EUROPESE UIE Brussel, 14 januari 1999 (25.01) DE RAAD (OR.d) 14043/98
LIMITE FISC 209 RESULTAAT BESPREKIGE van
: de groep Financiële Vraagstukken
op
: 8 december 1998
Nr. vorig doc. Nr. Comv.
: :
12531/98 FISC 165 6615/98 FISC 44 - COM(98) 67 def.
Betreft : Belastingregeling inzake interest en royalty's
De groep Financiële Vraagstukken heeft de bespreking van het in hoofde genoemde voorstel op 8 december 1998 voortgezet aan de hand van een nota van het voorzitterschap (12531/98 FISC 165).
De opmerkingen van de delegaties staan in de voetnoten.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 1
(1)
Compromisvoorstel betreffende artikel 1, leden 10 t/m 13, artikel 2, 3, 4, 6 en 9
Artikel 1 ....... 10. De bronstaat kan (2) aan vrijstelling de voorwaarde verbinden dat tijdig een attest als bedoeld in lid 11 aan zijn bevoegde autoriteiten wordt voorgelegd. Indien de voorwaarden van lid 11 niet langer vervuld zijn, moet de ontvangende onderneming, respectievelijk de vaste inrichting dit onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de bronstaat melden (3). Een laattijdige aanmelding heeft de rechtsgevolgen die het interne recht van de betrokken lidstaat voor zulke gevallen voorschrijft. (4) De uitkerende onderneming mag geen uitkering met vrijstelling van bronbelasting verrichten zodra zij weet dat de voorwaarden voor vrijstelling van bronbelasting in de zin van deze richtlijn niet langer vervuld zijn. 11. Op het tijdstip van de uitkering moet door middel van een attest worden aangetoond dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn. In dit attest wordt met name verklaard: a) dat de ontvangende onderneming in die lidstaat haar fiscale woonplaats heeft en, in voorkomend geval, dat er een vaste inrichting bestaat, b) dat de ontvangende onderneming de uiteindelijk gerechtigde is als bedoeld in lid 4, dan wel dat de voorwaarden van lid 5 vervuld zijn indien de ontvanger van de uitkering een vaste inrichting is,
(1) (2) (3)
(4)
I: algemeen voorbehoud bij het gehele voorstel. F,I: Een attest moet worden voorgelegd om vrijstelling te verkrijgen. P,NL,E: Ook de uitkerende onderneming moet worden ingelicht indien de voorwaarden niet langer vervuld zijn. D: deze zin is strijdig met lid 11. De uitkerende onderneming moet het attest voorleggen aan de bevoegde autoriteiten van de bronstaat. UK: in het Verenigd Koninkrijk geldt een soorgelijke regeling; de bevoegde autoriteiten van de bronstaat informeren de uitkerende onderneming indien er belasting moet worden ingehouden. I: bepaling inlassen over wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 2
c) dat de voorwaarden van artikel 3, lid 1, onder a), punt iii), voor de ontvangende onderneming vervuld zijn, (5) d) dat de ontvangende onderneming houdster is van een minimumdeelneming dan wel (6) van een minimumpercentage van de stemrechten overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), e) vanaf welke datum de deelneming bestaat en hoelang de deelneming bestaat op het tijdstip van de uitkering, (7)
De vervulling van de vermelde criteria (8) moet worden bevestigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de ontvangende onderneming haar fiscale woonplaats heeft, respectievelijk waar de vaste inrichting gevestigd is. Het attest is geldig gedurende twee (9) jaar na de afgifte ervan. Het is aan de lidstaten (10) om te bepalen of de bewijzen worden bewaard bij de uitkerende onderneming of dat afschriften moeten worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten. Volgens de procedure van artikel 9 wordt een uniform formulier opgesteld dat de lidstaten bij de toepassing van de attestatieprocedure gebruiken. 12. Wanneer op het tijdstip van de uitkering niet is bewezen dat de voorwaarden van deze richtlijn vervuld zijn, blijft het de lidstaten vrijstaan bronbelasting te heffen (11). De ontvangende onderneming kan echter nog tot uiterlijk twee jaar na de uitkering (12) een attest voorleggen waaruit blijkt dat de voorwaarden op het tijdstip van de uitkering vervuld waren.
(5)
(6) (7)
(8) (9)
(10) (11)
(12)
F,GR: voorkeur voor vroegere versie ("dat de ontvangende onderneming voor de inkomsten in kwestie aan belasting is onderworpen"). F: "en" in plaats van "dan wel". F,GR,I: de punten f) ("op welke grond de uitkering plaatsvindt") en g) (" het brutobedrag van de interest of de royalty's") opnieuw opnemen. NL,UK,E: "... sommige van de vermelde criteria ...". GR,I,P,A: 1 jaar. E: te lang. UK: "Het is aan de bevoegde autoriteiten van de bronstaat ...". I: Wanneer op het tijdstip van de uitkering niet is bewezen dat de voorwaarden van deze richtlijn vervuld zijn, zijn de lidstaten verplicht bronbelasting te heffen. UK: inlassen: "of zolang bij de nationale wetgeving is toegestaan".
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 3
Dit geldt ook wanneer de uitkeringen aan een vaste inrichting worden verricht. De lidstaten kunnen een langere termijn vaststellen voor het voorleggen van bewijzen dat de voorwaarden vervuld waren. De lidstaat geeft de ingehouden bronbelasting terug binnen een jaar (13) na voorlegging van een attest volgens de voorschriften van deze richtlijn (14). 13. Wanneer een lidstaat niet binnen de in lid 12 bepaalde termijn is overgegaan tot teruggave van de ingehouden bronbelasting, heeft de onderneming na afloop van die termijn (een jaar na voorlegging van een attest volgens de voorschriften) recht op een rente ten belope van de in vergelijkbare gevallen toepasselijke rente van de lidstaat in kwestie. Artikel 2 1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: a) "interest": inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen (15) en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt niet als interest aangemerkt; b) "royalty's": vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap - daaronder begrepen bioscoopfilms - van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. (16)
(13) (14)
(15)
(16)
GR: 2 jaar. UK: het attest mag niet de enige voorwaarde tot belastingteruggave zijn als de bronstaat nog twijfels heeft met betrekking tot andere bepalingen van de richtlijn. Toevoegen: "mits vaststaat dat aan alle vereisten van de richtlijn is voldaan". Alternatief: de woorden "inkomen uit overheidsleningen" zijn niet relevant en moeten worden geschrapt. UK,S,F,B: akkoord. GR: niet akkoord. F,Cie: "b) "royalty's": vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op werken of software op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap - daaronder begrepen bioscoopfilms - van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap." UK,FIN: akkoord met vermelding van software, maar herformulering van dit punt. I: algemeen voorbehoud. B: vermelding van software overbrengen naar de overwegingen.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 4
[2. Wanneer een op het tijdstip van de uitkering geldende overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting tussen twee lidstaten voorziet in een definitie van interest, respectievelijk van royalty's, die ruimer is dan de definities die in lid 1 zijn opgenomen, vallen ook de uitkeringen tussen deze beide lidstaten die met de definities van die overeenkomst stroken onder deze richtlijn.] (17) Artikel 3 1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: a) "onderneming van een lidstaat: i)
elke onderneming die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat is opgericht en haar statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Gemeenschap heeft, en die een van de rechtsvormen heeft die op de lijst in de Bijlage worden genoemd (18). De Bijlage kan volgens de procedure van artikel 9 worden gewijzigd. (19)(20)
ii) ..... b) "verbonden onderneming" iedere onderneming die tenminste daardoor met een tweede onderneming verbonden is (21) doordat i)
de eerste onderneming rechtstreeks of middellijk een deelneming van ten minste 25% in het kapitaal van die tweede onderneming heeft, of
(17)
(18) (19)
(20)
(21)
Voorzitterschap: schrappen. NL: bij schrapping van lid 2 een bepaling opnemen volgens welke bestaande overeenkomsten tot vermijding van dubbele belasting van kracht blijven indien zij bepalingen behelzen die ruimer zijn dan de werkingssfeer van de richtlijn. UK: voorbehoud. Cie,IRL,S,GR: lid 2 handhaven. F,B,P,A: akkoord met schrapping van lid 2. I,E: akkoord met de lijst. NL,IRL,GR,DK,B,S,FIN,UK: "a) "onderneming van een lidstaat": i) elke onderneming die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat is opgericht en haar statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Gemeenschap heeft." GR: toevoegen: "waarvan de werkzaamheden daadwerkelijk en duurzaam verband houden met de economie van die lidstaat". L,UK: liever geen verwijzing naar de procedure van artikel 9. F,I,NL,IRL,GR,E: studievoorbehoud ten aanzien van artikel 9. I,GR: kunnen alleen instemmen met een rechtstreekse minimumdeelneming.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 5
ii) de tweede onderneming rechtstreeks of middellijk een deelneming van ten minste 25% in het kapitaal van de eerste onderneming heeft, dan wel iii) een derde onderneming rechtstreeks of middellijk een deelneming van ten minste 25% in het kapitaal van zowel de eerste onderneming als van de tweede onderneming heeft. De deelnemingen en subdeelnemingen mogen enkel ondernemingen betreffen die binnen de Gemeenschap gevestigd zijn. (22) De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om -
deze richtlijn toe te passen op gevallen waarin de betrokken deelneming minder dan 25% bedraagt;
-
het criterium van een minimumdeelneming in het kapitaal te vervangen door dat van een minimumbezit van de stemrechten. Artikel 4
[In afwijking van artikel 2, lid 1, onder a), en lid 2, kan de lidstaat waar de interest ontstaat van de toepassing van deze richtlijn uitkeringen uitsluiten die slechts ogenschijnlijk interest zijn, zoals: a) inkomsten die als winstuitkering of terugbetaling van kapitaal worden behandeld; b) inkomsten uit schuldvorderingen die het recht geven deel te nemen in de winst van de schuldenaar; c) inkomsten uit schuldvorderingen die de schuldeiser het recht verlenen zijn recht op interest in te ruilen tegen het recht deel te nemen in de winst van de schuldenaar;
(22)
Voorzitterschap: schrappen. UK,GR: liever spreken van "ondernemingen van lidstaten".
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 6
d) inkomsten uit schuldvorderingen die geen bepalingen betreffende terugbetaling van de hoofdsom bevatten. (23) Artikel 5 (24) ... Artikel 6 (25) 1. Deze richtlijn staat er niet aan in de weg dat op nationaal niveau of bij overeenkomst bepalingen worden vastgesteld ter voorkoming van belastingfraude en misbruik. 2. Een lidstaat kan het voordeel van deze richtlijn ontzeggen of weigeren de richtlijn toe te passen in het geval van transacties met als voornaamste beweegreden of een der voornaamste beweegredenen belastingfraude of belastingontwijking. Van het bestaan van zulke beweegredenen kan met name bij onderkapitalisatie en schijnlicenties worden uitgegaan. Artikel 7 (26) 1. In aanvulling op de in artikel 6 bedoelde situaties staat het de lidstaten vrij het bepaalde in artikel 1 niet toe te passen op alle uitkeringen van interest of royalty’s aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of aan een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat, die voor deze inkomsten krachtens een ten gunste van die onderneming of vaste inrichting, van bepaalde ondernemingen en vaste inrichtingen, of van bepaalde activiteiten opgestelde bepaling:
(23)
(24)
(25)
(26)
GR,P,UK,NL: artikel 4 in huidige redactie handhaven. D: studievoorbehoud bij schrapping. In een eerdere vergadering hadden de delegaties geen bezwaar tegen artikel 5 als voorgesteld door de Commissie. De delegaties hebben geen bezwaar maar willen in meerderheid liever geen voorbeelden. I,P: studievoorbehoud. Meerderheid der delegaties: akkoord met de tekst. P,I,E,B: voorbehoud. NL,UK,D: willen dit artikel pas opgenomen zien nadat het is behandeld door de Groep Gedragscode.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 7
a) (27)
onderworpen is aan de in artikel 3, lid 1, onder a), punt iii), genoemde belasting tegen een tarief dat lager is dan de tarieven die in het algemeen van toepassing zijn (28) op dergelijke inkomsten van een onderneming van of vaste inrichting in die andere lidstaat, of
b)
een specifieke verlaging van de heffingsgrondslag geniet, waarvoor ondernemingen van of vaste inrichtingen in die andere lidstaat doorgaans niet in aanmerking komen.
2. Wanneer de in lid 1, onder a) of b) bedoelde omstandigheden slechts gelden voor een gedeelte van de in lid 1 bedoelde interest of royalty's, staat het de lidstaten vrij om deze richtlijn niet toe te passen op het betrokken gedeelte van die interest of royalty's. Artikel 8 (29)
1. Griekenland en Portugal hebben de mogelijkheid artikel 1 niet toe te passen gedurende een overgangsperiode, die vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn afloopt. In dat geval mag de belasting op betalingen van interest of royalty’s aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat gedurende de eerste twee jaar ten hoogste 10% en gedurende de laatste drie jaar ten hoogste 5% bedragen. Vóór het verstrijken van het vijfde jaar neemt de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit over een eventuele verlenging van de in dit lid bedoelde overgangsperiode. 2. Indien een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gevestigde vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat interest of royalty’s ontvangt van een verbonden onderneming van Griekenland of Portugal, of van een in Griekenland of Portugal gevestigde vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat, past de eerstgenoemde lidstaat een aftrek, gelijk aan de in Griekenland of Portugal over die inkomsten betaalde belasting, toe op de belasting over de inkomsten van de onderneming of de vaste inrichting die deze inkomsten heeft ontvangen overeenkomstig lid 1.
(27) (28) (29)
A: voorbehoud. Als voorgesteld door E. I,P,GR: voorbehoud.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 8
3. De in lid 2 bedoelde aftrek behoeft niet hoger te zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen: a) de belasting die in Griekenland of Portugal verschuldigd is op grond van lid 1, en b) het gedeelte van de belasting over de inkomsten van de onderneming of vaste inrichting die de interest of de royalty’s heeft ontvangen, zoals berekend voordat de aftrek wordt toegestaan, dat volgens de nationale wetgeving van de lidstaat van de onderneming of waar de vaste inrichting is gevestigd, aan deze betalingen kan worden toegerekend. Artikel 9 (nieuw) (30)
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. 2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. 3. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. 4. Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.
(30)
Als voorgesteld door het voorzitterschap. L,F,I,DK,S,P,E,UK,NL,GR: studievoorbehoud.
14043/98 DG G
las/PW/ld
NL 9