Oude Muziek
Le Poème Harmonique Vincent Dumestre Coppini, Monteverdi, Ruffo vrijdag 18 maart 2005
Oude Muziek . Seizoen 2004-2005
The English Concert . The English Concert Choir . Andrew Manze Biber donderdag 16 september 2004 Akademie für Alte Musik Berlin . RIAS Kammerchor Daniel Reuss Händel dinsdag 21 december 2004 Le Poème Harmonique Vincent Dumestre Coppini, Monteverdi, Ruffo vrijdag 18 maart 2005 Concerto Palatino . Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe Schütz maandag 18 april 2005
Le Poème Harmonique Vincent Dumestre muzikale leiding
Nova Metamorfosi Dixit Dominus psalmo anonimo
O Iesu mea vita mottetto (Coppini / Monteverdi)
Kyrie Missa Quarti Toni (Ruffo) begin concert 20.00 uur einde omstreeks 21.10 uur er is geen pauze inleiding door Diederik Verstraete . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Diederik Verstraete coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Godefroit gelieve uw GSM uit te schakelen!
O Infelix recessus mottetto strumentale (Coppini / Monteverdi)
Gloria (Ruffo)
Credo (Ruffo)
O Stellae coruscantes mottetto (Coppini / Monteverdi)
Anima miseranda Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
mottetto (Coppini / Monteverdi)
Sanctus (Ruffo)
Agnus Dei (Ruffo)
O gloriose martyr mottetto (Coppini / Monteverdi)
Confitemini Domino psalmo anonimo
Nova Metamorfosi Sacrale muziek in Milaan, eind zestiende - begin zeventiende eeuw
“Eveneens zal alle muziek uit de kerken gebannen worden die, hetzij in het orgelspel of in de vocale partijen, onzuivere of al te luxueuze elementen bevat. Op dezelfde wijze dient elk wereldlijk gedrag uit de kerk gebannen, zoals oppervlakkige of profane conversaties, rondwandelen en elke vorm van storend geluid. Alleen op die manier kunnen we ervoor zorgen dat het Huis van God terug als een huis van gebed ervaren wordt, en ook door iedereen zo genoemd wordt.”
Een zitting van het Concilie van Trente
Concilie van Trente, sessie van 17 september 1562
Zelden is het Europese muziekleven zo door elkaar gegooid als in de tijd van de reformatie door Luther en Calvijn. Vooral de religieuze muziek moest onder impuls van de reformatoren een bocht van 180° maken: in plaats van complexe, meerstemmige missen en motetten in het Latijn kwamen er éénstemmige, makkelijk mee te zingen liederen in de volkstaal (het koraalrepertoire in gereformeerd Duitstalig Europa) of al even eenvoudige psalmen in calvinistisch Europa. Het duurde vele tientallen jaren vooraleer het oude, van binnenuit vermolmde instituut dat de Katholieke Kerk door de eeuwen heen geworden was, erin slaagde met een adequaat antwoord op de proppen te komen. Tijdens het Concilie van Trente werden vele problemen binnen de kerk aangepakt, maar in de nieuw herwonnen ijver ging men vaak ook een stap te ver. Zo meenden de aartsbisschoppen en kardinalen ook de polyfone muziek te moeten aanpakken, die door Luther slechts in tweede instantie geviseerd was. De polyfonie diende doorzichtiger te worden: het vaak complexe stemmenweefsel zou
teveel in de weg lopen van de verstaanbaarheid van de tekst. En aangezien de muziek, hoe kunstig gemaakt ook, binnen de optiek van de contra-reformatie steeds ten dienste van de tekst diende te staan, moest hier dringend iets aan gebeuren. Dat het lot van de polyfonie tijdens het Concilie van Trente aan een zijden draadje heeft gehangen, is wellicht een romantische overdrijving, maar feit is wel dat het er een tijdlang slecht uit heeft gezien voor de polyfonisten. Volgens de overlevering was het dan Giovanni da Palestrina die met zijn ‘Missa Papae Marcelli’ de kardinalen ervan wist te overtuigen dat je ook voor tekstverstaanbaarheid kan zorgen binnen een in essentie sterk polyfone context. En toch werd er overal in katholiek Europa door plaatselijke kerkelijke functionarissen ingegrepen in de muziek die in de kerken gespeeld werd. Een mooi voorbeeld van de evolutie die de kerkmuziek in de periode 1560-1620 doormaakte in de dagelijkse praktijk, vormt de stad Milaan, en dit contra-reformatorische repertoire vormt het voorwerp van het concert van vanavond. In 1565 keerde de aartsbisschop Carolus Borromeus terug uit Rome met het vaste voorwendsel de principes van de contra-reformatie in zijn diocese in de praktijk te brengen, niet alleen in de kunsten, maar ook zoveel mogelijk in het dagelijkse leven van de mensen. Als er één stad was waar dit dringend nodig was, dan was het wel Milaan: Borromeus was de eerste aartsbisschop in tachtig jaar die effectief in Milaan zou resideren, en het interieur van de eens zo fiere Duomo had meer weg van een drukke markt dan van een gebedshuis. Niettegenstaande hevige oppositie - zo overleefde hij in 1569 tijdens het avondgebed een laffe moordaanslag - slaagde Borromeus op relatief korte tijd in zijn plan: de Milanese dom kreeg terug het aanzien van een kerk. Hierna richtte hij zijn pijlen op de muziekproductie in de stad. Onder impuls van Carolus Borromeus vond er rond 1570 een opmerkelijke koerswijziging plaats in het Milanese muzieklandschap. In
plaats van groots uitgewerkte polyfone missen, kozen lokale componisten meer en meer voor zettingen van religieuze teksten in ‘falsobordone’-stijl. Falsobordone (‘valse bas’) was van nature uit de meest geschikte manier om de hervormingen van het Concilie van Trente in de muzikale praktijk om te zetten. Het achterliggende basisprincipe is dat een op het gregoriaans gebaseerde ‘cantus firmus’ (letterlijk: ‘gefixeerd gezang’) in de tenorpartij wordt gezongen, terwijl de andere stemmen voor een eenvoudige harmonisatie zorgen. De simpele akkoorden, homofone textuur en de aanpasbaarheid aan alle denkbare modi en alle mogelijke aantallen zangers, waren perfect in overeenstemming met de door het Concilie gevraagde muzikale vereenvoudiging. Tegelijkertijd hamerde Carolus Borromeus op een steeds in alle muziek aanwezige ‘plechtige expressie’, zodat uiteindelijk wereldlijke muziek zoals madrigalen bijna uit het Milanese muziekleven gebannen werden. Tegelijkertijd werd ook aan alle instrumenten met uitzondering van het orgel de toegang tot de kerk ontzegd, omdat instrumentale muziek te nauw met muziek aan het hof geassocieerd werd. Elke vorm van religieuze muziek gebaseerd op wereldse modellen was eveneens taboe. In de zestiende eeuw was het nochtans gemeengoed geworden om wereldlijke chansons als muzikale basis te gebruiken voor integrale miszettingen, maar deze praktijk werd in heel katholiek Europa door de contra-reformatie grondig aangepakt. Een van de meest vooraanstaande componisten in Milaan tijdens deze verregaande hervormingen was Vincenzo Ruffo (ca.1508-1587). Ruffo had zestien jaar als maestro di cappella aan de kathedraal van Verona doorgebracht, alvorens in 1563 dezelfde positie te verkrijgen aan de Milanese Duomo. Ruffo was in de eerste helft van zijn carrière een productieve componist van madrigalen - in totaal zijn er meer dan 260 madrigalen van hem overgeleverd. Maar Borromeus schreef al in 1565 aan Ruffo dat hij muziek diende te gaan schrijven "in overeenstemming met de besluiten van het meest Heilige
Concilie van Trente: missen die er strikt op toezien dat er hoegenaamd niets werelds of futiel binnensluipt in de goddelijke eredienst". Bijna op slag veranderde Ruffo het geweer van schouder. Geheel in overeenstemming met de strikte regels van Trente componeerde hij zijn ‘Missa Quarti Toni’, van in het begin geschreven met als belangrijkste doel de verstaanbaarheid van de tekst. In zekere zin kan deze mis dan ook als de Milanese tegenhanger van Palestrina's veel bekendere ‘Missa Papae Marcelli’ gelden. De extreme eenvoud van de polyfonie, het hoofdzakelijk homofone verloop en het eerder archaïsch gebruik van de diverse modi, maken duidelijk dat het hier om een experimenteel werk gaat, een eerste maar bijzonder goed geslaagde poging om aan het nieuwe ideaal te voldoen. Hoe succesrijk de hervormingen van Borromeus op het eerste gezicht ook leken, al gauw vielen de sterk homofone missen en motetten en de falsobordone-zettingen ten prooi aan een typisch Italiaanse mode: het steeds willen versieren van eenvoudig muzikaal materiaal. Tegen het begin van de zeventiende eeuw was er nog maar weinig te merken van de eenvoud zoals Ruffo of Palestrina die verdedigd hadden. Religieuze werken werden steeds vaker het voorwerp van een sterke versieringsdrang, met als perfect voorbeeld de motetten uit Monteverdi’s Vesper-zettingen van 1610. Rond 1600 onderging ook de praktijk van het falsobordone-zingen ingrijpende wijzigingen. Rond het midden van de zestiende eeuw waren alle falsobordoni gebaseerd op een cantus firmus in de tenor, met polyfone maar eenvoudige begeleiding in de andere stemmen. Rond 1580 verschijnt de op het gregoriaans gebaseerde cantus firmus steeds meer in de andere stemmen dan de tenor en aan het begin van de zeventeinde eeuw vinden we de eerste voorbeelden terug van ‘vrije’ falsobordoni, zonder gefixeerde gregoraanse melodie. Hierdoor wierpen de falsobordoni hun simpele, archaïsche vorm af ten voordele van een veel rijkere schriftuur, vaak met complexe improvi-
saties en zelfs ruimte voor instrumenten. Ook het solo-tutti principe werd er steeds vaker in gehanteerd, net zoals de nog erg jonge praktijk van een basso continuo. Rond 1620 was de metamorfose van de falsobordone compleet, met als een van de meest rijkelijk versierde hoogtepunten uit het genre het beroemde en beruchte Miserere van Allegri. Nog geen tien jaar later ging het snel bergaf met het genre wegens zijn ongeschiktheid om aan het nieuwe barokke ideaal van sterke affecten tegemoet te komen. Een gelijkaardige koerswijziging vond plaats in de houding van de kerkelijke overheid tegenover het gebruik van wereldlijke muzikale voorbeelden in de kerkmuziek. Cruciaal hierbij was de nieuwe idee dat het allerbelangrijkste voor de kerk vanaf de vroege zeventiende eeuw de verdere verspreiding van het geloof was, en het propageren van het geloof met alle mogelijke middelen. De Jezuïetenorde zou hierin algauw een cruciale rol gaan spelen. De opvolger van Carolus Barromeus, zijn neef Frederico Borromeus, was trouwens een Jezuïet en speelde een belangrijke rol in een sterk wijzigende houding tegenover de religieuze muziek. Hij realiseerde zich algauw dat het in het voordeel van de kerk zou zijn indien men te leen zou gaan bij de wereldlijke muziek en vroeg aan een van zijn musici, Aquilino Coppini, (15??-1629) om herwerkingen te maken van de meest populaire wereldlijke madrigalen van het moment: Monteverdi's vierde en vijfde boek madrigalen. Coppini verving Monteverdi's wereldse teksten met religieus geïnspireerde teksten. Heel wat madrigalen kenden in hun originele vorm een sterk erotische ondertoon, en deze wordt door Coppini steevast omgebogen naar een soort van mystieke maar nog steeds geëxalteerde liefde voor Christus. Hierdoor groeien de ‘contrafacta’ van madrigalen uit tot voorbeelden van de hang naar de spirituele extase, die zo typerend zou blijken te zijn voor de zeventiende eeuw in haar geheel, zowel in muziek, literatuur als schilderkunst.
Dixit Dominus psalmo anonimo
De Heilige Familie met Heilige Anna en Heilige Jean-Baptiste © Agnolo Bronzino, ca. 1550.
Dixit Dominus Domino meo: sede a dextris meis, Donec ponam inimicos tuos, scabellum pedum tuorum. Virgam virtutis tuae emittet Dominus ex Sion: dominare in medio inimicorum tuorum. Tecum principium in die virtutis tuae in splendoribus sanctorum: ex utero ante luciferum genui te. Juravit Dominus, et non pœnitebit eum: tu es Sacerdos in æternum secundum ordinem Melchisedech. Dominus a dextris tuis, confregit in die iræ suæ reges. Judicabit in nationibus, implebit ruinas; conquassabit capita in terra multorum. De torrente in via bibet; propterea exaltabit caput. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in sæcula sæculorum. Amen.
Aquillino Coppini /Claudio Monteverdi O Iesu mea vita
Vincenzo Ruffo Missa Quarti Toni
O Iesu mea vita in quo est vera salus ò lumen gloriæ, amate Iesu, ò cara pulchritudo, tribue mihi tuam dulcedinem mellifluam gustandam. O vita mea, ò gloria cœlorum, ah, restringe me tibi in æternum, ò gloria cœlorum, ò Iesu, lux mea, spes mea, do me tibi, ò Iesu mea vita.
Kyrie eleison
Kyrie eleison Christe eleison Kyrie eleison
Gloria
Gloria in excelsis Deo: Et in terra pax hominibus bonæ voluntatis. Laudamus te. Benedicimus te. Adoramus te. Glorificamus te. Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam: Domine Deus, Rex cælestis, Deus Pater omnipotens. Domine Fili unigenite, Jesu Christe: Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris: Qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam tu solus Sanctus; tu solus Dominus; tu solus Altissimus, Jesu Christe; cum Sancto Spiritu, in gloria Dei Patris. Amen.
Credo
Sanctus
Credo in unum Deum, Patrem omnipotentem, factorem cæli et terræ, visibilium omnium et invisibilium; et in unum Dominum Jesum Christum, Filium Dei unigenitum; et ex Patre natum ante omnia sæcula; Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero; genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt; qui propter nos homines, et propter nostram salutem descendit de cælis;
Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus sabaoth. Pleni sunt cæli et terra gloria tua; Osanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Osanna in excelsis.
Agnus Dei
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Et incarnatus est de Spiritu Sancto, ex Maria Virgine: et homo factus est. Crucifixus etiam pro nobis sub Pontio Pilato, passus et sepultus est; et resurrexit tertia die, secundum Scripturas; et ascendit in cælum, sedet ad dexteram Patris; Et iterum venturus est cum gloria judicare vivos et mortuos; cujus regni non erit finis. Et in Spiritum Sanctum, Dominum, et vivificantem; qui ex Patre Filioque procedit; qui cum Patre et Filio simul adoratur, et conglorificatur; qui locutus est per Prophetas: Et unam, sanctam, catholicam et apostolicam Ecclesiam. Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum, et exspecto resurrectionem mortuorum, et vitam venturi sæculi. Amen.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona nobis pacem.
Aquillino Coppini /Claudio Monteverdi O infelix recessus
Aquillino Coppini / Claudio Monteverdi O stellæ coruscantes
O infelix recessus qui mihi rapit vitam O infortunatissima! Plorat Maria plorat ad monumentum. Et liquitur in undas solvitur in lachrymas anima sua dolens a Jesus mortis amara dolore.
O stellæ coruscantes, ornamenta coelorum que cecas tenebras illuminatis, ò pure Sol, ò luna, ò imagines almae illius quem adoro, illius qui vos fecit, et jubare lucentes, benedicite Deo et collaudate eum qui volubilitatem qui splendorem orbibus vestris dedit vos eum laudate in aeternum.
Aquillino Coppini / Claudio Monteverdi Anima miseranda
Aquillino Coppini / Claudio Monteverdi O gloriose martyr
Anima, anima miseranda quæ offendis Deum tuum peccando quam erras. O cæca, ò vecors, ò stulta nimis, quid expectas? quid speras? quid trahis moram in impio peccato? Non reformidas horribilem Infernum? Mortem, misera, mortem non vides imminentem? quis te stupor oppressit quisve furor? quæ caligo cœcavit? ah flecte anima ah flecte mentem et fuge mortem linquendo peccatum: Morere mundo ne moriare Deo.
O gloriose martyr superasti tortores et rabiem eorum: tu non perhorruisti cruciatus horrendos neque mortem; ideo vere vivis et faciunt te jubilare in gloria, tua tormenta.
Confitemini Domino psalmo anonimo
Confitemini Domino quoniam bonus: quoniam in sæculum misericordia ejus. Dicat nunc Israël quoniam bonus: quoniam in sæculum misericordia ejus. Dicat nunc domus Aaron: quoniam in sæculum misericordia ejus. Dicant nunc qui timent Dominum: quoniam in sæculum misericordia ejus. De tribulatione invocavi Dominum: et exaudivit me in latitudine Dominus. Bonum est confidere in Domino, quam confidere in homine. Omnes Gentes circuierunt me: et in nomine Domini quia ultus sum in eos. Circumdantes circumdederunt me: et in nomine Domini quia ultus sum in eos. Dextera Domini fecit virtutem: dextera Domini exaltavit me, dextera Domini fecit virtutem. Non moriar, sed vivam: et narrabo opera Domini. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in sæcula sæculorum. Amen.
Le Poème Harmonique Le Poème Harmonique is een ensemble van solisten die zich verenigd hebben rond Vincent Dumestre met als opzet het herontdekken en overbrengen van oude muziek. Zowel in de begeleiding van vocale muziek als in het instrumentale spel op oude instrumenten zoals viola da gamba, theorbe, lier, tiorbino, arpa tripla, beogen zij in de eerste plaats een expressieve, authentieke, en vooral een poëtische interpretatie van muziek en teksten. Sedert de oprichting in 1997 streeft Le Poème Harmonique ernaar om het repertoire te hernieuwen en componisten te ontdekken wiens muziek vernieuwend was. Hun artistiek werk is voornamelijk geconcentreerd op de muziek van begin zeventiende eeuw. Zoals uit hun naam blijkt, wil het ensemble de poëtische dimensie van deze muziek tot uitdrukking brengen door de vocale interpretatie ervan in de diepte uit te werken. De opnamen van Le Poème Harmonique, bij het label Alpha, werden door publiek en pers unaniem enthousiast onthaald. De cd ‘Il Nuovo Stile’ van Belli ontving de ‘Choc de l’année 99’ van het tijdschrift Le Monde de la Musique. In januari 2002 werd het ensemble voor de eerste keer genomineerd in Victoires de la Musique in de categorie ‘beste klassieke opname van het jaar 2001’, een tweede keer in februari 2003 als ‘beste ensemble van het jaar 2002’ en ze kregen de ‘Prelude Classical Award 2003’ voor het gehele oeuvre. De opname ‘Lamentations’ werd in 2002 bekroond met de Internationale A. Vivaldi Platenprijs van de Fondation Cini. Le Poème Harmonique geniet de steun van de Fondation France Télécom, het ministerie van cultuur (DRAC Haute-Normandie en Ile-de-France) en de regio HauteNormandie. Het ensemble is in residentie in de Académie Bach d’Arques la Bataille en werkt samen met het Atelier de Recherche du Centre de Musique Baroque de Versailles. Vincent Dumestre Na zijn studies kunstgeschiedenis aan l’Ecole du Louvre en klassieke gitaar aan l’Ecole Normale de Musique de Paris, besliste Vincent Dumestre in 1991 om zich te wijden aan de muziek voor luit, barokgitaar en theorbe. Hij specialiseerde zich bij Hopkinson Smith, Eugène Ferré en Rolf Lislevand aan het conservatorium van Toulouse en bij Frédéric Michel aan het conservatorium van Boulogne. Sindsdien speelde Vincent Dumestre mee in talrijke concerten, met name met ensembles als Ricercar Consort, La Simphonie du Marais, Le Concert des Nations, A Sei Voci, La Grande Ecurie et la Chambre du Roy, Akadémia en Le Centre du Musique Baroque de Versailles. In 1997 richtte Vincent Dumestre Le Poème Harmonique op, het ensemble waarvan hij dirigent is. Voor zijn werk met Le Poème Harmonique verkoos het tijdschrift Diapason hem tot ‘jong talent van het jaar 1999’. De opnamen van het ensemble, verschenen bij het label Alpha, werden stuk voor stuk gelauwerd door de pers (Diapason d’Or, Choc du Monde de la Musique, prijzen van Réper-
toire, Opéra International, Télérama …). In januari 2002 werd Le Poème Harmonique genomineerd in de categorie ‘beste klassieke opname van het jaar 2001’ door Victoires de la Musique voor hun opname van de Lamentaties van Cavalieri.
Le Poème Harmonique muzikale leiding en theorbe Vincent Dumestre sopraan Claire Lefilliâtre Catherine Padaut altus Damien Guillon tenor Vincent Lièvre-Picard Patrick Aubailly Serge Goubioud bariton Bernard Arrieta bas Philippe Roche sopraangamba Kaori Uemura basgamba Sylvia Abramowicz Isabelle Saint Yves violone Martin Bauer cornet William Dongois dulciaan Mélanie Flahaut bascister Jean Luc Tamby orgel François Saint-Yves