistiek te studeren. Maar wie of wat bepaalt wat onze jongeren mogen gaan studeren? De jongere zelf? De ouders, het onderwijs, de overheid? De media, de arbeidsmarkt zelf, ons beeld van de toekomst of misschien gewoon het toeval? Het antwoord is ‘ja’. Uiteindelijk spelen immers al deze (f)actoren een rol. Het klinkt als een mooi ideaal: onze jongeren de volledige vrijheid geven bij het kiezen van hun toekomstige studie en beroep. Tegelijkertijd beïnvloeden we ze van alle kanten. Denk alleen al aan de schoolvakken die we aanbieden. Waarom wel Frans en niet Russisch? Om maar iets te noemen. Of denk aan de numerus fixus bij bepaalde vervolgopleidingen. Volledige beroepskeuzevrijheid is een mythe. 39
We willen graag dat tegemoet gekomen wordt aan de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt. Dat we bijvoorbeeld straks al die gepensioneerde leraren een avondje kienen en een dagelijkse douche kunnen aanbieden. Verwachte tekorten in de zorg en de bètavakken maken het verleidelijk onze jongeren te verleiden in die richtingen hun toekomst te zoeken. Dat kun je doen met promotiecampagnes, het financieel aantrekkelijker maken van studeren in tekortvakken en het lastiger of zelfs onmogelijk maken van opleidingen die - het woord is nu aan de vox populi - ‘alleen maar opleiden tot werkloosheid’. Tegelijkertijd is het verdomd moeilijk te voorspellen wat we over tien, laat staan over twintig jaar nodig hebben op de werkvloer. Ik denk dat we jongeren zoveel mogelijk moeten ondersteunen bij het ontdekken van hun passie en talenten. En ze veel keuzevrijheid moeten bieden in studiemogelijkheden. De kans om werk te vinden (of zelf te creëren), kunnen we vergroten door aandacht te besteden aan ondernemerschap en de basis te leggen voor een leven lang leren (o.a. door aandacht te besteden aan ‘self directed learning’). En uiteindelijk zal het bloed kruipen waar het gaan kan. Food for thought: ● In hoeverre mag of moet de overheid 'sturen' in studieen beroepskeuze? Welke middelen zijn daarbij geoorloofd? ● Hoe zie je de rol van het onderwijs in het proces om te komen tot een studie- en beroepskeuze? En jouw persoonlijke bijdrage daarin?
40
Iedere leraar trendwatcher 2028-2078: stelt u deze periode in de toekomst eens voor. Het is een kleine denkoefening die ik regelmatig voorleg aan professionals in het basisonderwijs. Waarom die jaartallen? Ze staan voor de periode waarin de vierjarigen van nu als burger en werkende actief zullen zijn in de samenleving. Dezelfde vierjarigen die in september aan de voorbereiding op die periode gaan beginnen, met knikkende knietjes en snikkende ouders op hun allereerste schooldag. Dezelfde vierjarigen die u gaat leren om te tellen, te tekenen, om ruzies op te lossen en ga zo maar door. Werkt u in een andere vorm van onderwijs, pas dan zelf even de jaartallen aan. Lerarenopleiders aan de pabo’s bereiden startende studenten voor om over vier jaar kleuters te gaan begeleiden richting de periode 2032-2082. Brugklassers stoomt u klaar voor de periode 2020-2070. Terug naar 2028. Dat is vandaag plus zestien jaar. Ga nu eens zestien jaar terug in de tijd: we belanden in de vorige eeuw. We werkten met Windows 95, internet was nog voor nerds en we belden mobiel met dumbphones. Wat is er sindsdien veel veranderd, niet alleen in,maar vooral ook door ontwikkelingen in de technologie. Ik geef het op een digitaal briefje: de komende 16 jaar gaat er nog veel meer veranderen... Genoeg gerekend. Nu de boodschap, want denken over de toekomst waarop u uw leerlingen voorbereidt is allerminst vrijblijvend. Het is een opdracht. Iedere leraar een trendwatcher! 41
Denk na over de toekomst, de rol die uw vakgebied daarin speelt, de vragen die op jonge mensen af gaan komen, volg professionele trendwatchers, lees rapporten van organisaties die zich bezighouden met het volgen van ontwikkelingen, zoals het CPB, beleg een brainstormsessie met uw team om vast te stellen hoe het onderwijs meer toekomstproof kan worden en verdiep u in publicaties over 21st Century Skills. Of zoals professioneel trendwatcher Adjiedj Bakas me in 2009 uitlegde: ‘Trendwatchen is een kwestie van je oren en ogen openhouden voor alles wat er om je heen gebeurt. De grote lijnen ontdekt u door veel te lezen, te luisteren en te kijken. Volg de media, scan de krantenkoppen en vertaal wat u leest naar uw eigen vak of naar nieuwe thema’s die de moeite waard zijn om te behandelen.’ Ik ga graag nog een stapje verder. Volg niet alleen wat de periode 2028-2078 gaat vragen, maar denk ook na over hoe u er als onderwijsmens een bijdrage aan kunt leveren dat deze periode er een wordt van meer verdraagzaamheid, duurzaamheid, gezond en betekenisvol leven enzovoort. Zo wordt u ook een trendsetter. Food for thought: ● Hoe vertaal je toekomstscenario’s naar concrete leeractiviteiten en -inhouden voor je leerlingen en je vakgebied? ● Hoe sta je zelf in het onderwijs over tien, twintig jaar? Wat heb je nodig om dan lekker te kunnen functioneren? ● Wat verwachten je leerlingen van de toekomst? Welke trends zien zij?
42
Smart meets Druk, druk, druk... je hoort niet anders als je in het onderwijs rondloopt. Hoge werkdruk kan leiden tot stress en norsheid. Dat is funest voor de creativiteit. Strompelend met de tong op de schoenen op weg naar de vakantie. De vraag is of dat nodig is. Het antwoord is in elk geval dat het niet wenselijk is. Daarom een kort consult van onze afdeling slimmer werken. De instructie: een aantal teamleden gaat voorafgaand aan het nieuwe schooljaar twee dagen de hei op. De missie: formuleer vijf SMART-geformuleerde voorstellen, waarmee de school door slimmer werken minimaal de uren die besteed zijn aan de heidagen gedurende het nieuwe schooljaar kan terugwinnen. En die vervolgens elk schooljaar dezelfde tijdswinst opleveren. Bedenk vervolgens hoe je de uiteindelijke tijdswinst gaat gebruiken voor activiteiten die je teamleden plezierig vinden om te doen én die ten goede komen aan nóg sprankelender onderwijs ten behoeve van de leerling. We noemen de projectgroepen Smart Meets. Letterlijk vertaald 'slim ontmoet' maar tegelijkertijd een 'tongue in cheek' verwijzing naar onze eigenwijze en ervaren eminence grise van de sportjournalistiek. Twee brillen die ik uw Smart Meets-team wil meegeven. Eén: doe niet alles zelf. Ontdek hoe een betere samenwerking tussen collega’s - ook bovenschools - kan leiden tot efficiënter werken. Betrek ouders, leerlingen en andere partijen. Klim op de schouders van reuzen en kijk verder dan ooit iemand heeft kunnen kijken. Vertrouw en geef vertrouwen. Een tipje zonder 43
sluier? Bouw bovenschools aan een verzameling oefenbladen, waarbij iedere leerkracht zich committeert aan de opdracht om een bijdrage te leveren. Twee: maak gebruik van hedendaagse slimme technologie. Kies voor passende, eenvoudige oplossingen. Werk meer in de cloud. Stuur agenda’s en notulen van vergaderingen niet langer rond, maar zet ze, open voor alle deelnemers, online. Bijvoorbeeld in Google Docs. Dat scheelt heen-en-weergestuur en correctiewerkgepuzzel. Vooral administratieve zaken kunnen slimmer gedaan worden. Veel software is complexer dan nodig. Kies voor een van de vele eenvoudigere - vaak goedkopere of zelfs gratis - alternatieven en ben kritisch op wat je administreert. Food for thought: ● Wat zou je school slimmer kunnen organiseren? ● Wat zou je zelf slimmer kunnen organiseren? Wat heb je daarvoor nodig?
44
Aansluiten of laten aansluiten Onderzoek naar de werking en ontwikkeling van het brein wijst uit dat pubers ‘s morgens over het algemeen niet vooruit te branden zijn. Hun slaap-waakritme verlegt zich en daar kunnen ze helemaal niets aan doen. Geen probleem, beginnen we de school toch een half uurtje later. Leerlingen zitten massaal met hun neus in Facebook in plaats van in het leerboek. Geen probleem: dan voorzien we ze via sociale media van lesmateriaal. Ja maar – hoor ik u zeggen ze kunnen zich daar maar tien minuten geconcentreerd mee bezig houden. Geen probleem: dan knippen we de stof toch op in hapklare brokken, zoals flitsende videofilmpjes en tweets van 140 karakters. Kinderen houden niet van de poëzie van de Vijftigers en dat is ook geen probleem: dan gaan we toch gewoon aan de slag met het analyseren van teksten uit de hedendaagse rapmuziek. Op tijd kunnen opstaan is een basic werknemersvaardigheid. Als werkende moet je met de systemen en de software aan de slag waarmee je organisatie werkt. Ja, ook met dat saaie spreadsheet-programma. Je past je maar aan. En nee, de Belastingdienst accepteert je check-in-lijstje van Foursquare niet als sluitende kilometerregistratie voor je leaseauto. Heb je moeite met je concentreren? Hoe houd je dan die anderhalf uur durende vergadering vol? Krijg je dat dikke rapport uit voor morgenochtend, als je een samenvatting moet geven voor je collega’s? Neurie je straks herhaaldelijk een verveeld ‘spring maar achterop bij mij’ of kun je geluk of troost voelen na het lezen van een Vijftiger-gedicht dat in een paar regels jouw 45
gevoelens weet te verwoorden als je even in de war bent door de complexiteit van het leven? Aansluiten of laten aansluiten, that’s the question. En die is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Sluit je alleen maar aan bij wie je leerlingen al zijn, dan leren ze bar weinig. Houd je geen rekening met wie ze zijn en wat ze bezighoudt, dan verlies je ze. Het vinden van een gulden middenweg tussen aansluiten of laten aansluiten is een eerste stap, maar een beetje van beide is niet genoeg. Door te weten wie je leerlingen zijn, kun je als volwassen begeleider zien waar hun talenten en behoeften zitten, maar ook waar de noodzaak zit tot groeien. Daarna mag je het lijntje van de verleiding uitzetten. Zodat die ‘facebooker’ ook eens een TED-talk ‘vind ik leukt’. Zodat die puber bijna niet te stoppen is in het werken aan dat project over duurzame energie. Of in het schrijven van eigen gedichten of het programmeren van een game over inflatie. Zodat ze straks klaar zijn voor de stap naar de boze grotemensenwereld. Food for thought: ● Aansluiten bij de leerlingen enerzijds en anderzijds de leerlingen laten aansluiten bij jouw wereld. Waar ligt voor jou de balans?
46
Verantwoordelijkheid moet je leren Als grote organisaties en de overheid steeds minder voor ons zorgen, zullen we steeds meer voor onszelf en voor elkaar moeten zorgen. Mooi, want meer verantwoordelijkheid krijgen biedt unieke mogelijkheden om je eigen keuzen te leven en te laten zien wat je waard bent. Vervelend, want het lukt niet iedereen om altijd maar sterk en slim genoeg te zijn om te overleven in de veeleisende wereld van vandaag. En niet iedereen heeft een sociaal vangnet dat in tijden van nood klaar kan of wil staan. Twee kanten van de medaille: mooi en vervelend. Maar de medaille staat vooral voor een gegeven. We hebben geen keus, leer maar omgaan met die grotere verantwoordelijkheid. We verwachten van de kinderen van nu dat ze straks als verantwoordelijke burgers en werkenden de handschoenen oppakken die opgepakt moeten worden. Daarvoor zullen we ze moeten toerusten. Leren omgaan met verantwoordelijkheid begint met het kunnen experimenteren met verantwoordelijkheid. En dat begint met verantwoordelijkheden krijgen. Niet teveel tegelijk, gedoseerd dus en met de nodige begeleiding. Opvoeders en leraren zijn daar niet altijd goed in. Want waar je kinderen verantwoordelijkheid geeft, kan het misgaan. Als de fietstocht gevaarlijk is, breng je ze met de auto naar school. Je wijst ze er keer op keer op op tijd met hun huiswerk te beginnen. Of je vervangt de betonnen stoeptegels onder het klimrek door tegels van rubber. Logisch, je wilt ze behoeden voor domme fouten, pijn en mislukkingen. 47
Hoe kun je kinderen op een eigentijdse manier leren omgaan met verantwoordelijkheden? Neem het thema ‘straffen’. Een ouderwetse straf ontslaat de leerling van de verantwoordelijkheid zelf de problemen op te lossen die hij of zij veroorzaakt heeft. Wil je leerlingen verantwoordelijkheid bijbrengen, geef ze dan de opdracht zelf een passende manier te vinden om de schade te herstellen. Ook verantwoordelijkheid voor elkaar moet je leren. Laat leerlingen onder andere meer samenwerken en begeleid op gepaste afstand, vooral op het proces. ‘Hoe ga je dit oplossen en wat heb je daarvoor nodig?’ is een vraag die thuishoort in het repertoire van elke leraar. Kleine interventies, zorgen voor een altijd beschikbaar vangnet, vertrouwen geven en hoge verwachtingen uiten doen de rest. Food for thought: ● Op welke manieren geef je bewust kleine of grotere stukjes verantwoordelijkheid aan je leerlingen? ● In welke leeractiviteiten zou je leerlingen nog meer verantwoordelijkheid kunnen geven?
48
Een kist vol woordenschat Woorden helpen bij het denken. Heb je meer woorden tot je beschikking, dan kun je beter denken. Tenminste, als het woorden zijn die iets van belang beschrijven en waarvoor je eerst nog geen woord had. Er is ook zoiets als verbale diarree. Excusez le mot. Maar de metafoor is gepast: van sommige woorden draait je maag nu eenmaal om. Opbrengstgericht processen evalueren vanuit een innovatieve doelstelling om te komen tot praktijkrelevante competenties? Sorry, maar dat zijn woorden die me eerder hinderen bij het helder denken dan dat ze me antwoorden opleveren. Er zijn woorden die mijn perspectief op onderwijs daadwerkelijk veranderd hebben. Daar is een mooi woord voor: een paradigmaverschuiving. Bij zo’n paradigmaverschuiving voel je bijna fysiek energie vrijkomen in je brein. Een ‘Wow!’-gevoel, maar dat vind ik dan weer 'bla bla’, net als ‘bla bla’ zelf overigens. Nog een paar voorbeelden: een van mijn docenten aan de lerarenopleiding Nederlands wees me destijds op het idee dat je als neerlandicus de taal niet alleen prescriptief (is: voorschrijvend) moet benaderen. Het gaat ook om het descriptieve: beschrijf wat je ziet en hoort en ontdek zo hoe de taal zich ontwikkelt. Bij het maken van meerkeuzevragen moet je het beste antwoord kiezen. Dat doe je door convergerend te denken. Zoveel mogelijk oplossingen bedenken heet divergerend denken. Een goede denker kan allebei, het is een voorwaarde voor creatief denken. Laat dat nu een belangrijke vaardigheid voor de 21e eeuw zijn.
49
Of neem het begrip hineininterpretieren: een betekenis aan iets toekennen die het best past bij je eigen perspectief en daarbij andere betekenissen uit het oog verliezen. Iedere leraar heeft er mee te maken. Bijvoorbeeld bij pogingen om het gedrag van pubers te verklaren. En dan is er dat bijna niet te vertalen begrip tacit knowledge. Iedereen beschikt erover. In mijn geval: ik kan in een korte scan zien of een tekst deugt. Wil ik dan uitleggen hoe je een goede tekst schrijft of goede feedback formuleren op andermans teksten, dan kost dat veel meer moeite. Tacit knowledge heeft iets te maken met intuïtie. In Malcolm Gladwell’s ‘Blink’ vind je er prachtige voorbeelden van. Leerlingen beschikken ook over 'tacit knowledge'. Dit herkennen en leren wat je ermee kunt, kan bijdragen aan je ontwikkeling. Er over nadenken is een vorm van metacognitie, het denken over je denken. En dat is weer een belangrijke vaardigheid voor iedereen die wil leren. Tot zover deze greep uit mijn persoonlijke woordenschatkist. Food for thought: ● Met welk woord heb je als onderwijsprofessional een bijzondere band omdat het je helpt bij het denken over je werk?
50
Experimenteren mét kinderen ‘Je mag niet experimenteren met kinderen.’ Ken je die uitdrukking? Je hoort hem vaak als reactie op een idee voor een vernieuwende aanpak in het onderwijs. Ik zeg: ‘Je moet experimenteren mét kinderen.’ Toen onze mop nog een mopje was, had ze regelmatig ruzie met haar nichtje. Het leek alsof ze niet met én niet zonder haar kon spelen. Om een oplossing te vinden voor dit vervelende gedrag las ik alle opvoedingsboeken waar ik de hand op kon leggen. Maar vooral experimenteerde ik: met de haal-ze-uit-elkaar-aanpak, de laat-ze-het-maar-uitvechtenaanpak, de beloon-goed-gedrag-aanpak, de speel-het-idiotegedrag-na-met-moeder-aanpak... Zie je het voor je? Ach, ik probeerde maar wat en uiteindelijk kwam het goed. Wat precies het succesrecept is geweest? Ik zou het niet weten. De wetenschap heeft ons fantastische inzichten gebracht voor een van de moeilijkste takken van sport: opvoeding en onderwijs. Ze bieden houvast. Tegelijkertijd komen we dagelijks situaties tegen waarin een beproefde aanpak niet werkt. Elke leerling is anders, elke situatie is anders. Een leerling reageert zomaar anders op je aanpak dan wat de literatuur voorspelt. Een complex samenspel in een groep zorgt voor een verziekte sfeer in de klas, zonder dat je precies de vinger op de zere plek kunt leggen. De enige oplossing: experimenteer met interventies die je baseert op intuïtie, gezond verstand en een flinke scheut lef. Wat voor de pedagogiek geldt, geldt ook voor de didactiek. Lang niet altijd leidt ons goedbedoelde ‘evidence based’ onderwijs tot de gewenste kennis, inzichten, vaardigheden en 51
attitudes. Nogmaals: elk kind is anders, elke situatie is anders. Lukt het niet op basis van een beproefde methode een begrip of concept over te brengen, dan zullen we moeten experimenteren met alternatieven. Zeker, de kans is aanwezig dat het ook dan niet lukt. Zo’n mislukking is niet erg. Kinderen leren, ook als dingen fout gaan. Ze zijn veerkrachtig, krabbelen met indrukwekkend veel energie telkens weer op na een val. En ook wij leren van onze mislukkingen. Experimenteren met leerlingen is belangrijker dan ooit. Met zijn ‘survival of the fittest’ doelde Charles Darwin op het principe dat zij die zich het best aan kunnen passen aan de omstandigheden de grootste overlevingskansen hebben. Die omstandigheden veranderen momenteel snel, razendsnel. Aanpassen is daarmee niet langer een eenmalige exercitie, waarop je de rest van je leven en loopbaan kunt teren. Het is een continue opdracht geworden, voor iedere deelnemer aan de samenleving, ook voor leraren en leerlingen. Kunnen experimenteren en participeren in experimenten is hierbij een cruciale vaardigheid. Food for thought: ● Heb je zelf wel eens een experiment(je) gedaan met je leerlingen? Wat waren de resultaten en hoe heb je die geanalyseerd en geïnterpreteerd?
52
Waar of onwaar? Tijdens de verkiezingscampagne van afgelopen zomer was het ‘hot’: factchecken. Journalisten checkten live of de stemmenwervende uitspraken van politici hout sneden. Dagblad nrc.next startte enige tijd geleden de rubriek next.checkt om beweringen in de media onder een vergrootglas te leggen. Waar of onwaar? Dat is de vraag! Waar informatie voorheen schaars was, worden we worden nu bedolven onder een tsunami van feiten, meningen en interpretaties. Ieder druppeltje van deze vloedgolf vormt een element voor waarheidsvinding. De druppeltjes spreken elkaar echter gemakkelijk tegen. Of ze vertroebelen wat eerst helder leek. De werkelijkheid blijkt dan complexer dan gedacht. Zo is het lastiger dan ooit de echte waarheid te leren kennen. Of beter gezegd: vroeger was het gemakkelijker een waarheid te accepteren. Als het voor volwassen burgers al zo lastig is om al die brokjes informatie te vertalen naar de waarheid, hoe moet dat dan voor jongeren zijn? Moeilijk, erg moeilijk! En dus moeten we ze leren hoe je informatie beoordeelt. Dat dat nodig is, geef een recent onderzoek in opdracht van Mediawijzer aan: 80% vmbo-jongeren checkt betrouwbaarheid bron niet structureel. Meer dan ooit moeten we jongeren leren om kritische vragen te stellen bij alle informatie die op ze afkomt. Wie is de afzender van de boodschap? Welke belangen heeft deze afzender? Begrijpend lezen moet daarvoor naar een volgend level getild worden. En omdat de media steeds visueler worden, hebben we ook behoefte aan zoiets als ‘begrijpend kijken’. Wat vertelt de lichaamstaal van een spreker? Is deze 53
foto een weergave van de werkelijkheid of is het beeld gemanipuleerd? Hoe bepaalt het camerastandpunt wat je wel en niet te zien krijgt in dit videofragment? Met het leren checken van feiten ben je er niet. We moeten steeds vaker persoonlijke keuzes baseren op de beschikbare informatie. In het stemhokje, voor onze loopbaan, in de winkel. Misschien wel de moeilijkste opdracht voor de ‘21e-eeuwer’ is het accepteren dat lang niet voor alles dé waarheid beschikbaar is. Dat begint met onderwijs dat niet alleen maar aandacht besteed aan absolute waarheden. Food for thought: ● Hoe zou je leerlingen facts kunnen laten checken? Heb je dat wel eens gedaan? Hoe pakte dat uit? ● Wat zijn thema’s uit je vakgebied waarbij dé waarheid niet bestaat of waarbij er geen consensus is onder wetenschappers? Zijn daar thema’s bij waarbij die consensus er tien, twintig jaar geleden wel was, met de kennis van toen?
54
Talent en de hoogte van de lat Talent en passie. Mooie woorden, onder andere uit het vocabulaire van de door mij zeer gewaardeerde Sir Ken Robinson. Als je doet waar je goed in bent én waar je van geniet kom je in je element. En daar presteer je op je allerbest. Het is ook een belangrijke boodschap aan het onderwijs: steek niet alle tijd en energie in het wegwerken van achterstanden, maar richt je meer op waar kinderen goed in zijn. De wereld heeft behoefte aan uniek talent, niet aan eenheidsworst. John Moravec heeft daar een prachtig beeld bij van een tempex bakje met hersenen. De school levert volgens hem nog te vaak kiloknallers af in plaats van unieke dekseltjes die op dito potjes passen. Mooie gedachten, maar 'werken aan talent' en 'wegwerken van achterstanden' als tegenstrijdigheden hanteren is wat mij betreft te kort door de bocht. Twee redenen: 1 Om je unieke talent überhaupt in te kunnen zetten in dienst van de samenleving, heb je een minimum set aan competenties nodig. Kiezen voor talentontwikkeling geeft ons de uitdagende opdracht die set te definiëren. Wat moeten de burgers van morgen minimaal kennen en kunnen. Foutloos spellen? Rekenen zonder rekenmachine? Respectvol een gesprek kunnen voeren? Het gaat dan over burgerschap en over basiskennis. De ontwikkeling van allerlei 'canons' lijkt hier een bijdrage aan te willen leveren, maar die geven lang niet alle antwoorden. Zeker niet in het licht van een veranderende samenleving. 2 Als je je talent hebt ontdekt en het verder gaat ontwikkelen, kom je in een league van gelijkgetalenteerden. In de 55
transparantie die de huidige wereld zo kenmerkt wordt gemakkelijk inzichtelijk hoe je kwaliteiten zich verhouden tot die van anderen. Kun je goed zingen? Meet je met andere zangers in The Voice of Holland of door je liedjes op YouTube te publiceren. Dit verhaal geldt niet alleen voor zingen. Schrijven, koken, verzorgen van mensen, dieren of planten: je zult regionaal, landelijk of zelfs wereldwijd moeten concurreren met meer talent dan ooit. Genadeloos worden daarbij achterstanden blootgelegd. Je kunt goed presenteren, verkopen, dansen of lassen, maar kun je dat ook ten opzichte van al die andere gemakkelijk vindbare talenten? Achterstanden wegwerken blijft dan een thema, al noem je het nu misschien finetuning. Die finetuning gaat een leven lang door en zodra je volwassen bent, ben je er grotendeels zelf voor verantwoordelijk. Ga er maar aanstaan! Laten we het 'wegwerken van achterstanden' dus niet bij het grof vuil zetten, maar het herkaderen vanuit de gedachte dat we kinderen de dingen meegeven die ze echt nodig hebben én dat we met ze willen werken vanuit hun talenten. Bij dat laatste kunnen we 'wegwerken van achterstanden' misschien positiever formuleren als: jezelf continu uitdagen de lat telkens wat hoger te leggen. Food for thought: ● Hoe ziet voor jou de ondergrens eruit van wat ieder kind moet kunnen en kennen? ● Wat zou je school (extra) kunnen doen om specifieke talenten van leerlingen te ontdekken en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling ervan? ● Hoe verandert jouw rol in het onderwijs als scholen zich meer op een minimum set aan competenties en de finetuning van talent gaan richten? 56
Bewijs het met badges! Open Badges is een project van Mozilla, het bedrijf achter de populaire browser Firefox. Het draait om een open systeem waarmee je zogenaamde badges toe kunt kennen en beheren. Het idee van de badge komt uit de wereld van games en sociale media. Net als een level geeft een badge aan wat je al beheerst en op welk niveau. Het level gaat over de progressie in het spel als geheel, een badge over het beheersen van een deelvaardigheid. Wat zouden we in het Nederlandse onderwijs kunnen doen met badges? Ontmoet Stefan, een leuke, enthousiaste gast van 15, leerling van een vmbo, richting handel en administratie. Zijn ouders hebben een winkel in bedden. Stefan is handig met computers. Hij bouwt in zijn vrije tijd een webshop, een extra verkoopkanaal voor het bedrijf van zijn ouders. Sinds de webshop live is, is de omzet van de winkel gestegen, vooral door de extra online verkoop van beddengoed. Zoals Stefan zijn er duizenden jongeren die buiten school bezig zijn met activiteiten waar ze plezier in hebben én ontzettend veel van leren: de organisatie van een groot jubileumfeest voor de voetbalclub, een bijbaantje, het repareren van brommers voor buurtgenoten of het bijhouden van een informatieve website over hun hobby. Noem het informeel leren. Zou het niet mooi zijn om daar wat meer mee te doen in het kader van onderwijs? Leerlingen kunnen dan bijvoorbeeld activiteiten in hun vrije tijd upgraden tot leerproject. Ze dienen daartoe op school een 57
plan in en zoeken een leraar die het project wil en kan begeleiden, bijvoorbeeld vanuit diens specifieke deskundigheid en ervaring. De leerling doorloopt het project en bewijst na afloop aan de begeleider wat hij heeft gedaan en geleerd. Bij goedkeuring van het project door de begeleider ontvangt de leerling een badge, een soort deelcertificaat dat gekoppeld is aan bewijslast van de leerling (een verslag, het plan) en een door de begeleider ingevuld beoordelingsformulier. De badge wordt toegevoegd als bijlage aan het diploma en is onderdeel van het portfolio. De volgende stap: om badges betekenis te geven voor de arbeidsmarkt, organiseren we landelijke samenwerking. We hanteren overal dezelfde badges: gele badges zijn voor aardige extra inspanningen, uitmuntende prestaties worden beloond met een gouden badge enzovoort. De verschillende badges zijn vormgegeven als afbeeldingen, die de leerling ook op diens online profielen kan plaatsen. Verder hanteren we uniforme criteria om de betreffende leerprestatie te kunnen valideren. Leraren kunnen zich na bestudering van de afspraken registreren als begeleider. We stimuleren leerlingen meer te halen uit alle activiteiten waar ze van leren en geven meer erkenning voor hun passie en talenten. Deelnemende scholen kunnen zich daarnaast profileren met deze extra aandacht voor individueel talent. Bovendien sturen ze leerlingen met een rijker portfolio de grote, boze wereld in. Food for thought: ● Zie je voor jezelf een rol als begeleider van leerlingen die buiten de school leerervaringen willen opdoen? 58
●
Zou buitenschools leren in de toekomst een deel van het binnenschools leren kunnen vervangen? Zo ja, wat betekent dat voor jouw rol als leraar?
59
Ruimte geven, ruimte creëren Het team. Aan de ene kant van het spectrum ontmoeten we de vleesgeworden stiptheidsactie. Aan de andere kant de verpersoonlijking van de burgerlijke ongehoorzaamheid. Ertussenin alles wat er tussenin past. Dit team maakt de organisatie tot wat deze is. Een schoolorganisatie bijvoorbeeld. Laat me even inzoomen op de twee uitersten. Meneer Stiptheidsactie heeft zo zijn beweegredenen. Misschien is hij moe van alle gedoe en wil hij met het volgen bij de regeltjes nog meer gedoe voorkomen. Het kan ook ijverigheid, zorgvuldigheid zijn of juist angst voor represailles. Van de inspectie, het bovenschools management, naar aanleiding een streng geformuleerde oekaze! Meneer Stiptheidsactie volgt regels en procedures omdat ze houvast bieden, omdat het nu eenmaal zo is afgesproken of omdat er over is nagedacht door mensen die waarschijnlijk weten wat goed en belangrijk is. Ook Mevrouw Burgerlijke Ongehoorzaamheid heeft zo haar beweegredenen. Misschien is zij moe van het systeem en wil ze zich daar met haar manier van werken zoveel mogelijk aan onttrekken. Om zichzelf te beschermen tegen de alles vernietigende frustratie. Het kan ook eigenwijsheid zijn, boosheid op ‘wat ze daarboven allemaal bekonkelen’ of juist een sterk gevoel van professionele bevlogenheid in combinatie van een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Mevrouw Burgerlijke Ongehoorzaamheid lapt nonchalant of doelgericht de regels en procedures aan haar laars. 60
De laatste weken heb ik in de media nogal wat artikelen gevonden over ruimte in het onderwijs. In zo’n verhaal stelt de ene geïnterviewde dan dat je als onderwijsprofessional aan alle kanten ingesnoerd wordt. Het systeem dwingt je tot stiptheidsactie. De andere geïnterviewde stelt juist dat je als professional gewoon de ruimte moet pakken die je nodig hebt om je werk goed te doen. En dat die ruimte er dan ook is. Kennelijk worstelt menig leraar met de vraag hoe hij of zij de maximaal beschikbare ruimte gebruikt zonder het systeem te ondermijnen of zich te onttrekken aan de richting die het team op wil gaan. En hoe hij de grenzen waar nodig nog wat oprekt. Vanuit professionele bevlogenheid, verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van kinderen en betrokkenheid bij het team. Food for thought: ● Hoe pak jij je professionele ruimte en waar ervaar je je daarin beperkt?
61
Talent en leerbaarheid Rekenen, taal, aardrijkskunde, maar ook cultuur, ondernemerschap, studievaardigheden en 21st century skills... kinderen moeten steeds meer leren om later als ze groot zijn een beetje goed mee te kunnen doen in de steeds complexer wordende wereld. Het aantal beschikbare uren school verandert echter niet. Daarmee rijst al snel de vraag: hoe stoppen we nog meer kennisoverdracht in dezelfde onderwijstijd? Vanuit alle hoeken en gaten, in en buiten het onderwijs, worden oplossingen aangedragen. Breng - heel opbrengstgericht - de stof extra goed over, zodat de leerling het eerder begrijpt. Of kaasschaaf hier een stukje poëzie weg en daar een stukje gym, onder het motto: de toekomst is aan stijve harken met het culturele besef van een regenworm. Nog een alternatief dan: breng twee dingen tegelijk over. Verstop bijvoorbeeld rekenopdrachtjes in de gymles: verdeel je 24 klasgenoten evenredig over 6 trefbalteams. Hoe groot is elk groepje? Oh ja, meer huiswerk is nog een mogelijkheid. Tot zover de oplossingen op groepsniveau. Want het wordt pas echt interessant als we gaan personaliseren met programma’s op maat: een snelle rekenaar mag sneller rekenen en houdt meer tijd over voor wat hij lastig vindt: taal. Prachtig! Organisatorisch vergt het nogal wat, maar prachtig! Wat je ook bedenkt, een ding staat vast: op een bepaald moment is de rek eruit en kan het onderwijs niet nog efficiënter. Tenzij we ons nog een stapje verder begeven. En dan komen we op glad, maar interessant ijs: het kijken naar de 62
individuele leerbaarheid van een leerling. De vraag wordt nu: hoeveel energie ga je steken in het individuele leren op het standaard domein X als de potentiële opbrengst met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid klein is (en de frustratie hierover met dito waarschijnlijkheid groot)? Het is een vraag waar sommige ouders van kinderen met autisme me attent op hebben gemaakt tijdens de research voor mijn boek over gamen en autisme. Voor hun kind is het oefenen van het voeren van gesprekken in de echte wereld een kwelling én ze verwachten dat het niveau van in real life communicatie uiteindelijk beperkt zal blijven. Kun je de tijd dan niet beter steken in het aanleren van andere vaardigheden en in coping strategieën, ofwel leren omgaan met de beperkte potentie op een bepaald domein? Je past dan je aanbod aan op talent en leerbaarheid. Mag dat dan gelden voor kinderen met ernstige dyslexie? Voor hopeloze rekenaars? Jongeren die stug ‘hun hebben’ blijven zeggen of onderwerp en gezegde door elkaar blijven halen? Daarbij komen we bij een ethische vraag: mag je je als professionele begeleider in het onderwijs baseren op een realistische inschatting van de leerbaarheid van kinderen door te stoppen waar het rendement klein zal zijn en je vervolgens te richten op de verdere ontwikkeling van het talent van het kind? Food for thought: ● Hoe kijk jij naar deze ethische kwestie? ● Hoe ga je hier zelf mee om?
63
Een aanbeveling op sociale media? Wil je anderen attent maken op het bestaan van ‘Leerbericht 2013’? Plaats dan een berichtje op Facebook, Twitter, LinkedIn, Google+ of een ander sociaal medium. Gebruik bij voorkeur deze korte link om ernaar te verwijzen: http://www.tinyurl.com/leerbericht2013 Het geeft mij - via de webstatistieken - informatie over de belangstelling voor deze uitgave.
Meer lezen? In ‘Smihopedia. Aan de slag met sociale media in het onderwijs’ beschrijf ik mijn ideeën over de betekenis van de opkomst van sociale media voor het onderwijs en de vraag hoe je er als individuele leraar of als onderwijsorganisatie mee aan de slag kunt. Toekomstgerichtheid van het onderwijs en het leren vormt een van de rode draden in het boek. Verspreid door het boek vind je 100 praktische tips. Het boek is bedoeld voor professionals in alle vormen van onderwijs. Meer informatie vind je op: www.smihopedia.nl. Voor mijn andere boeken: bezoek www.boekenwerk.nl.
64
Verder met toekomstgericht onderwijs? Getriggerd door dit boekje? Wil je verder met (een van de) besproken thema’s? Ik verzorg graag een workshop, training of lezing en ondersteun graag bij het genereren en uitwerken van nieuwe ideeën voor eigentijds onderwijs. Enkele voorbeelden: ● Een workshop over sociale media in het onderwijs. ● Begeleiden van een brainstorm met een team over toekomstgericht onderwijs. ● Ondersteuning bij het formuleren van toekomstgericht beleid voor de school. ● Een training over digitale media in het onderwijs met tussentijdse begeleiding in een eigen online projectomgeving. ● Een gastles voor leerlingen of studenten: de betekenis van leven, werken en leven in de 21e eeuw voor jouw toekomst. ● Vanuit mijn achtergrond als onderwijsjournalist: een verslag van een conferentie of studiedag in de vorm van een (live gesproken) column. Neem even contact op als je meer wilt weten: Erno Mijland
[email protected] (06) 24 23 22 09 Twitter: @ernomijland
65