Île de Romanhe, het verhaal van een eiland en een volk Wanneer begint de geschiedenis van een eiland? Begint deze bij de verheffing uit de zee van een landmassa na een enorme voorhistorische vulkanische uitbarsting? In het geval van Île de Romanhe was dit zo ongeveer negen miljoen jaar geleden en de huidige vier, nog steeds aktieve vulkanen hebben sindsdien dienst gedaan als natuurlijke vuurtorens. En van het volk dat op dit eiland leeft? Waar begint de geschiedenis daarvan? Tja, de Ilja Romanen weten het zelf ook niet precies, maar enige verhalen van hun voorouders hebben honderdvijftig jaar Europese kolonisatie overleefd en vertellen over een volk dat vele generaties geleden door hun god uit het land Romanhe verjaagd werd en na een lange zeereis op dit koude en onvruchtbare eiland terecht kwam. Een andere versie van dit verhaal vertelt echter dat de Ilja Romanen vrijwillig hun land in het verre noorden verlieten omdat zij weigerden om hun godsdienst op te geven toen zij door vreemde overheersers voor de keuze werden gesteld; bekering of vertrekken. Ook hier wordt over een lange zeereis gesproken, maar nu naar een eiland waar zij hun godsdienst vrijelijk konden uitoefenen en waar de vulkanen als een teken van hun god werden gezien. Genetisch en taalkundig onderzoek heeft aangetoond dat de Ilja Romanen niet uit Afrika afkomstig zijn, maar een verre verwantschap tonen met volkeren uit Zuidwest Azië. Aangezien ditzelfde onderzoek aangaf dat zij al meer dan duizend jaar op Île de Romanhe wonen, zou deze zeereis dus in het eerste millennium na Christus plaatsgevonden moeten hebben, maar het is natuurlijk moeilijk te geloven dat een heel volk na duizenden kilometers op volle zee uiteindelijk op een klein eiland in de zuidelijke Indische Oceaan terecht kwam. Waarschijnlijk was het maar een gedeelte dat het “geluk” had om op Île de Romanhe te stranden. Daar zaten zij dan en konden nooit meer weg. Totdat meer dan duizend jaar later later opnieuw vreemdelingen hun land betraden en dan zijn we al in de 18e eeuw. Men kan zich natuurlijk werkelijk afvragen waarom het tot de tweede helft van de 18e eeuw duurde voordat de eilanden eindelijk werden ontdekt door Europese zeevaarders. En toen dat tenslotte gebeurde was dit bovendien min of meer door vergissing. Een van de verklaringen waarom het zo lang duurde is waarschijnlijk dat Île de Romanhe in dat gedeelte van de zuidelijke Indische Oceaan ligt dat bekend staat als de “roaring fourties”, een vele duizenden kilometers groot zeegebied, waar de overheersende westelijke winden met orkaankracht de golven ongehinderd tot soms wel twintig of dertig meter hoogte opstuwen. In dit koude, stormachtige en instabiele klimaat waagden zich maar weinig zeelui. De weinige zeevaarders die met hun scheepjes deze contreien doorvoeren waren op zoek naar iets. Niet naar het verloren volk der Ilja Romanen, waarover in die tijd waarschijnlijk geen enkele kennis bestond, maar naar een heus kontinent, waarover althans in Europa al sinds de oudheid ideeën bestonden en dat de wereld in balans zou houden, een kontinent dat door de cartografen uit de 17e en 18e eeuw “Terra Australis Incognita” genoemd werd. In 1642 voer de Nederlandse zeevaarder Abel Tasman langs de zuidkust van wat nu Australië heet tot aan het eiland dat nu zijn naam draagt en verder naar Nieuw Zeeland en kon daarmee bevestigen dat deze gebieden geen deel uitmaakten van het grote zuidelijk continent. Nadat Schouten en Le Maire al in 1616 kaap Hoorn rondden en daarmee ontdekten dat ook Zuid Amerika niet met Terra Australis verbonden was, meenden sommigen dat dit continent dan nog veel verder naar het zuiden gezocht moest worden. Aangespoord door tal van geruchten over de enorme rijkdommen die op dit continent te vinden zouden zijn en ook door de wetenschappelijke overtuiging dat Terra Australis er gewoon moest zijn teneinde de wereld in balans te houden, zetten de belangrijkste zeevarende naties in Europa de zoektocht door. In de 18e eeuw leidde dit tot een wedijver tussen Nederland en vooral tussen Engeland en Frankrijk om als eerste dit zuidelijke continent te betreden en in bezit te kunnen nemen. Een wedijver
die uiteindelijk tot niet meer dan de ontdekking van een groot aantal subantarctische eilanden, waaronder Île de Romanhe zou leiden. Begin 1772 verliet een Franse expeditie de haven van Port Louis op Île de France (Mauritius) en zette koers naar het zuiden, in de richting van waar men nu eindelijk hoopte om Terra Australis te vinden. De expeditie stond onder bevel van de Bretonse zeevaarder Yves de Kerguelen de Trémarec, welke een jaar eerder uit Frankrijk was vertrokken met de opdracht van Lodewijk XV om Terra Australis te vinden en het voor Frankrijk in bezit te nemen. Ongeveer een maand nadat de twee schepen van de expeditie, La Fortune en Le Gros-Ventre, de haven van Port Louis hadden verlaten en na een moeilijke reis met harde storm en mist, werd daadwerkelijk land ontdekt. En somber, grauw en koud land met hoge bergen en grasvlakten zover het oog reikte en Kerguelen de Trémarec was ervan overtuigd dat hij nu het onbekende zuidelijke continent ontdekt had en hij doopte het land “La France Australe” en nam het voor Frankrijk in bezit. Door het zware weer kon Kerguelen de Trémarec zelf nooit zijn voet aan wal zetten, maar men liet een dokument achter waarop bevestigd werd dat het nieuwe land Frans bezit was. Later dat jaar, toen Kerguelen de Trémarec zich weer in Frankrijk bevond, gaf hij een tamelijk overdreven beeld van het nieuw ontdekte “continent” en hij werd gehuldigd als een nieuwe Columbus. Dat zou evenwel niet lang duren. De grauwe waarheid over het land dat later Kerguelen zou gaan heten bereikte Frankrijk, nadat in oktober 1772 een tweede expeditie uitgezonden was, nu met wetenschappers en een tekenaar aan boord. Toen de drie schepen van deze expeditie na enkele maanden bij La France Australe aankwamen, bleek de ontgoocheling over de aard van het nieuw ontdekte land groot. Gedesillusioneerd en geplaagd door scheurbuik keerde de expeditie terug en gesteund door de nieuwe feiten werd Kerguelen de Trémarec tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld. Terug naar La France Australe, februari 1772. Nadat de meeste pogingen om aan land te gaan mislukt waren, besloten de beide schepen om terug te keren naar Mauritius. Op de terugreis verloren La Fortune en Le Gros-Ventre echter het kontakt met elkaar. La Fortune, met Kerguelen de Trémarec aan boord kwam veilig in Port Louis aan, maar Le Gros-Ventre werd in een storm naar het westen gedreven en na enkele dagen, op 27 februari, werd opnieuw land waargenomen. Ook dit was een ongastvrij land met hoge bergen dat op geen enkele zeekaart te vinden was. In tegenstelling tot de positieve beschrijving die Kerguelen de Trémarec over La France Australe gaf, was de bevelhebber van Le Gros-Ventre, Charles Marc du Boisguehenneuc, tot dusverre heel wat minder positief over de aard van het zuidelijke continent. Het was helemaal geen continent, maar een groep geisoleerde eilanden in een stormachtige en koude oceaan. Over dit nieuwe eiland schreef hij in zijn logboek; “De hoge bergen op dit eiland maken een buitengewoon ongastvrije indruk. Ik geloof nog steeds dat wij Terra Australis kunnen vinden, maar ik moet toegeven dat de teleurstelling die ik nu ervaar bij het aanzien van dit ellendige eiland mij het gevoel geeft dat Terra Autralis een koud en waarschijnlijk onbewoonbaar continent moet zijn,” Hij maakte melding van de vuren die hier en daar op het eiland te zien waren en nam terecht aan dat het hierbij om vulkanische activiteit moest gaan. Hij schreef dat het zware weer hen lange tijd verhinderde om aan land te gaan, ja dat zij met slechts de grootst nodige moeite konden ontwijken dat Le Gros-Ventre op de rotsen te pletter werd geslagen, maar nadat het weer enigszins kalmeerde, kon Le Gros-Ventre in wat later de Baie des Morses zou gaan heten voor anker gaan. Op 2 maart roeiden du Boisguehenneuc en enkele bemanningsleden aan land en namen ook dit eiland voor Frankrijk in bezit.
De Fransen ondervonden spoedig dat dit eiland bewoond was, aangezien zij sporen zagen van mensen die, naar wat zij geloofden, zich ophielden op de hellingen van de vulkanen. Af en toe zagen zij in de verte een van deze wezens, maar zodra de Fransen zich naderbij waagden, leken die onmiddelijk spoorloos te verdwijnen in het dichte struikgewas. Na enkele dagen op het eiland besloot du Boisguehenneuc dat vijf bemanningsleden en hijzelf het binnenland in zouden trekken om proberen kontakt te leggen met de inboorlingen. Maar de Fransen kwamen niet verder dan een tiental kilometer. In de nacht zagen zij vuren rondom hen heen en hoorden zij ijselijke kreten waardoor de mannen al spoedig begonnen te geloven dat dit volk behekst moest zijn en de vulkaan aanbad en niet schroomde om eventuele vijanden als offer in de krater te werpen. In hoeverre dit op waarheid berustte zal wel altijd onduidelijk blijven, daar het de Fransen niet lukte om enige vorm van kontakt te leggen, maar waarschijnlijk was het meer de angst voor het onbekende en de verbeeldingskracht die hen parten speelde. Hoe hoger zij de berg opkwamen des te erger werd het en du Boisguehenneuc schreef in zijn logboek dat de mannen na enkele dagen tot het uiterste gespannen waren en som wilde schoten in de nacht losten. Toen ook nog twee van de mannen spoorloos verdwenen, weigderen de drie anderen om verder te trekken en du Boisguehenneuc gelastte de expeditie af om terug te keren naar de kust. Le Gros-Ventre keerde terug naar Île de France en het enige spoor van du Boisguehenneucs bezoek aan het eiland was een verzegelde fles met daarin een document in het latijn waarmee du Boisguehenneuc zijn ontdekking bevestigde. Nu wilde het lot dat dit eiland, dat later zijn naam zou komen te dragen, echter niet het eerst door Charles Marc du Boisguehenneuc ontdekt werd. Slechts enkele weken eerder, in januari 1772 zeilde de eveneens Franse zeevaarder Marc-Joseph Marion du Fresne langs het eiland en nam het in de verte waar. Du Boisguehenneuc en Marion du Fresne hadden elkaar in 1771 op Mauritius ontmoet, waar de laatstgenoemde bezig was met de voorbereidingen voor zijn expeditie naar Antarctica. Marion du Fresnes zou weliswaar nooit Antarctica bereiken, maar op zijn tocht door de “roaring fourties” ontdekte hij een groot aantal subantarctische eilanden, waaronder de Crozeteilanden, waarvandaan hij noordoostwaarts zeilde langs een ander eiland dat hij Île de Feu noemde en dat niet anders dan Île de Romanhe geweest kan zijn. Na ruim duizend jaar volledig geisoleerd te zijn geweest werd dit eiland nu in de loop van amper drie weken twee keer door Europese ontdekkingsreizigers ontdekt. Zowel du Boisguehenneuc als Marion du Fresne deden aanspraak op de enigszins twijfelachtige eer van het ontdekken van Île de Romanhe, maar Marion du Fresne zette hier nooit zijn voet aan wal en het enige wat aan hem herinnert is Cap de Marion in het uiterste noorden van Île de Romanhe en de naam van het op een na grootste eiland in deze archipel, Île de Marion en bovendien een enkele straatnaam in de hoofdstad Port de Boiguehenneuc. Hierbij zouden we het wat Marion du Fresne betreft kunnen laten, ware het niet dat zijn ontdekking nu, 237 jaar later, nog steeds een rol speelt in de verhoudingen tussen de huidige republiek Île de Romanhe en het moederland Frankrijk. Île de Romanhe maakt namelijk aanspraak op de Crozeteilanden met verwijzing dat beide archipels ongeveer tegelijkertijd ontdekt werden en door dezelfde persoon, een aanspraak waar de Ilja Romaanse regering overigens niet teveel woorden aan vuil maakt, aangezien men vanwege economische en politieke redenen genoodzaakt is om de relaties met het moederland op een goed niveau te houden. Niettemin. Terug naar de 18e eeuw. Vier jaar na de dubbele ontdekking van Île de Romanhe, deed de Engelse wereldreiziger James Cook begin december 1776 het eiland aan. Bezig met zijn derde wereldreis en komend vanuit het westen ontdekte ook hij Île de Romanhe, hoewel gezegd moet worden dat hij de eer van de ontdekking aan Charles Marc du Boisguehenneuc gaf en het eiland dan ook Boisguehenneuc Island noemde. Ook Cook was op zoek naar Terra
Australis (dat immers nog steeds Incognita was), aan de hand van de gegevens van du Boisguehenneuc en Kerguelen de Trémarec. Gedurende Cooks tweede reis, enkele jaren eerder, welke hem naar nog zuidelijker breedtegraden had geleid, had hij al vastgesteld dat als er al sprake van een zuidelijk continent was, dan zou dit niet de moeite van het ontdekken waard zijn, aangezien het dan zeker met sneeuw en ijs bedekt moest zijn. Nu, op zijn derde reis, verwierp hij meer en meer de gedachte dat Terra Australis werkelijk bestond. Daarentegen ontdekte hij en andere zeevaarders steeds meer eilanden in zowel de Indische Oceaan als in de zuidelijke Atlantische Oceaan, de meeste onbewoond. Alleen Vuurland en Île du Boisguehenneuc bleken bewoond te zijn. Al deze eilanden zouden niet al te veel later van groot belang worden voor de walvisvaart en de vangst van zeehonden, maar meer daarover in het volgende deel. Toen het schip van Cook de kust van Île du Boisguehenneuc naderde was het voorjaar, maar het was koud en de in dikke mist gehulde bergen waren bedekt met sneeuw. Het eiland gaf een duistere indruk, maar Cook wilde snel aan land want volgens rapporten van de Fransen was het eiland immers bewoond. Op 3 december gingen de Resolution en de Discovery voor anker in Baie des Morses en de bemanning ging aan land. Zij ontdekten al spoedig de glazen fles met het dokument dat Charles Marc du Boisguehenneuc vier jaar eerder achtergelaten had. Cook schreef in zijn logboek dat hij dit eiland heel goed Fire Island had kunnen noemen, maar om niet du Boisguehenneuc van de eer van de ontdekking te beroven noemt hij het Boisguehenneuc Island. De reis van Cook had een wetenschappelijk doeleinde en aan boord waren zowel wetenschappers als tekenaars. Gedurende de korte tijd dat zij zich op het eiland bevonden konden zij ongeveer twintig soorten endemische planten identificeren en het laaggelegen westelijke gedeelte van het eiland in kaart brengen. Hij verbaasde zich zeer over het merkwaardige volk dat hier leefde en het lukte hem om kontakt te leggen. Hij schreef dat; “ hun huid koperkleurig was en dat zij zeer kort waren. Hun kleding bestaat uit zeehondenhuiden, niet bijzonder goed aan elkaar genaaid en de mannen en vrouwen dragen ongeveer dezelfde soort kleding, die aanzienlijke delen van hun huid bloot laat. Om hun nek hebben zij kettingen van schelpen of walrusbeen en sommige vrouwen hebben ook zulke versieringen rond de enkels. Zij moeten een buitengewoon sterk ras zijn, want zij wonen in ellendige hutten, gemaakt van steen en drijfhout en bedekt met gras en zeewier. Zij leven voornamelijk van de jacht en verzamelen mosselen van de rotsen. Behalve knuppels om zeehonden te jagen en een soort speer waarmee ze vis vangen en waarmee ze buitengewoon handig zijn, lijken ze geen andere wapens te hebben. Eerst waren ze erg bang toen ze ons zagen en vluchtten de bergen in, maar later kreeg hun nieuwsgierigheid de overhand toen wij lieten merken dat we vreedzame bedoelingen hadden.” De ontmoeting van Cook en zijn mannen met de bevolking was vermoedelijk het eerste kontakt met andere mensen na vele eeuwen van isolering en de Europeanen met hun twee schepen en hun vuurwapens maakten zeker een enorme indruk op de Ilja Romanen. Cook schatte dat er ongeveer een paar honderd mensen op het eiland woonden met een eigen taal die volkomen onbegrijpelijk klonk en zijn commentaar was dat dit volk volledig afweek van alle andere rassen die men langs de kusten van Afrika kende. Hij vroeg zich af hoe deze mensen ooit naar dit eiland hadden kunnen komen, aangezien zij niet over boten leken te beschikken. De Engelsen vonden het overigens buitengewoon vermakelijk toen zij ontdekten dat de inboorlingen zich “romans” noemden, althans zo klonk het in hun oren. Dit leidde later tot de ietwat merkwaardige theorie dat de bewoners van dit eiland afstammelingen waren van Romeinse zeevaarders, die zich dus tot aan de zuidkust van het Afrikaanse continent hadden
gewaagd en hier schipbreuk hadden geleden. Maar volgens Cook was de taal van de bewoners absoluut niet verwant aan het latijn, waarna de theorie in de richting ging van de slaven aan boord van het Romeinse schip en die waarschijnlijk een andere taal spraken. Niemand begreep welke taal de Ilja Romanen spraken, behalve dan dat deze sterk afweek van de Afrikaanse talen die in die tijd bekend waren. Het zou overigens nog meer dan een halve eeuw duren voordat iemand in Europa een bewoner van dit afgelegen eiland in levende lijve zou horen en zien. Na ruim een week verlieten de Discovery en de Resolution Île du Boisguehenneuc. Hoewel James Cook zich ervan bewust was dat het kontakt met de Europeanen gevolgen kon hebben voor de Ilja Romanen, kon hij onmogelijk weten welke desastreuse gevolgen deze kontakten in werkelijkheid zouden hebben. (wordt vervolgd)