Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGZ-cliënten Drechtsteden B. Bieleman S. Biesma H. Naayer J. Sikkema
Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGZ-cliënten Drechtsteden
November 2006
I N T R AVA L Groningen-Rotterdam
COLOFON
© St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail
[email protected] Kantoor Groningen: St. Jansstraat 2C Telefoon 050 - 313 40 52 Fax 050 - 312 75 26
Kantoor Rotterdam: Goudsesingel 184 Telefoon 010 - 425 92 12 Fax 010 - 476 83 76
November 2006 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Tekst: Opmaak: Druk: Voorkant: Opdrachtgever:
B. Bieleman, S. Biesma, H. Naayer, J. Sikkema M. Hoorn Repro GMW E. Cusiel Bureau Drechtsteden
ISBN-10: ISBN-13:
90 77115 91 9 978 90 77115 91 6
INHOUDSOPGAVE Pagina Samenvatting
I
Hoofdstuk 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Onderzoeksopzet 1.4 Respondenten 1.5 Leeswijzer
1 1 1 2 5 9
Hoofdstuk 2
Gelegenheidsstructuur 2.1 Drechtsteden 2.2 Maatschappelijke opvang 2.3 Geestelijke gezondheidszorg 2.4 Verslavingszorg 2.5 Jeugdzorg 2.6 Overige locaties
11 11 12 14 16 19 20
Hoofdstuk 3
Dak- en thuisloosheid 3.1 Achtergrondkenmerken 3.2 Leefsituatie 3.3 Woonsituatie 3.4 Middelengebruik 3.5 Justitie- en politiecontacten 3.6 Psychische klachten 3.7 Ervaringen met voorzieningen
23 23 23 26 26 27 28 28
Hoofdstuk 4
GGz-cliënten 4.1 Achtergrondkenmerken 4.2 Leefsituatie 4.3 Woonsituatie 4.4 Justitie- en politiecontacten 4.5 Psychische klachten 4.6 Middelengebruik 4.7 Ervaringen met voorzieningen
33 33 33 35 35 36 36 37
Hoofdstuk 5
Hulpbehoefte 5.1 Hulpbehoefte dak- en thuislozen 5.2 Hulpbehoefte GGz-cliënten 5.3 Hulpbehoefte naar positie op de woonladder
41 41 47 51
Hoofdstuk 6
Conclusies 6.1 Leefsituatie 6.2 Hulpbehoefte 6.3 Kwaliteit van leven 6.4 Maatregelen en spreiding 6.5 Ten slotte
55 55 57 60 61 64
Literatuur
67
Psychiatrische problematiek Overzicht sleutelinformanten Itemlist sleutelinformanten
69 71 73
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
SAMENVATTING
Het
project "Gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere groepen" van het samenwerkingsverband Drechtsteden is één van de proeftuinen van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Na aanvankelijk uit te zijn gegaan van het aanbod van de hulpverlening aan bijzondere doelgroepen, heeft in de loop van het project een aanvulling plaatsgevonden met een tweede spoor: de vraag van kwetsbare groepen naar huisvesting en ondersteuning. Ten behoeve van de vraagzijde heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL een onderzoek uitgevoerd naar de leefsituatie en de hulpbehoefte van twee van deze bijzondere groepen, namelijk dak- en thuislozen en cliënten van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz). Voor het onderzoek zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: deskresearch; interviews met sleutelinformanten; en interviews met leden van de doelgroepen. In totaal hebben 72 interviews met leden van de doelgroepen plaatsgevonden. Van deze groep heeft ruim vier vijfde problemen op het gebied van huisvesting, terwijl twee vijfde cliënt is bij een GGz-instelling. Een deel van de geïnterviewden valt onder beide doelgroepen. In de interviews zijn de volgende thema's aan bod gekomen: woonsituatie, financiële situatie, dagbesteding, sociale contacten, middelengebruik, contacten met politie/justitie en psychische problematiek. Daarnaast is uitgebreid ingegaan op het contact met, de locaties van en de mening over hulpverleningsinstellingen. Achtergronden doelgroepen De gemiddelde leeftijd van de 72 respondenten is 38 jaar, drie kwart van de respondenten is man en negen tiende van de respondenten is van autochtone afkomst. De verblijfsduur in de regio is gemiddeld 18 jaar en varieert van enkele maanden tot het gehele leven. Een ruime meerderheid van de geïnterviewden kan zich niet zelfstandig redden op de woningmarkt. Inherent aan de definitie hebben alle dak- en thuislozen in meer of mindere mate problemen op het gebied van huisvesting, terwijl dit voor twee derde van de GGz-cliënten geldt. De financiële situatie van de geïnterviewden is eveneens als zorgelijk te omschrijven. Het overgrote deel van de groep is afhankelijk van een uitkering, terwijl meer dan de helft met schulden kampt waarvoor zonder hulp geen oplossing mogelijk is. Verder blijkt een meerderheid van beide doelgroepen - met name de dak- en thuislozen - geen reguliere dagbesteding te hebben in de vorm van werk of een andere al dan niet vrijwillige bezigheid. Het ontbreken van stabiele huisvesting lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen, terwijl ook de motivatie om een zinvolle dagbesteding te vinden gering is te noemen. Een meerderheid van de leden van de doelgroepen gebruikt middelen in de vorm van harddrugs, softdrugs en/of alcohol. Cocaïne, cannabis en alcohol zijn de meest gebruikte middelen onder de geïnterviewden. Het is daarbij lastig te beoordelen in hoeverre het middelengebruik oorzaak of gevolg is (geweest) van de dakloosheid en/of de psychiatrische problematiek. Ondanks de sterke verslavingsproblematiek begeeft een beperkt deel zich op het criminele pad om in de verslaving te kunnen voorzien. Een derde van de geïnterviewden is in de maand voorafgaande aan het interview in contact geweest met politie en/of justitie. De oorzaak hiervan ligt niet altijd in criminele activiteiten, maar even vaak in overtredingen van de algemene plaatselijke verordening zoals het drinken van alcohol en/of het gebruiken van drugs in het openbaar en verstoringen van de openbare orde. Hulpbehoefte De hulpvraag van zowel de dak- en thuislozen als de GGz-cliënten in de Drechtsteden ligt vooral op het gebied van de woonsituatie en de financiële situatie. Daarnaast is voor de GGzcliënten blijvende hulp op het gebied van psychische problemen belangrijk. Vier vijfde van de dak- en thuislozen vindt het belangrijk hulp te krijgen op het gebied van huisvesting en
Samenvatting
I
woonbegeleiding, terwijl ruim de helft van de GGz-cliënten dit (zeer) belangrijk vindt. Bijna vier vijfde van alle ondervraagden krijgt daadwerkelijk hulp bij de woonsituatie of is in afwachting van een plek in een residentiële woonvorm. Bij de genoten hulp gaat het voornamelijk om hulp van de GGz of de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils (nachtopvang, 24-uurs opvang, begeleid of beschermd wonen). Ruim de helft van de geïnterviewden is ontevreden over zijn of haar dagbesteding. Een derde vindt het daarom belangrijk hulp of ondersteuning bij de dagbesteding te krijgen. Hulp wordt vooral gewenst door middel van het (meer en frequenter) aanbieden van (laagdrempelige) activiteiten door de dagopvang van de GGz en het Leger des Heils. Het middelengebruik bepaalt voor een deel van de geïnterviewden het gehele levenspatroon: slechte woonsituatie; slechte financiële situatie; een eenzaam bestaan; illegale activiteiten; en gebrek aan motivatie om de leefsituatie te veranderen. Hulp bij het middelengebruik wordt door de helft van de daklozen, respectievelijk een derde van de GGz-cliënten belangrijk gevonden. Met name de methadonverstrekking wordt als essentieel gezien. Psychische hulpverlening is voor de dak- en thuisloze respondenten minder belangrijk dan voor de GGz-cliënten. Vier vijfde van de GGz-cliënten is in behandeling voor psychische klachten en/of psychiatrische stoornissen en ziet deze zorg graag gecontinueerd. Wanneer wordt gevraagd naar de locaties en de spreiding van voorzieningen (op de verschillende leefgebieden) in de regio Drechtsteden blijkt dat de respondenten vaak geen specifieke voorkeuren hebben. Veel respondenten geven aan tot dan toe niet echt te hebben nagedacht over dergelijke zaken. Men heeft vooral ideeën over maatregelen en voorwaarden als het gaat om huisvesting. De voornaamste voorwaarden voor de hulpverleningslocaties liggen vooral op het gebied van bereikbaarheid (loopafstand, in het centrum van de stad, makkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer). In het algemeen geldt dat de aanwezigheid van de voorziening of hulpverlener in de regio belangrijker is dan de locatie waar deze zich bevindt. Woonladder Het 'niveau' van de woningzoekende cliënt lijkt gerelateerd te zijn aan het niveau dat deze cliënt op de zogenoemde woonladder inneemt. Op de respondenten met een eigen kamer/woning na hebben alle subgroepen op de woonladder een sterke behoefte om de woonsituatie te verbeteren. Het hebben van een eigen plek is voor veel doelgroepleden een voorwaarde om te kunnen werken aan hun overige problemen (verslaving, schulden, dagbesteding). Verbetering van de kwaliteit van leven van de zorgmijders, maar ook van de respondenten die afhankelijk zijn van de nachtopvang of de opvang door vrienden en familie, begint volgens de geïnterviewden zelf met huisvesting. Conclusie De voornaamste conclusie van het onderzoek is tweeledig. Enerzijds is de behoefte aan (ondersteuning bij het vinden en behouden van) woonruimte onder de twee doelgroepen in de regio Drechtsteden groot. Anderzijds lijkt de hulpbehoefte op andere gebieden, zoals middelengebruik en dagbesteding, en de noodzakelijkheid daarin te investeren, een sterke relatie te hebben met de mate waarin wel of niet (reeds) in de woonbehoefte is voorzien. Gezien de diversiteit van de doelgroepleden (wel/niet verslaafd, wel/geen psychiatrische problematiek, niveau van zelfredzaamheid en dergelijke) is het van belang om in de toekomst een differentiatie aan te brengen in woonvoorzieningen. Deze voorzieningen zullen dan ook, wanneer de Drechtsteden zo veel mogelijk dak- en thuislozen onder dak willen brengen, moeten variëren van zogenoemde containerwoningen die buiten dichtbevolkte woonbuurten worden geplaatst tot een 24 uurs opvang of woon/zorg complex. Gezien het feit dat vooral cliënten met een ernstige verslavingsproblematiek moeite ondervinden met het beklimmen van de woonladder, is het aan te bevelen - afhankelijk van de cliënt in kwestie - huisvestingsmogelijkheden hoger op de ladder ook toegankelijk te maken voor verslaafden. Voor deze categorie woningzoekenden, maar ook voor sommige zorgmijders en psychiatrische patiënten, zal daarbij rekening moeten worden gehouden met een langdurige begeleiding.
II
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
1.
INLEIDING
Dit
eerste hoofdstuk gaat in op de achtergronden van het onderzoek naar de dak- en thuislozen en GGz-cliënten in de regio Drechtsteden. Achtereenvolgens wordt een beschrijving gegeven van de aanleiding van het onderzoek, de onderzoeksvragen, de onderzoeksopzet en de achtergronden van de respondenten.
1.1
Aanleiding
Het project "Gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere groepen" van het samenwerkingsverband Drechtsteden1 is één van de proeftuinen van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) die in opdracht van het ministerie van VWS in Drechtstedenverband wordt uitgevoerd. Het project is daarnaast onderdeel van de prestatieafspraken lange termijn (PALT) tussen woningcorporaties en gemeenten in de Drechtsteden. Het belang van het project is gelegen in het feit dat onder beleidsmakers de indruk bestaat dat er sprake zou zijn van: a. onvoldoende overeenkomst tussen de vraag en het aanbod op het gebied van huisvesting van bijzondere groepen; b. van verstopping van het aanbod (belemmering van doorstroom); en c. een (te) grote concentratie van voorzieningen in bepaalde gemeenten en/of bepaalde wijken en buurten van de Drechtsteden. Doelstelling van het project is derhalve een bijdrage te leveren aan het opheffen van bovengenoemde knelpunten. Na aanvankelijk uit te zijn gegaan van het aanbod van de hulpverlening aan bijzondere doelgroepen heeft in de loop van het project een aanvulling plaatsgevonden met een tweede spoor: de vraag van kwetsbare groepen naar huisvesting en ondersteuning. Verder zijn in het kader van de proef de kwetsbare groepen beperkt tot groepen die ook overlast geven en wel specifiek dak- en thuislozen en GGz cliënten. Overige categorieën zoals probleemjongeren, slachtoffers van huiselijk geweld, (ex)verslaafden zonder huisvestingsproblemen, asielzoekers en verstandelijke gehandicapten behoren daarmee niet tot het tweede spoor. Het bureau Drechtsteden heeft onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL opdracht gegeven de aard en behoeften van de dak- en thuislozen en de GGz cliënten in de Drechtsteden in kaart te brengen. Dit is gebeurd aan de hand van deskresearch en interviews met sleutelinformanten, maar met name door interviews met leden van de doelgroepen.
1.2
Onderzoeksvragen
De probleemstelling van het onderzoek luidt als volgt: Wat is de hulpvraag van de kwetsbare groepen dak- en thuislozen en GGz cliënten naar huisvesting en ondersteunende activiteiten?
1
De gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, ’s-Gravendeel, Hendrik Ido Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht vormen samen de Drechtsteden.
Inleiding
1
De probleemstelling is nader ingevuld met de volgende onderzoeksvragen: • • • • •
1.3
Hoe is de huidige leefsituatie van de doelgroepen? Welke behoeften leven er bij de dak- en thuislozen en GGz cliënten in de Drechtsteden op de domeinen (leefgebieden) financiën, huisvesting, arbeid en inkomen, zorg en dagbesteding? Hoe kunnen de doelgroepen hun kwaliteit van leven verbeteren? In hoeverre zijn de doelgroepen bereid wat aan hun situatie te doen? Welke maatregelen (wie, wat, waar, wanneer) zijn nodig om de kwaliteit van leven te verbeteren?
Onderzoeksopzet
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: deskresearch; gesprekken met sleutelinformanten; en interviews met leden van de doelgroepen. Deskresearch Begonnen is met het verzamelen van relevante informatie en reeds aanwezige gegevens over de doelgroepen en de daarbij betrokken instellingen en voorzieningen. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan beleidsnota's, notities, jaarverslagen en dergelijke. Deze informatie is vooral gebruikt voor de beschrijving van de zogenoemde gelegenheidsstructuur: een overzicht van de instellingen en organisaties waar dak- en thuislozen en GGz-cliënten mee te maken (kunnen) hebben, alsmede de overige vindplaatsen van deze doelgroepen. Gesprekken sleutelinformanten Vervolgens zijn tien gesprekken gevoerd met medewerkers van betrokken organisaties. Het betreft gesprekken met medewerkers van de gemeente, de politie Dordrecht, de maatschappelijke opvang, de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de jeugdzorg. In de gesprekken is onder meer ingegaan op de kenmerken en achtergronden van de twee doelgroepen in de Drechtsteden, de omvang van deze groepen en de plekken en voorzieningen waar zij komen. Tevens is aandacht besteed aan de spreiding van de huisvesting van voorzieningen, de hulpvraag van de doelgroepen en ontbrekende voorzieningen.2 Daarnaast hebben nog zes beknoptere gesprekken plaatsgevonden met overige medewerkers van de maatschappelijke opvang, een dagbestedingslocatie voor GGz-cliënten, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en politiefunctionarissen van twee basiseenheden in de Drechtsteden. Interviews doelgroepen Het belangrijkste onderdeel van het onderzoek is de informatie die van de doelgroepen zelf is verkregen. Hiertoe hebben 72 face to face interviews met de leden van de doelgroepen plaatsgevonden. Definities Om de verschillende doelgroepen te onderscheiden is gebruik gemaakt van de volgende definities van dak- en thuislozen, GGz-cliënten en (indien van toepassing) verslavingsproblematiek (matrix 1.1). Deze definities sluiten aan bij landelijk gehanteerde 2
Een overzicht van alle gesproken (sleutel)informanten is opgenomen in bijlage 2. De lijst met aandachtspunten die aan bod zijn gekomen tijdens de gesprekken is opgenomen als bijlage 3. 2
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
omschrijvingen en zijn tevens gebruikt bij vergelijkbare doelgroepenonderzoeken van INTRAVAL die onder andere in Almelo, Apeldoorn, Enschede, Hengelo en Rotterdam hebben plaatsgevonden. Aangezien de definities zo zijn geformuleerd dat ze in de praktijk toepasbaar zijn, wordt gesproken over werkdefinities. Matrix 1.1 Doelgroep Dakloos
Werkdefinities doelgroepen Werkdefinitie Personen die: ♦ regelmatig buiten slapen, of ♦ regelmatig in een nachtopvang slapen, of ♦ een wisselende slaapplaats hebben, of 3 ♦ bij familie of vrienden slapen op niet structurele basis Daklozen worden overigens eveneens als thuisloos beschouwd Thuisloos Personen die wel een slaapplaats hebben: ♦ maar die toch (regelmatig) gebruik maken of afhankelijk zijn van dagopvang, 24-uurs opvang, begeleide en beschermde woonvormen en dagbestedingprojecten, of 4 ♦ bij familie of vrienden slapen op structurele basis , zich daar niet thuis voelen, niet in staat zijn om duurzame sociale relaties aan te gaan en zich een stabiel leef- en werkmilieu te verschaffen. Nadrukkelijk wordt nog thuis wonen bij de ouders niet als thuisloosheid beschouwd, tenzij er sprake is van opnieuw thuis wonen. Deze personen worden níet als dakloos beschouwd. GGz-cliënten Personen die regelmatig contact hebben met of als cliënt staan ingeschreven bij de Geestelijke Gezondheidszorg. In dit onderzoek gaat het in het bijzonder om personen die zich niet zelfstandig staande kunnen houden. Alcoholverslaafd Personen: ♦ meer dan vijf glazen alcohol per dag drinken op 20 dagen of meer (secundaire problematiek) per maand Harddrugsverslaafd Personen die gedurende het afgelopen half jaar: ♦ minimaal 3 dagen per week harddrugs gebruiken, of (secundaire ♦ minimaal 2 dagen per week harddrugs gebruiken zodanig dat zij er de problematiek) volgende dag in hun normale functioneren door worden belemmerd en/of ♦ dagelijks methadon krijgen verstrekt.
Representativiteit en werving Op basis van gegevens uit eerder onderzoek in Almelo (Biesma e.a. 2005), Apeldoorn (Biesma e.a. 2000, INTRAVAL in druk), Enschede (Bieleman e.a. 2003) en Hengelo (Biesma e.a. 2005), informatie uit de gesprekken met de sleutelinformanten en veldwerk, is voor de start van de interviews een globale verdeling gemaakt van de verschillende doelgroepen. Voordat de respondent gevraagd is om mee te werken aan het onderzoek is eerst een aantal vragen gesteld om te achterhalen tot welke doelgroep de respondent behoort. Met behulp van deze informatie is getracht een goede dwarsdoorsnede van de doelgroepen te verkrijgen. Er zijn dan ook zowel niet-gebruikende als verslaafde daklozen gesproken en zowel GGz-cliënten die beschikken over een eigen woonruimte als GGz-cliënten die 3
Op structurele basis wil zeggen dat een persoon ergens voor onbepaalde tijd verblijft of dat de tijdsspanne bekend is. Op niet-structurele basis wil zeggen dat onbekend is hoe lang een persoon mag blijven. Bij structurele inwoning kan huur worden betaald, maar dit hoeft niet. 4 Personen die tijdelijk geen dak boven hun hoofd hebben, worden niet tot de daklozen gerekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor degenen die tijdelijk geen dak boven hun hoofd hebben (frictiedakloosheid) in verband met: het verlaten van het ouderlijk huis; verhuizing; door een crisis uit huis gezet worden of door een crisis tijdelijk worden opgevangen; door relatieproblemen een nieuw onderkomen nodig hebben en deze naar verwachting op korte termijn kunnen krijgen.
Inleiding
3
dakloos zijn. Een substantieel deel van de beide doelgroepen kampt met een verslavingsprobleem. Bij de selectie van respondenten is rekening gehouden met de verschillende probleemgebieden. Om GGz-cliënten te benaderen is het per definitie noodzakelijk te weten dat de respondent in kwestie daadwerkelijk cliënt is van de GGz. Daarom is voor deze categorie respondenten gebruik gemaakt van de voorzieningen van de GGz. Medewerkers van de GGz hebben bijgedragen aan het aandragen van hun cliënten. De wijze waarop een deel van de dak- en thuisloze respondenten is geworven bestaat uit een combinatie van snowballsampling en targeted sampling (Erickson 1979; Watters en Biernacki 1989). Het principe van snowballsampling is dat de respondenten wordt gevraagd andere leden van de doelgroepen te noemen, met name degenen die niet in opvangvoorzieningen komen. Vervolgens wordt de genoemden (nominees) gevraagd anderen te noemen, et cetera. Bij targeted sampling worden doelgericht respondenten geworven waarvan op basis van de voorstudie en ervaring tijdens het veldwerk wordt verondersteld dat deze een goede dwarsdoorsnede vormen van de doelgroepen. Zo wordt uit de eerste gesprekken met sleutelinformanten en doelgroepleden duidelijk op welke plekken de doelgroepen regelmatig bij elkaar komen. Hierbij valt te denken aan bepaalde voorzieningen, methadonverstrekking, bepaalde locaties op straat of in parken, in dealpanden, in kraakpanden, onder bruggen, rond treinstations en dergelijke. Veldwerk De regio Drechtsteden kent een aantal plaatsen waar (al dan niet verslaafde) dak- en thuislozen en GGz-cliënten regelmatig samenkomen. Tijdens het gehele onderzoek is op verschillende dagen en op uiteenlopende tijdstippen (van negen uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds) gezocht naar respondenten. Drie respondenten zijn gevonden in enkele bij elkaar gelegen kraakpanden in Dordrecht, een locatie waar meerdere leden van de doelgroep(en) verblijven. De overige respondenten zijn op straat en in parken aangetroffen. In hoofdstuk twee wordt nader ingegaan op de locaties die door sleutelinformanten worden genoemd en die zijn aangetroffen tijdens het veldwerk. Het werven van respondenten buiten de instellingen vereist substantieel meer inzet dan het werven via de instellingen. Dit komt onder andere doordat: • een groot deel van de aangesproken potentiële respondenten beschikt over een eigen woonruimte en derhalve niet dakloos is. Ook blijkt het hier niet te gaan om cliënten van de GGz in de Drechtsteden. Het betreft hier vooral drugs- en alcoholverslaafden. Deze zijn weliswaar verantwoordelijk voor een groot deel van de overlast (in met name het centrum van Dordrecht), maar behoren formeel niet tot de doelgroepen van het onderzoek. Overigens zijn deze personen meerdere malen en vaak op dezelfde locaties aangetroffen; • een aantal van de doelgroepleden op straat geen belang heeft bij enige vorm van hulp of aandacht. Deze personen geven aan geen behoefte te hebben om deel te nemen aan het onderzoek; • enkele op straat aangetroffen personen te veel onder invloed zijn van drank of drugs om deel te kunnen nemen aan een interview; • het deel van de doelgroep dat in de binnenstad van Dordrecht aanwezig is voor een groot gedeelte veelvuldig contact heeft met de instellingen (voornamelijk de dagen nachtopvang van het Leger des Heils, het Aandachtscentrum en de dagopvang van De Grote Rivieren). Hierdoor zijn enkele malen personen aangetroffen die al in een eerder stadium waren geïnterviewd binnen de instellingen.
4
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Vragenlijst De interviews zijn afgenomen met behulp van een gestandaardiseerde vragenlijst. In de interviews is onder meer ingegaan op: leefomstandigheden; dagbesteding; achtergrondkenmerken; herkomst en verblijf in de Drechtsteden; aanzuigende werking van de stadskernen; middelengebruik; psychiatrische problematiek; contact met voorzieningen; mening over voorzieningen; hulpbehoefte; en spreiding van de voorzieningen. De vragenlijst sluit aan bij soortgelijke onderzoeken die de afgelopen jaren door INTRAVAL zijn uitgevoerd in Almelo, Apeldoorn, Enschede, de Friese Wouden, Hengelo, Rotterdam en Venray. Terugkerende vragen bij de diverse aandachtsgebieden zijn: van wie verwacht je hulp; wat doe je zelf of kun je zelf (nog) om je leven op dit gebied te verbeteren, wat houd je tegen; van welke voorzieningen ontvang je hulp, en hoe verloopt het contact met de hulpvoorziening; wat zijn essentiële voorwaarden ten aanzien van de hulpverleningslocatie. Aan het einde van het interview zijn vragen gesteld over ontbrekende voorzieningen, het gebruik van voorzieningen buiten de Drechtsteden en de aandachtspunten voor de gemeente(n) mocht(en) zij nieuwe voorzieningen gaan ontwikkelen.
1.4
Respondenten
Over de gehele onderzoeksperiode hebben 72 interviews met de doelgroepleden plaats gevonden. De meeste geïnterviewden (64) zijn geworven bij de in de Drechtsteden aanwezige voorzieningen voor dak- en thuislozen en GGz-cliënten. De overige acht zijn benaderd en geïnterviewd op overige locaties in en rondom de binnenstad van Dordrecht. In tabel 1.1 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de respondenten naar voorzieningen en locaties. Bij de dagopvang van het Leger des Heils en de dagopvang van de GGz (De Grote Rivieren) zijn de meeste respondenten gesproken. De dagopvang van de Grote Rivieren bestaat uit twee afzonderlijke delen: één voor cliënten met een dubbele diagnose en één voor cliënten met overige problematiek ("het tweede honk"). In de dagopvang van het Leger des Heils zijn tien respondenten geïnterviewd. In de dagopvang voor cliënten met een dubbele diagnose hebben 11 mensen meegewerkt aan het onderzoek. In "het tweede honk" zijn tien mensen geïnterviewd. De mogelijkheden voor dagopvang in Dordrecht zijn voorzieningen waar door veel (verslaafde) dak- en thuislozen en (verslaafde) GGz-cliënten uit de Drechtsteden gebruik van wordt gemaakt. Tabel 1.1 Respondenten naar vindplaats (N=72) Dak en thuislozen Voorzieningen Leger des Heils: laagdrempelige opvang (servicecentrum) Leger des Heils: 24 uurs opvang en sociaal pension Leger des Heils: begeleid wonen (intern) Leger des Heils: begeleid en beschermd wonen (extern) Leger des Heils: (ex)cliënten crisisopvang Methadonpost (Bouman GGz) Jeugdzorg: via T-Team en Entree De Hoop: woongroepen De Hoop: begeleid en beschermd wonen De Hoop: motivatiecentrum Overige vindplaatsen Kraakpanden Parken Straat Subtotaal
Inleiding
Aantal 10 4 5 5 2 4 2 3 1 1 3 2 2 44
5
Tabel 1.1 Respondenten naar vindplaats (N=72) (vervolg) GGz-cliënten Voorzieningen De Grote Rivieren: dagopvang De Grote Rivieren: dagopvang dubbele diagnose De Grote Rivieren: gesloten en open klinieken De Grote Rivieren: begeleid en beschermd wonen (extern) Methadonpost (Bouman GGz) Eleos: Beschermd wonen Eleos: Dagbesteding Overige vindplaatsen Straat Subtotaal Totaal
10 11 2 2 2 1 28 72
Problematiek In tabel 1.2 is te zien dat ruim vier vijfde (61) van de respondenten kampt met problemen op het gebied van huisvesting. Bijna de helft van deze groep (27) is daadwerkelijk dakloos, terwijl de gehele groep als thuisloos is te beschouwen. Dit betekent dat zij niet (volledig) zelfstandig woont of kan wonen. Van alle respondenten hebben 33 (regelmatig) contact met de opvangmogelijkheden van de GGz, zijn woonachtig in een van de woonvormen van de GGz of staan bij de GGz als cliënt ingeschreven. Verder heeft ruim een derde van de respondenten (26) te maken met drugsverslaving, terwijl een zesde van de groep (12) verslaafd is aan alcohol. Tabel 1.2 Aantal respondenten naar problematiek, in aantallen (N=72)* Problematiek Aantal respondenten Dakloosheid 27 Thuisloosheid 61 GGz-cliënt 33 Alcoholverslaving 12 Drugsverslaving 26 * meerdere problemen mogelijk
Uit de interviews met de doelgroepleden, maar ook uit de gesprekken met sleutelinformanten blijkt dat er een grote overlap bestaat tussen beide doelgroepen. Deze personen hebben problemen op zowel psychisch vlak als op het gebied van huisvesting. Er zijn 22 respondenten die zowel GGz cliënt als dak- en/of thuisloos zijn. De personen in de overlappende groep maken zowel gebruik van de laagdrempelige opvang van het Leger des Heils als de woon- en opvangmogelijkheden van de GGz. Een groot deel van deze overlappende groep kampt daarnaast met een verslavingproblematiek. Persoonskenmerken In tabel 1.3 worden enkele persoonskenmerken van de onderzoeksgroep weergegeven. De gemiddelde leeftijd van de 72 respondenten is 42 jaar.5 De jongste respondent is 18 jaar oud, terwijl de oudste 69 jaar is. Zo'n 70% van de respondenten is man (in totaal 50). Bijna een vijfde (12) van de respondenten is in Dordrecht geboren, terwijl acht respondenten in één van de andere Drechtsteden is geboren. De overige respondenten zijn oorspronkelijk afkomstig uit diverse plaatsen in de regio (Rotterdam, Spijkenisse, Gorinchem) (14), uit de rest van Nederland (24) of uit het buitenland (10). Van vier respondenten is de geboorteplaats niet bekend.
5
6
Drie respondenten hebben hun leeftijd of geboortedatum niet kenbaar gemaakt. INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Een ruime meerderheid (63) van de respondenten is van autochtone afkomst. De overige etnische achtergronden zijn: Overig noord west Europees (2); zwart Afrikaans (1); Indonesisch (1); Surinaams creools (3); overig Surinaams (1), en Antilliaans (1). Op zes na hebben alle respondenten een Nederlandse nationaliteit. De genoten opleiding varieert van alleen lagere school (14), LBO (15), MBO (15), MAVO (9), HAVO (5) tot HBO (4). Van vijf respondenten is de opleiding niet bekend, terwijl eveneens vijf respondenten een ander type opleiding hebben gevolgd. De meerderheid (63) is op het moment van het interview alleenstaand, zeven hebben een partner of wonen samen en twee zijn getrouwd. Bijna de helft van de respondenten (33) heeft kinderen, variërend van één tot maximaal negen kinderen. De overige respondenten (36) geven aan geen kinderen te hebben, terwijl van drie respondenten onbekend is of zij kinderen hebben. Ten slotte zijn 65 van de 72 respondenten verzekerd tegen ziektekosten. Tabel 1.3 Persoonskenmerken (N=72) Aantal respondenten Geslacht Man Vrouw Totaal Leeftijd 15-20 jaar 21-30 jaar 31-40 jaar 41-50 jaar 51-60 jaar 61 jaar en ouder Leeftijd onbekend Totaal Geboorteplaats Dordrecht Sliedrecht Papendrecht Hendrik Ido Ambacht Zwijndrecht Alblasserdam Rotterdam Overige regio Overig Nederland Buitenland Onbekend Totaal
50 22 72 1 7 24 22 13 2 3 72 12 2 2 2 1 1 10 4 24 10 4 72
Verblijf in de Drechtsteden Op het moment van het interview woont/verblijft het grootste deel van de respondenten in Dordrecht (64). Daarnaast zijn drie respondenten gesproken die verblijven in Zwijndrecht, drie in Papendrecht en twee in Sliedrecht. De gemiddelde verblijfsduur in de regio bedraagt 19 jaar, variërend van enkele weken tot het gehele leven (maximaal 55 jaar). Een derde van de respondenten is enkele weken tot maximaal 10 jaar weggeweest uit de regio. De reden voor het tussentijds vertrek betreft (nieuwe of stukgelopen) persoonlijke relaties, opnames in psychiatrische inrichtingen of afkickklinieken, detentie of werk. Woonladder In dit onderzoek is ook aandacht geschonken aan de zogenoemde woonladder, een concept dat afkomstig is uit de notitie 'Iedereen Onderdak in 2007' (Verdaas en Meindertsma 2003). Het idee van de woonladder is ontstaan vanuit het groeiende besef onder politieke partijen dat tussen ‘de straat’ en het ‘gewone rijtjeshuis’ een aantal treden ontbreekt. Hierdoor Inleiding
7
kunnen bepaalde groepen, vooral overlastveroorzakers, niet eenvoudig worden gehuisvest. Steeds meer beleidsmakers en lokale bestuurders zien in dat een gewone woning niet voor iedereen is weggelegd, maar ook dat een leven op straat noch voor de betreffende personen zelf, noch voor de samenleving een oplossing is. Door dit taboe is het lange tijd ‘not done’ geweest om de huisvesting van deze bijzondere huishoudens en personen structureel in de woningbouwprogramma’s mee te nemen, alhoewel er tal van projectmatige initiatieven in de sociale opvang zijn geweest. De woonladder kan worden voorgesteld als een traject waarin cliënten van de maatschappelijke opvang en de geestelijke gezondheidszorg kunnen 'opklimmen' vanuit het leven op straat (het daadwerkelijk dakloos zijn) naar een bestaan waarin zelfstandig wonen mogelijk is. Figuur 1.1 laat een schets van de woonladder zien. In de figuur is tevens weergegeven welke woonvormen wij in dit onderzoek daarbij onderscheiden. In het onderhavig onderzoek worden de geïnterviewden naar niveau van de huidige woonvorm ingedeeld op de woonladder. Van laag naar hoog worden zes woonniveaus onderscheiden: zorgmijders, nachtopvang en wisselde opvang, 24-uurs opvang, (intern) begeleid wonen, (extern) beschermd zelfstandig wonen met beperkte begeleiding, en volledige zelfstandigheid. Figuur 1.1 De Woonladder Omschrijving Zelfstandig wonen Woontraining
Begeleid wonen
Wonen met (permanente) toezicht
Laagdrempelige opvang
Buitenslapers / zorgwekkende zorgmijders
Woonvormen Volledig zelfstandig (eigen kamer, woning, flat) Beschermd zelfstandig wonen (extern) met beperkte begeleiding of toezicht Woonvormen met eigen kamer, maar met intensieve (groeps) begeleiding 24-uurs opvang en sociaal pension klinische opnames GGz, Nachtopvang en wisselende opvang (maatschappelijke opvang, familie, vrienden) Buitenslapers - geen contact met de maatschappelijke opvang
In tabel 1.4 zijn de 72 geïnterviewde doelgroepleden ingedeeld naar positie op de woonladder. In hoofdstuk vijf wordt de hulpbehoefte van deze verschillende subgroepen besproken. Tabel 1.4 Doelgroepleden naar positie op de woonladder (N=72) Aantal respondenten Zelfstandig wonen 13 Beschermd wonen (extern) 12 Begeleid wonen (interne opvang) 14 24-uurs opvang / wonen met toezicht 7 Nachtopvang / wisselende woonsituatie 19 Zorgmijders 7 Totaal 72
8
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
1.5
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk worden de aanwezige instellingen en voorzieningen in de regio Drechtsteden beschreven, evenals de overige locaties waar de leden van de doelgroepen kunnen worden aangetroffen. In hoofdstuk 3 wordt de achtergrondkenmerken van de dak- en thuisloosheid onder de respondenten besproken, terwijl hoofdstuk 4 meer inzicht geeft in de geïnterviewde cliëntèle van de Geestelijke Gezondheidszorg. In hoofdstuk vijf wordt de hulpbehoefte van de twee doelgroepen in kaart gebracht. In dit hoofdstuk worden tevens vergelijkingen gemaakt op basis van de indeling van de respondenten op de woonladder. Afgesloten wordt met hoofdstuk 6, waarin de conclusies van het onderzoek worden weergegeven. Daarbij worden de onderzoeksvragen als leidraad genomen. In bijlage één wordt ingegaan op het meten van psychiatrische problematiek. Bijlage twee vormt een overzicht van de gesproken sleutelinformanten, terwijl in bijlage drie een itemlist is opgenomen aan de hand waarmee de (sleutel) informanten zijn ondervraagd.
Inleiding
9
10
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
2.
GELEGENHEIDSSTRUCTUUR
In dit hoofdstuk worden de in de Drechtsteden aanwezige instellingen en voorzieningen beschreven waar dak- en thuislozen en GGZ-cliënten mee te maken (kunnen) hebben. Er is een onderverdeling gemaakt in maatschappelijke opvang, geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en jeugdzorg. Naast de voorzieningen worden ook overige locaties beschreven waar leden van de doelgroepen (kunnen) worden aangetroffen. De informatie voor deze beschrijvingen is afkomstig uit deskresearch, gesprekken met medewerkers van de instellingen, gesprekken met de leden van de doelgroepen en de observaties die hebben plaatsgevonden tijdens het veldwerk. Begonnen wordt met een kort overzicht van de aanwezige gemeenten en aantallen inwoners in de Drechtsteden. 2.1
Drechtsteden
In de regio Drechtsteden bevinden zich vijf zogenoemde kerngemeenten en twee gemeenten in het randgebied. In tabel 2.1 zijn de gemeenten en het aantal inwoners weergegeven. Daarnaast is het percentage bijzondere doelgroepen ten opzichte van de totale bevolking opgenomen (Drijver en Partners 2006). Onder bijzondere doelgroepen worden verstaan: dak- en thuislozen; probleemjongeren; (ex-)verslaafden; slachtoffers huiselijk geweld; laatste kans bewoners; asielzoekers in regionale opvangcentra; en (ex-)psychiatrische patiënten.1 Tabel 2.1 Gemeente
Gemeenten en aantal inwoners Drechtsteden (per 01-01-2006) Kern Randgebied Aantal Percentage inwoners inwoners* bijzondere groepen** Alblasserdam x 18.362 0,31 Dordrecht x 119.324 0,80 's-Gravendeel x 8.891 onbekend Hendrik-Ido-Ambacht x 23.723 0,28 Papendrecht x 31.217 0,23 Sliedrecht x 23.840 0,31 Zwijndrecht x 45.400 0,31 Totaal 373.756 0,53 * Bron: www.plaats.nl ** Bron: "Gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere groepen" (Drijver en Partners 2006)
De gegevens over de bijzondere doelgroepen laten tevens zien dat er in de Drechtsteden een aanbod van voorzieningen is voor 150 tot 160 dak- en thuislozen, circa 90 probleemjongeren, 130 (ex) verslaafden, 50 slachtoffers van huiselijk geweld, 40 laatste kans bewoners en ruim 900 (ex-)psychiatrische patiënten (Drijver en Partners 2006). De dak- en thuislozen zijn grotendeels geregistreerd in Dordrecht, terwijl Zwijndrecht en Papendrecht enkele dak- en thuislozen kennen. In de overige Drechtsteden staan geen daken thuislozen geregistreerd volgens dit bestand. Dit komt overigens overeen met de ervaringen tijdens ons veldwerk.
1
Verstandelijk gehandicapten, die voor een groot deel van huisvestingsvoorzieningen gebruik maken, zijn niet bij de bijzondere doelgroepen inbegrepen. Gelegenheidsstructuur
11
2.2
Maatschappelijke opvang
De functie van de maatschappelijke opvang is het opvangen van personen die door een combinatie van - elkaar vaak versterkende - (psychosociale) problemen hun woning hebben verlaten of dreigen te moeten verlaten. Zij kunnen zich meestal niet op eigen kracht in de samenleving handhaven.2 In de Drechtsteden is het Leger des Heils de voornaamste instelling voor maatschappelijke opvang. Daarnaast wordt een dagopvang aangeboden door het diaconaal Aandachtscentrum. Leger des Heils3 Het leger des Heils is gevestigd aan het Kromhout in het centrum van Dordrecht. De organisatie biedt diverse vormen van maatschappelijke opvang aan, variërend van laagdrempelige opvang (dag en nachtopvang), crisisopvang, 24-uurs opvang tot (intern en extern) begeleid en beschermd wonen. De voorzieningen van het Leger des Heils zijn verspreid over de hele regio Drechtsteden. De voornaamste opvangmogelijkheden bevinden zich echter in het centrum van Dordrecht. Laagdrempelige Opvang (Dordrecht) De Laagdrempelige Opvang (LDO) in Dordrecht bestaat uit twee subafdelingen: het Service Centrum (dagopvang) en het Slaaphuis (nachtopvang). De dagopvang biedt plaats aan vijftig mensen. Hierbij gaat het vaak om mensen die dak- en thuisloos zijn en/of mensen die op één of meerdere gebieden hulp en ondersteuning nodig hebben. Het kan hierbij gaan om het verkrijgen van toegang tot de reguliere zorg en hulpverlening (arts, schuldhulpverlening, enzovoorts). Bij een deel van de cliënten is er tevens sprake van verslavingsproblematiek. In de dagopvang kunnen cliënten terecht voor koffie en een eenvoudige maaltijd. In de nachtopvang kunnen 25 daklozen terecht voor een slaapplaats. De capaciteit van het Slaaphuis blijkt volgens medewerkers, maar ook volgens de dak- en thuislozen zelf, de laatste jaren in toenemende mate onvoldoende. Zo was het bezettingspercentage van het Slaaphuis over heel 2003 123%. Vaak moet in de wintermaanden de capaciteit worden uitgebreid, hetgeen mogelijk wordt gemaakt met de zogenoemde winterregeling. Er kunnen dan meer passanten dan de reguliere 25 de nacht door te brengen in het Slaaphuis. 24-uursopvang (Dordrecht) De afdeling 24-uursopvang is onderverdeeld in drie subafdelingen: de 24-uursopvang, de Meerzorg en het sociaal pension. De 24-uursopvang biedt plaats aan 32 bewoners. De algemene doelstellingen van deze afdeling zijn opvang, observatie en begeleiding. Over het algemeen hebben de bewoners te maken met meervoudige problemen, zoals dak- en thuisloosheid, verslaving, schulden, psychische problemen en onvoldoende sociale vaardigheden. 2
zie www.fo-stvkennisnet.nl In het kader van het project Gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere doelgroepen van de Drechtsteden is aangegeven dat het Leger des Heils de volgende plannen voor (toekomstige huisvesting van) voorzieningen heeft: 1. hostel voor chronisch verslaafden. Het gaat om een verpleegunit voor 20 tot 24 chronisch verslaafden. De locatie is bij voorkeur niet op het huidige terrein. Het project verkeerd in de planvormingsfase. Nog niet bekend is of er sprake zal zijn van huur of eigendom; 2. opvangvoorzieningen voor minderjarige veelplegers. Het betreft een clustervoorziening voor acht jongeren. De locatie is waarschijnlijk de Pelserstraat in Dordrecht, maar dit is nog niet definitief. Nog niet bekend is of er sprake zal zijn van verhuur of eigendom.
3
12
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
De Meerzorg heeft een capaciteit van 12 plaatsen. Zeven hiervan worden georganiseerd (en gefinancierd) via verpleeghuis Het Parkhuis, waarmee een samenwerkingsovereenkomst bestaat. Het Parkhuis levert onder meer de verpleeghuisarts. Op de Meerzorg worden de cliënten met behoefte aan verpleeghuiszorg en met een verpleeghuisindicatie opgevangen. Door de meervoudige problematiek van deze doelgroep is opname in een regulier verpleeghuis meestal niet mogelijk. Het sociaal pension in Dordrecht heeft plek voor 18 bewoners, terwijl het sociaal pension in Gorinchem 32 plaatsen heeft. Beide locaties kunnen worden gebruikt voor dak- en thuislozen uit de Drechtsteden. De doelstelling van het sociaal pension is het bieden van onderdak aan dak- en thuislozen van achttien jaar en ouder met psychiatrische problemen, die elders geen of onvoldoende onderdak of huisvesting kunnen krijgen. Bewoners van deze afdeling hebben een indicatie die is gebaseerd op psychiatrische problematiek. Crisisopvang (Dordrecht en Papendrecht) De crisisopvang biedt plaats aan gezinnen die om uiteenlopende redenen voor korte of langere tijd dakloos zijn. Vaak gaat het om alleenstaande ouders met kinderen, maar ook gezinnen met kinderen of (echt)paren zonder kinderen kloppen regelmatig aan. De opvangcapaciteit bedraagt in principe 25 plaatsen voor volwassenen in Dordrecht en acht plaatsen voor vrouwen in Papendrecht. De problemen waarmee hulpzoekenden binnenkomen, liggen voornamelijk op het terrein van schulden (met als gevolg uithuiszetting door huurachterstand), psychosociale en relationele problemen. De gemiddelde verblijfsduur is relatief lang. Begeleide Woonvormen (Dordrecht en Zwijndrecht) De Begeleide Woonvormen Dordrecht is onderverdeeld in Beschermd Wonen en Begeleid Wonen. Jaarlijks worden zo'n 50 tot 60 personen tijdelijk gehuisvest in de woonvormen van begeleid en beschermd wonen. De afdeling Beschermd Wonen is intern gehuisvest (op het terrein aan het Kromhout). Hier verblijven mensen voor wie het wonen in een reguliere woning met of zonder begeleiding nog een stap te ver is, maar waarvoor het min of meer zelfstandig bewonen en onderhouden van een eigen kamer een goed alternatief is. Begeleid Wonen is een woonvorm waarbij sprake is van extern zelfstandig wonen met een ambulante vorm van woonbegeleiding. De intensiteit van deze begeleiding verschilt per persoon en is afhankelijk van de mate van zelfstandigheid en de problematiek. De meest voorkomende problemen zijn alcoholverslaving, hoge schulden, psychosociale problematiek en psychiatrische ziektebeelden. Ook in Gorinchem zijn enkele plaatsen Begeleid Wonen beschikbaar op het terrein van het sociaal pension. Aandachtscentrum In de binnenstad van Dordrecht bevindt zich het diaconaal Aandachtscentrum. In het Aandachtscentrum kunnen bezoekers terecht voor rust, aandacht, een gesprek met één van de vrijwilligers, koffie, sociale contacten en het lezen van de kranten. In het Aandachtscentrum kan in principe iedereen terecht. Ook de doelgroepen van dit onderzoek maken er regelmatig gebruik van. Volgens de medewerkers gaat het vaak om mensen die "de achterkant van de kerk" vormen (personen die de officiële kerk hebben afgeschreven, hetzij door teleurstelling vanwege het niet geaccepteerd worden, hetzij door andere omstandigheden).
Gelegenheidsstructuur
13
Het centrum is alle weekdagen geopend van 13.30 tot 17.00 uur. Op zaterdag is het geopend van 10.00 tot 13.00 uur. Eén keer per maand worden er pannenkoeken gemaakt voor de bezoekers, terwijl er in de wintermaanden daarnaast op één dag in de maand soep en brood wordt verstrekt. De bezoekers van het Aandachtscentrum komen uit verschillende wijken en buurten uit Dordrecht, maar ook uit verder weggelegen steden zoals Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Bezoekers mogen maximaal één keer per dag gebruik maken van het Aandachtscentrum. Van elke bezoeker wordt bij binnenkomst een eenvoudige registratie bijgehouden. Uit het jaarverslag 2005 blijkt dat er circa 17.000 bezoeken zijn geteld. Dit betekent dat er ruim 50 unieke personen per dag een bezoek brengen aan het Aandachtscentrum.
2.3
Geestelijke gezondheidszorg
In de regio Drechtsteden zijn twee organisaties actief op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg: De Grote Rivieren GGZ en Eleos. De Grote Rivieren4 De Grote Rivieren is de voornaamste organisatie voor geestelijke gezondheidszorg in de regio Zuid-Holland Zuidoost. De Grote Rivieren behandelt, begeleidt en ondersteunt mensen met psychiatrische en psychosociale problemen. De zorg is in vier circuits ondergebracht: Kinderen en Jeugdigen, (cliënten tot 21 jaar); Circuit Volwassenen (Drechtsteden en Gorinchem en omgeving; cliënten van 21 tot 65 jaar); Circuit Ouderen (65 jaar en ouder); en Circuit Rehabilitatie, voor begeleiding op het gebied van wonen, werken en vrije tijd. Ten aanzien van de doelgroepen van dit onderzoek zijn vooral de circuits Volwassenen en Rehabilitatie van belang. Aan volwassen GGZ-cliënten biedt de Grote Rivieren verschillende vormen van hulp en zorgprogramma's.5 Afhankelijk van het ziektebeeld bekijken hulpverleners samen met de cliënt welke behandeling het meest geschikt is. Het circuit Volwassenen verleent hulp aan personen van 21 tot 65 jaar met psychiatrische of ernstige psychosociale problemen. De hulp kan bestaan uit ambulante hulpverlening, deeltijdbehandeling en klinische behandeling op diverse locaties in de regio Drechtsteden. Daarnaast heeft De Grote Rivieren mogelijkheden voor begeleid wonen. 4
In het kader van het project Gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere doelgroepen van de Drechtsteden is aangegeven dat De Grote Rivieren de volgende plannen voor (toekomstige huisvesting van) voorzieningen heeft: 1. verplaatsing kliniekcapaciteit Kasperspad naar de regio. Er zijn plannen met betrekking tot verplaatsing van klinische capaciteit (langdurige revalidatiepsychiatrie) gericht op wonen vanuit Dordrecht (Kasperspad) naar de randgemeenten (capaciteit: 32 bedden). Ook zijn er ideeën om hierbij een combinatie te vinden met een workhome voor autisten (capaciteit: 24 plaatsen). Dit laatste is een voorziening waar autistische jongeren kunnen wonen en werken. Er is nog geen duidelijkheid over locatie en eigendomsverhouding; 2. uitbreiding begeleid wonen met 12 plekken. De Grote Rivieren heeft van het zorgkantoor toestemming gekregen om uit te breiden met 12 plaatsen begeleid wonen. Nadere bijzonderheden ontbreken vooralsnog. 5 De zorgprogramma's hebben betrekking op angst- en dwangstoornissen, interpersoonlijke problematiek en somatoforme stoornissen, liaison en organische psychosyndromen, persoonlijkheidsstoornissen, stemmingsstoornissen en psychotische stoornissen. Belangrijke onderdelen van een zorgprogramma zijn: diagnose met of zonder testonderzoek; behandeling zowel individueel als in groepsverband; medicatie; (crisis-)opname indien nodig; voorlichting over de ziekte en behandeling aan zowel cliënten als hun familie; en overleg met huisarts en andere betrokkenen. 14
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Ambulante Hulpverlening Ambulante behandeling betekent dat de cliënt behandeld wordt terwijl deze beschikt over een eigen woon- en verblijfplaats. De zorg is gericht op diagnostiek en behandeling van de psychische klachten en op begeleiding in het omgaan met de gevolgen van de ziekte op het dagelijks leven. Dagopvang Alle subregio’s in de Drechtsteden waar De Grote Rivieren actief is beschikken over één of meer inloopvoorzieningen en/of eetcafés. In de dagopvang kunnen cliënten terecht voor koffie, sociale contacten, kranten en tijdschriften, spelletjes en verschillende eenvoudige maaltijden. Er zijn twee van dergelijke voorzieningen voor de leden van de doelgroep gevestigd bij het Service en Ondersteunings Centrum (SOC) De Stroming in Dordrecht. Het betreft een reguliere dagopvang (de Soos) voor alle GGZ-cliënten en een opvang voor cliënten met een dubbele diagnose. In laatstgenoemde dagopvang kunnen overdag cliënten terecht die zowel psychiatrische problemen hebben als alcohol en/of drugsverslaafd zijn. Bij de opvang voor cliënten met dubbele diagnose wordt tevens methadon verstrekt en kunnen de cliënten cannabis gebruiken in een zogenoemd 'blowhok'. Het gebruik van harddrugs en alcohol is in deze opvang verboden. In totaal komen er zo'n 25 cliënten naar de dubbele diagnose-dagopvang, terwijl er in Dordrecht naar schatting zo'n 70 dubbele diagnose-patiënten zijn. De dagopvang is geopend van 08.00 tot 18.30 uur. In de middaguren bestaat niet alleen de mogelijkheid voor de bezoekers om deel te nemen aan werkzaamheden op een zorgboerderij, maar worden bijvoorbeeld ook sociale vaardigheden getraind, wordt er gesport, computerles gegeven en aan persoonlijke verzorging gedaan. Bij de dagopvang wordt tevens de uitkering verstrekt aan cliënten die niet beschikken over een vaste woon of verblijfsplaats (Zwerversuitkering) of die te maken hebben met schuldhulpverlening en afhankelijk zijn van een wekelijks budget. Klinische behandeling Naast dagopvang en ambulante zorg bied De Grote Rivieren teven klinische opnames aan. Er zijn twee mogelijkheden: opname in een gesloten afdeling en opname in een open inrichting. Aan opname in een gesloten afdeling gaat meestal een heel traject vooraf. Volgens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (de Wet BOPZ) is er een aantal wegen die leiden tot gedwongen opname. De belangrijkste zijn de rechterlijke machtiging (RM) en de inbewaringstelling (IBS). Een machtiging van de rechter is een wettelijke maatregel om een cliënt zonder persoonlijke toestemming in een van de locaties van De Grote Rivieren op te nemen. Dat kan als een persoon een dreigend gevaar voor zichzelf of voor anderen is als gevolg van een psychiatrische stoornis en/of wanneer het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten De Grote Rivieren kan worden afgewend. Rehabilitatie: begeleid wonen Voor sommige mensen met psychiatrische beperkingen is een zelfstandig bestaan (nog) niet weggelegd. Zij kunnen worden geplaatst in één van de begeleid wonen voorzieningen van De Grote Rivieren. De Grote Rivieren heeft in de Drechtsteden in vijf plaatsen een begeleide woonvorm: Alblasserdam, Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Bewoners van een begeleide woonvorm hebben een eigen slaapkamer, terwijl ze de gemeenschappelijke huiskamer, keuken, badkamer en tuin delen met de andere bewoners. Overdag is er begeleiding aanwezig van De Grote Rivieren. De woonvormen bestaan uit meerdere woonhuizen, vaak naast elkaar, en hebben plaats voor 19 tot 24 bewoners. In totaal zijn er 174 plaatsen voor begeleid wonen beschikbaar, waarvan 21 bedoeld zijn voor de dubbele diagnose-cliënten. De Grote Rivieren biedt daarnaast hulp op het gebied van Gelegenheidsstructuur
15
zelfstandig wonen. Deze cliënten krijgen hulp aan huis. In totaal heeft de Grote Rivieren zo'n 500 cliënten in Dordrecht die op de één of andere wijze gebruik maken van een rehabilitatievorm. Eleos Eleos is een landelijk werkende instelling voor gereformeerde geestelijke gezondheidszorg. In Dordrecht worden ambulante zorg, dagbesteding/arbeidsrehabilitatie en deeltijdbehandeling (voor adolescenten) geboden, terwijl in Hendrik-Ido-Ambacht een beschermde woonvorm en ambulante woonbegeleiding aanwezig zijn, evenals een centrum voor inloop en dagbesteding. De beschermde woonvorm in Hendrik-Ido-Ambacht biedt plaats aan ongeveer 30 bewoners. Bij de ambulante woonbegeleiding krijgen bewoners minimaal eens per week begeleiding, terwijl zij zelfstandig in een eigen woning wonen. Personen met een actueel verslavingsprobleem, verstandelijk gehandicapten, of zich in een acute crisissituatie verkeren behoren niet tot de doelgroep van Eleos. Zij worden doorverwezen naar andere organisaties. Dagbesteding en arbeidsrehabilitatie In Dordrecht is het centrum voor dagbesteding en arbeidsrehabilitatie De Doorgang gevestigd voor personen met een psychosociaal of psychiatrisch probleem. Een aantal werkprojecten (fietsenmakerij, reproservice, inpak- en productiewerk en groenvoorziening) zullen vanaf september 2006 gevestigd zijn in Zwijndrecht. Daarmee worden de functies dagbesteding en arbeid gescheiden.
2.4
Verslavingszorg
Hieronder wordt kort ingegaan op het aanbod voor verslaafde dak- en thuislozen en GGZcliënten. Deze voorzieningen zijn tevens als vindplaats voor het onderzoek gebruikt. In de Drechtsteden wordt verslavingszorg geboden door Bouman GGZ en De Hoop. Bouman GGZ De verslavingszorg wordt meegenomen in het onderzoek naar dak- en thuislozen en GGZcliënten aangezien zij veelal in contact staan met het verslaafde deel van de dak- en thuislozen. Daarnaast wordt de verslavingszorg steeds meer als onderdeel van de GGZ gezien. Personen met verslavingsproblemen worden behandeld in zowel GGZ-instellingen als in gespecialiseerde instellingen voor verslavingszorg. In Rotterdam en Dordrecht is de instelling voor verslavingszorg Bouman GGZ van mening dat verslaving een chronische psychiatrische ziekte is.6 In principe zou dit betekenen dat alle cliënten van Bouman GGZ die woonachtig zijn in de Drechtsteden tot de doelgroep van het onderzoek behoren. Er is echter gekozen om alleen voor de GGZ-cliënten 'in klassieke zin' te kiezen, hetgeen betekent dat van Bouman GGZ die cliënten zijn opgenomen in het onderzoek waarbij sprake is van een dubbele diagnose (zowel verslaafd als psychiatrische problematiek). Daarnaast zijn via Bouman GGZ dakloze verslaafden benaderd. Bouman GGZ heeft een breed scala aan aanbod voor verslaafden in de regio Zuid-Holland Zuid, waarvan hieronder alleen de voorzieningen die daadwerkelijk in de Drechtsteden zijn
6
GGZ Nederland is van mening dat voor de praktijk van de verslavingszorg een integrerend biopsychosociaal model onvermijdelijk is en sluit zich aan bij de definitie van verslaving als zijnde een chronische hersenziekte met een destructieve levensstijl voor de persoon die het betreft en diens omgeving. Zie: GGZ Nederland (2006). Een visie op verslaving en verslavingszorg, Aanpak op meerdere fronten. GGZ Nederland, Amersfoort. 16
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
gevestigd worden besproken.7 Een medewerker van Bouman GGZ in Dordrecht heeft overigens aangegeven dat het aanbod in de Drechtsteden meer variatie behoeft, met name op het gebied van (begeleid) wonen voor verslaafden. - Preventie De afdeling preventie voert preventieve interventies uit op de domeinen school/werk, vrije tijd en thuis en kunnen de vorm hebben van onderzoek, trainingen, voorlichting, beleidsadvisering, deelname aan netwerken, preventieprojecten, peereducation, infostands of consultatie en advies. - Time-out voorziening (TOV) De TOV is een triageafdeling voor personen met mogelijke psychiatrische klachten en (chronische) alcohol- en/of drugsgebruik die acuut hulp nodig hebben. De afdeling fungeert als intermediair tussen verwijzer, patiënt en eventuele vervolghulpverlening. De opnamecapaciteit van beide TOV's waar Bouman GGZ over beschikt (in Dordrecht en Schiedam) is tien personen. De TOV in Dordrecht is gevestigd aan de Reeweg Zuid. - Outreachende zorg Outreachende zorg houdt in het opsporen en in contact komen met nieuwe patiënten, veelal zorgmijders. Door middel van diverse interventies wordt getracht deze patiënten naar de reguliere zorg toe te leiden. Het betreft patiënten met ernstige verslavings- en comorbide psychiatrische ziekten, vaak in combinatie met problemen op andere levensgebieden. - Polikliniek De polikliniek verzorgt de intake, de diagnostiek, indicatiestelling en verwijzing naar een zorgtraject. Zonodig biedt de polikliniek een (eerste) behandeling. In Dordrecht is de polikliniek gevestigd aan de Kuipershaven. - Deeltijdbehandeling Patiënten die een klinische behandeling hebben gehad gericht op herstel en die aanvullend (deeltijd) vervolgbehandeling behoeven, kunnen terecht aan de Reeweg Zuid in Dordrecht. Hier wordt op drie tot vier dagdelen per week deeltijdbehandeling geboden in een klinische setting. De behandelduur bedraagt twee tot zes weken. - Woonbegeleiding Woonbegeleiding is bedoeld voor patiënten met een verslavingsgeschiedenis die zich willen richten op volledig herstel/abstinentie. Hiertoe heeft Bouman GGZ in Dordrecht acht wooneenheden tot haar beschikking, gevestigd aan de Schrijversstraat. Begeleid zelfstandig wonen is mogelijk voor 40 tot 45 personen. - Actieve Zorg Actieve Zorg werkt regionaal en biedt patiënten met een ernstige chronische verslavingsproblematiek praktische en professionele hulp, voornamelijk in de thuissituatie. - Arbeidsgewenning In het kader van dagbesteding en werk biedt Bouman GGZ op de locatie Bouplaats arbeidsgewenning voor (ex)verslaafden met een herstel- of zorgperspectief. Dit kan van maandag tot en met donderdag van 09.00 tot 16.00 uur aan de Madame Curiestraat.
7
In het productenboek van Bouman GGZ zijn de volgende producten opgenomen: Preventie, Crisisdienst, Time-Out Voorziening, Outreachende Zorg, Assertive Community Treatment, Persoons Gebonden Aanpak, Poliklinieken, Bureau Opname en Ontslag, Diagnose en Detoxificatie, Psychiatrie, Intensieve Zorg, Neuropsychiatrie, Rehabilitatie, Klinische vervolgrehabilitatie, Diagnose & Detoxificatie vrouwen, Klinische vervolg rehabilitatie vrouwen, Interculturele Mannen Kliniek, Zorgcentrum, Klinisch Maatschappelijk Werk, Detox, diagnose en stabilisatie Reeweg Zuid, Deeltijd, Verslavingsreclassering, Methadonbehandeling, Heroïnebehandeling, Beschermd gebruiken, DAC+ Noord, Ambulante woonzorg, Beschermd wonen, Woonbegeleiding, Actieve zorg, Dagopvang, Activering, Bouplaats - Arbeidsgewenning, WADT-projecten, Activiteiten Centrum Zuringstraat, Arbeidstoeleiding en Trajectbegeleiding. Gelegenheidsstructuur
17
- Methadonbehandeling Methadonbehandeling is een laagdrempelige voorziening waar naast methadon ook medische zorg, psychosociale begeleiding en hulp bij maatschappelijke problemen wordt geboden aan personen die chronisch drugsverslaafd zijn. De methadonpost in Dordrecht is gevestigd aan de Schrijversstraat. In totaal zijn er zo'n 225 methadoncliënten. Hiervan is een kwart stabiel en komt eens in de week methadon ophalen. Zo'n 10% komt dagelijks de methadon ophalen. De overige cliënten komen drie maal per week. De verstrekkingstijden zijn verspreid over dag. Stichting De Hoop Stichting De Hoop, centrum voor evangelische verslavingszorg en hulpverlening, biedt naast hulpverlening aan verslaafden ook maatschappelijke opvang in Dordrecht. In totaal biedt de Hoop plaats voor ongeveer 200 intramurale en ongeveer 200 ambulante cliënten. De cliënten van de Hoop zijn afkomstig uit het hele land. Verslavingszorg Onder de verslavingszorg die de Hoop biedt vallen de volgende voorzieningen. - Therapeutische centra Voor 24-uursopvang zijn woongroepen en therapeutische centrum De Brug beschikbaar. In elke woongroep wonen en leven tien tot 14 cliënten. Bij opname in De Brug beschikt de cliënt over een eigen woonruimte en leven niet in een groep. Werk en studie behoren tot de mogelijkheden tijdens de opname. In totaal zijn er zo'n 110 klinische plaatsen beschikbaar. - Motivatiecentrum Crosspoint Dit motivatiecentrum biedt laagdrempelige 24-uursopvang voor verslaafden die opname in een kliniek vooralsnog een te grote stap vinden of die niet (voldoende) gemotiveerd zijn voor behandeling. Het is mogelijk methadon te gebruiken tijdens de opname in het motivatiecentrum. Cliënten kunnen er maximaal drie maanden verblijven. - Postklinische behandeling Vanuit elke afdeling binnen de Hoop kunnen cliënten terechtkomen in het project Postklinische Behandeling (PKB). De cliënt beschikt hierbij over een eigen woning. Ook worden woningen en kamers verhuurd aan cliënten van het PKB-project door stichting Haaswijk. - Deeltijdbehandeling Personen voor wie een opname niet mogelijk of noodzakelijk is, kunnen gebruik maken van deeltijdbehandeling. Deze behandeling heeft als doel te helpen bij het afronden van de verslavingsproblematiek en vindt twee tot drie maal per week plaats. - Ambulante behandeling Wanneer een opname of deeltijdbehandeling niet nodig is en een wekelijks gesprek volstaat, dan is er ambulante behandeling mogelijk, waarbij drie deelbehandelingen worden onderscheiden: psychotherapie; project alcohol en werk; en eetproblematiek. Psychosociale hulpverlening Onder psychosociale hulpverlening zijn de volgende begeleidingsvormen aanwezig: - centrum voor maatschappelijke opvang de Jordaan (een woon- en leefgroep voor 15 volwassenen); - Begeleid Zelfstandig Wonen/Begeleid Kamer Wonen; en - Bureau voor Evangelische Hulpverlening (ambulante hulp voor personen met psychosociale problemen).
18
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
2.5
Jeugdzorg
Ten aanzien van maatschappelijke opvang voor volwassenen is in de regio Drechtsteden het Leger de Heils de voornaamste instelling. Dak- en thuisloze jongeren (tot 25 jaar) worden geholpen door Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Volgens sleutelinformanten neemt het aantal dak- en thuisloze jongeren in de regio de laatste jaren toe. Het betreft jongeren die vanwege familie- of gezinsproblemen, gedragsstoornissen, problemen met politie en justitie, middelengebruik, huurachterstanden en overige schuldenproblematiek dakloos zijn geworden of dreigen te worden. Bureau Jeugdzorg kent twee onderdelen die zich op daken thuisloze jongeren richten, het Thuislozen team (T-team) en Entree. T-team Het T-team Dordrecht, actief sinds 1999, richt zich op de doelgroep dak- en thuislozen jongeren van 12 tot 25 jaar die gedurende drie maanden geen vaste verblijfplaats hebben en in die periode minstens drie verschillende slaapplaatsen hebben gehad.8 Het team richt zich vooral op de problematiek van thuisloosheid. Jongeren met een zware verslavingsproblematiek, een ernstige psychiatrische problematiek en/of een illegale verblijfsstatus behoren niet tot de doelgroep. Deze worden direct verwezen naar externe partners zoals De Grote Rivieren of Bouman GGZ. In een jaar tijd (van november 2004 tot november 2005) zijn zo'n 40 jongeren doorverwezen naar externe partners. De doelstelling van het T-team is om dak- en thuisloze jongeren binnen acht tot 12 weken terug in de maatschappij te brengen. Het T-team biedt daarbij een vindplaatsgerichte, intensieve en persoonlijke begeleiding. De methodiek die wordt gebruikt is die van de ‘Aanpak thuisloze jeugd’, die door het voormalige Bureau Instap is ontwikkeld. Na een uitgebreide sociale omgevingsanalyse wordt dak- en thuisloze jongeren een aanbod op maat geboden. Dit betekent in de praktijk vaak een combinatie van hulp op de gebieden huisvesting, financiën, scholing, relatieopbouw en vrijetijdsbesteding. In het kader van de huisvestingsproblematiek werkt het team nauw samen met de sociale dienst van de gemeente Dordrecht, woningbouwcorporaties, het CWI, en Stichting Foyer. Een groeiend probleem volgens de medewerkers van het T-team is de schuldenproblematiek onder jongeren. Het aantal jongeren dat door huurachterstanden en stijgende kosten voor levensonderhoud, studie, ziekteverzekering en dergelijke op straat terecht komt is de laatste jaren sterk toegenomen. Uit een tussentijdse voortgangsrapportage blijkt dat het T-team tussen november 2004 en november 2005 80 cliënten intensief heeft begeleid (30 meisjes, 50 jongens). Deze jongeren bevinden zich voornamelijk in de wijken rond het centrum van Dordrecht. Op dit moment, medio 2006, zijn er volgens de hulpverleners van het T-team vijf tot tien jongeren in Dordrecht feitelijk dakloos. Entree Ook Entree is onderdeel van Bureau Jeugdzorg. Entree richt zich met name op de multiproblem jongeren, jongeren met meerdere problemen op diverse gebieden. Deze jongeren zijn in de regel ouder dan 18 en hebben vaak te maken gehad met schuldenproblematiek, terugval in middelengebruik en terugval in problemen op het gebied van wonen en relaties. Vaak betreft het jongeren die ondanks en na verschillende vormen van hulpverlening (GGZ, T-team, GGD, maatschappelijke opvang) het in de praktijk niet redden en daardoor afhankelijk blijven van ondersteuning. 8
Onder thuisloosheid wordt overigens in dit onderzoek een andere, meer enge omschrijving verstaan dan de definitie die het T-team hanteert. Zie hiervoor de definities in hoofdstuk 1. Gelegenheidsstructuur
19
2.6
Overige locaties
Naast de reguliere voorzieningen is tijdens het veldwerk ook op andere plekken gezocht naar personen uit de doelgroepen. Hierbij zijn onder meer verschillende locaties op straat, verschillende openbare ruimten en kraakpanden bezocht. Dit veldwerk heeft voornamelijk in Dordrecht plaatsgevonden. Bij bezoeken aan de overige Drechtsteden is al snel duidelijk geworden dat hier nauwelijks dak- en thuislozen aanwezig zijn. In de overige Drechtsteden zijn overigens wel voorzieningen van de GGZ bezocht en enkele woonvormen van het Leger des Heils. Binnenstad De binnenstad van Dordrecht kent een aantal plaatsen waar (al dan niet verslaafde) dak- en thuislozen en GGZ-cliënten regelmatig samenkomen. Er zijn verschillende plekken in het centrum door zowel sleutelinformanten als de doelgroepleden zelf genoemd. Het gaat om: het Statenplein; het Vrieseplein, de omgeving rond het Kasperspad; en de openbare ruimte rondom de voorzieningen van het Leger des Heils aan het Kromhout. Daarnaast worden op dinsdagavonden maaltijden verstrekt aan de Spui Boulevard door vrijwilligers van de (evangelische) organisatie Broodnodig. Verder kunnen leden van de doelgroepen worden aangetroffen voor en rondom supermarkten aan de Voorstraat en de Korte Parallelweg. Overige stadskernen Volgens medewerkers van de politie in Zwijndrecht, Papendrecht, Sliedrecht en HendrikIdo-Ambacht zijn er nauwelijks dak- en thuislozen in de respectievelijke binnensteden aanwezig. Wel worden af en toe alcoholverslaafden gesignaleerd. Tijdens bezoeken aan deze stadskernen zijn inderdaad geen leden van de doelgroepen aangetroffen. Wel bevinden zich in deze gemeenten enkele woonvoorzieningen van de GGZ en het Leger des Heils, zoals in bovenstaande paragrafen reeds is beschreven. De cliënten die hier gebruik van maken zijn echter geen zichtbare doelgroepleden. Wanneer in de overige Drechtsteden door politie of hulpverleners (potentiële) dak- en thuislozen worden aangetroffen, worden deze meestal verwezen naar het Leger des Heils in Dordrecht. Station In tegenstelling tot verschillende andere steden wordt op de stations in de Drechtsteden nauwelijks rondgehangen door de doelgroepen. Een enkele keer wordt een straatkrantverkoper aangetroffen op het station in Dordrecht. Verder zijn tijdens het veldwerk enkele leden van de doelgroepen waargenomen op het station van Dordrecht die daadwerkelijk gebruik maakten van de vervoersmogelijkheden en niet op het terrein rondhingen, zoals elders in Nederland nog wel eens wil voorkomen. Parken In de binnenstad van Dordrecht zijn twee grote parken waar regelmatig leden van de doelgroepen kunnen worden aangetroffen. Dit zijn het Weizigtpark achter het NS-station en het Merwesteinpark, ten zuiden van de voorzieningenlocaties Kromhout en Kasperspad. Tijdens het veldwerk hebben twee interviews met (verslaafde) daklozen plaatsgevonden in de parken. De overige aangesproken personen (circa zes alcohol- en drugsverslaafden) beschikken over een eigen woonruimte en behoren formeel niet tot de doelgroep van dit onderzoek. De geïnterviewde doelgroepleden geven aan dat er in de parken vooral in de zomerperiode door stadswachten en politie wordt gecontroleerd op het gebruik van alcohol en het veroorzaken van overlast. Naast (verslaafde ) dak- en thuislozen zijn in de parken overigens regelmatig (canabis gebruikende) hangjongeren aangetroffen. In de overige stadskernen (Sliedrecht, Zwijndrecht) worden ook door politie nauwelijks doelgroepleden aangetroffen in openbare ruimten zoals parken.
20
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Kraakpanden en overnachtingslocaties Door meerdere sleutelinformanten en door leden van de doelgroepen zijn de volgende kraaklocaties en overnachtinglocaties genoemd: het Achterom; onder een oude doe-hetzelf-zaak aan de rand van het centrum; onder enkele bruggen; en in sloopwoningen en -flats in de wijken Oud Krispijn, Sterrenburg en Crabbe hof. Tijdens het veldwerk is in het winkelgebied in de binnenstad gedurende de onderzoeksperiode niet direct sprake van annexatie van de openbare ruimte door de leden van de doelgroepen. Wel zijn er straatkantverkopers aangetroffen. Met twee verkopers is op straat kort gesproken, terwijl bij één dakloze verkoper een interview is afgenomen. Op en rondom het Vrieseplein zijn bijna dagelijks verslaafden en verslaafde dak- en thuislozen aan te treffen. Een groot deel van de aanwezigen beschikt echter over een eigen woonruimte en behoort formeel dus niet tot de doelgroepen van dit onderzoek. Over het algemeen bemoeien de aanwezige doelgroepleden zich niet of nauwelijks met omstanders en voorbijgangers. Bedelen komt, vergeleken met andere steden in Nederland waar doelgroepenanalyses hebben plaatsgevonden, minder vaak voor. Er is geen gebruik van harddrugs op straat geconstateerd, terwijl het drinken van alcohol wel regelmatig voorkomt. Het Achterom Aan het Achterom in de binnenstad van Dordrecht zijn boven enkele leegstaande winkelpanden negen gekraakte woningen aangetroffen. Tijdens het veldwerk is meerdere keren een bezoek gebracht aan deze kraakpanden, waarbij korte gesprekken zijn gevoerd met de bewoners. Eveneens hebben drie bewoners meegewerkt aan een interview. Zeven van de negen woningen worden op het moment van het onderzoek bewoond door (verslaafde) dak- en thuislozen. Drie van deze woningen (die overigens uit twee verdiepingen met in totaal vier kamers per woning bestaan) zijn gekraakt en worden bewoond door één persoon. Deze drie woningen zijn duidelijk afgescheiden van de overige zes woningen, en worden door de drie krakers in kwestie permanent bewoond. In vier panden wonen meerdere personen, die (bijna) allemaal drugs- en/of alcoholverslaafd zijn. Zij hebben elk hun eigen kamer en een gezamenlijke (woon)ruimte op de benedenverdieping. In totaal wonen in deze vier panden circa tien personen op min of meer permanente basis. De bewoners geven aan dat tevens regelmatig andere personen komen overnachten en dat het verloop van de 'bezetting' groot is. Twee panden zijn niet (meer) bewoond. Deze woningen bevinden zich ook in slechtere staat dan de overige zeven. Er zijn in deze panden wel sporen van tijdelijk gebruik gevonden (matrassen, kleding, drugsafval). Het is dan ook niet ondenkbaar dat deze panden af en toe worden gebruikt door passanten, mede omdat deze panden voor iedereen vrij toegankelijk zijn (de bewoonde panden/kamers zijn allen voorzien van sloten). De omstandigheden lenen zich echter niet goed voor een overnachting, aangezien in één van beide woning sprake is van ernstige lekkage, terwijl in beide woningen vele menselijke uitwerpselen zijn aangetroffen. De woningen beschikken alleen over een wateraansluiting. Er is geen elektriciteit of gas (meer) aanwezig. Nadat enige tijd illegaal elektriciteit is afgetapt, is onlangs alle elektriciteit uitgevallen. Achter de woningen is een groot dakterras waar de bewoners alcohol drinken, drugs gebruiken en op open vuren en barbecues koken. Zowel het terras als het trappenhuis van het Achterom staan vol met kapotte meubelen en fietsen, gebruikte matrassen, lege bierblikken en (drugs)afval.9 9
Tijdens eerdere doelgroeponderzoeken van INTRAVAL is overigens niet eerder een krakerslocatie van verslaafde dak- en thuislozen van deze omvang aangetroffen.
Gelegenheidsstructuur
21
Overige locaties Zowel hulpverleners als leden van de doelgroepen zelf geven aan dat er in Dordrecht en omgeving relatief veel dak- en thuislozen onder bruggen en op bedrijfsterreinen overnachten. Als voorbeelden worden genoemd: de stadsbrug richting Zwijndrecht, de St Jorisbrug (waaraan tevens een begeleid woonvoorziening van het Leger des Heils is gevestigd), een bouwvallige hut op het terrein van de NS (aan de Weeskinderendijk). Verder wordt het pand van de voormalige Kwantum aan de Aert de Gelderstraat genoemd als overnachtingslocatie. Tijdens veldwerk is op deze locaties op diverse tijdstippen gezocht naar sporen van tijdelijke bewoning. Onder de St Jorisbrug zijn sporen van bewoning gevonden (matras, drugsafval) maar zijn geen respondenten aangetroffen. Evenmin zijn bewoners aangetroffen aan de Weeskinderedijk of onder de stadsbrug naar Zwijndrecht. De Kwantum is in het verleden regelmatig gebruik door dak- en thuislozen. Deze werden regelmatig bezocht door het outreachende team van het Leger des Heils. Tijdens het veldwerk zijn geen sporen op deze locatie gevonden. De politie geeft echter aan nog regelmatig personen van deze locatie te verwijderen.
22
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
3.
DAK- EN THUISLOOSHEID
In dit hoofdstuk worden de kenmerken, leefsituatie en woonsituatie van de respondenten met een huisvestingsproblematiek behandeld. Naast de leef- en woonomstandigheden wordt tevens ingegaan op het middelengebruik, contacten met politie en justitie en psychische klachten. Afgesloten wordt met het gebruik van de aanwezige voorzieningen en de mening van de respondenten. De hulpbehoefte van de dak- en thuisloze respondenten op deze leefgebieden worden behandeld in hoofdstuk vijf. De resultaten zijn gebaseerd op de interviews met leden van de doelgroep. Van de 72 geïnterviewden hebben 61 respondenten problemen op het gebied van dak- en/of thuisloosheid. Bijna de helft van deze groep (27 respondenten) is op het moment van het interview daadwerkelijk dakloos (zorgmijders, nachtopvang, wisselde (tijdelijke) opvang), terwijl de gehele groep als thuisloos is te beschouwen. De groep kent deels een overlap met de groep GGz-cliënten waarover wordt gerapporteerd in hoofdstuk vier. Ongeveer twee vijfde (22) van de dak- of thuisloze respondenten is tevens cliënt bij één van de in de Drechtsteden aanwezige voorzieningen van de GGz. Verder is de helft van de dak- en thuislozen (29) verslaafd aan alcohol of drugs, of een combinatie van beide.
3.1
Achtergrondkenmerken
De leeftijd van de 61 respondenten varieert van 18 tot 65 jaar. De gemiddelde leeftijd van deze groep is 41 jaar. Van de dak- of thuislozen zijn 45 van het mannelijke en 16 van het vrouwelijke geslacht. De meerderheid (53) is van autochtone afkomst. De overige respondenten hebben de overig noord west Europese (2), zwart Afrikaanse (1), Indonesische (1), Surinaams creoolse (2), overig Surinaamse (1), en Antilliaanse (1) etniciteit. Op vier personen na hebben alle respondenten de Nederlandse nationaliteit. De meerderheid van de dak- en thuislozen (51) is alleenstaand, acht hebben een relatie en twee zijn getrouwd. Twee vijfde (25) heeft kinderen, waarbij het aantal varieert van één tot vijf. Een vijfde van de respondenten (12) heeft alleen de lagere school doorlopen, ruim een vijfde (14) heeft een opleiding afgerond op LBO niveau. Daarnaast hebben 20 respondenten middelbaar onderwijs (MBO, MEAO), acht voorgezet onderwijs en vier hoger onderwijs genoten.1 Wanneer de respondenten naar hun geboorteplaats wordt gevraagd, dan blijkt dat acht respondenten in Dordrecht zijn geboren. De overige respondenten zijn in de regio Drechtsteden (7), Rotterdam (6), Gorinchem (2) of elders in Nederland (27) geboren. Acht respondenten zijn uit het buitenland afkomstig, terwijl van drie personen de geboorteplaats niet bekend is. De verblijfsduur in Dordrecht varieert van enkele maanden tot het gehele leven (maximaal 55 jaar). De gemiddelde verblijfsduur in de regio bedraagt 18 jaar.
3.2
Leefsituatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de leefsituatie van de dak- en thuislozen in de Drechtsteden. Er wordt beschreven in hoeverre de respondenten sociale contacten hebben 1
Van drie respondenten is het opleidingsniveau niet bekend.
Dak- en thuisloosheid
23
en op welke wijze(n) de dag wordt doorgebracht. Vervolgens wordt stil gestaan bij de financiële situatie van de respondenten en de bronnen van inkomsten waarover de respondenten beschikken. Sociale contacten Vier vijfde van de ondervraagde dak- en thuislozen (47) heeft contact met de familie. Van deze groep geven 32 respondenten aan contact te hebben met de ouders en 27 respondenten met broers/zussen. Verder heeft een deel (14) tevens contact met zijn/haar kinderen. Van de 47 respondenten die contact hebben met familieleden kunnen 25 personen ook op hulp, in de zin van tijdelijk onderdak, kleding, financiële hulp, eten of drinken of een gesprek (van de familie) rekenen. Naast contact met de familie hebben op twee na alle respondenten contact met anderen. Hieronder worden vrienden, kennissen, collega's, buren en hulpverleners verstaan. Drie kwart (39) kan hulp van deze personen verwachten. Het betreft dan vooral hulp op het gebied van tijdelijk onderdak, sociale contacten en het lenen van geld. Bij de verslaafde dak- en thuislozen speelt de gebruikerswereld een belangrijke rol. Uit eerder onderzoek is bekend dat de sociale contacten van veel leden van de doelgroep vaak beperkt blijven tot de gebruikerswereld (zie onder andere Biesma e.a. 2000, 2004, 2005). Uit de interviews blijkt dat ook in de Drechtsteden sprake is van een sterke gebruikerscultuur. Vooral de respondenten die gebruik maken van de dagopvang van het Leger des Heils en de opvang voor dubbele diagnose cliënten herkennen deze 'wereld'. De mening over deze vorm van sociaal contact loopt uiteen van zeer negatief tot uiterst positief. Ontevreden zijn vooral die personen die veelvuldig worden geconfronteerd met misbruik, (verbaal) geweld, bietsgedrag, oplichting en diefstal die deze doelgroep deels kenmerkt. Veel dak-en thuislozen in de Drechtsteden kennen een solitair en eenzaam bestaan. Acht respondenten uit deze groep geven aan totaal geen behoefte te hebben aan vrienden. Zij hebben dan ook bijna geen sociale contacten, met uitzondering van de verslaafden en daken thuislozen die zij bij het Slaaphuis, de dagopvang, op straat of in het park aantreffen. Dagbesteding Elf van de 61 respondenten geven aan de dag door te brengen met (legale en illegale) arbeid. Hiervan werken vier personen op vrijwillige basis af en toe voor projecten van De Grote Rivieren. Vier respondenten vullen hun inkomsten aan met het verkopen van de straatkrant, terwijl drie respondenten aangeven illegale (zwart betaalde) arbeid te verrichten. Het overgrote deel brengt een deel van de dag en nacht door met slapen (43), het aanwezig zijn in opvangvoorzieningen (23) of brengt de dag door met ‘thuis’ zitten (17). Verder zijn het rondlopen zonder duidelijk doel (het zwerven op straat) (13) en het kopen en gebruiken van drugs vormen van dagbesteding die veel onder de doelgroep voorkomen. Ook geven vier personen aan hun dag te besteden aan het regelen van een slaapplaats. Overige zaken die worden genoemd zijn : klusjes doen voor vrienden; (alcohol) drinken; dagbestedingprogramma's volgen; boodschappen; en het huishouden doen. Bijna een derde (19) brengt wel eens enige uren op straat door zonder duidelijk doel. Dit vindt voor de meesten (12) elke dag plaats. Veelal hangen deze personen rond in het winkelcentrum, rond de instellingen voor opvang of in de beide parken in het centrum. De reden hiervoor ligt voornamelijk in het feit dat men geen enkele vorm van dagbesteding heeft. Hierdoor gaat men al snel de straat op, op zoek naar 'actie' of, indien men verslaafd is, contact met medegebruikers (praten, roken, bier drinken). De dak- en thuislozen geven 24
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
aan dat het rondhangen op straat bijna onvermijdelijk is, omdat men een hele dag aanwezig zijn in voorzieningen mentaal niet vol kan houden. Gevraagd naar de locatie(s) waar de tijd wordt doorgebracht, worden de volgende plekken genoemd: de dagopvang van de Grote Rivieren (10); de dag- of nachtopvang van het Leger des Heils (13); het diaconaal Aandachtscentrum (6); het winkelcentrum (15); bij een begeleid wonen project (5); in een kraakpand (3); of op een plein of in een park (10). Bijna de helft (29) van de dak en thuislozen geeft aan tevreden te zijn met de eigen dagbesteding. De andere helft (32) geeft aan niet tevreden te zijn over de manier waarop de dag wordt doorgebracht. Deze respondenten zouden graag volledig of parttime werken (14), een dagbestedingprogramma of cursus volgen (4) of andere sociale en/of sportieve activiteiten ontplooien (8). Financiële situatie De zwerversuitkering en de Bijstandsuitkering (ABW) zijn de voornaamste reguliere bronnen van inkomsten voor de dak- en thuislozen. In totaal 37 respondenten krijgen één van deze vormen van uitkering. Overige uitkeringen die genoemd worden zijn: een AAW/ WAO uitkering (9); de Werkeloosheidsuitkering (1 respondent); de ziektewet (2); en AOW/ pensioen (2). Daarnaast hebben vier personen salaris uit werk. Tien personen verdienen regelmatig bij door klusjes voor vrienden/familie te doen, door deel te nemen aan het vrijwilligerswerk van De Grote Rivieren of door werkzaamheden uit te voeren binnen de woonvoorzieningen van het Leger des Heils. Zes personen hebben op het moment van het interview helemaal geen eigen inkomsten. Zij zijn afhankelijk van bedelen, vermogensdelicten en het krijgen/lenen van geld. Vier respondenten vullen hun uitkeringsinkomsten aan met de verkoop van de daklozenkrant. Illegale activiteiten Een beperkt aantal respondenten (16) vult de eigen inkomsten aan door middel van illegale activiteiten. Zo verkopen vier respondenten drugs en methadon, komen eveneens vier respondenten aan extra geld door vermogensdelicten, is één persoon afhankelijk van katvangen als inkomstenbron, en zijn twee personen actief in hosselen (bijvoorbeeld bij de doorverkoop van (gestolen) sieraden en telefoons). Verder geven vijf respondenten aan regelmatig op straat te bedelen. Elf personen zijn genoodzaakt regelmatig van vrienden of medegebruikers te lenen. Schulden Van de 61 dak- en thuislozen hebben 46 respondenten financiële schulden. De gemiddelde hoogte van de schuld is ongeveer €7.500, waarbij de schulden variëren van enkele honderden euro's ('rood' staan) tot zo'n 40.000 euro. Acht respondenten geven aan dat ze niet weten hoeveel schuld ze hebben. Vaak hebben de respondenten schulden op meerdere gebieden. Ongeveer de helft (28) van de respondenten heeft schulden bij financiële instellingen, terwijl bij een vijfde (10) van de respondenten de (voornaamste) schuld is veroorzaakt door huurachterstand. Bij eveneens een vijfde zijn de schulden opgelopen bij postorderbedrijven. Verder zijn er onder andere schulden door boetes bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) (6), bij telefoonmaatschappijen (6), bij nutsbedrijven (4) of bij overige instellingen (bijvoorbeeld een (ziektekosten)verzekeringsmaatschappij). Geen van de schulden is bij familie gemaakt, terwijl één persoon schulden heeft bij een vriend. Twee derde (32) van degenen met schulden krijgt hulp op het gebied van zijn of haar financiële situatie. Deze hulp wordt onder andere geboden door hulpverleners van het Leger des Heils, de GGz en familie. Bij 13 respondenten is er sprake van een wettelijk
Dak- en thuisloosheid
25
schuldsaneringtraject bij de sociale dienst van de gemeente Dordrecht. Respondenten die geen financiële hulp krijgen geven aan dat zij zelf (goed) hun schuldenproblematiek kunnen oplossen of dat zij door schuldsanering inmiddels (bijna) van hun schulden af zijn.
3.3
Woonsituatie
In deze paragraaf wordt de huidige woonsituatie van de 61 respondenten met problemen op het gebied van huisvesting besproken. Uit tabel 3.1 blijkt dat de dak- en thuisloze respondenten met name verblijven in de verschillende woonvoorzieningen in de Drechtsteden. Zo overnachten negen respondenten in de nachtopvang in Dordrecht en maken 18 personen gebruik van de verschillende begeleid en beschermde woonvormen in de regio. De woon- of verblijfssituatie van de overige respondenten varieert. Zo overnachten zes personen op straat, bijvoorbeeld in een hut of in een tent, onder een brug of op een bouwterrein. Twee personen hebben tijdelijk onderdak bij vrienden of familie, drie personen wonen in een kraakpand en negen personen hebben een wisselende woonsituatie. Deze laatstgenoemde personen overnachten afwisselend bij familie of vrienden, op kraaklocaties of op straat, terwijl een enkeling ook af en toe (noodgedwongen) gebruik maakt van de nachtopvang. Drie respondenten beschikken op het moment van het interview over een eigen woonruimte, maar maken in verband met eerdere dakloosheid en/of verslavingsproblematiek nog regelmatig (in een geval dagelijks) gebruik van de diverse mogelijkheden voor dagopvang.2 Tabel 3.1 Woonsituatie, in aantallen (N=61) Verblijfplaats "Eigen" of huurwoning (gezinswoning, etage, flat, e.d.) Kamer, officieel gehuurd Kamer, in onderhuur Leger des Heils: Nachtopvang Wisselend Op straat / buiten (tent, hut, brug) Kraakpand Onderdak bij familie/vrienden Leger des Heils: 24-uurs opvang/sociaal pension Begeleid en beschermd wonen Afkickkliniek / Woongroepen Stichting de Hoop Short stay afdeling GGz GGz-kliniek (gesloten afdeling) Totaal
3.4
Aantal respondenten 1 2 9 9 6 3 2 4 18 5 1 1 61
Middelengebruik
Onder de dak- en thuislozen is het gebruik van middelen relatief hoog (tabel 3.2.). Binnen deze groep bevinden zich 29 verslaafden. Hiervan zijn zeven respondenten verslaafd aan alcohol, hebben 19 een harddrugsproblematiek, terwijl drie kampen met een combinatie van
2
En zijn in dat opzicht dus te beschouwen als thuisloos.
26
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
beide.3 Cocaïne, methadon en alcohol zijn de meest gebruikte middelen onder de verslaafden. Naast de 29 verslaafden gebruiken 15 geïnterviewden in het geheel geen middelen, terwijl 17 af en toe alcohol, softdrugs en/of harddrugs gebruiken. Enkele niet-verslaafde dak- en thuislozen gebruiken kalmeringsmiddelen of medicijnen voor hun psychische en psychiatrische problematiek. Tabel 3.2 Gebruikte middelen (in aantallen) en gemiddeld aantal dagen in afgelopen maand gebruikt (N=61)* Middel Aantal Gemiddeld respondenten aantal dagen Geen middelengebruik 15 Heroïne 10 15 Methadon 13 26 Cocaïne (gekookt = rookbaar) 17 15 Cocaïne (rauw = snuifcoke) 2 3 Amfetamine 4 2 Kalmeringsmiddelen 7 20 Andere medicijnen1 6 24 Tripmiddelen 1 2 Cannabis 16 22 Alcohol, in grote hoeveelheden 19 20 Andere middelen Meerdere middelen op dezelfde dag 14 20 * meerdere antwoorden mogelijk 1 Het betreft hier voornamelijk medicijnen in verband met psychiatrische problemen
3.5
Justitie- en politiecontacten
Bijna een derde (19) van de 61 respondenten heeft zich de afgelopen maand bezig gehouden met criminele activiteiten. Hierdoor is men één tot vijf keer in aanraking geweest met de politie. Het betreft hier veelal het krijgen van een proces-verbaal of een boete voor het gebruik van alcohol op straat of het rondhangen op straat. Drie respondenten zijn aangehouden voor inbraak, twee voor openlijke geweldpleging, terwijl drie respondenten in de afgelopen maand zijn aangehouden voor winkeldiefstal. Alle acht hebben voor het delict een (korte) vrijheidsstraf gekregen, variërend van enkel uren tot een hele week. Overige redenen voor politiecontact die worden genoemd zijn: wildplassen, verkeersovertredingen, zwartrijden in het openbaar vervoer en als slachtoffer van bedreiging en/of geweld. Circa drie vijfde van de doelgroep (35) heeft in het verleden één of meerdere straffen uitgezeten in de gevangenis of het huis van bewaring. De respondenten willen daarvoor niet altijd de reden aangeven. Vermogensdelicten (inbraak) zijn de meest genoemde delicten, terwijl openlijke geweldpleging en het 'uitzitten van verzamelde boetes en kleinere straffen' ook onder deze groep voorkomen. In één geval is er sprake van zware geweldscriminaliteit. Bij 14 respondenten lopen op het moment van het interview nog juridische zaken. Het betreft vooral juridische boetes die moeten worden betaald of die nog moeten worden 'uitgezeten in de gevangenis'. Verder wachten enkelen nog op een uitspraak van de straf voor eerder gepleegde delicten. Vier respondenten hebben in de maand voorafgaand aan het interview veelvuldig contact gehad met Reclassering Nederland.
3
De gehanteerde definities van alcohol- en harddrugsverslaving zijn opgenomen in hoofdstuk 1.
Dak- en thuisloosheid
27
3.6
Psychische klachten
Zoals gezegd heeft ruim een derde (22) van de dak- en thuisloze respondenten regelmatig contact met een van de instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg. Het gaat dan met name om de groep die gebruik maakt van een van de dagopvangmogelijkheden van De Grote Rivieren. Van de totale groep dak- en thuislozen geeft de helft (31) aan in het (recente) verleden een traumatische ervaring te hebben gehad, waarvan men nog steeds psychische problemen ondervindt. Het gaat daarbij voornamelijk om de dood van ouder(s), vriend of vriendin of kinderen. Ook scheidingen van ouders of van geliefden worden vaak genoemd. Verder zijn de hoge schulden van de respondenten vaak aanleiding voor extreme depressie, neerslachtigheid en/of stress. Daarnaast is de respondenten gevraagd in hoeverre zij tevreden zijn over hun geestelijke gezondheid. De ontevredenheid ligt voornamelijk in het feit dat de respondenten veel zorgen hebben over hun woon- en financiële situatie. Ze zien bovendien niet snel een oplossing voor hun verslavingsproblematiek en hun grote schulden. Ook bij henzelf is het besef dat de psychische problematiek voornamelijk wordt veroorzaakt door problemen op meerdere leefgebieden tegelijkertijd. Onder de dak- en thuisloze respondenten is met behulp van de GHQ-12 gekeken in hoeverre er sprake is van een verhoogde kans op een diagnose 'psychiatrische problematiek'. In bijlage één wordt een nadere uitleg over dit instrument gegeven. Wanneer de antwoorden op de 12 items volgens de richtlijnen worden gescoord, dan is er (per persoon) bij een totaalscore van 6 of hoger sprake van een verhoogde kans op een diagnose 'psychiatrische problematiek'. Van de 58 respondenten waarbij de GHQ-12 is afgenomen zijn er 14 die een score hoger dan 6 hebben.4
3.7
Ervaringen met voorzieningen
In deze paragraaf wordt ingegaan op het gebruik van de verschillende voorzieningen door de dak- en thuisloze respondenten. In tabel 3.3 wordt onderscheid gemaakt tussen het huidige gebruik van de voorzieningen (in de afgelopen maand) en het (eventuele) contact met de voorzieningen in de afgelopen twee jaar. Het blijkt dat de dak- en thuislozen in de afgelopen maand vooral gebruik hebben gemaakt van de verschillende voorzieningen voor dagopvang (Leger des Heils, Grote Rivieren, Aandachtscentrum). Daarnaast heeft ruim een kwart contact met de verslavingszorg. Eveneens een kwart heeft in de afgelopen maand contact gehad en hulp ontvangen op het gebied van financiën. De verschillen tussen het gebruik van voorzieningen in de afgelopen maand en de afgelopen twee jaar zijn klein. Het verschil is het grootst bij het slaaphuis van het Leger des Heils. Terwijl in de afgelopen twee jaar nog 20 dak- en thuislozen gebruik maakten van deze voorziening, zijn er 11 die er de afgelopen maand een nacht hebben doorgebracht. Ook maakten twee keer zoveel dak- en thuislozen gebruik van de 24-uursopvang in de afgelopen twee jaar dan in de maand voorafgaand aan het interview. Dit geldt ook voor de crisisopvang en justitiële hulp. Verder laat het gebruik van voorzieningen in de afgelopen twee jaar min of meer hetzelfde beeld zien als het gebruik de afgelopen maand. 4
Bij drie respondenten is de GHQ-12 door omstandigheden niet afgenomen (weigering, verward, onder invloed). 28
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Tabel 3.3 Aantal respondenten dat contact heeft of heeft gehad naar voorziening (N=61)* Afgelopen Afgelopen twee maand jaar Blijf van mijn Lijf Zuid-Holland-Zuid 1 3 St. De Hoop - De Jordaan 3 4 St. De Hoop - Woongroepen 5 8 Leger des Heils: 24 uurs opvang 5 10 Leger des Heils: sociaal pension 2 1 Leger des Heils: begeleid en beschermd wonen 14 15 Leger des Heils: crisisopvang 4 8 Leger des Heils: dagopvang 20 22 Leger des Heils: nachtopvang (Slaaphuis) 11 20 GGz - St. Eleos: Beschermd wonen 1 1 GGz - De Doorgang. Dagbesteding 0 0 GGz - De Grote Rivieren Dagopvang 15 16 GGz - De Grote Rivieren Overige hulp 4 5 Verslavingszorg - Bouman GGz 17 21 Maatschappelijk werk 6 8 Financiële hulp (Sociale Dienst of Stadsbank) 15 16 Justitiële hulp 4 8 Jeugdzorg (T-Team / Entree) 2 1 Diaconaal aandachtscentrum 6 9 Broodnodig. Maaltijdvoorziening 0 0 Overige instellingen1 6 6 * meerdere antwoorden mogelijk 1 GGD, de Voedselbank, politie, vluchtelingenwerk, RIAGG en Thuiszorg
Mening Een groot deel van de 61 respondenten heeft (ooit) te maken (gehad) met één van de (woon)voorzieningen van het Leger des Heils, de Grote Rivieren, of de verslavingszorg. De mening over deze voorzieningen loopt uiteen van uiterst positief tot uiterst negatief. Algemeen kan worden gezegd dat hoe hoger men op de woonladder verblijft des te positiever men is over de behandeling. De mening die respondenten geven over de voorzieningen is afhankelijk van veel factoren. Zo is het een belangrijk verschil of men dakloos is en dus afhankelijk is van noodvoorzieningen zoals het slaaphuis of dat men reeds langere tijd gebruik maakt van de begeleid en beschermde woonvormen. Ook speelt de schuldenproblematiek en de rol die de voorzieningen hierin hebben een grote rol. Overige factoren zijn: psychische problematiek; (ex) verslaving; en dagbestedingsmogelijkheden binnen de voorzieningen. Hieronder wordt kort ingegaan op de mening van de dak- en thuisloze respondenten over de verschillende instellingen. Blijf van mijn Lijf Zuid-Holland-Zuid Drie vrouwen hebben (ooit) contact gehad met het Blijf van mijn Lijf huis in Dordrecht en zijn daar over het algemeen zeer positief over. Leger des Heils Ruim 30 respondenten hebben in de afgelopen maand van één of meerdere voorzieningen van het Leger des Heils gebruikt gemaakt. Meer dan twee derde van de 61 respondenten heeft in het verleden te maken gehad met deze (woon)voorzieningen. Ook hier geldt in het algemeen dat hoe hoger de respondent zich op de woonladder bevindt des te positiever hij is over de hulpverlening. Negatieve meningen over de opvangmogelijkheden zijn vooral afkomstig van de personen in de nachtopvang en de 24-uurs opvang, waar men met meer personen in een relatief kleinere ruimte moet leven. Gezien de uiteenlopende vormen van opvang en de uiteenlopende categorieën respondenten beperken we ons hier tot een Dak- en thuisloosheid
29
opsomming van de meest genoemde positieve en negatieve opmerkingen van de dak- en thuisloze respondenten. • Over de hulpverleners van het Leger des Heils zijn de respondenten in het algemeen zeer positief. Bij de drie respondenten die dit niet zijn is er sprake van (grote) persoonlijke problemen tussen cliënt en hulpverlener. • Ten aanzien van de woonvorm/overnachtingsplek wordt de tevredenheid vooral bepaald door aspecten als de grootte van de ruimte (slaapzaal versus kamer versus huurwoning) en de mogelijkheden om zelf de ruimte in te richten. Respondenten die begeleid wonen zijn hierover positiever dan de personen in de nachtopvang en de 24-uurs opvang. • Op het gebied van leefklimaat zijn de meningen verdeeld. Bij begeleid kamerbewonen is de ene helft positief over zaken als medebewoners, privacy en het delen van gemeenschappelijke ruimtes, terwijl de andere helft niet tevreden is. Ook wordt door een gedeelte een zinvolle dagbesteding gemist. Men is niet tevreden over de geboden activiteiten. • Ook het Inkomens en budgetbeheer van het Leger des Heils wordt aan de ene kant heel positief en aan de andere kant heel negatief beoordeeld. Enkelen zijn ontevreden over het feit dat de gehele uitkering moet worden ingeleverd en dat er geen zicht meer is op het daadwerkelijke geldverkeer. Anderen zijn juist positief over het feit dat alle financiële zaken voor hen uiterst zorgvuldig worden afgehandeld. Drie respondenten vragen zich af waarom moet worden betaald voor de financiële dienstverlening van het Leger des Heils. Grootste probleem voor de respondenten is de hoogte van het persoonlijk besteedbaar budget (weekgeld, kleedgeld). Deze is volgens zes respondenten veel te laag en ontoereikend voor een normaal leven. • De dagopvang wordt door de meeste gebruikers gewaardeerd. Vooral de mogelijkheid tot sociale contacten, het 'even bijkomen' en de maaltijdverstrekking (tegen geringe betaling) worden positief bevonden. Enigszins gemist wordt het aanbod van voldoende activiteiten om de tijd door te komen (spelletjes, klusjes, kranten lezen). • Enkele respondenten zijn negatief over de samenwerking met/doorverwijzing naar overige instanties die voor de cliënt belangrijk zijn (verslavingszorg, GGz). Twee respondenten zijn juist blij met deze samenwerking, zonder afstemming tussen instellingen hadden zij nooit zover kunnen 'opklimmen uit de ellende'. • De maaltijdvoorziening (avondeten, broodverdeling) bij zowel de 24-uursopvang als de intern begeleid woonvoorzieningen wordt als zeer slecht ervaren. Op dit gebied zou het Leger des Heils volgens de bewoners sterk kunnen verbeteren. Bouman GGz Drie vijfde van de 29 verslaafde dak- en thuislozen (paragraaf 3.4) heeft in de afgelopen maand contact gehad met Bouman GGz in verband met hun middelengebruik. De hulpverlening betreft voornamelijk methadonverstrekking, trajectbegeleiding (gesprekken) en (het regelen van) opnames in afkickklinieken. De methadonverstrekking wordt positief beoordeeld en onmisbaar geacht. Een enkeling heeft problemen met het zich laten opnemen in een afkickkliniek - dit heeft nogal wat frustraties tussen hulpverlener en cliënt met zich meegebracht. De Hoop De vijf respondenten die momenteel verblijven in de (woon)voorzieningen van de Hoop zijn uitermate tevreden over de aangeboden behandeling. Het feit dat men na een vaak lange periode van verslaving inmiddels enkele maanden clean is wordt zeer gewaardeerd. Ook de constante (positief ingestelde) aandacht voor hun problemen alsmede de dagelijkse
30
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
activiteiten (dagprogramma) worden positief beoordeeld. Door enkelen wordt het wel jammer gevonden dat het aanbod van boeken en radioprogramma's zich beperkt tot die met een evangelische 'boodschap'. Respondenten die in het verleden met de hulpverlening van de Hoop te maken hebben gehad zijn met gemengde gevoelens vertrokken. Voor hen was de geboden behandeling niet succesvol (genoeg). Men voelde zich er niet thuis, kon zich niet vinden in het aangeboden (evangelische) programma of was lichamelijk niet sterk genoeg om de verplichte abstinentie van middelen vol te houden. Sociale dienst Ongeveer een kwart (15) van de dak- en thuisloze respondenten heeft in de afgelopen maand contact gehad met de sociale dienst. Wanneer gevraagd wordt naar het verloop van dit contact blijkt dat het overgrote deel van deze cliënten positief is over de dienstverlening van de sociale dienst. Een enkeling heeft problemen (gehad) met de aanvraag van de uitkering, heeft lange tijd moeten wachten op een beslissing of kan niet opschieten met de hun toegewezen ambtenaar. Overigens loopt het contact met de sociale dienst bij een derde van deze groep via hulpverleners (bewindvoerders) van de GGz of het Leger des Heils. Zij hebben zelf geen direct contact met medewerkers van de gemeentelijke dienst. Deze intermediairen worden zeer gewaardeerd, het scheelt voor een aantal respondenten 'veel duizelingwekkende kopzorgen'. De Grote Rivieren Circa 20 dak- en thuisloze respondenten hebben in de afgelopen maand van één of meerdere voorzieningen van De Grote Rivieren gebruik gemaakt. Op de mening van de dak- en thuisloze cliënten over deze voorzieningen wordt teruggekomen in hoofdstuk vier.
Dak- en thuisloosheid
31
32
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
4.
GGz-CLIËNTEN
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de kenmerken, leefsituatie en woonsituatie van de respondenten met contacten met de GGz-instellingen. Daarnaast worden de thema's contacten met politie en justitie, psychische klachten en middelengebruik behandeld. Als laatste wordt het gebruik van de aanwezige voorzieningen en de mening van de respondenten hierover beschreven. In hoofdstuk vijf wordt verder ingegaan op de hulpbehoefte van de geïnterviewde GGz-cliënten op deze leefgebieden. De informatie is gebaseerd op de 72 interviews met leden van de doelgroepen. Hiervan zijn 33 personen cliënt van één van de in de Drechtsteden aanwezige voorzieningen van de GGz. De groep kent deels een overlap met de groep dak- en thuislozen waarover is gerapporteerd in hoofdstuk drie. Twee derde (22) van de 33 GGz-cliënten heeft tevens problemen op het gebied van dak- en/of thuisloosheid. Bijna een derde (10) is daadwerkelijk dakloos. Verder heeft bijna de helft (16) van de GGz-cliënten te maken met een verslavingsproblematiek.
4.1
Achtergrondkenmerken
Van de GGz-cliënten zijn 24 van het mannelijke en negen van het vrouwelijke geslacht. Afgezien van één Surinaams creoolse respondent zijn de overige 32 respondenten van autochtone afkomst. Alle respondenten hebben de Nederlandse nationaliteit. De leeftijd van de 33 respondenten varieert van 24 tot 60 jaar met een gemiddelde van 44 jaar. Vier respondenten hebben hoger onderwijs gevolgd en zes voortgezet onderwijs. Daarnaast hebben zeven respondenten middelbaar onderwijs (MBO) doorlopen en acht hebben een diploma op LBO-niveau behaald. Tevens zijn er vier GGz-cliënten die alleen de lagere school hebben afgemaakt.1 De meerderheid van de GGz-cliënten (29) is alleenstaand, drie hebben een relatie en wonen samen, terwijl van één cliënt de burgerlijke staat niet bekend is. Een derde (10) heeft kinderen, waarbij het aantal varieert van één tot vijf. Acht respondenten zijn geboren in de Drechtsteden waarvan vijf in Dordrecht. Daarnaast komen er vier uit de regio Rotterdam. Drie respondenten zijn in het buitenland geboren, terwijl van één persoon de geboorteplaats niet bekend is. De overige 17 zijn elders in Nederland geboren. De verblijfsduur in Dordrecht varieert van vier jaar tot het gehele leven (maximaal 55 jaar). De gemiddelde verblijfsduur in de regio bedraagt 23 jaar.
4.2
Leefsituatie
In deze paragraaf wordt leefsituatie van de GGz-cliënten in de Drechtsteden behandeld. Dit wordt gedaan door aan te geven op welke manier zij de dag indelen en in hoeverre de respondenten sociale contacten hebben. De financiële situatie van de respondenten, de bronnen van inkomsten en schulden komen tevens aan bod.
1
Twee respondenten hebben een andere opleiding gevolgd, terwijl van eveneens twee respondenten het opleidingsniveau niet bekend is.
GGz-cliënten
33
Dagbesteding Om de dagbesteding van de GGz-cliënten in kaart te brengen is gevraagd naar de manier waarop men de dag doorbrengt. Het overgrote deel brengt een deel van de dag door met slapen (26), met thuis zitten en tv kijken en hobby's (16) of met het aanwezig zijn in opvangvoorzieningen (16). Daarnaast worden het kopen en gebruiken van drugs (11) en het zwerven op straat (6) genoemd als vormen van dagbesteding. Vijf van de 33 respondenten hebben werk. Drie respondenten werken op vrijwillige basis af en toe voor projecten van De Grote Rivieren. Verder worden, net als bij de dak- en thuislozen, genoemd: het volgen van dagbestedingprogramma's (bij de Grote Rivieren); en boodschappen en huishouden doen. Tevens zijn de locatie(s) waar de tijd wordt doorgebracht geïnventariseerd. De volgende plekken worden genoemd: thuis (10); het winkelcentrum (9); bij een begeleid-wonen project (9); op een plein of in een park (7); en in een kraakpand (1). Bijna drie vijfde (19) van de GGz-cliënten geeft aan tevreden te zijn met de eigen dagbesteding. De overigen (14) zeggen niet tevreden te zijn over de manier waarop de dag wordt doorgebracht. Deze respondenten zouden graag volledig of parttime werken (3), een dagbestedingprogramma of cursus volgen (4) of andere sociale en/of sportieve activiteiten ontplooien (6). Sociale contacten Vier vijfde van de ondervraagde GGz-cliënten (26) heeft contact met familie. De meeste (18) hebben contact met de ouders. 19 Respondenten hebben contact met broers of zussen. Contact met zijn/ haar kinderen hebben zes GGz-cliënten. Drie kwart (19) van alle respondenten die contact hebben met familieleden kunnen ook op hulp van de familie rekenen. Het gaat hier om het verschaffen van tijdelijk onderdak, kleding, financiële hulp, eten of drinken of het bieden van een luisterend oor. Op twee na hebben alle respondenten naast contact met familie ook contact met anderen zoals vrienden, kennissen, collega's, buren en hulpverleners. Vier vijfde kan op hulp van deze personen rekenen. Deze hulp is vooral in de vorm van sociale contacten en het lenen van geld. Financiële situatie De GGz-cliënten zijn voornamelijk afhankelijk van een uitkering. Zes respondenten hebben een zwerversuitkering, terwijl acht personen een bijstandsuitkering (ABW) ontvangen en drie personen WW uitkering. Door hun psychische problematiek zijn veel GGz-cliënten in het verleden (gedeeltelijk) afgekeurd voor betaalde arbeid. Dertien personen genieten om die reden een AAW/WAO-uitkering. Verder krijgt één persoon zijn inkomsten uit de ziektewet en geniet eveneens één persoon AOW/pensioen. Daarnaast heeft één persoon salaris uit werk. De inkomsten van de cliënten worden voornamelijk aangevuld door het krijgen en lenen van geld (10), door inkomsten via dagbestedingprogramma’s (6), via klusjes voor derden (3), door het verkopen van de straatkrant (2) en door het werken in de winkel van de GGz (1). Illegale activiteiten Acht respondenten verdienen bij door middel van criminele activiteiten. Twee respondenten verkrijgen extra geld door vermogensdelicten en twee door geweldsdelicten (onder andere het rippen van dealers). Drie respondenten zeggen regelmatig te bedelen. Tevens verkoopt één respondent drugs en methadon. Schulden Ruim de helft (18) van de 33 GGz-cliënten heeft financiële schulden. Twee personen geven aan niet te weten of men schulden heeft. De schulden variëren van 300 euro tot circa 40.000 34
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
euro met een gemiddelde hoogte van ongeveer 7.000 euro. Vier respondenten geven aan dat ze niet weten hoeveel schuld ze hebben. Vaak hebben de respondenten schulden op meerdere gebieden. De voornaamste gebieden waarop schulden zijn gemaakt zijn financiële instellingen (6), postorderbedrijven (5), huurachterstand (4), Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) (4) en telefoonmaatschappijen (2). Overige schuldeisers die worden genoemd zijn de Belastingdienst, de NS en drugdealers. Van degenen met schulden krijgt twee derde hulp op het gebied van zijn of haar financiële situatie. Deze hulp wordt vooral geboden door hulpverleners van De Grote Rivieren en door familie. Bij vier respondenten is er sprake van een wettelijk schuldsaneringtraject.
4.3
Woonsituatie
In deze paragraaf wordt de huidige woonsituatie van de 33 GGz-cliënten weergegeven. Uit tabel 4.1 blijkt dat een derde van de geïnterviewde GGz-cliënten beschikt over een eigen woning of huurwoning. De meesten daarvan hebben een kamer of een flat.2 Daarnaast verblijft ruim een derde (14) in de verschillende woonvoorzieningen in de Drechtsteden. Van deze 14 respondenten verblijven er tien in één van de verschillende begeleide en beschermde woonvormen in de regio en maken vier gebruik van de nachtopvang. Verder verblijven twee personen intern bij De Grote Rivieren en maakt één persoon gebruik van het sociaal pension van het Leger des Heils. De woon- of verblijfssituatie van de overige respondenten is verschillend. Zo hebben drie personen een wisselende woonsituatie en slapen bij familie of vrienden, op kraaklocaties of af en toe in de nachtopvang en slapen twee respondenten op straat. Tabel 4.1 Woonsituatie, in aantallen (N=33) Verblijfplaats "Eigen" of huurwoning (gezinswoning, etage, flat, e.d.) Nachtopvang Begeleid wonen Beschermd wonen Op straat / buiten (tent, hut, brug) Short stay afdeling GGz GGz-kliniek (gesloten afdeling) Sociaal pension Wisselend Totaal
4.4
Aantal respondenten 11 4 6 4 2 1 1 1 3 33
Justitie- en politiecontacten
In deze paragraaf worden de contacten van de GGz-cliënten met politie en justitie uiteengezet. In de maand voorafgaand aan het interview is ruim een derde (12) van de respondenten één tot vijf keer in aanraking geweest met de politie ten gevolge van criminele activiteiten. De redenen voor aanhouding zijn bij twee respondenten inbraak en bij één openlijke geweldpleging. Meestal betreft het contact met politie het krijgen van een proces-verbaal of een boete voor het gebruik van alcohol op straat of ordeverstoring. 2
Eén persoon beschikt over een eigen woning, maar verblijft 's nachts vooral in de open afdeling van De Grote Rivieren. GGz-cliënten
35
Overige redenen voor politiecontact die worden genoemd zijn wildplassen, verkeersovertredingen, wapenbezit en het optreden als getuige. Op de vraag of de respondent in het verleden wel eens in een gevangenis, huis van bewaring of politiecel heeft gezeten antwoordt ongeveer de helft (15) bevestigend. De respondenten willen daarvoor niet altijd de reden aangeven. De meest genoemde redenen zijn, net als bij de dak- en thuislozen: vermogensdelicten (inbraak); openlijke geweldpleging; (het uitzitten van opgestapelde boetes voor) alcoholgebruik in de openbare ruimte; en ordeverstoringen. In één geval is er sprake van drugsdealen, terwijl eveneens één persoon heeft vastgezeten voor moord. Een deel van de respondenten wil niet de redenen van detentie geven. Eén respondent heeft op het moment van het interview nog contact met de reclassering voor eerder gepleegde delicten.
4.5
Psychische klachten
In deze paragraaf wordt ingegaan op de psychische klachten van de ondervraagde GGzcliënten en de contacten met de instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg. Twee derde van de respondenten (22) geeft aan in de maand voorafgaande aan het interview psychische klachten te hebben gehad. Het gaat dan vooral om ernstige depressiviteit (9), stemmingswisselingen (4), psychoses (4), borderline-syndroom (2), schizofrenie (2) en stress (1). Bijna alle respondenten geven aan in het (recente) verleden een traumatische ervaring te hebben gehad, waarvan men nog steeds psychische problemen ondervindt. Het gaat daarbij voornamelijk om de dood van ouder(s), vriend of vriendin of kinderen. Ook scheidingen van geliefden, seksueel misbruik, eigen lichamelijke tekortkomingen (kunstbeen, erfelijke ziekten) en drugsverslaving worden genoemd. Net als bij de dak- en thuislozen zijn de hoge schulden van de respondenten vaak aanleiding voor extreme depressie, neerslachtigheid en/of stress Alle GGz-cliënten hebben de afgelopen maand contact gehad met één van de instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg. De contacten in de afgelopen maand betreffen in de meeste gevallen één of meerdere voorzieningen van de De Grote Rivieren, terwijl één persoon tevens tijd heeft doorgebracht bij Eleos de Sandeling. Vooral de twee vormen van dagopvang van de De Grote Rivieren worden door de respondenten bezocht.
4.6
Middelengebruik
In deze paragraaf wordt het middelengebruik van de doelgroep toegelicht. Ongeveer de helft (17) van de GGz-cliënten is verslaafd aan alcohol en/of harddrugs. Hiervan hebben drie respondenten een alcoholverslaving, 11 een drugsverslaving, terwijl drie zowel aan drugs als alcohol verslaafd zijn. Evenals bij de dak- en thuislozen zijn ook hier cocaïne, methadon en alcohol de meest gebruikte middelen (tabel 4.2). Naast de 17 verslaafde zijn er 16 niet-verslaafde GGz-cliënten. Van de niet-verslaafden gebruiken zes af en toe alcohol of cannabis, terwijl vier van hen dagelijks kalmeringsmiddelen of medicijnen voor hun psychische en psychiatrische problematiek. De overige tien niet-verslaafde cliënten gebruiken in het geheel geen middelen.
36
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Tabel 4.2
Gebruikte middelen (in aantallen) en gemiddeld aantal dagen in afgelopen maand gebruikt (N=33)* Middel Aantal Gemiddeld aantal respondenten dagen Geen middelengebruik 10 Heroïne 6 13 Methadon 8 28 Cocaïne (gekookt = rookbaar) 14 14 Cocaïne (rauw = snuifcoke) 0 0 Amfetamine 3 13 Kalmeringsmiddelen 6 20 Andere medicijnen1 10 27 Tripmiddelen 2 1 Cannabis 12 17 Alcohol, in grote hoeveelheden 9 22 Andere middelen 1 30 Meerdere middelen op dezelfde dag 11 24
* meerdere antwoorden mogelijk 1 Het betreft hier voornamelijk medicijnen in verband met psychiatrische problemen
4.7
Ervaringen met voorzieningen
In deze paragraaf wordt het gebruik van de verschillende voorzieningen door de GGzcliënten uiteengezet. In tabel 4.3 wordt onderscheid gemaakt tussen het huidige gebruik van de voorzieningen (in de afgelopen maand) en het (eventuele) contact met de voorzieningen in de afgelopen twee jaar. Het blijkt dat twee derde van de GGz-cliënten in de afgelopen maand gebruik hebben gemaakt van de dagopvang van De Grote Rivieren. Een kwart maakt gebruik van de dagopvang van het Leger des Heils. Tien GGz-cliënten hadden de maand voorafgaand aan het onderzoek contact met verslavingszorg. Tevens heeft een kwart contact gehad met een voorziening voor financiële hulp. Het gebruik van voorzieningen in de afgelopen twee jaar vertoont grote gelijkenis met het gebruik in de afgelopen maand. Het verschil in gebruiker van voorzieningen is het grootst bij de nachtopvang van het Leger des Heils. Terwijl 13 respondenten zeggen de afgelopen twee jaar gebruik te hebben gemaakt van het slaaphuis, hebben vier respondenten de afgelopen maand hier nog gebruik van gemaakt.
GGz-cliënten
37
Tabel 4.3 Aantal respondenten dat contact heeft of heeft gehad naar voorziening (N=33)* Afgelopen Afgelopen maand twee jaar Blijf van mijn Lijf Zuid-Holland-Zuid 1 2 St. De Hoop - De Jordaan 1 2 St. De Hoop - Woongroepen 0 3 Leger des Heils: 24 uurs opvang 2 4 Leger des Heils: sociaal pension 1 1 Leger des Heils: begeleid en beschermd wonen 2 3 Leger des Heils: crisisopvang 1 4 Leger des Heils: dagopvang 8 13 Leger des Heils: nachtopvang (Slaaphuis) 4 13 GGz - St. Eleos: Beschermd wonen 1 1 GGz - De Doorgang. Dagbesteding 0 0 GGz - De Grote Rivieren Dagopvang 22 24 GGz - De Grote Rivieren Overige hulp 4 6 Verslavingszorg - Bouman GGz 10 14 Maatschappelijk werk 5 6 Financiële hulp (Sociale Dienst of Stadsbank) 8 9 Justitiële hulp 0 2 Jeugdzorg (T-Team / Entree) 1 1 Diaconaal aandachtscentrum 3 3 Broodnodig. Maaltijdvoorziening 0 0 Overige instellingen1 5 10 * meerdere antwoorden mogelijk 1 RIAGG, Voedselbank GGD, thuiszorg, koffiebar van de kerk
Mening Alle GGz-cliënten hebben (ooit) te maken (gehad) met één van de opvangvoorzieningen van De Grote Rivieren, het Leger des Heils of de verslavingszorg. Ook bij deze doelgroep geldt dat over het algemeen gezegd kan worden dat naarmate men hoger op de woonladder verblijft, men positiever is over de behandeling. De mening die respondenten geven over de voorzieningen is verder afhankelijk van veel factoren, waarbij de psychische problematiek de grootste rol heeft. Van grote invloed zijn verder: (ex) verslaving; dagbestedingsmogelijkheden binnen de voorzieningen; en financiële zorgen. Hieronder worden de meningen van de GGz-cliënten over de verschillende instellingen kort weergegeven. Blijf van mijn Lijf Zuid-Holland-Zuid Twee vrouwen hebben (ooit) contact gehad met het Blijf van mijn Lijfhuis in Dordrecht en zijn daar over het algemeen zeer positief over. Leger des Heils Een kwart van de respondenten (8) heeft in de afgelopen maand gebruikt gemaakt van de dagopvang van het Leger des Heils, terwijl vier personen gebruik maakten van de nachtopvang. Over het algemeen zijn de respondenten zeer positief over de hulpverleners van het Leger des Heils. De dagopvang wordt door de meeste gebruikers gewaardeerd. Ook door deze groep worden als positieve punten de mogelijkheid tot sociale contacten, het 'even bijkomen' van de dagelijkse stress en de relatief goedkope maaltijdverstrekking genoemd. Eén respondent zou graag zien dat al het eten en drinken bij de dagopvang gratis wordt. Ten aanzien van de nachtopvang zijn de respondenten ambivalent: men prijst de mogelijkheid van een slaapplek, maar men heeft vooral moeite met het gebrek aan privacy, de overlast van zwaarverslaafden in het slaaphuis en het feit dat men 's ochtends weer de straat wordt opgestuurd.
38
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Bouman GGz In verband met hun middelengebruik heeft een derde van de GGz-cliënten in de afgelopen maand contact gehad met Bouman GGz. De hulpverlening betreft voornamelijk methadonverstrekking en trajectbegeleiding (gesprekken). Men is zeer positief over de hulpverlening van Bouman GGz en noemt weinig knelpunten in de behandeling. De Hoop Geen van de geïnterviewde GGz-cliënten heeft in de afgelopen maand echt contact gehad met stichting De Hoop. Een respondent die bij De Hoop informatie probeerde in te winnen over een eventuele opname zegt (nog) geen mening te hebben over de dienstverlening. Sociale dienst Een kwart van de GGz-respondenten heeft in de afgelopen maand contact gehad met de sociale dienst. Wanneer gevraagd wordt naar het verloop van dit contact blijkt dat het overgrote deel geen direct contact heeft gehad met medewerkers van de gemeentelijke dienst, maar dat het contact inzake uitkering en schuldhulpverlening vooral verloopt via de hulpverleners (bewindvoerders) van de GGz of het Leger des Heils. De Grote Rivieren Alle GGz-cliënten hebben in de afgelopen maand van één of meerdere voorzieningen van De Grote Rivieren gebruik gemaakt, in de meeste gevallen van de dagopvang (22). De meningen over deze voorzieningen zijn over het algemeen positief met enkele negatieve reacties. Op het moment van het interview waren de meesten nog in behandeling bij De Grote Rivieren. Ook hier geldt in het algemeen dat hoe hoger de respondent zich op de woonladder bevindt, des te positiever hij over de hulpverlening is. Negatieve meningen over de opvangmogelijkheden zijn vooral afkomstig van de (verslaafde) dak- en thuisloze GGz-cliënten. Eén van hen is bijvoorbeeld zeer kritisch over het budgetbeheer van de organisatie (te weinig persoonlijk budget). Gebruikers van de beide vormen van dagopvang zijn zeer te spreken over de hulpverlening. Vooral de aangeboden vormen van dagbesteding worden gewaardeerd. Ook de mogelijkheid om vrijwilligerswerk en betaalde werkzaamheden te verrichten vindt men positief, al is men niet altijd tevreden over de vergoeding die men hiervoor krijgt. Door een enkeling worden het deurbeleid en de huisregels bij de dagopvang als enigszins belemmerend ervaren. Gebruikers van de opvang voor dubbele diagnose zijn erg blij met de mogelijkheid om cannabis te gebruiken in het zogenoemde blowhok. Verder wordt de begeleiding bij wonen – het feit dat veel papierwerk door hulpverleners wordt gedaan – door de respondenten die hiermee te maken hebben, gewaardeerd.
GGz-cliënten
39
40
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
5.
HULPBEHOEFTE
Tijdens de interviews met beide doelgroepen zijn diverse vragen gesteld ten aanzien van de hulpbehoefte. Per aandachtsgebied is gevraagd in welke mate hulp belangrijk is voor de respondent, welke hulp door de respondent wordt verwacht, en welke inspanningen de respondent zelf op het desbetreffende aandachtgebied levert om zijn of haar kwaliteit van leven te verbeteren. Daarnaast is ingegaan op de voorkeuren van de respondent ten aanzien van de hulpverleningslocaties en (mogelijk) nieuw te ontwikkelen voorzieningen. In dit hoofdstuk wordt allereerst de hulpbehoefte van de twee doelgroepen behandeld. In de derde paragraaf is de hulpbehoefte verdeeld aan de hand van de zes verschillende groepen die worden onderscheiden op de woonladder.
5.1
Hulpbehoefte dak- en thuislozen
In deze paragraaf wordt de hulpbehoefte van de dak- en thuisloze respondenten (61) behandeld. Daarbij komen de volgende hulpgebieden aan bod: dagbesteding, psychische problemen, financiële ondersteuning, woonsituatie, middelengebruik, en justitiële hulp. Uit tabel 5.1 blijkt dat de 61 gesproken dak- en thuislozen vooral behoefte hebben aan hulp op het gebied van de woonsituatie en financiële ondersteuning. Tabel 5.1 Hulpbehoefte dak- en thuislozen (in aantallen, N=61) Geen Enigszins Nogal Dagbesteding Psychische problemen Financiële ondersteuning Woonsituatie Middelengebruik Justitiële hulp
22 27 12 11 36 46
7 6 5 4 8 -
8 4 7 6 5 2
Groot
Zeer groot
13 10 12 10 6 4
11 14 25 30 6 9
Gemiddelde score 2,8 2,6 3,6 3,8 1,9 1,8
De gemiddelde score van de antwoordmogelijkheden laat voor de woonsituatie met 3,8 de hoogste score zien, direct gevolgd door financiële ondersteuning (3,6). Dagbesteding (2,8) en psychische problemen (2,6) scoren duidelijk lager, terwijl middelengebruik (1,9) en hulp bij justitiële problemen (1,8) de laagste gemiddelden vertonen (tabel 5.1).1 Hieronder wordt de hulpbehoefte op de verschillende leefgebieden toegelicht. Dagbesteding Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 is de helft van de dak- en thuislozen in de Drechtsteden niet tevreden met zijn of haar dagbesteding. 11 Respondenten geven dan ook aan hulp of ondersteuning bij de dagbesteding zeer belangrijk te vinden, 13 respondenten geven aan het tamelijk belangrijk te vinden, acht noemen het nogal belangrijk en zeven een beetje belangrijk. Overigens zeggen 22 respondenten daarentegen hulp of ondersteuning bij een dagbesteding helemaal niet belangrijk te vinden.
1
De antwoordscores zijn berekend door het gemiddelde te nemen van de mate waarin respondenten aangeven hulp belangrijk te vinden: van 1 (helemaal niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk).
Hulpbehoefte
41
Ongeveer een derde van de doelgroep (23) heeft de afgelopen maand contact gehad met een vorm van hulpverlening in verband met de dagbesteding. De Grote Rivieren (GGz) en het Leger de Heils zijn de voornaamste instellingen die deze hulp bieden. Vooral op de afdeling voor cliënten met een dubbele diagnose worden dagprogramma's verzorgd. Tien dak- en thuisloze respondenten noemen deze afdeling als voorziening waar gebruik van wordt gemaakt in verband met dagbesteding. Op twee personen na zijn ze erg tevreden over de activiteiten. Daarnaast wordt acht keer het Leger des Heils genoemd, waar zowel op de dagopvang als op de locaties van begeleid en beschermd wonen activiteiten worden georganiseerd. De respondenten zijn hier tevreden over. Ook worden door enkelen de door het Leger des Heils georganiseerde uitstapjes als positief ervaren. De respondenten die geen contact met de hulpverlening hebben voor dagbesteding noemen meestal 'geen behoefte' als reden. Men is tevreden zoals het is en vindt het prima om rond te hangen zonder duidelijke bezigheden of men vindt dat zijn of haar leven reeds genoeg is gevuld. Twee respondenten geven aan geen behoefte aan dagbesteding te hebben omdat ze een (betaalde) baan hebben. Andere redenen zijn dat de persoon te ziek is of dat er geen mogelijkheden worden geboden om de kinderen van de cliënt op te vangen. Op de vraag wat voor inspanningen men zelf kan doen om de dag anders/beter in te vullen komen uiteenlopende antwoorden. Een aantal geeft aan dat ze klusjes zoals schoonmaken aanbieden bij vrienden of dat ze aan dagbestedingsprogramma's meedoen. Verder worden handelingen als het regelen van een postadres, inschrijven bij het arbeidsbureau of solliciteren genoemd. Ook geeft een aantal respondenten aan dat men de dag probeert door te komen met hobby's zoals gitaar spelen, PC-gebruik, muziek luisteren, films kijken en schrijven. De knelpunten die worden genoemd bij de dagbesteding liggen vooral op het vlak van financiën (er is geen geld voor hobby's of cursussen, leesmateriaal of uitjes), geestelijke en lichamelijke gezondheid (het lichaam is te zwak om een reguliere dagindeling te volgen of men is geestelijk te ziek/beperkt om deel te nemen aan activiteiten). Een kwart van de daken thuislozen noemt de verslaving als oorzaak van het feit dat men geen tijd kan besteden aan zijn of haar dagbesteding. De verslaving bepaalt voor een groot gedeelte de waan van de dag: er moeten drugs worden gescoord, worden gebruikt, en er moet in veel gevallen (dagelijks) eten en een slaapplek worden geregeld. Verslaving en het gebrek aan geld bepaalt overigens ook voor een groot gedeelte de criminele dagbesteding. Financiële situatie In paragraaf 3.2 is de financiële situatie van de dak- en thuislozen beschreven. De helft van de doelgroep krijgt hulp bij zijn financiën. Een vijfde geeft aan hulp bij de financiële situatie helemaal niet belangrijk te vinden. De overigen vinden het in meer of mindere mate belangrijk. Twee vijfde deel (20) noemt de hulp zeer belangrijk. Voor een aantal respondenten neemt financiële hulp "een deel van de chaos weg uit het hoofd". Ook zijn de respondenten zich ervan bewust dat het zonder hulp helemaal mis kan gaan met de financiën. Ze geven gemakkelijk geld uit of beseffen de waarde niet (meer) van geld, met name na de komst van de euro. Ook zeggen sommigen dat het geld gemakkelijk allemaal in één keer aan drugs wordt uitgegeven. De hulp bij de financiën wordt geboden door de gemeentelijke schuldsanering (7), de Grote Rivieren (5), Leger des Heils (8), de Hoop (3) en de sociale dienst (3). Een enkeling noemt tevens zijn of haar familie. Bij het Leger des Heils en de Grote Rivieren wordt gewerkt met een financieel budget. Dit houdt in dat de cliënt elke dag of elke week zak- en kleedgeld krijgt en dat extra geld apart aangevraagd moet worden. De instellingen beheren in dit geval vaak de uitkering van de cliënt, betalen rekeningen voor de cliënten en regelen in samenwerking met de sociale dienst van de gemeenten de schuldhulpverlening. Over het 42
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
algemeen wordt deze financiële hulpverlening zeer op prijs gesteld. Over de hoogte van het persoonlijk besteedbaar budget (zakgeld, weekgeld) is men niet altijd tevreden. De respondenten die geen hulp krijgen bij hun financiële situatie geven aan hun schuld te hebben afgelost of dat het niet nodig is omdat zij in staat zijn hun zaken zelf te regelen. Over het algemeen worden de instellingen die de hulp nu al bieden ook genoemd als instellingen waarvan de hulp verwacht wordt. Een deel van de respondenten geeft aan dat ze wel zouden willen werken om zo wat meer geld te verdienen, terwijl een aantal probeert zijn geld zo goed mogelijk en bewust te besteden of te sparen. Toch antwoorden de respondenten vaak dat ze eigenlijk niet veel kunnen doen, omdat het beschikbare budget erg krap is. Goede regelingen treffen en zuinig leven is volgens deze personen de enige manier om financieel gezonder te worden. In dit licht zijn er enkele respondenten die graag meer inzicht zouden willen in hun financiële situatie. Training of coaching van geldbeheer zou daarbij uitkomst bieden volgens deze respondenten. Woonsituatie Vier vijfde van de dak- en thuislozen vindt het belangrijk hulp te krijgen bij de woonsituatie. Voor de helft van de doelgroep is het zeer belangrijk. Hulp bij de woonsituatie wordt vooral verwacht van het Leger des Heils (14) en van de Grote Rivieren (11). Dit is logisch, aangezien een groot deel van de respondenten in de nachtopvang van het Leger des Heils of in een vorm van begeleid of beschermd wonen verblijft van één van beide instellingen. De respondenten verwachten hulp bij bijvoorbeeld boodschappen doen, schoonmaken en toezicht. Drie van de vijf respondenten die in een afkicktraject zitten in de Hoop verwachten bij het verlaten van de instelling hulp met het zoeken van een woning. Een enkeling noemt een maatschappelijk werker of een woningcorporatie. Vijf respondenten verwachten overigens van niemand hulp en vinden dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun woonsituatie. De daklozen zijn (zeer) ontevreden over de huidige woonsituatie. Het gaat dan met name om de verblijfplaats zelf (buiten, erbarmelijke omstandigheden op straat, steeds weer wisselende adressen, noodgedwongen nachtopvang), maar ook om de mogelijkheden van de huidige plek (bouwval, geen gas, water en licht). Deze groep verwacht vooral van het Leger des Heils en De Grote Rivieren hulp bij het vinden van een permanente verblijfplaats. Ook de sociale dienst van de gemeente wordt meerdere keren genoemd als instelling die meer zou moeten doen op het gebied van het regelen van een verblijfplaats. Door een deel van de respondenten wordt vooral de mogelijkheid van het hebben van een postadres bij de gemeente gemist. Enkele geïnterviewde daklozen hebben een 'geschiedenis' op het gebied van achterstallige huurschulden en overlastgevend gedrag op vorige woonlocaties. Deze respondenten zien een verbetering van hun woonsituatie daarom vooral in het kwijtschelden van deze schulden zodat zij zich opnieuw bij de woningcorporaties kunnen inschrijven. Een derde van de respondenten reageert zelf op huizen via kranten of het internet of heeft zich bij een woningcorporatie ingeschreven. Een ander deel (10) geeft aan (nog) niks te doen omdat hij/ zij bijvoorbeeld geen inkomsten heeft, een schuld heeft bij de woningcorporatie, nog in een afkickkliniek zit of omdat het gezien zijn overlastgevend gedrag en/of zijn huurverleden niet lukt een kamer te krijgen. Acht personen zeggen overigens dat ze nu niet van woonsituatie willen veranderen en tevreden zijn. De meeste respondenten willen graag een eigen plek, zonder al te veel bemoeienis van de hulpverlening. Overigens zijn bij de wensen verschillende standaarden te onderscheiden: een aantal wil graag een eigen (gezins)woning, etage of flat, terwijl anderen zeer blij zijn Hulpbehoefte
43
met de mogelijkheid om legaal een pand te kraken. Bij de groep die op straat leeft is de nachtopvang of 24-uursopvang vaak geen optie. Men voelt zich in dergelijke voorzieningen niet thuis of men wil geen contact (meer) met de doelgroep die daarin verblijft. Het merendeel van de ondervraagden die op dit moment in een woonvoorziening van het Leger des Heils of de GGz verblijven zijn hierover zeer tevreden. Knelpunten die worden genoemd zijn: het weinige leefgeld dat men ontvangt; de kwaliteit van het eten; en het gebrek aan privacy wanneer je een kamer moet delen. Bovendien vindt men dat gesprekken met begeleiding vaak worden verstoord of dat er iets tussenkomt. Ook worden relatief vaak afspraken met hulpverleners afgezegd of verplaatst. Psychische problemen Onder de dak- en thuislozen is de hulpbehoefte bij psychische problemen omvangrijk. Bijna een kwart geeft aan hulp bij psychische problemen zeer belangrijk te vinden, terwijl een zesde van de groep die tamelijk belangrijk vindt. Ruim een derde van de dak- en thuislozen heeft contact met de GGz. Vooral van de dagopvangmogelijkheden van de Grote Rivieren wordt door dak- en thuislozen gebruik gemaakt. Een deel van de doelgroep is afhankelijk van medicijnen om de psychische klachten te remmen. Naast traumatische ervaringen uit het verleden en ernstige psychische stoornissen hebben de psychische klachten vooral de maken met zorgen over de woon- en financiële situatie. Hierdoor zijn velen depressief geworden. Ze zien bovendien niet snel een oplossing voor hun verslavingsproblematiek en hun grote schulden. Zij beseffen dat de psychische klachten worden veroorzaakt door problemen op meerdere leefgebieden tegelijkertijd. Een oplossing voor de psychische klachten wordt vooral gezocht in het (op tijd) innemen van medicijnen, het zoeken naar afleiding (sociale contacten, hobby's, rondzwerven) en in het gebruik van middelen (met name het drinken van alcohol en het gebruik van cannabis). Andere genoemde oplossingen zijn: sporten (hardlopen, fietsen); de problemen opschrijven (dagboek); het afkicken van drugs; en het richten van de aandacht op de kinderen. Middelengebruik Hulp bij drugs- of alcoholgebruik wordt door ruim de helft van de dak- en thuislozen helemaal niet belangrijk gevonden. De overige respondenten (25) geven aan hulp een beetje (13) tot zeer belangrijk (12) te vinden. Een aantal respondenten geeft aan dat hun middelengebruik sterk bijdraagt aan het feit dat men momenteel dak- en/of thuisloos is. Zij zien daarom de oplossing van hun woonproblemen voornamelijk in het aanpakken van hun verslavingsproblematiek. Van de mensen die hulp belangrijk vinden wordt deze verwacht van afkickklinieken zoals De Hoop of de klinieken van Bouman GGz. Drie respondenten willen via de methadonpost het gebruik afbouwen. Verder worden De Grote Rivieren en het Leger des Heils genoemd. Een tweetal verwacht van niemand hulp en vindt dat ze op eigen kracht moeten kunnen stoppen met het gebruik van drugs. De meeste verslaafde respondenten geloven niet in abstinentie of het afbouwen van hun gebruik zonder daarbij hulp van de verslavingszorg te krijgen. Zij hebben in het verleden reeds vaak met terugval in hun gebruik te maken gehad. Zaken die worden genoemd om het middelengebruik te beperken zijn: het sparen van geld voor of het direct uitgeven van geld aan belangrijke(re) zaken zoals voedsel en kleding; het mijden van overige gebruikers en dealers; het zich proberen te houden aan het methadonprogramma (niet bijgebruiken); proberen ‘nee’ te zeggen; en het zich houden aan de huisregels in de woonvoorziening.
44
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Justitiële hulp Voor dertien van de 61 dak- en thuislozen is de hulp op het gebied van juridische problemen belangrijk tot zeer belangrijk. De meeste hiervan komen regelmatig in contact met politie en justitie. Vier personen hebben de maand voorafgaand aan het interview contact gehad met juridische hulpverlening. Eén is bij de rechtbank geweest in verband met het regelen van een scheiding, terwijl drie contact hebben met justitie in verband met openstaande boetes en/of celstraffen. Vier personen hebben in de afgelopen maand contact gehad met de Reclassering. Hulp bij juridische problemen wordt door 46 van de 61 ondervraagde dak- en thuislozen helemaal niet belangrijk gevonden. Hoewel men af en toe in aanraking komt met de politie is geen echte hulp met het oplossen van dergelijke problemen gewenst. Hulpverleningslocaties In het kader van de spreiding van bijzondere doelgroepen zijn de respondenten tevens enkele vragen gesteld over (de voorkeuren van) de locatie van de huidige en van eventuele toekomstige voorzieningen. Uit tabel 5.2 blijkt dat de dak- en thuisloze respondenten vaak geen specifieke voorkeur hebben voor de locaties van de hulpverlening. Veel respondenten geven aan tot dan toe niet echt te hebben nagedacht over dergelijke voorkeuren.2 Dit geldt vooral voor hulp op het gebied van justitiële hulp, middelengebruik en psychische hulp. De voornaamste voorwaarden ten aanzien van de hulpverleningslocatie liggen vooral op het gebied van bereikbaarheid (loopafstand, in het centrum van de stad, makkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer).
10 4 4 12 3 3 6 10 12
Justitiële hulp
6 6 1 9 2 5 2 5 27
Woonsituatie
Financiële ondersteuning
4 7 4 7 2 2 3 6 12 22
Middelen gebruik
Psychische hulp
Hulp aan huis mogelijk Op loopafstand woonlocatie Makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer In de buurt van andere voorzieningen In de buurt van winkels In de buurt van het centrum van Dordrecht In de buurt van … Anders Maakt niet uit Geen idee Niet van toepassing / Geen hulp gewenst * meerdere antwoorden mogelijk
Dagbesteding
Tabel 5.2 Voorwaarden dak- en thuislozen ten aanzien van hulpverleningslocaties (N=61)*
3 8 3 8 6 4 2 38
8 9 4 11 2 8 5 14 11
1 3 5 2 6 10 46
Dagbesteding Over de locatie van de hulpverlening inzake de dagbesteding geven tien respondenten aan dat zij het belangrijk vinden dat deze in de buurt van andere instellingen is. Verder zegt een deel (7) dat de hulpverlening op loopafstand zou moeten zijn of gemakkelijk te bereiken met openbaar vervoer (4). Verder noemt een tweetal respondenten het centrum als locatie, terwijl eveneens tweemaal wordt gezegd dat hulp bij dagbesteding juist buiten het centrum zou moeten plaatsvinden (om de verleiding andere gebruikers op te zoeken te voorkomen). 2
Een tweetal respondenten geeft tevens aan dat men zeer blij is met het feit dat de mening van de hulpbehoevenden eens in kaart wordt gebracht. Hulpbehoefte
45
Een groot deel van de respondenten vindt het moeilijk deze vraag te beantwoorden, omdat men er nog nooit echt over heeft nagedacht. Zes personen geven nadrukkelijk aan dat de locatie van hulp voor dagbesteding voor hen niet uitmaakt. Financiële hulp De locatie van financiële hulp hebben 12 personen bij voorkeur in de buurt van andere instellingen. Tien respondenten zouden graag hulp aan huis willen. Op loopafstand van woonlocatie heeft de voorkeur van vier respondenten, terwijl makkelijk met openbaar vervoer te bereiken ook door vier personen wordt aangegeven. Bij deze vraag geldt eveneens dat veel respondenten geen duidelijke mening hebben over de gewenste locatie. Voor velen maakt het niet uit waar de hulp is gelokaliseerd, maar is het veel belangrijker dat de hulp überhaupt geboden kan (blijven) worden. Bovendien is het bij deze vraag belangrijk of de financiële hulp geboden wordt door hulpverleners van de GGz of het Leger de Heils. Respondenten die hulp op dit gebied van deze organisaties ontvangen interesseert het slechts in kleine mate waar deze hulp gevestigd is, zolang de hulpverlener maar de ‘geldzorgen wegneemt’. Woonlocatie 11 Respondenten vinden het belangrijk in het centrum te wonen en vier respondenten in de buurt van winkels. Bereikbaarheid met openbaar vervoer geldt voor acht personen als belangrijke voorwaarde voor de woonlocatie. Verder wordt door acht respondenten wonen in de buurt van instellingen belangrijk gevonden, bijvoorbeeld de methadonpost of de dagbestedingsmogelijkheid. Ook geven vijf juist aan ver weg van andere (verslaafde) daklozen te willen blijven. Zij hebben behoefte aan een rustige plek, weg van de drugsscene. In dat kader wordt tevens een aantal keren "in de buurt van groen en natuur" genoemd als favoriete woonlocatie. De meeste respondenten geven aan tevreden te zijn met de huidige woonlocatie. Verandering van de vestigingslocaties van de hulpverlenende instellingen is niet iets waarover men veel nadenkt. Men is veel meer bezig met de locatie en inrichting van de woning/kamer indien men een eigen plek zou krijgen, en het op eigen kracht zou moeten/kunnen wonen. Indien de hulpverlening andere woonruimte in een andere gemeente zou aanbieden gaan de meesten akkoord met het feit dat men dan moet verhuizen. De vraag naar woonvoorzieningen zal dan zogezegd het aanbod volgen. Mogelijke nieuwe voorzieningen Aan het einde van het interview is de vraag gesteld met welke factoren de Drechtsteden rekening zouden moeten houden indien zij nieuwe voorzieningen gaan ontwikkelen. De dak- en thuisloze respondenten geven hierop niet altijd antwoord. Veel respondenten volstaan met de opmerking dat er meer capaciteit bij de bestaande voorzieningen zou moeten worden gecreëerd. Een andere veelgehoorde opmerking is dat ongeacht de locatie men toch wel gebruik zal maken van de voorzieningen. Het blijkt dat de respondenten vooral blij zijn dat er mogelijkheden voor opvang zijn, de locatie is voor de respondenten minder belangrijk dan wellicht van te voren door beleidsmakers gedacht. In tabel 5.3 is een aantal aspecten benoemd en is het aantal keren dat deze door respondenten zijn genoemd weergegeven.
46
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Tabel 5.3 Aspecten die volgens dak- en thuislozen belangrijk zijn voor het ontwikkelen van nieuwe voorzieningen.* Aantal keren genoemd Ligging ten opzichte van centrum Dordrecht 15 In de buurt van andere voorzieningen 8 Capaciteit (aantal bedden/plekken) 10 Toelatingseisen 5 Dagbestedingsmogelijkheden 9 Overige activiteiten (sporten, sociale activiteiten) 4 Mogelijkheden tot gebruik van alcohol en drugs 4 Wel/geen groepen door elkaar 8 Anders 12 Geen idee 17 * respondenten kunnen meerdere antwoorden hebben gegeven
De ligging ten opzichte van het centrum van Dordrecht lijkt een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen. Men denkt dan vooral aan de voorzieningen voor dagopvang (zoals het aandachtscentrum en de nachtopvang van het Leger des Heils) en aan methadonverstrekking. Deze horen volgens de doelgroepleden die hier gebruik van maken gewoonweg thuis in de binnenstad van een grote gemeente. De nabijheid van andere voorzieningen wordt acht keer genoemd, zo zou bijvoorbeeld de methadonpost volgens een respondent op loopafstand moeten zijn van de dagopvang. Belangrijk zijn verder de mogelijkheden voor dagbesteding en activiteiten die voor de doelgroep worden georganiseerd. Door twee respondenten wordt de mogelijkheid aangedragen voor het gebruik van drugs en alcohol, bijvoorbeeld in de vorm van een gebruiksruimte of een gedoogplek voor nuttigen van alcohol. Eveneens twee respondenten zijn juist zeer sceptisch over gebruiksruimten. Deze zouden alleen maar meer verslaafde dak- en thuislozen naar de Drechtsteden toeleiden.
5.2
Hulpbehoefte GGz-cliënten
Deze paragraaf behandelt de hulpbehoefte van de geïnterviewde GGz-cliënten (33). Daarbij komen de volgende hulpgebieden aan bod: dagbesteding, psychische problemen, financiële ondersteuning, woonsituatie, middelengebruik, en justitiële hulp. Uit tabel 5.4 blijkt dat de 33 gesproken cliënten van de GGz vooral behoefte hebben aan hulp op het gebied van respectievelijk hun psychische problemen, hun financiën en hun woonsituatie. Tabel 5.4 Hulpbehoefte GGz-cliënten (in aantallen, N=33) Geen Enigszins Nogal Dagbesteding Psychische problemen Financiële ondersteuning Woonsituatie Middelengebruik Justitiële hulp
15 3 11 14 21 28
3 2 2 2 5 -
5 5 4 1 4 -
Groot 4 7 8 5 2 1
Zeer groot 6 16 8 11 1 4
Score 2,5 3,9 3,0 2,9 1,8 1,6
De gemiddelde score van de antwoordmogelijkheden is 3,9 voor psychische problemen, gevolgd door financiële ondersteuning (3,0) en hulp bij de woonsituatie (2,9). Hulp bij dagbesteding (2,5) en middelengebruik (1,8) scoren duidelijk lager, terwijl hulp bij juridische problemen (1,6) het laagste gemiddelde vertoont (tabel 5.4).
Hulpbehoefte
47
Dagbesteding Ruim de helft van de GGz-cliënten in de Drechtsteden is tevreden met zijn dagbesteding en vindt hulp of ondersteuning bij een dagbesteding niet zo belangrijk. De andere helft is niet tevreden en vindt deze hulp juist wel belangrijk. Deze personen zouden graag willen werken (3), een dagbestedingsprogramma willen volgen (2), opleiding of cursus (4) of sportmogelijkheden hebben. Ruim de helft van de doelgroep (18) heeft de afgelopen maand contact gehad met een vorm van hulpverlening in verband met dagbesteding. De mensen die geen contact met hulpverlening hebben in verband met dagbesteding zijn meestal tevreden met hun leefsituatie zoals die is en hebben geen behoefte om nieuwe dingen te ondernemen. Van de GGz-cliënten die wel hulp bij dagbesteding willen, gaan de meeste personen naar de afdeling Dubbele Diagnose van De Grote Rivieren voor het volgen van dagprogramma's. Het merendeel is hier tevreden over, maar één persoon geeft aan dat de pauzes tussen de programma's te lang zijn. Verder vindt een deel van de GGz-cliënten een dagbesteding in de vorm van een vrijwilligersbaan (via de GGz) in bijvoorbeeld een tweedehands kledingwinkel of bij de receptie van De Grote Rivieren. Ook wordt de zorgboerderij genoemd als vorm van een (positieve) dagbesteding. Een derde van de respondenten onderneemt zelf geen actie om de dag anders in te richten. Een deel hiervan doet weinig tot niets omdat ze tevreden zijn met hun huidige levensstijl en geen reden zien om iets te veranderen. Meer dan de helft onderneemt geen actie omdat hij/ zij er geen zin in heeft of zich er psychisch niet sterk genoeg voor voelt. Het overige deel houdt zich bezig met hobby's, huishouden en sociale contacten om de dag beter in te vullen of doet reeds mee met de aangeboden dagbestedingsprogramma's. Psychische problemen Onder de GGz-cliënten is de hulpbehoefte bij psychische problemen groot. Bijna de helft geeft aan hulp bij psychische problemen zeer belangrijk te vinden en nog eens zeven vinden het tamelijk belangrijk. Vier vijfde van de doelgroep is in behandeling voor de psychische klachten; op twee na allen bij De Grote Rivieren. Een groot deel krijgt medicatie voor de klachten. De overige twee ontvangen psychische hulp van het Leger des Heils en van het T-team. Om zich psychisch beter te voelen zoekt één vijfde bewust afleiding door uitjes te maken of hobbyactiviteiten uit te voeren zoals lezen en muziek luisteren. Een viertal geeft aan dat zij zich bewust proberen te ontspannen ("gewoon zo rustig mogelijk blijven", "je niet opwinden"). Het nemen van alcohol of drugs wordt door drie respondenten genoemd als inspanning om zich beter te voelen, terwijl daarentegen ook drie personen aangeven om deze reden juist met alcohol en drugs gestopt te zijn. Verder worden inspanningen genoemd als: het op tijd innemen van medicijnen, goed eten en zelf op tijd hulp zoeken (aangeven wanneer het mis gaat). Eén vijfde geeft aan zelf nauwelijks iets te ondernemen om hun geestelijk welzijn te vergroten. De psychische problematiek van deze doelgroep werpt nogal wat belemmeringen op, om op eigen kracht hun situatie op het gebied van dagbesteding, financiën, wonen en middelengebruik aan te pakken. De psychische stoornissen bepalen voor een groot gedeelte de mate van zelfstandigheid om op deze gebieden de kwaliteit van leven te verbeteren. Verbetering zien de cliënten vooral in een gelijktijdige behandeling van de psychische klachten door de GGz (bijvoorbeeld met medicatie) en hulp op andere gebieden door GGz, maatschappelijke opvang en sociale dienst. Het beheersbaar maken van de psychische
48
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
problematiek is volgens hen echter het voornaamste wapen om de kwaliteit van leven te verhogen. Hulpverleners op het gebied van de GGz bevestigen dit. Financiële situatie Een derde van de GGz-cliënten geeft aan hulp bij de financiële situatie helemaal niet belangrijk te vinden. Deze groep vindt hulpverlening op dit gebied overbodig aangezien zij prima zelf hun zaken kunnen regelen. De rest vindt deze hulp in meer of mindere mate belangrijk. Twee derde ontvangt ook daadwerkelijk hulp. Het grootste deel daarvan krijgt de hulp van de GGz. De overige respondenten worden geholpen door de sociale dienst (3), het Leger des Heils (2), het T-Team (1) of via de gemeentelijke schuldsanering. Een klein deel krijgt hulp van familie. Over het algemeen is men zeer tevreden over de hulp en geeft het (psychisch) rust. Een klein deel van de doelgroep geeft aan de financiële situatie te verbeteren door klusjes te doen, te bedelen of zuinig (proberen) te leven. De meeste ondervraagden zien echter, gezien hun problematiek, niet veel mogelijkheden om middels eigen inspanningen de situatie te verbeteren. Woonsituatie Ongeveer de helft van de doelgroep vindt hulp bij de woonsituatie belangrijk. Zij krijgen hulp van de GGz, terwijl twee personen hulp ontvangen van het Leger des Heils. Een klein aantal zou graag in een begeleide woonvorm van de GGz willen wonen. GGz-cliënten die al in een dergelijke woonvorm wonen verwachten hulp bij huishouden, administratie, boodschappen doen of begeleiding om te leren zelfstandig te wonen. Ze ervaren de hulp als steun in de rug totdat ze sterk genoeg zijn om zelfstandig te wonen. Het voorkomt dat de huidige woonsituatie uit de hand loopt. Van de tien respondenten die hulp helemaal niet belangrijk vinden hebben zes een eigen woning en woont één in een beschermde woonvorm van de GGz. Drie GGz-cliënten zijn dakloos, maar hebben geen behoefte aan een woning (zorgmijders). Hulp bij de woonsituatie wordt verwacht van de GGz en van het Leger des Heils. Voor een enkeling is niet duidelijk waar hij naartoe kan voor deze hulp. De ondervraagden leveren niet veel eigen inspanning om de woonsituatie te veranderen. Ruim twee derde heeft of een eigen woning of zit in een beschermde woonvorm en wil daar vooralsnog graag in blijven wonen. Degenen zonder woning hebben hierover reeds contact met de GGz of staan op een wachtlijst voor beschermd wonen. Middelengebruik De helft vindt hulp bij middelengebruik helemaal niet belangrijk, terwijl twaalf deze hulp enigszins tot zeer belangrijk vinden. Zeven hebben de maand voorafgaand aan het onderzoek nog contact gehad met Bouwman GGz, terwijl vier aangeven niet af te willen kicken. Van de dertien verslaafde GGz-cliënten zijn er twee die afleiding zoeken om zo het gebruik te minderen. Twee laten geen gebruikers meer toe in hun woning en twee proberen hun geld aan andere zaken te besteden zoals voedsel en kleding zodat er geen geld meer is om drugs te kopen. De overigen leveren verder geen eigen inspanningen om het gebruik van middelen te verminderen. Justitiële hulp Hulp bij juridische problemen wordt door ruim vier vijfde (28) van de ondervraagde GGzcliënten helemaal niet belangrijk gevonden. Van de vijf die deze hulp wel belangrijk vinden hebben twee de maand voorafgaand aan het onderzoek contact gehad met juridische Hulpbehoefte
49
hulpverlening. Eén is bij de rechtbank geweest in verband met zijn schulden en de andere vanwege het regelen van een scheiding. Drie van de vijf verwachten hulp van de GGz bij juridische problemen en twee van de rechtswinkel. Hulpverleningslocaties Uit tabel 5.5 blijkt dat ook de GGz-cliënten geen voorkeuren hebben voor de hulpverleningslocaties. Meest genoemde voorkeur is 'in de buurt van andere voorzieningen'.
7 2 17 1 2 2
1 2 6 3 1 2 6 1 -
Justitiële hulp
7 3 2 1 15 2 1 2 1 1 -
Woonsituatie
Financiële ondersteuning
3 6 3 1 9 5 3 2 3
Middelen gebruik
Psychische hulp
Hulp aan huis mogelijk Op loopafstand woonlocatie Makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer Makkelijk bereikbaar met de fiets In de buurt van andere voorzieningen In de buurt van winkels In de buurt van het centrum van Dordrecht In de buurt van … Anders Maakt niet uit Geen idee Niet van toepassing / Geen hulp gewenst * meerdere antwoorden mogelijk
Dagbesteding
Tabel 5.5 Voorwaarden ten aanzien van hulpverleningslocaties (N=33)*
4 7 5 5 1 1 1 3
1 2 3 2 2 1 1 2
Dagbesteding De locatie(s) voor dagbesteding dienen voor de respondenten vooral 'in de buurt van andere instellingen' te zijn gevestigd. Verder wordt 'op loopafstand van woonlocatie' zes keer genoemd, terwijl vijf respondenten het belangrijk vinden dat deze voorzieningen zich in het centrum van Dordrecht bevinden. Hulp aan huis en het makkelijk bereikbaar zijn met het openbaar vervoer wordt door drie respondenten aangegeven. Voor het overgrote deel van de respondenten is het niet belangrijk waar de hulp wordt geboden. Ook kunnen velen geen antwoord op de vraag geven. Psychische hulpverlening De helft van de GGz-cliënten geeft aan hulp op psychisch gebied het liefst in de buurt van andere instellingen te zien. Zeven personen zouden graag hulp aan huis willen. Verder worden de volgende voorkeuren genoemd: op loopafstand van woonlocatie; makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer of fiets; en in de buurt van het centrum van Dordrecht. Ook geldt een bepaalde indifferentie bij een groot deel van de doelgroep. Financiële hulp Op dit gebied bestaat een sterke voorkeur de hulpverlening in de buurt van andere instellingen te voorzien. Hulp aan huis wordt door zeven personen belangrijk gevonden. Verder wordt nog twee keer het makkelijk te bereiken met openbaar vervoer genoemd. Op dit gebied bestaat minder onverschilligheid dan bij de andere leefgebieden. Woonlocatie Zeven respondenten geven aan het belangrijk te vinden in de buurt van andere instellingen te wonen. In de buurt van het centrum van Dordrecht of dichtbij de winkels worden elk
50
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
door vijf personen genoemd. Vier respondenten willen in de buurt van het openbaar vervoer wonen. Justitiële hulp Op de vraag naar de voorkeur ten aanzien van de hulpverleningslocatie van justitiële hulp kan een groot deel van de GGz-cliënten geen antwoord op de vraag geven. Zij hebben nog nooit justitiële hulp gehad en kunnen zich er moeilijk een locatie bij bedenken. De respondenten die wel een antwoord hebben gegeven vinden vooral hulp in de buurt van andere instellingen belangrijk. Mogelijke nieuwe voorzieningen In tabel 5.6 zijn de meest genoemde factoren weergegeven die de GGz-cliënten aandragen als hen wordt gevraagd waar het samenwerkingsverband de Drechtsteden rekening mee zou moeten houden indien zij nieuwe voorzieningen gaat ontwikkelen. Tabel 5.6 Factoren die volgens GGz-cliënten belangrijk zijn voor het ontwikkelen van nieuwe voorzieningen. Aantal keren genoemd Ligging ten opzichte van centrum Dordrecht 11 In de buurt van andere voorzieningen 11 Capaciteit (aantal bedden/plekken) 5 Toelatingseisen 3 Dagbestedingsmogelijkheden 10 Overige activiteiten (sporten, sociale activiteiten) 3 Mogelijkheden tot gebruik van alcohol en drugs 4 Wel/geen groepen door elkaar 8 Anders 13 Geen idee 1 * meerdere antwoorden mogelijk
Naast de in tabel 5.6 genoemde factoren is door vier GGz-cliënten aangegeven dat het belangrijk is dat er goed, gekwalificeerd personeel aanwezig is en dat er meer aandacht wordt besteed aan de problematiek van de cliënten. Eén respondent brengt dit onder woorden als 'meer gesprekken, minder pillen'. Een tweetal geeft aan dat een nieuwe voorziening goed bereikbaar en goed herkenbaar voor de doelgroep zou moeten zijn. Als laatste wordt door twee respondenten aangegeven dat een nieuwe voorziening een rustige ontmoetingsplek moet zijn waar geen alcohol of drugs getolereerd wordt.
5.3
Hulpbehoefte naar positie op de woonladder
De respondenten van de twee verschillende doelgroepen kunnen tevens worden ingedeeld naar de huidige huisvestingsachtergrond, de zogenoemde woonladder. In paragraaf 1.4 zijn de 72 geïnterviewde personen ingedeeld naar positie op deze woonladder (tabel 1.4). In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij de hulpbehoefte van de respondenten op de verschillende woonniveaus. De hieronder genoemde resultaten van de verschillende woonniveaus zijn indicatief van aard.3 De categorie (volledig) zelfstandig wonen wordt bijna in zijn geheel bepaald door cliënten van de GGz. 11 Personen van deze groep zijn cliënt van de GGz, terwijl twee personen zijn te kwalificeren als thuisloos met een verleden op het gebied van verslaving en/of dakloosheid. De twee niveaus begeleid en beschermd 3
Bij de selectie van respondenten is rekening gehouden met de verdeling van het aantal respondenten per wooncategorie. Gezien de beperkte aantallen geïnterviewden per wooncategorie kunnen echter geen generaliseerbare uitspraken worden gedaan over de totale wooncategorie.
Hulpbehoefte
51
wonen worden ingevuld door (verslaafde) thuislozen. Onder de groep wonen met toezicht bevinden zich een verslaafde in een afkickcentrum, twee (ex-verslaafde) GGz-cliënten en vier (ex-verslaafde) thuislozen in de 24-uurs opvang van het Leger des Heils. De onderste twee groepen bestaan uit dak- en thuisloze zorgmijders en dak- en thuislozen die gebruik maken van de nachtopvang of van wisselende overnachtingsmogelijkheden. Een deel hiervan is tevens cliënt van de GGz. In tabel 5.7 is de hulpbehoefte naar positie op de woonladder ingedeeld. Evenals in paragraaf 5.1 en 5.2 zijn de antwoordscores berekend door het gemiddelde te nemen van de mate waarin respondenten aangeven hulp belangrijk te vinden.4
Subgroep (aantal respondenten)
Dagbesteding
Psychische problemen
Financiële situatie
Woonsituatie
Middelen gebruik
Justitiële hulp
Tabel 5.7 Hulpbehoefte naar positie op de woonladder, in indicatorscores
Zorgmijders (7) Nachtopvang / wisselende woonsituatie (19) 24-uurs opvang / wonen met toezicht (7) Begeleid wonen (interne opvang) (14) Beschermd wonen (extern) (12) Volledige zelfstandigheid (13)
2,3 2,4 3,1 3,1 2,8 2,3
2,6 3,7 2,4 2,9 3,2 3,8
2,7 3,0 4,1 3,9 4,3 2,6
4,0 3,8 4,6 3,6 4,1 1,6
2,4 1,8 1,1 2,6 1,6 2,0
1,8 2,0 1,6 2,4 1,7 1,6
Het lijkt dat door alle subgroepen, met uitzondering van de zelfstandig wonenden, hulp bij de woonsituatie erg belangrijk wordt gevonden. Dit is dan ook het leefgebied waarop volgens de respondenten de voornaamste hulpbehoefte bestaat. De sleutelinformanten van de diverse instellingen bevestigen dit. Het hebben van een eigen plek is voor veel doelgroepleden een voorwaarde om te kunnen werken aan hun overige problemen (verslaving, schulden). Een eigen woning, kamer of flat, met zo weinig mogelijke bemoeienis van hulpverleners, kan bovendien volgens de respondenten veel innerlijke rust en zelfvertrouwen opleveren. Men bevindt zich daarnaast met een eigen plek meer buiten de ‘scene’ van dakloosheid, thuisloosheid en gebruikerscultuur (dag- en nachtopvang, groepsleven begeleide woonvormen); aspecten die volgens hen negatief bijdragen aan de oplossing van problemen op andere leefgebieden. Vanuit een eigen woonomgeving is het volgens de respondenten ook makkelijker om samen met hulpverleners te werken aan verslavingsproblematiek, schuldenproblematiek en dagbesteding. Ook de acceptatie van hulp op andere leefgebieden is volgens enkelen groter indien de woonsituatie is verzekerd. Overigens geldt ook hier dat er verschillende gradaties zijn van woonbeleving/genot. De zorgmijders zijn zeer blij met mogelijkheden om legaal te kraken of een plek waar zij niet worden lastig gevallen door hulpverleners. Personen in de nachtopvang en de 24-uurs opvang willen vooral opklimmen op de woonladder (eigen kamer in plaats van slaapzalen of het delen van een tweepersoons kamer), terwijl respondenten van begeleid en beschermd wonen over het algemeen vooral een bestaan zonder bemoeienis van de hulpverlening ambiëren (zelfstandig wonen). Vaak geven respondenten toe niet zonder de hulpverlening te kunnen leven. Met name de GGz-cliënten en de dak- en thuislozen met grote financiële schulden zijn zich er van bewust dat een leven zonder hulpverlening (bijna) ondenkbaar is.
4
De indicatorscores zijn berekend door het gemiddelde te nemen van de scores 1 (helemaal niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk).
52
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Het overgrote deel van de doelgroepen is gehecht aan het wonen/verblijven in de Drechtsteden. Alhoewel ruim een derde van de geïnterviewden oorspronkelijk afkomstig is uit de rest van Nederland geeft bijna niemand aan (ooit) terug te willen naar de gemeente van herkomst. Twee personen zouden graag weer in Rotterdam willen wonen wanneer de problemen zijn opgelost, terwijl één persoon graag zijn oude leven in Limburg zou willen oppakken. Een enkeling merkt op dat aan verhuizing pas kan worden gedacht wanneer de grootste problemen zijn opgelost. Financiële situatie Na hulp bij de woonsituatie wordt hulp bij de financiële situatie, gemiddeld genomen, door alle subgroepen belangrijk gevonden. Het merendeel van de doelgroepen is afhankelijk van een uitkering. Met name de personen die begeleid of beschermd wonen laten deze uitkering beheren door (hulpverleners) van het Leger des Heils of de GGz. De begeleiding betaalt alle vaste lasten en rekeningen en geeft de cliënt periodiek een vast bedrag als leefgeld. Een groot deel van de ondervraagden geeft aan blij te zijn met deze mogelijkheid. Hoewel de hoogte van het leefgeld voor veel respondenten te laag wordt bevonden geeft de hulpverlening wel innerlijke rust (men weet dat alle rekeningen worden betaald). Wanneer de zelfstandigheid op het gebied van wonen is gewaarborgd vermindert de behoefte aan financiële hulpverlening. Men heeft geleerd zelf voor de geldzaken te zorgen of heeft dit altijd al zelf gedaan. Psychische problemen Zoals uit hoofdstuk vier blijkt is de hulpbehoefte bij psychische problemen groot onder GGz-cliënten. Ook bij de dak- thuislozen wordt deze hulp door een kwart als zeer belangrijk ervaren. Opvallend is dat op de hoogste positie op de woonladder de hulpbehoefte voor psychische problemen het grootst is. Dit kan verklaard worden door het feit dat deze groep zelfstandig wonenden bijna geheel uit GGz-cliënten bestaat en in behandeling is voor psychische stoornissen. Ook is de hulpbehoefte groot onder daklozen die gebruik maken van het slaaphuis, terwijl de helft van deze groep in behandeling is voor psychische klachten. Dagbesteding Hulp bij het vinden van dagbesteding wordt met name belangrijk gevonden door respondenten van begeleid wonen (intern) en de 24-uursopvang. Dit kan mogelijk worden verklaard door het feit dat zij bijna de hele dag doorbrengen in de voorzieningen en daarom meer aan vormen van georganiseerde dagbesteding hechten dan de overige groepen. Middelengebruik en justitiële hulp Hulp op deze gebieden is voor de meeste groepen minder belangrijk dan hulp op de andere leefgebieden. Hulp op het gebied van verslaving wordt vooral gewenst door respondenten in de begeleide woonvormen en door de zorgmijders. Ook de hulpbehoefte op het gebied van juridische problemen is bij de begeleid wonenden het grootst. Dit is vooral te verklaren door het feit dat zij relatief vaak met nog uitstaande boetes en celstraffen te maken hebben. De groep die veelvuldig op straat leeft (zorgmijders, nachtopvang) komt weliswaar relatief vaak in aanraking met politie en justitie maar heeft evenwel geen behoefte aan hulp op dit gebied.
Hulpbehoefte
53
54
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
6.
CONCLUSIES
In dit afsluitende hoofdstuk worden de conclusies besproken van het onderzoek naar de leefsituatie en de hulpvraag van dak- en thuislozen en GGz-cliënten in de regio Drechtsteden. Voor het onderzoek is relevante literatuur bestudeerd, zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van betrokken instellingen, en zijn tijdens een uitgebreide veldwerkcampagne gesprekken gevoerd met 72 leden van de doelgroepen. Hieronder wordt allereerst ingegaan op de leefsituatie. De daaropvolgende paragrafen gaan in op de hulpbehoeften, de kwaliteit van leven en de gewenste maatregelen en spreiding van voorzieningen.
6.1 •
Leefsituatie Wat is de huidige leefsituatie van de doelgroepen?
Bij de beschrijving van de leefsituatie wordt een onderscheid gemaakt naar de thema's woonsituatie, financiële situatie, dagbesteding, sociale contacten, middelengebruik, contacten met politie/justitie en psychische problematiek. Woonsituatie Uit de gesprekken met de dak- en thuislozen en de GGz-cliënten in de Drechtsteden is gebleken dat een ruime meerderheid zich niet zelfstandig kan redden op de woningmarkt. Inherent aan de definiëring hebben alle dak- en thuislozen in meer of mindere mate problemen op het gebied van huisvesting, terwijl dit voor twee derde van de GGz-cliënten geldt. Gezien deze situatie, alsmede de door de geïnterviewden zelf aangegeven hulpbehoefte, zullen de doelgroepen afhankelijk zijn en blijven van de nodige ondersteuning bij het verkrijgen en/of onderhouden van een woonruimte. Financiële situatie De financiële situatie van de geïnterviewden is, evenals de woonsituatie, als zorgelijk te omschrijven. Meer dan de helft kampt met schulden waarvoor zonder hulp geen oplossing mogelijk is. De schulden staan tevens het vinden en aanhouden van woonruimte in de weg. Zoals in de volgende paragraaf zal blijken, geven de geïnterviewden zelf ook aan het zonder hulp op dit gebied niet te redden. Overigens ontvangen meer geïnterviewde GGz-cliënten een vorm van hulp bij hun financiële situatie dan bij de geïnterviewde dak- en thuislozen het geval is. De gemiddelde schuld is evenwel bij de laatste groep hoger. Dagbesteding Ook wat betreft dagbesteding is de situatie niet rooskleurig te noemen. Een meerderheid van beide doelgroepen heeft geen reguliere dagbesteding in de vorm van werk of een andere al dan niet vrijwillige bezigheid. Dit geldt in het bijzonder voor de dak- en thuisloze geïnterviewden. Het ontbreken van stabiele huisvesting lijkt hierbij een belangrijke rol te spelen, terwijl ook de motivatie voor het vinden van dagbesteding bij sommige geïnterviewden gering is te noemen. Hoewel de GGz-cliënten in psychisch opzicht wellicht minder goed tot een reguliere dagbesteding in staat worden geacht, lijken zij toch ontvankelijker voor het aanbod van bijvoorbeeld het werken op een zorgboerderij. Uit de interviews met sleutelinformanten en de leden van de doelgroepen zelf blijkt dat in de Drechtsteden het aanbod van dagbestedingsmogelijkheden voor GGz-cliënten groter is (De Conclusies
55
Grote Rivieren, Stichting de Doorgang) dan voor dak- en thuislozen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de dak- en thuislozen, met name het deel dat verslaafd is, vaak niet in aanmerking komen voor een dergelijk (werk)aanbod. Het werken in de werkplaats(en) van Bouman GGZ is bijvoorbeeld met name bedoeld voor hen die alleen nog methadon gebruiken of het middelengebruik zodanig onder controle hebben dat het een min of meer normaal leefpatroon niet in de weg staat. Om voor een groter deel van de doelgroepen, met name de dak- en thuislozen, te realiseren dat zij overdag (vrijwillig) aan het werk kunnen, zal dan ook een gevarieerd aanbod voorhanden moeten zijn, terwijl gelijktijdig de woon- en financiële situatie zal moeten verbeteren. Sociale contacten Vergeleken met dak- en thuislozen elders in Nederland, heeft een relatief groot deel van de geïnterviewden in de Drechtsteden contact met familieleden en vrienden. Opvallend daarbij is dat dit contact goed lijkt te zijn, gezien het feit dat er vaak hulp wordt geboden door deze familieleden en vrienden. Deze contacten hebben echter niet tot gevolg dat de geïnterviewden zich in sociaal opzicht gesterkt voelen, aangezien zij aangeven zich over het algemeen eenzaam te voelen en een solitair bestaan te leiden. Ook een groot deel van de GGz-cliënten staat in contact met familie en vrienden. Middelengebruik Een meerderheid van de leden van de doelgroepen gebruikt middelen in de vorm van harddrugs, softdrugs en/of alcohol. Het is daarbij lastig te beoordelen in hoeverre het middelengebruik oorzaak of gevolg is (geweest) van de dakloosheid en/of de psychiatrische problematiek. Vooral bij de GGz-cliënten is het opmerkelijk dat cocaïne het meest gebruikte middel is. Dit middel staat immers bekend om haar opwekkende werking, waarbij agressie, opgejaagdheid en paranoïde gevoelens de boventoon voeren. GGz-cliënten hebben veelal meer baat bij rustgevende middelen, hoewel ook van cannabis wordt gezegd dat die tot psychosen kan leiden. Met andere woorden: hoewel GGz-cliënten aangeven de middelen ook als een vorm van zelfmedicatie te gebruiken, lijken zij niet altijd voor de juiste middelen te kiezen. Contacten met politie/justitie Hoewel de helft van zowel de dak- en thuislozen als de GGz-cliënten met een verslaving kampt, begeeft slechts een beperkt deel zich op het criminele pad om in de verslaving te kunnen voorzien. Ongeveer een derde van de geïnterviewden is in de maand voorafgaande aan het interview in contact geweest met politie en/of justitie, hetgeen vergelijkbaar is met steden elders in Nederland. De oorzaak hiervan ligt echter niet altijd in criminele activiteiten, maar even vaak in overtredingen van de algemene plaatselijke verordening zoals verstoringen van de openbare orde. Hoewel het veroorzaken van overlast in de vorm van alcohol- en/of drugsgebruik op straat hinderlijk is voor inwoners van de Drechtsteden, lijken de leden van de doelgroepen zich daar niet zozeer bewust van te zijn. Een deel van de annexatie van de openbare ruimte vindt overigens plaats op min of meer uit het zicht gelegen ruimten zoals een complex van kraakpanden, terwijl ook pleinen en straten min of meer als vaste hangplaatsen worden gebruikt. In dit opzicht zijn overigens twee positieve ontwikkelingen te noemen: zowel het Leger des Heils als De Grote Rivieren hebben een redelijk besloten binnenplaats in de open lucht waarvan cliënten gebruik kunnen maken. Psychische problematiek Bij de dak- en thuislozen laat de GHQ-12 zien dat een kwart een verhoogde kans heeft dat bij hen een psychiatrische problematiek wordt gediagnosticeerd. Dit wijkt niet af van resultaten onder deze doelgroep elders in Nederland (Apeldoorn, Enschede, Almelo). Daarbij moet worden vermeld dat de GHQ-12 niet de hele range van psychiatrische problemen behandelt. De nadruk bij deze test ligt op klachten, angststoornissen en depressieve gevoelens.
56
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
6.2 •
Hulpbehoefte Welke behoeften leven er bij de dak- en thuislozen en GGz-cliënten in de Drechtsteden op de domeinen huisvesting, dagbesteding, financiën, middelengebruik en zorg?
In de interviews is ruime aandacht besteed aan de hulpbehoeften van de twee doelgroepen op de verschillende domeinen. Hiernaast is tevens gekeken naar de hulpbehoefte aan de hand van de woonladder. De hulpvraag van zowel de dak- en thuislozen als de GGzcliënten in de Drechtsteden ligt vooral op het gebied van de woonsituatie en de financiële situatie. Daarnaast is voor de GGz-cliënten blijvende hulp op het gebied van psychische problemen belangrijk. Huisvesting Vier vijfde van de dak- en thuislozen vindt het belangrijk hulp te krijgen op het gebied van huisvesting en woonbegeleiding, terwijl ruim de helft van de GGz-cliënten dit (zeer) belangrijk vindt. Bijna vier vijfde van alle ondervraagden krijgt daadwerkelijk hulp bij de woonsituatie, terwijl een klein deel op het moment van het onderzoek in afwachting is van een plek in een residentiële woonvorm. Het gaat hierbij voornamelijk om hulp van de GGz of de maatschappelijke opvang van het Leger des Heils (nachtopvang, 24-uurs opvang, begeleid of beschermd wonen). Bijna alle respondenten geven aan dat zij zich zonder de huisvestingsmogelijkheden en de woonbegeleiding van deze organisaties niet kunnen redden. Dit neemt niet weg dat de meeste respondenten streven naar een eigen plek, met ruime privacy, eigen verantwoordelijkheid voor het huishouden en het betalen van huur en zonder al te veel bemoeienis van de hulpverlening. De gewenste typen huisvesting verschillen. Een aantal respondenten wil graag een eigen (gezins)woning, etage of kamer, terwijl anderen zeer blij zijn met de mogelijkheid om legaal een pand te kraken. Bij de groep die op straat leeft is de nachtopvang of 24-uurs opvang vaak geen optie. Zij voelen zich in dergelijke voorzieningen niet thuis of willen geen contact (meer) met de degenen die in dergelijke voorzieningen verblijven. Zij kiezen er met andere woorden min of meer bewust voor om geen gebruik te maken van de maatschappelijke opvang. Dagbesteding Ruim de helft van de geïnterviewden is ontevreden over zijn of haar dagbesteding. Een derde vindt het daarom belangrijk hulp of ondersteuning bij de dagbesteding te krijgen. De ontevredenheid over de dagbesteding is het grootst bij de daklozen. De dakloosheid maar ook de verslavingsproblematiek en de geringe financiële mogelijkheden (om bijvoorbeeld te reizen met het openbaar vervoer) hebben veelal tot gevolg dat hobby's en een (reguliere) dagbesteding niet kunnen worden uitgevoerd. Een groot deel van de (dak- en thuisloze) respondenten zou zich graag toeleggen op reguliere (parttime) werkzaamheden. Naast verslaving en onvoldoende financiële middelen worden echter ook de beperkte lichamelijke en geestelijke kracht en onvoorspelbare psychische stoornissen genoemd als knelpunten om zelf activiteiten op het gebied van dagbesteding te ontplooien. Dergelijke problemen vormen voor veel leden van de doelgroepen obstakels om op reguliere wijze deel te nemen aan het arbeidsproces. Hulp wordt vooral gewenst door middel van het (meer en frequenter) aanbieden van (laagdrempelige) activiteiten door de dagopvang van de GGz en het Leger des Heils. Het huidige aanbod van dagbesteding wordt door deze groep te beperkt geacht. Ook ondersteuning door de hulpverlening bij het vinden van reguliere (tijdelijke) arbeid zou
Conclusies
57
moeten verbeteren volgens deze geïnterviewden. Het aanbieden van werktraining, coaching en cursussen worden hierbij als voorbeeld genoemd. De respondenten die reeds hulp ontvangen op dit gebied volgen voornamelijk dagbestedingprogramma’s op de afdeling Dubbele Diagnose of hebben een vrijwilligersbaan via De Grote Rivieren of de 24-uurs opvang van het Leger des Heils. Financiële situatie Vier vijfde van de geïnterviewden heeft behoefte aan hulpverlening op financieel gebied. Het overgrote deel van de groep is afhankelijk van een uitkering, terwijl de schuldenproblematiek bovendien hoog is te noemen. De hulpbehoefte op dit gebied wordt vooral veroorzaakt doordat het overzicht over de eigen inkomsten en schulden ontbreekt, geïnterviewden graag op termijn schuldenvrij willen zijn, zelf niet om kunnen gaan met het betalen van rekeningen of omdat geïnterviewden zich door problemen op andere leefgebieden geestelijk te zwak voelen om financiële problemen zelf af te handelen. Psychische problematiek en verslaving (waaronder dubbele diagnose) bepalen voor een belangrijk deel de noodzakelijkheid van financieel beheer. Deze respondenten kunnen eenvoudigweg niet (meer) omgaan met geld. Enkele respondenten hebben behoefte aan training en coaching op het gebied van budgetbeheer (bijvoorbeeld op het gebied van het doen van boodschappen of de aanschaf van kleding) en financiële planning. De helft van de geïnterviewden krijgt hulp bij de financiële situatie, vaak in de vorm van financieel (budget)beheer door de GGz of het Leger des Heils. Een zesde van de respondenten bevindt zich in een schuldsaneringtraject. De meeste respondenten die onder financieel beheer staan geven aan het zonder deze vormen van hulpverlening zelf niet te kunnen redden. Over de hoogte van het persoonlijk budget (weekgeld, zakgeld, kleedgeld) dat overblijft na aflossing van schulden en het betalen van rekeningen, is men echter niet tevreden. Verder hebben de respondenten behoefte aan meer betaalde dagactiviteiten en laagdrempelige vormen van arbeid (productiewerk et cetera). Middelengebruik Zoals reeds gezegd bepaalt middelengebruik voor een deel van de geïnterviewden het gehele levenspatroon: slechte woonsituatie; slechte financiële situatie; een eenzaam bestaan; illegale activiteiten; gebrek aan motivatie om de leefsituatie te veranderen. Twee vijfde van de daken thuislozen vindt hulp bij middelengebruik (enigszins tot zeer) belangrijk. Onder GGzcliënten is deze behoefte minder groot (een derde). Vooral de respondenten die van de methadonverstrekking afhankelijk zijn, vinden deze hulp essentieel. Van de aan harddrugs verslaafde respondenten (26) heeft drie vijfde de maand voorafgaand aan het onderzoek nog contact gehad met Bouman GGZ. Dit is ook de voornaamste instelling die volgens de doelgroep hulp zou moeten bieden. Verder wordt verwacht dat De Grote Rivieren methadon verstrekt. De animo voor een gebruiksruimte voor harddrugsverslaafden en/of een locatie waar gedoogd alcohol kan worden gedronken is onder de geïnterviewde doelgroepleden in de Drechtsteden, in vergelijking met andere gemeenten, relatief laag te noemen. De mogelijkheid te blowen in de opvang voor dubbeldiagnose cliënten wordt daarentegen zeer gewaardeerd. Deze mogelijkheid zou volgens enkele respondenten kunnen worden overgenomen door andere hulpverleningslocaties. Psychische problematiek Psychische hulpverlening is voor de dak- en thuisloze respondenten minder belangrijk dan voor de GGz-cliënten. Onder de GGz-cliënten is de hulpbehoefte bij psychische problemen groot. Vier vijfde is in behandeling voor psychische klachten en/of psychiatrische stoornissen. De meesten geven aan zich niet (meer) zonder deze hulp te kunnen redden. Hulp wordt verwacht in de vorm van (blijvende) medicatie en intensieve vormen van (groeps)therapie. 58
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Juridische problemen Meer dan drie kwart van de geïnterviewden heeft geen behoefte aan justitiële hulp. Dit is verklaarbaar doordat er bij hen geen justitiële problemen (meer) zijn. Het overige deel, met name de daklozen en de dakloze GGz-cliënten, komt regelmatig in aanraking met de politie. Een klein deel heeft behoefte aan juridische hulp in verband met openstaande boetes en celstraffen. Slechts enkelen hebben behoefte aan hulp door de reclassering. Woonladder De hulpbehoefte van de gehele populatie van de twee bijzondere doelgroepen ligt zoals gezegd vooral op het gebied van wonen. Op de respondenten met een eigen kamer/woning na hebben alle subgroepen op de woonladder een sterke behoefte om de woonsituatie te verbeteren. Het hebben van een eigen plek is voor veel doelgroepleden een voorwaarde om te kunnen werken aan hun overige problemen (verslaving, schulden, dagbesteding). Een eigen woning, kamer of flat levert volgens hen veel innerlijke rust en zelfvertrouwen op. Bovendien bevindt men zich dan meer verwijderd van de ‘scene’ van daklozen, thuislozen en verslaafden. In tabel 6.1 is de hulpbehoefte van de verschillende subgroepen op de woonladder, zoals besproken in paragraaf 5.3, nogmaals weergegeven. Tabel 6.1 Eerste, tweede en derde leefgebied waarop hulp wordt gewenst, naar positie op de woonladder Subgroep Zorgmijders
Eerste Hulpbehoefte Woonsituatie
Nachtopvang / wisselende woonsituatie
Woonsituatie
24-uurs opvang / wonen met toezicht
Woonsituatie
Begeleid wonen (interne opvang) Beschermd wonen (extern) Volledige zelfstandigheid
Financiële situatie Financiële situatie Psychische problemen
Tweede Hulpbehoefte
Derde Hulpbehoefte
Financiële situatie Psychische problemen Financiële situatie
Psychische problemen Financiële situatie Dagbesteding
Woonsituatie
Dagbesteding
Woonsituatie
Psychische problemen
Financiële situatie
Dagbesteding
De tabel laat zien dat zorgmijders en respondenten in de nachtopvang en/of met een wisselende opvang naast hulp bij de woonsituatie vooral behoefte hebben aan hulp op het gebied van hun financiële situatie en psychisch welbevinden. Verder blijkt dat de respondenten die zich hoger op de woonladder bevinden meer belang hechten aan hulp bij dagbesteding: respondenten uit de 24-uurs opvang, de begeleide woonvormen en de zelfstandig wonenden hebben hieraan behoefte. De groep in de beschermde woonvormen bestaat voor een groot gedeelte uit GGz-cliënten die reeds vaak van dagbestedingmogelijkheden gebruik maken. De grote behoefte aan psychische hulp bij zelfstandig wonenden tenslotte, kan worden verklaard door het feit dat deze groep vooral uit GGz-cliënten bestaat. Medicatie om de psychische stoornissen onder controle te houden en (intensieve) therapie zijn voor hen de gewenste hulpvormen. Overigens moet worden opgemerkt dat de hier beschreven bevindingen, gezien de beperkte aantallen per subgroep, als indicatief moeten worden beschouwd.
Conclusies
59
6.3 • •
Kwaliteit van leven Hoe kunnen de doelgroepen hun kwaliteit van leven verbeteren? In hoeverre zijn de doelgroepen bereid wat aan hun situatie te doen?
Naast de hulpbehoefte is de doelgroepenleden tevens gevraagd hoe zij zelf met hun hulpbehoeften omgaan. Per leefgebied zijn de vragen gesteld: wat doe je en/of kun je zelf doen om je leven op dit vlak te verbeteren en wat zijn de knelpunten die een verbetering tegenhouden? Dak- en thuisloosheid Vanuit de problematiek van dak- en thuisloosheid geldt vooral dat de (onzekere) woonsituatie een belemmering vormt om de problemen op de diverse leefgebieden aan te pakken. Daarnaast vormen een verslavingsproblematiek en een slechte financiële situatie vaak een obstakel om zelf inspanningen te kunnen leveren. De verslaving bepaalt voor een groot deel van de doelgroep de waan van de dag (drugs scoren, gebruiken, slaapplaats regelen). Overigens blijkt een groot deel van deze geïnterviewden niet bereid te zijn om iets aan hun situatie te doen. Zij geven aan zich reeds jarenlang in een ellendige situatie te bevinden (‘het heeft allemaal geen zin meer’) en/of dat de verslaving en de psychische problematiek een te grote stempel drukken op de huidige levenskwaliteit, waardoor een uitweg voor de respondent niet mogelijk lijkt. Woonsituatie Een derde van de respondenten reageert zelf op huizen via kranten of het internet of heeft zich bij een woningcorporatie ingeschreven. Een zesde van de groep geeft aan (nog) niks te doen omdat hij/zij bijvoorbeeld geen inkomsten heeft, een schuld heeft bij de woningcorporatie, nog in een afkickkliniek zit of omdat het overlastgevend gedrag en/of het huurverleden het onmogelijk maakt een kamer in de regio te huren. Dagbesteding Op het gebied van dagbesteding geven enkelen aan dat ze zich aanbieden voor klusjes zoals schoonmaken, eten koken (in de instelling) of dat ze aan dagbestedingprogramma’s meedoen. Verder worden activiteiten als het regelen van een postadres, inschrijven bij het arbeidsbureau of solliciteren genoemd. Ook geeft een aantal respondenten aan dat geprobeerd wordt de dag door te komen met hobby's. Het zonder duidelijk doel rondhangen op straat en het opzoeken van lotgenoten bij de dagopvangmogelijkheden zijn voor velen echter de enige vormen van dagbesteding. Meerdere respondenten geven aan dat ze zouden willen werken om (meer) geld te verdienen. Een ander deel probeert zijn geld zo goed en bewust mogelijk te besteden of te sparen. Weer een ander deel leent vaak geld van vrienden of familie, bedelt op straat of bietst drank en sigaretten van andere doelgroepleden. Eigen inspanningen om de financiële situatie te verbeteren zijn tevens afhankelijk van het budget dat men al heeft. Veel respondenten hebben bijvoorbeeld geen geld om van de woonlocatie naar een werk- of dagbestedingslocatie te komen met het openbaar vervoer. Psychische problematiek Ten aanzien van psychische problematiek worden oplossingen vooral gezocht in het (op tijd) innemen van medicijnen, het zoeken naar afleiding (sociale contacten, hobby's, rondzwerven) en het gebruik van middelen of juist het proberen af te kicken van deze middelen.
60
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Middelengebruik De meeste verslaafde respondenten geloven niet in abstinentie of het afbouwen van hun middelengebruik zonder daarbij hulp van de verslavingszorg te krijgen. Zij hebben in het verleden reeds vaak met terugval in het gebruik te maken gehad. Zaken die worden genoemd om het middelengebruik te beperken zijn: het direct uitgeven van geld aan belangrijke(re) zaken zoals voedsel en kleding; het mijden van overige gebruikers en dealers; het zich proberen te houden aan het methadonprogramma (niet bijgebruiken); en het zich houden aan de huisregels in de woonvoorziening. GGz-cliënten Bij deze groep is het juist de psychische problematiek die nogal wat belemmeringen opwerpt om op eigen kracht de situatie op het gebied van dagbesteding, financiële problemen, wonen en middelengebruik aan te pakken. De psychische stoornissen bepalen voor een groot gedeelte de mate van zelfstandigheid, of beter gezegd het gebrek aan zelfstandigheid, om op deze gebieden de kwaliteit van leven te kunnen verbeteren. Verbetering zien de cliënten vooral in een gelijktijdige behandeling van de psychische klachten door de GGZ (bijvoorbeeld met medicatie) en hulp op andere gebieden door de GGZ, maatschappelijke opvang en sociale dienst. Het beheersbaar maken van de psychische problematiek is volgens hen de belangrijkste mogelijkheid om de kwaliteit van leven te verhogen. Activiteiten De ondervraagden doen verschillende inspanningen om zich psychisch beter te voelen. Een aantal probeert afleiding te vinden door zich bezig te houden met hobby's of uitjes. Een deel geeft aan zich bewust rustig te houden en zich zo weinig mogelijk in te spannen. Voor sommigen helpt het nemen van alcohol of drugs terwijl voor anderen het niet nemen van middelen juist een gunstig effect heeft. Eén vijfde geeft aan niks te (willen) doen om zich psychisch beter te voelen Een derde van de GGz-cliënten zegt zelf niks te kunnen veranderen aan de eigen dagbesteding, omdat ze er geen zin in hebben of omdat het voor hen psychisch gezien niet mogelijk is om dingen te ondernemen. Ook legt een deel zich neer bij de situatie, is er tevreden mee en is daarom niet bereid zelf inspanningen te leveren om de dag anders in te richten. Om de financiële situatie te verbeteren geeft een aantal respondenten aan zuinig te leven, geld bewust uit te geven, klusjes te doen (onder andere voor de Grote Rivieren) of te bedelen. Woonsituatie Verbetering van de woonsituatie wordt door de GGz-cliënten vooral gezien in het aankaarten van problemen bij hulpverleners. Daarnaast geven enkelen aan zelf te reageren op woningen via internet. Ruim twee derde van de GGz-cliënten heeft een eigen woning of zit in een beschermde woonvorm en willen, wanneer dit geen duidelijke vooruitgang zou opleveren, op dit moment niet veranderen van woonlocatie.
6.4 •
Maatregelen en spreiding Welke maatregelen (wie, wat, waar, wanneer) zijn nodig om de kwaliteit van leven te verbeteren?
Voor de ontwikkeling/aanpassing van beleid voor bijzondere doelgroepen is informatie over gewenste maatregelen van de doelgroepen zelf een belangrijke bron. Op verschillende
Conclusies
61
momenten tijdens de interviews is daarom aan de doelgroepleden gevraagd welke maatregelen zij nodig achten voor de verbetering van de kwaliteit van hun leven. In het kader van het beleidsspeerpunt "gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere groepen" zijn tevens vragen gesteld over de voorkeuren van de doelgroepen ten aanzien van de locatie van voorzieningen en de ontwikkeling van mogelijke nieuwe voorzieningen. Gezien de grote overlap in zowel de problematiek als in de meningen en aangedragen aandachtspunten zijn de gegevens van de geïnterviewde dak- en thuislozen en GGz-cliënten hieronder samengenomen. Allereerst moet worden opgemerkt dat relatief weinig duidelijke antwoorden door de respondenten zijn aangedragen. Dit heeft soms te maken met het feit dat er op een leefgebied geen of nauwelijks hulpbehoefte is en er daarom geen concrete maatregelen op dit gebied genoemd worden. Ook interesseert het velen niet op welke wijze de hulpverlening is georganiseerd. Belangrijker vinden zij het feit dat, gezien de eigen beperkingen, verwacht wordt dat het probleem in samenwerking met de cliënt wordt aangepakt.Wie, wat en waar is daarbij voor hem/haar vaak van ondergeschikt belang. Uit de interviews blijkt verder dat de respondenten vaak geen specifieke voorkeur hebben voor de locaties van de hulpverlening. Veel respondenten geven aan tot dan toe niet echt te hebben nagedacht over dergelijke voorkeuren. Dit geldt vooral voor hulp op het gebied van justitiële problemen en psychische problemen. De respondenten hebben vooral ideeën over maatregelen en voorwaarden als het gaat om huisvesting, een leefgebied waarop zoals uit bovenstaande paragrafen blijkt bij veel respondenten de grootste hulpbehoefte bestaat. De voornaamste voorwaarden voor de hulpverleningslocaties liggen vooral op het gebied van bereikbaarheid (loopafstand, in het centrum van de stad, makkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer). Ook hier geldt echter dat de aanwezigheid van de voorziening of hulpverlener in de regio belangrijker is dan de locatie waar deze zich bevindt. Sleutelinformanten onderschrijven deze mening van de doelgroepen. Volgens hen zal de vraag, ongeacht de locatie(s), het aanbod van hulpverlening volgen. Woonvoorzieningen Van de respondenten in dit onderzoek kan worden gezegd dat, naarmate men zich lager op de woonladder bevindt, de woonomstandigheden slechter zijn. Vooral de zorgmijders bevinden zich soms in erbarmelijke omstandigheden. Om aan deze groep toch enige stabiliteit te bieden zijn wellicht nieuwe vormen van laagdrempelige huisvesting noodzakelijk, bijvoorbeeld in de vorm van wooncontainers. Degenen die hiervoor in aanmerking komen zijn de respondenten die op dit moment verblijven in tenten en hutten, in kraakpanden (bijvoorbeeld het Achterom) of op bouwterreinen. Verbetering van de kwaliteit van leven van de zorgmijders, maar ook van de respondenten die afhankelijk zijn van de nachtopvang of de opvang door vrienden en familie, begint volgens de geïnterviewden zelf met huisvesting. Daarna dienen andere problemen te worden aangepakt. Deze huisvesting hoeft voor het merendeel niet per se in het centrum van Dordrecht te zijn, men zou ook tevreden zijn met (reguliere of gedoogde) huisvesting in de overige Drechtsteden. Bij de nachtopvang is een betere aansluiting op de mogelijkheden (openingstijden) van de dagopvang volgens de gebruikers van deze voorzieningen een belangrijke voorwaarde. De woonomstandigheden zijn bij de 24-uursopvang en intern begeleid wonen aanzienlijk beter, al wordt dat niet door alle respondenten als zodanig ervaren. Verbetering wordt vooral mogelijk geacht in de verhoging van de privacy, vermindering van de bemoeienis van hulpverleners op het gebied van wonen en in capaciteitsuitbreiding (meer bedden en meer ruimte). Anderen geven juist aan een gebrek aan aandacht van hulpverleners te 62
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
ervaren (‘ze hebben te weinig tijd’, ‘geen luisterend oor’). Het gebrek aan persoonlijke ruimte (privacy) en de collectiviteit van het wonen in groepsverband (delen van sanitaire voorzieningen, huiskamers) zijn met name bij de 24uursopvang niet bevorderlijk voor de persoonlijke kwaliteit van leven. Ook bij deze groepen zijn de locaties van de geboden voorziening niet zozeer relevant. De respondenten geven wel aan dat bereikbaarheid van de woonvoorzieningen voor hen belangrijk is. In mindere mate is de nabijheid van het centrum en overige voorzieningen (dagopvang, dagbesteding, verslavingszorg) van belang. Voor de gebruikers van beschermde woonvormen is de spreiding/locatie het minst belangrijk. De mate van zelfredzaamheid op het gebied van wonen is dan ook vaak groter dan bij de overige groepen op de woonladder. Alhoewel voor sommigen de nabijheid van het centrum, winkels en overige voorzieningen (met name dagbesteding of afleiding in de vorm van winkels of natuurgebied) positief werken op hun woongenot, maakt het de meeste bewoners van beschermde woonvormen niet uit waar hun woning of kamer is gevestigd. Het overgrote deel van de respondenten is gehecht aan het verblijf in de Drechtsteden. Alhoewel ruim een derde van de geïnterviewden oorspronkelijk afkomstig is uit de rest van Nederland geeft bijna niemand aan op dit moment terug te willen naar de gemeente van herkomst. Een enkeling merkt op dat aan verhuizing pas kan worden gedacht wanneer de grootste problemen zijn opgelost. Dagbesteding Ongeveer een kwart van de gehele groep geïnterviewden geeft aan dat mogelijkheden voor dagbesteding belangrijk worden gevonden om het kwaliteitsniveau van het leven te verhogen. De meesten denken dan vooral aan uitbreiding van het aantal aangeboden activiteiten door de huidige voorzieningen. Verder wordt vooral het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt in de vorm van arbeidsgewenning, arbeidstherapie en (gerichte) cursussen belangrijk gevonden. Gevraagd naar de locatie van mogelijkheden tot dagbesteding worden vooral genoemd: in de nabijheid van de woonlocatie en bereikbaarheid met (al dan niet gratis of vergoed) openbaar vervoer. Middelengebruik De verslaving bepaalt voor een deel van de geïnterviewden het gehele levenspatroon: slechte woonsituatie; slechte financiële situatie; een eenzaam bestaan; et cetera. De meeste verslaafde respondenten, zeker diegenen die afhankelijk zijn van methadon, geven dan ook aan niet zonder de verslavingszorg te kunnen. Een klein deel zou graag willen worden opgenomen in een afkickkliniek. Gezien de grote impact van de verslavingsproblematiek moet worden geconcludeerd dat het middelengebruik op de één of andere wijze moet worden aangepakt. De locaties van de verslavingszorg zijn voor de meeste respondenten die een hulpbehoefte hebben op dit gebied geen punt van discussie. Ook hier geldt dat aanwezigheid van hulpverlening belangrijker wordt geacht dan het waar en hoe van deze hulpverlening. Hoogstens kan worden gezegd dat voor de verslaafde respondenten die zich onder aan de woonladder bevinden (zorgmijders, nachtopvang) de verslavingszorg zo laagdrempelig mogelijk moet blijven. In het kader van het beperken van de overlast wordt er door hulpverleners, maar ook door de respondenten zelf, op gewezen dat de loopafstanden tussen verslavingszorg en laagdrempelige opvang zo klein mogelijk moeten zijn. De mate van overlast wordt bovendien verder beperkt door de (vaste) looproutes zo veel mogelijk buiten het directe (winkel)centrum te lokaliseren.
Conclusies
63
Nieuwe voorzieningen Ook wanneer wordt gevraagd naar de wensen van de respondenten naar de wijze waarop mogelijke nieuwe woonvoorzieningen kunnen of moeten worden ontwikkeld, blijkt dat velen hierover tot nu toe niet hebben nagedacht. Dit betekent niet dat er helemaal geen wensen zijn. Veel respondenten volstaan echter met de opmerking dat er meer capaciteit bij de bestaande voorzieningen zou moeten worden gecreëerd, of dat er meer begeleide en beschermde woonvormen (kamers, flats) door de instellingen zouden moeten worden aangeboden. Een deel van de respondenten stoort zich aan het gedrag van anderen en pleit voor meer scheiding van groepen binnen de bestaande voorzieningen, bijvoorbeeld een onderscheid in opvang voor alcoholisten en niet-alcoholisten.
6.5
Ten slotte
Al met al is duidelijk geworden dat de behoefte aan (ondersteuning bij het vinden en behouden van) woonruimte groot is. Gezien de diversiteit van de leden van de doelgroepen (wel/niet verslaafd, wel/geen psychiatrische problematiek, niveau van zelfredzaamheid en dergelijke) is het van belang om een differentiatie aan te brengen in woonvoorzieningen. Eén bepaald type woonvoorziening, bijvoorbeeld een sociaal pension, is nu eenmaal niet geschikt voor alle woningzoekenden onder de doelgroepen. Zo is er ook een deel dat zich nooit zal kunnen neerleggen bij strenge huisregels of er een dusdanig luidruchtige levensstijl op na houdt dat anderen hem of haar nooit in een gemeenschappelijke woonvorm of woonbuurt zullen accepteren. Benodigde woonruimten zullen dan ook, wanneer de Drechtsteden zo veel mogelijk dak- en thuislozen onder dak willen brengen, moeten variëren van zogenoemde containerwoningen die buiten dichtbevolkte woonbuurten worden geplaatst tot een 24 uurs opvang of woon/zorg complex waar het gebruik van alcohol en drugs tot op zekere hoogte wordt toegestaan. Daarbij zal qua lokalisering rekening moeten worden gehouden met de locaties waar overige hulp- of dienstverlenende instanties zijn gevestigd. Dienstverlening op het gebied van middelengebruik, bijvoorbeeld methadonverstrekking of budgetbeheer inclusief een wekelijkse geldverstrekking zullen altijd leden van de doelgroepen aantrekken. Het is daarom van belang om de locaties waar hulp- en dienstverlening plaatsvinden af te stemmen op (toekomstige) huisvestingslocaties en andersom. Daarnaast is het voor een deel van de doelgroep van belang om 'lotgenoten' te kunnen ontmoeten. De mogelijkheid hiertoe zal in de buurt van de woonvoorzieningen moeten worden gecreëerd of de woonvoorzieningen zelf zullen daartoe ruimte moeten bieden. Het 'niveau' van de woningzoekende cliënt lijkt gerelateerd te zijn aan het niveau dat deze cliënt op de woonladder inneemt. Hoger op de woonladder worden cliënten aangetroffen die beter in staat zijn om zichzelf te redden ofwel zich aan te passen aan de eisen die het woonniveau aan een bewoner stelt. Wanneer er sprake is van oorzaak en wanneer van gevolg is overigens niet geheel duidelijk. Het kan met andere woorden ook zo zijn dat cliënten die zich hoger op de woonladder bevinden in de loop van de tijd de benodigde vaardigheden hebben geleerd dankzij hulp- en dienstverlenende organisaties. Overigens is wel duidelijk dat vooral cliënten met een ernstige verslavingsproblematiek moeite ondervinden met het beklimmen van de woonladder. Dit zal, afhankelijk van de cliënt in kwestie, opgelost kunnen worden door huisvestingsmogelijkheden hoger op de ladder ook toegankelijk te maken voor verslaafden (geen sancties opleggen wanneer de cliënt alcohol of drugs (heeft) gebruikt) of cliënten daadwerkelijk te helpen de verslaving onder controle te krijgen.
64
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Naast wonen blijkt ook de dagbesteding een bepalende factor voor de kwaliteit van leven te zijn. De hulpbehoefte bij het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding is groot. Het kunnen vinden en behouden van een dergelijke zinvolle (al dan niet betaalde) dagbesteding heeft vaak te maken met de woonsituatie: vanuit de nachtopvang de motivatie opbrengen om overdag werkzaamheden te verrichten is moeilijk. Dit wordt echter niet als de enige factor gezien die het uitvoeren van werkzaamheden kan beïnvloeden. Ook het aanbod aan dagbesteding speelt een rol. Evenals bij de woonsituatie geldt dat het aanbod aan dagbesteding gedifferentieerd moet zijn en aan moet sluiten op de individuele capaciteiten en behoeften van de cliënten. Ook landelijk blijkt het inzicht te ontstaan dat een deel van de in dit rapport beschreven doelgroepen nooit zonder enige vorm van begeleiding door het leven zal kunnen gaan. Vaak wordt bij hulp- of dienstverleningstrajecten gestreefd naar zelfredzame cliënten, die na het afsluiten van een traject de instelling of organisatie verlaten en geen verdere hulp behoeven. Dit blijkt een utopie. Instellingen en organisaties, en daarmee ook gemeenten, zullen hun aanbod ook moeten afstemmen op cliënten die tot in lengte van dagen enige ondersteuning (bijvoorbeeld budgetbeheer waarbij de huur en gas/licht automatische worden betaald) behoeven. Om een voldoende aanbod aan woonvormen en begeleiding te realiseren zullen verschillende instellingen moeten samenwerken, meer dan nu het geval is in de Drechtsteden. Hiertoe wordt van (de) gemeente(n) een duidelijke regierol verwacht. De lokale overheid is immers ook het orgaan waarlangs een deel van de financiering verloopt. Bovendien heeft de gemeente als taak zorg te bieden aan al haar inwoners: de zorgwekkende zorgmijders die op het eerste oog alle hulp afwijzen enerzijds en bewoners en ondernemers die overlast ervaren van (verslaafde) dak- en thuislozen anderzijds. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan degenen die op dit moment hulpbehoevend zijn, maar ook aan het voorkomen van (woon)problemen door middel van preventieve maatregelen.
Conclusies
65
66
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
LITERATUUR Bieleman B., A. Kruize, C. Ogier (2005) Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2005. Metingen 2001, 2002, 2003 en 2004. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma S., A. Kruize, H. Naayer, C. Ogier, B. Bieleman (2005) In Hengelo van de straat. Aard en omvang dak-en thuislozen en zichtbare alcoholen harddrugs-verslaafden in Hengelo. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma S., A. Kruise, H. Naayer, B. Bieleman (2005) Van de straat in Almelo. Aard en omvang dak-en thuislozen en zichtbare alcoholen harddrugs-verslaafden in Almelo. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Biesma S., J. Snippe, B. Bieleman (2004) Harddruggebruikers geregistreerd. Aard, omvang en mobiliteit van problematische harddruggebruikers in Rotterdam. St. INTRAVAL, Groningen-Rotterdam. Bouman GGZ (2005) Productenboek. Bouman GGZ, Rotterdam. Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (2006) Voorogangsrapporatge T-TEAM DORDRECHT, Bureau Jeugdzorg Zuid-Hollandzuid, Dordrecht. Deloitte management (2006) Aanvulling projectplan proeftuim WMO samenwerkingsverband regio Drechtsteden. Delotte management support, Dordrecht. Drijver en Partners (2006) Discussienotitie gespreide huisvesting en zorg voor bijzondere doelgroepen. Drijver en Partners, Rotterdam. GGZ Nederland (2006) Een visie op verslaving en verslavingszorg, aanpak op meerdere fronten. GGZ Nederland, Amersfoort. Stichting Eleos (2006) Jaarverslag 2005. St. Eleos, Nieuwegein. Verder zijn diverse brochures van betrokken instellingen geraadpleegd alsmede de volgende websites bezocht: www.fo-stvkennisnet.nl www.legerdesheils-zw.nl www.groterivieren.nl www.eleos.nl www.boumanggz.nl www.dehoop.org www.drechtsteden.nl www.wmodrechtsteden.nl www.dordrecht.nl www.aandachtscentrumdordrecht.nl
Literatuur
67
68
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
BIJLAGE 1 PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK
In het kader van de doelgroepenanalyse is gebruik gemaakt van de GHQ-12 om een uitspraak te kunnen doen over een eventuele aanwezigheid van psychiatrische problematiek. Hieronder wordt eerst ingegaan op het meten van psychiatrische problematiek in het algemeen. Vervolgens wordt de GHQ-12 besproken. Meten van psychiatrische problematiek In het algemeen is het nauwelijks mogelijk om psychiatrische problematiek te diagnosticeren met behulp van vragenlijsten en wetenschappelijke tests. Voor een goede diagnose is over het algemeen een psychiater de aangewezen persoon. Deze kan bij de beoordeling van de vragenlijsten rekening houden met de persoonlijke situatie van de cliënt of eventuele patiënt. Toch kunnen verschillende tests wel meer inzicht geven in de kans dat bepaalde personen psychiatrische problematiek hebben en welke klachten ze ervaren. Door middel van de GHQ-12 kan worden gescreend welke personen een verhoogde kans hebben op psychiatrische problematiek. Dit kan enerzijds leiden tot een overschatting, aangezien niet iedereen met een verhoogde kans ook daadwerkelijk psychiatrische problemen heeft. Anderzijds kan er tegelijkertijd sprake zijn van een onderschatting, omdat sommige psychiatrische problemen van dien aard zijn dat de gebruikte vragen in de test de bewuste problematiek niet kunnen blootleggen. In het algemeen wordt aangenomen dat er onder dak- en thuislozen en harddrugsgebruikers relatief vaak sprake is van psychiatrische problemen als schizofrenie. De gebruikte tests zijn echter uitdrukkelijk niet bedoeld om inzicht te geven in een diagnose aangaande schizofrenie. De ervaring leert wel dat gediagnosticeerde patiënten ook een aantal andere psychische problemen ervaren, waardoor een goede kans bestaat dat dergelijke patiënten wel degelijk door de gebruikte test kunnen worden opgespoord. GHQ-12 Deze test wordt vaak gebruikt bij het bepalen van de mogelijke prevalentie van psychiatrische problematiek onder bepaalde groepen patiënten. Nadrukkelijk dient hierbij te worden opgemerkt dat het hier geen diagnostisch instrument betreft. De hoogte van de score op de GHQ geeft de waarschijnlijkheid aan dat er bij de betrokkene sprake is van geestelijke gezondheidsproblemen. Ook kan de vragenlijst worden gebruikt als maat voor de ernst van het psychisch (on)welbevinden. Tot slot kunnen met behulp van de GHQ-12 veranderingen in psychiatrische morbiditeit in de tijd worden gevolgd, bijvoorbeeld om het effect van interventies na te gaan. In de doelgroepenanalyse wordt de GHQ-12 gebruikt als screeningsinstrument. Bij de psychiatrische problematiek wordt met name ingegaan op de verschillen tussen de groep met een verhoogde kans op psychiatrische klachten (GHQ+ groep) en de groep zonder deze verhoogde kans (GHQ- groep). Personen met een score boven de drempelwaarde (zes) op de korte vragenlijst van het screeningsinstrument GHQ-12, hebben een verhoogde kans op psychiatrische problematiek, hetgeen wil zeggen dat de kans groter is dat bij deze personen een psychiatrische aandoening kan worden gediagnosticeerd dan bij personen met een score onder de drempelwaarde.
Bijlagen
69
Vragen In de GHQ-12 worden de volgende vragen gesteld: 1. Bent u de laatste tijd door zorgen veel slaap tekort gekomen? 2. Heeft u de laatste tijd het gevoel gehad dat u voortdurend onder druk stond? 3. Heeft u zich de laatste tijd kunnen concentreren op uw bezigheden? 4. Heeft u de laatste tijd het gevoel gehad zinvol bezig te zijn? 5. Bent u de laatste tijd in staat geweest uw problemen onder ogen te zien? 6. Voelde u zich de laatste tijd in staat om beslissingen (over dingen) te nemen? 7. Heeft u de laatste tijd het gevoel gehad dat u uw moeilijkheden niet de baas kon? 8. Heeft u zich de laatste tijd alles bij elkaar redelijk gelukkig gevoeld? 9. Heeft u de laatste tijd plezier kunnen beleven aan uw gewone, dagelijkse bezigheden? 10. Heeft u zich de laatste tijd ongelukkig en neerslachtig gevoeld? 11. Bent u de laatste tijd het vertrouwen in uzelf kwijtgeraakt? 12. Heeft u zich de laatste tijd als een waardeloos iemand beschouwd? Per vraag worden vier antwoordmogelijkheden gegeven, waarvan één als meest van toepassing zijnde door de respondent kan worden omcirkeld. De mogelijkheden variëren van helemaal niet tot veel meer dan gewoonlijk en van beter c.q. meer dan gewoonlijk tot veel slechter c.q. minder dan gewoonlijk.
70
INTRAVAL - Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
BIJLAGE 2 OVERZICHT SLEUTELINFORMANTEN
Sleutelinformanten 1 Gemeente Dordrecht 2 De Grote Rivieren GGZ 3 Bouman GGZ 4 Leger des Heils 5 Drijver en Partners 6 Stichting De Hoop 7 Politie Dordrecht 8 Jeugdzorg 9 Stichting Eleos 10 Diaconaal Aandachtscentrum Overige betrokkenen 11 Leger des Heils 12 Leger des Heils 13 Stichting Eleos 14 GGD 15 Politie Zwijndrecht 16 Politie Sliedrecht
Bijlagen
Projectleider SHBG - Vraagzijde Afdelingsmanager Afdelingsmanager ambulante zorg Hoofd afdeling begeleid en beschermd wonen en crisisopvang Opsteller discussienotitie gespreide huisvesting Beleidsmedewerker Wijkagent centrum Medewerker Entree en T-Team Beleidsmedewerker begeleid wonen Coördinator Hoofd laagdrempelige opvang (dag en nachtopvang) Medewerker 24-uurs opvang Beleidsmedewerker dagbesteding (De Doorgang) Medewerker Meldpunt overlast Wijkagent centrum Wijkagent centrum
71
72
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
BIJLAGE 3 ITEMLIST SLEUTELINFORMANTEN
1. Achtergrond respondent (kort) Welke organisatie/afdeling vertegenwoordigt u? Wat is uw functie? (taken/periode) 2. Dak- en thuislozen Beschrijving dak- en thuislozen waar eigen instelling/organisatie contact mee heeft? (omvang, aard, herkomst, ontwikkelingen van problematiek) In hoeverre vindt alcohol- en drugsgebruik plaats onder dak- en thuislozen? (omvang, aard, ontwikkelingen van problematiek) In hoeverre is sprake van psychiatrische problematiek onder dak- en thuislozen? (omvang, aard, ontwikkelingen van problematiek, verband met alcohol- en drugsgebruik) Wat is het aanbod voor dak- en thuislozen eigen instelling/organisatie? Welk aanbod is verder aanwezig in de Drechtsteden? Welk aanbod wordt gemist? Welke contacten met andere voorzieningen zijn er? (samenwerking, ontwikkelingen, doorverwijzingen, knelpunten, postadressen) Wat is huidige situatie dak- en thuislozen in de Drechtsteden ten aanzien van: omvang, fluctuaties/ontwikkelingen, overlast, locaties, knelpunten, vindplaatsen, slaapplaatsen in en buiten voorzieningen. Wat is inschatting t.a.v. hulpbehoefte van de dak- en thuislozen in de Drechtsteden m.b.t. sociale relaties, woonsituatie, inkomen, dagbesteding, middelengebruik, justitiële problematiek en zorg? Waar dienen voorzieningen en hulpverleningstrajecten te worden aangeboden (geografische spreiding)? 3. GGZ cliënten Beschrijving GGZ cliënten waar eigen instelling/organisatie contact mee heeft? (omvang, aard, herkomst, ontwikkelingen van problematiek) Hoe is de woonsituatie/dakloosheid onder GGZ cliënten? (omvang, aard, ontwikkelingen van problematiek, verband met alcohol- en drugsgebruik) In hoeverre is sprake van middelengebruik onder GGZ cliënten? (omvang, aard, ontwikkelingen van problematiek) Wat is het aanbod voor GGZ cliënten eigen instelling/organisatie? Welk aanbod is verder aanwezig in de Drechtsteden? Welk aanbod wordt gemist? Welke contacten met andere voorzieningen zijn er? (samenwerking, ontwikkelingen, doorverwijzingen, knelpunten, postadressen) Wat is huidige situatie GGZ cliënten in de Drechtsteden ten aanzien van: omvang, fluctuaties/ontwikkelingen, overlast, verblijf- cq vindplaatsen, knelpunten. Wat is inschatting t.a.v. hulpbehoefte van GGZ cliënten in de Drechtsteden m.b.t. sociale relaties, woonsituatie, inkomen, dagbesteding, middelengebruik, justitiële problematiek en zorg? Waar dienen voorzieningen en hulpverleningstrajecten te worden aangeboden (geografische spreiding)? 4. Afsluiten Netwerk (andere instellingen/sleutelfiguren) Jaarverslagen (eventueel andere bestanden)
Bijlagen
73
74
INTRAVAL – Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGz-cliënten Drechtsteden
Bijlagen
75