Le commerce dans les grandes Villes belges et leur périphérie

Le commerce dans les grandes Villes belges et leur périphérie De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand

sous la direction de / onder de leiding van: J.P. Grimmeau (ULB)

Institut de Gestion de l'Environnement et d'Aménagement du Territoire de l'Université Libre de Bruxelles - 2004

Le commerce dans les grandes Villes belges et leur périphérie

De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand

Etude réalisée sous la direction de

Studie uitgevoerd onder de leiding van

J.P. Grimmeau (ULB-IGEAT)

J.P. Grimmeau (ULB-IGEAT)

par N. Beys, S. Bastin, S. Van Cutsem & B. Wayens (ULB-IGEAT)

door N. Beys, S. Bastin, S. Van Cutsem & B. Wayens (ULB-IGEAT)

avec la collaboration de A. Verhetsel (UA)

met de medewerking van A. Verhetsel (UA)

1

© 2004 - Université Libre de Bruxelles - Institut de Gestion de l'Environnement et d'Aménagement du Territoire, cellule géographie appliqué et géomarketing, CP246 Campus Plaine, boulevard du Triomphe, B-1050 Bruxelles, Belgique Dépôt légal: D/2004/10.209/1 ISBN: 2-9600467-0-6

2

Financement:

Financiering:

Cellule Politique des Grandes Villes, SPP Intégration Sociale (2002-2003)

Cel Grootstedenbeleid, POD Maatschappelijke Integratie (2002-2003)

Cette étude a aussi bénéficié de synergies avec les travaux menés par B. Wayens sous la direction de J.P. Grimmeau dans le cadre du programme "Prospective Research for Brussels" subsidié par la Région de Bruxelles-Capitale.

Deze studie kwam tot stand dankzij het samenwerkingsverband met de werkzaamheden die door B. Wayens onder de leiding van J.P. Grimmeau werden uitgevoerd, in het kader van het programma "Prospective Research for Brussels" gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Traduction:

Vertaling:

ASAP & révision par les auteurs.

ASAP en correctie door de auteurs.

Remerciements:

Dankbetuigingen:

Nous tenons particulièrement à remercier:

Wij wensen vooral te bedanken:

J. Schyns et M. Laurent (Service Planification Commerciale, Ministère des Classes Moyennes),

J. Schyns en M. Laurent (Dienst Commerciële Planning, Ministerie van Middenstand),

B. Van Haare-Heijmeijer immobilier),

B. Van Haare-Heijmeijer vastgoedadviseur),

(Cushman

&

Wakefield,

conseil

(Cushman

&

Wakefield,

S. Denayer,

S. Denayer,

la cellule DBRIS de l'Institut National de Statistique,

de eenheid DBRIS van het Nationaal Instituut voor de Statistiek,

C. Bassée, J. Van Kelst, L. Sümbul, C. Patris & A. Heris (ULB).

C. Bassée, J. Van Kelst, L. Sümbul, C. Patris & A. Heris (ULB).

3

4

Introduction

Inleiding

Depuis plusieurs décennies, le commerce urbain est fragile, voire en déclin. Pour les commerçants du centre-ville, la cause de leurs mauvaises affaires est bien identifiée : c'est le commerce de périphérie. Le grand commerce moderne (hypermarchés, shopping centers et parcs commerciaux) est souvent au cœur du problème même si toutes ses implantations ne sont pas ou plus périphériques : des shopping centers sont construits en centre-ville et l'extension urbaine incorpore les hypermarchés et shoppings centers implantés aux marges urbaines quelques décennies plus tôt. D'autre part, le commerce de périphérie urbaine comprend, aussi, à l'évidence du petit commerce et de petits centres-villes (Waterloo, Visé).

Sinds enkele decennia is de handel in de stad kwetsbaar en gaat hij zelfs achteruit. Voor de handelaars van het stadscentrum ligt de oorzaak van hun slechte zakencijfer meestal voor de hand : de handel aan de stadsrand. De moderne grote handel (hypermarkten, shoppingcentra en grootschalige winkelcomplexen) is vaak de kern van het probleem, ook al zijn alle vestigingen ervan niet of niet langer aan de stadsrand gelegen : ook in het stadscentrum werden shoppingcentra gebouwd en de stadsuitbreiding omvat hypermarkten en shoppingcentra gevestigd daar waar, enkele decennia geleden, de stedelijke randgebieden waren. Anderzijds is de moderne grote handel geen samenvatting van de stadsrandhandel, die vanzelfsprekend ook kleine handel en kleine stadscentra omvat (Waterloo, Visé).

Le développement du commerce périphérique a suivi, avec un certain retard, le développement des banlieues, encouragé, dans un contexte fordiste, par une volonté de soutenir la consommation via l'automobile et la maison, de préférence grande. Les premiers banlieusards se sont installés dans un environnement agreste doté d'un équipement commercial villageois, les forçant à faire l'essentiel de leurs achats non quotidiens en ville. Par la suite, le commerce local s'est renforcé, diversifié et transformé en commerce de type urbain, de standing généralement élevé, en adéquation avec les nouveaux habitants. Le modernisme et le standing de ce commerce des périphéries en constitue un attrait de plus par rapport aux commerces de centre-ville, plus hétérogènes du point de vue des standings et, sauf dans quelques rues en continuel renouvellement, anciens et devenus peu accessibles depuis que le déplacement en voiture est la règle. Les commerces de centre-ville ont donc peu à peu perdu cette clientèle. Le départ de population de la ville vers la périphérie a été encouragé par la concurrence des autres fonctions urbaines (bureaux) et par l'inadéquation croissante entre le parc de logement, vieilli, et les modes de vie souhaités. Les plus nantis ont été les premiers à partir et les logements libérés, s'ils n'ont pas fait place à des bureaux, ont en général été divisés pour accueillir des habitants plus modestes. A la diminution du nombre d'habitants s'est donc ajoutée une diminution du pouvoir d'achat jouant aussi contre le commerce urbain.

De ontwikkeling van de perifere handel heeft uiteraard, mits enige vertraging, de ontwikkeling van de voorsteden gevolgd, daarbij in een fordistische context aangespoord door de wil om de consumptie te ondersteunen door middel van de auto en het bij voorkeur grote huis. De eerste banlieue bewoners vestigden zich in een landelijke omgeving, voorzien van de commerciële voorzieningen van een dorp, waardoor ze genoodzaakt waren het merendeel van hun nietdagelijkse aankopen in de stad te doen. Later werd de lokale handel versterkt, gediversifieerd en omgevormd tot handel van het stadstype, over het algemeen van een hoge standing, in overeenstemming met de nieuwe inwoners. Het moderne en de standing van deze perifere handel trekt des te meer aan in vergelijking met de handelszaken in het stadscentrum, die, wat de standing betreft, heterogener zijn en, behalve dan in enkele straten die steeds worden vernieuwd, oud en minder toegankelijk zijn geworden sinds verplaatsingen per wagen legio zijn geworden. De handelszaken van het stadscentrum hebben deze klanten dus geleidelijk aan verloren. Het vertrek van de bevolking van de stad naar de stadsrand wordt aangemoedigd door de concurrentie van de andere stedelijke functies (kantoren) en doordat de, verouderde, woningvoorraad steeds minder op de gewenste levenswijzen is afgestemd. De meest welgestelden vertrokken als eersten en de zo vrijgekomen woningen maakten ofwel ruimte vrij voor kantoren, of ze 5

werden algemeen in kleinere gehelen verdeeld om bescheidenere bewoners woonruimte te geven. Bij de vermindering van het aantal inwoners komt ook een daling van de koopkracht, wat eveneens in het nadeel is van de stadshandel.

Depuis le milieu des années 90, des mesures politiques ont cependant été prises en faveur des centres-villes. En 1997, les premières cellules de Gestion centre-ville sont créées à Charleroi et à Bruxelles. L'année suivante, la Région wallonne soutient la création de 15 cellules de Gestion centre-ville supplémentaires. En 1999, la Région bruxelloise met en place 12 cellules, renouvelées et portées à 15 en 2002. En 2000, les premières cellules de Gestion centre-ville commencent à fonctionner en Flandre, dans la foulée du Mercuriusproject ou Fonds pour les centres commerciaux intraurbains, lancé en 1997. Ces politiques s'accompagnent dans les schémas de développements régionaux (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen et Schéma de développement de l'espace régional en Région wallonne) d'une volonté de reconcentrer le développement commercial dans les villes et les concentrations existantes. Ce retour en force des centre-villes s'inscrit à la fois dans le post-modernisme – qui revalorise culturellement l'ancien, à condition qu'il soit réhabilité en fonction des normes actuelles, et entraîne donc retour d'intérêt pour les centres anciens et gentrification –, et dans la flexibilité postfordiste – qui rend les localisations plus interchangeables et pousse les pouvoirs publics à investir pour augmenter l'attractivité des lieux dont ils s'occupent.

Vanaf het midden van de jaren negentig werden ten voordele van de stadscentra niettemin politieke maatregelen genomen. In 1997 werden in Charleroi en Brussel de eerste cellen van centrummanagement gecreëerd. Het daaropvolgende jaar steunde het Waalse Gewest de creatie van nog eens 15 cellen van centrummanagement. In 1999 zorgde het Brusselse Gewest voor 12 cellen, die in 2002 werden vernieuwd en tot 15 uitgebreid. In 2000 werden ook in Vlaanderen de eerste cellen van centrummanagment werkzaam, in aansluiting op het Mercuriusproject of het Fonds voor de binnenstedelijke commerciële centra, dat in 1997 van start ging. Deze beleidsinitiatieven gaan in de gewestelijke ontwikkelingsschema's (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en Schéma de développement de l'espace régional in het Waalse Gewest) gepaard met een wil om de commerciële ontwikkeling opnieuw te concentreren in de steden en de bestaande concentraties. Deze ophefmakende terugkeer naar de stadscentra, past niet alleen in het postmodernisme, dat het oude cultureel herwaardeert op voorwaarde dat het in functie van de huidige normen wordt gerehabiliteerd, maar wekt ook een hernieuwde belangstelling voor de oude centra. Dit leidt tot « gentrification », en past ook in de lijn van de post-fordistische flexibiliteit, die maakt dat de lokalisaties gemakkelijker onderling kunnen worden verwisseld. Dit zet de overheid ertoe aan om te investeren voor een betere aantrekkelijkheid van de plaatsen waarmee ze zich bezighouden.

Le présent travail s'inscrit dans cette problématique. Il manquait une vue d'ensemble du commerce de détail urbain et périphérique des principales villes belges, entre autres parce qu'elle implique une collecte de données de terrain, opération lourde qui n'a plus été entreprise depuis 1975. Le cadre des 17 grandes villes et de leur périphérie, telles que définies par H. Van der Haegen et son équipe (1996) et déjà utilisées pour une étude sur les quartiers en difficulté (Kesteloot & coll., 2001), semblait particulièrement opportun. En effet, l'espace ainsi restreint rend possible le travail de terrain tout en étant suffisamment large pour fournir une vue d'ensemble assez générale.

Onderhavig werk past in het kader van deze problematiek. Wat ontbrak, was een overzicht van de stad- en stadsrandspecifieke detailhandel van de voornaamste Belgische steden, onder meer omdat daarvoor veldgegevens moeten worden ingezameld, een veeleisende opdracht die sinds 1975 niet meer werd uitgevoerd. Het kader van de 17 grote steden en hun stadsrand zoals ze werden gedefinieerd door H. Van der Haegen en zijn team (1996) en reeds werden gebruikt voor een studie over de buurten in moeilijkheden (Kesteloot & coll., 2001), leek bijzonder geschikt. Doordat de ruimte zo wordt afgebakend, wordt het veldwerk mogelijk, terwijl er toch voldoende ruimte is om een vrij algemeen overzicht te bieden.

Dans la continuité d'une recherche antérieure portant sur la Région bruxelloise et sa périphérie (van Haare Heijmeijer & Grimmeau, 2000), la présente étude vise à faire un inventaire des principaux noyaux des 17 villes, délimités au moyen d'une méthodologie homogène, ainsi que des hypermarchés et des principaux shopping centers et parcs commerciaux. Les petites villes incluses dans la périphérie des 17 grandes villes ont aussi été prises en compte. Plus 6

de 40 000 cellules commerciales ont été relevées en noyau, ainsi que 125 parcs commerciaux représentant plus d'un million de m2 de surfaces commerciales sans compter les hypermarchés. Quasi toute l'information correspond à une situation 2002 ; le reste n'est jamais antérieur à 2000. Les inventaires ont suivi une nomenclature fine homogène de façon à pouvoir comparer les structures. Ce matériel original permet de comparer le développement et la structure du commerce de détail mais aussi l'état de santé des noyaux et l'intensité et la forme de la pression du commerce périphérique sur le commerce des différentes villes. Par ailleurs, une réflexion sur la définition et la délimitation de l'hypercentre a été conduite pour les quatre villes les plus importantes.

Als voortzetting van een vorig onderzoek over het Brusselse Gewest en de stadsrand (van Haare Heijmeijer & Grimmeau, 2000), streeft onderhavige studie ernaar een inventaris op te maken van de belangrijkste kernen van de 17 steden, afgebakend door middel van een homogene methodologie, maar ook van de hypermarkten en de belangrijkste shoppingcentra en grootschalige winkelcomplexen. Met de kleine steden die tot de stadsrand van de 17 grote steden behoren, werd eveneens rekening gehouden. Meer dan 40 000 commerciële panden werden in kernen geregistreerd, als 125 grootschalige winkelcomplexen samen goed voor meer dan een miljoen m² aan handelsoppervlakte, zonder de hypermarkten te tellen. Bijna de volledige informatie beantwoordt aan de situatie in 2002 ; de overige informatie dateert in geen geval van vóór 2000. Voor de inventarissen werd een homogene, verfijnde terminologie gebruikt, zodat de structuren met elkaar kunnen worden vergeleken. Met dit originele materiaal kunnen de ontwikkeling en de structuur van de detailhandel worden vergeleken, maar ook de gezondheidstoestand van de kernen en de intensiteit en de vorm van de druk die de perifere handel op de handel in de verschillende steden uitoefent. Voor het overige werd voor de grootste vier steden dieper ingegaan op de definitie en de afbakening van het hypercentrum.

La présentation détaillée de cette analyse sera précédée d'une étude au niveau communal à partir des données statistiques de l'ONSS et de la TVA, afin d'introduire une dimension dynamique. L'évolution du commerce de détail est ainsi examinée entre 1995 et 2000 et mise en relation avec la structure commerciale ainsi qu'avec l'évolution de la population et des revenus. D'autre part, sur la base de la séparation des communes centrales et périphériques des 17 régions urbaines, les types de commerces seront classés de façon à dégager les types spécifiques aux espaces urbains ou périphériques. La cartographie par commune de l'importance absolue (nombre d'emplois) et relative (indice d'équipement par rapport à la population) de ces deux groupes donnera une première idée de la spécificité des équipements.

De gedetailleerde voorstelling van deze analyse zal worden voorafgegaan door een studie op gemeentelijk niveau op basis van de statistische gegevens van de RSZ en de BTW, waardoor dit werk ook een dynamische dimensie krijgt. Zo wordt de evolutie van de detailhandel bestudeerd tussen 1995 en 2000 en in verband gebracht met de commerciële structuur, alsmede met de ontwikkeling van de bevolking en de inkomens. Anderzijds worden, op basis van het onderscheid tussen de hoofdgemeenten en de stadsranden van de 17 stadsgewesten, de typen van handelszaken zo geklasseerd dat zowel voor de stedelijke ruimten als voor de stadsranden de specifieke handelszaken naar voren komen. Het per gemeente in kaart brengen van de absolute (aantal arbeidsplaatsen) en relatieve (uitrustingsgraad ten opzichte van de bevolking) omvang van deze twee groepen zal reeds een eerste idee geven van de specifieke aard van de uitrustingen.

En ouverture, un chapitre analyse l'évolution du marché du commerce de détail, population et revenus, sur le plus long terme (1980-2000), démontrant les évolutions évoquées ci-dessus et détaillant les différences de contextes dans lesquelles s'inscrivent les caractéristiques et évolutions récentes du commerce de détail des 17 régions urbaines. La synthèse finale permettra de discuter de l'importance relative des différents facteurs qui pèsent sur le commerce urbain, d'identifier les villes les plus et les moins touchées et de fournir un matériel susceptible d'aider à la décision en matière d'implantations nouvelles ou de soutien au développement local.

Het 7

eerste

hoofdstuk

analyseert

de

marktevolutie

van

de

detailhandel, de bevolking en de inkomens, over een langere termijn (1980-2000) en toont de hierboven aangehaalde ontwikkelingen door verder in te gaan op de verschillende contexten waarin de kenmerken en de recente ontwikkelingen van de detailhandel in de 17 stadsgewesten passen. Aan de hand van de uiteindelijke synthese kan het relatieve belang worden besproken van de verschillende factoren die hun stempel drukken op de stadshandel, kunnen de in meer of mindere mate getroffen steden worden geïdentificeerd en kan materiaal worden geleverd als hulp bij het nemen van beslissingen op het vlak van nieuwe vestigingen of steun aan de lokale ontwikkeling.

8

Première partie : analyses communales

Eerste deel: gemeentelijke analyses

1. Le marché du commerce de détail

1. De markt voor detailhandel

a. L’importance du marché du commerce de détail

a. De omvang van de markt voor detailhandel

Le commerce de détail a subi un véritable bouleversement au niveau de son organisation, de ses méthodes de vente, de son utilisation de la technologie et de sa localisation. L’une des conséquences les plus visibles de cette révolution est, à l’évidence, la décentralisation du commerce de détail et la naissance des shopping centers. Les raisons de la suburbanisation du commerce de détail peuvent être analysées sous cinq rubriques : changements au niveau de la demande, changements organisationnels, changements au niveau du prix et de l’offre de terrain et de main d’oeuvre, changements technologiques et aménagement du territoire.

De detailhandel is revolutionair veranderd voor wat betreft haar organisatie, verkoopmethoden, gebruik van technologie, en lokalisatie. Eén van de meest zichtbare gevolgen van deze revolutie is ongetwijfeld de decentralisatie van de detailhandel en het ontstaan van shoppingcentra. De redenen voor suburbanisatie van detailhandel kunnen geanalyseerd worden in vijf punten : veranderingen in de vraag, organisatorische veranderingen, veranderingen in prijs en aanbod van grond en arbeid, technologische veranderingen, en de ruimtelijke ordening. In deze paragraaf gaan we dieper in op de veranderingen in de vraag. Winkelgewoonten zijn veranderd in de naoorlogse periode. Men doet minder frequente, korte winkeluitstappen voor kleine hoeveelheden alledaagse goederen en meer wekelijkse trips om in grotere hoeveelheden aan te kopen. Dit is een gevolg van de toegenomen individuele mobiliteit, de groei van de vrouwelijke werkgelegenheid en het toenemend gebruik van diepvriezers. Ruimtelijk betekent dit dat er plaats moet gevonden worden voor grotere winkeloppervlakten met daarbij voldoende parkeerplaatsen. Uiteraard zijn deze lokalisatiekenmerken gemakkelijker te vinden buiten het compacte stedelijke gebied. Deze vraagveranderingen resulteerden dus in een decentralisatie.

Dans cette section, nous approfondirons les mutations apparues dans la demande. Les habitudes des consommateurs ont évolué au cours de l’après-guerre. On fait moins de brèves courses pour acheter de petites quantités de marchandises quotidiennes et plus de déplacements hebdomadaires pour des achats en grandes quantités : conséquence de la plus grande mobilité des personnes, de l’augmentation de l’emploi féminin et de l’usage plus général des congélateurs. Sur le plan de l’aménagement, cela implique de trouver de l’espace pour des superficies commerciales plus vastes disposant de possibilités de parking en suffisance. Il va de soi que ces caractéristiques de localisation se trouvent plus aisément en dehors des zones urbaines denses. Aussi, ces mutations de la demande ont-elles donné lieu à une décentralisation.

Meer fundamenteel voor de verklaring van de decentralisatie van detailhandel is echter de verschuiving van de bevolking naar suburbane zones. De verschuiving van jonge, welgestelde en meer mobiele gezinnen naar de periferie creëerde een nieuwe vraag die onvoldoende werd ingevuld door de plaatselijke detailhandel. De cijfers die volgen bevestigen deze hypothese voor de Belgische situatie.

Cependant, la migration de la population vers les zones suburbaines constitue une explication plus fondamentale de la décentralisation du commerce de détail. Le déménagement de ménages jeunes, relativement aisés et plus mobiles pour les périphéries a créé une demande nouvelle à laquelle répondait imparfaitement le commerce de détail local. Les chiffres qui

Een detailhandelszaak kan slechts economisch overleven 9

suivent confirment cette hypothèse en ce qui concerne la situation en Belgique.

wanneer er een voldoende grote markt is voor het aangeboden product. Men spreekt van de « drempelwaarde » als de minimumvraag die nodig is om een rendabele centrumfunctie te hebben. Die minimumvraag moet zich binnen een redelijke afstand van de detailhandelszaak bevinden. Men spreekt van de « reikwijdte » als de maximum afstand die een consument bereid is af te leggen om zich iets aan te schaffen. Het samenspel van drempelwaarde en reikwijdte zorgt ervoor dat er een hiërarchie ontstaat van kleine centra waar basisfuncties worden aangeboden en grotere centra waar men zich meer gespecialiseerde goederen kan aanschaffen waarvoor men bereid is een grotere afstand af te leggen.

La survie économique d’une entreprise de commerce de détail est conditionnée par la présence d’un marché assez grand pour le produit offert. La demande minimale nécessaire pour rentabiliser la fonction de centre est qualifiée de « valeur-seuil ». Cette demande minimale doit se situer à une distance raisonnable de l’entreprise de commerce de détail. La distance maximale qu’un consommateur est prêt à accomplir pour acquérir une marchandise est qualifiée de « portée du bien ». La conjugaison de la valeur-seuil et de la portée donne naissance à une hiérarchie de petits centres – où sont offertes les fonctions de base – et de plus grands centres – où l’on peut se procurer des marchandises plus spécialisées pour lesquelles on est prêt à parcourir une distance plus longue.

b. La répartition spatiale de la demande

b. De ruimtelijke verspreiding van de vraag

La répartition spatiale de la « demande » ou du « marché » est dès lors importante pour expliquer la répartition spatiale du commerce de détail et son évolution. Pour évaluer la demande, on se base en général sur le volume de la population. Plus une zone est habitée, plus grande est la demande de commerce de détail. La carte 1 montre la répartition de la population dans les communes belges en 2001 : les plus grandes concentrations de population s’observent encore et toujours dans les grandes villes. La valeur-seuil pour un grand nombre d’entreprises de commerce de détail y est vite atteinte. La carte de l’évolution démographique entre 1981 et 2001 montre qu’au cours de ces deux décennies, la croissance s’est produite surtout dans les périphéries et même dans les zones rurales. Nous le savons, au cours de cette période, les grands centres urbains enregistraient une évolution démographique négative. Les possibilités économiques des petits commerces se sont donc améliorées en périphérie et dans certaines régions rurales, tandis qu’elles ont diminué dans les centres urbains.

De ruimtelijke verspreiding van de « vraag » of de « markt » is dan ook belangrijk om het ruimtelijk patroon van de detailhandel en de verschuivingen te verklaren. Om de vraag in te schatten kijkt men meestal naar de grootte van de bevolking. Hoe meer mensen ergens wonen, hoe groter de vraag is naar detailhandel. Kaart 1 toont de spreiding van de bevolking over de Belgische gemeenten in 2001. Het is duidelijk dat de grootstedelijke gebieden nog steeds de grootste concentraties van de bevolking hebben. De drempelwaarde voor heel wat detailhandelszaken wordt er snel bereikt. De kaart met de evolutie van de bevolking tussen 1981 en 2001 toont dat de groei van de bevolking in die periode vooral in perifere en zelfs landelijke gebieden plaats vond. Zoals geweten kenden de grootstedelijke gebieden in die periode een negatieve bevolkingsevolutie. Dit betekent dat de economische draagkracht voor detailhandelszaken toenam in de perifere en sommige landelijke gebieden, terwijl de draagkracht afnam in de steden. De vraag naar consumptiegoederen is echter niet recht evenredig met het bevolkingsaantal op zich. Het gemiddelde inkomen waarover gezinnen beschikken varieert in België (kaart 2). Dit betekent dat het spreidingspatroon van het totaal beschikbaar

La demande de biens de consommation n’est cependant pas tout à fait proportionnelle au volume de population en tant que tel. Le revenu moyen dont disposent les ménages varie selon les 10

Population - Bevolking (2001)

2. densité - dichtheid (hab./ha - inw./ha ) 0.2 1.0 1.5 2.5 4.5 7.5 700 0

20

40 Km

1. effectif - aantal 1000000 500000 250000

0

20

40 Km

3. évolution - evolutie (2001/1981)

région urbaine - stadsgewest

limite communale - gemeentegrens

0.80 0.90 0.95 1.05 1.10 1.30 1.70

Source - Bron: INS - NIS (1981 & 2001)

UFSIA-RUCA & ULB-IGEAT (2002)

Carte 1 : répartition et évolution de la population (source: INS 1981-2001). Kaart 1: verspreiding en evolutie van de bevolking (bron: NIS 1981-2001).

communes (carte 2). De fait, la répartition du revenu disponible total par commune est susceptible de s’écarter de la répartition démographique. Ainsi, dans les communes accueillant des ménages en moyenne mieux nantis, le marché est plus grand que dans une commune avec le même nombre d’habitants mais où la moyenne des revenus par ménage est plus modeste.

inkomen per gemeente kan afwijken van de bevolkingsspreiding, in gemeenten met gemiddeld rijkere gezinnen is er dan immers een grotere markt dan in een gemeente met evenveel inwoners maar gemiddeld een lager inkomen per huishouden. De kaart geeft de ruimtelijke verdeling over de Belgische gemeenten van het totaal belastbaar netto-inkomen van 2000. Net als bij de bevolkingsspreiding zien we dat in de stedelijke gebieden de grootste hoeveelheden belastbaar netto-inkomen zijn geconcentreerd (grafiek 1). Maar ook hier stellen we in de periode 1980-2000 een verschuiving vast naar de perifere stedelijke en de landelijke gebieden. De noodzakelijke draagkracht voor de detailhandel verspreid zich weg van de centrale stedelijke gebieden waardoor de drempelwaarde van sommige zaken in de steden wordt uitgehold. In de gemeenten waar het totaal belastbare inkomen stijgt kan de drempelwaarde bereikt worden voor nieuwe detailhandelszaken.

La carte représente la répartition spatiale du revenu net imposable total de 2000 entre les communes. Comme pour la répartition démographique, nous observons que les revenus nets imposables sont concentrés dans les agglomérations (graphique 1). Mais ici aussi nous relevons pour la période 1980-2000 un déplacement vers les zones périphériques et rurales. Les moyens financiers nécessaires au commerce de détail se dispersent et s’éloignent des centres-villes si bien que la valeur-seuil de certains commerces dans les villes n’est plus atteinte. Dans les communes où le revenu imposable total augmente, la valeur-seuil peut être atteinte pour de nouveaux commerces de détail.

De grootstedelijke centra van Antwerpen, Brussel, Luik, Charleroi, Gent en ook Bergen verliezen bevolking. Alleen in de stadscentra van Hasselt-Genk, Leuven en Namen groeit de bevolking een beetje. Het totaal belastbaar netto-inkomen stijgt in de centra van alle stadsgewesten van regionale steden tussen 1980 en 2000. In de centra van de grootstedelijke stadsgewesten Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi daalt de koopkracht tussen 1980 en 1990. Deze herstelt zich tussen 1990 en 2000 alleen in Brussel en Antwerpen, de centra van Luik en Charleroi verliezen verder koopkracht. Het centrum van alleen het grootstedelijk stadsgewest Gent kent gedurende de hele periode 1980-2000 een toename van de lokale koopkracht.

Les grands centres urbains d’Anvers, de Bruxelles, de Liège, de Charleroi, de Gand et aussi de Mons perdent de la population. Seuls, les centres urbains de Hasselt-Genk, de Louvain et de Namur connaissent une, faible, progression de la population. De 1980 à 2000, le revenu net imposable total augmente dans tous les centres des régions urbaines de villes régionales. Dans les centres des régions des grandes villes de Bruxelles, Anvers, Liège et Charleroi, le pouvoir d’achat diminue entre 1980 et 1990. Il ne se rétablit entre 1990 et 2000 qu’à Bruxelles et Anvers tandis que le pouvoir d’achat des centres de Liège et de Charleroi continue à péricliter. Seul, le centre de la région de la grande ville de Gand connaît une hausse du pouvoir d’achat local durant toute la période 1980-2000.

In de periferie van de grootstedelijke gebieden stijgt de bevolking tussen 1980 en 2000, uitgezonderd in de rand van Bergen en Doornik. Vooral de Brusselse en Antwerpse periferieën kennen in absolute termen een grote bevolkingsgroei. Dit betekent een aanzienlijke toename van de vraag, daar bovenop komt het gemiddeld hoger inkomen van de bevolking in deze perifere gebieden. Dit resulteert uiteraard in een aanzienlijke toename van de economische draagkracht en de drempelwaarde voor heel wat detailhandelszaken wordt nu ter plaatse in de perifere gebieden bereikt. De lokale koopkracht in de periferie van alle

Les périphéries des régions urbaines enregistrent une augmentation de la population entre 1980 et 2000, excepté la périphérie de Mons et de Tournai. Les périphéries bruxelloise et anversoise surtout connaissent une forte croissance de population. D’où un accroissement considérable de la demande, à quoi s’ajoute le revenu moyen plus élevé de ces habitants. Il en résulte naturellement un accroissement considérable des possibilités économiques. Ainsi la valeur-seuil est-elle désormais 12

Revenus fiscaux - Belastbaar inkomen (2000)

2. revenu médian/décl. mediaan inkomen/decl. 13000 15000 17000 18500 20000 22000 25000

€

0

20

40 Km

1. revenu total - totaal inkomen (1.000.000 €) 10000 5000 2500

0

20

40 Km

3. revenu moyen par hab. gemiddeld inkomen per inw. (2000/1980, evol. Bel.=100)

région urbaine - stadsgewest

limite régionale - gewestgrens

0.60 0.90 0.975 1.025 1.10 1.20 1.60

Source - Bron: INS - NIS (1980 & 2000)

UFSIA-RUCA & ULB-IGEAT (2002)

Carte 2 : répartition et évolution du revenu imposable (source: INS 1980-2000). Kaart 2: verspreiding en evolutie van het belastbaar inkomen (bron: NIS 1980-2000).

20%

18% Bruxelles - Brussel 16%

royaume - rijk = 100%

14%

12%

10% Antwerpen 8%

Liège

6%

4%

Gent

Charleroi Mons

Brugge

Hasselt - Genk

2%

Leuven

Namur

Kortrijk

Mechelen

La Louvière

0% 0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

Oostende

Tournai

Verviers 14

St. Niklaas

15

16

17

18

rang population - bevolking

revenu - inkomen

Graphique 1 : population (2001) et revenu (2000) en % du total national des 17 régions urbaines belges classés selon la population (source: INS). Grafiek 1: bevolking (2001) en inkomen (2000) in % van het nationale totaal van de 17 Belgische stadsgewesten geklasseerd volgens de bevolking (bron: NIS).

revenu moyen par hab. - gemmideld inkomen per inw. (2000/1980; indice, index)

1,20

Leuven Hasselt - Genk

Mechelen Gent

Brugge Sint-Niklaas Kortrijk

1,00

Tournai Mons

Antwerpen

Namur

Oostende

La Louvière Charleroi Verviers Bruxelles - Brussel

Liège

0,80 0,80

1,00

1,20

population - bevolking (2001/1981)

Graphique 2 : évolution de la population (1981-2001) et du revenu moyen (1980-2000) par région urbaine (source: INS). Grafiek 2: ontwikkeling van de bevolking 1981-2001 en gemiddeld inkomen 1980-2000 per stadsgewest (bron: NIS).

atteinte pour un grand nombre de commerces de détail, dans les régions périphériques. Dans les périphéries de toutes les régions urbaines, le pouvoir d’achat local s’accroît entre 1980 et 2000. Ce constat est l’une des explications majeures de la décentralisation du commerce de détail.

stadsgewesten neemt tussen 1980 en 2000 toe. Deze vaststelling is één van de belangrijkste verklaringen voor de decentralisatie van de detailhandel. Grafiek 2 geeft samenvattend de bevolkingsevolutie en het gemiddelde belastbaar netto-inkomen per inwoner tussen 1980 en 2000 voor de Belgische stadsgewesten.

Le graphique 2 résume l’évolution de la population et du revenu net imposable moyen par habitant entre 1980 et 2000 pour les régions urbaines belges.

Concluderend moeten we benadrukken dat de voornaamste factor die de suburbanisatie van de detailhandel veroorzaakt, de verschuiving van de vraag naar de periferie is. Zolang dit niet wijzigt is het onwaarschijnlijk dat er een omkering in de vestigingstrend van detailhandel zal tot stand komen.

Soulignons, en conclusion, que le facteur principal de la suburbanisation du commerce de détail est le déplacement de la demande vers la périphérie. Tant que cette situation persiste, il est improbable que cette tendance de localisation du commerce de détail se renverse.

16

2. Les sources et l'estimation de l'emploi

2.

a. Deux sources informent annuellement sur les activités par commune

a. Twee bronnen brengen jaarlijks informatie over de activiteiten per gemeente

L'ONSS (Office national de la sécurité sociale) reprend les entreprises occupant des salariés. Cette source ne tient donc pas compte des commerces exploités par un indépendant seul ou aidé par des non-salariés (conjoint, autre parent, etc.). De plus, si le dirigeant n'est pas salarié, il n'est pas repris dans les emplois. L'unité statistique de base est l'établissement : si l'entreprise dispose de plusieurs sièges, chacun est considéré comme un établissement différent, sauf si plusieurs sièges sont localisés dans une même commune, auquel cas ils sont considérés comme un seul établissement. L'ONSS fournit deux informations différentes : le nombre d'établissements et le nombre d'emplois.

De RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) omvat de ondernemingen waar loontrekkenden tewerkgesteld zijn. Deze bron houdt dus geen rekening met de handelszaken die door een zelfstandige alleen of bijgestaan door niet-loontrekkenden (partner, ander familielid, enz.) worden geëxploiteerd. Bovendien is de bestuurder, als hij geen loontrekkende is, niet meegerekend bij het aantal arbeidsplaatsen. De statistische basiseenheid is de zaak, dat wil zeggen dat als een onderneming verschillende zetels heeft, elke zetel apart wordt gezien, behalve als verschillende zetels zich binnen één enkel gemeente bevinden ; in dat geval worden ze als één enkele zaak beschouwd. De RSZ geeft twee verschillende soorten informatie : het aantal zaak en het aantal arbeidsplaatsen.

La TVA enregistre toutes les entreprises, mais au siège social, ce qui élimine l'essentiel des commerces à succursales. En revanche, les commerces franchisés sont tenus par des indépendants et devraient donc être enregistrés correctement.

De bronnen tewerkstelling

en

de

schatting

van

de

De BTW daarentegen registreert alle ondernemingen, maar op de hoofdzetel, wat de meeste handelszaken met filialen uitschakelt. De franchisezaken worden dan weer door zelfstandigen geëxploiteerd en zouden dus correct moeten worden geregistreerd.

Une troisième source potentielle de données, l'INASTI (Institut national d'assurance pour travailleurs indépendants), doit être écartée : elle ne fournit aucun détail par type de commerce.

Een derde mogelijke gegevensbron, het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen), moet achterwege worden gelaten, want het levert geen gegevens per type van handelszaak.

b. L'emploi comme indicateur

b. De tewerkstelling als indicator

Vu les grandes différences de taille entre points de vente, l'emploi est un meilleur indicateur que le nombre de commerces. Il élimine aussi le problème des sièges multiples dans une même commune, rare, comme nous avons pu le vérifier pour 100 enseignes importantes (Grimmeau & Wayens, 2000). On ne pouvait cependant se satisfaire du seul emploi salarié. Le commerce étant un secteur qui compte encore un nombre important d'indépendants, le nombre d'entreprises est même sensiblement plus élevé que le nombre d'établissements employant des salariés. La base de

Gezien de grote verschillen in omvang tussen de verkooppunten, is de tewerkstelling een betere indicator dan het aantal handelszaken. Zo wordt ook het probleem van de verschillende zetels in eenzelfde gemeente uitgeschakeld, ook al hebben we dan kunnen vaststellen dat dit probleem zich, voor 100 grote winkelketens, slechts zelden voordoet (Grimmeau & Wayens, 2000). Toch konden we ons niet tevreden stellen met alleen arbeid in loondienst. Aangezien de handelssector nog een groot aantal zelfstandigen telt, ligt het aantal ondernemingen zelfs aanzienlijk hoger dan het aantal zaken dat 17

données DBRIS nous a permis de séparer, dans les données de la TVA, les entreprises selon qu’elles recourent ou non à de la maind'œuvre salariée. Nous avons attribué un actif et demi par entreprise non décrite par l'ONSS en imaginant qu’ en moyenne une sur deux bénéficie d'un aidant.

loontrekkenden tewerkstelt. Met de hulp van de DBRIS-databank konden we, binnen de BTW-gegevens, een onderscheid maken tussen de ondernemingen naargelang ze al dan niet een beroep doen op loontrekkende arbeidskrachten. Voor de ondernemingen die niet door de RSZ zijn beschreven, hebben we anderhalve actieve per onderneming toegekend, ervan uitgaande dat gemiddeld de helft van de ondernemingen een helper heeft.

Cette estimation a été confrontée avec les résultats du recensement de 1991 (Colard & coll., 1997). Selon le recensement, il y aurait un aidant pour trois indépendants dans le commerce de détail en 1991 mais cette valeur semble sous-estimée. Les indépendants et aidants représentaient alors 43% de l'emploi dans le commerce de détail – proportion que nous retrouvons dans notre estimation pour 1995 –, contre 38% en 2000. La salarisation étant croissante dans le secteur, ces valeurs sont acceptables.

Deze schatting werd vergeleken met de resultaten van de volkstelling van 1991 (Colard & coll., 1997). Volgens de volkstelling zou er in 1991 in de detailhandel één helper zijn per drie zelfstandigen, maar deze waarde lijkt te laag geschat. Anderzijds waren de zelfstandigen en helpers in 1991 goed voor 43% van de tewerkstelling in de detailhandel, een percentage dat we terugvinden in onze schatting van 1995, tegenover 38% in 2000. Aangezien de salariëring in de sector toeneemt, zijn deze waarden aanvaardbaar.

Ces valeurs sont cependant imparfaites, d'une part, parce que le travail à temps partiel est fréquent dans le secteur et, d'autre part, parce que ces valeurs comprennent les travailleurs des sièges sociaux et des entrepôts. Il était cependant impossible de résoudre ces difficultés dans le budget/temps imparti.

Deze waarden zijn niettemin onvolmaakt, enerzijds omdat er in deze sector ook veel deeltijds werk is en anderzijds omdat deze waarden de werknemers van de hoofdzetels en de opslagplaatsen meetelt. Toch is het onmogelijk om deze moeilijkheden op te lossen binnen de tijd aan de studie toegekend.

c. Une définition élargie du commerce de détail

c. Een ruimere omschrijving van de detailhandel

La géographie du commerce ne se limite pas au seul secteur du commerce de détail tel que défini par les codes NACE 50 et 52 et examiné en général par les économistes et les géographes économistes (par exemple Colard & Vandermotten, 1995 ; Colard & coll., 1997). Sur le terrain, le commerce sera identifié par sa forme (un lieu de vente, rendu visible par une vitrine ou au moins par une enseigne) et par sa localisation (la présence dans des alignements commerciaux, parmi d'autres commerces). Les statistiques permettent de se rapprocher de ce concept. On y trouve des activités classées dans le secteur horeca (les cafés, les restaurants, ... mais pas les hôtels), dans les transports (les agences de voyage), dans la location de biens (vidéos), dans les services personnels (coiffeurs, salons de beauté, salons lavoirs, pompes funèbres...). Le relevé de terrain conduit à prendre aussi en compte des comptoirs d'agences intérimaires ou de mutuelles, qui

De geografie van de handel beperkt zich niet tot de sector van de detailhandel zoals die wordt bepaald door de NACE-codes 50 en 52 en over het algemeen wordt bestudeerd door de economisten en economische geografen (bijvoorbeeld Colard & Vandermotten, 1995 ; Colard & coll., 1997). Op het veld wordt de handel fundamenteel geïdentificeerd door zijn vorm (een verkoopplaats, zichtbaar gemaakt door een etalage of ten minste een uithangbord) en door zijn lokalisatie (aanwezigheid in een commerciële groepering, tussen andere handelszaken). De statistieken stellen ons in staat om dat concept te benaderen. Hierin vinden we activiteiten geklasseerd binnen de horecasector (cafés, restaurants... maar geen hotels), de vervoersector (reisbureaus), de verhuur van goederen (video's), de persoonlijke diensten (kappers, schoonheidssalons, wasserijen, begrafenisondernemingen...). Het veldwerk zet ons ertoe aan om ook de zaak van de interim-kantoren 18

répondent en général aux deux critères. Néanmoins, ces deux types de services, comme les agences bancaires, ont été écartées ici vu l'impossibilité de séparer les agences tournées vers le public des sièges sociaux, qui concentrent une part importante de l'emploi.

of ziekenfondsen, die over het algemeen aan beide criteria voldoen, mee te rekenen. Toch werden deze twee typen van diensten, net zoals de zaak van banken, hier achterwege gelaten, omdat het onmogelijk was de op het publiek gerichte zetels te scheiden van de hoofdzetels, die hier een groot deel van de tewerkstelling concentreren.

Nous avons ensuite regroupé certains secteurs dont la distinction était illusoire ou inopportune, par exemple les quincailleries de plus et de moins de 400 m2 ou l'alimentation générale, les fruits et légumes et les supérettes. Nous avons aussi éliminé des catégories qui comptaient des effectifs trop faibles pour être d'un quelconque intérêt.

Daarna hebben wij sommige sectoren waarin het onderscheid denkbeeldig of niet van toepassing was, gegroepeerd ; dit is bijvoorbeeld het geval voor de ijzerwarenwinkels van minder en van meer dan 400 m2 of algemene voeding, groente en fruit en superetten. We hebben ook enkele categorieën uitgesloten die te weinig personeel telden om van enig belang te zijn.

Les données ONSS concernant les supermarchés, hypermarchés et grands magasins ne semblent pas fiables, sans doute parce que les personnes qui remplissent les formulaires confondent ces notions (en néerlandais par exemple, on parle de « grote winkels » pour les hypermarchés). Pour résoudre le problème, nous avons utilisé les données des Classes moyennes pour les grandes surfaces alimentaires et celles de l'Inno pour les grands magasins, puisque c’est la seule entreprise de ce type en Belgique.

Anderzijds lijken de gegevens van de RSZ aangaande de supermarkten, hypermarkten en grote warenhuizen niet betrouwbaar, waarschijnlijk doordat de mensen die de formulieren invullen, deze begrippen door elkaar halen (in het Nederlands worden de hypermarkten ook wel « grote winkels » genoemd). Om dit probleem op te lossen hebben we de gegevens van de Middenstand gebruikt voor de super- en hypermarkten en die van de Inno voor de warenhuizen, aangezien dit in België de enige onderneming van dat type is.

Nous avons considéré les données relatives à deux années : 2000 – la dernière disponible au moment du travail –, et 1995 – la première fiable après la réforme des codes NACE. Les données plus anciennes ne sont pas comparables par type de commerce (jusqu’en 1993) ou sont peu sûres (1994, première année après la réforme).

We hebben twee situaties in beschouwing genomen : 2000, het recentste jaar dat op het ogenblik van het werk beschikbaar was, en 1995, het eerste betrouwbare jaar na de hervorming van de NACEcodes. De oudere gegevens kunnen niet per type van handelszaak worden geleverd of zijn slechts weinig betrouwbaar (eerste jaar na de hervorming).

19

3. Importance et évolution du commerce de détail

3. Omvang en ontwikkeling van de detailhandel

a. Présentation des régions urbaines

a. Voorstelling van de stadsgewesten

La carte 3 montre, pour l'ensemble des communes, l'emploi dans le commerce de détail en 2000 tel que nous l'avons estimé et son évolution depuis 1995 sous forme d'indice. La carte distingue aussi en grisé les communes qui font partie des 17 régions urbaines et qui feront donc l'objet d'analyses plus approfondies par la suite. Les effectifs par commune, bien plus que les indices d'évolution, dépendent du découpage administratif. Par exemple, la commune d'Anvers est très grande (elle couvre 204 km2 ; c’est la troisième commune de Belgique) et contient l'essentiel de la ville dense alors que la commune de Bruxelles ne couvre que 33 km2, soit 20% du territoire de la Région de Bruxelles-Capitale et 2% de la région urbaine. La commune de Liège ne couvre de même qu'une partie de la ville dense alors que d'autres communes débordent largement celle-ci, englobant tout ou partie de la périphérie ; c'est le cas de Tournai (la plus grande commune de Belgique avec 215 km2), Namur (176 km2), Gand (158 km2), Mons (145 km2), etc. Le canevas communal est donc peu approprié pour étudier la concurrence entre les centres-villes et les périphéries. En revanche, cette carte permet d'introduire les régions urbaines, à l'intérieur desquelles s'inscrit contractuellement notre mission, et d'examiner leur pertinence.

Kaart 3 toont voor elk van de gemeenten de tewerkstelling in de detailhandel in 2000 zoals wij die hebben geschat, en de evolutie ervan sinds 1995, in de vorm van een index. In het grijs zijn die gemeenten aangeduid die deel uitmaken van de 17 stadsgewesten en dus verderop grondiger worden geanalyseerd. Het effectief per gemeente, meer nog dan de evolutie-index, hangt uiteraard af van de administratieve indeling. De gemeente Antwerpen bijvoorbeeld is zeer groot (204 km2 ; derde gemeente van België) en omvat het grootste deel van de dichtbebouwde stad, terwijl de gemeente Brussel een oppervlakte heeft van 33 km2, met andere woorden slechts 20% van het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en nauwelijks 2% van het stadsgewest. De gemeente Luik dekt ook slechts een gedeelte van de dichtbebouwde stad, terwijl andere gemeenten deze ruimschoots overschrijden en de stadsrand geheel of gedeeltelijk insluiten ; dat is het geval voor Doornik (de grootste gemeente van België ; 215 km2), Namen (176 km2), Gent (158 km2), Bergen (145 km2), enz. De gemeentelijke indeling is dus slechts in beperkte mate geschikt om de concurrentie tussen de stadscentra en de stadsranden te bestuderen. Met deze kaart kunnen we wel de stadsgewesten invoeren, waarbinnen onze opdracht zich volgens contract situeert, en de relevantie ervan onderzoeken.

Les régions urbaines belges ont été définies par H. Van der Haegen et ses collaborateurs déjà à partir des données du recensement de 1970 (Van der Haegen & Pattyn, 1979), adaptées au nouveau canevas communal1 pour les données de 1981 (Leemans & coll., 1990) et remises à jour d'après celles de 1991 (Van der Haegen, Van Hecke & Juchtmans, 1996 ; MérenneSchoumaker, Van der Haegen & Juchtmans, 1998). Dans la première étude, les régions urbaines étaient au nombre de 15 ; en 1981, Saint-Nicolas et Tournai se sont ajoutées, menant aux 17 régions urbaines actuelles. Les autres villes régionales n'ont pas été retenues parce qu'elles n'atteignent pas le seuil de 80 000 habitants pour la région urbaine2. Celle-ci est définie en plusieurs temps. D'abord l'agglomération est délimitée essentiellement par la

De Belgische stadsgewesten werden door H. Van der Haegen en zijn medewerkers gedefinieerd op basis van de gegevens van de volkstelling van 1970 (Van der Haegen & Pattyn, 1979) en werden aan het nieuwe gemeentelijke netwerk aangepast1 voor de gegevens van 1981 (Leemans & coll., 1990) en bijgewerkt in overeenstemming met die van 1991 (Van der Haegen, Van Hecke & Juchtmans, 1996 ; Mérenne-Schoumaker, Van der Haegen & Juchtmans, 1998). In de eerste studie waren er 15 stadsgewesten ; in 1981 kwamen daar Sint-Niklaas en Doornik bij, zodat het huidige aantal op 17 stadsgewesten kwam. De andere regionale steden werden niet weerhouden, aangezien ze de drempel van 80 000 inwoners voor het stadsgewest2 niet haalden. Het stadsgewest 20

Importance et évolution de l'emploi Tewerkstellingsbelang en evolutie

Emploi 2000 Tewerkstelling 2000 60000 25000 5000

Emploi (2000/1995) Tewerkstelling (2000/1995) 0.55 0.85 0.95 1.05 1.15 2.01 0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest 0

2 Km

Source - Bron: ONSS-RSZ; TVA-BTW; INS-NIS (1995 - 2000)

Carte 3: importance et évolution de l'emploi dans le commerce de détail (source: ONSS, TVA, 1995-2000). Kaart 3: omvang en evolutie van de tewerkstelling in de detailhandel (bron: RSZ, BTW, 1995-2000).

ULB- IGEAT - 2002

continuité du bâti (agglomération morphologique) ; elle est adaptée au découpage communal (agglomération opérationnelle) en retenant toute commune dont au moins 50% de la population réside dans l'agglomération sensu stricto. Ensuite, la banlieue est définie par un ensemble de critères intégrant l'évolution de la population, la part de la surface bâtie et son évolution, les migrations résidentielles, les migrations alternantes de main- d'œuvre et scolaires, et les revenus.

werd in verschillende stappen gedefinieerd. Ten eerste : de agglomeratie, die hoofdzakelijk door de continuïteit van de bebouwde kom wordt begrensd (morfologische agglomeratie) ; deze is aangepast aan de gemeentelijke indeling (operationele agglomeratie), waarbij elke gemeente waarvan minstens 50% van de bevolking in de agglomeratie sensu stricto verblijf houdt. Vervolgens : de banlieue, die wordt gedefinieerd door een geheel van criteria, zoals de ontwikkeling van de bevolking, het aandeel van de bebouwde oppervlakte en de evolutie daarvan, de residentiële migraties, het forensenverkeer van arbeidskrachten, het schoolverkeer en de inkomens.

Par ailleurs, la carte met en évidence des villes régionales ou petites (selon Van Hecke, 1998) qui, si elles ne peuvent prétendre cristalliser une région urbaine, jouent néanmoins un rôle important en matière de commerce de détail. Quatre villes régionales sans région urbaine dépassent les 2 000 emplois dans le commerce de détail : Alost, qui compte plus d'actifs que Courtrai et presque autant que Mons ; Roulers, qui s'inscrit entre La Louvière et Genk, comme les petites villes de Mouscron et Knokke ; Turnhout, qui se place entre Asse et Waterloo, comme les petites villes de SaintTrond, Lierre et Ninove ; Termonde, qui compte presque autant d'actifs que Wijnegem, commune de la banlieue d'Anvers connue pour abriter le plus grand shopping center du pays. La dernière ville régionale sans région urbaine, Arlon, compte moins de 1 500 actifs dans le commerce de détail. Par contre, plusieurs petites villes hors région urbaine dépassent les 2 000 actifs ; outre les entités déjà citées, mentionnons encore Heist-op-den-Berg, qui devance Herstal.

Kaart 3 brengt overigens duidelijk de regionale of kleine steden naar voren (volgens Van Hecke, 1998) die, ook al kunnen ze dan geen aanspraak maken op de titel stadsgewest, toch een belangrijke rol spelen op het vlak van de detailhandel. Vier regionale steden buiten de stadsgewesten overschrijden de 2 000 arbeidsplaatsen in de detailhandel : Aalst, dat meer actieven telt dan Kortrijk en bijna evenveel actieven heeft als Bergen ; Roeselare, dat een plaats inneemt tussen La Louvière en Genk, zoals de kleine steden Moeskroen en Knokke ; Turnhout, dat zich tussen Asse en Waterloo situeert, zoals de kleine steden SintTruiden, Lier en Ninove ; Dendermonde, dat bijna evenveel actieven telt als Wijnegem, een banlieuegemeente van Antwerpen die bekend is omdat zich hier het grootste shoppingcentrum van het land bevindt. De laatste regionale stad zonder stadsgewest, Aarlen, telt minder dan 1 500 actieven in de detailhandel. Verschillende kleine steden buiten het stadsgewest daarentegen overschrijden de 2 000 actieven ; behalve de reeds genoemde, moeten we Heist-opden-Berg, dat Herstal voorafgaat, nog vermelden.

Si l'on peut regretter l'absence d'une série de villes importantes sur le plan commercial et, le cas échéant, des différences entre l'extension des régions urbaines et les zones de chalandise commerciale, elles n'en constituent pas moins un cadre adéquat pour l'étude du commerce de détail dans les grandes villes. Nos observations ne font que le souligner, les régions urbaines n’ont pas été définies du seul point de vue du commerce de détail. En tant que telles, elles constituent un découpage commode dans la mesure où il est utilisé par plusieurs études et qu'il en facilite la comparaison. Les régions urbaines telles qu'elles sont définies regroupent 27% du territoire national, 56% de la population et 60% des actifs du commerce de détail.

Ondanks de afwezigheid van een aantal op commercieel vlak belangrijke steden en het feit dat er misschien verschillen zijn tussen de uitbreiding van de stadsgewesten en de commerciële verzorgingsgebieden, vormen deze stadsgewesten toch een geschikt kader voor de studie van de detailhandel in de grote steden. Onze vaststellingen onderstrepen alleen dat de stadsgewesten algemener werden bepaald dan louter vanuit het standpunt van de detailhandel. Als dusdanig vormen zij uiteraard een praktische indeling voor zover deze laatste door verschillende studies wordt gebruikt en de onderlinge vergelijking ervan

Dans les régions urbaines, nous avons préféré définir le centre de 22

Carte de repérage Overzichtskaart

# Y

# Y Turnhout Turnhout

# Y # Y

# Y

Oostende Y #

# Y

Antwerpen # Y

# Y

Mechelen # Y

# Y

# Y

# Y

Bruxelles Brussel # Y

# Y # Y

# Y

# Y

# Y

Genk # Hasselt Y Hasselt # Y

# Y

# Y

Aalst Aalst # Y

# Y

# Y

# Y

# Y # Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

Kortrijk # Y

# Y

# Y

# Y

Gent # Y

Roeselare # #Y Y # Y

St. St. Niklaas # Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

Brugge # Y

Leuven # Y

# Y

# Y # Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y # Y

# Y

# Y

Tournai Tournai # Y

# Y

Liege # Y

# Y # Y

# Y

# Y

# Y # Y

# Y

Verviers # Y

# Y

# Y

La Louviere Mons Mons # Y # Y Charleroi # Y # Y

# Y

Namur # Y

# Y

# Y

# Y # Y

# Y # Y

commune centrale - hoofdgemeente

# Y # Y

périphérie - stadsrand

limite communale - gemeentegrens limite régionale - gewestgrens

Y # # Y

# Y

# Y

# Y

# Y

# Y

0

grande ville ou ville régionale - grote stad of régionale stad

10

20 Km

petite ville - kleine stad

Arlon # Y # Y

Source - Bron: Van der Haegen & al. (1998), Van Hecke (1998)

Adaptation - Bewerking: ULB-IGEAT (2002)

Carte 4 : carte de repérage des régions urbaines belges (source: Van der Haegen & al, 1998, adapté). Kaart 4: overzichtskaart van de Belgische stadsgewesten (bron: Van der Haegen & al., 1998, aangepast).

façon plus restrictive que l'agglomération selon l'équipe de Van der Haegen. En effet, celle-ci comprend des communes où, certes, l'essentiel des parcelles sont bâties, mais souvent sur le modèle de la maison à quatre façades, entourée d'un jardin, ce qui correspond davantage au paysage de la banlieue. Après examen soigneux de la question, prenant en compte entre autres la carte de l'urbanisation fonctionnelle (Mérenne-Schoumaker & coll., 1998, p. 167) et celle de la proportion de logements constitués soit d'appartements ou de maisons jointives, soit de maisons séparées (voir les cartes d'agglomération), nous avons retenu en définitive les communes centrales des régions urbaines, telles qu'elles figurent sur la carte d'urbanisation fonctionnelle, c'est-à-dire une commune par région sauf à Bruxelles où les 19 communes correspondent assez bien à la ville dense, et à Hasselt-Genk, où ces deux communes sont considérées.

vergemakkelijkt. De gedefinieerde stadsgewesten groeperen 27% van het nationale grondgebied, 56% van de bevolking en 60% van de actieven in de detailhandel. Binnen de stadsgewesten hebben wij er de voorkeur aan gegeven om het centrum restrictiever te definiëren dan de agglomeratie zoals die door het team van Van der Haegen werd bepaald. De agglomeratie omvat immers gemeenten waar weliswaar de meeste percelen bebouwd zijn, maar vaak volgens het model van de viergevelwoning, omringd door een tuin, wat eerder overeenstemt met het landschap van de banlieue. Na een zorgvuldig onderzoek van de kwestie en meer bepaald rekening houdende met de kaart van de functionele urbanisatie (Mérenne-Schoumaker & coll., 1998, p. 167) en die van het percentage van huisvestingen bestaande hetzij uit appartementen of rijwoningen, hetzij uit losstaande woningen (zie de agglomeratiekaarten), hebben we uiteindelijk de hoofdgemeenten van de stadsgewesten weerhouden, zoals ze op de kaart van de functionele urbanisatie staan. Dat komt neer op één gemeente per gewest, behalve Brussel, waar de 19 gemeenten wel degelijk met de compacte stad overeenstemmen, en Hasselt-Genk, waar beide gemeenten in beschouwing werden genomen.

(1 ) suite aux fusions de communes de 1977. (2) c'est-à-dire l'agglomération et la banlieue, sans la zone résidentielle des migrants alternants.

(1) ten gevolge van de fusies van gemeenten in 1977. (2) dat wil zeggen: de agglomeratie en de banlieue, zonder het forensenwoongebied.

24

b. Importance du commerce de détail

b. Omvang van de detailhandel

Le commerce de détail national (517 000 actifs, dont 311 000 dans les 17 régions urbaines) est dominé par la région de Bruxelles, qui concentre plus de 100 000 emplois, soit plus du double de la région d'Anvers (49 000). Celle-ci dépasse Liège (31 000) de plus de la moitié, qui elle-même devance Gand et Charleroi, régions urbaines de même niveau (20 000), suivies d’assez loin par Hasselt-Genk (13 000). Par la suite, l'écart se réduit encore. Viennent alors cinq régions urbaines qui s'enchaînent, de 10 000 à 7 600, sans décrochement majeur : Mons, Bruges, Courtrai, Louvain et Namur. Celle-ci dépasse de façon plus sensible une nouvelle série de six villes cette fois, qui concentrent de 5 500 à 4 200 emplois : La Louvière, Ostende, Saint-Nicolas, Malines, Tournai et Verviers (graphique 3).

De nationale detailhandel (517 000 actieven, waarvan 311 000 in de 17 stadsgewesten) wordt duidelijk gedomineerd door het Brusselse gewest, waar meer dan 100 000 arbeidsplaatsen verenigd zijn, met andere woorden meer dan het dubbele van het Antwerpse gewest (49 000). Dit laatste overtreft Luik (31 000) met meer dan de helft, dat op zijn beurt Gent en Charleroi, stadsgewesten van hetzelfde niveau (20 000), voorafgaat. Deze laatste twee steken uit boven Hasselt-Genk (13 000) bijna met de helft en het verschil neemt daarna nog af. Daarop volgen dan vijf stadsgewesten die op elkaar aansluiten, 10 000 à 7 600, zonder aanzienlijke verschillen : Bergen, Brugge, Kortrijk, Leuven en Namen. Deze reeks overtreft dan weer duidelijk een nieuwe reeks, van zes steden deze keer, waar 5 500 à 4 200 arbeidsplaatsen worden geteld : La Louvière, Oostende, Sint-Niklaas, Mechelen, Doornik en Verviers (grafiek 3).

c. Evolution du commerce de détail

c. Ontwikkeling van de detailhandel

Entre 1995 et 2000, l'emploi dans le commerce de détail est en croissance légère mais davantage hors des 17 régions urbaines que dans celles-ci (+1,8% contre +0,4%). La carte montre d'abord un net contraste entre la Flandre et la Wallonie : les régions urbaines flamandes connaissent en général une croissance de l'emploi dans le commerce de détail, au contraire de leurs homologues wallonnes. En Flandre, si les régions urbaines de Hasselt-Genk, Bruges, Courtrai, Louvain et Saint-Nicolas sont en croissance, Anvers et Gand sont stationnaires ; seules Ostende et Malines sont en recul. En Wallonie, seule Namur est en croissance, Liège et Tournai sont stables ; Charleroi, Mons, La Louvière et Verviers décroissent. Bruxelles est stable (graphique 4 et tableau 1). En dehors des régions urbaines, notons l'évolution favorable en général de la Campine, soutenue par une population en croissance.

Tussen 1995 en 2000 stijgt de tewerkstelling in de detailhandel lichtjes, maar meer buiten de 17 stadsgewesten dan erbinnen (+1,8% tegenover +0,4%). De kaart toont eerst en vooral een duidelijk contrast tussen Vlaanderen en Wallonië : de Vlaamse stadsgewesten kennen over het algemeen een groei van de tewerkstelling in de detailhandel, in tegenstelling tot de Waalse steden. In Vlaanderen breiden de stadsgewesten Hasselt-Genk, Brugge, Kortrijk, Leuven en Sint-Niklaas uit ; Antwerpen en Gent daarentegen zijn stationair en alleen Oostende en Mechelen gaan achteruit. In Wallonië groeit alleen Namen ; Luik en Doornik zijn stabiel ; in Charleroi, Bergen, La Louvière en Verviers daarentegen daalt de tewerkstelling in de detailhandel. Brussel is stabiel (grafiek 4 en tabel 1). Buiten de stadsgewesten stellen we de doorgaans gunstige evolutie vast van de Kempen, dankzij een toenemende bevolking.

L'évolution est aussi en général plus négative dans les communes centrales et plus positive dans les périphéries, une tendance déjà observée entre 1981 et 1991 (Colard & coll.,1997). Le graphique montre,que, si quatre régions urbaines (flamandes) croissent à la fois dans les communes centrales et périphériques (Hasselt-Genk,

We kunnen eveneens vaststellen dat de ontwikkeling over het algemeen negatiever is in de hoofdgemeenten en positiever in de stadsrand, een tendens die reeds tussen 1981 en 1991 waarneembaar was (Colard & coll.,1997). Uit de grafiek blijkt dat, 25

110000 Bruxelles - Brussel

100000 90000

Emploi - Tewerkstelling

80000 70000 60000 50000

Antwerpen

40000 Liège

30000

Gent

20000

Charleroi Hasselt - Genk Brugge

10000

Mons

Leuven

La Louvière Sint-Niklaas Tournai Namur Oostende Mechelen Verviers

Kortrijk

0 0

5

10

15

Région urbaine - Stadsgewest

Graphique 3 : emploi (2000) dans le commerce de détail dans les 17 régions urbaines belges (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 3: tewerkstelling (2000) in de detailhandel in de 17 Belgische stadsgewesten (bron: RSZ, BTW, NIS).

Bruges, Louvain et Saint-Nicolas) et trois (dont deux wallonnes) décroissent dans les deux cas (Mons, La Louvière, Malines). 9 décroissent dans les communes centrales tout en croissant en périphérie contre une seule (Tournai) où c'est l'inverse. Encore cette dernière observation est-elle contestable puisque Tournai est la plus grande commune de Belgique ; nous le verrons, elle contient à la fois le commerce urbain et périphérique alors que les trois communes de sa périphérie (sud) ne comptent aucun équipement commercial majeur. Sur les 9 régions urbaines qui décroissent dans les communes centrales mais connaissent l'évolution inverse en périphérie, deux ont un bilan positif : le développement périphérique fait plus que compenser la diminution centrale (à Courtrai et à Namur), quatre connaissent un statu quo (Bruxelles, Anvers, Liège et Gand, soit les quatre principales régions urbaines) et trois sont en régression (Charleroi, Ostende et Verviers).

enerzijds, vier (Vlaamse) stadsgewesten zowel in de hoofdgemeente als in de stadsrand groeien (Hasselt-Genk, Brugge, Leuven en Sint-Niklaas) en drie (waarvan twee Waalse) in beide gebieden achteruitgaan (Bergen, La Louvière en Mechelen) ; anderzijds zijn er 9 stadsgewesten die in de hoofdgemeenten achteruitgaan, maar in de stadsrand toenemen ; in één enkel stadsgewest (Doornik) is het omgekeerde het geval. Toch is deze laatste vaststelling aanvechtbaar, aangezien Doornik de grootste gemeente van België is ; zoals we verder zullen zien, bevat deze gemeente zowel stedelijke als perifere handel, terwijl de drie gemeenten aan de (zuidelijke) stadsrand geen enkele grote handelszaak tellen. Bij de 9 stadsgewesten die in de hoofdgemeenten achteruitgaan, maar in de stadsrand een omgekeerde evolutie kennen, hebben twee een positieve balans, dat wil zeggen dat de ontwikkeling van de stadsrand meer dan de achteruitgang in de hoofdgemeente compenseert (Kortrijk en Namen) ; vier zijn in status-quo (Brussel, Antwerpen, Luik en Gent, met andere woorden de vier belangrijkste stadsgewesten) en drie gaan achteruit (Charleroi, Oostende en Verviers).

La plus forte croissance communale absolue de l'emploi dans le commerce de détail concerne la commune de Wijnegem, dont le shopping center a connu une extension considérable en milieu de période ; l'emploi augmente de plus de 800 personnes dans cette commune, soit 60% de l'emploi initial. La seconde croissance communale se rencontre à Hal, dans la région urbaine de Bruxelles, (600 emplois en plus, + 18%) sans doute à cause de l'enseigne Colruyt, qui y a son siège social et son siège de distribution principal. Citons encore les croissances de Nazareth (au sud de Gand), de Hasselt, de Zaventem, d'Ans (au nord-ouest de Liège), de Heist-op-den-Berg (hors régions urbaines, entre Anvers et Hasselt) et de Bruges. Mis à part Hasselt et de Bruges, toutes ces communes sont périphériques.

De sterkste absolute groei per gemeente van de tewerkstelling in de detailhandel betreft de gemeente Wijnegem, waar het shoppingcentrum midden in de periode een beduidende uitbreiding heeft gekend ; de tewerkstelling neemt in deze gemeente met meer dan 800 personen toe, hetzij 60% van de oorspronkelijke tewerkstelling. De tweede sterkste groei op gemeentelijk vlak situeert zich in Halle, in het stadsgewest Brussel, (+600 arbeidsplaatsen, +18%) waarschijnlijk dankzij de winkelketen Colruyt, die hier zijn hoofdzetel en zijn belangrijkste verdeelcentrum heeft. Verder vermelden we nog de groei van Nazareth (ten zuiden van Gent), Hasselt, Zaventem, Ans (ten noordwesten van Luik), Heist-op-den-Berg (buiten de stadsgewesten, tussen Antwerpen en Hasselt) en Brugge. Behalve Hasselt en Brugge zijn al deze gemeenten perifere gemeenten.

Les plus fortes décroissances touchent les communes centrales des grandes villes. Ainsi Liège perd plus de 1 000 emplois, Anvers plus de 800 (l'équivalent de ce que gagne Wijnegem), Charleroi et Ostende plus de 700, Gand plus de 600, Ixelles et Schaerbeek environ 550, Bruxelles plus de 400 ; la petite ville de Nivelles perd 400 emplois. La perte relative est plus sévère pour Liège que pour Anvers, qui est une plus grande commune ; par rapport à l'emploi de 1995, ces pertes représentent respectivement 8 et 3%.

De sterkste achteruitgang constateren we in de hoofdgemeenten van de grote steden. Luik verliest meer dan 1 000 arbeidsplaatsen, Antwerpen meer dan 800 (het equivalent van wat Wijnegem wint), Charleroi en Oostende meer dan 700, Gent meer dan 600, Elsene en Schaarbeek ongeveer 550, Brussel meer dan 400 ; de kleine stad Nijvel verliest 400 arbeidsplaatsen. Het verlies in Luik is 27

1,15 Gent

Namur

Sint Niklaas Kortrijk

Bruxelles- Brussel

Emploi - Tewerkstelling (2000/1995)

Antwerpen

Oostende Liège

périphérie - stadsrand

Brugge Leuven

Verviers

Hasselt-Genk Charleroi

1,00

évolution de la région urbaine stadsgewest evolutie

Mechelen Mons

négative - negatief

La Louvière

neutre - neutraal Tournai

positive - positief 0,85 0,85

1,00

1,15

communes centrales - hoofdgemeenten

Graphique 4 : évolution 1995-2000 de l'emploi dans le commerce de détail dans les communes centrales et la périphérie des régions urbaines belges (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 4: evolutie 1995-2000 van de tewerkstelling in de detailhandel in de hoofdgemeenten en in de stadsrand van de Belgische stadsgewesten (bron: RSZ, BTW, NIS).

verhoudingsgewijs groter dan dat in Antwerpen, dat een grotere gemeente is ; ten opzichte van de tewerkstelling in 1995 bedragen deze verliezen respectievelijk 8 en 3%.

29

4. Les facteurs de l'évolution de l'emploi dans le commerce de détail

4. Factoren voor de ontwikkeling van de tewerkstelling in de detailhandel

Les analyses qui suivent constituent une première approche, à partir des données communales. Elles seront enrichies par la suite de commentaires à propos des équipements commerciaux majeurs. Les conclusions permettront de faire la synthèse des deux approches.

Onderstaande analyses vormen een eerste benadering, uitgaande van de gegevens op gemeentelijk niveau. Deze worden daarna aangevuld met commentaar aangaande de belangrijkste commerciële uitrustingen. Aan de hand van de conclusies kan van de twee benaderingen een synthese worden gemaakt.

a. Population et revenus

a. Bevolking en inkomen

Les graphiques 5 et 6 présentent l'évolution de la population et du revenu moyen par habitant, sur le modèle et pendant la même période (1995-2000) que le graphique 4. Les évolutions de population sont positives ou stationnaires dans toutes les régions urbaines, en croissance dans toutes les périphéries comme aussi dans la majorité des communes centrales. En ce qui concerne les revenus moyens par habitant, les indices sont rapportés à l'évolution nationale pour corriger inflation et modification des règles d'impositions. Les dégradations relatives constituent cependant l'évolution la plus fréquente (9 cas), les progressions claires étant rares (on en relève 3 cas, les seuls à avoir aussi des évolutions nettement positives dans les communes centrales : Hasselt-Genk, Louvain et Gand). Les dégradations dans la périphérie sont assez fréquentes, elles touchent surtout la Wallonie mais aussi Bruges. La comparaison du tableau 1 avec la carte 2, relative à la même évolution mais à plus long terme, entre 1980 et 2000, montre que les revenus moyens par habitant ont en général une évolution plus négative au cours des années récentes que sur l'ensemble de cette période plus longue.

De volgende twee grafieken stellen de ontwikkeling van de bevolking en van het gemiddelde inkomen per inwoner voor, naar het model van en gedurende dezelfde periode (1995-2000) als de vorige grafiek. Men stelt vast dat de bevolkingsontwikkeling in alle stadsgewesten positief of stationair is en in alle stadsranden en de meeste hoofdgemeenten stijgt. Wat het gemiddelde inkomen per inwoner betreft, werden de indices teruggebracht op het niveau van de nationale ontwikkeling, om de inflatie en de wijziging van de belastingsregels te corrigeren. Relatieve verslechtering is echter de meest voorkomende ontwikkeling (9 gevallen) en duidelijke vooruitgang was bijzonder zeldzaam (3 gevallen, de enige die ook in de hoofdgemeenten een duidelijk positieve ontwikkeling kenden : Hasselt-Genk, Leuven en Gent) ; verslechtering in de stadsrand is relatief frequent en raakt vooral Wallonië, maar ook Brugge. Als we deze tabel vergelijken met kaart 2, met betrekking tot dezelfde ontwikkeling maar op langere termijn, tussen 1980 en 2000, dan zien we dat het gemiddelde inkomen per inwoner over het algemeen een negatievere ontwikkeling kende in de laatste jaren, dan over het geheel van deze langere periode.

Le calcul des corrélations au niveau des régions urbaines entre, d’une part, l'évolution de l'emploi dans le commerce de détail et, d'autre part, les évolutions de la population, du revenu moyen par habitant et du revenu total (cette dernière cumulant l'effet des deux précédentes), montre des corrélations toutes positives (respectivement + 0,36, + 0,41 et + 0,61) mais dont seule la dernière est significative, vu le nombre limité d'observations (17). On peut cependant en conclure que l'évolution du pouvoir d'achat global, combinant évolution de la population et évolution du revenu

De berekening op het niveau van de stadsgewesten van de correlaties tussen, enerzijds, de ontwikkeling van de tewerkstelling in de detailhandel en, anderzijds, de ontwikkeling van de bevolking, van het gemiddelde inkomen per inwoner en van het totale inkomen, waarbij het laatstgenoemde de eerste twee combineert, laat uitsluitend positieve correlaties zien (respectievelijk +0,36, +0,41 en +0,61), maar waarvan alleen de laatste significant, om dat het aantal observaties zeer beperkt is (17). We kunnen er niettemin uit afleiden dat de ontwikkeling van de algemene koopkracht, die de 30

région urbaine stadsgewest

emploi tewerkstelling 2000/1995

Antwerpen Brugge Bruxelles - Brussel Charleroi Gent Hasselt-Genk Kortrijk La Louvière Leuven Liège Mechelen Mons Namur Oostende Sint Niklaas Tournai Verviers

1,01 1,06 1,01 0,97 1,01 1,04 1,03 0,94 1,06 1,00 0,96 0,93 1,03 0,89 1,04 1,02 0,96

revenu moyen par hab. gemmideld inkomen per inw.

population - bevolking 2000/1995 1,01 1,04 1,02 1,01 1,01 1,04 1,00 1,01 1,03 1,02 1,01 1,01 1,04 1,02 1,01 1,04 1,04

2001/1981 1,01 1,03 1,03 0,95 1,00 1,10 1,01 1,00 1,12 0,98 1,02 0,96 1,07 1,03 1,03 0,98 1,02

2000/1995 0,99 0,98 0,98 0,96 1,02 1,03 1,00 0,96 1,02 0,96 1,00 0,99 0,96 0,97 1,01 0,95 0,91

2000/1980 0,98 1,06 0,88 0,91 1,07 1,10 1,04 0,93 1,12 0,89 1,10 0,99 0,99 0,97 1,06 0,99 0,90

revenu total -totaal inkomen 2000/1995 0,99 1,01 0,99 0,96 1,02 1,06 0,99 0,96 1,04 0,96 1,00 0,99 0,99 0,97 1,01 0,98 0,94

2000/1980 0,95 1,05 0,87 0,83 1,02 1,16 1,01 1,21 0,83 0,90 1,07 0,91 1,01 0,96 1,05 0,93 0,88

Tableau 1 : évolution de l'emploi dans le commerce de détail, de la population et du revenu moyen par habitant par région urbaine (source: ONSS, TVA, INS). Tabel 1: evolutie van de tewerkstelling in de detailhandel, van de bevolking en van het gemiddeld inkomen per inwoner per stadsgewest (bron: RSZ, BTW, NIS).

1,15 Brugge

Namur

Verviers

Population - Bevolking (2000/1995)

Oostende

périphérie - stadsrand

Hasselt - Genk Leuven Liège Charleroi Bruxelles - Brussel Mechelen Antwerpen Gent Tournai Sint-Niklaas Mons La Louvière

Kortriijk 1,00

évolution de la région urbaine stadsgewest evolutie

neutre - neutraal

positive - positief

0,85 0,85

1,00

1,15

communes centrales - hoofdgemeenten

Graphique 5 : évolution 1995-2000 de la population dans les communes centrales et la périphérie des 17 régions urbaines belges (source: INS). Grafiek 5: evolutie 1995-2000 van de bevolking in de hoofdgemeenten en in de stadsrand van de 17 Belgische stadsgewesten (bron: NIS).

1,15

périphérie - stadsrand

Revenu moyen par hab. Gemiddeld inkomen per inw. (2000/1995, indice-index) Hasselt - Genk St Niklaas Leuven

Mechelen

Kortrijk

1,00 La Louvière

Gent

Oostende Bruxelles - Brussel Mons Antwerpen Charleroi Liège Namur Tournai

évolution de la région urbaine stadsgewest evolutie negative - negatief

Brugge

neutre -neutraal Verviers

positive - positief 0,85 0,85

1,00

1,15

communes centrales - hoofdgemeenten

Graphique 6 : évolution 1995-2000 du revenu moyen par habitant dans les communes centrales et la périphérie des 17 régions urbaines belges (source: INS). Grafiek 6: evolutie 1995-2000 van het gemiddeld inkomen per inwoner in de hoofdgemeenten en in de stadsrand van de 17 Belgische stadsgewesten (bron: NIS).

moyen par habitant, est un facteur de l'évolution de l'emploi dans le commerce de détail.

bevolkingsontwikkeling en de ontwikkeling van het gemiddeld inkomen per inwoner combineert, een factor is voor de ontwikkeling van de tewerkstelling in de detailhandel.

b. Structures

b. Structuren

Pour examiner l'influence des structures commerciales sur l'évolution de l'emploi dans le commerce de détail, nous avons procédé à une analyse shift-and-share (Hoover & Giarratani, 1985), dite aussi « structure et résidu » en français (Sanders & DurandDastès, 1985) même si l'appellation anglo-saxonne est plus connue. L'idée est de calculer pour chaque commune l'emploi qui aurait été observé en 2000 si chaque type de commerce y avait évolué depuis 1995 de la même façon qu'au niveau national. Le rapport entre cet effectif théorique et l'effectif observé en 1995 nous indique l'évolution locale attendue suite à la structure existant en 1995. Il est exprimé en général sous forme d'indice, par rapport à l'évolution nationale moyenne, et appelé composante structurelle. Quant au- rapport entre l'emploi réellement observé en 2000 et l'effectif attendu, il nous informe sur la spécificité de l'évolution locale, au delà de l'effet de structure; cet indice est appelé composante spatiale. L'emploi local en 2000 est donc égal à l'emploi correspondant en 1995, multiplié par l'indice d'évolution national, par l'indice structurel et par l'indice spatial. En d'autres termes, l'indice d'évolution local de l'emploi entre 1995 et 2000 vaut le produit de l'indice d'évolution national par l'indice structurel et par l'indice spatial.

Om de invloed van de commerciële structuren op de ontwikkeling van de tewerkstelling in de detailhandel te bestuderen, zijn we overgegaan tot een shift-and-share-analyse (Hoover & Giarratani, 1985), in het Frans ook « structure et résidu » genoemd (Sanders & Durand-Dastès, 1985) maar vooral de Angelsaksische benaming wordt gebruikt. De idee bestaat erin om voor elke gemeente de tewerkstelling te berekenen die in 2000 zou worden vastgesteld als elk type van handelszaak er sinds 1995 op dezelfde manier was ontwikkeld als op het nationale niveau. De verhouding tussen dit theoretische aantal en het in 1995 vastgestelde aantal toont ons de lokale ontwikkeling die wordt verwacht in navolging van de structuur die in 1995 bestond. Deze verhouding wordt meestal in de vorm van een index uitgedrukt ten opzichte van de gemiddelde nationale ontwikkeling en wordt de structurele component genoemd. Anderzijds geeft de verhouding tussen de werkelijk geobserveerde tewerkstelling van 2000 en het verwachte aantal arbeidsplaatsen ons informatie over het specifieke karakter van de lokale ontwikkeling en gaat deze verder dan het structuureffect ; deze index wordt ruimtelijke component genoemd. De lokale tewerkstelling in 2000 is dus gelijk aan de overeenstemmende tewerkstelling in 1995, vermenigvuldigd met de index van de nationale ontwikkeling, met de structurele index en met de ruimtelijke index. Met andere woorden, de lokale ontwikkelingsindex van de tewerkstelling tussen 1995 en 2000 is even groot als het product van de nationale ontwikkelingsindex met de structurele index en de ruimtelijke index.

Le résultat est fonction du découpage en catégories. On pourrait penser que l'idéal est de nuancer au maximum mais tout raffinement supplémentaire transfère de l'information de la composante structurelle vers la composante spatiale ; à la limite, toute catégorie susceptible d'évoluer différemment serait séparée mais le résultat ne signifierait plus rien. Les 70 types de commerces utilisés ici, issus de NACE-BEL, constituent un découpage neutre et adéquat.

Het resultaat is uiteraard functie van de indeling in categorieën. Men zou kunnen denken dat het ideaal zou zijn om zoveel mogelijk te nuanceren, maar elke bijkomende verfijning draagt informatie over van de structurele component naar de ruimtelijke component ; desnoods zou elke categorie die anders zou kunnen evolueren, kunnen worden afgescheiden, maar het resultaat zou geen betekenis meer hebben. De 70 typen van handelszaken waarvan hier sprake is en die van NACE-BEL afkomstig zijn, vormen een

Le graphique 7 présente en abscisse l'évolution de l'emploi entre 1995 et 2000 par type de commerce (l'ordonnée sera commentée plus loin). Il permet d’identifier les catégories dont l'évolution a été plutôt négative ou plutôt positive et qui sont donc relativement 34

0,6 puériculture-kindverzorging surgelé-diepvries

indice de relocalisation - herlokalisatie index

0,5

dancing

0,4 entr. corps-lichtaamsverzorging

dép. blanchisserie-wasserijen depot tabac-tabak collection-verzameling

0,3

0,2

vidéoclub-videoklub

jouets-speelgoed wasserette blanchisserievêt. enfant-kinderen kl. wasserette en wasserijen m. coudre-naaimachine droguerie-drogisterij rép. bijoux-rep. sieraden cycles-fietsen access. mode-kl. accessoires armes-wapens vêt. homme-heren kl. art. médicaux-medische art. maroquinerie-lederwaren lingerie-onderkled. poisson-vis rép. cuir-rep. leer pièces auto-onderdelen auto souvenirs crémerie-zuivel sport-sport animaux-dieren rép. électrique-rep. elektro p. funèbres-begrafenis moto équip. foyer-wooninginrichting carburant-motorbrandstoffen parfumerie-reukwerk revêt. mur sol-wand. vloerkleding voyage-reisburo combustibles-brandstoffen boisson-dranken brocante-tweedehandsgoed. pain-brood meuble-meubel antiquité-antiek auto quincaillerie-ijzerwaren electro. hifi-electro. hifi vêt. dame-vrouwen kl. alim. générale-alg. voeding

0,1

tissus-stoffen

informatique-computer

déclin-achteruitgang

opt. photo-opt. foto chaussure-schoenen horl. bijou-horl.-sieraden fleurs-bloemen beauté-schoonheid librairie-boekhandel vêt. général-alg. kleding restaurant-restaurant viande-vlees fast food réparation auto-reparatie auto supermarché-supermarkt pharmacie-apotheek café

inertie turbulence-turbulentie

coiffure-kapsalon

dynamisme-dynamiek

0,0 0,6

0,7

0,8

0,9

1,0

1,1

1,2

1,3

1,4

1,5

1,6

1,7

1,8

évolution de l'emploi - tewerkstelling evolutie (2000/1995)

Graphique 7 : évolution 1995-2000 de l'emploi total national par type de commerce (nomenclature NACE, adaptée) et degré de turbulence (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 7: evolutie 1995-2000 van de nationale totale tewerkstelling per type van handel (NACE-nomenclatuur, aangepast) en turbulentiegraad (bron: RSZ, BTW, NIS).

surreprésentées, respectivement dans les communes à composante structurelle inférieure ou supérieure à 1. Les catégories les plus en déclin sont : les dépôts de blanchisserie, les magasins de tissus, les drogueries, l'alimentation générale, les machines à coudre, les crémeries, les poissonneries, les réparations d'articles en cuir, les maroquineries, les cafés, etc. Les catégories les plus en croissance sont : l'entretien du corps (solariums hors salons de beauté), l'informatique, les surgelés, les videoclubs, l'équipement du foyer, les vélos, les articles médicaux, les agences de voyage, les vêtements d'enfants, etc.

neutrale en adequate indeling. Grafiek 7 geeft in abscis de ontwikkeling van de tewerkstelling tussen 1995 en 2000 weer, per type van handelszaak (de ordinaat wordt verderop besproken). Aan de hand van deze grafiek kunnen we zien welke de categorieën zijn waarvan de ontwikkeling eerder negatief of eerder positief was en die dus relatief oververtegenwoordigd zijn respectievelijk in de gemeenten met een structurele component van minder of meer dan 1. De categorieën die het meest met achteruitgang te kampen hebben, zijn : wasserijendepots, stoffenwinkels, drogisterijen, algemene voeding, naaimachines, zuivelhandels, viswinkels, herstellingen van lederen artikelen, lederwaren, cafés, enz. De categorieën die het meest zijn gegroeid, zijn : lichaamsverzorging (solariums buiten de schoonheidssalons), computer, diepvriesproducten, woninginrichting, fietsen, medische artikelen, reisbureaus, kinderkleding, enz.

La carte de la composante structurelle montre que les structures sont défavorables en général hors des zones urbaines : l'on y trouve les structures commerciales qui se sont le moins adaptées, qui ont le moins évolué. On peut donc attendre encore une concentration du commerce de détail. Les communes centrales affichent en revanche des situations très contrastées. Si l'on tient compte à la fois des indices et des volumes auxquels ils s'appliquent, Bruxelles, Liège, La Louvière, Charleroi, Anvers et Namur surtout bénéficient de structures positives. Des communes périphériques des régions urbaines se démarquent aussi, dans le même sens, comme Châtelet près de Charleroi, Boussu près de Mons, Boechout et Edegem à Anvers, Hal, Asse et Wavre près de Bruxelles. Enfin, il faut citer hors régions urbaines Messancy, au sud d'Arlon, et Mol, dans le Limbourg. On remarquera le rôle important joué dans cette liste par les Cora dotés de galerie commerciale (Messancy, Rocourt à Liège, Châtelet, La Louvière, Boussu). Aucune commune ne se distingue par des structures très défavorables ; autrement dit, les indices très faibles s'appliquent toujours à de petits effectifs, ce qui confirme notre première observation.

De kaart van de structurele component toont aan dat de structuren buiten de stadsgewesten doorgaans ongunstig zijn : daar vindt men de commerciële structuren die zich het minst hebben aangepast, die het minst zijn geëvolueerd. Men kan dus nog een concentratie van de detailhandel verwachten. De hoofdgemeenten daarentegen vertonen zeer uiteenlopende situaties. Als men tegelijkertijd rekening houdt met de indices en de volumes waarop die van toepassing zijn, kennen vooral Brussel, Luik, La Louvière, Charleroi, Antwerpen en Namen positieve structuren. Perifere gemeenten van een stadsgewest tekenen zich in die zin ook duidelijk af, zoals Châtelet bij Charleroi, Boussu bij Bergen, Boechout en Edegem bij Antwerpen, Halle, Asse en Waver bij Brussel. Tot slot moeten we nog Messancy, in het zuiden van Aarlen, en Mol, in Limburg, vermelden als gemeenten buiten de stadsgewesten. We vestigen hierbij de aandacht op de belangrijke rol die de Cora-winkels met verkoopsgalerij in deze lijst spelen (Messancy, Rocourt te Luik, Châtelet, La Louvière, Boussu). Anderzijds is er geen enkele gemeente met zeer ongunstige structuren ; anders gezegd, de zeer lage indices zijn steeds van toepassing op kleine aantallen, wat onze eerste vaststelling bevestigt.

En ce qui concerne les évolutions corrigées des effets de structure initiale, que mesure la composante spatiale, les communes centrales de région urbaine connaissent des évolutions négatives. Les six évolutions les plus négatives touchent les communes centrales de cinq régions urbaines wallonnes, soit toutes celles de Mons à Verviers à l'exception de Namur, plus Ostende. Les cinq évolutions positives concernent quatre villes flamandes (Hasselt, Bruges, Saint-Nicolas, Louvain) et une wallonne (Tournai) ; encore la meilleure de ces croissances n'est-elle que de 8%. Les plus

Wat de ontwikkelingen gecorrigeerd van de oorspronkelijke structuureffecten betreft, die door de ruimtelijke component worden 36

Shift-and-share Composante structurelle - Structurele component

Emploi 2000 Tewerkstelling 2000 60000 25000 5000

Composante structurelle Structurele component 0.81 0.97 0.99 1.01 1.02 1.55

0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest 0

2 Km

Source - Bron: ONSS-RSZ; TVA-BTW; INS-NIS (1995 - 2000)

Carte 5 : shift and share, composante structurelle (source: ONSS, TVA, 1995-2000, calculs IGEAT). Kaart 5: shift and share, structurele component (bron: RSZ, BTW, 1995-2000, berekening IGEAT).

ULB- IGEAT - 2002

fortes croissances relatives sont le fait de communes périphériques de régions urbaines et de communes extérieures à ces régions. Mais elles peuvent aussi être importantes en nombre d'emplois ; citons Wijnegem, Nazareth, Hal, Zaventem, Ans, Leeuw-SaintPierre, Machelen, Waterloo, etc. dans le premier groupe et Heistop-den-Berg, Lokeren, Lommel, Alost, etc. dans le second.

gemeten, spreekt het voor zich dat de hoofdgemeenten van de stadsgewesten met een negatieve evolutie te maken hebben. De zes meest negatieve ontwikkelingen treffen de hoofdgemeenten van vijf Waalse stadsgewesten, met name al die van Bergen tot Verviers, met uitzondering van Namen, plus Oostende. De vijf meest positieve ontwikkelingen nemen we waar in vier Vlaamse steden (Hasselt, Brugge, Sint-Niklaas en Leuven) en één Waalse stad (Doornik) ; toch bedraagt het beste groeicijfer slechts 8%. De hoogste relatieve groeicijfers stellen we vast in de perifere gemeenten van de stadsgewesten en de gemeenten die buiten deze gewesten liggen. Wel kunnen zij op het gebied van het aantal arbeidsplaatsen even omvangrijk zijn ; we citeren Wijnegem, Nazareth, Halle, Zaventem, Ans, Sint-Pieters-Leeuw, Machelen, Waterloo, enz. in de eerste groep en Heist-op-den-Berg, Lokeren, Lommel, Aalst, enz. in de tweede.

38

Shift-and-share Composante spatiale - Ruimtelijke component

Emploi 2000 Tewerkstelling 2000 60000 25000 5000

Composante spatiale Ruimtelijke component 0.51 0.93 0.98 1.03 1.09 2.03

0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest 0

2 Km

Source - Bron: ONSS-RSZ; TVA-BTW; INS-NIS (1995 -2000)

Carte 6 : shift and share, composante spatiale (source: ONSS, TVA, 1995-2000, calculs IGEAT). Kaart 6: shift and share, ruimtelijke component (bron: RSZ, BTW, 1995-2000, berekening IGEAT).

ULB- IGEAT - 2002

5. Spécificités urbaines et périphériques

5. Specifiek karakter van stad en stadsrand

Dans les deux analyses qui suivent, nous comparons l'ensemble des communes centrales à l'ensemble des communes périphériques. L'impact de l'arbitraire du découpage administratif sur la définition des espaces centraux ou périphériques, évoqué précédemment, s'en trouve ainsi réduit.

In de volgende twee analyses vergelijken we het geheel van de hoofdgemeenten met het geheel van de perifere gemeenten. Zo wordt de eerder vermelde impact van de willekeurige administratieve indeling op de omschrijving van de ruimten van hoofd- en perifere gemeenten beperkt.

a. Evolutions

a. Ontwikkelingen

Les évolutions observées jusqu'ici distinguaient souvent les communes centrales des périphéries. Il était alors intéressant d'examiner aussi l'évolution des taux d'équipement (par rapport à la population) de ces deux ensembles en séparant les types de commerces globalement en croissance ou en décroissance. Mais comme le fait remarquer Bondue (1993), les types de commerces dont l'effectif total n'évolue guère peuvent néanmoins se relocaliser. Il construit donc un graphique qui répartit les types de commerces selon leur taux de fermeture et d'ouverture et les classe en quatre groupes : les dynamiques (beaucoup plus d'ouvertures que de fermetures), ceux en déclin (l'inverse) et, parmi ceux où ouvertures et fermetures s'équilibrent, les turbulents (où ces deux taux sont élevés) et les inertes (où ces deux taux sont bas). L'idée est que les turbulents sont plus susceptibles de se relocaliser que les inertes. Dans notre étude sur la région de Bruxelles (van Haare Heijmeijer & Grimmeau, 2000), nous nous étions déjà inspirés de cet article, recréant le graphique à partir des données de la TVA, les seules à distinguer les ouvertures et les fermetures. Cette solution avait le défaut de privilégier le petit commerce sans salariés. Dans la présente étude nous avons revu la méthodologie, en combinant l'évolution de l'emploi et un indice de relocalisation, basés tous les deux sur l'ONSS et la TVA. L’indice de relocalisation mesure la part des emplois de chaque type de commerce qu’il faudrait changer de commune pour rendre identiques les localisations en 1995 et 2000. Le graphique 7 permet de définir les quatre mêmes catégories.

De ontwikkelingen die we tot nu toe hebben waargenomen, onderscheiden vaak de hoofdgemeenten van de stadsrand. Het was dan ook interessant om eveneens de ontwikkeling van de uitrustingsgraden (ten opzichte van de bevolking) van deze twee gehelen te vergelijken door de handelszaken die doorgaans groeien, te onderscheiden van diegene die doorgaans achteruitgaan. Maar, zoals Bondue doet opmerken (1993), kunnen die typen van handelszaken waarvan het aantal nauwelijks verandert, toch worden gedelokaliseerd. Hij maakt dus een grafiek op waarop de typen van handelszaken worden geplaatst in functie van hun sluitings- en openingsgraad, en hij klasseert ze in vier groepen : de dynamische (veel meer openingen dan sluitingen), diegene achteruit gaan (het omgekeerde), en diegene bij wie openingen en sluitingen elkaar in evenwicht houden, opgesplitst in de turbulente (waar beide cijfers hoog liggen) en de inerte (waar deze twee cijfers laag liggen). De idee is dat de turbulente zich gemakkelijker herlokaliseren dan de inerte. In onze studie over het Brusselse Gewest (van Haare Heijmeijer & Grimmeau, 2000) hadden we ons door deze methode al laten inspireren en de grafiek opgesteld op basis van de BTW-gegevens, de enige bron die openingen en sluitingen van elkaar onderscheiden. Het nadeel van deze oplossing was uiteraard dat de kleine handelszaken zonder loontrekkenden oververtegenwoordigd waren. In onderhavige studie hebben we de methodologie aangepast door de ontwikkeling van de tewerkstelling te combineren met een herlokalisatiegraad, beide op basis van de RSZ én de BTW. Deze laatste graad geeft het aandeel van de tewerkstelling die verplaatst moet worden om de lokalisaties in 1995 en in 2000 gelijk te maken (grafiek 7).

Des exemples de types de commerces en déclin ou dynamiques ont déjà été donnés plus haut. Parmi les turbulents, citons les dancings, les wasserettes et blanchisseries, les accessoires de mode, les vêtements hommes, etc. Parmi les inertes, relevons la

Eerder in dit artikel werden al voorbeelden aangehaald van typen 40

0,025

com m unes centrales hoofdgem eenten

déclin-achteruitgang

dynamisme-dynamiek

inertie

0,015

turbulence-turbulentie

déclin-achteruitgang 0,010

périphérie-stadsrand

em ploi/hab. - tew ekstelling/inw .

0,020

0,005

dynamisme-dynamiek

inertie

turbulence-turbulentie 0,000 1995

2000

année - jaar

Graphique 8 : évolution 1995-2000 de l'emploi total par type d'espace (ville & périphérie) selon le positionnement de l'activité en terme de dynamique et turbulence (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 8: evolutie 1995-2000 van de totale tewerkstelling per type van ruimte (stad & stadsrand) volgens de positionering van de activiteit op het vlak van de dynamiek en de turbulentie (bron: RSZ, BTW, NIS).

coiffure, la pharmacie, les réparations auto, les boucheries, les restaurants, etc.

van handelszaken in achteruitgang en van typen van dynamische handelszaken. Bij de turbulente citeren we de discotheken, wasserijen, kledingaccessoires, herenkleding. Bij de inerte vermelden we de kapsalons, apothekers, autoherstellingen, slagerijen, restauranten. De typen van handelszaken in achteruitgang of van dynamische handelszaken worden ook onderscheiden door de herlokalisatiegraad. Zo vermindert de tewerkstelling in de cafés, de stoffenwinkels en de algemene voedingswinkels zonder dat hun lokalisaties erg veranderen : het personeel of het aantal winkels vermindert een beetje overal ofwel veranderen de lokalisaties alleen binnen de gemeente. De lokalisatie van de rookartikelenwinkels, van de collectiewinkels en van de drogisterijen daarentegen, evolueert omdat ze verdwijnen van de plaatsen waar ze te weinig cliënteel aantrekken. De wasserijen en de naaimachinewinkels overleven vooral waar er weinig vraag is naar winkelpanden. Bij de dynamische handelszaken veranderen de fast foods, de supermarkten en de schoonheidsinstituten weinig van plaats terwijl de diepvrieswinkels, de videoclubs, de speelgoedwinkels en de kinderenkledingwinkels nieuwe lokalisaties aan het bouwen zijn.

Selon le graphique 8 des taux d'équipement des communes centrales ou périphériques par rapport à la population, les taux d'équipement des communes centres restent, pour les quatre catégories, sensiblement supérieurs à ceux de la périphérie en dépit de certaines convergences. La catégorie la plus importante est l'inerte qui, contrairement à ce qui était attendu, présente des évolutions sensibles, et différentes : les communes centrales affichent un net déclin alors qu'on note une légère augmentation en périphérie. La deuxième catégorie est la dynamique, qui augmente parallèlement dans les deux espaces; pas de réel rattrapage ici. La troisième catégorie, celle du déclin, diminue plus en ville qu'en périphérie. Enfin, la catégorie turbulente évolue peu : légère décroissance en ville et légère croissance en périphérie; si relocalisation il y a, ce n'est pas systématiquement entre communes centrales et périphériques. En ville, la catégorie en déclin devançait considérablement la turbulente en 1995 mais c'est l'inverse en 2000.

Grafiek 8 van de uitrustingsgraden van de hoofd- of perifere gemeenten ten opzichte van de bevolking toont voor de vier categorieën aan dat de uitrustingsgraden van de hoofdgemeenten aanzienlijk hoger blijven dan die van de stadsrand, ondanks het feit dat er toch een aantal convergenties zijn. De omvangrijkste categorie is de inerte, die in tegenstelling tot wat men verwachtte, gevoelige en uiteenlopende ontwikkelingen vertoont. De hoofdgemeenten zijn duidelijk in achteruitgang terwijl er in de stadsrand een lichte stijging waarneembaar is. De tweede categorie is de dynamische, die in de twee ruimten gelijktijdig groter wordt ; hier is geen sprake van een werkelijke compensatie. De derde categorie, degene die in achteruitgang is, verkleint meer in de stad dan in de stadsrand. De turbulente categorie tot slot evolueert slechts in geringe mate : lichte daling in de stad en lichte groei in de stadsrand. Als er al herlokalisering is, dan gebeurt dat niet systematisch tussen hoofdgemeente en stadsrand. In de stad had de categorie in achteruitgang in 1995 een duidelijke voorsprong op de turbulente, maar in 2000 is het omgekeerde het geval.

42

b. Spécialisations

b. Specialisaties

Nous avons calculé pour chaque type de commerce un taux d'équipement par rapport à la population dans les espaces centraux d'une part, périphériques de l'autre, et nous l’avons exprimé par rapport au taux d'équipement national correspondant. Les indices ainsi obtenus ont l'avantage de permettre la comparaison de types de commerces d'importance très diverse.

We hebben voor elk type van handelszaak een uitrustingsgraad berekend in verhouding tot de bevolking, enerzijds in de hoofdgebieden, anderzijds in de stadsrand, en we hebben deze graden uitgedrukt in verhouding tot de overeenstemmende nationale uitrustingsgraad. De zo verkregen indices hebben het voordeel dat we typen van handelszaken van zeer uiteenlopende omvang met elkaar kunnen vergelijken.

Par ailleurs, ces indices peuvent aussi s'interpréter comme le rapport de la population desservie par ces commerces à la population locale, sur la base du taux d'équipement national. Un indice supérieur à 1 indiquerait donc que l'équipement commercial local est surdimensionné par rapport à la population locale et, en conséquence, qu'il dessert aussi une population extérieure plus ou moins importante. De même, un indice inférieur à 1 indiquerait en principe un équipement local insuffisant pour desservir la population, qui se trouve donc dépendante d'équipements extérieurs. On le sait, certains types de commerces sont concentrés en ville ; pour ceux-là, on devrait donc avoir des indices supérieurs à 1 en ville et inférieurs en périphérie. D'autres types de commerces, nécessitant de grandes surfaces ou peu compatibles par les dangers qu'ils présentent avec une forte densité de population, seront plus développés en périphérie où les indices seront donc supérieurs à 1 et moins en ville, où la population sera dépendante de la périphérie pour ces commerces. C'est pour identifier systématiquement ces types que nous avons calculé ces indices.

Deze indices kunnen overigens ook worden geïnterpreteerd als de verhouding van de bevolking die van deze handelszaken gebruik maakt, tot de lokale bevolking, op basis van de nationale uitrustingsgraad. Een index van meer dan 1 zou er dus op wijzen dat de lokale commerciële uitrusting ten opzichte van de lokale bevolking overgedimensioneerd is en bijgevolg ook openstaat voor een in meer of mindere mate omvangrijke externe bevolking. Omgekeerd zou een index van minder dan 1 in principe duiden op een ontoereikende lokale uitrusting om de bevolking te dienen, waardoor deze dus van externe uitrustingen afhankelijk zou zijn. Het is algemeen bekend dat sommige typen van handelszaken in de stad geconcentreerd zijn ; voor die handelszaken zouden we dus een index moeten hebben van meer dan 1 in de stad en van minder dan 1 in de stadsrand. Andere typen van handelszaken, waarvoor grote oppervlakten nodig zijn of die niet compatibel zijn met een grote bevolkingsdichtheid omwille van de gevaren die ze met zich meebrengen, worden ontwikkeld in de stadsrand, waar de indices dus hoger liggen dan 1 ; in de stad liggen ze lager dan 1 en de bevolking is er dus voor deze handelszaken afhankelijk van de stadsrand. Het is om deze typen systematisch te identificeren dat we deze indices berekend hebben.

Les taux d'équipement par activité font l'objet du graphique 9. Les commerces les plus urbains se situent à droite en bas du graphique : grands magasins, agences de voyage, vêtements dames et hommes. Au contraire, les commerces en haut à gauche sont plus caractéristiques des périphéries : surgelés, animaux, réparations électriques, entretien du corps (solariums). On le voit, la périphérie ne doit pas être interprétée seulement comme le champ des parcs commerciaux : elle contient aussi de petites villes et des noyaux villageois hypertrophiés pour desservir la population des banlieues ; les types de commerces modernes sont donc bien représentés. D'autres types de commerces sont caractéristiques des régions

De uitrustingsgraden per activiteit worden in grafiek 9 geïllustreerd. De meest stedelijke handelszaken bevinden zich rechts onderaan in de grafiek : grootwarenhuizen, reisbureaus, dames- en herenkleding. De handelszaken links bovenaan daarentegen zijn eerder kenmerkend voor de stadsrand : diepvriesproducten, dieren, elektrische herstellingen, lichaamsverzorging (solariums). We zien dat de stadsrand niet louter moet worden gezien als een domein voor grootschalige winkelcomplexen : er zijn ook kleine steden en 43

urbaines et donc surreprésentés à la fois dans leurs communes centrales et périphériques ; on les retrouve en haut à droite sur le graphique : hypermarchés, articles médicaux, sport, revêtements de sols et murs, pièces pour auto, quincailleries (brico-centers). Les types de commerces en bas à gauche sont sous-représentés à la fois dans les communes centrales et périphériques des régions urbaines ; ils sont surtout importants hors régions urbaines : motos, vélos, alimentation générale, combustibles, dancings. Enfin, les types de commerces près du centre, au croisement des lignes horizontale et verticale de valeur 1, sont très liés à la population : instituts de beauté, pompes funèbres, boucheries, coiffeurs, supermarchés.

goed uitgeruste dorpskernen om de bevolking van de banlieue te bedienen ; de hedendaagse typen van handelszaken zijn dus goed vertegenwoordigd. Andere typen van handelszaken zijn kenmerkend voor de stadsgewesten en dus zowel in de hoofdgemeenten als in de perifere gemeenten oververtegenwoordigd ; deze staan in de rechter bovenhoek van de grafiek : hypermarkten, medische artikelen, sport, wand- en muurbekleding, auto-onderdelen, ijzerwaren (doe-het-zelfzaken). De typen van handelszaken links onderaan zijn zowel in de hoofdgemeenten als in de perifere gemeenten van de stadsgewesten ondervertegenwoordigd ; deze komen vooral voor buiten de stadsgewesten : motorrijwielen, fietsen, algemene voeding, brandstoffen, dancings. De handelszaken die in het midden van de grafiek, op de kruising van de horizontale en verticale lijn voor waarde 1 staan, zijn zeer nauw met de bevolking verbonden : schoonheidsinstituten, begrafenisondernemingen, slagerijen, kappers, supermarkten.

Nous avons défini deux groupes de commerces, caractéristiques des communes centrales ou périphériques des régions urbaines. Pour définir le premier, nous avons retenu les types de commerce ayant un indice au moins égal à 1,1 pour les communes centrales et n'excédant pas 0,9 pour les communes périphériques. Le second a été défini plus largement comme devant dépasser l'indice 1,1 en périphérie, quel que soit l'indice urbain. Tous les types de commerces ne sont donc pas considérés : c’est le cas des commerces sous-représentés dans les deux espaces ou surreprésentés en ville et proches de l'équilibre en périphérie. Nous avons cartographié les indices d'équipement de ces deux groupes de commerces.

We hebben twee groepen van handelszaken bepaald die respectievelijk kenmerkend zijn voor de hoofdgemeenten en voor de perifere gemeenten van de stadsgewesten. Om de hoofdgemeenten te definiëren hebben we die typen van handelszaken weerhouden die een index hebben van minstens 1,1 voor de hoofdgemeenten en niet meer dan 0,9 voor de perifere gemeenten. De perifere groep werd ruimer gedefinieerd en moet in de stadsrand de index van 1,1 overschrijden, welke ook de stadsindex is. Daardoor komen niet alle typen van handelszaken in aanmerking, met name degene die in de twee ruimten ondervertegenwoordigd zijn en degene die in de stad oververtegenwoordigd zijn en in de stadsrand het evenwicht benaderen. We hebben de uitrustingsindices van deze twee groepen van handelszaken in kaart gebracht.

La carte des commerces urbains met bien en évidence les communes centrales des régions urbaines. La majorité de celles-ci apparaissent en rouge, signe d'une forte attractivité, dont Bruxelles, les neuf villes flamandes et Liège. Encore une fois, un contraste se marque entre la Flandre et la Wallonie. Tournai et Namur sont attractives mais plus faiblement. A La Louvière et Verviers, l'équipement commercial est en équilibre par rapport à la population mais Mons et Charleroi sont sous-équipées. Comme les communes périphériques des régions urbaines de Mons, la Louvière et Charleroi apparaissent dépendantes, il y a là un sous-équipement manifeste. Rappelons-le, l'indice ne vaut comme mesure de qualité de desserte de la population que par rapport au taux d'équipement national. L'explication la plus vraisemblable est que ces agglomérations sont sous-équipées pour des raisons de faiblesse du pouvoir d'achat. Les espaces à hauts revenus auraient ainsi de

De kaart van de stedelijke handelszaken toont duidelijk de hoofdgemeenten van de stadsgewesten. De meeste hiervan staan in het rood, teken van een grote aantrekkelijkheid ; hiertoe behoren Brussel, de negen Vlaamse steden en Luik. Ook hier tekent zich duidelijk een contrast af tussen Vlaanderen en Wallonië. Doornik en Namen zijn aantrekkelijk maar in mindere mate. In La Louvière en Verviers is de commerciële uitrusting in evenwicht ten opzichte van de bevolking, maar Bergen en Charleroi hebben een tekort aan 44

2,0

Commerce spécifiquement périphérique - Specifiek randstedelijke handel hypermarché - hypermarkt

périphérie - stadsrand

art . médicaux - medische art.

surgelé - diepvries

rép. électrique - rep. elektro quincaillerie - ijzerwaren entr. corps - lichtaamsverzorging pièces auto - onderdelen auto revêt. mur sol - wand. vloerkleding sport - sport

meuble - meubel animaux - dieren jouets - speelgoed crèmerie - zuivel collection - verzameling rép. bijoux - rep. sieraden electro. hifi - electro. hifi dép. blanchisserie - wasserijen depot réparation auto - reparatie auto vidéoclub - videoklub carburant - motorbrandstoffen pharmacie - apotheek beauté - schoonheid vêt. enfant - kinderen kl. rép. cuir - rep. leerauto supermarché - supermarkt p. funèbres - begrafenis librairie - boekhandel pain - brood parfumerie - reukwerk viande - vlees fleurs - bloemen fast food coiffure - kapsalon informatique - computer vêt. général - alg. kleding boisson - dranken équip. foyer - wooninrichting brocante - tweedehandsgoed. armes - wapens dancing maroquinerie - lederwaren opt. photo - opt. foto combustibles - brandstoffen tabac - tabak cycles - fietsen souvenirs restaurant - restaurant droguerie - drogisterij lingerie - onderkled. acces. mode - kl. accessoires poisson - vis alim. générale - alg. voeding horl. bijou - horl. sieraden tissus - stoffen antiquité - antiek café chaussures - schoenen moto wasserette blanchisserie - wasserette en wasserijen

1,0

voyage - reisburo vêt. dame - vrouwen kl. vêt. homme - heren kl.

m. coudre - naaimachine

grand magasin - groot warenhuis

Commerce spécifiquement urbain - Specifiek stedelijke handel

0,0 0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

communes centrales - hoofdgemeenten

Graphique 9 : taux d'équipement 2000 par type de commerce (nomenclature NACE, adaptée) pour les communes centrales et les périphéries (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 9: uitrustingsgraad 2000 per type van handel (NACE-nomenclatuur, aangepast) voor de hoofdgemeenten en de stadsrand (bron: RSZ, BTW, NIS).

meilleurs taux d'équipement et ceux à bas revenus, de moins bons. Le caractère dépendant n'est pas la règle générale des périphéries, qui comptent quelques communes attractives sur le plan des types de commerces urbains. Ainsi, dans la région de Bruxelles, on note les petites villes de Wavre et Waterloo (mais Hal et Vilvorde sont à l'équilibre) mais aussi Zaventem et Drogenbos, dont les parcs commerciaux contiennent des commerces de type urbain (vêtements, chaussures), en disproportion par rapport à la population locale. Dans les régions d'Anvers et de Courtrai, on note les shopping centers de Wijnegem et Kuurne. D’autres communes de périphérie de région urbaines apparaissent plus faiblement attractives mais la plupart sont dépendantes ou en équilibre. En revanche, des communes extérieures aux régions urbaines apparaissent fort attractives, comme Alost, Turnhout, Lierre, Heistop-den-Berg, Diest, Saint-Trond, mais aussi le littoral (sauf Bredene), Huy, Malmédy, Bastogne, Messancy, ... Malgré la petitesse des cercles, liés à la faiblesse de la population, le critère met bien en évidence les communes suréquipées du sud du pays : Dinant, Ciney, Durbuy, La Roche, Saint-Vith, Chimay, Vresse-surSemois et Bouillon. Le tourisme est aussi un facteur de suréquipement commercial par rapport à la population résidente.

uitrusting. Aangezien de perifere gemeenten van de stadsgewesten Bergen, La Louvière en Charleroi afhankelijk blijken te zijn, is hier duidelijk een tekort aan uitrusting. We maken van de gelegenheid gebruik om eraan te herinneren dat de index als meting van de kwaliteit van de dienst aan de bevolking slechts waarde heeft in vergelijking met de nationale uitrustingsgraad. De meest waarschijnlijke verklaring is dat deze agglomeraties een tekort hebben aan uitrustingen ten gevolge van de zwakte van de koopkracht. De ruimten met hoge inkomens zouden zo hogere uitrustingsgraden hebben, en die met lage inkomens, lagere. De afhankelijkheid is geen algemene regel voor de stadsranden, die op het vlak van de typen van stedelijke handelszaken enkele aantrekkelijke gemeenten tellen. In het Brusselse gewest zijn dat de kleine steden Waver en Waterloo (maar Halle en Vilvoorde zijn in evenwicht), maar ook Zaventem en Drogenbos, waarvan de grootschalige winkelcomplexen handelszaken van het stadstype bevatten (kleding, schoenen), in een wanverhouding ten opzichte van de lokale bevolking. In de gewesten Antwerpen en Kortrijk vermelden we de shoppingcentra van Wijnegem en Kuurne. Enkele andere perifere gemeenten van een stadsgewest komen in mindere mate aantrekkelijk naar voren, maar de meeste zijn afhankelijk of in evenwicht. Gemeenten buiten de stadsgewesten daarentegen blijken zeer aantrekkelijk te zijn : Aalst, Turnhout, Lier, Heist-opden-Berg, Diest, Sint-Truiden, maar ook de kuststreek (uitgezonderd Bredene), Huy, Malmédy, Bastenaken, Messancy... Ondanks de geringe omvang van de cirkels, verwant met het lage bevolkingsaantal, geeft dit criterium duidelijk de overuitgeruste gemeenten, in het zuiden van het land, weer : Dinant, Ciney, Durbuy, La Roche, Saint-Vith, Chimay, Vresse-sur-Semois en Bouillon. Ook het toerisme is een factor die leidt tot een grotere handelsuitrusting ten opzichte van de residerende bevolking.

L'échelle des cercles sur la carte des commerces périphériques est plus généreuse, afin de bien visualiser les variations concernant ces types de commerces, pour lesquels l'emploi est moins important (43 000 en Belgique contre 170 000 pour les types de commerces spécifiquement urbains). L'image privilégie comme de juste les périphéries des régions urbaines mais les situations varient néanmoins de l’une à l’autre. Bruxelles et Anvers présentent des situations d'équilibre pour les communes centrales et d'attraction forte pour une série de communes périphériques, dotées en général de parcs commerciaux : Zaventem, Waterloo, Wavre, Ternat, Drogenbosch et Leeuw-Saint-Pierre dans la région de Bruxelles ; Schoten, Edegem, Wijnegem, Aartselaar, Borsbeek dans la régions d'Anvers. Liège présente une situation exceptionnelle : le commerce périphérique est très important dans la commune centre (le 5e parc du pays en taille est installé à Rocourt), pourtant peu étendue et loin de couvrir toute l'agglomération. L'attractivité de plusieurs communes de sa périphérie est aussi très importante par rapport à la taille de la région urbaine : c'est le cas de Herstal, Seraing, Ans, Awans,

De schaal van de cirkels op de kaart van de perifere handelszaken is ruimer, teneinde een duidelijk beeld te geven van de variaties voor deze typen van handelszaken, waarvoor de tewerkstelling minder omvangrijk is (43 000 in België tegenover 170 000 voor stadsspecifieke handelszaken). Het beeld bevoordeelt uiteraard de stadsranden van de stadsgewesten, maar toch verschillen de situaties onderling. Brussel en Antwerpen bevinden zich in situaties van evenwicht voor de hoofdgemeenten en van een grote aantrekkingskracht voor een reeks van perifere gemeenten die over 46

Commerce spécifiquement urbain Stadspecifieke handel

Emploi 2000 Tewerkstelling 2000 25000 10000 5000

Indice d'équipement Uitrustingsgraad 0 0.7 0.9 1.1 1.4 10 0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest 0

2 Km

Source - Bron: ONSS-RSZ; TVA-BTW; INS-NIS (2000)

Carte 7 : commerce spécifiquement urbain en 2000 (source: ONSS, TVA, calculs IGEAT). Kaart 7: stadspecifieke handel (bron: RSZ, BTW, 1995-2000, berekening IGEAT).

ULB- IGEAT - 2002

Flémalle, Fléron, Neupré. Par ailleurs, l'attractivité des communes centrales dépend largement de leur taille : Gand, Charleroi, Hasselt-Genk, Bruges, Courtrai, Namur, La Louvière, Ostende, Saint-Nicolas, Malines et Tournai contiennent leur propre commerce périphérique. C'est potentiellement aussi le cas de Verviers mais celui-ci y est fort peu développé (Liège n'est en effet pas loin). Louvain ne contient guère de commerce périphérique. Les situations varient aussi pour les communes périphériques : Charleroi et Mons doivent faire face à la concurrence de Chatelineau, Boussu et Quaregnon. Dans la région de Louvain, le principal parc commercial est situé sur la commune de Bierbeek. Parfois, la concurrence est extérieure à la région urbaine, comme à Ostende (un parc s’est installé sur la commune de Middelkerke, juste au-delà de la limite communale) ou à Courtrai (concurrencé par l'équipement de Mouscron). Dans les autres régions urbaines, les communes périphériques sont dépendantes en général. La carte met en évidence des communes hors régions urbaines, importantes par leur commerce périphérique. Citons Mouscron, Lierre, Ninove, Turnhout, Arlon, Tirlemont, Peer, Marche-enFamenne, Renaix, Soignies, Messancy, Eupen, Lessines, Diest, etc.

het algemeen voorzien zijn van grootschalige winkelcomplexen : Zaventem, Waterloo, Waver, Ternat, Drogenbos en Sint-PietersLeeuw in het Brusselse gewest ; Schoten, Edegem, Wijnegem, Aartselaar en Borsbeek in het Antwerpse gewest. Voor Luik stellen we een uitzonderlijke situatie vast : de perifere handel is er zeer omvangrijk in de hoofdgemeente (Rocourt ; vijfde complex in omvang op nationaal vlak), ook al is die niet bepaald uitgestrekt en dekt die zeker niet de hele agglomeratie. Anderzijds is de aantrekkelijkheid van een aantal perifere gemeenten zeer groot in verhouding tot de omvang van het stadsgewest ; dat is het geval voor Herstal, Seraing, Ans, Awans, Flémalle, Fléron en Neupré. De aantrekkelijkheid van de hoofdgemeenten hangt overigens in grote mate van hun omvang af : Gent, Charleroi, Hasselt-Genk, Brugge, Kortrijk, Namen, La Louvière, Oostende, Sint-Niklaas, Mechelen en Doornik bevatten hun eigen perifere handel. Dat is mogelijkerwijs ook het geval voor Verviers, maar hier is de perifere handel slechts in geringe mate ontwikkeld (hierbij moet worden opgemerkt dat Luik niet veraf is). Leuven heeft bijna geen perifere handel. De situaties variëren ook voor de stadsrandgemeenten : Charleroi en Bergen hebben te kampen met de concurrentie van Châtelineau, Boussu en Quaregnon. In het Leuvense gewest bevindt het belangrijkste grootschalig winkelcomplex zich in de gemeente Bierbeek. Soms is er ook concurrentie van buiten het stadsgewest, zoals in Oostende (complex in de gemeente Middelkerke, net buiten de gemeentegrens) of in Kortrijk (concurrentie van de uitrusting van Moeskroen). In de andere stadsgewesten zijn de perifere gemeenten over het algemeen afhankelijk. De kaart toont duidelijk gemeenten buiten de stadsgewesten die belangrijk zijn door hun perifere handel. We noemen Moeskroen, Lier, Ninove, Turnhout, Aarlen, Tienen, Peer, Marche-en-Famenne, Renaix, Zinnik, Messancy, Eupen, Lessines, Diest, enz.

Enfin, la répartition spatiale spécifiquement périphérique des ces activités ne doit pas masquer la présence parfois importante de commerces grands consommateurs d'espace au sein du tissu urbain, les éventuels problèmes d'intégration que cela engendre et les pressions foncières qui peuvent les mettre en difficulté.

De stadsrandspecifieke verspreiding van deze activiteiten mag tot slot de soms duidelijke aanwezigheid van de veel ruimte innemende handelszaken binnen in het stedelijk weefsel niet verdoezelen, noch de eventuele integratieproblemen die eruit voortvloeien, of de wezenlijke druk die hen in moeilijkheden kan brengen, verbergen.

48

Commerce spécifiquement périphérique Stadsrandspecifieke handel

Emploi 2000 Tewerkstelling 2000 4000 2000 500

Indice d'équipement Uitrustingsgraad 0 0.7 0.9 1.1 1.4 9.7 0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest 0

2 Km

Source - Bron: ONSS-RSZ; TVA-BTW; INS-NIS (2000)

Carte 8 : commerce spécifiquement périphérique en 2000 (source: ONSS, TVA, calculs IGEAT). Kaart 8: stadsrandspecifieke handel (bron: RSZ, BTW, 1995-2000, berekening IGEAT).

ULB- IGEAT - 2002

c. Enseignes

c. Winkelketens

Contrairement à la plupart des petits commerçants (Browet, 1998), les enseignes procèdent à des études de localisation avant d'ouvrir de nouveaux sièges, en ferment d'autres sur la base de données de fonctionnement, s'adaptent à l'évolution des lieux. Elles contribuent à l'évolution de la géographie commerciale. L'étude de l'importance de leur présence dans les différents lieux apporte donc un point de vue complémentaire. Dans une étude antérieure (Grimmeau & Wayens, 2000), nous avons distingué quatre types d'enseignes selon leur stratégie spatiale. Les enseignes les plus exigeantes quant à la qualité de leurs localisations (We, l'Inno) privilégient aussi bien les main streets, c'est-à-dire les rues commerciales les plus passantes, que les shopping centers. D'autres enseignes s'installent de préférence dans les parcs commerciaux (Brantano, Auto5). Deux stratégies spatiales se dégagent encore : privilégier les localisations secondaires des villes principales ou les meilleures localisations des villes secondaires, d'une part (Press Shop, Godiva), les localisations de proximité, d'autre part (Aldi, Shoe Post). Nous avons cartographié ici l'importance groupée des deux types urbains (enseignes exigeantes et autres enseignes urbaines ; quarante au total) sous la même forme d'indice rapportant le taux d'équipement local (en nombre de magasins par rapport à la population) à la valeur nationale correspondante.

In tegenstelling tot de meeste kleinhandelaars (Browet, 1998) voeren de winkelketens lokalisatiestudies uit vooraleer ze nieuwe vestigingen openen ; andere vestigingen sluiten ze op basis van de werkingsgegevens of ze passen zich aan in functie van de ontwikkeling van de vestigingsplaats. Zij dragen bij tot de ontwikkeling van de handelsaardrijkskunde. De studie van de omvang van hun aanwezigheid op de verschillende plaatsen biedt dus een aanvullend standpunt. In een vorige studie (Grimmeau & Wayens, 2000) hebben wij vier typen van winkelketens onderscheiden, afhankelijk van hun ruimtelijke strategie. De winkelketens die het meeste eisen stellen betreffende de kwaliteit van hun vestigingsplaats (We, Inno) kiezen bij voorkeur zowel de high streets, met andere woorden de drukst bezochte winkelstraten, als de shoppingcentra. Meestal zijn het andere winkelketens die zich bij voorkeur in de grootschalige winkelcomplexen vestigen (Brantano, Auto5). Verder zijn er nog twee ruimtelijke strategieën : kiezen voor secundaire vestigingsplaatsen van de hoofdsteden of voor de beste vestigingsplaatsen van de secundaire steden enerzijds (Press Shop, Godiva) of kiezen voor vestigingsplaatsen in de buurt anderzijds (Aldi, Shoe Post). We hebben hier het gemeenschappelijk belang in kaart gebracht van de twee stedelijke typen (veeleisende winkelketens en andere stedelijke winkelketens ; veertig in totaal) in dezelfde vorm van index waarbij de lokale uitrustingsgraad (in aantal handelszaken ten opzichte van de bevolking) wordt teruggebracht op de overeenstemmende nationale waarde.

L'image qui en ressort est différente de celle des commerces spécifiquement urbains. D'abord, le contraste entre Bruxelles et Anvers est accentué sur la carte des enseignes, par diminution de l'importance relative d'Anvers. Mais Wijnegem gagne en importance. Dans la région urbaine bruxelloise, Zaventem disparaît : si on y trouve des commerces de type urbain, les enseignes correspondantes ont plutôt une stratégie de parc. Mais Nivelles se renforce. Gand et Saint-Nicolas sont moins importantes du point de vue des enseignes urbaines, à la différence d’Alost et de Roulers. Le littoral apparaît plus différencié : pour les enseignes urbaines, Ostende et Knokke sont les localisations majeures. A l'est, ce sont surtout Louvain, Hasselt et Turnhout qui se distinguent ; et si Lierre et Diest gardent une certaine importance, Heist-op-den-Berg est totalement ignorée des enseignes urbaines. En Wallonie, les indices concernant les communes centrales sont meilleurs en

Het beeld dat we dan krijgen verschilt van dat van de stadsspecifieke handelszaken. Eerst en vooral wordt het contrast tussen Brussel en Antwerpen op de kaart van de winkelketens geaccentueerd door een vermindering van de relatieve omvang van Antwerpen. Wijnegem daarentegen neemt in omvang toe. In het Brusselse stadsgewest verdwijnt Zaventem : er zijn dan wel stadsspecifieke handelszaken, maar de overeenstemmende winkelketens kiezen eerder voor de strategie van het grootschalige complex. Nijvel daarentegen wordt sterker. Gent en Sint-Niklaas zijn wat de stedelijke winkelketens betreft, minder belangrijk, in tegenstelling tot Aalst en Roulers. In de kuststreek is de situatie 50

16,0%

18,1%

17,6%

34,6% 11,6%

8,4%

14,1%

18,8%

37,0%

23,8%

meilleures localisations beste localisaties

1,8% 21,3%

localisations moyennes middelmatige localisaties

8,8%

14,4%

19,7% 14,1%

7,0%

24,0%

33,3% 55,6%

localisations banales banale lokalisaties

enseignes exigeantes veeleisende winkelketens

parcs commerciaux retail parks

20%

enseignes ubiquistes 13% alomtegenwoordige winkelketens enseignes indifférentes omverschillige winkelketens

enseignes urbaines stedelijke winkelketens

11%

20%

enseignes périphériques perifere winkelketens

36%

Graphique 10 : part des types d’enseignes par type de lieu selon leur profil de localisation (source: Grimmeau & Wayens, 2000). Grafiek 10: aandeel winkelketenstype per type van plaats, volgens hun lokaliseringsprofiel (bron: Grimmeau & Wayens, 2000).

général pour les enseignes que sur la carte des types de commerces urbains. On relèvera le succès de Liège et de Namur. Des communes périphériques se détachent aussi, comme Boussu (galerie du Cora), Châtelineau (idem), Fléron et Ans. Ajoutons Messancy hors région urbaine.

gedifferentieerder : voor de stedelijke winkelketens zijn Oostende en Knokke de voornaamste vestigingsplaatsen. In het oosten zijn het vooral Leuven, Hasselt en Turnhout die zich onderscheiden ; Lier en Diest mogen dan al enig belang hebben, Heist-op-den-Berg wordt door de stedelijke winkelketens volledig terzijde gelaten. In Wallonië zijn de indices betreffende de hoofdgemeenten over het algemeen beter voor de winkelketens dan op de kaart van de typen van stedelijke handelszaken. Vooral het succes van Luik en Namen springt in het oog. Ook perifere gemeenten onderscheiden zich, zoals Boussu (galerij van Cora), Châtelineau (id.), Fléron en Ans. Hierbij voegen we nog Messancy, buiten het stadsgewest.

52

Enseignes urbaines représentatives Representatieve stedelijke winkelketens

Magasins - Handelzaken 250 75 20 10

Indice d'équipement Uitrustingsgraad 0.0 0.9 1.2 1.8 2.2 20

0

10

20 Km

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest

0

2 Km

Source - Bron: Grimmeau & Wayens (2000)

ULB-IGEAT (2002)

Carte 9 : enseignes urbaines représentatives (source: Grimmeau & Wayens, 2000). Kaart 9: representatieve stedelijke winkelketens (bron: Grimmeau & Wayens, 2000).

54

Deuxième partie : analyses détaillées

Tweede deel: gedetailleerde analyses

1. Méthodologie et résultats généraux

1. Methodologie en algemene resultaten

L'étude ne se veut pas exhaustive mais vise un inventaire original et cohérent des principaux équipements commerciaux. Pour chaque type d'équipement, nous avons défini des seuils au-delà desquels nous visons à être complets et en de-ça desquels les équipements ne sont pas relevés ou pas représentés sur les cartes. Les seuils ont été déterminés empiriquement de façon à obtenir un portrait cohérent du commerce de détail, quels que soient les types d'équipement. Il est suggéré de suivre sur la carte d'Anvers le commentaire de la légende.

De bedoeling van de studie is niet volledig te zijn, maar wel een originele en coherente inventaris op te maken van de voornaamste commerciële uitrustingen. Voor elk type van uitrusting hebben we drempels bepaald voor de volledigheid die we nastreven, uitrustingen die buiten deze drempels vallen, werden niet genoteerd, noch op de kaarten voorgesteld. De drempels werden proefondervindelijk vastgesteld teneinde een coherent beeld te krijgen van de detailhandel, welke ook de typen van uitrusting zijn. We suggereren om de volgende commentaar bij de legende op de kaart van Antwerpen te volgen.

a. Les noyaux

a. De kernen

Dans les villes, le commerce se structure en noyaux plus ou moins importants. Si la ville est de taille suffisante, on distingue généralement quatre niveaux de noyaux (pour une comparaison internationale et une mise en évidence empirique voir Grimmeau, 1987). Dans le cadre des travaux du Plan Régional (bruxellois) d'Aménagement des Sols, auxquels nous avons collaborés, un inventaire exhaustif du commerce de la région de Bruxelles-capitale a été réalisé. Les principaux noyaux bruxellois ont été déterminés empiriquement sur le terrain. Le niveau supérieur (4), c'est l'hypercentre, constitué de deux parties, centrées respectivement sur la rue Neuve et sur le goulet Louise, dont le rayonnement déborde de la ville dans toutes les directions. Le niveau 3, ce sont les gros noyaux commerciaux (100 à 300 commerces) qui rayonnent sur une partie de ville et éventuellement une partie de périphérie. Au niveau 2 correspondent les plus petits noyaux denses, de l'ordre de 50 à 100 commerces, qui rayonnent sur un quartier. Nous avons complété ce classement en définissant un niveau 1, constitué de noyaux locaux plus lâches, comptant au moins 4 commerces par 100 m de rue, ce qui est la limite inférieure généralement admise pour qu'il y ait groupement de commerces, ainsi qu'un niveau 0, formé des commerces dispersés. L'ambition ici est de faire l'inventaire des noyaux de niveau 3 et 4.

In de steden wordt de handel in grotere of kleinere kernen gestructureerd. Indien de stad een voldoende grote omvang heeft, onderscheidt men doorgaans vier niveaus van kernen (voor een internationale vergelijking en een proefondervindelijk overzicht, zie Grimmeau, 1987). In het kader van de werkzaamheden van het (Brusselse) Gewestelijk Bestemmingsplan, waaraan wij hebben meegewerkt, werd een volledige inventaris opgemaakt van de handel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De belangrijkste kernen van Brussel werden ter plaatse proefondervindelijk vastgesteld. Het hoogste niveau (4) is het hypercentrum, bestaande uit twee delen, die respectievelijk gecentreerd zijn op de Nieuwstraat en het smalle gedeelte van de Louizalaan, met een uitstraling in alle richtingen tot ver buiten de stad. Niveau 3 omvat de grote commerciële kernen (100 à 300 handelszaken) die op een deel van de stad en eventueel ook een deel van de stadsrand uitstralen. Niveau 2 stemt overeen met de kleinste compacte kernen, ter grootte van 50 à 100 handelszaken, die uitstralen over een buurt. We hebben ons klassement aangevuld met de omschrijving van een niveau 1, bestaande uit lossere, lokale kernen die ten minstens 4 handelszaken per 100 m straat tellen, wat de onderste grens is die over het algemeen wordt toegestaan om van een groepering van handelszaken te kunnen spreken, en van een 55

niveau 0, bestaande uit ver uit elkaar liggende handelszaken. Het streefdoel is om de inventaris op te maken van de kernen van niveau 3 en 4.

Au sein des 17 régions urbaines, le travail de terrain a été limité par sélection préalable de rues. Les rues principales, définies par le Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001), ont été complétées par la recherche systématique dans la base de données Infobel des adresses des magasins de confection, de chaussures, de jouets, les parfumeries, les bijoutiers, les magasins de souvenirs et les antiquaires et par la localisation des enseignes urbaines déjà évoquées. Ces types de commerces ont été sélectionnés parce qu'ils sont fréquents et caractéristiques soit des niveaux 3 et 4, soit des principales spécialisations de quartiers recherchées (Grimmeau, 1987). Les rues contenant au moins 3 commercescibles ont été collationnées sur cartes et tous les noyaux de taille suffisante pour pouvoir abriter une centaine de commerces ont été visités.

Binnen de 17 stadsgewesten werd het veldwerk beperkt tot vooraf geselecteerde straten. De hoofdstraten, gedefinieerd door de Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001), werden aangevuld met een systematisch opzoeken in de Infobel-gegevensbank van de adressen van confectie-, schoenen-, speelgoeden parfumeriewinkels, juweliers, souvenirwinkels en antiquairs en door de lokalisering van de reeds aangehaalde stedelijke winkelketens. Deze typen van handelszaken werden geselecteerd omdat ze vaak voorkomen en kenmerkend zijn, ofwel voor de niveaus 3 en 4, ofwel voor de voornaamste specialisaties van de onderzochte handelswijken (Grimmeau, 1987). De straten met minstens 3 van deze handelszaken werden op kaarten samengebracht en alle kernen die voldoende groot waren om een honderdtal handelszaken te kunnen herbergen, werden bezocht.

Tout le travail de terrain s'est déroulé de septembre à décembre 2002, à l'exception, pour Bruxelles, des galeries et des quartiers de la proche périphérie, qui ont été relevées en 2000. Les noyaux ont été délimités sur place au moyen d'un critère de densité, que nous avions mis au point précédemment dans le cadre du Plan Régional d’Affectation du Sol de la Région de Bruxelles-Capitale: pour avoir l'impression d'être dans un noyau commercial plutôt que face à du commerce dispersé, il faut qu'il y ait au moins un commerce pour trois façades. D'autres critères ont été proposés mais sont soit contestables, soit moins pratiques sur le terrain, soit encore inutilisables dans le budget/temps disponible (voir entre autres Desse, 2001). Ce critère de densité a été appliqué à partir des rues sélectionnées mais a conduit parfois à étendre le périmètre retenu initialement. Nous avions envisagé de retenir les noyaux de plus de 100 commerces. Nous avons finalement abaissé ce seuil à 90 sur base du terrain. Dans ce nombre de commerces, les cellules vides ont été comptées aussi, sauf en cas de reconversion en logement. Sur 170 noyaux visités, nous en avons retenus 111.

Het veldwerk werd uitgevoerd van september tot december 2002, met uitzondering, voor Brussel, van de galerijen en de handelswijken van de dichtbije stadsrand, die in 2000 werden bestudeerd. De kernen werden ter plaatse afgebakend door middel van een dichtheidscriterium, dat wij voorafgaandelijk op punt hadden gesteld in het kader van het Gewestelijk Bestemmingsplan voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : om de indruk te hebben zich in een commerciële kern te bevinden, eerder dan tegenover verspreide handel, moet er per drie voorgevels minstens één handelszaak zijn. Er werden ook andere criteria voorgesteld, maar deze zijn hetzij aanvechtbaar, hetzij op het terrein minder praktisch, hetzij binnen de beschikbare tijd/het beschikbare budget onbruikbaar (zie onder meer Desse, 2001). Het dichtheidscriterium werd toegepast op basis van de geselecteerde straten, maar leidde er in sommige gevallen toe dat de oorspronkelijk weerhouden zone werd uitgebreid. We hadden overwogen om de kernen van meer dan 100 handelszaken te weerhouden. Tot slot hebben we de drempel verlaagd tot 90, op basis van het veldwerk. In dit aantal handelszaken werd ook de leegstand meegeteld, behalve als de panden tot woning werden omgebouwd. Van de 170 bezochte kernen hebben wij er 111 weerhouden.

Notre sélection a été confrontée avec la littérature existante, soit au niveau communal (Mérenne-Schoumaker & Van Hecke, 2000; Grimmeau, 1998), soit dans le cadre des grandes villes (Van Haare Heijmeijer, Grimmeau & coll., 2000 pour Bruxelles; Albertijn & Cornelissen, 1997 et Van Hecke,1997 pour Anvers; 56

10000

quartier commerçant - handelswijk 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.

Bruxelles - Brussel (1) Antwerpen

taille - omvang

Gent

Liège Bruxelles - Brussel (2) Charleroi

1000

Brugge Oostende Leuven Namur Mons Hasselt Tournai Kortrijk Mechelen Sint Niklaas Verviers La Louvière Genk

Bruxelles - Brussel Antwerpen Gent Liege Bruxelles - Brussel Charleroi Brugge Oostende Antwerpen Leuven Namur Mons Bruxelles - Brussel Hasselt Tournai Kortrijk Mechelen Bruxelles - Brussel Sint Niklaas Verviers La Louvière Bruxelles - Brussel Bruxelles - Brussel Genk Bruxelles - Brussel Bruxelles - Brussel

centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum haut de la ville - hoogstad centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum Borgerhout centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum Sablon Marolles - Zavel Marolles centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum Saint Gilles centre - Sint Gillis centrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum centre ville - stadcentrum Louise Bailli - Louisa Balie Saint Josse centre - Sint Joost centrum centre ville - stadcentrum Molenbeek centre - Molenbeek centrum Marie Christine - Maria Christina

100 1

10

100

rang

Graphique 11 : nombre de cellules recensées dans les quartiers commerçants cartographiés (source: IGEAT, 2000-2002). Grafiek 11: aantal geïnventariseerde panden in de in kaart gebrachte handelswijken (bron: IGEAT, 2000-2002).

cellules panden 2795 2513 1845 1801 1461 1193 1192 1059 1000 998 910 829 778 777 713 712 601 577 562 498 484 477 457 438 426 381

Mérenne-Schoumaker & Browet, 1994 pour Liège; Stad Gent, 1997 pour Gand).

Onze selectie werd vergeleken met de bestaande literatuur, hetzij op gemeentelijk niveau (Mérenne-Schoumaker & Van Hecke, 2000 ; Grimmeau, 1998), hetzij in het kader van de grote steden (Van Haare Heijmeijer, Grimmeau & coll., 2000 voor Brussel ; Albertijn & Cornelissen, 1997 en Van Hecke, 1997 voor Antwerpen ; Mérenne-Schoumaker & Browet, 1994 voor Luik ; Stad Gent, 1997 voor Gent).

Un premier résultat est la comparaison des tailles des différents noyaux, définis selon un même critère (graphique 11). Le noyau de Bruxelles-centre vient en tête avec 2.795 cellules commerciales, suivi de près par le centre-ville d'Anvers (2.513). L'écart est ensuite plus sensible par rapport au centre-ville de Gand (1.845), quasi au même niveau que celui de Liège (1.801). Vient ensuite le haut de la ville de Bruxelles (porte de Namur-place Louise), étendu en partie sur le territoire d'Ixelles et de Saint-Gilles (1.461). Suivent plusieurs noyaux dont les effectifs s'enchaînent de près : Charleroi (1.193), Bruges (1.192), Ostende (1.059), Borgerhout à Anvers (1000), Louvain (998), etc. Seules se détachent donc clairement quatre villes, dont Bruxelles répartie sur deux noyaux. Ces quatre villes feront l'objet d'une analyse plus détaillée, dans le cadre d'une réflexion sur le concept d'hypercentre.

Een eerste resultaat is de vergelijking van de grootte van de verschillende kernen, bepaald volgens eenzelfde criterium (grafiek 11). De kern Brussel-centrum komt op de eerste plaats met 2 795 commerciële panden, op de voet gevolgd door het stadscentrum van Antwerpen (2 513). Met een groter verschil volgt dan het stadscentrum van Gent (1 845), op bijna hetzelfde niveau als dat van Luik (1 801). Vervolgens komt de bovenstad van Brussel (Naamsepoort-Louizaplein), gedeeltelijk uitgestrekt over het grondgebied van Elsene en Sint-Gillis (1 461). Daarop komen verschillende kernen met kort op elkaar volgende aantallen : Charleroi (1 193), Brugge (1 192), Oostende (1 059), Borgerhout in Antwerpen (1 000), Leuven (998), enz. Vier steden komen dus duidelijk naar voren, waarvan Brussel verspreid over twee kernen. Deze vier steden maken het voorwerp uit van een gedetailleerde analyse, in het kader van een onderzoek over het concept hypercentrum.

A l'intérieur des noyaux ainsi délimités, les types de commerces ont été relevés par face de rue selon une nomenclature fine adaptée du NACE-BEL mais en subdivisant certaines catégories dont nous savions qu'elles réunissaient des types de commerces ayant des localisations très différentes. Une analyse statistique sur les structures commerciales (hors cellules vides) a mis en évidence l'opposition majeure, que nous résumons en trois classes, différenciées par la couleur (rouge, orange ou vert). Nous avons représenté (graphique 12) la structure moyenne des noyaux de chacune de ces classes, ce qui permet de bien percevoir l'esprit de la différenciation, même si ici nous avons aussi représenté les cellules vides. Pour les besoins de la représentation, nous avons voulu regrouper les 97 types de commerces fins que nous avons relevés en quelques grands types habituellement utilisés. Comme nous en avions déjà fait l'expérience précédemment (Grimmeau, 1991) nous nous sommes rapidement rendu compte que ce n'était pas possible, l'opposition majeure à elle seule éclatant la majorité des groupes. Les types de commerces représentés à gauche, jusqu'à la catégorie horeca non incluse, sont surreprésentés dans les noyaux apparaissant en rouge sur les cartes (type A); on voit leur importance relative diminuer du type A au type B (orange sur les cartes) et au type C

Binnen in de zo afgebakende kernen werden de typen van handelszaken per straatgevel geregistreerd volgens een verfijnde, aangepaste NACE-BEL-nomenclatuur, waar sommige categorieën, waarvan we wisten dat ze typen van handelszaken bevatten die verschillende lokalisaties hadden, werden nog eens onderverdeeld. Uit een statistische analyse van de commerciële structuren (de leegstand niet meegerekend) is de voornaamste tegenstelling gebleken ; deze tegenstelling vatten we in drie klassen samen, die door de kleur worden onderscheiden (rood, oranje of groen). We hebben de gemiddelde structuur van de kernen van deze drie klassen voorgesteld (grafiek 12), zodat we de aard van de differentiatie duidelijk kunnen zien, ook al hebben we hier eveneens de leegstand voorgesteld. Om een juiste weergave te kunnen maken, wilden we de 97 typen van handelszaken die we hadden 58

Type A

specificité - specificiteit

Type B Type C 0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

équipement de la personne - persoonsuitrusting

entretien de la personne (c) - persoonsverzorging (c)

loisirs (c) - vrije tijd (c)

équipement de la maison (c) - huisuitrusting (c)

services (c) - diensten (c)

alimentation spécialisée (c) - gespecialiseerde voedingsmiddelen (c)

horeca

divertissement - ontspanning

entretien de la personne (p) - persoonsverzorging (p)

loisirs (p) - vrije tijd (p)

équipement de la maison (p) - huisuitrusting (p)

services (p) - diensten (p)

alimentation générale - algemene voedingsmiddelen

alimentation spécialisée (p) - gespecialiseerde voedingsmiddelen (p)

transport & combustibles - voertuigen en brandstoffen

vide - leegstand

Graphique 12 : structure de l'offre commerciale des quartiers cartographiés selon la typologie synthétique (source: IGEAT 2000-2002). Grafiek 12: structuur van het commerciële aanbod van de in kaart gebrachte wijken, volgens de synthetische typologie (bron: IGEAT, 2000-2002).

100%

(vert sur les cartes). L'équipement de la personne est la principale de ces catégories. C'est aussi la seule dont presque tous les types fins ( à une seule petite exception près) sont surreprésentés dans les noyaux en rouge. Ces noyaux ont donc été désignés dans la légende par cette catégorie bien qu'elle n'y constitue en moyenne que 28% des commerces. A droite de la catégorie hachurée, les types de commerces sont surreprésentés dans les noyaux coloriés en vert sur la carte. L'alimentation générale, les transports et combustibles et la catégorie appelée faute de mieux divertissements (qui contient les centres de téléphonie, les vidéoclubs et luna-park, les discothèques, la prostitution, les peepshows, les night-clubs) sont dans ce cas et augmentent du type A au type C. La catégorie centrale, hachurée, est l'horéca. Elle est plus importante dans le groupe du milieu que dans les deux autres mais répond en fait à une autre logique de localisation que l'opposition majeure. Les autres grandes catégories sont éclatées selon cette principale opposition. Voyons quelques exemples : dans l'entretien de la personne, les coiffeurs sont plutôt dans les noyaux verts mais les opticiens dans les rouges; dans l'équipement de la maison, les meubles se retrouvent plutôt dans les noyaux verts, la vaisselle et les articles de table dans les rouges; dans les services on trouve respectivement les agences bancaires et celles d'intérim; enfin dans l'alimentation, on peut citer l'alimentation générale ou les boulangeries du côté vert, les chocolats et l'alimentation diététique du côté rouge. Le graphique est aussi l'occasion de constater que la proportion de cellules vides augmente des noyaux rouges (13%) aux verts (17%).

vastgesteld, groeperen in enkele grote, doorgaans gebruikte typen. Aangezien we op dit vlak al enige ervaring hadden (Grimmeau, 1991) zijn we ons in korte tijd bewust geworden van het feit dat dat niet mogelijk was, aangezien de voornaamste tegenstelling op zich al de meeste groepen deed uiteenvallen. De typen van handelszaken die links zijn weergegeven, tot aan de horeca categorie, zijn oververtegenwoordigd in de kernen die op de kaarten in het rood zijn weergegeven (type A) ; men ziet hun relatieve grootte afnemen van type A naar type B (oranje op de kaarten) en naar type C (groen op de kaarten). De persoonsuitrusting is de voornaamste categorie. Het is ook de enige waarvan alle verfijnde typen (op één kleine uitzondering na) in de kernen in het rood zijn oververtegenwoordigd. Deze kernen werden in de legende dan ook door deze categorie aangeduid, hoewel deze er gemiddeld slechts uit 28% van de handelszaken bestaat. Rechts van de gearceerde categorie zijn de typen van handelszaken oververtegenwoordigd in de kernen die op de kaart in het groen zijn gekleurd. Algemene voeding, voertuigen en brandstoffen en de categorie die, bij gebrek aan een betere naam, hier ontspanning wordt genoemd (waartoe de telefooncentra, videotheken en lunaparken, de discotheken, de prostitutie, de peepshows en de nachtclubs behoren) zijn in dat geval en stijgen van type A naar type C. De centrale, gearceerde, categorie is de horeca. Deze heeft in de middelste groep een grotere omvang dan in de overige twee, maar beantwoordt in feite aan een andere vestigingslogica dan de voornaamste tegenstelling. De andere grote categorieën zijn opgesplitst volgens deze voornaamste tegenstelling. We geven enkele voorbeelden : bij de lichaamsverzorging bevinden de kappers zich eerder in de groene kernen, maar de optiekers in de rode ; bij de huisuitrusting situeren de meubelen zich eerder in de groene kernen, terwijl het vaatwerk en de tafelbenodigdheden in de rode zitten ; bij de diensten vindt men respectievelijk de bankkantoren en de interim-kantoren ; tot slot kunnen we bij de voedingsmiddelen, de algemene voeding of de bakkerijen aan de groene kant situeren, de chocolade en de dieetvoeding aan de rode kant. Uit de grafiek kunnen we ook afleiden dat het leegstandspercentage van de rode (13%) naar de groene (17%) kernen toeneemt.

On comprend que cette opposition est une question d'intensité de passage et de rayonnement : les noyaux de centre-ville sont plus souvent rouges (voir cartes), jamais verts; les autres noyaux urbains sont souvent verts, rarement rouges. Mais ce n'est pas tout: les noyaux rouges ont, par leurs caractéristiques précédentes, des loyers plus élevés (la demande est plus forte, comme l'atteste la plus faible proportion de cellules vides), ce qui en chasse les commerces plus consommateurs d'espace comme l'équipement de la maison et les transports et combustibles, qui ont, dans les noyaux verts, un rayonnement qui dépasse la proximité. Enfin, les noyaux rouges hors du centre-ville sont localisés dans des quartiers aisés : le pouvoir d'achat est un troisième facteur. Par ailleurs, les noyaux représentés en orange ont une structure intermédiaire par

Dat deze tegenstelling een kwestie is van intensiteit van het verloop en de uitstraling, spreekt voor zich : de kernen van de stadscentra zijn vaker rood (zie kaarten) en nooit groen ; de andere stedelijke 60

rapport à cette opposition majeure, ce qui est le cas notamment de certains très gros noyaux, mélangeant dans la continuité des rues que l'on aurait classées rouges et d'autres vertes, ou encore de noyaux ayant des spécialisations particulières, ne correspondant pas à cette opposition majeure (une forte présence de l'horéca par exemple). Ces situations particulières feront évidemment l'objet de commentaires spécifiques.

kernen zijn vaak groen, maar zelden rood. Maar dat is nog niet alles : de rode kernen hebben, door de vorige kenmerken, hogere huurgelden (de vraag is groter, wat blijkt uit het feit dat ze het laagste leegstandspercentage hebben), waardoor de handelszaken die het meeste ruimte in beslag nemen, zoals de huisuitrusting en vervoer en brandstoffen, worden weggejaagd, zodat zij, in de groene kernen, een uitstraling hebben die verder reikt dan de nabijheid. De rode kernen buiten het stadscentrum bevinden zich tot slot in de welgestelde wijken : de koopkracht is een derde factor. De kernen die in het oranje zijn voorgesteld, hebben overigens een tussenliggende structuur in vergelijking met deze voornaamste tegenstelling, wat meer bepaald het geval is voor enkele zeer grote kernen, met in de continuïteit straten die men bij rood en andere dan weer bij groen zou hebben geklasseerd, of ook kernen met bijzondere specialisaties, die niet met deze voornaamste tegenstelling overeenkomen (een uitgesproken aanwezigheid van de horeca bijvoorbeeld). Deze bijzondere situaties maken uiteraard het voorwerp uit van specifieke opmerkingen.

Le tableau 2 permet de se rendre compte de l'importance de la proportion de cellules vides (14,6% en moyenne!) et de la diversité des situations : de 1% à La Hulpe à 28% à Fleurus. Les centresvilles présentent une diversité moindre : de 6% à Bruges à 20% à Charleroi et dans le haut-de-la-ville à Bruxelles. L'intensité de la vacance commerciale dépasse donc largement le seuil des 5 à 6% qui est généralement considéré comme étant le résultat de la rotation normale des activité. Dans notre étude précédente sur Bruxelles (van Haare Heijmeijer, Grimmeau & coll., 2000), qui contenait aussi une comparaison avec Anvers, nous avons vu que les proportions étaient déjà élevées et qu'elles croissaient généralement par rapport à une situation de dix ans antérieures. Nous avons aussi pu constater que de fortes proportions peuvent indiquer des quartiers en mutation plutôt qu'en cours d'effondrement.

Tabel 2 geeft ons een beeld van de omvang van het leegstandspercentage (gemiddeld 14,6% !) en de verscheidenheid van de situaties : van 1% in Terhulpen tot 28% in Fleurus. De stadscentra vertonen minder verscheidenheid : van 6% in Brugge tot 20% in Charleroi en in de bovenstad van Brussel. De intensiteit van de commerciële leegstand overtreft dus ruimschoots de drempel van 5 à 6%, die over het algemeen wordt beschouwd als het gevolg van de normale afwisseling van de activiteiten. In onze vorige studie over Brussel (van Haare Heijmeijer, Grimmeau & coll., 2000), die eveneens een vergelijking met Antwerpen bevatte, hebben we gezien dat de percentages reeds hoog lagen en dat ze over het algemeen waren gestegen in vergelijking met een situatie van tien jaar voordien. Verder hebben we kunnen vaststellen dat hoge percentages kunnen wijzen op handelswijken die op een keerpunt komen, eerder dan op handelswijken die in verval geraken.

Les différents noyaux font l'objet d'un tableau (4a à 4h) réunissant quelques variables décrivant l'environnement : évolution de la population 1991-2000, proportion de moins de 40 ans en 2000, revenu moyen par déclaration en 1999 (indice par rapport au pays), évolution de ce revenu entre 1995 et 19993 (différence d'indice, en %) et proportion de population vivant en 2000 dans les quartiers défavorisés (Kesteloot & coll., 2001). Ces valeurs sont calculées dans l'ensemble des secteurs statistiques des régions urbaines, plus proches de ce noyau que d'un autre4, sauf pour les noyaux faisant partie de l'hypercentre; ils sont alors calculés sur toute la région urbaine. Ce tableau reprend également le type (rouge, orange, vert) dans lequel le noyau a été classé sur base l'offre ainsi que la part de quelques catégories de commerces caractéristiques de l'opposition structurelle sur laquelle se fonde le classement (équipement de la personne, alimentation, Horéca, cellules vides).

De verschillende kernen zijn opgenomen in tabellen (4a tot 4h), met daarin een aantal variabelen die de omgeving beschrijven : bevolkingsontwikkeling 1991-2000, aandeel jonger dan 40 jaar in 2000, gemiddeld inkomen volgens de aangifte van 1999 (index ten opzichte van het land), evolutie van dit inkomen tussen 1995 en

(3) les date de référence sont 1991-2000 pour la population et 1995-1999 pour les 61

quartier commerçant - handelswijk

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

Bruxelles - Brussel Liège Liège Bruxelles - Brussel Bruxelles - Brussel Liège Bruxelles - Brussel Gent Brugge Anvers Bruxelles - Brussel Liège Bruxelles - Brussel Brugge Namur

La Hulpe Visé Fléron Ixelles Université - Elsene Universiteit Louvain-la-Neuve Ans Dumon gare - station Oostkamp Braschaat Uccle centre - Ukkel centrum Aywaille Georges Henri centre ville - stadcentrum Jambes

vide leegstand 1% 3% 3% 3% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 5% 5% 6% 6% 6%

quartier commerçant - handelswijk

97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111

Bruxelles Anvers Bruxelles Charleroi Anvers Gand Liège Charleroi Anvers Genk Charleroi La Louvière Charleroi Bruxelles Charleroi

Molenbeek centre - Molenbeek centrum Borgerhout haut de la ville - hoogstad centre ville - stadcentrum Abdijstraat Wondelgemstraat Grétry Gosselies Merksem Oude Bareellei Waterschei Châtelet Jolimont Gilly Ropsy-Chaudron Fleurus

Tableau 2 : % de cellules vides dans les quartiers commerçants; valeurs extrêmes (source: IGEAT, 2000-2002). Tabel 2: leegstandspercentage in de handelswijken; extreme waarden (bron: IGEAT, 2000-2002).

vide leegstand 20% 20% 20% 20% 21% 21% 21% 22% 22% 23% 24% 25% 26% 27% 28%

région urbaine stadsgewest

population bevolking

population bevolking (2001/1991)*

Antwerpen Brugge Bruxelles - Brussel Charleroi Gent Hasselt - Genk Kortrijk La Louvière Leuven Liège Mechelen Mons Namur Oostende St. Niklaas Tournai Verviers

900.300 164.918 1.741.261 386.430 392.866 238.226 145.058 130.696 173.024 624.344 108.559 226.833 136.678 90.149 84.812 87.368 95.070

0,8 1,4 3,1 -0,7 0,7 5,2 0,1 2,0 6,5 1,5 2,4 -1,2 3,7 1,7 1,5 -0,8 2,9

taille ménages revenu moyen -40 ans pers. per gemiddeld -40 jaar oud huishoud inkomen**

50% 50% 53% 52% 51% 54% 51% 53% 53% 51% 51% 52% 53% 45% 51% 51% 55%

2,3 2,4 2,2 2,3 2,3 2,7 2,5 2,4 2,4 2,3 2,4 2,3 2,4 2,1 2,5 2,4 2,4

102 101 109 87 102 97 100 86 119 94 100 88 103 94 100 92 94

pop. quartiers défavorisés bevolk. buurten in moelijk. 12,6% 0,2% 19,2% 27,5% 10,5% 6,0% 1,3% 17,8% 0,2% 26,5% 3,3% 20,9% 11,7% 13,4% 4,6% 6,9% 21,9%

Tableau 3 : quelques caractéristiques socio-écomiques des régions urbaines. (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (**) moyenne belge = 100 (source: INS1991-2001, Kesteloot , Vandermotten & al., 2001). Tabel 3: enkele sociaal-economische eigenschappen van de stadsgewesten. (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (**) Belgische gemiddelde = 100 (bron: NIS 1991-2001, Kesteloot, Vandermotten & al., 2001).

19993 (verschil in index, in %) en percentage van de bevolking dat in 2000 in de wijken in moeilijkheden woont (Kesteloot & coll., ). Deze waarden werden berekend voor de som van de statistische sectoren van de stadsgewesten, die dichter bij deze kern liggen dan bij een andere4, behalve voor de kernen die van het hypercentrum deel uitmaken ; zij werden dan berekend voor het gehele stadsgewest. Deze tabel bevat eveneens het type (rood, oranje, groen) waarin de kern op basis van het aanbod werd geklasseerd, alsmede het aandeel van enkele categorieën van handelszaken die kenmerkend zijn voor de structurele tegenstelling waarop het klassement is gebaseerd (persoonsuitrusting, voeding, horeca, leegstand).

revenus) car l'environnement des quartiers commerçant est défini à l'échelle infracommunale par regroupement de secteurs statistiques. Les données de revenu n'étant disponibles largement dans ce découpage que depuis 1995, nous avons donc calculé des taux d'évolution annuels faisant référence à une période la plus large possible au sein de la dernière décennie. (4) polygones de Thiessen.

(3) de referentiedata zijn 1991-2000 voor de bevolking en 1995-1999 voor de inkomens, aangezien de omgeving van de handelswijken volgens subgemeentelijke schaal wordt gedefinieerd per groepering van statistische sectoren. Aangezien de inkomensgegevens in deze indeling pas sinds 1995 in voldoende mate beschikbaar zijn, hebben we de jaarlijkse ontwikkelingscijfers berekend die op een zo ruim (4) Thiessen-polygonen.

64

b. Les parcs

b. De winkelcomplexen

Dans notre étude sur les stratégies spatiales des enseignes (Grimmeau & Wayens, 2000), présentée plus haut, nous avons identifié une série d'enseignes dont la stratégie privilégie les localisations périphériques, dans les parcs commerciaux. Ceux-ci sont des groupements de commerces de moyenne ou de grande surface, généralement spécialisés, mais pouvant comprendre des supermarchés ou hypermarchés, autour de parkings communs ou non mais permettant en tout cas la fréquentation de plusieurs magasins sans obligation de déplacement de la voiture. L'architecture est très simple (on parle d'alignements de boîtes à chaussures) et l'aménagement intérieur du magasin est généralement réduit au strict nécessaire.

In onze studie over de ruimtelijke strategieën van de winkelketens (Grimmeau & Wayens, 2000), die eerder reeds werd besproken, hebben we een reeks winkelketens geïdentificeerd wier strategie de voorkeur geeft aan lokalisatie in de stadsrand, in de grootschalige winkelcomplexen. Dit zijn groeperingen van handelszaken van middelgrote of grote oppervlakte, die meestal gespecialiseerd zijn maar supermarkten of hypermarkten ook kunnen bevatten, en die zich rondom al dan niet gemeenschappelijke parkings bevinden maar het in ieder geval mogelijk maken om verschillende winkels te bezoeken zonder dat de wagen hoeft te worden verplaatst. De architectuur is zeer eenvoudig (men spreekt van op een rij gezette schoendozen) en de interieurinrichting van de winkel is in de meeste gevallen tot het strikte minimum beperkt.

L'inventaire des parcs commerciaux doit beaucoup au mémoire de S. Denayer (2001). Les adresses de tous les points de vente des enseignes indicatrices évoquées ci-dessus ont systématiquement été recherchées. Les rues citées ont ensuite été cartographiées pour réunir les différentes rues d'un même ensemble. Ces rues ont été ensuite explorées sur Infobel pour identifier d'autres enseignes revenant fréquemment et pouvant être considérées comme des enseignes indicatrices. Plusieurs répétitions de cette démarche ont conduit à une liste qui a été vérifiée sur le terrain et réduite par utilisation de seuils. Au terme de cette démarche, nous disposions d'une liste de parcs, localisés, ainsi que des noms des enseignes présentes dans chacun d'eux.

De inventarisering van de grootschalige winkelcomplexen is voor een groot deel te danken aan de verhandeling van S. Denayer (2001). De adressen van alle verkooppunten van de hierboven genoemde toonaangevende winkelketens werden systematisch opgezocht. De genoemde straten werden vervolgens in kaart gebracht om de verschillende straten van eenzelfde geheel te verenigen. Deze straten werden daarna verkend via Infobel, om andere winkelketens te identificeren die vaak terugkomen en als toonaangevende winkelketens kunnen worden beschouwd. Deze benadering werd een aantal keren herhaald, zodat we uiteindelijk zijn gekomen tot een lijst die op het terrein werd gecontroleerd en door het gebruik van drempels werd afgebakend. Na al deze stappen beschikten wij over een lijst van gelokaliseerde winkelcomplexen, alsmede van de namen van de winkelketens die in elk daarvan aanwezig zijn.

Tous les parcs des 17 régions urbaines ont été contrôlés sur la carte topographique IGN au 1/20.000, où les établissement commerciaux de plus de 1.500 m2 sont représentés. L'objectif était de vérifier les positions exactes des parcs et éventuellement de fusionner des ensembles proches, voire de séparer des ensembles abusivement regroupés.

Alle winkelcomplexen van de 17 stadsgewesten werden gecontroleerd op de topografische kaart van het NGI op schaal 1/20 000, waarop de handelsondernemingen van meer dan 1 500 m2 zijn voorgesteld. De bedoeling was om de exacte positie van de winkelcomplexen na te gaan en eventueel dicht bij elkaar liggende gehelen samen te voegen, of zelfs ten onrechte samengevoegde gehelen weer van elkaar te scheiden.

Vu la taille des magasins, la surface des parcs est un meilleur indicateur que le nombre de commerces. Nous avons donc décidé d'utiliser ce critère sur les cartes. Le Ministère des Classes Moyennes nous a fourni les surfaces précises en 2002 de tous les points de vente de 100 enseignes de taille moyenne à grande 65

fréquentes dans les parcs. Les enseignes manquantes ont fait l'objet d'estimations, sur base des autres enseignes de même type. La question des enseignes inconnues a été élucidée par des coups de fil appropriés. En sommant les surfaces des différents points d'un vente d'un parc, on obtient donc une estimation de sa surface. Comme il s'agit, au moins partiellement, d'estimations, les surfaces ont été cartographiées par classes de tailles. Les signes utilisés ont été calibrés au mieux pour soutenir la comparaison avec les noyaux et les autres équipements. Les parcs ont été représentés à partir d'une surface de 3.000 m2, ce qui est inférieur aux plus petits noyaux commerciaux représentés (90 commerces de 60 m2 font 5.400 m2) mais nous est apparu indispensable parce que certains alignements de petits parcs se complétant mutuellement le long de certaines chaussées auraient disparu entièrement avec un seuil plus élevé. Ce seuil ne permet cependant pas de relever les alignements discontinus de surfaces commerciales, souvent mélangées à des surfaces industrielles, qui peuvent localement constituer une offre non négligeable et un problème urbanistique certain.

Gezien de omvang van de winkels is de oppervlakte van de winkelcomplexen een betere indicator dan het aantal handelszaken. Daarom hebben we besloten om dit criterium op de kaarten te gebruiken. Het Ministerie van Middenstand heeft ons de precieze oppervlakten voor 2002 gegeven van alle verkooppunten van 100 middelgrote tot grote winkelketens die in de winkelcomplexen voorkomen. De ontbrekende winkelketens maakten het voorwerp uit van schattingen, op basis van de andere, gelijkaardige winkelketens. Het probleem van de onbekende winkelketens werd van de baan geruimd door de juiste personen op te bellen. Door de oppervlakten van de verschillende verkooppunten van een winkelcomplex op te tellen, krijgen we een schatting van de totale oppervlakte. Aangezien het, zij het dan gedeeltelijk, om schattingen gaat, werden de oppervlakten alleen per klasse van grootte in kaart gebracht. De gebruikte tekens werden optimaal gekalibreerd om de vergelijking met de kernen en de andere uitrustingen voort te zetten. De winkelcomplexen werden voorgesteld vanaf een oppervlakte van 3 000 m2, wat lager ligt dan de kleinste commerciële kernen die werden voorgesteld (90 handelszaken van 60 m2 zijn goed voor 5 400 m2) maar het leek ons onvermijdelijk omdat bepaalde groeperingen van kleine winkelcomplexen die langs sommige wegen liggen en elkaar aanvullen, met een hogere drempel volledig zouden zijn verdwenen. Toch kan men met deze drempel de onderbroken groeperingen van commerciële oppervlakten niet registreren, daar deze vaak met industriële gronden worden afgewisseld en lokaal een niet te verwaarlozen aanbod en een bepaald ruimtelijke ordening probleem kunnen uitmaken.

Les 125 parcs retenus représentent plus d'un million de m2 de surface de vente. Le plus grand parc est celui de Nossegem (Zaventem; 34.000 m2), suivi de celui de Froyenne, à Tournai (31.000 m2) puis de quatre parcs se talonnant autour des 30.000 m2 : City-Nord à Gosselie, la Bredabaan à Merksem, Rocourt à Liège et les environs du Cora à La Louvière. Quatre parcs se succèdent vers 25.000 m2 : Sint-Kruis à Bruges, Drogenbos, Herstal et Boncelles. Le tableau qui accompagne le graphique 13 en donne encore quelques autres. Dans l'ensemble des parcs recensés, près de 27 % des surfaces sont occupées par des commerces dont l'activité est caractéristique du commerce urbain (vêtements, chaussures, loisirs,…). Cela reste modeste mais c’est tout de même nettement plus que dans d’autres pays européens (Healey & Baker, 1998).

De 125 weerhouden winkelcomplexen vertegenwoordigen meer dan een miljoen m2 verkoopsoppervlakte. Het grootste winkelcomplex is dat van Nossegem (Zaventem ; 34 000 m2), gevolgd door dat van Froyennes, in Doornik (31 000 m2) en vier winkelcomplexen die elk goed zijn voor ongeveer 30 000 m2 : CityNord in Gosselies, de Bredabaan in Merksem, Rocourt in Luik en de omgeving van de Cora in La Louvière. Vier winkelcomplexen hebben een oppervlakte van om en bij de 25 000 m2 : Sint-Kruis in Brugge, Drogenbos, Herstal en Boncelles. De tabel die bij grafiek 13 hoort, geeft er nog enkele andere. In het geheel van de geïnventariseerde complexen, wordt haast 27% van de oppervlakte bezet door winkels waarvan de activiteit kenmerkend is voor de 66

100000

taille - omvang

parc commercial - grootschalig winkelcomplex 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

10000

Bruxelles - Brussel Tournai Charleroi Antwerpen Liège La Louvière Brugge Bruxelles - Brussel Liège Liège Antwerpen Leuven Leuven Oostende Gent Antwerpen Oostende Mons Bruxelles - Brussel

Nossegem Froyennes Gosselies City-Nord Merksem Bredabaan Rocourt environs Cora - omgeving Cora Sint-Kruis Drogenbos Herstal Boncelles Wilrijk Boomsesteenweg Sint-Joris-Winge Gouden Kruispunt Korbeek-Lo Torhoutsesteenweg Sint-Denijs-Westrem Schoten Bredabaan Middelkerke Jemappes Waterloo

1000 1

10

100

rang

Graphique 13 : m2 recensés dans les parc commerciaux cartographiés (source: IGEAT 2002). Grafiek 13: aantal geïnventariseerde m2 in de in kaart gebrachte grootschalige winkelcomplexen (bron: IGEAT, 2002).

surface oppervlakte 34000 31000 30000 30000 30000 29000 26000 25000 25000 25000 23000 21000 21000 20000 19000 19000 17000 16000 15000

stedelijke handel (kleding, schoenen, hobby's…). Dit blijft vrij kleinschalig, maar het is in ieder geval aanzienlijk meer dan in andere Europese landen (Healey & Baker, 1998).

c. Les shopping centers

c. De shoppingcentra

Les shopping centers ont été identifiés à partir de l'Atlas commercial de la Belgique (Mérenne-Schoumaker & Van Hecke, 2000), du Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001) et du travail de terrain. Les shopping centers en continuité avec le tissu commercial d'un noyau y ont été intégrés. Seuls ont donc été représentés par un signe spécifique les shopping centers isolés. Le signe choisi est un cercle, comme pour les noyaux commerciaux. La taille respecte la même échelle. La couleur est un mauve proche du rouge utilisé pour les noyaux commerciaux dont la structure commerciale est analogue. Ils ont tous été représentés et identifiée. Le plus petit des 12 shopping centers isolés est le Waasland Shopping Center à Saint-Nicolas, qui compte 42 commerces.

De shoppingcentra werden geïdentificeerd op basis van de Handelsatlas van België (Mérenne-Schoumaker & Van Hecke, 2000), van de Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001) en van het veldwerk. De shoppingcentra in voortzetting van een commerciële kern zijn bij deze opgenomen. Alleen de geïsoleerde shoppingcentra werden dus met een eigen teken voorgesteld. Het gekozen teken is een cirkel, net als voor de commerciële kernen. De grootte van de cirkel wordt volgens dezelfde schaal weergegeven. De paarse kleur gelijkt op het rood dat werd gebruikt voor de commerciële kernen waarvan de commerciële structuur vergelijkbaar is. Ze werden allemaal voorgesteld en geïdentificeerd. Het kleinste van de 12 geïsoleerde shoppingcentra is het Waasland Shopping Center in Sint-Niklaas, dat 42 handelszaken telt.

d. Les hypermarchés

d. De hypermarkten

Les hypermarchés sont définis classiquement par le seuil de 2.500 m2. Il existe cependant des magasins dépassant cette taille et s'apparentant plus par l'aspect et l'assortiment à des supermarchés. Nous avons décidé de ne représenter que les équipements de plus de 4.000 m2, d'après l'inventaire annuel du Ministère des Classes Moyennes, complété par le site internet de Makro. Depuis la reprise de GB par Carrefour, les Maxi-GB inférieurs à cette taille sont d'ailleurs en cours de reconversion en Super-GB. Les seules enseignes concernées par notre cartographie sont Carrefour, Makro & Cora et la surface des 45 hypermarchés représentés avoisine souvent 10.000 m2. La prise en compte de Makro, qui est en principe un grossiste, se justifie par la facilité d'obtenir une carte et par l'observation empirique que des lieux desservent plus de 7.000 personnes sur le plan commercial (d'après MérenneSchoumaker & Van Hecke, 2000) sans disposer d'autre équipement qu'un Makro (Machelen, Nazareth). Les hypermarchés ont été représentés par une étoile en différenciant les hypers classiques (en jaune) des hypers avec galerie (en mauve). Cette dernière couleur est intentionnellement identique à celle utilisée

De hypermarkten worden klassiek vanaf een drempel van 2 500 m2 gedefinieerd. Er zijn echter handelszaken die groter zijn en toch door hun aspect en hun assortiment eerder de kenmerken van supermarkten vertonen. We hebben besloten om alleen de uitrustingen van meer dan 4 000 m2 voor te stellen, naar de jaarlijkse inventaris van het Ministerie van Middenstand, aangevuld door de website van Makro. Sinds GB door Carrefour werd overgenomen, worden de kleinere Maxi-GB's geleidelijk aan omgevormd tot Super-GB's. De enige winkelketens die in onze cartografie in aanmerking komen, zijn Carrefour, Makro & Cora en de oppervlakte van de 45 voorgestelde hypermarkten ligt vaak in de buurt van de 10 000 m2. Dat we met Makro, dat in principe een groothandel is, rekening houden, wordt gerechtvaardigd door het gemak waarmee men een kaart kan bekomen en door de proefondervindelijke vaststelling dat op sommige plaatsen meer dan 7 000 personen op commercieel vlak worden bediend (naar Mérenne-Schoumaker & Van Hecke, 2000) zonder dat er enige andere uitrusting voor handen is dan een Makro (Machelen, Nazareth). De hypermarkten worden door een ster voorgesteld, 68

pour les shopping centers isolés puisqu'il y a une proximité entre les deux types d'équipements. Les hypermarchés ont toujours été représentés de façon indépendante. Un parc commercial comprenant un hypermarché, situation fréquente, est donc représenté par deux signes et la surface de l'hypermarché n'est pas comptée dans celle du parc commercial.

waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de klassieke hypermarkten (in het geel) en de hypermarkten met galerij (in het paars). Deze laatste kleur is met opzet dezelfde als die die voor de geïsoleerde shoppingcentra werd gekozen, aangezien de twee typen van uitrustingen verwant zijn. De hypermarkten werden steeds afzonderlijk voorgesteld. Een grootschalig winkelcomplex met daarin een hypermarkt, situatie die regelmatig voorkomt, wordt dus met twee tekens voorgesteld en de oppervlakte van de hypermarkt wordt niet meegeteld in die van het winkelcomplex.

e. Le fond de carte

e. De topografische basiskaart

Les cartes fournissent des points de repère pour mieux localiser les équipements retenus. Outre les routes principales, les principales surfaces d'eau et espaces verts, nous avons figuré les zones habitées de plus de 2,5 habitants par hectare (250 habitants au kilomètre carré) au 1er janvier 2001 en distinguant l'urbain dense (la majorité de logements sont des appartements ou des maisons jointives; en gris) des espaces de banlieue (la majorité des logements sont des maisons séparées; en rose) selon les données du recensement de 1991. Ces critères ont été choisis sur base de nos travaux antérieurs. Les villes proches extérieures aux région urbaines et commercialement importantes, tant en Belgique ou à l'étranger, sont signalées, de même que le seul cas de parc commercial situé juste au-delà de la limite communale d'une région urbaine (Middelkerke, à côté d'Ostende).

De kaarten geven aanknopingspunten om de weerhouden uitrustingen beter te lokaliseren. We hebben niet alleen de hoofdwegen, de voornaamste wateroppervlakken en groene ruimten voorgesteld, maar ook de woongebieden met meer dan 2,5 inwoners per hectare (250 inwoners per vierkante kilometer) op 1 januari 2001, waarbij we een onderscheid hebben gemaakt tussen de dichtbebouwde stad (de meeste woningen zijn appartementen of rijhuizen ; in het grijs) en de banlieue (de meeste woningen zijn alleenstaande huizen ; in het roze) in overeenstemming met de gegevens van de volkstelling van 1991. Deze criteria werden geselecteerd op basis van onze eerdere werken. De dichtbij gelegen steden die buiten de stadsgewesten vallen en commercieel belangrijk zijn, zowel in België als in het buitenland, worden gesignaleerd, alsmede het enige winkelcomplex dat net buiten de gemeentegrens van een stadsgewest ligt (Middelkerke, vlakbij Oostende).

Sur les cartes, les noyaux sont numérotés par région urbaine du nord au sud et d'ouest en est. Ces numéros renvoient à un tableau donnant les noms, la taille, une description de la structure et de l'environnement. Les shopping centers isolés sont nommés.

Op de kaarten werden de kernen per stadsgewest genummerd van noord naar zuid en van west naar oost. Deze nummers verwijzen naar een tabel met daarin de naam, de grootte, een beschrijving van de structuur en van de omgeving. De geïsoleerde shoppingcentra worden met naam genoemd.

69

2. Bruxelles et Louvain

2. Brussel en Leuven

a. Bruxelles

a. Brussel

Bruxelles est la seule région urbaine ayant nécessité un agrandissement de la partie centrale, ce qui traduit bien la forte densité de noyaux commerciaux importants. La ville comporte deux noyaux commerciaux majeurs, au rayonnement largement extérieur à la région : le centre-ville (10; 2.795 commerces), centré sur la rue Neuve, et le haut de la ville (26; 1.461 commerces), allant de la rue de Namur à l'avenue Louise. Ces noyaux clairement distincts (500 m d'interruption entre leurs marges, 2 km de distance entre leurs coeurs), se différencient aussi par leur standing (respectivement centre-masse et centre-luxe) et ont chacun leurs habitués. Le centre-ville a une fonction horéca plus développée (24%) et compte des commerces orientés vers les touristes. La proportion de cellules vides est élevée dans les deux cas, mais particulièrement dans le haut de la ville (20% contre 18%), qui soufre de la présence de galeries en déclin et d'opérations de spéculation foncière. Entre ces deux quartiers, le noyau Sablon-Marolles (12) est spécialisé dans l'antiquariat et la décoration avec une forte présence d'horéca. C'est la principale concentration d'antiquaires du pays (170 commerces) et son rayonnement est international.

Brussel is het enige stadsgewest waarvan het centrale gedeelte op kaart moest worden uitgebreid, wat duidelijk wijst op de grote dichtheid van omvangrijke commerciële kernen. De stad bevat twee grote commerciële kernen, met een uitstraling die tot ver buiten het gewest reikt : het stadscentrum (10 ; 2 795 handelszaken), gecentreerd op de Nieuwstraat, en de bovenstad (26 ; 1 461 handelszaken), gaande van de Naamsestraat tot de Louizalaan. Deze duidelijk onderscheiden kernen (500 m onderbreking tussen hun randgebieden, 2 km afstand tussen hun middelpunten) verschillen ook qua standing van elkaar (respectievelijk massacentrum en luxecentrum) en hebben elk hun vaste klanten. Het stadscentrum heeft een beter ontwikkelde horecafunctie (24%) en telt handelszaken die zich naar de toeristen richten. Het leegstandspercentage ligt hoog in beide gevallen, maar vooral in de bovenstad (20% tegenover 18%), die lijdt onder de aanwezigheid van galerijen die achteruitgaan, en te kampen heeft met grondspeculatie. Tussen deze twee wijken ligt de kern Zavel ± Marollen (12), gespecialiseerd in antiquariaat en decoratie, met een duidelijke aanwezigheid van de horeca. Dit is de grootste concentratie van antiquairs van het land (170 handelszaken) en zijn uitstraling is internationaal.

La Région de Bruxelles-capitale possède 27 noyaux supplémentaires comptant plus de 100 commerces. Trois noyaux se détachent par leur structure témoignant d'un fort passage et par la rareté des cellules vides : Uccle-centre (22; 302 commerces; 5% de vide), la place Dumon (17; 204; 4%) et la rue des Tongres (33; 164; 7%). Ils sont tous localisés dans le quadrant sud-est de Bruxelles, caractérisé par de hauts revenus. Ce quadrant accueille encore quatre noyaux classés intermédiaires (place Vanderkindere - 24, avenue Louise-rue du Bailly - 27, Ixelles Université - 31 et la Chasse -32), le premier shopping center de Belgique (Woluwé) et le premier hypermarché de Belgique, devenu le centre d'un petit parc commercial. Au nord et à l'est, notons les quartiers du Miroir (7) et de Wand (2), classés intermédiaires, et caractérisés par la présence d'enseignes et un faible taux de vide (7%). Ce large secteur de Bruxelles compte les plus gros noyaux classés proximité, dépassant souvent 350 commerces et en comptant

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt nog 27 bijkomende kernen, goed voor meer dan 100 handelszaken. Drie kernen hiervan springen in het oog door hun structuur die getuigt van veel verloop en door een zeer beperkte leegstand : Ukkel-centrum (22 ; 302 handelszaken ; 5% leegstand), het Dumonplein (17 ; 204 ; 4%) en de Tongerenstraat (33 ; 164 ; 7%). Ze bevinden zich stuk voor stuk in het zuidoostelijke kwadrant van Brussel, dat door hoge inkomens wordt gekenmerkt. In dit kwadrant bevinden zich nog vier kernen, geklasseerd als tussenliggend (Vanderkindereplaats, 24 ; Louizalaan ± Baillystraat 27 Elsene Universiteit 31 en De Jacht 32), het eerste shoppingcentrum van België (Woluwe) en de eerste hypermarkt van België, die het centrum is geworden van een klein winkelcomplex. In het noorden en het oosten, zijn er de wijken Spiegel (7) en De Wand (2), geklasseerd als tussenliggend en 70

jusqu'à 577 (23, Saint-Gilles-centre). Les taux de vacance sont variés : 9% à Helmet (15) à plus de 20% RopsyChaudron/chaussée de Mons (8). Le quartier de la rue de Brabant (13; 350 commerces) a une structure très particulière, fortement liée à l'importance des communautés marocaine et turque, et ses réseaux d'approvisionnement particuliers le dotent d'un rayonnement qui dépasse les frontières nationales. Cette partie de la ville compte encore plusieurs hypermarchés, dont le Cora d'Anderlecht avec galerie marchande, deux shopping centers et plusieurs petits parcs commerciaux, principalement dans le voisinage des chaussées de Louvain, de Ninove et de Mons. On remarquera qu'un certain nombre d'équipements sont tournés vers l'extérieur de la Région : le shopping center Basilix avec l'hypermarché et le petit parc commercial voisin, vers les quartiers denses en direction de Asse; le Westland SC fait de même vers Ninove. Le Cora d'Anderlecht se trouve au contraire face à des espaces moins denses et draine donc surtout sa clientèle de la ville ou via le ring. La carte montre aussi que les hypermarchés, shopping centers et parcs commerciaux sont généralement localisés à l'écart des noyaux commerciaux importants et en constituent donc des équipements complémentaires.

gekenmerkt door de aanwezigheid van winkelketens en een laag leegstandspercentage (7%). In deze uitgebreide sector van Brussel bevinden zich de grootste kernen die als buurtkernen worden geklasseerd en die vaak meer dan 350 handelszaken bevatten, met zelfs een uitschieter van 577 (23, Sint-Gillis ± centrum). De leegstandspercentages verschillen van 9% in Helmet (15) tot meer dan 20% Ropsy-Chaudron/Bergensesteenweg (8). De wijk van de Brabantstraat (13 ; 350 handelszaken) heeft een zeer bijzondere structuur, die nauw is verbonden met de grote Marokkaanse en Turkse gemeenschappen en zijn eigen bevoorradingscircuits heeft, waardoor deze wijk een uitstraling heeft die de nationale grenzen overschrijdt. Dit deel van de stad telt ook een aantal hypermarkten, waarvan de Cora van Anderlecht met verkoopsgalerij, twee shoppingcentra en verschillende kleine winkelcomplexen, in hoofdzaak in de omgeving van de Leuvense-, Ninoofse- en Bergensesteenweg. We merken hierbij op dat een aantal uitrustingen een doelgroep hebben die ook buiten het Gewest ligt : het shoppingcentrum Basilix met een hypermarkt en een klein winkelcomplex ernaast, gericht op de compacte wijken naar Asse toe ; zo richt het Westland Shopping Center zich naar Ninove. De Cora van Anderlecht daarentegen bevindt zich tegenover minder bevolkte gebieden en trekt zijn klantenkring dus vooral aan uit de stad en via de ring. De kaart toont ook dat de hypermarkten, shoppingcentra en winkelcomplexen over het algemeen op een zekere afstand van de grote commerciële kernen gesitueerd zijn en ten opzichte daarvan dus bijkomende uitrustingen vormen.

A l'extérieur de la ville5, plusieurs noyaux forts, centrés sur l'équipement de la personne, apparaissent : au nord, Asse (1) et Vilvorde (3); au sud : Hal (34), Waterloo (35) et Wavre (37). Quelques petites villes au sud sont classées intermédiaires : Enghien (38), Nivelles (42), Braine-l'Alleud (40), La Hulpe (36), Louvain-la-Neuve (41) tandis que Tubize (39) est classée de proximité. La Hulpe, Louvain-la-Neuve et Hal se distinguent par leur faible taux de vacance (respectivement 1, 4 et 8%); Enghien sort du lot par un taux élevé (18%). Le commerce de Louvain-la-Neuve est évidemment très particulier, en voirie entièrement piétonnière et bénéficiant d'une chalandise captive d'étudiants. Plusieurs de ces petites villes sont complétées de petits parcs (Halle, Waterloo, Wavre) ou d'un shopping center (Nivelles, Ottignies-Louvain-laNeuve). Enfin, des parcs isolés complètent la ceinture autour de Bruxelles, particulièrement Drogenbos au sud et Nossegem à l'est. La pression des parcs commerciaux par rapport à la population est une des plus faibles des régions urbaines étudiées (73% de la moyenne). Et, même si la région urbaine bruxelloise est celle qui contient le plus de cellules commerciales dans les shopping centers

Buiten de stad5 verschijnen verschillende sterke kernen, vooral geconcentreerd rond de persoonsuitrusting : in het noorden, Asse (1) en Vilvoorde (3) ; in het zuiden, Halle (34), Waterloo (35) en Waver (37). Enkele kleine steden in het zuiden worden als tussenliggend geklasseerd : Edingen (38), Nijvel (42), Eigenbrakel (40), Terhulpen (36), Louvain-la-Neuve (41) terwijl Tubeke (39) op nabijheid is gericht. Terhulpen, Louvain-la-Neuve en Halle vallen op door hun lage leegstandspercentage (respectievelijk 1, 4 en 8%) ; Edingen valt op door een hoog percentage (18%). De handel in Louvain-la-Neuve is uiteraard zeer bijzonder, doordat het wegennet volledig uit voetgangersstraten bestaat, en dat de winkels voornamelijk van studentenklanten voordeel trekken. Vele van deze kleine steden worden aangevuld met kleine winkelcomplexen (Halle, Waterloo, Waver) of met een shoppingcentrum (Nijvel, 71

code

Bruxelles Brussel

Leuven

nom - naam

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42

Asse De Wand Vilvoorde Schweitzer Charles Quint - Keizer Karel Karreveld Miroir - Spiegel Ropsy-Chaudron Molenbeek centre - Molenbeek centrum centre ville - stadcentrum Marie Christine - Maria Christina Sablon Marolles - Zavel Marolles Brabant Saint Josse centre - Sint Joost centrum Helmet Georges Henri Dumon Bizet Wayez Etoile Coghen - Ster Coghen Uccle centre - Ukkel centrum Saint Gilles centre - Sint Gillis centrum Vanderkindere Janson haut de la ville - bovenstad Louise Bailli - Louisa Balie Bascule Flagey Jourdan Ixelles Université - Elsene Universiteit La Chasse - Jacht Tongres- Tongerenstraat Halle Waterloo La Hulpe Wavre Enghien Tubize Braine l'Alleud Louvain-la-Neuve Nivelles

43

centre ville - stadcentrum

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

123 140 138 115 102 122 192 250 425 2.795 381 778 350 456 244 218 204 116 346 113 302 577 145 156 1.461 445 293 294 112 118 194 164 232 246 92 356 130 133 120 140 286

22% 23% 26% 8% 8% 4% 16% 2% 12% 17% 13% 7% 21% 9% 13% 10% 28% 5% 15% 4% 23% 11% 12% 4% 31% 16% 13% 6% 3% 10% 20% 25% 36% 38% 23% 27% 15% 8% 22% 11% 17%

7% 14% 9% 9% 14% 12% 16% 17% 15% 7% 13% 5% 7% 14% 11% 14% 12% 13% 11% 10% 11% 12% 11% 9% 4% 5% 8% 13% 9% 14% 9% 11% 9% 4% 12% 7% 8% 8% 11% 8% 9%

10% 9% 6% 12% 17% 16% 14% 17% 7% 24% 16% 18% 14% 19% 13% 13% 6% 14% 18% 11% 11% 19% 14% 17% 16% 23% 15% 18% 30% 24% 12% 10% 11% 5% 8% 12% 10% 17% 6% 30% 13%

11% 7% 20% 13% 13% 11% 7% 27% 20% 18% 18% 17% 11% 17% 9% 6% 4% 16% 10% 17% 5% 15% 15% 15% 20% 12% 15% 15% 20% 3% 8% 7% 8% 12% 1% 13% 18% 11% 12% 4% 13%

990

22%

6%

27%

9%

enseignes winkelketens

+ +

+

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés gemiddeld pers. per bevolk.buurten inkomen huishoud in moelijk.

6,0 6,1 6,1 4,6 -1,9 6,3 2,2 -2,4 1,4

51% 49% 52% 49% 45% 48% 50% 66% 68%

2,6 2,3 2,5 2,3 2,0 2,0 2,1 2,5 2,7

117 120 117 116 104 96 97 69 67

0% 4% 5% 0% 0% 13% 12% 89% 96%

4,3

60%

2,2

83

69%

0,6 1,6 3,8 -3,2 3,1 -0,9 0,9 -0,2 0,7 -2,2 0,7 3,1

68% 59% 56% 50% 50% 48% 54% 51% 49% 63% 52% 60%

2,4 2,0 2,2 2,0 2,5 2,2 2,1 2,0 2,3 2,1 1,9 1,7

70 88 91 114 135 101 85 105 117 74 109 93

94% 53% 35% 2% 0% 1% 48% 18% 1% 94% 0% 16%

6,5 2,1 5,1 -6,9 0,0 0,0 1,2 4,1 3,5 2,6 11,2 10,7 7,1 11,2 33,3 3,2

61% 51% 61% 61% 50% 53% 55% 52% 50% 50% 52% 53% 52% 53% 66% 51%

1,5 1,8 1,7 1,9 1,9 1,9 1,8 2,5 2,7 2,6 2,6 2,6 2,6 2,6 2,4 2,4

100 121 86 87 114 102 108 111 140 133 123 112 99 123 123 111

0% 0% 67% 66% 1% 4% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 4% 0% 7% 0%

++

+ + ++

++ +

+ + ++ + ++ ++

+ ++

Tableau 4a : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Bruxelles, Louvain (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4a: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Brussel, Leuven (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

% U Ê UÚ %

Dendermonde

% U

# Y

Bruxelles - Brussel Leuven

U Ê% Ú U %

Aalst

U %

# Y

% 3 U

1

Ê Ú % U

Ê Ú BasilixÚ Ê

U %

U %

Ê Ú

% U

Westland

Woluwe

% U

Ê Ú % U ÊU% Ú Ú Ê % U Ê UÚ %

U %

% U

% U

U Ê% Ú

17

U % Ê Ú

Tienen

# Y

U %

34

36 37

U % Ê Ú % U

39

U 40 %

38

42

U %

U %

%U U % Ê Ú

% U Ê Ú

Douaire

# Y

43

U % Ê Ú

35

Soignies

U % % U

ÊU% Ú %% U U

U %

% U

2

41

0

2.5

5 km

% U

Nivelles

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10a1 : principaux équipements commerciaux: Bruxelles et Louvain (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10a1: voornaamste commerciële uitrustingen: Brussel en Leuven (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

Région de Bruxelles-Capitale Brussels hoofdstedelijk gewest 2

quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500 1000 500 100

11 15

7

Basilix 5 4

Ê Ú 6

13

9

% U

10

U %

% U

8

Westland 19

26

12

17

33

23

18

25

Ê Ú 21

2 km

24

% U

32

C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

31 28

% U

Ê Ú

27

29

% U

% U

% U

U %

1

U %

30

B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend

parc commercial grootschalig winkelcomplex

Woluwe

16

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting

centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

Ê Ú

% U

14

0

spécificité specificiteit

Ê %Ú U

cellules commerciales commerciële panden

Ê Ú U %

Ê Ú Ú Ê

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

22

généralités - algemeen limite régionale - gewestgrens voirie principale - hoofdweg

espace vert - groene ruimte

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; Urbis

ULB-IGEAT (2002)

Carte 10a2 : principaux équipements commerciaux, détail de la Région de Bruxelles-Capitale (sources: IGEAT, INS, MAE, Urbis). Kaart 10a2 : voornaamste commerciële uitrustingen: detail van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, Urbis).

(500), cela ne représente que 3,6% des cellules des noyaux urbains recensés, ce qui demeure très faible.

Ottignies ± Louvain-la-Neuve). Geïsoleerde winkelcomplexen tot slot vullen deze gordel rondom Brussel aan, vooral Drogenbos in het zuiden en Nossegem in het oosten. De druk van de winkelcomplexen ten opzichte van de bevolking is een van de zwakste van alle bestudeerde stadsgewesten (73% van het gemiddelde). En ook al bevat het Brusselse stadsgewest de meeste commerciële panden in de shoppingcentra (500), toch vertegenwoordigt dit slechts 3,6% van de panden van de geregistreerde stadskernen, wat zeer laag blijft.

(5) La plupart de ces noyaux de la périphérie bruxelloise ont été inventoriées en 2000, à l'exception de Enghien, Nivelles, Louvain-la-Neuve et Tubize qui ont fait l'objet, tout comme la Région de Bruxelles capitales, d'un relevé en 2002.

(6) de meeste van deze kernen van de Brusselse stadsrand werden geïnventariseerd in 2000, met uitzondering van Edingen, Nijvel, Louvain-la-Neuve en Tubeke, die, net als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het voorwerp hebben uitgemaakt van een opmeting in 2002.

75

b. Louvain

b. Leuven

Louvain (43) est constitué d'un gros centre-ville d'un seul tenant, groupant 990 commerces et classé intermédiaire, probablement suite à la forte présence de l'horéca, lié à la fonction universitaire. La proportion d'équipement de la personne est un peu plus élevée que la moyenne (22%) et celle de l'alimentaire faible (6%). La proportion de cellules vides est la plus faible observée pour un centre-ville après Bruges. Malgré la présence de 4 parcs commerciaux, dont les deux principaux assez éloignés de la ville, leur pression est minime par rapport à la population de la région. C'est en fait la région où la pression des parcs est la plus faible. Le parc le plus à l'est est situé à Tielt-Winge, au croisement de deux routes menant vers Aarschot au nord, Tirlemont au sud, Louvain à l'ouest et Diest à l'est, ce qui lui a valu l'appellation de Gouden kruispunt.

Leuven (43) bestaat uit een groot stadscentrum dat één geheel vormt, 990 handelszaken groepeert en als tussenliggend wordt beschouwd, waarschijnlijk ten gevolge van de sterke aanwezigheid van de horeca, wat met de universitaire functie van de stad te maken heeft. Het percentage persoonsuitrusting ligt iets hoger dan het gemiddelde (22%) en dat van de voeding ligt laag (6%). Het leegstandspercentage is voor een stadscentrum, na Brugge, het laagst. Ondanks de aanwezigheid van 4 winkelcomplexen, waarvan de twee belangrijkste tamelijk ver van de stad verwijderd zijn, is hun druk miniem ten opzichte van de bevolking van het gewest. Dit is in feite het gewest waar de druk van de winkelcomplexen het laagst ligt. Het complex dat het meest naar het oosten is gelegen, is TieltWinge, op de kruising van twee wegen - naar Aarschot in het noorden, naar Tienen in het zuiden, naar Leuven in het westen en naar Diest in het oosten - wat dit complex de bijnaam van « Gouden kruispunt » heeft opgeleverd.

76

3. Anvers, Malines et Saint-Nicolas

3. Antwerpen, Mechelen en Sint-Niklaas

a. Anvers

a. Antwerpen

Trois noyaux différents ont été relevés dans le centre ville anversois. Le centre-ville (7), classé dans la catégorie rouge, englobe tous les commerces situés entre la gare et l'Escaut, soit près de 2.500 commerces. Le quartier diamantaire, avec son extraordinaire concentration de bijouteries, ainsi que le quartier touristique, riche en horéca, sont incorporés dans la continuité. Le coeur du quartier est le Meir avec son équipement de la personne et ses enseignes. Le second noyau est Borgerhout (8; près de 1.000 commerces), séparé du premier par la place devant la gare, qui constitue une rupture importante dans la densité. Il s'articule sur la Carnotstraat et englobe les quartiers commerçants à l'est de la gare. Il est relativement mixte avec des bazars, des cabines téléphoniques, des commerces de proximité, des marchands de meubles et de l'équipement de la personne plutôt bas de gamme. La proportion de vides est importante (20% en moyenne). Le troisième noyau est le quartier des marins (7b), centré sur la Falconplein. Séparé du centre-ville par une nette rupture de densité, il est beaucoup moins important (150 commerces) et regroupe entre autres des commerces de sexe. En totalisant le nombre de commerces de ces trois noyaux centraux, on atteint le chiffre de 3.500 magasins, ce qui reste inférieur à Bruxelles si on regroupe le centre et le haut de la ville (4.250 commerces).

Drie verschillende kernen werden in het Antwerpse stadscentrum geregistreerd. Het stadscentrum (7), dat in de rode categorie wordt ondergebracht, omvat alle handelszaken die zich tussen het station en de Schelde bevinden, hetzij zo'n 2 500 handelszaken. De diamantwijk, met zijn buitengewone concentratie van juwelierszaken, alsmede de toeristische wijk, waar veel horeca is, zijn in dit ononderbroken geheel opgenomen. Het hart van de wijk is de Meir, met zijn persoonsuitrusting en zijn winkelketens. De tweede kern is Borgerhout (8 ; zo'n 1 000 handelszaken), die van de eerste is gescheiden door het plein voor het station, dat een ernstige onderbreking vormt in de dichtheid. Het is opgebouwd rond de Carnotstraat en omvat de handelswijken ten oosten van het station. Het is relatief gemengd, met bazaars, telefooncellen, buurtwinkels, meubelhandels en winkels voor persoonsuitrusting van de eerder lage prijsklasse. Het leegstandspercentage ligt hoogt (gemiddeld 20%). De derde kern is het Schipperskwartier (7b), geconcentreerd rondom het Falconplein. Het is door een nette onderbreking in de dichtheid van het stadscentrum gescheiden, is veel minder groot (150 handelszaken) en groepeert onder meer sekshandelszaken. Als we het totaal maken van de handelszaken van deze drie centrale kernen, tellen we 3 500 winkels, wat lager ligt dan Brussel als we het centrum en de bovenstad groeperen (4 250 handelszaken).

Les 17 autres noyaux peuvent se répartir en 9 noyaux plus urbains et 8 plus périphériques. Parmi les premiers, le noyau de Merksem (9; Bredabaan) se distingue par sa structure témoignant d'un plus grand passage et par la présence d'enseignes. Trois autres noyaux sont classés intermédiaires : Deurne-sud (11), Abdijstraat (14) et Wilrijk (15). Seule la seconde accueille assez bien d'enseignes mais paradoxalement c'est ici que le taux de vacance est le plus élevé (21% contre 7% à Wilrijk); la rue présente en fait deux moitiés disparates : l'une accueille les enseignes et l'autre les cellules vides. Les autres noyaux, plus orientés vers la proximité, présentent des taux de vacance moyens à élevés. La périphérie est marquée par la présence du shopping center de Wijnegem, le plus grand du pays, mais aussi par le noyau de Moortsel (18), qui compte plus de

De overige 17 kernen kunnen worden onderverdeeld in 9 stads- en 8 randkernen. Tot de eerste groep behoort de kern van Merksem (9 ; Bredabaan), gekenmerkt door een structuur die getuigt van een groot verloop en door de aanwezigheid van winkelketens. Drie andere kernen worden als tussenliggend geklasseerd : Deurne-zuid (11), Abdijstraat (14) en Wilrijk (15). Alleen de tweede bevat een redelijk aantal winkelketens, maar paradoxaal genoeg is de leegstand hier het hoogst (21% tegenover 7% in Wilrijk) ; de straat bestaat eigenlijk uit twee totaal verschillende helften : in de ene bevinden zich de winkelketens, in de andere de lege panden. De andere kernen, die zich meer op de buurt richten, hebben middelgrote of hoge leegstandspercentages. De stadsrand wordt 77

code

nom - naam

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

enseignes winkelketens

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

Kapellen Braschaat Ekeren Merksem Oude Bareellei Schoten Brederodestraat centre ville - stadcentrum Borgerhout Merksem Bredabaan Deurne Noord Deurne Zuid Schilde Hoboken Abdijstraat Wilrijk Berchem Groenehoek Moortsel Kontich

225 290 116 95 127 114 2492 989 279 171 156 136 129 232 161 218 108 217 91

22% 23% 8% 8% 14% 4% 28% 12% 23% 9% 17% 18% 9% 24% 22% 13% 5% 35% 13%

8% 10% 15% 9% 8% 12% 6% 12% 6% 11% 11% 13% 12% 11% 6% 10% 15% 6% 11%

12% 11% 16% 8% 16% 16% 21% 16% 13% 14% 13% 9% 16% 7% 14% 13% 19% 9% 16%

7% 4% 8% 22% 13% 11% 14% 20% 14% 15% 17% 6% 16% 21% 7% 20% 15% 6% 7%

Mechelen

20

centre ville - stadcentrum

599

25%

7%

13%

18%

++

St. Niklaas

21

centre ville - stadcentrum

560

20%

8%

15%

18%

++

Antwerpen

+

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk.

8,6 13,2 3,0 -4,8 8,3 -7,4

52% 54% 49% 48% 49% 52%

2,6 2,7 2,4 2,2 2,5 2,0

111 112 110 99 117 91

0% 0% 4% 0% 0% 39%

-6,7 -0,9 -5,7 -2,2 8,5 1,9 -8,4 -3,3 -5,4 -5,9 -3,9 6,2

58% 46% 47% 47% 51% 50% 49% 47% 55% 46% 48% 52%

2,1 2,2 2,0 2,1 2,8 2,3 2,0 2,2 2,3 2,1 2,3 2,7

71 94 90 102 119 96 83 113 91 89 112 119

76% 31% 0% 3% 0% 4% 22% 0% 12% 0% 0% 0%

++ +

+

+

Tableau 4b : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Anvers, Malines, Saint-Nicolas (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4b: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Antwerpen, Mechelen, Sint-Niklaas (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Antwerpen - Mechelen Sint Niklaas quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500

spécificité specificiteit

1000 500 100

1 2

% U

U % Ê Ú % U

21 Waasland

8

6 16

13

U %

11 17

15

% U

5

10

7b

14

Ê Ú

% U

12

% U

Wijnegem

% U

Ê Ú Ú Ê

18

19

2.5

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

densité de population > 2,5 hab./ha. bevolkingsdichtheid > 2,5 in./ha.

Lier

% U

# Y

tissu urbain dense - ononderbroken stedelijk weefsel

% U 0

C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

% U %Ú U Ê

% U

U %

B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend

parc commercial grootschalig winkelcomplex

% U

4

9

U Ê% Ú

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting

centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

3

7

cellules commerciales commerciële panden

tissu urbain discontinu - onderbroken stedelijk weefsel

5 km Heist-op-den-Berg

généralités - algemeen

# Y

limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest

Dendermonde

% U Ê Ú U %

# Y

voirie principale - hoofdweg

% U

20

cours d'eau - waterloop espace vert - groene ruimte

# Y

ville hors région urbaine - stad buiten stadsgewest

Ê% Ú U Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

ULB-IGEAT (2002)

Carte 10b : principaux équipements commerciaux: Anvers, Malines, Saint-Nicolas (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10b: voornaamste commerciële uitrustingen: Antwerpen, Mechelen, Sint-Niklaas (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

200 commerces dont 35% d'équipement de la personne et seulement 6% de commerces vacants. La plupart des autres noyaux périphériques (Kapellen - 1, Braschaat - 2, Ekeren - 3, Schilde - 12 et Kontich - 19) affichent des taux de vacances faibles : entre 4 et 8%. Seuls Ekeren et Hoboken (13) sont classés à dominance de proximité. Ce tissu périphérique se complète de parcs, dont les bien connus Bredabaan et Boomsesteenweg, mais il faut aussi citer un parc près de Deurne et un autre sur la rive gauche. Les 4 hypermarchés sont associés à des parcs ou au shopping. On retrouve cette complémentarité des équipements : parcs et shopping bouchent les trous entre les noyaux majeurs. La région urbaine d'Anvers est la deuxième du point de vue du nombre de cellules en shopping center (210), mais cela ne représente que 3,3% du nombre des cellules des noyaux recensés. La pression des parcs y est particulièrement faible même si cette mesure doit être relativisé par la présence d’alignements commerciaux très discontinus le long des chaussées.

gekenmerkt door de aanwezigheid van het Shopping Center Wijnegem, het grootste van het land, maar ook door de kern van Mortsel (18), die meer dan 200 handelszaken telt, waarvan 35% persoonsuitrusting en slechts 6% leegstand. De meeste andere perifere kernen (Kapellen, 1 ; Brasschaat, 2 ; Ekeren, 3 ; Schilde, 12 en Kontich, 19) vertonen een laag leegstandspercentage : tussen 4 en 8%. Alleen Ekeren en Hoboken (13) worden geklasseerd als voornamelijk gericht op de nabijheid. Dit perifeer weefsel wordt aangevuld met winkelcomplexen, waaronder de bekende Bredabaan en de Boomsesteenweg, maar we vermelden ook een complex bij Deurne en nog een op linkeroever. De 4 hypermarkten zijn verbonden met winkelcomplexen of shoppingcentra. De complementariteit van uitrustingen vinden we terug : winkelcomplexen en shoppingcentra vullen de gaten tussen de belangrijkste kernen. Het Antwerpse stadsgewest komt op de tweede plaats wat het aantal panden in shoppingcentra betreft (210), maar dat vertegenwoordigt slechts 3,3% van het totaal aantal cellen van de geïnventariseerde kernen. De druk van de winkelcomplexen is er bijzonder zwak, ook al moet deze meting worden gerelativeerd door de aanwezigheid van een aantal onderbroken groeperingen van handelszaken langs de grote wegen.

b. Saint Nicolas

b. Sint-Niklaas

Ce noyau urbain (21) sans particularité notable (il est classé intermédiaire) et de faible ampleur (560 commerces, ce qui est comparable au quartier commerçant de Saint-Gilles à Bruxelles) s'étend autour du Grote Markt. Le taux global de cellules vides (18%) est important pour un noyau de centre-ville. Le commerce est peu présent dans le reste de la région urbaine. Seul le Koopcentrum Waasland exerce une concurrence par rapport au noyau urbain. Ce shopping center est actuellement fort petit (moins de 50 commerces; une extension est toutefois prévue) mais cette concentration d'enseignes (dont quelques grandes surfaces : Delhaize, C&A, Inno, …) constitue un pôle par rapport à la taille du noyau urbain. Quelques commerces situés en face du Waasland (Aldi, Heytens, Covee) forment un petit parc périphérique. Malgré sa petite taille, le shopping center représente une pression relative plus forte que dans les régions urbaines évoquées précédemment : 8% du nombre de cellules du noyau. La pression du parc est faible.

Deze stedelijke kern (21) zonder bijzondere kenmerken (hij wordt als tussenliggend geklasseerd) en met een beperkte omvang (560 handelszaken, wat met de handelswijk van Sint-Gillis in Brussel kan worden vergeleken) strekt zich uit rondom de Grote Markt. Het globale leegstandspercentage (18%) is groot voor een kern in een stadscentrum. De handel is weinig aanwezig in de rest van het stadsgewest. Alleen het Koopcentrum Waasland oefent concurrentie uit ten opzichte van de stedelijke kern. Dit shoppingcentrum is eigenlijk vrij klein (minder dan 50 handelszaken ; er is wel een uitbreiding voorzien), maar deze concentratie van winkelketens (waaronder enkele grote supermarkten : Delhaize, C&A, Inno…) vormt een pool in vergelijking met de grootte van de stedelijke kern. Enkele handelszaken die zich tegenover het Waasland bevinden (Aldi, Heytens, Covee), vormen een klein perifeer winkelcomplex. Ondanks zijn beperkte omvang oefent het shoppingcentrum een relatief sterkere 80

druk uit dan in de eerder genoemde stadsgewesten : 8% van het aantal panden van de kern. De druk van het winkelcomplex is zwak.

c. Malines

c. Mechelen

Le centre ville de Malines (20) comprend un peu plus de commerces (près de 600) et une plus forte proportion d'équipement de la personne. Le taux de vacance est identique à celui de SaintNicolas. La pression périphérique est néanmoins nettement plus importante, avec quatre parcs périphériques, assurant à cette région urbaine un indice élevé par rapport à la population, et deux hypermarchés.

Het stadscentrum van Mechelen (20) omvat iets meer handelszaken (bij de 600) en een groter percentage persoonsuitrusting. Het leegstandspercentage is identiek met dat van Sint-Niklaas. De perifere druk is echter aanzienlijk groter, met vier perifere winkelcomplexen, die dit stadsgewest een hoge index geven in verhouding tot de bevolking, en twee hypermarkten.

81

4. Liège et Verviers

4. Luik en Verviers

a. Liège

a. Luik

Le centre-ville de Liège est formé de quatre noyaux majeurs. Le centre-ville (9), Outre-Meuse (12) et Longdoz (11) sont séparés les uns des autres par la Meuse et la dérivation tandis qu'entre le quartier de la gare (Guillemins; 7) et le centre-ville se marque une rupture nette des densités. Le centre-ville (9) compte près de 1.800 commerces. Si son cœur se caractérise par de l'équipement de la personne et des enseignes, la présence d'horéca, de commerces de proximité et de commerce du sexe justifie le classement dans la catégorie intermédiaire. Le taux de vacance (18%) y est supérieur à la moyenne. Outre-Meuse compte plus de 300 commerces; également classé intermédiaire, il se situe dans le continuum de cette classe plus près du côté proximité; le taux de vacance (14%) y est inférieur à la moyenne. Le Longdoz compte 170 commerces en intégrant une galerie commerçante; classé intermédiaire et son taux de vacance est élevé (21%). Le quartier de la gare (164 commerces) est classé à faible passage; il est tiré dans ce sens par l'abondance des cafés (gare) et des snacks et photocopieuses (étudiants). Ce quartier est actuellement bousculé par le déplacement de la gare. Les commerces de sexe traditionnellement présents près des gares ont déjà disparu du voisinage du site ancien. Le récent shopping center de Belle-Ile est installé à 3 km du centre-ville, à 2 km de Longdoz et de Guillemin.

Het stadscentrum van Luik bestaat uit vier grote kernen. Het stadscentrum (9), Outre-Meuse (12) en Longdoz (11) zijn van elkaar gescheiden door de Maas en haar zijrivier, terwijl er tussen de stationswijk (Guillemins ; 7) en het stadscentrum een duidelijk merkbare onderbreking in dichtheid is. Het stadscentrum (9) telt zo'n 1 800 handelszaken. Ook al wordt het hart van de stad gekenmerkt door persoonsuitrusting en winkelketens, de aanwezigheid van horeca, nabijheidzaken en sekshandelszaken rechtvaardigt de klassering in de tussenliggende categorie. Het leegstandspercentage (18%) ligt er hoger dan het gemiddelde. Outre-Meuse telt meer dan 300 handelszaken ; deze kern, eveneens geklasseerd als tussenliggend, situeert zich in het continuüm van deze klasse meer op de kant die op de nabijheid is gericht ; het leegstandspercentage (14%) ligt er onder het gemiddelde. De Longdoz is goed voor 170 handelszaken, waaronder een verkoopsgalerij ; geklasseerd als tussenliggend en met een hoog leegstandspercentage (21%). De stationswijk (164 handelszaken) wordt geklasseerd in de categorie met weinig verloop ; de wijk evolueert in die richting door de overvloed aan cafés (station) en snackbars en kopieercentra (studenten). Op het ogenblik veroorzaakt de verplaatsing van het station heel wat problemen in deze handelswijk. De sekshandelszaken die traditiegetrouw in de buurt van de stations aanwezig zijn, zijn uit de buurt van de vroegere site verdwenen. Het nieuwe shoppingcentrum van Belle-Ile werd gevestigd op 3 km van het stadscentrum, op 2 km van Longdoz en van Guillemins.

Quatre noyaux sont aux limites de la ville-dense : Herstal (5), Ans (4), Jemeppe (6; le plus grand : plus de 240 commerces) et Seraing haut (14; le plus petit : moins de 100). Ils sont tous classés intermédiaires. Leurs taux de vacances sont différenciés : 4 et 9% à Ans et Jemeppe, 15 et 16 à Seraing-haut et Herstal. On trouve aussi trois noyaux (de 150 à 175 commerces) plus extérieurs : Fléron (13) à l'est, Aywaille (15) au sud, Visé (3) au nord-est. Ils comptent tous peu de cellules vides (3 à 5%). Aywaille et Visé sont classés du côté équipement de la personne, Fléron intermédiaire. Les trois environnements ont des indices de revenus proches de la moyenne nationale, supérieurs aux autres quartiers liégeois. Le standing commercial est relativement élevé à Aywaille et Visé. Aywaille bénéficie en outre d'une fréquentation touristique. Le

Vier kernen bevinden zich aan de grenzen van de dichtgebouwde stad : Herstal (5), Ans (4), Jemeppe (6 ; de grootste : meer dan 240 handelszaken) en Seraing bovenstad (14 ; de kleinste : minder dan 100). Alle kernen zijn geklasseerd als tussenliggend. Het leegstandspercentage is verschillend : 4 en 9% in Ans en Jemeppe, 15 en 16 in Seraing bovenstad en Herstal. Er zijn ook drie kernen (van 150 tot 175 handelszaken) die verder afliggen : Fléron (13) in het oosten, Aywaille (15) in het zuiden, Visé (3) in het noordoosten. Ze tellen allemaal een beperkt aantal lege panden (3 à 5%). 82

noyau de Fléron s'articule autour d'un centre commercial constitué de maisonnettes entourant un parking et d'une galerie; il se complète de deux petits parcs et d'un hypermarché.

Aywaille en Visé zijn geklasseerd aan de kant van persoonsuitrusting, Fléron is tussenliggend. De drie omgevingen hebben inkomensindices die het nationale gemiddelde benaderen en hoger liggen dan in de andere Luikse wijken. De commerciële standing is relatief hoog in Aywaille en Visé. Aywaille geniet bovendien van het toerisme. De kern van Fléron is opgebouwd rondom een commercieel centrum bestaande uit kleine huisjes die rondom een parkeerterrein staan, en een galerij ; verder zijn er twee kleine winkelcomplexen en een hypermarkt.

L'équipement commercial de la région urbaine se complète de plusieurs parcs commerciaux, dont certains très grands : Rocourt, Herstal et Boncelles comptent parmi les 10 plus grands parcs des régions urbaines étudiées. S'y ajoutent encore 8 hypermarchés, dont un Cora avec galerie (Rocourt). Celui-ci et le shopping center Belle-Ile alignent ensemble 160 commerces, ce qui représente une pression faible par rapport aux cellules relevées dans les noyaux (4,5%). Par contre, la pression des parcs commerciaux est énorme: rapportée à la population de la région urbaine, elle vaut 5,6 fois le taux d'équipement moyen des 17 régions étudiées, ce qui constitue de loin le maximum observé.

De commerciële uitrusting van het stadsgewest wordt nog aangevuld door enkele grootschalige winkelcomplexen, waarvan sommige zeer groot zijn : Rocourt, Herstal en Boncelles worden gerekend bij de grootste 10 winkelcomplexen van de bestudeerde stadsgewesten. Daar komen nog eens 8 hypermarkten bij, waarvan één Cora met galerij (Rocourt). Deze en het shoppingcentrum Belle-Ile zijn samen goed voor 160 handelszaken, wat een lage druk vertegenwoordigt ten opzichte van de panden die in de kernen werden opgetekend (4,5%). De druk van de grootschalige winkelcomplexen daarentegen is enorm : teruggebracht op de bevolking van het stadsgewest, ligt deze 5,6 keer hoger dan de gemiddelde uitrustingsgraad van de 17 bestudeerde gewesten, wat veruit het maximum is dat werd vastgesteld.

83

code

Liège

Verviers

nom - naam

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

enseignes winkelketens

3 4 5 6 7 9 11 12 13 14 15

Visé Ans Herstal Jemeppe Guillemins centre ville - stadcentrum Grétry Outremeuse Fléron Seraing haut Aywaille

156 138 165 241 164 1795 170 308 174 99 150

32% 27% 14% 22% 5% 21% 15% 13% 26% 17% 23%

13% 9% 9% 9% 12% 7% 8% 14% 13% 10% 9%

11% 13% 16% 16% 26% 19% 19% 24% 16% 11% 19%

3% 4% 16% 9% 15% 18% 22% 14% 3% 15% 5%

++

16

centre ville - stadcentrum

494

20%

7%

15%

15%

+

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk.

4,4 2,8 0,5 9,3 -4,1

53% 50% 51% 52% 50%

2,5 2,4 2,4 2,3 2,0

88 98 89 88 96

0% 15% 29% 36% 34%

-3,2 -7,4 5,5 3,8 12,1

47% 52% 52% 50% 53%

1,8 1,9 2,5 2,3 2,6

90 91 100 97 101

49% 91% 4% 23% 0%

Tableau 4c : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Liège, Verviers (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4c: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Luik, Verviers (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Maastricht

# Y

Liège - Verviers $

Aachen

quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500

3

% U Ê Ú % U

Ê U%Ú Ú % U Ê % U

Ê Ú

spécificité specificiteit

% U

4

5 12

ÊU% Ú

% U

Belle-ile

14

Eupen

U %

U %

Ê Ú

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting

parc commercial grootschalig winkelcomplex

9

7

% U

cellules commerciales commerciële panden

centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

11

6

1000 500 100

# Y

U %% U

Ê Ú

13

% U

U %

Ê% Ú U

U %

% U

% U

16

% U

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

Ê Ú Ú Ê

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

densité de population > 2,5 hab./ha. bevolkingsdichtheid > 2,5 in./ha. tissu urbain dense - ononderbroken stedelijk weefsel

15

tissu urbain discontinu - onderbroken stedelijk weefsel

généralités - algemeen limite régionale - gewestgrens Malmedy

région urbaine - stadsgewest

# Y

0

2.5

5 km

voirie principale - hoofdweg cours d'eau - waterloop espace vert - groene ruimte

# Y

ville hors région urbaine - stad buiten stadsgewest

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10c : principaux équipements commerciaux: Liège, Verviers (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10c: voornaamste commerciële uitrustingen: Luik, Verviers (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

b. Verviers

b. Verviers

La ville comporte un seul noyau commercial majeur, le centre-ville (16), qui compte moins de 500 commerces. Classé diversifié, par le voisinage de structures différentes, on y rencontre quelques enseignes et une proportion moyenne de commerces vides (15%). L'équipement de la région se complète de deux petits parcs commerciaux; le taux d'équipement correspondant par rapport à la population est inférieur à la moyenne des 17 régions.

De stad heeft slechts één belangrijke commerciële kern, het stadscentrum (16), en telt minder dan 500 handelszaken. De klasse is tussenliggend, door de nabuurschap van verschillende structuren ; we vinden er enkele winkelketens en een gemiddeld percentage van leegstand (15%). De uitrusting van het gewest wordt aangevuld door twee kleine winkelcomplexen ; de overeenkomstige uitrustingsgraad ten opzichte van de bevolking ligt onder het gemiddelde van de 17 gewesten.

86

5. Gand, Bruges, Ostende

5. Gent, Brugge, Oostende

a. Gand

a. Gent

Le commerce de Gand s'organise en un noyau principal, de centreville (5; 1.845 commerces), classé diversifié, entouré de cinq petits noyaux (116 à 230 commerces) classés de proximité. Le centreville constitue le troisième noyau par ordre d'importance dans l'ensemble des 17 régions urbaines. Il est classé diversifié en raison du poids, à côté de l'équipement de la personne, du secteur horéca (étudiants, tourisme) mais aussi des antiquaires (troisième concentration, après Anvers). La présence d'enseignes est importante. Le taux de vacance est légèrement inférieur à la moyenne. Dans les cinq petits noyaux proches, l'équipement de la personne est peu représenté (4 à 10% contre 19% en moyenne). Le quartier de la gare (4) se caractérise par un faible taux de vacance, la forte présence d'horéca (34%; 18 en moyenne) et de commerces de proximité (alimentation 14% contre 8 en moyenne); le revenu moyen de l'environnement est de 20% supérieur à la moyenne nationale et la gare assure un flux de passage élevé qui augmente la chalandise. Les quatre autres noyaux ont des taux de vacance importants (18 à 21%). Le quartier de l'université (6) se caractérise par ses cafés et snacks. La Wondelgemstraat (3) est un quartier turc avec bazars et cafés. La Dendermodsesteenweg (7) présente des commerces ethniques plus diversifiés. On notera la construction d'un petit parc commercial en intérieur d'îlot, une arche donnant accès depuis la rue commerçante à un petit parking autour duquel figurent quelques grandes surfaces. Tout au nord de la région urbaine, Zelzate (1) compte aussi un noyau commercial diversifié, d'une centaine de cellules, avec un taux de vacance faible (7%). Dans l'agglomération de Gand proprement dite, cinq parcs commerciaux et deux hypermarchés complètent le dispositif commercial. Dans la banlieue sud, un gros parc commercial et deux hypermarchés constituent l'essentiel du commerce. La pression des parcs, mesurée comme d'habitude par la surface rapportée à la population de la région urbaine, est largement inférieure à la moyenne des régions urbaines.

De handel in Gent is gestructureerd in één hoofdkern, in het stadscentrum (5 ; 1 845 handelszaken), tussenliggende klasse, omringd door vijf kleinere kernen (116 à 230 handelszaken), gericht op de nabijheid. Het stadscentrum vormt de derde grootste kern in het geheel van de 17 stadsgewesten. Het wordt in de tussenliggende klasse ondergebracht omwille van de omvang, niet alleen van de persoonsuitrusting, maar ook van de horecasector (studenten, toerisme) en van de antiquairs (derde grootste concentratie, na Antwerpen). Verder is er een grote aanwezigheid van winkelketens. Het leegstandspercentage ligt net onder het gemiddelde. In de vijf kleine kernen in de buurt is de persoonsuitrusting slechts in beperkte mate vertegenwoordigd (4 à 10% tegenover 19% gemiddeld). De stationswijk (4) wordt gekenmerkt door een laag leegstandspercentage, een sterke aanwezigheid van de horeca (34% ; 18 gemiddeld) en buurthandelszaken (voeding 14% tegenover 8 gemiddeld) ; het gemiddelde inkomen van de omgeving ligt 20% hoger dan het nationale gemiddelde en het station zorgt voor een groot verloop, waardoor de klantenkring wordt uitgebreid. De vier andere kernen hebben hoge leegstandspercentages (18 à 21%). De universiteitswijk (6) wordt gekenmerkt door zijn cafés en snackbars. De Wondelgemstraat (3) is een Turkse wijk met bazaars en cafés. De Dendermondsesteenweg (7) bevat etnisch gezien zeer gevarieerde handelszaken. We wijzen ook op de bouw van een klein winkelcomplex op een binnenland, met een boog die vanaf de winkelstraat toegang geeft tot een parkeerterrein waaromheen enkele groothandelzaken staan. Helemaal in het noorden van het stadsgewest, in Zelzate (1) telt men eveneens een tussenliggende commerciële kern van een honderdtal panden, met een laag leegstandspercentage (7%). In de eigenlijke agglomeratie Gent vullen vijf grootschalige winkelcomplexen en twee hypermarkten de commerciële uitrusting aan. In de zuidelijke banlieue vormen een grootschalig winkelcomplex en twee hypermarkten de hoofdbrok van de handel. De druk van de winkelcomplexen, zoals naar gewoonte gemeten per oppervlakte in verhouding tot de bevolking van het stadsgewest, ligt ver onder het gemiddelde van de 87

code

nom - naam

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

1 2 3 4 5 6 7

Zelzate Mariakerke Wondelgemstraat gare - station centre ville - stadcentrum Université - Universiteit Dendermondsesteenweg

104 118 116 230 1845 199 147

16% 10% 10% 4% 20% 6% 9%

10% 13% 12% 14% 7% 11% 10%

19% 8% 14% 34% 22% 35% 19%

7% 19% 21% 4% 13% 20% 18%

Oostende

10 11

Petit Paris centre ville - stadcentrum

371 1053

15% 17%

13% 9%

14% 29%

17% 15%

Brugge

8 9

centre ville - stadcentrum Oostkamp

1188 102

20% 19%

9% 15%

25% 16%

6% 4%

Gent

enseignes winkelketens

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk.

1,9 0,2 -2,4 -0,5

51% 50% 51% 48%

2,5 2,4 2,1 2,3

104 104 84 120

0% 19% 25% 0%

0,1 4,3

51% 53%

2,3 2,4

101 100

7% 7%

-0,3

45%

2,2

96

17%

3,8

52%

2,6

107

0%

++

++ ++

Tableau 4d : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Gand, Bruges, Ostende (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4d: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Gent, Brugge, Oostende (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Knokke

# Y

11

U %

U Ê% Ú

U U% %

10

% UÚÊ

8

U %

U %

1 U %

9

Gent - Brugge Oostende quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum

% U

spécificité specificiteit

1000 500 100

cellules commerciales commerciële panden

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting

Tielt

% U

% U

% U

Ê Ú

6

# Y

B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting

parc commercial grootschalig winkelcomplex

Ê UÚ %

7

U %

5

4

Deinze

# Y

centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

U %

U % Ê Ú % U

% 3 U

2

2500

# Y

Ê Ú

Roeselare

3000 6000 15000

0

2.5

5 km

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000 Ieper

# Y

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

U UÚ % Ê%

Ring

% U

Carte 10d : principaux équipements commerciaux: Gand, Bruges, Ostende (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10d: voornaamste commerciële uitrustingen: Gent, Brugge, Oostende (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

stadsgewesten.

b. Bruges

b. Brugge

La région urbaine de Bruges comprend un noyau principal, celui du centre-ville (8), et le petit noyau d'Oostkamp (9) au sud. Le centreville de Bruges compte près de 1.200 commerces, soit la même taille que le centre-ville de Charleroi, alors que Charleroi est habituellement classée grande ville et Bruges ville régionale. D'autre part, ce noyau présente le plus faible taux de vacance enregistré pour un centre-ville (6%). Il est classé à fort passage malgré la présence importante de l'horéca (25%; en moyenne 18), une partie des commerces associés ici aux touristes étant aussi associée à de forts passages (chocolats, dentelle). Les enseignes sont très présentes. Le noyau d'Oostkamp, classé diversifié, compte à peine plus de 100 commerces. Il y a peu de cellules vides (4%). La ville de Bruges est ceinturée de cinq parcs commerciaux, dont celui de Sint-Kruis qui compte parmi les 10 plus grands relevés. Le taux d'équipement par rapport à la population vaut 1,75 fois la moyenne des 17 régions : la pression des parcs est très forte, elle arrive en quatrième place. De plus, si l'on sépare dans les parcs les surfaces consacrées à des types de commerces typiquement urbains (équipement de la personne, etc.), elles représentent 37% de la surface totale des parcs de la région, contre 27% en moyenne. La pression des parcs du seul point de vue des types de commerce urbain est donc encore plus forte (Bruges arrive ici au troisième rang). Le cas de Bruges est très particulier : ville médiévale au parcellaire étroit, aux nombreux bâtiments classés et à l'urbanisme attentif à la discrétion du commerce (enseignes notamment), il n'est pas étonnant que le développement du commerce dans la ville soit y handicapé. La petitesse de la ville permet aisément de développer un commerce périphérique, qui garde une bonne accessibilité même pour les achats courants à partir de la vieille ville. Il s'agit donc d'un choix d'urbanisme : la conservation du cadre ancien a été privilégié sur le développement intra-muros du commerce moderne, de façon à assurer un attrait touristique important (voir encadré), source de revenus, et un cadre de vie attractif, provoquant une hausse de standing des résidents.

Het Brugse stadsgewest omvat een hoofdkern, die van het stadscentrum (8), en de kleine kern Oostkamp (9) in het zuiden. Het stadscentrum van Brugge telt ongeveer 1 200 handelszaken, hetzij evenveel als het stadscentrum van Charleroi, terwijl Charleroi doorgaans als een grote stad en Brugge als een regionale stad worden geklasseerd. Anderzijds heeft deze kern het laagste leegstandspercentage voor een stadscentrum (6%). Hij wordt geklasseerd in de categorie met groot verloop, ondanks de uitgesproken aanwezigheid van de horeca (25% ; gemiddeld 18), aangezien een deel van de handelszaken die hier met de toeristen verband houden, ook met een groot verloop worden geassocieerd (chocolade, kantwerk). De winkelketens zijn duidelijk aanwezig. De kern van Oostkamp, tussenliggende klasse, telt nauwelijks meer dan 100 handelszaken. Er is slechts weinig leegstand (4%). De stad Brugge is omringd door vijf grootschalige winkelcomplexen, waarvan dat van Sint-Kruis, dat tot de 10 grootste van alle geregistreerde complexen behoort. De uitrustingsgraad ten opzichte van de bevolking ligt 1,75 keer hoger dan het gemiddelde van de 17 gewesten : de druk van de winkelcomplexen ligt zeer hoog en komt op de vierde plaats. Als men in de winkelcomplexen de stadsspecifieke typen van handelszaken (persoonsuitrusting, enz.) loskoppelt, vertegenwoordigen ze 37% van de totale oppervlakte van de winkelcomplexen van het gewest, tegenover 27% gemiddeld. De druk van de winkelcomplexen vanuit het standpunt van de typen van stedelijke handel is dus nog groter (Brugge komt hier op de derde plaats). Het geval Brugge is zeer apart : in deze middeleeuwse stad met enge percelen, talloze geklasseerde gebouwen en stedenbouwkunde die aandacht besteedt aan de discretie van de handel (meer bepaald van de winkelketens), is het niet te verwonderen dat de ontwikkeling van de handel in de stad daardoor gehandicapt is. Doordat de stad zo klein is, kan er gemakkelijk perifere handel worden ontwikkeld, met een goede bereikbaarheid vanuit de oude stad, ook voor dagelijkse aankopen. Het gaat hier dus om een stedenbouwkundige keuze : het behoud van het oude kader kreeg de voorkeur boven de ontwikkeling binnen de muren van de moderne handel, teneinde een grote toeristische aantrekkingskracht uit te oefenen (zie kader), een bron 90

van inkomsten, en een aantrekkelijk levenskader, dat een verhoging van de standing van de bewoners met zich meebrengt.

c. Ostende

c. Oostende

A Ostende, deux noyaux ont été distingués : le centre-ville (11) et le noyau centré sur le carrefour dit Petit-Paris (10), en raison de l'urbanisme et de l'architecture du quartier, clairement séparé par une rupture de densité. Le centre-ville rassemble plus de 1.050 commerces, soit à peine moins que le centre-ville de Bruges et plus que celui de Louvain. Petit-Paris en compte 370 de plus. Le centreville comprend aussi les commerces de la digue, qui ne présentent pas de rupture de continuité. La structure est fortement marquée par la fonction touristique : horéca, agences immobilières, lunaparcs, locations de cuistax, jouets. Elle est aussi influencée par la structure d'âge de la population, caractérisée par la présence de nombreux retraités. Enfin, les marges comprennent quelques commerces du sexe. Cette diversité justifie le classement du noyau. Le Petit-Paris présente une structure de proximité, avec un peu d'équipement de la personne et du commerce de chaussée (équipement de la maison). Les taux de vacances sont respectivement de 15 et 17%, soit plus que la moyenne pour le dernier. La région urbaine compte aussi un parc commercial sur son territoire mais il en existe un autre, de plus grande taille et complété d'un hypermarché, juste au-delà de la limite communale, sur le territoire de Middelkerke. C'est le seul cas de parc installé juste à l'extérieur d'une des régions urbaines étudiées. Par contre, nous avons observé d'autres cas de proximité par rapport à une limite communale au sein des régions urbaines, ce qui pose le problème de qui décide, qui tire les bénéfices et qui subit les nuisances. Dans le cas présent, nous avons intégré le parc de Middelkerke dans le calcul du taux d'équipement. Ce taux vaut 2,3 fois la moyenne des 17 régions urbaines, ce qui constitue la troisième place en terme de pression des parcs observée.

In Oostende worden twee kernen onderscheiden : het stadscentrum (11) en de kern rondom het kruispunt dat omwille van de stedenbouwkundige en architectonische aspecten van de wijk « Petit-Paris » wordt genoemd (10) en duidelijk van het stadscentrum is afgescheiden door een onderbreking in de dichtheid. Het stadscentrum verenigt meer dan 1 050 handelszaken, dat wil zeggen nauwelijks minder dan het stadscentrum van Brugge en meer dan dat van Leuven. Petit-Paris telt er nog eens 370 meer. Het stadscentrum omvat ook de handelszaken op de dijk, die geen breuk in continuïteit vertonen. De structuur wordt sterk getekend door de toeristische functie : horeca, makelaarskantoren, lunaparks, verhuur van billenkarren, speelgoed. De structuur wordt ook beïnvloed door de structuur van de leeftijd van de bevolking, gekenmerkt door de aanwezigheid van heel wat gepensioneerden. De randgebieden tot slot bevatten enkele sekshandelszaken. Deze verscheidenheid rechtvaardigt de klassering van de kern. Petit-Paris vertoont een nabijheidstructuur, met weinig persoonsuitrusting, en handel langs grote wegen (huisuitrusting). De leegstandspercentages bedragen respectievelijk 15 en 17%, hetzij meer dan het gemiddelde voor de laatstgenoemde. Het stadsgewest telt ook een grootschalig winkelcomplex op zijn grondgebied, maar er is er nog één, van nog grotere omvang en aangevuld met een hypermarkt, net buiten de gemeentelijke grens, namelijk op het grondgebied van Middelkerke. Dit is het enige complex dat net buiten een van de bestudeerde stadsgewesten is gelegen. We hebben daarentegen ook andere gevallen van nabijheid ten opzichte van een gemeentelijke grens binnen de stadsgewesten vastgesteld, wat het probleem doet rijzen van wie beslist, wie er voordeel uit haalt en wie er de hinder van ondervindt. In onderhavig geval hebben we het complex van Middelkerke mee opgenomen in de berekening van de uitrustingsgraad. Dit percentage bedraagt 2,3 keer het gemiddelde van de 17 stadsgewesten, waardoor het de derde plaats inneemt op het vlak van de druk van de winkelcomplexen.

91

Tourisme et structures commerciales dans les villes moyennes

Toerisme en commerciële structuren in de middelgrote steden

Aux niveaux intermédiaires ou supérieurs de la hiérarchie urbaine, les villes présentent des situations différenciées traduisant une dilution plus ou moins forte du tourisme dans l'activité générale. Ostende et Bruges sont des exemples de villes à la pression touristique très forte.

Op de tussenliggende of hogere niveaus van de stedelijke hiërarchie kennen de steden gedifferentieerde situaties die de zwakkere of sterkere vermenging van het toerisme in de algemene activiteit weergeven. Oostende en Brugge zijn voorbeelden van steden met een zeer sterke toeristische druk.

Nous avons confronté la structure de l'offre de ces deux villes à la structure moyenne de 6 autres villes régionales moins fortement marquées par la fréquentation touristique (Namur, Mons, Hasselt, Tournai, Courtrai et Malines). Les surreprésentations statistiquement significatives sont reprise dans le tableau cidessous.

We hebben de structuur van het aanbod van deze twee steden vergeleken met de gemiddelde structuur van 6 andere regionale steden die minder door het toerisme worden gemarkeerd (Namen, Bergen, Hasselt, Doornik, Kortrijk en Mechelen). De significante oververtegenwoordigingen zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Localités étudiées

Activités significativement surreprésentées

Centre-ville de Bruges et d'Ostende

Restaurant, gaufres-glacier-tea room, antiquitésbrocante

Centre-ville de Bruges

Chocolatier, petit mobilier décoratif, arts divers, souvenirs cadeaux.

Centre-ville d'Ostende

Poissonnier, fromager-traiteur, café-taverne, agence immobilière.

Activités caractéristiques des villes touristiques. Sources: IGEAT, relevés 2002.

Bestudeerde plaatsen

Aanzienlijk oververtegenwoordigde activiteiten

Stadscentrum van Brugge en van Oostende

Restaurant, wafels-ijs-tearoom, antiek-curiosa

Stadscentrum van Brugge

Chocolade, kleine decoratieve meubelen, verschillende kunstvormen, souvenirs- cadeaus.

Stadscentrum van Oostende

Vishandel, kaashandel-traiteur, café-taverne, makelaarskantoor.

Activiteiten die typisch zijn voor toeristische steden. Bronnen: IGEAT, gegevens 2002.

La liste des activités distinguées n'étonne guère dans un contexte touristique. Pour les deux villes, le commerce de l'habillement n'apparaît pas comme proportionnellement plus représenté que dans les centres-villes de référence, au contraire des restaurants, des marchands de gaufres, des glaciers et des tea-rooms. Ni les bars-cafés, ni les snacks n'apparaissent dans notre liste pour Bruges, traduisant une tendance à proposer plus systématiquement de la restauration. Cette tendance du secteur horéca s'accompagne ici d'une hausse de standing des établissements. La proportion de vitrines vides à Bruges est aussi remarquablement basse (moins de 6% contre 15% en moyenne

De lijst van onderscheiden activiteiten is in een toeristische context nauwelijks verwonderlijk. Voor beide steden blijkt de kledinghandel verhoudingsgewijs niet beter vertegenwoordigd te zijn dan in de referentie stadscentra, in tegenstelling tot de restaurants, de wafel- en ijsverkopers en de tearooms. Noch de bars-cafés, noch de snackbars komen op onze lijst voor Brugge voor, waaruit blijkt dat er stelselmatiger restaurantservice wordt aangeboden. Deze tendens in de horecasector gaat hier vergezeld van een verhoging van de standing van de zaken. De verhouding van leegstaande zaken ligt in Brugge ook opmerkelijk laag (minder dan 6% tegenover 15% gemiddeld voor de 92

pour les villes de référence), ce malgré l'intégration des marges du centre-ville. D'autres différences existent entre les structures commerciales des deux villes étudiées. Poissonniers, fromagers, traiteurs et agences immobilières sont spécifiques uniquement à Ostende, traduisant le caractère résidentiel du tourisme balnéaire. Chocolatiers, magasins de petit mobilier décoratif, galeries d'art, vendeurs de cadeaux et de souvenirs sont uniquement spécifiques à Bruges, ville d'art au tourisme caractérisé par des visites culturelles courtes.

referentiesteden), en dat, ondanks de integratie van de randgebieden van het stadscentrum. Er zijn nog meer verschillen tussen de commerciële structuren van de twee bestudeerde steden. Vishandels, kaashandels, traiteurs en makelaarskantoren zijn alleen in Oostende specifiek, waaruit de residentiële aard van het kusttoerisme blijkt. Chocoladewinkels, winkels met kleine decoratieve meubelen, kunstgalerijen, cadeauen souvenirwinkels zijn alleen specifiek in Brugge, een kunststad met toerisme dat door korte, culturele bezoeken wordt gekenmerkt.

L'observation de la structuration interne des activités au centre de Bruges révèle une tendance du commerce et des services plus orientés vers les habitants à se concentrer aux marges. Des grandes surfaces alimentaires ou spécialisées sont également présentes massivement à la périphérie de la ville, assurant une bonne part de l'approvisionnement des résidents. Cette périphérisation du commerce "banal" est le résultat d'une "monoculture" touristique et des mesures de protection du patrimoine l'accompagnent souvent (Billen, Decroly & al., 2002). Leur impact est évident sur les implantations et les formes commerciales tolérées. Les coûts fonciers sont aussi largement influencés et donc, à terme, également les formes de commerce via les contraintes de leur ratio bénéfice brut/m2.

Uit de observatie van de interne structuur van de activiteiten in het centrum van Brugge komt een tendens tot uiting van de handel en diensten die eerder op de inwoners zijn gericht, om zich in de randgebieden te concentreren. Grote voeding- of gespecialiseerde handelszaken zijn eveneens massaal aanwezig in de stadsrand, goed voor de bevoorrading van een groot aandeel van de inwoners. Deze verschuiving naar de stadsrand van de "banale" handel is het gevolg van een toeristische "monocultuur" en van maatregelen ter bescherming van het patrimonium die daar vaak mee samengaan (Billen, Decroly & al., 2002). Hun impact op de gedulde vestigingen en handelsvormen is overduidelijk. De grondkosten worden ook in grote mate beïnvloed, net als, op lange termijn, de vormen van de handel via de beperkingen van hun ratio brutowinst/m2.

93

6. Charleroi, Mons, La Louvière

6. Charleroi, Bergen, La Louvière

a. Charleroi

a. Charleroi

La région urbaine de Charleroi s'organise en un gros noyau commercial de centre-ville (10) et sept noyaux plus petits, clairement distincts, trois dans la continuité du tissu urbain dense (Mont-sur-Marchienne, Gilly, Châtelet), trois au nord de l'agglomération (Courcelles, Gosselies, Fleurus) et un au sud, dans la banlieue (Gerpinnes). Le centre-ville de Charleroi compte le même nombre de cellules (près de 1.200) que Bruges alors que la région urbaine possède 2,3 fois plus d'habitants. Sa structure est diversifiée : équipement de la personne au centre, avec présence d'enseignes, plusieurs quartiers à forte proportion d'horéca, liée entre autres à la présence d'écoles, commerces de services tournés vers les bureaux (Ecluse - pont Neuf) et enfin commerces du sexe près de la gare. Le taux de vacance (20%) est le plus fort observé parmi les centres-villes avec le haut de la ville à Bruxelles. Les trois noyaux proches comptent entre près de 90 (Mont-surMarchienne - 13) et plus de 300 commerces (Gilly - 11). Ils sont centrés sur les magasins de proximité et le commerce de chaussée. Les deux plus grands comptent environ de 25% de cellules vides, ce qui les inscrit dans les noyaux les plus extrêmes pour ce critère. On dénombre moins de cellules vides à Mont-surMarchienne (18%) mais la densité commerciale y est faible. Les noyaux de Gilly et de Châtelet (12) sont localisés dans un environnement particulièrement peu favorable : revenus entre 14 et 19% en-dessous de la moyenne, 38 à 50% de la population vivant dans des quartiers identifiés (Kesteloot & coll., 2001) comme quartiers à difficultés, population en décroissance. La situation est un peu meilleure à Mont-sur-Marchienne. Le noyau de Gilly est complété par deux petits parcs commerciaux. A Châtelineau, près de Châtelet, on trouve un autre parc et un hypermarché Cora avec galerie commerciale. Le sud de la ville comprend deux parcs supplémentaires. Enfin, la limite nord de la ville accueille le shopping center Ville 2, proche de la vieille ville mais très mal relié; les relations piétonnes ne sont pas du tout favorisées.

Het stadsgewest Charleroi is opgebouwd uit één grote commerciële kern in het stadscentrum (10) en zeven kleinere, duidelijk onderscheiden kernen : drie in de dichtgebouwde stad (Mont-surMarchienne, Gilly, Châtelet), drie in het noorden van de agglomeratie (Courcelles, Gosselies, Fleurus) en één in het zuiden, in de banlieue (Gerpinnes). Het stadscentrum van Charleroi telt hetzelfde aantal panden (zo'n 1 200) als Brugge, hoewel het stadsgewest 2,3 keer meer inwoners heeft. De structuur is gevarieerd : persoonsuitrusting in het centrum, met aanwezigheid van winkelketens, verschillende wijken met een groot aantal horecazaken, wat onder meer te maken heeft met de aanwezigheid van scholen, handelszaken die diensten verlenen aan kantoren (Ecluse – Pont Neuf) en tot slot sekshandelszaken in de buurt van het station. Het leegstandspercentage (20%) is samen met dat van de Brusselse bovenstad het hoogst van alle geobserveerde stadscentra. De drie nabijgelegen kernen tellen tussen ongeveer 90 (Mont-sur-Marchienne, 13) en meer dan 300 handelszaken (Gilly, 11). Het gaat hier vooral om buurtwinkels en handelszaken langs de wegen. De grootste twee tellen ongeveer 25% leegstaande panden, waardoor ze behoren tot de voor dit criterium meest extreme kernen. Er is minder leegstand in Mont-sur-Marchienne (18%) maar de commerciële dichtheid is daar zwak. De kernen van Gilly en Châtelet (12) zijn gelokaliseerd in een bijzonder ongunstige omgeving : inkomens tussen 14 en 19% onder het gemiddelde, 38 à 50% van de bevolking woont in buurten in moeilijkheden (Kesteloot & coll., 2001) en de bevolking neemt af. De situatie in Mont-sur-Marchienne is iets beter. De kern van Gilly wordt aangevuld door twee kleine winkelcomplexen. In Châtelineau, in de buurt van Châtelet, bevinden zich nog een complex en een Corahypermarkt met verkoopsgalerij. Het zuiden van de stad omvat twee bijkomende winkelcomplexen. De noordelijke grens van de stad ten slotte herbergt het shoppingcentrum Ville2, dichtbij de oude stad, maar met een slechte verbinding ; de verbindingen voor voetgangers zijn helemaal niet gunstig.

Les trois noyaux au nord représentent entre 100 et 160 commerces. Le noyau de Gosselies (9) est entouré de deux parcs

De drie kernen in het noorden zijn goed voor tussen de 100 en 160 94

commerciaux, dont un des plus grands et des mieux tenus de Belgique (City Nord), et deux hypermarchés. Le taux de vacance dans le noyau est de 22%, ce qui le place aussi dans les noyaux les plus marqués par ce critère. Le noyau de Fleurus (7) présente davantage encore de vacance (29%), au contraire de Courcelles (8; 9%) malgré un environnement plus défavorable pour cette dernière; mais grâce à sa position dans le tissu commercial, Courcelles rayonne sur une population deux fois plus importante que Fleurus. Le petit noyau de Gerpinnes (14), au sud, présente un paysage commercial unique. Il est constitué d'un alignement de maisonnettes construites pour abriter du commerce faisant face, sur l'autre côté de la rue, à un petit parc commercial. Le noyau, qui compte un peu plus de 90 commerces, de standing assez élevé, comprend une forte proportion d'équipement de la personne (28% contre 19% en moyenne) et la proportion de vides y est faible (6%). C'est le seul noyau commercial de la région urbaine de Charleroi dont l'environnement est favorable : revenus supérieurs à la moyenne nationale (de 7%), population en croissance.

handelszaken. De kern van Gosselies (9) is omringd door twee grootschalige winkelcomplexen, waarvan een van de grootste en best onderhouden van België (City Nord), en twee hypermarkten. Het leegstandspercentage in de kern bedraagt 22%, waardoor de kern tot de meest door dit criterium getekende kernen behoort. De kern van Fleurus (7) vertoont nog meer leegstand (29%), in tegenstelling tot Courcelles (8 ; 9%) ondanks een ongunstigere omgeving voor deze laatste ; maar dankzij zijn positie in de commerciële structuur, straalt Courcelles uit over een bevolking die tweemaal groter is dan die van Fleurus. De kleine kern van Gerpinnes (14), in het zuiden, heeft een nogal uniek commercieel landschap. Het bestaat uit een aaneensluiting van kleine huisjes die werden gebouwd om er de handel in onder te brengen, als tegenhanger voor het kleine winkelcomplex aan de overkant van de straat. De kern, die ongeveer 90 handelszaken van vrij hoge standing telt, bestaat uit een groot percentage aan persoonsuitrusting (28% tegenover 19% gemiddeld) en heeft een laag leegstandspercentage (6%). Dit is de enige commerciële kern van het stadsgewest van Charleroi met een gunstige omgeving : inkomens hoger dan het nationale gemiddelde (7% hoger), groeiende bevolking.

Le nombre de cellules dans le shopping center et la galerie du Cora est de 150, soit 6,6% des cellules dénombrées dans les noyaux, ce qui reste modéré. La pression des parcs est de 20% supérieure à la moyenne des régions urbaines mais reste également modérée. Elle ne doit poser problème que pour les noyaux commerciaux voisins, comme Gosselies.

Het aantal panden in het shoppingcentrum en de Cora-galerij bedraagt 150, hetzij 6,6% van de in de kernen geregistreerde panden, wat bescheiden blijft. De druk van de winkelcomplexen ligt 20% boven het gemiddelde van de stadsgewesten, maar blijft eveneens bescheiden. Dit zou alleen voor de nabijliggende commerciële kernen, zoals Gosselies, problemen moeten opleveren.

95

code

nom - naam

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

Charleroi

7 8 9 10 11 12 13 14

Fleurus Courcelles Gosselies centre ville - stadcentrum Gilly Châtelet Mont-sur-Marchienne Gerpinnes

154 105 158 1188 305 186 89 93

12% 11% 15% 16% 8% 12% 11% 28%

7% 8% 9% 7% 9% 11% 15% 9%

14% 21% 12% 20% 18% 16% 12% 5%

29% 9% 22% 20% 26% 25% 18% 6%

Mons

1 2 3 4

Saint-Ghislain centre ville - stadcentrum Dour Frameries

146 823 148 140

21% 18% 12% 13%

6% 6% 11% 10%

15% 20% 13% 14%

8% 16% 14% 20%

La Louvière

5 6

centre ville - stadcentrum Jolimont

483 96

18% 8%

6% 7%

16% 7%

18% 25%

enseignes winkelketens

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés gemiddeld pers. per bevolk.buurten inkomen huishoud in moelijk.

0,2 0,0 -1,2

53% 53% 51%

2,5 2,5 2,3

86 81 87

2% 19% 1%

-2,7 -3,0 -0,9 7,4

51% 53% 50% 50%

2,3 2,4 2,3 2,6

81 86 92 107

50% 38% 15% 0%

-2,3

51%

2,5

83

22%

-2,2 -1,9

52% 52%

2,4 2,4

82 86

6% 28%

1,3

53%

2,5

89

12%

++

++

+

Tableau 4e: caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Charleroi, Mons, La Louvière (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4e: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Charleroi, Bergen, La Louvière (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Ê Ú

Grand-Prés U % (2003) Ú Ê

% U

1 % U

% U

U %% U

% U

U %

% U

5

% U

2

Ê% Ú U

% U % U

8

9

Ê Ú U %

Ê Ú

% U

Ê Ú

10

4

ÊVille2 U% Ú U %

U %

3 13

# Y

7

% U

6

Valenciennes

11

U % Ê Ú

12

U %

Ê Ú % U

14

Charleroi - Mons La Louvière quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum

Maubeuge

# Y

2500

spécificité specificiteit

1000 500 100

cellules commerciales commerciële panden

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

parc commercial grootschalig winkelcomplex U %

% U

% U

% U

3000 6000 15000

0

2.5

5 km

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10e: principaux équipements commerciaux: Charleroi, Mons, La Louvière (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10e: voornaamste commerciële uitrustingen: Charleroi, Bergen, La Louvière (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002-2003)

b. Mons

b. Bergen

Le commerce de la région urbaine de Mons s'organise en un gros noyau de centre-ville (2) et trois noyaux plus petits répartis dans le Borinage. Le noyau principal regroupe plus de 820 commerces diversifiés, ce qui place cette région entre le centre de Namur et celui d'Hasselt, combinant des rues centrées sur l'équipement de la personne et les enseignes (Grand Rue, rue de la Chaussée), de l'horéca (Grand place, Marché aux Herbes notamment), des photocopies (liées à la forte présence d'étudiants) et le commerce de sexe près de la gare. Le taux de vacance est moyen (16%). Les trois autres noyaux comptent entre 140 et 150 commerces. Les noyaux de Saint-Ghislain (1) et Frameries (4) sont plus diversifiés, celui de Dour (3) est davantage de proximité. Le noyau de SaintGhislain compte proportionnellement plus d'équipement de la personne que le centre-ville (21 et 18%); la proportion de cellules vides est plus faible que dans les deux autres (8% contre 14 à Dour et 20 à Frameries). Six parcs commerciaux et un Cora avec galerie, jalonnent la nationale 51 vers Valenciennes. Quatre autres petits parcs se situent près de Mons ou de Saint-Ghislain. Rapportée à la région, la pression de la seule galerie du Cora (50 cellules) est évidemment faible (4% des cellules des noyaux) mais après l'ouverture du shopping center "Grand Prés" (2003), le pourcentage monte à 10%. La pression des parcs par rapport à la population de la région est supérieure à la moyenne des 17 régions (de 25%) mais reste modérée.

De handel in het stadsgewest Bergen bestaat uit één grote kern in het stadscentrum (2) en drie kleinere kernen verspreid over de Borinage. De belangrijkste kern omvat meer dan 820 gevarieerde handelszaken, waardoor dit gewest tussen het centrum van Namen en dat van Hasselt komt ; het is een geheel van straten waarvan sommige geconcentreerd zijn rondom de persoonsuitrusting en de winkelketens (Grand-Rue, rue de la Chaussée), de horeca (meer bepaald de Grand-Place en de Marché aux Herbes), fotokopieercentra (wat verband houdt met de grote aanwezigheid van studenten) en de sekshandel in de buurt van het station. Het leegstandspercentage is middelmatig (16%). De drie andere kernen tellen tussen 140 en 150 handelszaken. De kern van Saint-Ghislain (1) en die van Frameries (4) zijn tussenliggend, die van Dour (3) is meer op de nabijheid gericht. De kern van Saint-Ghislain telt verhoudingsgewijs meer persoonsuitrusting dan het stadscentrum (21 en 18%) ; het leegstandspercentage is zwakker dan in de andere twee (8% tegenover 14 in Dour en 20 in Frameries). Zes grootschalige winkelcomplexen en een Cora met galerij, liggen langs Rijksweg 5 naar Valenciennes. Vier andere kleine winkelcomplexen bevinden zich vlakbij Bergen of Saint-Ghislain. Teruggebracht op het niveau van het gewest, is de druk van alleen de Cora-galerij (50 panden) uiteraard zwak (4% van de panden van de kernen), maar na opening van de shopping center "Grand Prés", stijgt het percentage tot 10% . De druk van de winkelcomplexen ten opzichte van de bevolking van het gewest ligt hoger dan het gemiddelde van de 17 gewesten (namelijk 25%) maar blijft gematigd.

c. La Louvière

c. La Louvière

Le commerce de la Louvière comprend le noyau de centre-ville (5; près de 500 commerces) et celui de Jolimont (6; près de 100). Le centre-ville mélange de l'équipement de la personne, de l'horéca, du commerce de proximité et du commerce de chaussées (pompes à essence). Le taux de vacance est élevé pour un centre-ville : 18%, soit la troisième des valeurs observée parmi ceux-ci. Le noyau de Jolimont s'étire le long de la chaussée, avec une faible densité et un taux de vacance élevé : 25 %, ce qui le place parmi

De handel in La Louvière omvat de kern van het stadscentrum (5 ; zo'n 500 handelszaken) en die van Jolimont (6 ; ongeveer 100). Het stadscentrum is een mengsel van persoonsuitrusting, horeca, buurtwinkels en handelszaken (benzinestations). Het leegstandspercentage ligt hoog voor een stadscentrum : 18%, hetzij de derde plaats van de geobserveerde waarden. De kern van Jolimont strekt zich uit langs de weg, heeft een lage dichtheid en een hoog leegstandspercentage : 25%, waardoor hij in dit opzicht 98

les dix premier noyaux de ce point de vue. La structure est de proximité. Ces équipements en rue sont confrontés à un très important équipement périphérique : quatre parcs commerciaux, dont le sixième plus grand relevé, voisin d'un Cora avec galerie commerciale, et un autre parc pourvu d'un hypermarché. Les 60 commerces de la galerie du Cora représentent 23% des cellules des noyaux, soit la plus forte valeur enregistrée dans les 17 régions urbaines. La pression des parcs, de 32% supérieure à la moyenne des 17 régions urbaines, est certes forte mais pas dramatique.

tot de eerste tien kernen behoort. De structuur is op de nabijheid gericht. Deze straatuitrustingen hebben te kampen met een zeer grote uitrusting aan de stadsrand : vier grootschalige winkelcomplexen, waarvan het zesde grootste, gelegen in de buurt van een Cora met verkoopsgalerij, en nog een winkelcomplex met een hypermarkt. De 60 handelszaken van de Cora-galerij maken 23% van de panden van de kernen uit, hetzij de grootste waarde die werd geregistreerd voor de 17 stadsgewesten. De druk van de winkelcomplexen, die 32% hoger ligt dan het gemiddelde van de 17 stadsgewesten, is weliswaar zeer sterk, maar niet bedreigend.

99

7. Hasselt, Genk

7. Hasselt, Genk

Hasselt-Genk est présenté par l'équipe de Van der Haegen (& coll., 1996) comme un binôme urbain. L'examen de la carte montre cependant qu'il s'agit de deux noyaux denses bien identifiés, séparés/reliés par 8 à 9 km de banlieue, principalement en ruban le long de la route, comme c'est souvent le cas en Flandre, mais ici bloqués dans leur extension latérale par la présence du domaine de Bokrijk au nord et d'une réserve naturelle au sud. L'impression sur le terrain va dans le même sens et les avis des acteurs du commerce auxquels nous avons soumis la carte également. Dans les différentes cartes réalisées au niveau communal, l'avantage était généralement à Hasselt (nombre d'emplois dans le commerce de détail et évolution, composante spatiale de l'analyse shift-andshare, importance des types de commerce spécifiquement urbain, importance des enseignes urbaines). L'analyse détaillée du tissu urbain montre deux noyaux majeurs, les centre-villes de Hasselt (5; près de 780 commerces) et de Genk (2; près de 440), et trois noyaux plus petits. Les deux centres-villes sont riches en équipement de la personne (respectivement 33 et 27% contre 19 en moyenne). Les proportions de commerces vides y sont faibles (12 et 9%) et les enseignes bien représentées.

Hasselt-Genk wordt door het team van Van der Haegen (& coll., 1996) als een stedelijke bipool voorgesteld. Als we de kaart bestuderen, blijkt nochtans dat het om twee duidelijk geïdentificeerde, compacte kernen gaat, die van elkaar zijn gescheiden of met elkaar zijn verbonden door 8 à 9 km banlieue, hoofdzakelijk uitgestrekt langs de weg, zoals in Vlaanderen wel vaker het geval is, maar die hier in hun zijdelingse groei worden geremd door de aanwezigheid van het domein van Bokrijk in het noorden en een natuurreservaat in het zuiden. De indrukken op het terrein gaan in dezelfde richting, alsmede de meningen van de actoren in de handel aan wie we de kaart hebben voorgelegd. Op de verschillende kaarten die op gemeentelijk niveau werden opgesteld, lag het voordeel eveneens bij Hasselt (aantal tewerkstellingen in de detailhandel en de evolutie ervan, ruimtelijke component van de shift-and-share-analyse, omvang van de types van stadsspecifieke handel, omvang van de stedelijke winkelketens). De gedetailleerde analyse van het stedelijk weefsel toont twee grote kernen, het stadscentrum van Hasselt (5 ; zo'n 780 handelszaken) en dat van Genk (2 ; bij de 440), en verder drie kleinere kernen. Beide stadscentra zijn rijk aan persoonsuitrusting (respectievelijk 33 en 27% tegenover 19 gemiddeld). Het leegstandspercentage is er zwak (12 en 9%) en de winkelketens zijn goed vertegenwoordigd.

Le centre ville de Genk présente un paysage commercial tout à fait particulier avec une prépondérance de structure imposée. L'urbanisation récente de la ville lui confère une structure urbaine assez diffuse ce qui a permis la construction de plusieurs ensembles commerciaux. Le centre ville s'articule autour de trois shopping centers. Le premier, shopping één, est le premier shopping center de Belgique, contemporain de celui de Woluwé. Il se situe à l'est de la ville et comprend un Carrefour ainsi qu'une importante galerie commerçante adjacente où les enseignes abondent. On y rencontre également quelques moyennes surfaces. Face à celui-ci mais toujours au cœur de la ville se trouve le shopping center twee, architecturalement différent où les commerces ont souvent une double entrée dans la galerie et à l'extérieur. La circulation des chalands peut donc se faire dans la rue ou dans la galerie. Le second étage ne semble pas très bien fonctionner; il est plutôt occupé par des professions libérales que

Het stadscentrum van Genk vertoont een zeer bijzonder commercieel landschap, met een overwicht van een opgelegde structuur. De recente stadsontwikkeling geeft de stad een vrij diffuus stedelijke structuur, wat de bouw van een aantal commerciële gehelen heeft mogelijk gemaakt. Het stadscentrum bevat drie shoppingcentra. Het eerste, Shopping één, is het eerste shoppingcentrum van België en dateert van dezelfde periode als dat van Woluwe. Het bevindt zich ten oosten van de stad en omvat een Carrefour, evenals een uitgebreide verkoopsgalerij ernaast, waar vele winkelketens vertegenwoordigd zijn. Verder zijn er een aantal middelgrote handelszaken. Hiertegenover, maar nog steeds in het hart van de stad, bevindt zich het Shopping center twee, dat architectonisch verschillend is en waar de handelszaken vaak twee 100

par des commerces. Les magasins vides sont relativement nombreux, surtout à l'extérieur de la galerie. Deux petits passages relient cet espace à la Stationstraat, artère commerciale centrale avec beaucoup de magasins de vêtements. Le shopping drie est une galerie, essentiellement constituée d'équipement de la personne et d'horéca, à l'ouest de la ville. Contrairement à la majorité des galeries belges, celle-ci fonctionne très bien. Le centre ville de Genk comprend aussi quelques rues situées entre les shopping centers.

ingangen hebben, één in de galerij en één langs buiten. Het verkeer van de klanten verloopt dus via de straat of via de galerij. De tweede verdieping lijkt het minder goed te doen ; hier bevinden zich meer vrije beroepen dan handelszaken. Er zijn nogal wat leegstaande handelszaken, vooral aan de buitenkant van de galerij. Twee kleine doorgangen verbinden deze ruimte met de Stationsstraat, een centraal gelegen winkelstraat met heel wat kledingzaken. Het Shopping drie, gelegen ten westen van de stad, is een galerij en bestaat voornamelijk uit persoonsuitrusting en horeca. In tegenstelling tot de meeste Belgische galerijen, doet deze het zeer goed. Het stadscentrum van Genk omvat ook enkele straten tussen de shoppingcentra.

Les trois autres noyaux comptent entre près de 100 et 150 commerces. Le noyau de Houthalen (3) compte plus d'équipement de la personne que la moyenne (22%) et peu de cellules vides (10%). Celui de Zondhoven (4) offre davantage de variété. Enfin, celui de Waterschei compte peu d'équipement de la personne mais beaucoup de cellules vides (23%). Un quart de la population à proximité vit dans des quartiers en difficulté. L'équipement commercial est complété de 7 parcs de petite taille et de deux hypermarchés en dehors de celui du centre de Genk. La pression des parcs est supérieure à la moyenne des 17 régions mais modérée.

De drie andere kernen tellen tussen ongeveer 100 en 150 handelszaken. De kern van Houthalen (3) telt meer persoonsuitrusting dan het gemiddelde (22%) en slechts weinig leegstand (10%). Die van Zonhoven (4) biedt meer verscheidenheid. De kern van Waterschei tot slot bevat slechts weinig persoonsuitrusting, maar heel wat leegstaande panden (23%). Een kwart van de bevolking in de buurt woont in wijken met moeilijkheden. De commerciële uitrusting wordt aangevuld met 7 complexen van kleine omvang en twee hypermarkten buiten die van het centrum van Genk. De druk van de winkelcomplexen ligt hoger dan het gemiddelde van de 17 gewesten, maar blijft gematigd.

101

code

Hasselt-Genk

nom - naam

1 Waterschei 2 centre ville - stadcentrum (Genk) 3 Houthalen 4 Zondhoven 5 centre ville - stadcentrum (Hasselt)

T

cellules panden

99 436 146 105 777

eq. personne pers. uitrusting

10% 27% 22% 14% 33%

alimentation voeding

10% 6% 10% 11% 6%

Horeca

15% 18% 16% 17% 17%

vide leegstand

23% 9% 10% 19% 12%

enseignes winkelketens

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk.

8,0

58%

2,9

87

26%

6,4 9,6

58% 54%

3,0 2,7

91 105

0% 0%

++

++

Tableau 4f : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Hasselt, Genk (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4f: Commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Hasselt, Genk (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Mol

# Y

Hasselt - Genk quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500 Maaseik

1000 500 100 spécificité specificiteit

# Y

Beringen

# Y

3

U %

Ê Ú

U % U %

B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting

parc commercial grootschalig winkelcomplex

1

# Y

U U%Ú % Ê Ú ÊU% U %

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting

centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

4

Diest

cellules commerciales commerciële panden

2

% U

Maasmechelen

# Y

% U

U %

% U

5

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

Ê Ú Ú Ê

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

densité de population > 2,5 hab./ha. bevolkingsdichtheid > 2,5 in./ha.

Maastricht

# Y

tissu urbain dense - ononderbroken stedelijk weefsel tissu urbain discontinu - onderbroken stedelijk weefsel

St. Truiden

# Y

généralités - algemeen limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest voirie principale - hoofdweg cours d'eau - waterloop

% U

espace vert - groene ruimte

# Y 0

2.5

ville hors région urbaine - stad buiten stadsgewest

5 km

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10f : principaux équipements commerciaux: Hasselt, Genk (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10f: voornaamste commerciële uitrustingen: Hasselt, Genk (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

8. Courtrai, Tournai

8. Kortrijk, Doornik

a. Courtrai

a. Kortrijk

La région urbaine de Courtrai comprend deux noyaux majeurs : le centre-ville (2; 710 commerces) et le petit noyau de Wevelgem (1; 95 commerces). L'équipement de la personne y est très présent (27%) de même que les enseignes, mais la proportion de vide est importante pour un centre-ville (18%, comme La Louvière). Le noyau de Wevelgem, constitué surtout de commerces de proximité et de quelques cabarets, compte cependant assez bien d'équipement de la personne et peu d'alimentaire, ce qui le classe intermédiaire. Sa proportion de vide est la même qu'au centre-ville. Ce n'est pas ce noyau qui concurrence le centre-ville mais plutôt le Ring shopping center, installé à la limite nord de la ville dense, sur le territoire de la commune de Kuurne, complété d'un hypermarché et de deux parcs commerciaux. Ce shopping center de 100 cellules, réparties sur deux étages, comprend de l'équipement de la personne et de l'horéca et compte grandes surfaces et enseignes. Trois autres parcs commerciaux existent dans la région urbaine. Le shopping center représente un nombre de cellules équivalent à 12,4% de celui des noyaux, ce qui équivaut à la deuxième pression de ce genre après La Louvière. La surface des parcs, rapportée à la population, est aussi de 46% supérieure à la moyenne des 17 régions urbaines, ce qui place Courtrai en sixième position.

Het stadsgewest Kortrijk omvat twee grote kernen : het stadscentrum (2 ; 710 handelszaken) en de kleine kern van Wevelgem (1 ; 95 handelszaken). De persoonsuitrusting is in het stadscentrum duidelijk aanwezig (27%), evenals de winkelketens, maar het leegstandspercentage ligt er voor een stadscentrum hoog (18%, zoals in La Louvière). De kern van Wevelgem, die in hoofdzaak is samengesteld uit buurtwinkels en enkele cabarets, telt nochtans tamelijk wat persoonsuitrusting en weinig voeding, waardoor hij als tussenliggend wordt geklasseerd. Het leegstandspercentage ligt even hoog als in het stadscentrum. Niet deze kern vormt een concurrent voor het stadscentrum, maar wel het Ring Shopping Center, dat zich op de noordelijke grens van de dichtgebouwde stad bevindt, op het grondgebied van de gemeente Kuurne, en is aangevuld met een hypermarkt en twee grootschalige winkelcomplexen. Dit shoppingcentrum met 100 panden verspreid over twee verdiepingen, omvat persoonsuitrusting en horeca en telt grote supermarkten en winkelketens. Er zijn nog drie grootschalige winkelcomplexen in het stadsgewest. Het shoppingcentrum vertegenwoordigt een aantal panden dat overeenkomt met 12,4% van dat van de kernen, waardoor het, wat druk betreft, op de tweede plaats komt, na La Louvière. De oppervlakte van de winkelcomplexen, teruggebracht op de bevolking, ligt eveneens 46% hoger dan het gemiddelde van de 17 stadsgewesten, waardoor Kortrijk op de zesde plaats komt.

Le commerce de Courtrai est réputé ne pas aller bien. L'explication classique incrimine la concurrence internationale, le commerce français tout proche et bénéficiant d'atouts issus de différences de taxation (eaux minérales par exemple) ou d'enseignes attractives absentes en Belgique. Sans vouloir renier cette influence, on voit que la concurrence interne à la région est déjà en soi un facteur d'explication non négligeable. Le grand projet Cora à Mouscron risque bien d'accroître encore la concurrence.

Van de handel in Kortrijk is bekend dat hij niet zo goed draait. Volgens de klassieke verklaring moet de dichtbijgelegen Franse handel met de vinger worden gewezen, omdat die meer troeven in handen heeft, zoals verschillen in taxatie (mineraal water bijvoorbeeld) of aantrekkelijke winkelketens die in België afwezig zijn. We willen deze invloed zeker niet ontkennen, maar we stellen vast dat zelfs binnen het gewest de concurrentie op zich al een niet te verwaarlozen verklarende factor is. De kans is groot dat het grootscheepse Cora-project in Moeskroen nog tot deze concurrentie zal bijdragen. 104

b. Tournai

b. Doornik

La région urbaine de Tournai ne comprend qu'un noyau important, le centre-ville (3). Il est de même importance que celui de Courtrai mais compte moins d'équipement de la personne (14%, sensiblement moins que la moyenne, ce qui est étonnant pour un centre-ville), et plus d'horéca (20%). En dehors de rues centrales dédiées à l'équipement de la personne et aux enseignes, d'autres rues accueillent du commerce de proximité et des services. Le taux de vacance est identique (18%). Le shopping center "Les Bastions" (60 cellules, dont de nombreuses enseignes) est situé sur le boulevard de ceinture et s'accompagne d'un petit parc commercial. Au nord de la ville se trouve le parc commercial de Froyennes, le deuxième en taille des 17 régions urbaines, accompagné d'un hypermarché. La pression du shopping center représente 8,5% des cellules du centre-ville, soit la troisième plus forte observée. Mais c'est la pression des parcs qui est particulièrement marquée; rapportée à la population de la région urbaine, leur surface représente plus de 2,5 fois la moyenne des 17 régions urbaines, ce qui est la deuxième plus forte pression observée. Le paragraphe qui termine nos commentaires sur Courtrai s'applique aussi ici.

Het stadsgewest Doornik heeft slechts één kern van belang, het stadscentrum (3). Het is even groot als dat van Kortrijk, maar telt minder persoonsuitrusting (14%, gevoelig minder dan het gemiddelde, wat voor een stadscentrum verwonderlijk is), en meer horeca (20%). Behalve de centrale straten die aan de persoonsuitrusting en de winkelketens zijn gewijd, zijn er straten met buurtwinkels en diensten. Het leegstandspercentage is identiek (18%). Het shoppingcentrum « Les Bastions » (60 panden, waarvan talloze winkelketens) bevindt zich op de ringlaan en gaat gepaard met een klein winkelcomplex. In het noorden van de stad bevindt zich het grootschalig winkelcomplex van Froyennes, het tweede grootste van de 17 stadsgewesten en voorzien van een hypermarkt. De druk van het shoppingcentrum bedraagt 8,5% van de panden van het stadscentrum, goed voor de derde plaats van alle geobserveerde shoppingcentra. Vooral de druk van de winkelcomplexen is gemarkeerd ; teruggebracht op de bevolking van het stadsgewest, bedraagt hun oppervlakte meer dan 2,5 keer het gemiddelde van de 17 stadsgewesten, wat de tweede sterkste geobserveerde druk is. De paragraaf waarmee we onze commentaar over Kortrijk afsluiten, is ook hier van toepassing.

105

code

nom - naam

T

cellules panden

eq. personne pers. uitrusting

alimentation voeding

Horeca

vide leegstand

enseignes winkelketens

Kortrijk

1 2

Wevelgem centre ville - stadcentrum

95 710

15% 27%

8% 6%

20% 14%

18% 18%

++

Tournai

3

centre ville - stadcentrum

709

14%

7%

22%

18%

++

population bevolking (évolution evolutie*) 3,5

-40 ans -40 jaar oud

54%

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk. 2,6

102

0%

Tableau 4g : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Courtrai, Tournai (*) évolution annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4g: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Kortrijk, Doornik (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Roeselare

# Y

Kortrijk - Tournai quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500 % U

U %Ú U Ê% 2

% U

U %

spécificité specificiteit

1

1000 500 100

Ring

cellules commerciales commerciële panden

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

parc commercial grootschalig winkelcomplex

# Y Mouscron - Moeskroen Tourcoing

U %

# Y

% U

% U

% U

Roubaix

# Y

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

Ê Ú Ú Ê

Lille

# Y

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

Ê Ú % U 3

U %

% U

Bastions

densité de population > 2,5 hab./ha. bevolkingsdichtheid > 2,5 in./ha. tissu urbain dense - ononderbroken stedelijk weefsel tissu urbain discontinu - onderbroken stedelijk weefsel

0

2.5

5 km

généralités - algemeen limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest voirie principale - hoofdweg cours d'eau - waterloop espace vert - groene ruimte

# Y

ville hors région urbaine - stad buiten stadsgewest

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10g : principaux équipements commerciaux: Courtrai, Tournai (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10g: voornaamste commerciële uitrustingen: Kortrijk, Doornik (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

108

9. Namur

9. Namen

Le centre-ville de Namur (1) compte plus de 900 commerces, avec une forte présence de l'équipement de la personne (24%) et un taux de vacance relativement faible (13%; seuls les centres-villes de Hasselt-Genk et Bruges ont des taux inférieurs). Cette ville bénéficie de son rôle récent de capitale de la Wallonie, qui a fait croître sa population de ménages jeunes et relativement nantis, de son cadre architectural attractif et mis bien en valeur et de la volonté de contrôler l'extension du commerce périphérique, ce que la taille de la commune rendait possible. Le noyau de Jambes ne compte que 155 commerces, essentiellement de proximité, mais rayonne sur la banlieue sud, dotée d'un bon pouvoir d'achat. Le taux de vacance est particulièrement faible (6%). L'équipement se complète de six petits parcs et de deux hypermarchés. La pression des parcs correspond à la moyenne des 17 régions.

Het stadscentrum van Namen (1) telt meer dan 900 handelszaken, met daarin een duidelijke aanwezigheid van de persoonsuitrusting (24%) en een relatief laag leegstandspercentage (13% ; alleen de stadscentra van Hasselt-Genk en Brugge hebben een lager percentage). Deze stad haalt voordeel uit de haar pas toegekende rol van hoofdstad van Wallonië, waardoor de bevolking met jonge en relatief welgestelde gezinnen is uitgebreid, uit haar aantrekkelijke bouwkundig en goed tot uiting komende kader en uit de wil om de uitbreiding van de perifere handel onder controle te houden, wat door de grootte van de gemeente mogelijk werd gemaakt. De kern van Jambes telt slechts 155 handelszaken, voornamelijk buurtwinkels, maar straalt uit over de zuidelijke banlieue, die een goede koopkracht heeft. Het leegstandspercentage is bijzonder laag (6%). De uitrusting wordt aangevuld door zes kleine winkelcomplexen en twee hypermarkten. De druk van de winkelcomplexen stemt overeen met het gemiddelde van de 17 gewesten.

109

code

Namur

nom - naam

1 centre ville - stadcentrum 2 Jambes

T

cellules panden

909 155

eq. personne pers. uitrusting

24% 12%

alimentation voeding

6% 13%

Horeca

17% 23%

vide leegstand

13% 6%

enseignes winkelketens

population bevolking (évolution evolutie*)

-40 ans -40 jaar oud

pop. quartiers taille ménages revenu moyen défavorisés pers. per gemiddeld bevolk.buurten huishoud inkomen in moelijk.

++ 4,6

52%

2,5

108

2%

Tableau 4h : caractéristiques commerciales et environnement des quartiers commerçants: Namur (*) évolution moyenne annuelle en 1/1000 (source: IGEAT, INS). Tabel 4h: commerciële eigenschappen en omgeving van de handelswijken: Namen (*) evolutie jaargemiddelde in 1/1000 (bron: IGEAT, NIS).

Namur quartier commerçant - handelswijk centre commercial - commercieel centrum 2500

spécificité specificiteit

1000 500 100

cellules commerciales commerciële panden

A: équipement de la personne - persoonsuitrusting B: diversifié ou intermédiaire - gevarieerd of tussenliggend C: proximité ou éq. maison - nabijheid of huisuitrusting centre commercial isolé - geisoleerd commercieel centrum

parc commercial grootschalig winkelcomplex % U % U

1

U % % U U %

Ê Ú

2 % U

Ê Ú

U %

% U

% U

% U

3000 6000 15000

surface (m2 - estimation) oppervlakte (m2 - schatting)

22000 40000

hypermarché - hypermarkt (>4000 m2)

Ê Ú Ú Ê

sans galerie marchande - zonder verkoopsgalerij avec galerie marchande - met verkoopsgalerij

densité de population > 2,5 hab./ha. bevolkingsdichtheid > 2,5 in./ha. tissu urbain dense - ononderbroken stedelijk weefsel tissu urbain discontinu - onderbroken stedelijk weefsel 0

2.5

5 km

généralités - algemeen limite régionale - gewestgrens région urbaine - stadsgewest voirie principale - hoofdweg cours d'eau - waterloop espace vert - groene ruimte

# Y

ville hors région urbaine - stad buiten stadsgewest

Source - Bron: IGEAT (2000-2002); INS-NIS (1991-2000); MAE-MEZ; IGN-NGI; Téléatlas

Carte 10h : principaux équipements commerciaux: Namur (sources: IGEAT, INS, MAE, IGN, Téléatlas). Kaart 10h: voornaamste commerciële uitrustingen: Namen (bronnen: IGEAT, NIS, MEZ, NGI, Teleatlas).

ULB-IGEAT (2002)

10. Les hypercentres

10. De hypercentra

a. Objectifs et méthode

a. Doelstellingen en werkwijze

Nos relevés fournissent l'occasion d'une réflexion sur le concept d'hypercentre et d'un essai de délimitation. Le terme "hypercentre" est en effet souvent utilisé mais rarement défini. Il peut être employé dans un sens très large, correspondant par exemple à la ville intra-muros, voire à une extension de celle-ci, ou au contraire très étroite, réduite aux main streets. L'utilisation floue du concept ne facilite évidemment pas le dialogue.

Onze opmetingen bieden de gelegenheid tot nadenken over het concept van het hypercentrum en tot een poging tot afbakening. Het woord « hypercentrum » wordt immers vaak gebruikt, maar zelden omschreven. Het kan in een zeer brede zin worden gebruikt, waarbij het bijvoorbeeld met de stad binnen de stadsmuren of zelfs een uitbreiding daarvan overeenkomt ; of het kan in een zeer enge zin worden gebruikt en zich beperken tot de high streets. Het vage gebruik van het concept maakt de dialoog uiteraard niet gemakkelijker.

A notre sens, trois conception de l'hypercentre sont défendables, emboîtées comme des poupées gigognes. La définition la plus étroite correspond aux main streets des courtiers immobiliers, où se concentrent les enseignes les plus exigeantes, celles qui recherchent les passages les plus élevés de chalands et n'hésitent pas pour cela à payer des loyers très élevés. La seconde définition, intermédiaire, consiste en l'ensemble des rues présentant une structure commerciale typique de centre-ville (vêtements, chaussures, bijoux, parfumeries, maroquinerie, chocolats, gaufres, disquaires, etc.). Cet espace est plus étendu que le premier, les enseignes exigeantes repoussant dans les rues voisines les commerces de même type que les leurs mais tenus par des indépendants, et les enseignes moins exigeantes ou correspondant à des segments spécifiques de la population. Enfin, la définition la plus large incorpore des quartiers spécialisés et des commerces spécialisés, l'un et l'autre ne pouvant exister qu'avec la chalandise étendue du centre-ville. Les quartiers spécialisés le seront dans des types de commerces présents ailleurs mais pas en telle concentration, comme les restaurants, les antiquaires, les commerces du sexe, etc. Les commerces spécialisés ne correspondront pas nécessairement à des types de commerces rares mais à des spécialisations rares de types existant par ailleurs ou à des commerces particulièrement réputés, justifiant et nécessitant une aire de chalandise étendue; par exemple : un magasin classé "jouets" mais en fait spécialisé dans maquettiste; un autre classé "confection" mais spécialisé dans les uniformes ou certains vêtements de travail; un chausseur vendant par demipointures et en plusieurs largeurs; un droguiste ou coutelier ou

Ons inziens kunnen drie concepten van het hypercentrum worden verdedigd, die als matroesjka's in elkaar kunnen worden geschoven. De engste definitie verwijst naar de high streets van de vastgoedmakelaars, met een concentratie van de meest eisende winkelketens, die streven naar het verloop van zoveel mogelijk voorbijgangers en zich dan ook niet door hoge huurgelden laten afschrikken. De tweede, tussenliggende definitie bestaat uit het geheel van straten met een voor de stadscentra typische handelsstructuur (kleding, schoenen, juwelen, parfumeriewaren, lederwaren, chocolade, wafels, platenhandelaars, enz.). Deze ruimte is uitgebreider dan de eerste, doordat de eisende winkelketens de handelszaken van hetzelfde type als het hunne, maar beheerd door zelfstandigen, naar de nabij liggende straten verdringen, evenals de minder eisende winkelketens of de winkelketens die met specifieke segmenten van de bevolking overeenstemmen. De ruimste definitie tot slot omvat ook gespecialiseerde wijken en gespecialiseerde handelszaken, want beide kunnen slechts bestaan dankzij de uitgebreide vaste klantenkring van het stadscentrum. De gespecialiseerde wijken zijn gespecialiseerd in typen van handelszaken die elders aanwezig zijn, maar niet in een dergelijke concentratie, zoals de restaurants, antiquairs, sekshandelszaken, enz. De gespecialiseerde handelszaken komen niet noodzakelijk overeen met zeldzame typen van handelszaken, maar met zeldzame specialisaties van elders bestaande typen of met bijzonder vermaarde handelszaken, waardoor een uitgestrekt verzorgingsgebied gerechtvaardigd en 112

fromager réputés, etc. Dans ce cas, on entendra quartiers spécialisés non dans le sens "caractérisés par une forte surreprésentation d'un type de commerces" mais bien "-par une forte présence de commerces spécialisés diversifiés".

noodzakelijk is. Bijvoorbeeld : een winkel van de klasse « speelgoed », maar in feite gespecialiseerd in modelbouw ; een andere klasse, de « confectie », maar gespecialiseerd in uniformen of werkkleding ; een schoenwinkel waar ook halve maten en verschillende breedtes te verkrijgen zijn ; een beroemde drogist, messenmaker of kaaswinkel, enz. In dat geval moeten we gespecialiseerde wijken niet zien in de betekenis van gekenmerkt door een sterke oververtegenwoordiging van een bepaald type van handelszaken maar wel door een sterke aanwezigheid van gevarieerde gespecialiseerde handelszaken.

Le premier espace, en rouge sur les cartes, est défini à partir de la localisation actuelle des enseignes que nous avons identifiées comme exigeantes (Grimmeau & Wayens, 2000; présentation dans la première partie, au point consacré aux enseignes) reportées sur les cartes du Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001). Le deuxième espace, en orange sur les cartes, est défini à partir de la proportion de commerces des types évoqués par face de rue. Dans la troisième enveloppe, nous avons distingué les quartiers spécialisés dans l'horéca (en bleu), à partir de la proportion par face de rue, et le reste de cet espace spécialisé (en vert) à partir de nos observations de terrain. Nous précisons les spécialisations quand elles se manifestent par des concentrations d'un même type de commerces ou visent une même clientèle particulière. L'inventaire sera évidemment limité par notre premier objectif: inventorier les équipements majeurs; certaines extensions quantitativement moins importantes de l'hypercentre peuvent donc nous échapper.

De eerste ruimte, op de kaarten in het rood, wordt gedefinieerd op basis van de huidige lokalisering van de winkelketens die we als eisend hebben geïdentificeerd (Grimmeau & Wayens, 2000 ; voorstelling in het eerste deel, in het gedeelte over de winkelketens), weergegeven op de kaarten van de Belgian Retail Index (Bureau Gérard, 2001). De tweede ruimte, op de kaarten in het oranje, wordt gedefinieerd op basis van het percentage van handelszaken van de aangehaalde typen per straatgevel. In de derde groep hebben we de in horeca gespecialiseerde wijken (in het blauw) onderscheiden, op basis van de verhouding per straatgevel, en de rest van deze gespecialiseerde ruimte (in het groen) op basis van onze observaties op het terrein. We geven de specialisaties aan als ze tot uiting komen door concentraties van eenzelfde type van handelszaken of als ze dezelfde specifieke clientèle beogen. De inventaris wordt uiteraard beperkt door onze voornaamste doelstelling : de belangrijkste uitrustingen inventariseren. Sommige kwantitatief minder belangrijke uitbreidingen van het hypercentrum kunnen ons dus ontsnappen.

Les quatre cartes sont rigoureusement à la même échelle.

De vier kaarten werden uiterst nauwkeurig op dezelfde schaal gerealiseerd.

113

b. Bruxelles

b. Brussel

Bruxelles présente la particularité de compter deux espaces attirant les enseignes exigeantes : le centre-ville, axé sur la rue Neuve et City II, et le haut de la ville, étiré entre la porte de Namur et le goulet Louise. Les deux espaces se prolongent par extension de la structure centre-ville, de la rue Neuve vers le boulevard Adolphe Max, la rue des Fripiers, le Marché aux Herbes, les galeries Agora et Saint-Hubert; du haut de la ville vers l'avenue Louise au-delà de la place Stéphanie, vers le boulevard de Waterloo et la rue de Namur, vers la chaussée de Wavre. Des extensions "détachées" peuvent apparaître, comme la rue Dansaert. Les spécialisations dans l'Horéca concernent principalement les quartiers SainteCatherine, Saint-Géry, de la rue des Bouchers, le Marché aux Fromages et, dans le haut de la ville, la rue Jourdan et l'extrémité de l'avenue de la Toison d'Or du côté de la porte de Namur. Les quartiers autour de la Grand Place sont fort orientés vers la clientèle des touristes. Le Sablon est le quartier des antiquaires, spécialisation qui s'étend vers les Marolles, cependant davantage axées vers la décoration. Le commerce de luxe se divise aussi en deux pôles : l'un classique, avec des enseignes bien établies comme Cardin, Vuitton, Ricci, etc. au boulevard de Waterloo, l'autre branché, avec des créateurs mieux connus des jeunes aisés au fait des tendances contemporaines à la rue Dansaert (Van Criekingen, 1997). Dans le haut de la ville, le début de la chaussée de Wavre, familièrement appelée Matonge, est le lieu de rendez-vous des Congolais et Africains de Belgique et des environs (coiffeurs spécialisés, tissus de confection, fruits et légumes, musique et vidéos, agences de voyage, ...). Le Boulevard Lemonnier concentre, outre plusieurs bouquinistes, des commerces marocains de type culturel (livres, musique, claviers spécifiques, articles religieux, ...) et des services (banque marocaine, coiffeurs, agences de voyage, ...). Ce tissu commercial se différencie clairement des commerces davantage de proximité des quartiers à forte présence marocaine ou turque. Cela dit, l'hypercentre est probablement plus vaste mais conduirait à inclure des noyaux plus écartés, bénéficiant aussi de la chalandise bruxelloise : commerces de bazar de la rue de Brabant, prostitution de la rue d'Aerschot voisine, près de la gare du nord, restaurants turcs de la chaussée de Haecht, etc.

Brussel heeft de bijzonderheid dat er twee ruimten zijn die de eisende winkelketens aantrekken : het stadscentrum, dat draait rond de Nieuwstraat en City II, en de bovenstad, uitgestrekt tussen de Naamsepoort en het smalle gedeelte van de Louizalaan. De twee ruimten gaan verder via de uitbreiding van de specifieke structuur van het stadscentrum, van de Nieuwstraat naar de Adolphe Maxlaan, de Kleerkopersstraat, de Grasmarkt, de Agoraen de Sint-Hubertusgalerij ; van de bovenstad naar de Louizalaan aan de andere kant van het Stefaniaplein, naar de Waterloolaan en de Naamsestraat, en naar de Waversesteenweg. « Losstaande » uitbreidingen, zoals de Dansaertstraat, kunnen zich ook voordoen. De specialisaties in de horeca betreffen in hoofdzaak de wijken Sint-Katelijne, Sint-Gorik, de Beenhouwersstraat, de Kaasmarkt en, in de bovenstad, de Jourdanstraat en het uiteinde van de Guldenvlieslaan, aan de kant van de Naamsepoort. De wijken rondom de Grote Markt zijn in grote mate gericht naar de toeristen als klanten. De Zavel is de wijk van de antiquairs, specialisatie die zich uitstrekt tot de Marollen, waar het accent echter meer op decoratie ligt. Ook de luxehandel is gespreid over twee polen : de ene klassiek, met goed gevestigde winkelketens als Cardin, Vuitton, Ricci, enz. aan de Waterloolaan, de andere « trendy », met bij de welgestelde jongeren beter gekende ontwerpers in de lijn van de hedendaagse tendensen, nl. in de Dansaertstraat (Van Criekingen, 1997). In de bovenstad is het begin van de Waversesteenweg, in de volksmond Matonge genoemd, de ontmoetingsplaats van de Kongolezen en Afrikanen uit België en omstreken (gespecialiseerde kappers, confectiestoffen, groente en fruit, muziek en video's, reisbureaus, ...). De Lemonnierlaan telt niet alleen een aantal bouquinisten, maar ook Marokkaanse handelszaken van het culturele type (boeken, muziek, specifieke toetsenborden, religieuze artikelen...) en diensten (Marokkaanse bank, kappers, reisbureaus...). Deze commerciële structuur onderscheidt zich duidelijk van de eerder op de nabijheid gerichte handelszaken in de wijken met een grote Marokkaanse of Turkse aanwezigheid. Dit gezegd zijnde, het hypercentrum is waarschijnlijk ruimer, wat zou ertoe leiden dat ook verder afgelegen kernen zouden worden opgenomen, die ook van de Brusselse klanten voordeel hebben : bazaarhandels in de Brabantstraat, prostitutie in de vlakbij gelegen 114

2.

Bruxelles - Brussel hypercentre - hypercentrum

Loisirs Vrijtijd 8.

5. Loisirs Vrijtijd

Loisirs Vrijtijd

1.

Loisirs Vrijtijd

défini par - bepaald door : Hypercentre Hypercentrum

Luxe 4. Branché Trendy

3.

Services Diensten

Tourisme Toerisme

Tourisme Toerisme 6.

enseignes exigeantes - eisende winkelketens structure - struktuur spécialisation - specialisatie dont waarvan

horeca

marge - randgebied

Tourisme Toerisme

7.

généralités - algemeen

îlot - huizenblok espace vert - groene ruimte

9.

cours d'eau - waterloop

Antiquités Antiek Decoration Decoratie 10. 13. Luxe 11.

Luxe

12.

Loisirs Vrijtijd

14. Loisirs Vrijtijd

1. Rue Neuve - Nieuwstraat 2. City2 3. place De Brouckère plaats 4. Dansaert 5. St. Gery - St. Goriks 6. Grand Place - Grote Markt 7. boulevard Lemonier - Lemonierlaan 8. place St. Catherine - St. Katelijne plaats 9. Sablon - Zavel 10. rue Haute - Hoogstraat 11. boulevard de Waterloo - Waterloolaan 12. Toison d'Or - Guldenvlies 13. Porte de Namur - Naamsepoort 14. Matonge 15. avenue Louise - Louisalaan

15. 0

Source - Bron: IGEAT (2002) - Grimmeau & Wayens (2000) - Urbis

250

500 m

ULB-IGEAT (2002)

Carte 11a : hypercentre de Bruxelles (source: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000). Kaart 11a: hypercentrum van Brussel (bron: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000).

Aarschotstraat, de Turkse restaurants van de Haachtsesteenweg, enz.

c. Anvers

c. Antwerpen

Anvers présente un hypercentre beaucoup plus compact. Les enseignes exigeantes se concentrent clairement sur le Meir, sans dispersion, et le commerce structurellement de centre-ville s'étend vers l'ouest et le shopping center de la Groenplaats, vers le sud et les commerces plus luxueux, classiques ou branchés, du Wildezee (Steehouwersvest, Lombardenvest, Schutterhofstraat et voisines) et vers l'est et la Keyserlei. En fait, le Meir et l'axe du Wildezee constituent deux itinéraires parallèles qui s'enchaînent facilement, l'un à l'aller, l'autre au retour. Une telle concentration aussi commode semble bien unique en Belgique. Deux concentrations d'horéca prolongent cet axe entre la gare et l'Escaut. Au nord de la Keyzerlei, elle se complète de cinémas, de salles de jeux et est plutôt un lieu de sortie. Au delà de la Groenplein et jusqu'à l'Escaut s'étend le quartier touristique, quoique la Grote Pieter Potstraat soit davantage fréquentée par les Anversois. Au sud de la Keyzerlei se trouve le quartier diamantaire, qui présente une concentration de bijoutiers unique en Belgique. L'Italielei, au nord de l'axe KeyzerleiLeystraat-Meir, regroupe des services. La Nationalestraat, entre la Groenplaats et le Musée des Beaux-Arts, et les rues latérales, évoluent en quartier branché. On parle beaucoup de la Kloosterstraat et de ses antiquaires mais le commerce y était trop discontinu pour l'intégrer dans le centre-ville. De même, le Zuid, quartier entre le Musée des Beaux-Arts et l'Escaut, est cité comme le lieu qui monte à la fois pour la concentration de galeries d'arts et pour les cafés et restaurants fréquentés par les Anversois. Encore une fois, la densité commerciale était trop faible pour être relevée selon nos critères.

Antwerpen heeft een veel compacter hypercentrum. De eisende winkelketens concentreren zich duidelijk op de Meir, zonder versnippering, en de structureel gesproken stadscentrumhandel strekt zich uit naar het westen en het shoppingcentrum van de Groenplaats, naar het zuiden en de eerder luxueuze, klassieke of trendy handelszaken, van de Wildezee (Steenhouwersvest, Lombardenvest, Schuttershofstraat en aangrenzende) en naar het oosten toe naar de Keyserlei. In werkelijkheid vormen de Meir en de as van de Wildezee twee parallel lopende parcours die gemakkelijk na elkaar kunnen worden doorlopen. Een dergelijke praktische concentratie lijkt ook uniek in België. Twee horecaconcentraties zetten deze as tussen het station en de Schelde voort. In het noorden van de Keyserlei wordt de horeca aangevuld door bioscopen, speelzalen ; deze wijk is eerder een uitgaansbuurt. Aan de andere kant, van de Groenplaats en tot aan de Schelde, strekt zich de toeristische wijk uit, hoewel de Grote Pieterpotstraat meer door de Antwerpenaren wordt bezocht. Ten zuiden van de Keyserlei bevindt zich de diamantwijk, met een voor België unieke concentratie van juweliers. De Italiëlei, ten noorden van de as Keyserlei-Leystraat-Meir groepeert diensten. De Nationalestraat, tussen de Groenplaats en het Museum voor schone kunsten, en de zijstraten evolueren naar een trendy wijk. Er wordt veel gesproken van de Kloosterstraat en zijn antiquairs, maar de handel is er te veel onderbroken om deze straat bij het stadscentrum te rekenen. Zo wordt ook het Zuid, de wijk tussen het Museum voor Schone Kunsten en de Schelde, vernoemd als een plaats die steeds meer succes kent, enerzijds om zijn hoge concentratie aan kunstgalerijen en anderzijds om zijn cafés en restaurants die meestal door de Antwerpenaren worden bezocht. De commerciële dichtheid is ook hier te klein om volgens onze criteria te worden opgenomen.

116

Antwerpen hypercentre - hypercentrum

Hypercentre Hypercentrum

défini par - bepaald door :

Tourisme Toerisme

2.

spécialisation - specialisatie dont waarvan

horeca

Services Diensten

Loisirs Vrijtijd 5.

3.

Antiquités Antiek

structure - struktuur

marge - randgebied 1.

Branché Trendy

enseignes exigeantes - eisende winkelketens

6.

Luxe

généralités - algemeen

4. Diamant

îlot - huizenblok espace vert - groene ruimte cours d'eau - waterloop

1. Meir 2. Groenplaats 3. Wilde Zee 4. Nationalestraat 5. Keyserlei 6. Station

0

Source - Bron: IGEAT (2002) - Grimmeau & Wayens (2000)

250

500 m

ULB-IGEAT (2002)

Carte 11b : hypercentre de Anvers (source: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000). Kaart 11b: hypercentrum van Antwerpen (bron: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000).

d. Liège

d. Luik

A Liège, il est difficile d'identifier une concentration claire des enseignes exigeantes. Leurs localisations s'éclatent entre la place Saint-Lambert, y compris le récent Ilot-Saint-Michel et la rue Joffre, la place de la République française et Vinâve d'Ile. D'ailleurs, plusieurs de ces enseignes installent plusieurs points de ventes, répartis à ces différents endroits. Du point de vue des structures, l'hypercentre s'élargit à l'espace allant du passage Lemonnier et de la rue perpendiculaire Lulay des Febvres jusqu'à la rue Charles Magnette, augmenté des rues de Gérardie et Sainte Gangulphe, de parties de la place du Marché et des rues en Féronstrée (Décathlon), de la Régence, du Pot d'Or, du Pont d'Avroy et de l'axe Laruelle-Adalbert-Mouton blanc. On a là une structure quadrillée complexe qui multiplie les itinéraires possibles, ce qui favorise le chaland familier des lieux mais dilue le passage. Le boulevard de la Sauvenière est spécialisé dans les services. La partie ouest du carré, avec ses cinémas, ses restaurants et ses bars de nuit est classée loisirs. La rue Saint-Gilles présente les commerces typiques de quartiers étudiants. La place du Marché et le début de la rue Léopold comptent des restaurants et cafés. Les rues adjacentes à la rue Cathédrale vers la Meuse (de Nagelmackers à Cheravoy) abritent des commerces plus interlopes.

In Luik is het moeilijk om een duidelijke concentratie van eisende winkelketens te identificeren. Hun locaties zijn gespreid over de Place Saint-Lambert, met inbegrip van het recente Ilot-Saint-Michel en de Rue Joffre, de Place de la République française en Vinâve d'Ile. Vele van deze winkelketens installeren overigens verschillende verkooppunten, verspreid over deze verschillende plaatsen. Vanuit het standpunt van de structuren breidt het hypercentrum zich uit naar de ruimte die gaat van de Passage Lemonnier en de hierop uitkomende Lulay des Febvres tot de Rue Charles Magnette, samen met de Rue de Gérardie en de Rue Sainte Gangulphe, stukken van de Place du Marché en van de Rue en Féronstrée (Décathlon), Rue de la Régence, Rue du Pot d'Or, Rue du Pont d'Avroy en de as Laruelle – Adalbert – Mouton blanc. We hebben hier een complexe ruitjesstructuur die het aantal mogelijke routes verveelvoudigt, wat gunstig is voor de vertrouwde voorbijganger maar wel het verloop uitdunt. De Boulevard de la Sauvenière is gespecialiseerd in diensten. Het westelijke gedeelte van het vierkant, met zijn bioscopen, restaurants en nachtkroegen worden onder vrije tijd geklasseerd. De Rue Saint-Gilles heeft de voor studentenwijken typische handelszaken. De Place du Marché en het begin van de Rue Léopold bevatten restaurants en cafés. De straten nabij de Rue Cathédrale naar de Maas toe (van Nagelmackers tot Cheravoy) herbergen eerder sekshandelszaken.

118

Liège hypercentre - hypercentrum

7.

1. Loisirs Vrijtijd

Services Diensten 5.

2. Loisirs Vrijtijd 3.

Etudiants Studenten 8.

Hypercentre Hypercentrum

défini par - bepaald door : enseignes exigeantes - eisende winkelketens structure - struktuur spécialisation - specialisatie dont waarvan

horeca

6. marge - randgebied

4.

généralités - algemeen

îlot - huizenblok espace vert - groene ruimte cours d'eau - waterloop

1. Place St. Lambert 2. Boulevard de la Sauvenière 3. Carré 4. Vinave d'île 5. Passage Lemmonier 6. Rue Léopold 7. En Feronstrée 8. Rue St. Gilles

0

Source - Bron: IGEAT (2002) - Grimmeau & Wayens (2000)

250

500 m

ULB-IGEAT (2002)

Carte 11c : hypercentre de Liège (source: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000). Kaart 11c: hypercentrum van Luik (bron: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000).

e. Gand

e. Gent

A Gand, l'espace des enseignes exigeantes est bien identifié : il s'agit essentiellement de la Veldstraat, avec une petite extension vers le Kotre Munt; d'autres enseignes exigeantes sont présentes dans le shopping center Gent-Zuid, au sud-est. La structure de centre-ville s'étend au nord dans la Langemunt et au sud dans un axe parallèle à la Veldstraat, qui reliait le centre-ville à la gare, maintenant déplacée, de la Mageleinstraat à la Kortedagsteeg et à la Sint-Pieternieuwstraat, ainsi que dans quelques transversales : Volderstraat-Henegouwenstraat, Brabantdam, etc. La SintPieternieuwstraat est relativement branchée avec ses commerces de vêtements et des cafés pour jeunes dans le voisinage de l'université et du centre culturel Vooruit. Depuis celui-ci vers le centre, le standing s'élève et l'équipement de la personne prédomine. L'horéca se concentre entre le Korenmarkt et le Botermarkt et entre le Vrijdagmarkt et la Sint-Veerleplein (où il y a aussi des commerces branchés). A l'ouest de la Veldstraat, de l'autre côté de la Leie, se trouve un quartier d'antiquaires, comme aussi plus au nord dans les Breijdelstraat et Burgstraat. La Lippensplein concentre des agences d'intérim. A proximité, une petite galerie reliant le Brabantdam à la Vlaanderenstraat abrite des vitrines de prostitution mais le quartier semble être en voie de rénovation.

In Gent is de ruimte van de eisende winkelketens goed geïdentificeerd : het gaat hier voornamelijk om de Veldstraat, met een kleine uitbreiding naar de Korte Munt ; andere eisende winkelketens zijn aanwezig in het Shoppingcentrum Gent-Zuid, in het zuidoosten. De structuur van het stadscentrum strekt zich in het noorden uit in de Langemunt en in het zuiden in een as die parallel loopt met de Veldstraat, die het stadscentrum met het nu verplaatste station verbond, van de Mageleinstraat tot de Kortedagsteeg en de Sint-Pieternieuwstraat, evenals in enkele zijstraten : Volderstraat-Henegouwenstraat, Brabantdam, enz. De Sint-Pieternieuwstraat is relatief trendy met zijn kledingzaken en cafés voor jongeren in de buurt van de universiteit en het cultureel centrum Vooruit. Vanaf Vooruit naar het centrum neemt de standing toe en overheerst de persoonsuitrusting. De horeca concentreert zich tussen de Korenmarkt en de Botermarkt en tussen de Vrijdagmarkt en het Sint-Veerleplein (waar er eveneens trendy handelszaken zijn). In het westen van de Veldstraat, aan de overkant van de Leie, bevindt zich een wijk van antiquairs, evenals meer naar het noorden, in de Breidelstraat en de Burgstraat. Het Lippensplein telt een aantal interim-kantoren. Vlakbij bevinden zich een kleine galerij, die de Brabantdam met de Vlaanderenstraat verbindt, met enkele etalages voor prostitutie, maar de wijk wordt blijkbaar gerenoveerd.

120

Gent hypercentre - hypercentrum

Antiquités Antiek

Branché 4. TourismeTrendy Toerisme 2.

3.

6.

Hypercentre Hypercentrum

défini par - bepaald door : enseignes exigeantes - eisende winkelketens structure - struktuur spécialisation - specialisatie dont waarvan

horeca

marge - randgebied

Tourisme Toerisme

généralités - algemeen Antiquités Antiek

1.

îlot - huizenblok espace vert - groene ruimte Services Diensten

5.

7.

cours d'eau - waterloop

1. Veldstraat 2. Langemunt 3. Vrijdagmarkt 4. Gravensteen 5. Nederkouter 6. Dampoort 7. Gent Zuid

0

Source - Bron: IGEAT (2002) - Grimmeau & Wayens (2000)

250

500 m

ULB-IGEAT (2002)

Carte 11d : hypercentre de Gand (source: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000). Kaart 11d: hypercentrum van Gent (bron: IGEAT, 2002, Grimmeau & Wayens, 2000).

122

Synthèse comparative

Vergelijkende synthese

1. Le commerce de centre-ville va-t-il mal?

1. Gaat het slecht met de handel in het stadscentrum?

Une des conclusions de cette étude est que la santé du commerce de centre-ville varie beaucoup entre régions urbaines.

Een van de conclusies van deze studie is dat er wat de gezondheid van de handel in het stadscentrum betreft, grote verschillen zijn tussen de stadsgewesten.

Mais si l'on veut aller plus loin, il importe de s'interroger sur la façon de mesurer la santé commerciale des centre-villes. Nous en avons imaginé 5, à partir des données traitées dans l'étude (tableau 5) :

Maar als men hierop dieper wil ingaan, moeten we ons afvragen op welke manier we de commerciële gezondheid van de stadscentra moeten meten. We hebben vijf manieren weerhouden, op basis van de gegevens die we in de studie hebben besproken (tabel 5) :

- l'indice d'évolution de l'emploi dans le commerce de détail entre 1995 et 2000 dans la commune centre; - l'indice d'équipement de la commune centre en commerces spécifiquement urbains (par rapport à la population de la commune); - l'indice d'équipement de la commune centre en enseignes urbaines; - la taille du noyau central (en nombre de cellules) par rapport à la population de la région urbaine; - la proportion de cellules vides dans le noyau principal.

- de index voor de ontwikkeling van de tewerkstelling in de detailhandel tussen 1995 en 2000 in de hoofdgemeente ; - de index voor de uitrusting van de hoofdgemeente aan stadsspecifieke handelszaken (in vergelijking met de bevolking van de gemeente) ; - de index voor de uitrusting van de hoofdgemeente aan stedelijke winkelketens ; - de omvang van de centrale kern (in aantal panden) in vergelijking met de bevolking van het stadsgewest ; - het leegstandspercentage in de voornaamste kern.

Deux petites précisions s'imposent d'emblée. Pour la commune centre, nous nous sommes limités à une seule commune sauf dans le cas explicités dans la première partie, de Bruxelles et Hasselt-Genk. Pour le noyau central, un seul noyau a été pris sauf à Bruxelles (centre-ville, haut-de-la-ville et Sablon-Marolles) et Hasselt-Genk.

We moeten hier al meteen twee bijzonderheden aan toevoegen. Voor de hoofdgemeente hebben we ons beperkt tot één enkele gemeente, behalve voor de in het eerste gedeelte toegelichte gevallen, namelijk Brussel en Hasselt-Genk. Voor de centrale kern werd één enkele kern genomen, behalve voor Brussel (stadscentrum, bovenstad en Zavel-Marollen) en Hasselt-Genk.

Ces mesures sont évidemment hétérogènes par rapport aux territoires concernés (commune, noyau) et nous avons discuté plus haut de l'arbitraire des découpages communaux.

Deze metingen zijn uiteraard heterogeen ten opzichte van de gebieden in kwestie (gemeente, kern) en we hebben reeds eerder het arbitraire van de gemeentelijke indelingen besproken.

L'analyse dégage deux paires de variables significativement intercorrélées. C'est peu mais les corrélations ne portent que sur 17 points. La corrélation la plus significative (+0,60) associe les indices d'équipement de la commune-centre en commerces spécifiquement urbains et en enseignes. La seconde (-0,43) oppose l'indice

Uit de analyse komen twee paar variabelen naar voren die significant met elkaar in correlatie staan. Dat is niet zoveel, maar de correlaties hebben slechts op 17 punten betrekking. De meest 123

évol. emploi tewerkst. evolutie

évol. emploi commerce urbain tewerkst. evolutie stad spec. handel

enseignes winkelketens

noyau principal hoofdwijk

vide - leegstand

évol. population bevolking evol.

évol. revenu inkomen evol.

revenu moyen gemiddeld inkomen

commune centrale - hoofdgemeente

RU - SG

commune centrale commune centrale - hoofd gemeente - hoofd gemeente

centre ville stadcentrum

centre ville stadcentrum

RU - SG

RU - SG

RU - SG

2000/1995

2000/1995

taux d'équipement - uitrustigsgraad*

cellule/hab. pand/inw.

%

(2001/1981) evol. Bel.=1

(2000/1980) evol. Bel.=1

Bel. =100

Antwerpen Brugge Bruxelles- Brussel Charleroi Gent Hasselt-Genk Kortrijk La Louvière Liège Louvain Mechelen Mons Namur Oostende Sint Niklaas Tournai Verviers

0,97 1,05 0,96 0,94 0,95 1,05 0,98 0,94 0,92 1,04 0,96 0,92 0,99 0,86 1,03 1,04 0,93

1,01 1,06 1,01 0,97 1,01 1,04 1,03 0,94 1,00 1,06 0,96 0,93 1,03 0,89 1,04 1,02 0,96

Corrélation avec le % de vides Correlatie met % legstand

-0,51

-0,50

1,48 1,71 3,38 0,94 1,44 1,76 1,45 0,79 1,63 1,53 1,40 0,99 1,18 1,89 1,47 1,12 1,06

1,24 1,95 3,04 1,63 1,34 2,01 1,94 1,61 2,37 2,40 1,84 2,08 2,43 2,28 1,65 2,05 2,06

2,8 7,2 2,9 3,1 4,7 5,1 4,9 3,7 10,4 1,6 5,5 3,6 6,7 11,7 6,6 8,1 5,2

14% 6% 19% 18% 13% 11% 18% 18% 18% 9% 18% 16% 13% 15% 18% 18% 15%

0,97 0,99 0,99 0,91 0,96 1,06 0,97 0,96 0,94 1,08 0,98 0,92 1,02 0,99 0,99 0,94 0,98

0,95 1,05 0,87 0,83 1,02 1,16 1,01 0,90 0,83 1,21 1,07 0,91 1,01 0,96 0,96 0,93 0,88

-0,60

-0,70

pop. quartiers évolution richesse difficulté - bevolk. relative wijken in moelijk. RU - SG

102 101 109 87 102 97 100 86 119 94 100 88 103 94 100 92 94

0,98 1,06 0,88 0,91 1,07 1,10 1,04 0,93 0,89 1,12 1,10 0,99 0,99 0,97 0,96 0,99 0,90

-0,62

pop. ville dense parcs commerciaux grootschaalige bevolking in winkelcomplexen dichtbevolkt stad

shopping center

sc + q.c.. périphérie s.c + h.w. stadsrand

RU - SG

RU - SG

RU - SG

RU - SG

RU - SG

%

(%2001/%1981)

taux d'équipement uitrustigsgraad**

%***

%****

13% 0% 19% 28% 11% 6% 1% 18% 0% 27% 3% 21% 12% 13% 5% 7% 22%

0,92 0,94 0,94 0,95 0,91 0,87 0,95 0,97 0,92 0,92 0,95 0,97 0,89 0,98 0,92 0,97 0,91

66 175 73 119 69 120 146 132 560 40 173 125 104 213 57 251 81

3,3% 3,6% 6,6% 12,4% 22,8% 4,5% 4,0% 8,0% 8,5% -

26% 8% 17% 39% 4% 22% 22% 9% 21% 37% 0% 7% 8% -

0,55

Tableau 5 : synthèse des variables commerciales pour les 17 région urbaines (*) référence = Belgique (**) référence = 17 régions urbaines (***) par rapport aux cellules quartiers commerçants (****) par rapport aux cellules quartiers commerçants + shopping centers + galeries d'hypermarché. Chiffres avant ouverture de Mons Grand-Prés (source: IGEAT, INS). Tabel 5: synthese van de commerciële variabelen voor de 17 stadsgewesten (*) referentie = België (**) referentie = 17 stadsgewesten (***) ten opzichte van de panden in de handelswijken (****) ten opzichte van de panden in de handelswijken + shoppingcentra + galerijen van hypermarkten. Cijfers voor opening van Mons Grand-Prés (bron: IGEAT, NIS).

20%

Liège 18%

16%

% cellules vides - % leegstand

Oostende

La Louvière Bruxelles- Brussel Kortrijk Charleroi Mechelen

Tournai Sint Niklaas

Mons Verviers Antwerpen

14%

Gent

Namur

12% Hasselt-Genk 10%

Leuven 8%

6%

Brugge

4% 0,8

1,0

1,2

évolution de l'emploi - tewerkstelling evolutie (2000/1995)

Graphique 14 : évolution de l'emploi 1995-2000 dans la commune centre et proportion 2002 de cellules vides dans le noyau principal (source: ONSS, TVA, INS et IGEAT). Grafiek 14: evolutie van de tewerkstelling 1995-2000 in de hoofdgemeente en leegstandspercentage 2002 in de belangrijkste kern (bron: RSZ, BTW, NIS en IGEAT).

d'évolution de l'emploi commercial de la commune centre et la proportion de cellules vides dans le noyau principal. C'est cette seconde opposition qui nous définit un état de santé (graphique 14). D'après les deux critères, Hasselt-Genk, Bruges et Louvain sont les centres-villes qui se portent le mieux (croissance de plus de 4,4%, proportion de vide inférieure à 11%). Du côté négatif, Ostende vient d'abord si l'on privilégie l'indice d'évolution (-14%) mais la proportion de vides, entre 15 et 16% comme à Mons et Verviers (évolution 8%), est dépassée par 8 villes qui approchent ou dépassent les 17%. Parmi celles-ci, Liège, La Louvière, Charleroi et Bruxelles présentent une décroissance entre 4,3% et 8%, Courtrai et Malines une décroissance plus modérée tandis que Tournai et Saint-Nicolas sont en croissance; ces dernières ont la particularité de compter un shopping center dans la commune-centre : la proportion de vide est donc relative au seul noyau de centre-ville mais l'indice d'évolution incorpore le shopping center. Enfin, Anvers, Gand et Namur présentent des proportions de vides moins élevées (13-14%) et une décroissance faible. Même si l'on garde à l'esprit que les cellules vides sont surtout fréquentes aux marges externes des noyaux, le constat est néanmoins préoccupant : le commerce de détail est en rétraction et en concentration. Ceci s'inscrit cependant dans le contexte d'un des pays européens où le nombre de commerces rapporté aux habitants est très élevé (Eurostat, 1993, p.15). L'évolution n'est donc pas étonnante.

significante correlatie (+0,60) associeert de indices voor uitrusting van de hoofdgemeente aan stadsspecifieke handelszaken en aan winkelketens. De tweede (-0,43) stelt de index voor de ontwikkeling van de tewerkstelling in de handel van de hoofdgemeente tegenover het leegstandspercentage in de hoofdkern. Deze tweede tegenstelling geeft ons een definitie van de gezondheidstoestand (grafiek 14). Volgens de twee criteria zijn Hasselt-Genk, Brugge en Leuven de stadscentra die er het best aan toe zijn (groei van meer dan 4,4%, leegstandspercentage lager dan 11%). Aan de negatieve kant komt Oostende op de eerste plaats als we naar de index voor de ontwikkeling kijken (-14%) maar het leegstandspercentage, tussen 15 en 16%, zoals in Bergen en Verviers (ontwikkeling -8%), wordt overtroffen door 8 steden met een cijfer om en rond de 17%. Hiertoe behoren Luik, La Louvière, Charleroi en Brussel met een daling tussen 4,3% en 8%, Kortrijk en Mechelen met een iets meer gematigde daling, terwijl Doornik en Sint-Niklaas groeien ; deze laatste steden hebben de bijzonderheid dat ze in de hoofdgemeente een shoppingcentrum hebben : het leegstandspercentage betreft dus alleen de kern van het stadscentrum, maar de index voor de ontwikkeling omvat ook het shoppingcentrum. Antwerpen, Gent en Namen tot slot hebben de laagste leegstandspercentages (13-14%) en kennen een lichte daling. Zelfs als men in gedachten houdt dat de leegstaande panden zich vooral in de buitenste randgebieden van de kernen situeren, moeten wij een verontrustende vaststelling doen : de detailhandel beperkt zich en wordt meer geconcentreerd. Dit past niettemin in de context van een van de Europese landen waar het aantal handelszaken per aantal inwoners zeer hoog ligt (Eurostat, 1993, p.15). Deze ontwikkeling is dus niet verwonderlijk.

126

2. Les facteurs

2. De factoren

Nous avons aussi construit neuf variables mesurant des facteurs possibles du déclin du commerce des centres-villes, de façon à tenter d'expliquer la différences entre régions urbaines.

We hebben eveneens negen variabelen opgesteld die de mogelijke factoren voor de achteruitgang van de handel in de stadscentra meten, teneinde een verklaring te vinden voor de verschillen tussen de stadsgewesten.

- L'évolution de la population est un facteur potentiel; nous avons considéré l'indice d'évolution de la population de la région urbaine sur le long terme, entre 1981 et 2001 (voir graphique 2). - L'évolution des revenus a de même été considérée par un indice sur le long terme, rapportant le revenu total imposable 2000 à celui de 1980; calculé sur le revenu total, cet indice intègre donc l'évolution de la population. - L'indice d'évolution du revenu moyen par habitant (revenu total/population) entre 1980 et 2000; celui-ci élimine donc l'évolution de la population. - La périurbanisation, mesurée, indépendamment de l'évolution de la population de la région urbaine, par l'évolution entre 1981 et 2001 (indice) de la part de cette population vivant dans la ville dense (tache grise centrale des cartes). - Le revenu moyen 2000 de la région urbaine. - La proportion de la population de la région urbaine vivant dans les quartiers en difficultés (Kesteloot & coll., 2001). - La pression des parcs commerciaux dans la région urbaine (surface rapportée aux habitants, en indice). - La pression des shopping centers (nombre de cellules des shopping centers et galeries d'hypermarchés en proportion du nombre de cellules des noyaux). - La pression des shopping centers et des noyaux périphériques (nombre de cellules des shopping centers, des galeries d'hypermarchés et des noyaux périphériques en proportion du nombre de cellules des noyaux de la région urbaine).

- De bevolkingsontwikkeling is een potentiële factor ; we hebben de index voor de ontwikkeling van de bevolking van het stadsgewest op lange termijn, tussen 1981 en 2001, in aanmerking genomen (zie grafiek 2). - Met de ontwikkeling van de inkomens werd eveneens rekening gehouden via een index op lange termijn, waarbij het totale belastbare inkomen van 2000 werd teruggebracht op dat van 1980 ; berekend op het globale inkomen integreert deze index dus de bevolkingsontwikkeling. - De index voor de ontwikkeling van het gemiddelde inkomen per inwoner (totaal inkomen / bevolking) tussen 1980 en 2000 ; deze index houdt dus geen rekening met de bevolkingsontwikkeling. - De periurbanisatie, gemeten losstaande van de bevolkingsontwikkeling, door de ontwikkeling tussen 1981 en 2001 (index) van de verhouding van de bevolking die in de dichtgebouwde stad woont (grijze vlek in het midden van de kaarten). - Het gemiddelde inkomen voor 2000 van het stadsgewest. - Het percentage van de bevolking van het stadsgewest dat in de buurten in moeilijkheden leeft (Kesteloot & coll., 2001). - De druk van de grootschalige winkelcomplexen in het stadsgewest (oppervlakte per inwoner, in een index). - De druk van de shoppingcentra (aantal panden in de shoppingcentra en galerijen van hypermarkten in verhouding tot het aantal panden van de kernen). - De druk van de shoppingcentra en van de perifere kernen (aantal panden van de shoppingcentra, de galerijen van de hypermarkten en de perifere kernen in verhouding tot het aantal panden van de kernen van het stadsgewest).

L'analyse met en évidence trois corrélations positives significatives concernant l'indice d'évolution du commerce des centres-villes : avec l'évolution de la population (+0,52), des revenus moyens (+0,58) et surtout des revenus totaux (+0,63, voir graphique 15). La

Uit de analyse komen drie significante, positieve correlaties in verband met de index voor de ontwikkeling van de handel in de 127

proportion de vides est aussi significativement corrélée avec ces trois variables, dans le même ordre (-0,60, -0,62, -0,70), mais aussi avec la pression des shopping centers (+0,55). Par contre, si on ajoute les noyaux périphériques aux shopping centers, la corrélation cesse d'être significative. Elle ne l'est pas non plus pour la pression des parcs commerciaux.

stadscentra duidelijk naar voren : de ontwikkeling van de bevolking (+0,52), van het gemiddelde inkomen (+0,58) en vooral van de totale inkomens (+0,63, zie grafiek 15). Ook het leegstandspercentage toont een significante correlatie met deze drie variabelen, in dezelfde volgorde (-0,60, -0,62, -0,70), maar ook met de druk van de shoppingcentra (+0,55). Als men echter de perifere kernen aan de shoppingcentra toevoegt, is de correlatie niet langer significant. De correlatie is evenmin significant voor de druk van de grootschalige winkelcomplexen.

En conclusion, les différences de santé entre les centres-villes des différentes régions urbaines s'expliquent d'abord par l'évolution à long terme du revenu total disponible, dans lequel l'évolution de la population et l'évolution de la richesse des ménages jouent chacun un rôle. Le second facteur à retenir est la pression concurrentielle des shopping centers isolés, y compris les galeries de Cora. Par contre, la différence d'évolution de population entre les villes et les périphéries ne semble pas être un facteur de différenciation : les centres-villes rayonnent sur l'ensemble de la région urbaine.

Kortom, de verschillen in gezondheid tussen de stadscentra van de verschillende stadsgewesten worden in de eerste plaats verklaard door de ontwikkeling op lange termijn van het totale beschikbare inkomen, waarbij de bevolkingsontwikkeling en de ontwikkeling van de welstand van de huishoudens een rol spelen. De tweede factor die we moeten weerhouden, is de concurrentiedruk van de geïsoleerde shoppingcentra, met inbegrip van de Cora-galerijen. Het verschil in bevolkingsontwikkeling tussen de steden en de banlieues blijkt echter geen differentiatiefactor te zijn : de stadscentra stralen uit over het geheel van het stadsgewest.

128

évolution de l'emploi - tewerkstelling evolutie

1,2

Brugge Tournai

Hasselt-Genk Leuven

Sint Niklaas 1,0

Namur Kortrijk Antwerpen Bruxelles- Brussel Charleroi Liège

Verviers

Mechelen Gent

La Louvière Mons

Oostende

0,8 0,7

1,0

1,3

évolution revenu total - totaal inkomen evolutie (2000/1980 indice - index)

Graphique 15 : évolution de l'emploi 1995-2000 dans la commune centre et évolution des revenus totaux 1980-2000 dans la région urbaine (source: ONSS, TVA, INS). Grafiek 15: evolutie van de tewerkstelling 1995-2000 in de hoofdgemeente en evolutie van het totaal inkomen 1980-2000 in het stadsgewest (bron: RSZ, BTW, NIS).

3. Etat de santé des autres noyaux

3. De gezondheidstoestand van de andere kernen

Dans la partie précédente, nous avons surtout examiné l'état de santé des centres-villes. On parle beaucoup aussi des difficultés des péricentres. Nos relevés de données par noyaux nous permettent d'examiner la question au moyen de la proportion de cellules vides (tableau 6). Une première observation est que la proportion moyenne de cellules vides est semblable dans les quartiers de la ville en dehors du centre que dans celui-ci; par contre, elle est plus faible en périphérie. On notera les fortes proportions des noyaux intermédiaires et périphériques de Charleroi et La Louvière. Une seconde observation est la plus grande dispersion des valeurs (ici mesurée par l'écart-type) dans le péricentre et la périphérie que dans les noyaux centraux. Les différences de tailles entre noyaux centraux, généralement gros, et péricentraux ou périphériques, généralement plus petits, nous ont conduit à tester la significativité des écarts entre la proportion de cellules vides de chaque noyau et la moyenne générale. En effet, les plus petits noyaux sont susceptibles d'avoir des proportions plus disparates, les grands tendant vers des valeurs moins extrêmes par effet de moyenne. On constate que, sur 21 noyaux centraux, quatre sur cinq se répartissent de façon équilibrée entre significativement plus et significativement moins de cellules vides. Par contre, dans les espaces péricentraux et périphériques, plus de la moitié des noyaux ne s'écartent pas significativement de la proportion moyenne et les autres sont trois fois plus nombreux à avoir moins de cellules vides que la moyenne plutôt que le contraire. Une autre façon de lire ces résultats est de regarder la proportion des noyaux qui dépassent significativement la proportion moyenne de cellules vides; celle-ci est 3 à 4 fois plus forte dans les centres-villes que dans les autres noyaux : c'est bien dans les centres-villes que le commerce est en difficulté.

In het vorige deel hebben we voornamelijk de gezondheidstoestand van de stadscentra onderzocht. Men spreekt echter ook vaak over de moeilijkheden van de tussenliggende centra. Door de gegevens per kern op te meten kunnen we de kwestie onderzoeken door middel van het leegstandspercentage (tabel 6). Een eerste vaststelling is dat het gemiddelde leegstandspercentage gelijkwaardig is in de stadswijken zowel in het centrum als daarbuiten ; in de stadsrand daarentegen ligt het lager. We stellen hoge percentages vast voor de tussenliggende en perifere kernen van Charleroi en La Louvière. Een tweede vaststelling is de grotere spreiding van de waarden (hier gemeten door de standaard afwijking) in de tussenliggende centra en de stadsrand in vergelijking met de centrale kernen. De verschillen in omvang tussen de, meestal grote, centrale kernen en de, doorgaans kleinere, tussenliggende of perifere kernen hebben ons ertoe geleid om de significantheid van de verschillen tussen de leegstandspercentages van elke kern en het algemene gemiddelde na te gaan. De kleinere kernen kunnen immers eerder uiteenlopende percentages hebben, daar waar de grote kernen, door het effect van het gemiddelde, minder extreme waarden hebben. We stellen vast dat van 21 centrale kernen viervijfde evenwichtig verspreid zijn tussen significant meer en significant minder leegstand. In de tussenliggende en perifere ruimten daarentegen wijkt meer dan de helft van de kernen niet aanzienlijk af van het gemiddelde percentage en zijn er drie keer meer kernen die significant minder leegstand hebben dan het gemiddelde, in plaats van het omgekeerde. Een andere manier om deze resultaten te lezen bestaat erin om het percentage te bekijken van de kernen die het gemiddelde aantal leegstaande panden significant overschrijden ; dit ligt 3 à 4 keer hoger in de stadscentra dan in de andere kernen : het is wel degelijk in de stadscentra dat de handel in moeilijkheden zit.

Y-a-t-il des facteurs de variation de la proportion de commerces vides entre noyaux ? Pour le savoir, nous avons examiné pour les noyaux hors centres-villes les corrélations entre cette proportion et les variables réunies sur les fiches accompagnant les cartes de régions urbaines. Calculées cette fois sur 91 points, il y a plus de corrélations significatives.

Zijn er verklarende factoren voor de variatie van het leegstandspercentage tussen de kernen ? Om dat te weten te komen hebben we voor de kernen buiten de stadscentra de correlaties onderzocht tussen dit percentage en de variabelen die 130

RU - SG

centre - intermédiaire centrum tussenliggend

périphérie stadsrand

Antwerpen Brugge Bruxelles - Brussel Charleroi Gent Hasselt Kortrijk La Louvière Leuven Liège Mechelen Mons Namur Oostende Sint-Niklaas Tournai Verviers

14% 6% 15% 21% 13% 12% 18% 20% 9% 15% 18% 15% 12% 16% 18% 18% 15%

16% 6% 19% 20% 13% 11% 18% 18% 9% 18% 18% 16% 13% 15% 18% 18% 15%

17% 14% 26% 15% 25% 15% 6% 17% -

8% 4% 11% 20% 7% 17% 18% 4% 14% -

moyen - gemiddelde écart-type - standaard afwijking

15% 63%

16% 40%

15% 61%

11% 68%

43% 19% 38%

14% 61% 25%

10% 46% 44%

quartier avec vacance ... handelswijk met … leegstand

forte - hoog* moyenne - middelmatig faible - zwak*

Tableau 6 : vacance commerciale selon la situation du quartier (*) écart positif ou négatif statistiquement significatif (5%) (source: IGEAT, 2000-2002). Tabel 6: commerciële leegstand in functie van de situatie in de handelswijk (*) significatieve positieve of negatieve afwijking (5%) (bron: IGEAT, 2000-2002).

op de fiches bij de kaarten van de stadsgewesten zijn verzameld. Berekend op 91 punten, zijn er meer significante correlaties.

La proportion de cellules vides est surtout corrélée avec le pouvoir d'achat : revenu moyen des ménages (-0,56), proportion de population habitant les quartiers en difficulté (+0,43), évolution des revenus (-0,19); la relation est ici plus forte avec l'évolution de la population (-0,37). La corrélation est aussi significative avec la population habitant plus près du noyau commercial considéré que de tout autre (-0,25), ce qui intègre la densité de population et l'importance de la concurrence. En ce qui concerne les autres équipements concurrents, ici pris en compte dans un rayon de 3,5 km par rapport au noyau commercial, la corrélation n'est significative qu'avec la pression des parcs commerciaux (+0,28); en ne considérant, dans les parcs, que les types de commerces urbains, la corrélation reste significative mais s'affaiblit (+0,22). Enfin, nous avions observé que la proportion de commerces vides était plus faible dans les noyaux classés équipement de la personne plutôt que proximité ou équipement de la maison : la corrélation avec la proportion d'équipement de la personne le confirme (-0,44).

Het leegstandspercentage houdt vooral verband met de koopkracht : gemiddeld inkomen van de huishoudens (-0,56), verhouding van de bevolking die in buurten in moeilijkheden wonen (+0,43), evolutie van de inkomens (-0,19) ; hier is er een sterker verband met de bevolkingsontwikkeling (-0,37). Even belangrijk is de correlatie met de bevolking die dichter bij de in beschouwing genomen commerciële kern woont dan bij welke kern ook (-0,25), waardoor de bevolkingsdichtheid en het belang van de concurrentie worden geïntegreerd. Wat de andere concurrerende uitrustingen betreft, hier gerekend in een straal van 3,5 km rondom de commerciële kern, is de correlatie slechts significant met de druk van de commerciële winkelcomplexen (+0,28) ; als we in de winkelcomplexen alleen de typen van stedelijke handelszaken in beschouwing nemen, blijft de correlatie significant, maar ze neemt wel af (+0,22). Tot slot hadden we vastgesteld dat het leegstandspercentage zwakker is in de kernen die onder persoonsuitrusting worden geklasseerd, eerder dan bij nabijheid of huisuitrusting : de correlatie met het percentage voor de persoonsuitrusting bevestigt dit (-0,44).

En conclusion, les différences de santé entre les noyaux commerciaux en dehors des centres-villes s'expliquent d'abord par le pouvoir d'achat et l'évolution de la population. Le second facteur à retenir est la pression concurrentielle des parcs commerciaux, considérés globalement et pas seulement en ce qui concerne les types de commerces typiquement urbains (vêtements, chaussures, loisirs).

Samengevat : de verschillen in gezondheidstoestand tussen de commerciële kernen buiten de stadscentra worden in de eerste plaats verklaard door de koopkracht en door de bevolkingsontwikkeling. De tweede factor die moet worden weerhouden, is de concurrentiedruk van de grootschalige winkelcomplexen, over het algemeen gezien en niet alleen wat de stadsspecifieke typen van handelszaken betreft (kleding, schoenen, vrije tijd).

132

4. Comparaison de l'état de santé des types d'équipements commerciaux

4. Vergelijking van de gezondheidstoestand van de typen van commerciële uitrusting

Enfin, le taux de vacance varie sensiblement selon les types d'équipement : quasi nul dans les shopping centers et les parcs commerciaux, il approche les 15% dans les noyaux commerciaux mais dépasse 21% en moyenne dans les galeries commerçantes (Graphique 16). Celles-ci additionnent l'handicap de ne pas avoir de gestion commerciale, contrairement aux shopping centers, et d'être souvent mal localisées; en conséquence, beaucoup fonctionnent mal, voire ne trouvent pas de locataires. Le graphique 16 compare les proportions de cellules vides dans les noyaux et dans les galeries ou passages. Si 22% des cellules des passages et galeries sont situées dans de tels espaces qui vont bien, sans cellules vides, il y a aussi 22% de ces cellules qui sont dans de tels espaces où le taux de cellules vides dépasse le maximum observé pour un noyau (27%). Leurs promoteurs vendent souvent l'infrastructure dès qu'elle est construite, avant même un début d'exploitation commerciale. Les acheteurs sont alors souvent des entreprises ayant besoin d'immobiliser de fortes sommes d'argent dans une vision à long terme, principalement les compagnies d'assurance. En conséquence, les projets commerciaux ne doivent pas nécessairement être localisés dans des lieux susceptibles d'assurer un bon fonctionnement du commerce, mais plutôt dans des lieux convaincants pour les investisseurs, l'image associée à l'adresse étant très importante (Grimmeau, 1997). On se place dans une logique de spéculation foncière et pas de développement commercial. C'est donc aux pouvoirs publics d'examiner les chances de succès des projets de galerie; cette préoccupation est généralement étrangère au promoteur immobilier. Et il faut savoir que la majorité échoue. Or ces espaces commerciaux nouveaux sont généralement remplis en démarchant des enseignes ou des petits commerces prospères du voisinage, en essayant de les convaincre d'y ouvrir un siège supplémentaire ou de s'y déplacer. Il y a alors un risque de mitage du tissu commercial existant, par ponction de ses meilleurs éléments, ce qui va évidemment diminuer son attractivité et sa force concurrentielle par rapport au nouvel espace commerçant (Grimmeau, Wayens & Roelandts, 2002).

Het leegstandspercentage varieert tot slot in gevoelige mate volgens de typen van uitrusting : daar waar het in de shoppingcentra en de grootschalige winkelcomplexen haast nihil is, benadert het de 15% in de commerciële kernen en overschrijdt het het gemiddelde van 21% in de verkoopsgalerijen (grafiek 16). Deze laatste kampen met de handicap dat er geen commercieel beheer is, in tegenstelling tot de shoppingcentra, en dat ze vaak slecht gesitueerd zijn ; bijgevolg draaien vele galerijen slecht of vinden ze zelfs niet eens huurders. Grafiek 16 vergelijkt de leegstandspercentages in de kernen en in de galerijen of doorgangen. 22% van de panden in doorgangen en galerijen bevinden zich in ruimten die goed draaien en geen lege panden hebben, maar 22% van deze panden bevinden zich in ruimten waar het leegstandspercentage het maximum dat voor een kern werd vastgesteld, overschrijdt (27%). De promotoren hiervan verkopen vaak de infrastructuur zodra de bouw klaar is en nog vóór er zelfs nog maar een beginnende commerciële uitbating is. De kopers zijn dan vaak ondernemingen die grote geldsommen moeten vastleggen met het oog op de lange termijn, en in vele gevallen gaat het om verzekeringsmaatschappijen. Bijgevolg moeten de commerciële projecten niet noodzakelijkerwijze gesitueerd zijn op plaatsen waar een goed draaiende handel zou kunnen worden verzekerd, maar eerder op plaatsen die de investeerders kunnen overtuigen, waarbij het imago van de plaats zeer belangrijk is (Grimmeau, 1997). Het gaat hier om een logica gebaseerd op grondspeculatie en niet op commerciële ontwikkeling. Het is dan ook de taak van de overheid om de kansen op slagen van galerijprojecten te onderzoeken ; dit is een bekommernis waarmee de projectontwikkelaar zich meestal niet bezighoudt. En de meerderheid mislukt in zijn opzet. Deze nieuwe commerciële ruimten worden doorgaans gevuld, door winkelketens of kleine, bloeiende handelszaken uit de buurt te benaderen, door te proberen hen ervan te overtuigen hier een bijkomende vestiging te openen of ernaar te verhuizen. Er is dan gevaar voor aantasting van de commerciële structuur, door de aderlating van de beste elementen, wat uiteraard de aantrekkingskracht en het concurrentievermogen ervan ten opzichte van de nieuwe 133

handelsruimte doet afnemen (Grimmeau, Wayens & Roelandts, 2002).

134

100%

90%

80%

cellules - panden

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

moyenne gemiddelde

0% 0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

vide - leegstand galeries - galerijen

quartiers commerçants - handelswijken

Graphique 16 : % de cellules vide dans les quartiers commerçants et les galeries/passages (source: IGEAT, 2000-2002). Grafiek 16: leegstandspercentage in de handelswijken en galerijen/doorgangen (bron: IGEAT, 2000-2002).

136

Conclusion

Conclusie

Le présent travail a surtout pour but de dresser un inventaire des principaux équipements commerciaux des 17 grandes villes et de leurs périphéries, de façon à fournir une vue d'ensemble, qui manquait.

De bedoeling van onderhavig werk is in de eerste plaats een inventaris op te maken van de belangrijkste commerciële uitrustingen van de 17 grote steden en hun stadsrand, teneinde een overzicht te geven van het geheel, wat tot nu toe ontbrak.

Nous avons ainsi estimé que le commerce de détail occupe en Belgique 517.000 actifs (en 2000), dont 311.000 dans les 17 régions urbaines, soit 60% de ceux-ci, contre 56% de la population et 27% du territoire. Même si l'offre commerciale est largement concentrée à l'intérieur des 17 régions urbaines, quatre villes régionales (Alost, Roulers, Turnhout et Termonde) et six petites villes (Mouscron, Knokke, Saint-Trond, Lierre, Ninove et Heist-opden-Berg) extérieures aux régions dépassent les 2.000 emplois dans le commerce de détail.

Zo hebben wij ingeschat dat de detailhandel in België (in 2000) 517 000 actieven tewerkstelde, waarvan 311 000 in de 17 stadsgewesten, hetzij 60% van de actieven voor 56% van de bevolking en 27% van het grondgebied. Ook al is het handelsaanbod ruimschoots binnen de 17 stadsgewesten geconcentreerd, tellen vier regionale steden (Aalst, Roeselare, Turnhout en Dendermonde) en zes kleine steden buiten de gewesten (Moeskroen, Knokke, Sint-Truiden, Lier, Ninove en Heistop-den-Berg) meer dan 2 000 arbeidsplaatsen in de detailhandel.

Notre inventaire de terrain, réalisé pour l'essentiel de septembre à décembre 2002, nous a conduit à retenir 111 noyaux commerciaux de plus de 90 commerces, représentant près de 40.000 cellules commerciales, 125 parcs commerciaux de plus de 3.000 m², couvrant ensemble plus d'un million de m2 de surface de vente, 45 hypermarchés de plus de 4.000 m2, dont 5 complétés d'une galerie commerçante, et 12 shopping centers isolés, accueillant ensemble plus de 1.000 points de vente.

Op basis van onze inventaris opgesteld op het terrein en in hoofdzaak uitgevoerd van september tot december 2002, hebben wij 111 handelskernen van meer dan 90 handelszaken weerhouden, goed voor ongeveer 40 000 commerciële panden, 125 grootschalige winkelcomplexen van meer dan 3 000 m², die samen meer dan een miljoen m2 aan verkoopsoppervlakte dekken, 45 hypermarkten van meer dan 4 000 m2, waarvan 5 aangevuld met een verkoopsgalerij, en 12 geïsoleerde shoppingcentra, samen goed voor meer dan 1 000 verkooppunten.

Cette récolte de données nous a permis de classer les régions, les noyaux et les parcs selon leur importance. Le classement des régions urbaines selon l'emploi dans le commerce de détail met en tête sans surprise Bruxelles (plus de 100.000), Anvers (près de 50.000), Liège, Gand et Charleroi. Le classement des noyaux donne une image différente : Bruxelles-centre vient devant Anvers mais de très peu (2.800 et 2.500 commerces); vient ensuite Gand, légèrement devant Liège (inversion), puis Bruxelles-Haut de la ville, puis Charleroi au même niveau que Bruges. Des parcs commerciaux des 17 régions urbaines, six se dégagent, qui dépassent les 29.000 m2 de surface de vente (Zaventem, Froyenne, Gosselies, Bredabaan, Rocourt et La Louvière).

Deze gegevensverzameling heeft ons in staat gesteld om de gewesten, de kernen en de winkelcomplexen volgens grootte te klasseren. Bij de klassering van de stadsgewesten volgens de tewerkstelling in de detailhandel komt Brussel, zonder enige verrassing, op de eerste plaats (meer dan 100 000), gevolgd door Antwerpen (zo'n 50 000), Luik, Gent en Charleroi. De klassering van de kernen geeft een ander beeld : Brussel-centrum komt vóór Antwerpen maar met slechts een kleine voorsprong (2 800 tegenover 2 500 handelszaken) ; dan volgt Gent, met een kleine voorsprong op Luik (omkering), vervolgens Brussel-Bovenstad en dan Charleroi en Brugge op hetzelfde niveau. Van de grootschalige winkelcomplexen in de 17 stadsgewesten, onderscheiden zes zich van de andere, met een verkoopoppervlakte van meer dan 29 000

* 137

m2 (Zaventem, Froyennes, Gosselies, Bredabaan, Rocourt en La Louvière).

Ces données ont servi de base à différentes analyses de structure commerciale. La cartographie de l'évolution attendue sur base des structures en 1995 et des évolutions nationales par type de commerce (composante structurelle de l'analyse shift-and-share) montre que les types de commerces en déclin sont surtout dominants à l'extérieur des régions urbaines étudiées. Le plus grand dynamisme du commerce hors des grandes villes assure une croissance plus forte hors des régions urbaines (+1,8% de 1995 à 2000) qu'à l'intérieur de celles-ci (+0,4%).

* Deze gegevens werden als basis gebruikt voor verschillende analyses van de commerciële structuur. Als we de verwachte ontwikkeling op basis van de structuren in 1995 en de nationale ontwikkelingen per type van handelszaak (structurele component van de shift-and-share-analyse) in kaart brengen, zien we dat de typen van handelszaken die achteruitgaan, vooral buiten de bestudeerde stadsgewesten dominant zijn. De grotere dynamiek van de handel buiten de grote steden verzekert een sterkere groei buiten de stadsgewesten (+1,8% van 1995 tot 2000) dan binnen deze gewesten (+0,4%).

La cartographie des types de commerce identifiés comme spécifiquement urbains met en évidence, au sein des 17 régions, le bon équipement et l'attractivité de Bruxelles, des neuf ville flamandes et de Liège; les autres villes wallonnes apparaissent moins attractives, Mons et Charleroi sous-équipées (par rapport aux taux d'équipements nationaux), vraisemblablement suite à la faiblesse du pouvoir d'achat local. Dans les périphéries, certaines petites villes, comme Wavre et Waterloo, des communes affectées d'un shopping center, comme Wijnegem et Kuurne, ou d'un parc commercial, comme Zaventem et Drogenbos, présentent des équipements attractifs, dépassant les besoins de la population locale. A l'extérieur des régions urbaines, des communes apparaissent fort attractives, comme Alost, Turnhout, Lierre, Heistop-den-Berg, Diest, Saint-Trond, mais aussi le littoral (sauf Bredene), Huy, Malmédy, Bastogne, Messancy, ... Malgré la petitesse des cercles, liés à la faiblesse de la population, le critère met bien en évidence les communes sur-équipées du sud du pays : Dinant, Ciney, Durbuy, La Roche, Saint-Vith, Chimay, Vresse-surSemois et Bouillon. Le tourisme est aussi un facteur de suréquipement commercial par rapport à la population résidente.

Als we de typen van stadsspecifieke typen van handelszaken in kaart brengen, blijkt duidelijk, binnen de 17 gewesten, de goede werking en de aantrekkelijkheid van Brussel, de negen Vlaamse steden en Luik. De andere Waalse steden blijken minder aantrekkelijk te zijn ; Bergen en Charleroi hebben niet voldoende uitrusting (in vergelijking me de nationale uitrustingsgraden), waarschijnlijk ten gevolge van de zwakke lokale koopkracht. In de stadsranden hebben sommige kleine steden, zoals Waver en Waterloo, gemeenten met een shoppingcentrum, zoals Wijnegem en Kuurne, of met een grootschalig winkelcomplex, zoals Zaventem en Drogenbos, aantrekkelijke uitrustingen die de behoeften van de lokale bevolking overtreffen. Enkele gemeenten buiten de stadsgewesten blijken ook zeer aantrekkelijk te zijn : Aalst, Turnhout, Lier, Heist-op-den-Berg, Diest, Sint-Truiden, maar ook de kuststreek (uitgezonderd Bredene), Huy, Malmedy, Bastenaken, Messancy... Ondanks de geringe omvang van de cirkels, door het lage bevolkingsaantal, geeft dit criterium duidelijk de overuitgeruste gemeenten in het zuiden van het land, weer : Dinant, Ciney, Durbuy, La Roche, Saint-Vith, Chimay, Vresse-sur-Semois en Bouillon. Ook het toerisme is een factor voor een hogere commerciële uitrustingsgraad ten opzichte van de residerende bevolking.

L'analyse des structures des noyaux commerciaux, d'après les relevés de terrain, nous a conduit à les classer en trois types représentés sur les cartes respectivement en rouge (type A), en orange (B) ou en vert (C). Le type rouge est surtout caractérisé par l'équipement de la personne mais comprend aussi, par exemple, les opticiens, la vaisselle et les articles de table, les agences bancaires, les chocolats et l'alimentation diététique. Le type vert au contraire est davantage caractérisé par l'alimentation générale et les boulangeries, les coiffeurs, les agences d'intérim, les transports

Aan de hand van de analyse van de commerciële structuur van de kernen op basis van het veldwerk, hebben we deze in drie typen 138

et combustibles, les meubles, les centres de téléphonie, les vidéoclubs et luna-parks, les discothèques, les night-clubs, les peep-shows, la prostitution. Le type orange présente une structure intermédiaire, même si l'horéca, qui répond en fait à une autre logique de localisation, y est plus développé. Cette opposition est une question d'intensité de passage et de rayonnement : les noyaux de centre-ville sont plus souvent rouges, jamais verts; les autres noyaux urbains sont souvent verts, rarement rouges; les périphéries comptent au contraire relativement moins de noyaux verts. Plus recherchés, les noyaux rouges contiennent moins de cellules vides (13%; 17% dans les verts) mais en conséquence leurs loyers sont plus élevés, ce qui en chasse les commerces plus consommateurs d'espace comme l'équipement de la maison et les transports et combustibles, dont le rayonnement, dans les noyaux verts, dépasse la proximité.

geklasseerd en op de kaarten respectievelijk in het rood (type A), het oranje (B) of het groen (C) voorgesteld. Het rode type wordt vooral gekenmerkt door de persoonsuitrusting maar omvat ook, bijvoorbeeld, de opticiens, het vaatwerk en de tafelbenodigdheden, de bankkantoren, de chocolade en de dieetvoeding. Het groene type daarentegen wordt eerder gekenmerkt door de algemene voeding en de bakkers, de kappers, de interim-kantoren, het vervoer en de brandstoffen, de meubelen, de telefooncentra, de videotheken en lunaparks, de discotheken, de nachtclubs, de peepshows, de prostitutie. Het oranje type heeft een tussenliggende structuur, ook al is de horeca, die aan een andere vestigingslogica voldoet, hier sterk ontwikkeld. Deze tegenstelling is een kwestie van intensiteit van het verloop en van de uitstraling : de kernen van het stadscentrum zijn vaak rood, nooit groen ; de andere stedelijke kernen zijn vaak groen, zelden rood ; de stadsranden tellen daarentegen relatief weinig groene kernen. De rode kernen, waar meer vraag naar is, bevatten minder leegstaande panden (13% ; 17% in de groene) maar dienovereenkomstig liggen hun huurgelden hoger, waardoor de handelszaken worden verjaagd die veel ruimte nodig hebben, zoals de huisuitrusting en het transport en de brandstoffen, en waarvan de uitstraling, in de groene kernen, verder reikt dan de nabijheid.

* Autre apport de l'étude, l'observation de l'évolution : celle-ci est généralement négative dans les communes urbaines centrales et positive dans la périphérie, ce qui prolonge les tendances observées entre 1981 et 1991. Les taux d'équipements restent supérieurs dans les communescentres par rapport aux périphéries mais convergent. En dehors des types de commerces définis comme dynamiques, dont les taux d'équipement augmentent dans les deux catégories d'espace, ceux-ci diminuent en ville et soit augmentent soit diminuent plus faiblement en périphérie. Ces observations sont à rapprocher de l'évolution de la population, qui diminue dans les centres-villes et augmente en périphérie. En conséquence, l'équipement commercial de certains centres-villes est devenu excédentaire par rapport à une population en décroissance tandis que dans la périphérie, les taux d'équipement sont encore généralement insuffisants par rapport à une population en croissance. La dynamique tend à rétablir lentement l'équilibre.

* Een andere inbreng van de studie betreft het observeren van de ontwikkeling : deze is doorgaans negatief in de stedelijke hoofdgemeenten en positief in de stadsrand, wat de tussen 1981 en 1991 vastgestelde tendensen bevestigt. De uitrustingsgraden blijven in de hoofdgemeenten hoger liggen dan in de stadsranden, maar convergeren. Behalve de als dynamisch gedefinieerde typen van handelszaken, waarvan de uitrustingsgraad in beide categorieën van ruimte stijgt, nemen deze uitrustingsgraden in de steden af en nemen ze in de stadsrand toe of, in mindere mate, af. Deze vaststellingen moeten in verband worden gebracht met de ontwikkeling van de bevolking, die in de stadscentra afneemt en in de stadsrand toeneemt. Bijgevolg is de commerciële uitrusting van sommige stadscentra overtollig geworden ten overstaan van een dalende bevolking, terwijl in de stadsrand de uitrustingsgraden doorgaans nog onvoldoende hoog

Nos analyses de terrain apportent un complément d'information sous la forme de la proportion de magasins vides (taux de vacance) par noyau. La proportion moyenne est de près de 15%; la variation entre quartiers est forte : de 1 à plus de 20%. Un taux de l'ordre de 139

5 à 6% est généralement considéré comme normal, traduisant le remplacement habituel des commerces. Nous avons pu observer, dans une étude précédente, que la tendance est à la croissance de ce taux. Par ailleurs, nous avons observé dans cette même étude, que des quartiers cités en exemple pour leur reconversion commerciale présentaient des taux élevés : de telles valeurs ne doivent donc pas nécessairement être interprétées comme le fait de quartiers en cours d'effondrement. Néanmoins, nous observons une corrélation inverse significative entre la proportion de vide des noyaux centraux et l'évolution entre 1995 et 2000 de l'emploi commercial dans les communes centrales : le taux de vacance peut donc bien être utilisé comme indicateur de santé des noyaux. Enfin, nos travaux de terrain nous apprennent aussi que les espaces présentant beaucoup de cellules vides sont généralement aux marges des noyaux commerciaux : au moins partie de ceux-ci ont tendance à se contracter. La comparaison des noyaux de centreville, des autres noyaux de la ville dense et des noyaux périphériques montre que les taux de vacance sont plus faible en périphérie (11% en moyenne) qu'en ville (15-16%); la proportion de noyaux où le taux de vacance est significativement plus fort que la moyenne est 3 à 4 fois plus grand dans les centres-villes que dans le reste de la ville ou la périphérie.

liggen ten opzichte van een groeiende bevolking. De dynamiek heeft neiging om langzaamaan het evenwicht te herstellen. Onze analyses op het terrein geven ons bijkomende informatie in de vorm van het aantal leegstaande winkels (leegstandspercentage) per kern. Het gemiddelde percentage bedraagt ongeveer 15% ; de variatie tussen de wijken is groot : van 1 tot meer dan 20%. Een percentage in de orde van 5 à 6% wordt door de band genomen als normaal beschouwd, omdat het verwijst naar de gebruikelijke vervanging van handelszaken. We hebben bij een vorige studie kunnen vaststellen dat dit percentage een stijgende tendens vertoont. We hebben overigens bij diezelfde studie waargenomen dat de wijken die als voorbeeld voor hun commerciële omschakeling werden aangehaald, hoge percentages hebben : dergelijke waarden hoeven dus niet noodzakelijkerwijze te worden geïnterpreteerd als het feit dat de wijk stilaan vervalt. Toch stellen we een significant omgekeerde correlatie vast tussen het leegstandspercentage in de centrale kernen en de ontwikkeling tussen 1995 en 2000 van de tewerkstelling in de handel in de hoofdgemeenten : het leegstandspercentage kan dus wel worden gebruikt als indicator voor de gezondheid van de kernen. Tot slot hebben we uit het veldwerk eveneens geleerd dat de ruimten met veel leegstaande panden zich doorgaans ook in de randgebieden van de commerciële kernen bevinden : minstens een deel hiervan heeft de neiging om in te krimpen. De vergelijking van de kernen in het stadscentrum, de andere kernen in de dichtgebouwde stad en de perifere kernen toont ons dat de leegstandspercentages in de stadsrand lager liggen (11% gemiddeld) dan in de stad (15-16%) ; de verhouding van de kernen waar het leegstandspercentage aanzienlijk hoger ligt dan het gemiddelde, is 3 à 4 keer groter in de stadscentra dan in de rest van de stad of in de stadsrand.

Les corrélations entre le taux de vacance et différents indicateurs relatifs à des hypothèses ont été calculées séparément sur les centres-villes et sur les autres noyaux; dans le premier cas, les variables d'environnement ont été calculées sur toute la région urbaine, dans le second sur l'environnement proche. Une variable ressort dans les deux cas : l'évolution de la population. Dans le cas des centres-villes, l'autre variable majeure est l'évolution des revenus (moyens par ménage ou total). Elle intervient moins pour les autres noyaux, où c'est plutôt le niveau de revenus (revenu moyen des ménages ou proportion de personnes vivant dans des quartiers en difficultés), qui vient même avant l'évolution de la population. Les équipements concurrents interviennent aussi : pression des shopping-centers pour les centres-villes, des parcs commerciaux pour les autres noyaux. La structure de ces derniers, où les types de commerces urbains sont minoritaires (27 % des surfaces en moyenne), n'intervient pas.

De correlaties tussen het leegstandspercentage en verschillende indicatoren met betrekking tot de hypotheses werden afzonderlijk berekend voor de stadscentra en de andere kernen ; in het eerste geval werden de omgeving variabelen berekend voor het volledige stadsgewest, in het tweede geval voor de nabij liggende omgeving. Eén variabele komt in beide gevallen extra tot uiting : de bevolkingsontwikkeling. In het geval van de stadscentra is de ontwikkeling van de inkomens (totaal gemiddelde per huishouden) de andere belangrijke variabele. Deze variabele is minder van

Enfin, si l'on compare les types d'équipements commerciaux, c'est 140

dans les shopping centers et les parcs commerciaux que les taux de vacances sont les plus bas; la demande est forte et il y a souvent des files d'attente pour ces localisations. Par contre, les galeries et passages présentent en moyenne des taux supérieurs à celui des noyaux commerciaux et la diversité est grande : d'équipements quasi sans vacance à ceux où les commerces actifs sont minoritaires! Ces espaces sont souvent mal localisés pour un bon fonctionnement commercial et de taille insuffisante pour être gérée professionnellement, à la façon des shoppings centers.

toepassing bij de andere kernen, waar eerder het inkomensniveau (gemiddelde inkomen van de huishoudens of percentage van personen die in wijken in moeilijkheden leven) nog vóór de bevolkingsontwikkeling komt. Ook de concurrerende uitrustingen spelen een rol : druk van de shoppingcentra voor de stadscentra, van de grootschalige winkelcomplexen voor de andere kernen. De structuur van deze laatste, waar de stedelijke typen van handelszaken in de minderheid zijn (gemiddeld 27% van de oppervlakte), telt niet mee.

*

Als we tot slot de typen van commerciële uitrustingen met elkaar vergelijken, dan zien we dat de leegstandspercentages in de shoppingcentra en de grootschalige winkelcomplexen het laagst liggen ; de vraag is groot en er zijn vaak wachtlijsten voor deze vestigingsplaatsen. De galerijen en doorgangen daarentegen vertonen gemiddeld hogere percentages dan die van de commerciële kernen en er is een grote verscheidenheid : van uitrustingen haast zonder leegstand tot die waar de actieve handelszaken in de minderheid zijn ! Deze ruimten hebben vaak een slechte ligging om commercieel goed te kunnen draaien en zijn onvoldoende groot om professioneel te kunnen worden beheerd, naar het voorbeeld van de shoppingcentra.

Le commerce de détail est une activité induite, qui s'adapte à l'évolution de l'environnement. Dans un contexte d'emploi globalement stable, le commerce régresse là où le pouvoir d'achat diminue, que ce soit par diminution de la population ou de la richesse des ménages, et progresse dans les cas contraires. Localement, la concurrence d'équipements commerciaux modernes, comme les shoppings centers ou les parcs commerciaux, peut accroître les difficultés du commerce traditionnel. Il en sort les recommandations suivantes :

* - dans les espaces où le pouvoir d'achat diminue, il vaut mieux accompagner la réduction du commerce de détail pour encourager sa concentration, de façon à maintenir des espaces attractifs plutôt que d'évoluer vers un commerce diffus; - les quartiers à fort taux de vacance sont des espaces peu demandés, où les loyers sont par conséquent faibles, ce qui est favorable à une réorientation; le développement de commerces spécifiques à une sous-population fréquentant le quartier pour des raisons extra-commerciales est une bonne opportunité de relance (voir Matonge, Dansaert ou les Marolles à Bruxelles); - les autorisations de shopping centers et de parcs commerciaux devraient aller de façon privilégiée à des espaces où la population et le pouvoir d'achat se développent et qui sont mal desservis sur le plan commercial, bref: des équipement complémentaires,

De detailhandel is een activiteit die zich aan de evolutie van de omgeving aanpast. In een context van globaal genomen stabiele tewerkstelling gaat de handel achteruit daar waar de koopkracht afneemt, of dat nu komt door een daling van de bevolking of van de welstand van de huishoudens, en gaat de handel vooruit in de tegenovergestelde gevallen. Ter plaatse kan de concurrentie van de moderne commerciële uitrustingen, zoals de shoppingcentra of de grootschalige winkelcomplexen de moeilijkheden van de traditionele handel nog doen toenemen. We leiden hieruit volgende aanbevelingen af : - in de ruimten waar de koopkracht afneemt, kan men de vermindering van de detailhandel het best begeleiden om de concentratie ervan te stimuleren, teneinde deze ruimten aantrekkelijk te houden en ze niet tot verspreide handel te 141

bouchant des lacunes du réseau dans des lieux où une demande croissante se fait sentir; elles devraient éviter à la fois les trop grandes proximités par rapport à des noyaux commerciaux existants et les espaces où la demande commerciale est en déclin, par diminution de la population ou du pouvoir d'achat, et où le commerce existant est déjà fragilisé; - lors des tentatives d’attirer de nouveaux habitants, on veillera à ne pas transférer les problèmes vers les lieux qu'ils quittent; -les rénovations urbanistiques de centres-villes relancent généralement les investissements commerciaux et augmentent l'attractivité du centre-ville et de son commerce; encore faut-il, pour stabiliser les résultats, que le pouvoir d'achat soit suffisant.

laten ontwikkelen ; - de wijken met een hoog leegstandspercentage zijn weinig gevraagde ruimten, waar het huurgeld bijgevolg laag ligt, wat gunstig is voor een omschakeling ; de ontwikkeling van handel die typisch is voor een onderdeel van de bevolking dat de wijk bezoekt om andere dan commerciële redenen, is een goede gelegenheid voor een heropleving (zie Matonge, Dansaert of de Marollen in Brussel) ; - de vergunningen voor shoppingcentra en grootschalige winkelcomplexen zouden bij voorkeur moeten worden toegekend aan ruimten waar de bevolking en de koopkracht zich ontwikkelen en die op commercieel vlak onderuitgerust zijn, kortom : bijkomende uitrustingen die leemten van het netwerk opvullen in plaatsen waar er een groeiende vraag voelbaar is ; ze zouden tegelijkertijd zowel de te grote nabijheid ten opzichte van de bestaande commerciële kernen moeten vermijden, als de ruimten waar de commerciële vraag achteruitgaat, door de daling van de bevolking of van de koopkracht, en waar de bestaande handel reeds kwetsbaar is ; - bij pogingen om nieuwe inwoners aan te trekken, moet men erover waken dat de problemen niet naar de plaatsen die ze verlaten overgedragen worden ; - stedenbouwkundige vernieuwingen van de stadscentra brengen over het algemeen nieuwe commerciële investeringen met zich mee en verhogen de aantrekkelijkheid van het stadscentrum en zijn handel ; om deze resultaten te stabiliseren, moet de koopkracht nog voldoende groot zijn.

142

Références

Referenties

Bondue, J.P. (1993) "Roubaix-Tourcoing : le commerce en péril", Bulletin de l'Association des géographes français, 3.

Bondue, J.P. (1993) "Roubaix-Tourcoing: le commerce en péril", Bulletin de l'Association des géographes français, 3.

Browet, A. (1998) "L'apport de l'approche géographique dans le conseil quotidien aux stratégies du commerce de détail", Revue belge de géographie, 121, pp. 283-290.

Browet, A. (1998) "L'apport de l'approche géographique dans le conseil quotidien aux stratégies du commerce de détail", Revue belge de géographie, 121, pp. 283-290.

Billen (C.) Decroly (J.M.) & al. (2002), "Les mutations contemporaines de la valorisation des territoires", Le développement durable des territoires, éditions de l'Université de Bruxelles, 113-129.

Billen (C.) Decroly (J.M.) & al. (2002), "Les mutations contemporaines de la valorisation des territoires", Le développement durable des territoires, éditions de l'Université de Bruxelles, 113-129.

Bureau Gérard (2001) Belgian Retail Index 2001, 208 p.

Bureau Gérard (2001) Belgian Retail Index 2001, 208 p.

Colard, A. & Vandermotten, C. (1995) Atlas économique de la Belgique, Editions de l'Université de Bruxelles, 165 p.

Colard, A. & Vandermotten, C. (1995) Atlas économique de la Belgique, Editions de l'Université de Bruxelles, 165 p.

Colard, A., Marissal, P., Vandermotten, C. & Van Hamme, G. (1997) Emploi et structures socio-économiques régionales, Monographie n°6, Recensement général de la population et des logements au 1er mars 1991, INS, 190 p.

Colard, A., Marissal, P., Vandermotten, C. & Van Hamme, G. (1997) Werkgelegenheid en regionale socio-economische structuren, Monografie nr. 6, Algemene volks- en woningtelling van 1 maart 1991, NIS, 190 p.

Denayer, S. (2001) Les parcs commerciaux en Belgique, mémoire inédit en sciences économiques, sous la direction de J.P. Grimmeau, ULB.

Denayer, S. (2001) Les parcs commerciaux en Belgique, onuitgegeven verhandeling economische wetenschappen, onder de leiding van J.P. Grimmeau, ULB.

Desse, R.P. (2001) Le nouveau commerce urbain, Presses Universitaires de Rennes, 198 p.

Desse, R.P. (2001) Le nouveau commerce urbain, Presses Universitaires de Rennes, 198 p.

Eurostat (1993) Le commerce de détail dans le marché unique européen, Office des publications officielles des communautés européennes, 213 p.

Eurostat (1993) Le commerce de détail dans le marché unique européen, Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen, 213 p.

Grimmeau, J.P. (1987) "Affinités spatiales et facteurs de localisation du commerce de détail dans la ville", Recherches de géographie urbaine, Hommage au professeur J.A. Sporck, Société géographique de Liège, pp.301-316.

Grimmeau, J.P. (1987) "Affinités spatiales et facteurs de localisation du commerce de détail dans la ville", Recherches de géographie urbaine, Hommage au professeur J.A. Sporck, Société géographique de Liège, pp.301-316. 143

Grimmeau J.P. (1991), "Three criteria for the classification of the retail stores in view of the study of their location in town", in : Pumain, D. (ed.) Spatial analysis and population dynamics, Libbey, p. 373-382.

Grimmeau J.P. (1991), "Three criteria for the classification of the retail stores in view of the study of their location in town", in: Pumain, D. (ed.) Spatial analysis and population dynamics, Libbey, p. 373-382.

Grimmeau, J.P. (1997) "L'évolution récente du centre-luxe dans la capitale de l'Europe. Quelques observations sur le jeu des acteurs", in : R.P. Desse (éd.) Les nouveaux acteurs du commerce et leurs stratégies spatiales, Collection Commerce et Société, Université de Bretagne Occidentale, pp. 253-267.

Grimmeau, J.P. (1997) "L'évolution récente du centre-luxe dans la capitale de l'Europe. Quelques observations sur le jeu des acteurs", in: R.P. Desse (éd.) Les nouveaux acteurs du commerce et leurs stratégies spatiales, Collection Commerce et Société, Université de Bretagne Occidentale, pp. 253-267.

Grimmeau, J.P. (1998) "Structure commerciale et hiérarchie des villes et des quartiers", Revue belge de géographie, 121, pp. 115128.

Grimmeau, J.P. (1998) "Structure commerciale et hiérarchie des villes et des quartiers", Revue belge de géographie, 121, pp. 115128.

Grimmeau, J.P. & Wayens, B. (2000) "Logiques spatiales des enseignes commerciales en Belgique", Gondola, 60, pp. 20-25.

Grimmeau, J.P. & Wayens, B. (2000) "Logiques spatiales des enseignes commerciales en Belgique", Gondola, 60, pp. 20-25.

Grimmeau, J.P., Wayens, B. et Roelandts, M. (2002) "Le développement territorial par le commerce de détail : par qui? pour qui?", in : Vandermotten, C. (éd.) Le développement durable des territoires, Editions de l'Université de Bruxelles, pp. 142-160.

Grimmeau, J.P., Wayens, B. en Roelandts, M. (2002) "Le développement territorial par le commerce de détail: par qui? pour qui?", in: Vandermotten, C. (éd.) Le développement durable des territoires, Editions de l'Université de Bruxelles, pp. 142-160.

Healey & Baker (1998) New trends in European retailing – retail warehousing, 26 p.

Healey & Baker (1998) New trends in European retailing – retail warehousing, 26 p.

Healey, M. & Ilbery, B. (1990), Location and Change. Perspectives on Economic Geography, Oxford University Press.

Healey, M. & Ilbery, B. (1990), Location and Change. Perspectives on Economic Geography, Oxford University Press.

Hoover, E.M. & Giarratani, F. (1985; 3d edition) An introduction to regional economics, Knopf. Sur internet : http://www.rri.wvu.edu/WebBook/Giarratani/main.htm

Hoover, E.M. & Giarratani, F. (1985; 3d edition) An introduction to regional economics, Knopf. Op internet: http://www.rri.wvu.edu/WebBook/Giarratani/main.htm

Kesteloot, C., De Turck, A., Vandermotten, C., Marissal, P. & Van Hamme, G. (2001) Structures sociales et quartiers en difficultés dans les régions urbaines belges, Politique des Grandes Villes

Kesteloot, C., De Turck, A., Vandermotten, C., Marissal, P. & Van Hamme, G. (2001) Sociale structuren en buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten, Grootstedenbeleid, 108 p.

Leemans, S., Pattyn, M., Rousseau, S. & Van der Haegen, H. (1990) "Les régions urbaines belges" en 1981, Etudes statistiques, 89, INS, pp. 3-25.

Leemans, S., Pattyn, M., Rousseau, S. & Van der Haegen, H. (1990) "Les régions urbaines belges" en 1981, Etudes statistiques, 89, NIS, pp. 3-25. 144

Mérenne-Schoumaker, B. & Browet, A. (1994) Atlas du commerce de détail de Liège, Ville de Liège, 99 p.

Mérenne-Schoumaker, B. & Browet, A. (1994) Atlas du commerce de détail de Liège, Stad Luik, 99 p.

Mérenne-Schoumaker, B., Van der Haegen, H. & Juchtmans, G. (1998) Urbanisation, Monographie n°11A, Recensement général de la population et des logements au 1er mars 1991, INS, 194 p.

Mérenne-Schoumaker, B., Van der Haegen, H. & Juchtmans, G. (1998) Verstedelijking, Monografie nr. 11A, Algemene volks- en woningtelling op 1 maart 1991, NIS, 194 p.

Mérenne-Schoumaker, B. & Van Hecke, E. (2000) Atlas commercial de la Belgique, Ministère des affaires économiques & Comité belge de la distribution, 111p.

Mérenne-Schoumaker, B. & Van Hecke, E. (2000) Handelsatlas van België, Ministerie van Economische Zaken & Belgisch Comité voor de Distributie, 111p.

Sanders, L., Durand-Dastès, F. (1985) L'effet régional, Reclus, 47p.

Sanders, L., Durand-Dastès, F. (1985) L'effet régional, Reclus, 47p.

Stad Gent (1997) Detailhandelsatlas stad Gent, 170 p.

Stad Gent (1997) Detailhandelsatlas stad Gent, 170 p.

Tempera (1997-) Strategisch-commercieel plan voor de Antwerpse winkelstraten, Stad Antwerpen.

Tempera (1997-) Strategisch-commercieel plan voor de Antwerpse winkelstraten, Stad Antwerpen.

Van Criekingen, M. (1997) "Les nouveaux paysages commerciaux de la gentrification", Revue belge de géographie, 121, pp. 109-114.

Van Criekingen, M. (1997) "Les nouveaux paysages commerciaux de la gentrification", Revue belge de géographie, 121, pp. 109-114.

van Haare Heijmeijer, B., Grimmeau J.P. & coll. (2000) Analyse de la dynamique des implantations commerciales en Région de Bruxelles-Capitale, Rapport inédit pour la région bruxelloise.

van Haare Heijmeijer, B., Grimmeau J.P. & coll. (2000) Analyse de la dynamique des implantations commerciales en Région de Bruxelles-Capitale, Onuitgegeven rapport voor het Brusselse gewest.

Van der Haegen, H., & Pattyn, M. (1979) "Les régions urbaines belges", Bulletin de statistique, INS, pp. 235-249.

Van der Haegen, H., & Pattyn, M. (1979) "De Belgishe stadsgewesten", Statistisch Tijdschrift, NIS, pp. 235-249.

Van der Haegen, H., Van Hecke, E. & Juchtmans, G. (1996) "Les régions urbaines belges en 1991", Etudes statistiques, 104, INS, pp. 5-42.

Van der Haegen, H., Van Hecke, E. & Juchtmans, G. (1996) "De Belgische stadsgewesten in 1991", Statistische studiën, 104, NIS, pp. 5-42.

Van Hecke, E. (1998) "Actualisation de la hiérarchie urbaine en Belgique", Bulletin du Crédit Communal, 3, pp. 45-76. Verhetsel A. Universitas.

(2002),

Economische

Geografie,

Van Hecke, E. (1998) "Actualisering van de stedelijke hiërarchie in België", Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 3, pp. 45-76.

Antwerpen, Verhetsel A. Universitas.

145

(2002),

Economische

Geografie,

Antwerpen,

Table des matières

Inhoudsopgave

INTRODUCTION .......................................................................................4

INLEIDING .................................................................................................4

PREMIERE PARTIE : AN ALYSES COMMUNALES ...............................9

EERSTE DEEL: GEMEENTELIJKE ANALYSES .....................................9

1. MARCHE DU COMMERCE DE DETAIL .......................................................9 a. L’importance du marché du commerce de détail ..........................9 b. La répartition spatiale de la demande .........................................10 2. LES SOURCES ET L'ESTIMATION DE L'EMPLOI ........................................17 a. Deux sources informent annuellement sur les activités par commune .........................................................................................17 b. L'emploi comme indicateur ..........................................................17 c. Une définition élargie du commerce de détail .............................18 3. IMPORTANCE ET EVOLUTION DU COMMERCE DE DETAIL.........................20 a. Présentation des régions urbaines ..............................................20 b. Importance du commerce de détail .............................................25 c. Evolution du commerce de détail ................................................25 4. LES FACTEURS DE L'EVOLUTION DE L'EMPLOI DANS LE COMMERCE DE DETAIL...................................................................................................30 a. Population et revenus ..................................................................30 b. Structures ....................................................................................34 5. SPECIFICITES URBAINES ET PERIPHERIQUES ....................................... 40 a. Evolutions ....................................................................................40 b. Spécialisations .............................................................................43 c. Enseignes ................................................................................... 50

1. DE MARKT VOOR DETAILHANDEL ............................................................9 a. De omvang van de markt voor detailhandel ..................................9 b. De ruimtelijke verspreiding van de vraag .....................................10 2. DE BRONNEN EN DE SCHATTING VAN DE TEWERKSTELLING ....................17 a. Twee bronnen brengen jaarlijks informatie over de activiteiten per gemeente ...................................................................................17 b. De tewerkstelling als indicator ......................................................17 c. Een ruimere omschrijving van de detailhandel ............................18 3. OMVANG EN ONTWIKKELING VAN DE DETAILHANDEL ............................. 20 a. Voorstelling van de stadsgewesten ..............................................25 b. Omvang van de detailhandel .......................................................25 c. Ontwikkeling van de detailhandel .................................................25 4. FACTOREN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE TEWERKSTELLING IN DE DETAILHANDEL........................................................................................30 a. Bevolking en inkomen ..................................................................30 b. Structuren .....................................................................................34 5. SPECIFIEK KARAKTER VAN STAD EN STADSRAND ...................................40 a. Ontwikkelingen .............................................................................40 b. Specialisaties ...............................................................................43 c. Winkelketens ................................................................................50

DEUXIEME PARTIE : AN ALYSES DETAILLEES .................................55

TWEEDE DEEL: GEDETAI LLEERDE ANALYSES .............................. 50

1. METHODOLOGIE ET RESULTATS GENERAUX .........................................55 a. Les noyaux ..................................................................................55 b. Les parcs .................................................................................... 65 c. Les shopping centers...................................................................68 d. Les hypermarchés .......................................................................68 e. Le fond de carte ...........................................................................69 2. BRUXELLES ET LOUVAIN .....................................................................70 a. Bruxelles ......................................................................................70 b. Louvain ........................................................................................76 3. ANVERS, MALINES ET SAINT-NICOLAS................................................ 77 a. Anvers..........................................................................................77 b. Saint Nicolas ................................................................................80 c. Malines.........................................................................................81 4. LIEGE ET VERVIERS............................................................................82 a. Liège ............................................................................................82 b. Verviers........................................................................................86 5. GAND, BRUGES, OSTENDE .................................................................87

1. METHODOLOGIE EN ALGEMENE RESULTATEN ........................................55 a. De kernen .....................................................................................55 b. De winkelcomplexen ....................................................................65 c. De shoppingcentra .......................................................................68 d. De hypermarkten ..........................................................................68 e. De topografische basiskaart .........................................................69 2. BRUSSEL EN LEUVEN ..........................................................................70 a. Brussel .........................................................................................70 b. Leuven ..........................................................................................76 3. ANTWERPEN, MECHELEN EN SINT-NIKLAAS..........................................77 a. Antwerpen ....................................................................................77 b. Sint-Niklaas ..................................................................................80 c. Mechelen ......................................................................................81 4. LUIK EN VERVIERS ..............................................................................82 a. Luik ...............................................................................................82 b. Verviers ........................................................................................86 5. GENT, BRUGGE, OOSTENDE .................................................................87 146

a. Gand ............................................................................................87 b. Bruges .........................................................................................90 c. Ostende .......................................................................................91 Tourisme et structures commerciales dans les villes moyennes ... 92 6. CHARLEROI, MONS, LA LOUVIERE .......................................................94 a. Charleroi ......................................................................................94 b. Mons ........................................................................................... 98 c. La Louvière ..................................................................................98 7. HASSELT, GENK ...............................................................................100 8. COURTRAI, TOURNAI ........................................................................104 a. Courtrai ......................................................................................104 b. Tournai.......................................................................................105 9. NAMUR ............................................................................................109 10. LES HYPERCENTRES ..................................................................... 112 a. Objectifs et méthode..................................................................112 b. Bruxelles ....................................................................................114 c. Anvers ........................................................................................116 d. Liège ..........................................................................................118 e. Gand ..........................................................................................120

a. Gent ..............................................................................................87 b. Brugge ..........................................................................................90 c. Oostende ......................................................................................91 Toerisme en commerciële structuren in de middelgrote steden ......92 6. CHARLEROI, BERGEN, LA LOUVIERE ....................................................94 a. Charleroi .......................................................................................94 b. Bergen ..........................................................................................98 c. La Louvière ...................................................................................98 7. HASSELT, GENK ...............................................................................100 8. KORTRIJK, DOORNIK .........................................................................104 a. Kortrijk ........................................................................................104 b. Doornik .......................................................................................105 9. NAMEN ............................................................................................ 109 10. DE HYPERCENTRA ..........................................................................112 a. Doelstellingen en werkwijze .......................................................112 b. Brussel .......................................................................................114. c. Antwerpen ..................................................................................116 d. Luik .............................................................................................118 e. Gent ............................................................................................120

SYNTHESE COMPARATIVE ...............................................................123

VERGELIJKENDE SYNTHESE ............................................................123

1. LE COMMERCE DE CENTRE-VILLE VA-T-IL MAL? ..................................123 2. LES FACTEURS .................................................................................127 3. ETAT DE SANTE DES AUTRES NOYAUX ...............................................130 4. COMPARAISON DE L'ETAT DE SANTE DES TYPES D'EQUIPEMENTS COMMERCIAUX .....................................................................................133

1. GAAT HET SLECHT MET DE HANDEL IN HET STADSCENTRUM? ...............123 2. DE FACTOREN ..................................................................................127 3. DE GEZONDHEIDSTOESTAND VAN DE ANDERE KERNEN ........................130 4. VERGELIJKING VAN DE GEZONDHEIDSTOESTAND VAN DE TYPEN VAN COMMERCIËLE UITRUSTING ...................................................................133

CONCLUSION ......................................................................................137

CONCLUSIE ..........................................................................................137

147

Le commerce dans les grandes Villes belges et leur périphérie

De handel in de grote Belgische Steden en hun stadsrand

"Deze studie betreft een zeer complete sterkte/zwakte analyse van het Belgische winkellandschap. Door haar omvang en precisie is deze uitgave een beleidsinstrument van grote waarde voor alle aktoren die een band hebben met het reilen en zeilen van onze nationale winkelkernen: politici, ruimtelijke ordening, winkeliers, ontwikkelaars, enz." Boris van Haare Heijmeijer, Partner - Retail Agency, Cushman & Wakefield Healey & Baker, Brussels

"Le travail réalisé est remarquable tant par la clarté et par la précision du produit cartographique que par la pertinence du choix des variables et par la rigueur des commentaires". Jean-Pierre Bondue, Professeur à l'Université des Sciences et Techniques de Lille.

L'étude présente des clichés macro-économiques de la structure commerciale des 17 régions urbaines belges. Elle comporte: • une analyse de la concurrence entre le centre et la périphérie au niveau communal • un inventaire des noyaux commerciaux, parcs commerciaux, hypermarchés et shopping centres • une analyse de l'évolution de la population et du pouvoir d’achat dans les grandes villes et leurs périphéries • une synthèse et quelques recommandations de politique économique.

De studie omvat een macro-economische momentopname van de handelsstructuur van de 17 stadsgewesten. In de studie wordt: • een analyse van de concurrentie tussen het centrum en de periferie opgemaakt; • een inventaris van de commerciële knooppunten, de commerciële parken, de hypermarkten en de shoppingcentra opgesteld; • de evolutie van de bevolking en de koopkracht in de steden en hun periferie in kaart gebracht; • conclusies en aanbevelingen geformuleerd.

Jean-Pierre Grimmeau est géographe, professeur à l'ULB, et poursuit des recherches en géomarketing depuis 1986, en partie sur contrat pour les pouvoirs publics et pour des entreprises privées. Ann Verhetsel is geograaf en als hoogleraar sociale en economische geografie verbonden aan de Universiteit Antwerpen in het departement Transport en Ruimtelijke Economie. Haar onderzoek situeert zich op het raakvlak van geografie, economie en ruimtelijke planning.

Dépôt légal: D/2004/10.209/1 ISBN: 2-9600167-0-6

Etude financée par la Cellule Politique des Grandes Villes, SPP Intégration Sociale Studie gefinanceerd door de Cel Grootstedenbeleid, POD Maatschappelijke Integratie Publié par – Gepubliceerd door: ULB-IGEAT, cellule géographie appliquée et géomarketing (www.ulb.ac.be/igeat)