Proloog Op de hoek van een druk kruispunt keek een marinier zijn rumoerige, duidelijk aangeschoten maten na, die verderop in een lift verdwenen. Hij vroeg zich af wanneer ze hem zouden missen. ‘Waarschijnlijk pas in de volgende kroeg,’ dacht hij. ‘Als een van hen, Erwick of anders Malies, bedenkt dat een joggar dansen op een wankel tafeltje het toppunt van lol is. Ze zullen roepen: “Hé, Jack, wedden dat wij sneller kunnen dansen dan jij kunt fluiten!”’ Jack haalde zijn schouders op en liep weg. Als ze wilden dansen, zouden ze dat zonder zijn fluitspel moeten doen. Hij was altijd in voor een feestje, maar niet in de kroegen op de derde woonlaag. En zeker niet met een ploeg vol ‘keutels die denken dat ze al hele grote drollen zijn’, zoals nieuwelingen in mariniersjargon werden omschreven. In de metro, die hem naar de wijk bracht waar hij woonde, hoorde Jack iemand zeggen: ‘Wie laat er nou een vriend in de steek!’ De verontwaardigde uitroep raakte hem. ‘Donder op!’ dacht hij nijdig. ‘Ik heb niemand in de steek gelaten. Ik heb ze van te voren gezegd dat ik geen zin had in een avondje zuipen, brullen en knokken.’ De verdediging klopte, maar toch bleef er iets knagen. Even later stapte hij in gedachten verzonken op het verkeerde station uit en dat kreeg hij pas in de gaten toen hij de deur van zijn appartement probeerde te openen. Na een paar tellen verbazing begreep hij dat hij met de goede sleutel voor de verkeerde deur stond. Hier had hij tijdens zijn vorige verlof gewoond, nu moest hij zes blokken verderop zijn. ‘Ik hoop voor jou, knul, dat niemand het heeft gemerkt,’ dacht hij geërgerd. ‘Als Themba dit te horen krijgt, stampt ze je wegens gebrek aan aandacht volkomen in elkaar.’ Een uur later lag hij in bed en staarde in het donker omhoog. De uitroep van die onbekende: ‘Wie laat er nou een vriend in de steek!’ bleef hem als een irritant zoemende mug storen. Hij zuchtte en zei daarna streng tegen zichzelf: ‘Bai de haorige reet van de beer, kap je ballast los, marinier! Je weet wat je doen moet, doe dat dan ook!’ Hij ging op de rand van zijn bed zitten en bracht zijn lichaam geroutineerd in diepe rust. 3
‘Leeg en open ben ik ontvankelijk voor licht in het duister… Leeg en open ben ik ontvankelijk voor licht in het duister…’ De zin nam hem mee in een zwartheid waar hij zich aan overgaf. Hij kwam terecht in het schijnbare niets, waar alleen oneindig ver weg een nietige kaarsvlam brandde. De vlam werd groter en groter, totdat… Hij leek te zweven, maar waar hij was bleef onduidelijk. Iemand zei: ‘Veel sterkte in je nieuwe leven, jonkie.’ ‘Ik red me wel,’ antwoordde hij. ‘Dat geloof ik best,’ zei de man naast hem. Hij kende die man, maar zijn naam… ‘Ze hebben je uitstekend afgericht,’ ging de man verder. ‘Je zult het best naar je zin hebben bij het korps. Maar toch wens ik je sterkte toe. Je zult merken dat het niet meevalt om te moeten leven met het geheim van je erfenis.’ ‘Als niemand het weet, is het toch geen probleem?’ ‘Soms wel,’ zei de man. ‘Weet je wat ik in mijn leven vaak heb gemist? Echte vrienden. Eeuwen voor de Ramp heeft een wijs man eens gezegd: “Een vriend is iemand die alles van je weet en toch van je houdt.” En dat is een irritante waarheid. Want wanneer niemand mag weten wie je werkelijk bent, krijgt echte vriendschap geen kans.’ ‘Maar als ze het wel weten, dan…’ ‘Wordt het erger,’ vulde de man aan. ‘Er zijn mensen, die ons cel voor cel zouden slopen, om het geheim te vinden.’ Jack liet los en kwam langzaam weer in de werkelijkheid terug. Hij staarde een tijdlang voor zich uit en overdacht wat hij had gezien. ‘Leon,’ zei hij ten slotte hardop. De man met wie hij ruim zes jaar geleden dit gesprek had gevoerd, heette Leon. Biologisch gezien was Leon zijn vader. Jack begreep direct waarom hij juist bij dit gesprek met Leon was uitgekomen. Het ging niet om het verwijt dat hij een vriend in de steek zou hebben gelaten. Hij hàd helemaal geen vrienden. Tenminste geen vrienden zoals Leon bedoelde. Er was niemand die ‘alles van hem wist en toch van hem hield.’ Dat kon ook niet, want zijn werkelijke identiteit was noodzakelijkerwijs een goed verborgen geheim. Zijn maten in het korps kenden hem als Jack Karlsson. Ze dachten dat hij een weeskind was, afkomstig uit een van de achterbuurten van Laika’s derde woonlaag. Geen van hen wist dat dit slechts een perfect geconstrueerde dekmantel was. Jack 4
was niet in Laika, maar op de aarde geboren. De eerste zestien jaar van zijn leven had iedereen hem Detlev Keller genoemd. Zeven jaar terug was hij een gewone, onbezorgde jongen geweest, die in een rustige commen in Gaul woonde. Zijn vader, Karl Traub, was hoofdinspecteur bij de dienst van de Orde. Zijn moeder, Birgit Keller, was een vermaard geleerde op het terrein van de xeno-sociologie. Zijn beste vrienden waren Artus en Olaf. Samen met hen had zijn wereldje bestaan uit voetballen, kattenkwaad uithalen, muziek maken en zwerven door de bossen rond hun woonplaats Bernward. Maar in de herfst van het jaar 1720, volgens de Nieuwe Telling van Gaul, was er aan dat gewone leventje een abrupt einde gekomen. Hij had van zijn ouders te horen gekregen dat zij niet zijn biologische ouders waren. Zij hadden hem een medaillon gegeven dat hem dwong Bernward te verlaten. Het medaillon had hem naar een zwarte vrouw gebracht, die Themba heette. Bij haar had hij ontdekt dat hij uit Bernward had moeten vluchten, omdat hij afstamde van een bijzondere familie. Zijn biologische vader, Leon, was een kleinzoon van Lloyd Ayton. Ayton, de legendarische vader des vaderlands van Gaul, was een universeel genie geweest die belangrijke ontdekkingen had gedaan. Weinigen wisten echter dat een van zijn creaties, als onverwacht bijeffect, een aanzienlijke verlenging van het leven had veroorzaakt. Ayton was bijna achthonderd jaar oud geworden, en dat lange leven bleek erfelijk te zijn. Tot zijn verbijstering had Detlev gehoord dat zijn vader Leon ruim elf eeuwen oud was. De keerzijde van dit lange leven was dat veel mensen er alles voor over hadden om het geheim ervan in handen te krijgen. Het had de kinderen van Ayton veroordeeld tot een verborgen bestaan. En soms, wanneer iemand achter hun geheim kwam, moesten ze maken dat ze wegkwamen. Vier jaar voor Detlev was geboren waren er dagboeken van Lloyd Ayton gevonden. Ze waren in het bezit gekomen van Gniewek, een van de mannen, die het voor het zeggen hadden in de machtige misdaadorganisatie die ‘het Consortium’ werd genoemd. Toen Gniewek begreep dat de verhalen over mensen die lang leefden geen fabels waren, had hij alles in het werk gesteld om de afstammelingen van Ayton te pakken te krijgen. Detlev en zijn vader Leon hadden maar ternauwernood aan de moordenaars van het Consortium kunnen ontsnappen. Zijn pleegouders hadden hun liefderijke zorg voor hem helaas met de dood moeten bekopen. 5
Jack Karlsson, die ooit Detlev Keller was, haalde zijn schouders op en dacht: ‘Ik mis dus de mensen die van mij hielden. Ik mis mijn ouders en mijn vrienden. Wat een wereldschokkende ontdekking! Het lijkt me geen probleem waar ik me veel zorgen over moet maken.’ Hij zou spoedig ontdekken, dat hij zich daarin had vergist.
6
I Beslissing ‘Trawanten drinken zwaar en slapen licht,’ zegt men in Laika. Deze reputatie van het korps Laikaanse mariniers had Detlev, in zijn rol van Jack Karlsson, zorgvuldig hooggehouden. Het vele drinken was alleen een dekmantel. Het lichte slapen was voor hem meer een kwestie van overleven. Op een nacht, in de tweede week van zijn verlof, werd hij wakker in het besef dat iemand de voordeur van zijn appartement ontsloot. Voor de deur begon open te glijden, wist hij al dat het onverwachte bezoek ‘goed volk’ was. De stevig gebouwde, lange man heette Angus. Het tengere meisje was zijn dochter Thuli. Ze behoorden bij de kleine groep mensen, die Detlev als familie beschouwde. Hij hield zich slapende tot Thuli naast zijn bed stond. Daar bleef ze even roerloos staan voor ze zei: ‘Je bent wakker!’ Nog voor ze uitgesproken was, kwam hij bliksemsnel in actie. Enkele tellen later hield hij een heftig schoppend meisje, stevig in een dekbed gerold, boven zijn hoofd. ‘Vangen, Angus,’ zei hij en wierp de bundel naar de man, die in de deuropening stond. ‘Ik had haar nog zo gewaarschuwd,’ zei Angus monter. ‘Maar dacht je dat ze wilde luisteren? Ze is al net zo eigenwijs als haar moeder. Kom mee Thuli, dan kan Detlev zich aankleden. Zal ik alvast koffie zetten?’ ‘Graag,’ antwoordde Detlev. ‘Zonder een bak berenbagger val ik direct weer in slaap.’ Terwijl Angus met de worstelende Thuli over zijn schouder door de gang stommelde, kleedde Detlev zich ongehaast aan. Hij was niet verrast door de komst van zijn onaangekondigde gasten. Angus was vaker op deze manier langs gekomen met een boodschap van de familie. Hij vroeg zich alleen af waarom Angus Thuli meegenomen had. Hij smeet wat water in zijn gezicht om de laatste resten slaap te verdrijven. Tegen de man met de donkere ogen, die hem uit de spiegel aankeek, zei hij: ‘Ik denk dat de eerste compagnie binnenkort moet omzien naar een andere pijper, korporaal Karlsson.’ Zijn spiegelbeeld sprak hem niet tegen. Detlev draaide zich om en liep de slaapkamer uit. Het appartement waar hij woonde, was niet groot. Op dertig voet in het vierkant bevonden zich een woonkamer, een keuken, een slaapkamer en een badkamer. Hij woonde alleen, maar hij was niet de enige bewoner. 7
Een Laikaanse marinier had per jaar recht op twee keer een maand verlof. Om niet tien maanden huur te moeten betalen voor een woning die je niet gebruikte, maakten vrijgezelle mariniers, zoals Detlev, vaak gebruik van zogenaamde ‘wisselwoningen’. Wanneer ze afmonsterden voor verlof kregen ze gelijk een sleutel van hun nieuwe, tijdelijke woning mee. Als ze die sleutel activeerden, haalde het verhuurbedrijf van de wisselwoningen hun persoonlijke bezittingen uit de opslag en leverde die af op het nieuwe adres. Volgens Detlev hadden wisselwoningen, behalve geldbesparing, nog een belangrijk voordeel. De beperkte ruimte van de opslag voorkwam het bewaren, of aanschaffen, van onnodige spullen. In zijn appartement, dat zich deze keer aan de zuidzijde van de tweede woonlaag in de ruimtekolonie Laika bevond, stond alleen het hoognodige. Laika, die de aarde op grote afstand volgde in haar baan, was een gigantisch grote cilinder. Met haar diameter van 40 mijl en hoogte van 160 mijl leek Laika van een afstand op een buis met een dikke wand. De afstand van de buitenwand van de cilinder tot de holle kern was twaalf mijl. De ruim veertien miljoen Laikanen woonden in drie woonlagen op de buitenwand van de ronddraaiende cilinder. De centrifugaal kracht, die deze draaiing opleverde, gaf de Laikanen de illusie van zwaartekracht, vergelijkbaar met die van de aarde. Het enige verschil was dat de draaiing een lichte afwijking veroorzaakte. Naar het gevoel van aardbewoners, die in Laika rondliepen, stond alles altijd een beetje scheef. Detlev had daar allang geen last meer van. Voor hem was de aarde een vage herinnering, waar je pas aan dacht, als je, zoals nu, bezoekers kreeg, die van de aarde kwamen. In de keuken zat Angus al met twee mokken dampend hete koffie aan de keukentafel. Naast hem stond de tienjarige Thuli, die met vuur schietende ogen een perfecte voorstelling gaf van een diep verontwaardigd meisje. ‘Ik mag van pa geen koffie!’ zei ze fel. ‘Verstandige man, die vader van jou,’ zei hij onverstoorbaar terwijl hij ging zitten. ‘Hoe kan ik nou ooit Trawant worden, als ik geen koffie lust?’ riep ze boos. ‘Ben je al Trawant?’ vroeg Angus. ‘Nee, maar…’ ‘Dus ook geen koffie,’ zei Angus streng. ‘Maar…’ 8
‘Stop!’ riep Detlev gebiedend. ‘Als je echt Trawant wilt worden, moet je eerst leren je als Trawant te gedragen. Wat is het elfde gebod in de Trawantenbijbel?’ ‘Gij zult niet zeuren,’ antwoordde Thuli stroef. ‘Dat, jongedame, is de belangrijkste vaardigheid die een echte Trawant moet leren,’ zei Detlev op ernstige toon. Thuli keek onderzoekend van Detlev naar haar vader. Beiden negeerden haar en concentreerden zich op hun koffie. Ze ging met een bons zitten en dacht: ‘Mannen zijn allemaal stom!’ Na een lange stilte zette Detlev zijn mok neer. Hij veegde met de rug van zijn hand langs zijn mond. ‘Je zet nog steeds een machtige bak, Angus.’ ‘Ik doe mijn best,’ reageerde Angus. Tegelijk seinde hij kort met zijn ogen. Detlev begreep de hint en keek opzij. ‘Hoe gaat het met Thuli?’ vroeg hij. ‘Goed hoor,’ zei ze bokkig. Detlev wachtte rustig af, maar blijkbaar was dit het enige dat ze kwijt wilde. ‘Nou, dat is dan mooi,’ zei hij na een poosje. ‘Doe je moeder de groeten van mij en zeg haar dat ik onder de indruk ben van je vorderingen. Jij had door dat ik wakker was. Angus zette een keer zijn voet te hard neer, maar jij was helemaal stil. Je doet je naam alle eer aan.’ Thuli, die erg gevoelig was voor grappen over haar naam ‘Thulile’ heette zij voluit, wat ‘is stil’ betekent in een van de oude talen van Afrika keek Detlev onderzoekend aan. Toen ze begreep dat hij het als een compliment had bedoeld, begonnen haar ogen te stralen. ‘Ik heb Detlev niet wakker gemaakt,’ zei ze blij tegen haar vader. ‘Dat hebt u gedaan!’ ‘Niet helemaal, lieve, stille Thuli,’ zei Detlev. ‘Zelfs als jullie helemaal geen geluid hadden gemaakt, was ik nog wakker geworden. Heb je weleens van “wakend slapen” gehoord?’ Ze schudde snel haar hoofd en zei: ‘Nee. Hoe kun je dat nou tegelijk doen?’ ‘Dat moet je aan tante Moyra vragen,’ antwoordde Detlev. ‘Ik heb het van haar geleerd.’ ‘Kun je mij dat ook leren?’ vroeg ze snel. ‘Vast wel,’ zei Angus. ‘Maar vannacht is daar geen tijd voor. Wat is jouw opdracht?’ Thuli leek even te bevriezen. Daarna riep ze: ‘De voordeur bewaken!’ ‘Ga je gang,’ zei Angus en Thuli schoot weg. 9
‘Is dat nodig?’ vroeg Detlev. ‘Zeker,’ antwoordde Angus. ‘Want…?’ ‘Iemand wil je doden,’ zei Angus ernstig. ‘Eergisteren is er een hoge beloning uitgeloofd voor inlichtingen over een man, die drie kinderen zou hebben aangerand en vermoord. Het gaat om een Laikaan van ongeveer 23 jaar, slank postuur, zes voet vier lang en linkshandig. Ze vermoeden dat hij een tweede kring meester is, die zich voordoet als een bescheiden mens en een hekel heeft aan geweld.’ ‘Scherp profiel, op basis van wie ik was,’ zei Detlev bedachtzaam. ‘Consortium?’ ‘Zeer waarschijnlijk,’ zei Angus. ‘Drie maanden terug kregen we van Leon een tip, dat ze bij het Consortium hadden ontdekt dat jij naar Laika was gegaan. Omdat jij toen in de ruimte zat en het ook niet waarschijnlijk was, dat ze je onder Trawanten zouden zoeken, hebben we daar niet veel mee gedaan. Maar deze beloning verandert de zaak. Het profiel klopt zo goed, dat er gemakkelijk iets fout kan gaan.’ ‘Hoe kunnen ze nou weten, dat ik naar Laika ben gegaan?’ vroeg Detlev. ‘Leon denkt dat ze toegang hebben tot de memor-banken,’ zei Angus. ‘Dat ze je hier zoeken komt vermoedelijk door beelden, die we niet konden wissen. Beelden van twee naakte mensen op het strand van Stormduin. Jouw huid is duidelijk een tint donkerder dan die van Leon. En je bent niet alleen te zien, maar ook te horen. Het Laikaanse accent is vaag, maar onmiskenbaar.’ Toen Angus Stormduin noemde, huiverde Detlev onwillekeurig. Hij kon zich weinig van die avond herinneren, maar de snijdende kou was hij niet vergeten. En soms droomde hij over een vreemd uitgedoste man. ‘Dat klinkt niet goed…’ zei hij langzaam. Hij pakte zijn lege koffiemok, keek er een ogenblik naar en sloeg hem vervolgens keihard stuk op de tafel. Geen tel na de klap stormde Thuli met een woeste kreet de keuken binnen. Ze hield een groot mes vast en leek meer op een verscheurend wild dier, dan een meisje van tien. Detlev zat roerloos, zijn linkerhand vlak boven de tafel, alsof iemand de tijd had stilgezet. Het duurde even voor hij langzaam zijn hand terugtrok en zijn ogen opsloeg. ‘Het is goed, Thuli,’ zei Angus beheerst. ‘Detlev liet zich alleen even gaan.’ 10
Thuli ontspande zich en liet het mes zakken. ‘Dat voelde ik!’ riep ze uit. ‘Ik dacht…’ ‘Dat ik in gevaar was,’ zei Detlev zacht. ‘Bedankt, Thuli, kleine, dappere Trawant. Mijn leven is bij jou nu al in goede handen.’ Detlev strekte zijn handen uit en Thuli sprong met een stralend gezicht in zijn armen. Een bliksemsnelle greep voorkwam dat ze hem in haar enthousiasme met het mes doorstak. ‘Voor een knuffel heb je geen mes nodig hoor,’ zei Detlev droog. ‘Sorry,’ zei Thuli kleintjes en verborg haar gezicht beschaamd tegen Detlev borst. ‘Al goed,’ zei Detlev. ‘Ze is goed, maar ze moet nog veel leren,’ zei Angus. ‘Laat dat mes hier maar liggen, Thuli. En dan gauw terug naar je post.’ ‘Ik zal het korps missen, Angus,’ zei Detlev even later. ‘Hoe moet ik het veld ruimen?’ ‘Even geduld, marinier,’ zei Angus. ‘Als het aan mij lag, nam ik je direct mee. Maar Themba was het daar niet mee eens. Het korps stelt altijd een diepgaand onderzoek in naar verdwenen Trawanten. Dat zou zoveel vragen opleveren over de identiteit van Jack Karlsson, dat onze vijand bloed zal ruiken.’ ‘Wat beter is voor het korps,’ zei Detlev nuchter. ‘Want dan zullen ze me niet meer zoeken onder Trawanten.’ ‘Klopt, maar dat maakt andere dwaalsporen ook nutteloos. We willen niet dat de vijand al zijn speurhonden op één vers spoor zet.’ ‘Wat willen jullie dan wel?’ ‘Jou in leven houden,’ zei Angus rustig. ‘Daarnaast willen we zoveel mogelijk voordeel uit deze situatie zien te halen.’ ‘Voordeel?’ Angus knikte en zei: ‘Als alles volgens plan verloopt, is Jack straks dood, zit jij veilig op Totot en weten we meer over de vijand.’ ‘Klinkt interessant, Angus. Schiet maar los.’
11