WELZIJNSZORG VZW HUIDEVETTERSSTRAAT 165 1000 BRUSSEL 02 502 55 75 WWW.WELZIJNSZORG.BE
[email protected]
Later wil ik stuntman worden Verwerkingsmodellen rond armoede / 9-13 jaar
NATIONAAL SECRETARIAAT Huidevettersstraat 65 000 Brussel T 02 502 55 75 F 02 502 58 09 E
[email protected]
ANTWERPEN Pastorijstraat 37 2060 Antwerpen T 03 27 24 90 F 03 27 24 99 E
[email protected] BRUSSEL Huidevettersstraat 65 000 Brussel T 02 23 04 73 F 02 502 8 0 E
[email protected] LIMBURG Tulpinstraat 75 3500 Hasselt T 0 24 90 20 F 0 23 6 54 E
[email protected] OOST-VLAANDEREN Sint Salvatorstraat 30 9000 Gent T 09 269 23 40 F 09 269 23 49 E
[email protected] VLAAMS-BRABANT Varkensstraat 6 2800 Mechelen T 05 29 84 58 F 05 29 84 80 E
[email protected] WEST-VLAANDEREN Oostnieuwkerksesteenweg 5 8800 Roeselare T 05 26 56 25 F 05 26 56 48
[email protected]
2
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Intro UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN Kinderen van de lagere school weten nauwelijks dat er armen in onze samenleving bestaan. Armoede hangt bij hen samen met ‘derde wereld’. Als je vijfde en zesde klassers vraagt hoe het komt dat mensen arm zijn, zijn de doorsnee antwoorden: “omdat oogsten mislukken”, “omdat ze moeten vluchten”. Met deze lessenreeks stellen we ons tot doel: de kinderen informatie bijbrengen over armoede in België. Via het boek kunnen kinderen immers gegevens verzamelen over de levensomstandigheden (wonen, werken, gezondheid, onderwijs…) van deze mensen en krijgen ze inzicht in de kringloop van de armoede. Op de eerste plaats willen we echter werken aan attitudes bij de kinderen. We willen begrip en respect bijbrengen voor armen in onze samenleving en we willen de kinderen aanzetten tot actieve deelname aan initiatieven die ijveren om de mensen hun rechtmatige plaats te geven in de maatschappij, zoals bijv. Welzijnszorg … Via dit boek willen we ook de leerkrachten een betere kijk bijbrengen op kansarme kinderen. De kloof tussen de cultuur van deze kinderen en de cultuur van de school is immers erg groot. Leerkrachten zouden de cultuur van kinderen uit kansarme milieus meer moeten aanvaarden en waarderen. Pas dan zullen ze er in slagen om ook met deze kinderen een positieve relatie op te bouwen. Dit is ontzettend belangrijk voor kansarme kinderen, willen ze later ook een positieve binding aangaan met de samenleving. Door het boek samen met de leerlingen te lezen, door er over te reflecteren en er rond te werken, kan het bewustzijn van leerkrachten ook vergroten. Wanneer we rond de thematiek van armoede in ons land werken, moeten we als leerkracht ook beseffen dat er in onze klas kinderen zitten die zelf uit een gedepriveerd milieu komen. Het is zeker mogelijk om ook in deze klassen rond het boek te werken. De leerkracht zal gesprekken rond het boek goed moeten sturen en eventueel ingrijpen als reacties van de klas pijnlijk of bedreigend zijn voor deze kinderen. Bij het uitwerken van de lessen hebben we ook verwezen naar de mogelijkheden om bijv. pleegkinderen of kinderen die in een tehuis opgroeien bij het gesprek te betrekken. Wanneer we door met het boek in de klas te werken bij de kinderen werkelijk een andere, positieve kijk op arme mensen kunnen verwezenlijken, zullen kinderen van deze bevolkingsgroep die in de klas of op school zitten daar trouwens ook de vruchten van plukken. DOELGROEP De lessen zijn bruikbaar in een vijfde en zesde leerjaar en in een eerste jaar secundair onderwijs. Mits wat aanpassingen door de leerkracht kunnen ze ook in een vierde leerjaar uitgewerkt worden. KORTE INHOUD De eerste schooldag valt reuze mee voor Wim want juf Kristin is echt heel aardig. Naast Wim zit een nieuwe: Andy. Wim trekt met Andy op en laat hem trots de hele school zien. Hij vindt Andy tof maar ook een beetje vreemd. Andy heeft zijn boeken gekaft met reclamepapier, ’s middags eet hij een mars als middagmaal en zijn huistaken komen verfomfaaid en besmeurd uit zijn boekentas. Toch vraagt juf aan Wim om Andy niet in de steek te laten. Andy wordt het mikpunt van pesterijen en Wim raakt zijn vrienden kwijt omdat hij het voor Andy opneemt. Bij Andy thuis is het ook niet allemaal rozengeur en maneschijn. Wanneer op school een diefstal wordt gepleegd, is Andy de ideale zondebok… INFORMATIE OVER DE SCHRIJFSTER Detty Verreydt is opgegroeid in een groot, oud huis met een zolder vol boeken, waar ze de smaak van lezen goed te pakken kreeg. Eenmaal volwassen studeerde ze klassieke talen aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven. Daar leerde ze haar man kennen. In 1983 begon Detty Verreydt te schrijven; ze besprak zestig kinderboeken per jaar voor “De Boekenboot”, een tijdschrift over kinder- en jeugdboeken. Twee jaar later verscheen haar eerste boek. Sindsdien is schrijven voor haar even noodzakelijk als eten en drinken. Ze heeft dan ook besloten er nooit meer mee op te houden. De grote doorbraak kwam er met “Later wil ik stuntman worden”, een boek over een gezin uit de vierde wereld dat ze schreef in opdracht van Welzijnszorg. Voor dat boek kreeg ze in 1990 de Boekenleeuw. Detty Verreydt schrijft over dingen die ze in haar gezin beleeft of over zaken die haar bezig houden.
3
Ze schrijft zinvolle verhalen in een heldere taal met een positieve boodschap. Vriendschap vindt ze heel belangrijk, maar ze schrijft ook graag over familierelaties en maatschappelijke problemen.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
GEÏNVESTEERDE TIJD Bij de uitwerking van deze lessenreeks hebben we een maximum en een minimum programma voor ogen gehouden. Bij het minimumprogramma besteedt de leerkracht een aantal lessen aan het boek: hoofdstukken worden voorgelezen of door de kinderen zelf gelezen. De inhoud van het verhaal wordt via klasgesprekken, groepswerk, dramatiseren, schrijven… verwerkt. Op het lessenrooster kunnen niet alleen de W.O.-lessen, maar ook enkele godsdienst- en taallessen hiervoor gebruikt worden. Bij het maximumprogramma wordt er meer projectmatig gewerkt. Naast de verwerking van de inhoud van het boek ( het minimumprogramma ) gaat men ook nog andere informatiebronnen raadplegen bijv. gasten in de klas, informatieve teksten… Gedurende dit project ‘Later wil ik stuntman worden’ kan men met een aantal themanamiddagen met het boek werken. Het lessenrooster wordt doorbroken. De keuze is aan de leerkracht! Het is ook niet nodig om alle suggesties uit te werken in de klas. De leerkracht kan een oordeelkundige keuze maken uit het aanbod, rekening houdend met de beschikbare tijd en de mogelijkheden van de leerlingen in de klas. STRUCTUUR VAN HET THEMA Bij de uitwerking van de lessuggesties hebben we de hoofdstukken van het boek gebundeld tot enkele grote delen. Van hoofdstuk 1 tot en met 19 wordt er heel grondig gewerkt rond de inhoud van het boek. De kinderen krijgen via deze hoofdstukken een goed beeld van de hoofdpersonages Andy en Wim. Ze vernemen ook heel wat over de leefsituatie van Andy en over zijn problemen op school. In de volgende hoofdstukken worden deze gegevens verder aangevuld. De hoofdstukken worden door de leerkracht voorgelezen of door de kinderen zelf gelezen. Telkens wordt de inhoud in de klas grondig besproken. Wanneer het boek in de klas volledig verwerkt is, volgt een creatieve afsluiting en een verwijzing naar de campagne van Welzijnszorg. We voorzien volgende werkvormen: (de activiteiten met een * nemen vrij veel tijd in beslag en zijn dus eerder in te schakelen bij een projectmatige benadering van het boek) • kringgesprekken • voorlezen door de leerkracht • tekstanalyse • individueel lezen en groepslezen • expressief lezen • stellingenspel • een brief schrijven • dramatiseren • collages • een lied beluisteren • gedichten bespreken en zelf schrijven • gasten in de klas * • interview * • Spoor Zes * • een brief schrijven naar of een bezoek brengen aan een tehuis * • bredere informatie rond het thema * • gesprek met of brief naar de auteur • informatie door de leerkracht over de kringloop van de armoede en de levensomstandigheden
4
Deel 1 HOOFDSTUK 1 TOT EN MET 7: KENNISMAKEN MET WIM EN ANDY
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
1. ERGENS NIEUW ZIJN Hoofdstukken 1, 2 en 3 worden voorgelezen. Daarbij aansluitend volgt er een kringgesprek over ‘ergens nieuw zijn’. Laat de kinderen verwoorden: • hoe het voelt om ergens nieuw te zijn, • wat je dan denkt, voelt, ziet… die allereerste momenten, • naar wie je kijkt, • welke personen je opvallen, • voor wie je bang bent en waarom, • naar wie je opkijkt en waarom. 2. GROEPSLEZEN VANAF HOOFDSTUK 4 TOT EN MET HOOFDSTUK 7 In groepjes van 4 lezen de kinderen de tekst. Elk leest een deeltje. Moeilijke en/of nieuwe woorden worden opgezocht of aangeduid en nadien besproken. Elke groep probeert een antwoord te vinden op de volgende vragen. Deze antwoorden moeten niet neergeschreven worden. Ze kunnen eventueel na de bespreking in de groep met trefwoorden genoteerd worden zodat ze nadien, tijdens het plenum, vlot gegeven kunnen worden. • Denk je dat Andy ook met het vliegtuig op reis geweest is? • Wat eet Wim? • Wat eet Andy? • Hoe komt het dan Andy zo’n honger had? • Waar voelt Andy zich het meest thuis op school? • Wat zijn motten? In de groepjes die klaar zijn, denkt iedereen individueel na over de volgende vragen. Deze moeten daarna niet door iedereen beantwoord worden. Alleen wie wil, mag het eigen antwoord aan de klas vertellen. • Vind je in je eigen huis ook ergens een barst in de muur of zoldering? • Wat eet jij ’s morgens? • Wat eet je ’s middags? • Als je zelf zou mogen kiezen, wat zou je dan eten? • Andy is een uitstekende acrobaat. Waar ben jij goed in? 3. PLENUM In een plenum dat op deze opdracht volgt, stelt elke groep het antwoord voor dat zij vonden op de eerste reeks vragen. Op de tweede vragenreeks kunnen kinderen die dit graag willen een antwoord geven. Afhankelijk van de antwoorden die de kinderen geven, kan hier een klasgesprek op volgen. 4. WIE ZIJN WIM EN ANDY? Individueel onderstrepen de kinderen op de bladen met hoofdstuk 4 tot 7 (deze hebben ze nog van de vorige les): • Zinnen die iets meer over Andy vertellen in het groen. • Zinnen die iets meer over Wim vertellen in het blauw. Aan het bord worden twee flappen gehangen. De kinderen verwoorden de gegevens die ze hebben verzameld en situeren ze bij de juiste persoon. De leerkracht noteert op de flap de trefwoorden. (Hulp bij het aanvullen van dit schema vind je in bijlage 1.)
5
Wim
Andy
• • •
• • •
5. AANBRENGEN VAN HET SCHEMA Na dit eerste deel kan er misschien al even gepraat worden over de verschillen tussen Andy en Wim. Nu kan het schema aangeboden worden dat in de loop van de volgende dagen kan aangevuld worden. Dit schema verduidelijkt de grote verschillen in leefwijze van groepen in onze bevolking. Zet het schema op een flap zodat het bewaard kan blijven gedurende de hele periode van het project.
Gezin van Wim
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Gezin van Andy
wonen
werken
gezondheid
onderwijs
• • • •
• • • •
• • • •
• • • •
6. TEKENEN VAN WIM EN ANDY Steunend op de gegevens die ze eerder verzamelden, kunnen de kinderen nu een tekening maken over deze beide kinderen. Deze tekening kunnen ze eventueel aanvullen met tekst die meer vertelt dan er te zien is. Nog interessant materiaal dat kan gebruikt worden, is volgend gedicht: ‘Nieuweling’ uit de bundel ‘Even blijven zitten’ van Frank Eerhart. (zie bijlage 2)
6
Deel 2 HOOFDSTUK 8: PAPIER MET INHOUD HOOFDSTUK 9: VIER CENTIMETER HONGER HOOFDSTUK 10: AFWASWATER
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
1. HOOFDSTUKKEN 8 EN 9: PAPIER MET INHOUD - VIER CENTIMETER HONGER Deze hoofdstukken worden gekopieerd, elke leerling krijgt een exemplaar. De leerlingen lezen de teksten individueel. (duur: 15 min.) Aangezien de opdrachten vrij diep op de tekst ingaan, kan je naargelang het niveau van de klas opteren voor groepswerk per 2 of klassikale behandeling. Wanneer ze met twee werken, kiezen de leerlingen die opdrachten die hen het best liggen. In de klassikale bespreking achteraf is het wel de bedoeling dat alle opdrachten achteraf behandeld worden. Ze krijgen een twintigtal minuten voor het werken met de opdrachten. Sluit af met de klassikale bespreking en laat alle vragen aan bod komen. Vraag steeds naar het waarom van de onderlijnde zinnen. OPDRACHTEN 1. Onderlijn in hoofdstuk 8 met een blauwe stift de dingen die aantonen dat de familie van Andy arm is. 2. Neem nu een rode stift en onderlijn de zinnen waarbij je iets gedacht hebt en waarover je straks wil praten. 3. In hoofdstuk 9 staat “Andy is liever een barst dan een lijn”. Onderlijn deze zin. Waarom zou Andy liever een barst zijn dan een lijn? Wat zou jij het liefst zijn: een barst of een lijn? En waarom? 4. Waarom noemt Andy de juf ‘Jane Wootton’? 5. De marsreep is al oud? Hoe weet je dat? 6. Wat betekent “De maag van Andy heeft geen ogen”? Onderlijn ook deze zin. 7. De vriendschap met Wim is hier best vier centimeter honger waard. Hoe kan Andy vier centimeter honger hebben? 8. Op welk gedeelte van de tekst slaan de titels: • Papier met inhoud • Vier centimeter honger 9. Kan je nog andere papieren met inhoud? (Je kan de kinderen best even op weg helpen bijv. belastingspapieren, rapport, brief van de juf, bankdocumenten.) 10. Andy gaat naar school “met lood in de schoenen”. Wat betekent dat? Er zijn nog andere uitdrukkingen die aanduiden dat je iets met tegenzin doet of voor iets bang bent. Schrijf achter elke uitdrukking of ze ‘tegenzin’ of ‘bang zijn’ aanduidt: • Met lood in de schoenen • Met lome benen • Met knikkende knieën • Met lange handen • Met een hazenhart • Met hangende pootjes • Balen als een stier • Op de toppen van je tenen lopen • Het hart klopt me in de keel 11. Wat denk je van Hans als hij gewoon doorpraat? Waarom zou hij dat doen? 12. Begrijp je waarom Hans geen stuk van de marsreep krijgt van Andy? Wat zou jij doen in Andy’s plaats? 2. HOOFDSTUK 10: AFWASWATER Dit hoofdstuk wordt gewoon voorgelezen door de leerkracht. Stop na: “Andy kauwt op zijn pen. Een leuke vakantiedag…”. Waarover zal Andy vertellen? De leerlingen reageren vrij. Waarover zou jij vertellen?
7
Verder voorlezen. Dan volgt een kringgesprek met volgende richtvragen: • Is Andy echt zijn boterhammen vergeten? Waarom zegt hij dat? • Vind je dat de juf nu al kan weten dat € 150 veel is voor Andy? Wat verwacht je van haar? • Pakt Wim het goed aan door Andy een boterham te geven? • Wat denk je over het meisje dat de soep ‘afwaswater’ noemt? • Wat zou jij gedaan hebben als je Andy was en die soep zag?
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Het beeld dat de kinderen van Wim en Andy hebben na deze drie hoofdstukken, wordt verder aangevuld op de flappen.
8
Deel 3
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
HOOFDSTUK 11: PAARS MANTELPAK HOOFDSTUK 12: HET OPSTEL HOOFDSTUK 13: KAFTPAPIER 1. HOOFDSTUK 11: PAARS MANTELPAK Ook dit hoofdstuk wordt voor elke leerling gekopieerd. De leerlingen lezen de tekst eerst in stilte en onderlijnen woorden of dingen die ze niet begrijpen. Daarna leest de leerkracht de tekst voor. Deze tekst geeft belangrijke inzichten in de gezinssituatie van Andy en vormt het knooppunt om het vervolg te begrijpen. Daarom geven we de voorkeur aan de klassikale uitdieping. Vragen bij het klasgesprek: 1. Wie is de mevrouw in het paarse mantelpak? 2. Ken je het O.C.M.W.? Wat betekenen die letters? 3. Wat doet het O.C.M.W.? 4. Is die mevrouw welkom bij Andy en zijn ouders? Waarom wel of waarom niet? 5. Welk soort werk doet Andy’s vader? 6. Wie is Sonja? 7. Wat is het verschil tussen een thuis en een tehuis? 8. Ken je tehuizen in je omgeving? Welke kinderen wonen in een tehuis en waarom? 9. Waarom is Sonja naar een tehuis gegaan? 10. Begrijp je wat moeder met Sonja deed? 11. Kun je redenen noemen waarom moeder zo reageerde? 12. Krijg jij ook wel eens een mep? Wanneer? 13. Is dat dan kindermishandeling? 14. Wanneer spreken we van kindermishandeling? 15. Waarom wordt het gezin van Andy extra in de gaten gehouden? 16. Heb jij wel eens blauwe plekken? Hoe kom je daaraan? 17. Waarom tilt de dokter zo zwaar aan de blauwe plekken van Andy? 18. Denk je dat de ouders van Andy echt van Andy houden? Waaraan merk je dat? 19. Waarom is de moeder zo bang van een tehuis? Vul hierna het schema van Andy verder aan. 2. HOOFDSTUKKEN 12 EN 13: HET OPSTEL – KAFTPAPIER Deze hoofdstukken worden verknipt in drie delen. We verwerken ze in de vorm van complementair groepswerk. Er zijn drie groepen. Elk groepslid ontvangt het tekstgedeelte dat in zijn groep behandeld wordt. Elke groep maakt zijn opdrachten. Daarna lezen ze hun tekst voor aan de andere kinderen, te beginnen bij groep 1. Ze bespreken de opdrachten. De andere groepen kunnen vragen stellen of aanvullen. Vraag aan de groepen 2 en 3 of ze elementen uit het eerste fragment misten bij het oplossen van hun opdrachten. Indien er veel tijdsverschil is tussen de groepen, kan gevraagd worden aan de groepen die klaar zijn om hun fragment in 6 striptekeningen om te zetten.
Groep 1
Van “De dag van de verhuis…” tot “…Toen was het gedaan met lachen” (laatste zin van het opstel). Opdrachten: 1. Welk woord gebruikt Andy vaak in zijn opstel? Omcirkel het. 2. Eén woord past niet zo goed bij de stijl van het opstel. Welk? 3. Denk je dat Julia rijk is? 4. Waarom zet Andy kruisjes over de laatste zin? 5. Ben jij al eens verhuisd? Was dat anders dan bij Andy? 6. Waarom was het gedaan met lachen toen ze bij het nieuwe huis aankwamen? 7. Is het een nieuw huis? Wat betekent nieuw hier?
9
Groep 2
Van “Oef, hij heeft een blad vol…” tot “… de man legt hem uit hoe hij weer thuis komt”. Opdrachten: 1. Wat betekenen de woorden van de paarse vrouw “moederhuis…” en “waar met Patty en Andy”? 2. Geef een ander woord voor moederhuis. Zoek op in het woordenboek. Welke betekenis heeft het hier? 3. Waarom scheurt vader het blad uit het schrift? 4. Waaraan merk je dat Andy nog niet lang in de buurt woont? 5. Wat zal Andy tegen de juf zeggen? Wat zou jij doen?
Groep 3
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Van “Het is verder dan Andy dacht…” tot “…Maar in zijn hart is hij er niet zeker van”. Opdrachten: 1. Waarom staat moeder in de deur? 2. Waarom geeft ze Andy een mot? Is ze echt boos? 3. Waar is vader vooral bang van? 4. Maakt vader het weer goed met Andy? Hoe merk je dat? 5. Wat denk je ervan dat Andy eerst vraagt of er al eten is? Zou jij daar ook aan denken? Waarom niet of wel? 6. Wat denk je over kranten en tijdschriften als kaftpapier?
0
Deel 4 HOOFDSTUK 14: HET HUISWERKSCHRIFT HOOFDSTUK 15: GEHEIME OPDRACHT 1. INTRODUCTIE De leerlingen nemen twee boeken of schriften uit hun bank. Er volgt een kort gesprekje: • Hoe zien de boeken eruit? • Zijn ze nog gekaft? • Wie kaft jouw boeken of schriften? • Wie kiest het kaftpapier? • Zien alle schriften en boeken er nog even netjes uit? 2. VOORLEZEN De leerkracht leest de twee hoofdstukken voor.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
3. BESPREKING VAN HET VERHAAL Er wordt een kort gesprek gehouden in verband met ‘uitlachen’ en ‘slordig zijn’. • Andy wordt twee keer uitgelachen. Door wie en waarom gebeurt het? • Zouden jullie ook zo reageren? • Ben je ook al eens niet in orde geweest op school of thuis? 4. TEST JEZELF De leerlingen krijgen elk een kopie van bijlage 3 ‘Doe je het of durf je niet?’ om zelf in te vullen. Wie zin heeft kan er daarna in de klasgroep iets over vertellen. 5. FLAPPEN INVULLEN In groepjes bespreken de leerlingen wat ze verder te weten zijn gekomen over de figuren Wim en Andy. Hun profiel wordt verder vervolledigd. Naast Andy en Wim bespreken ze ook even de juf. Ze tekenen schematisch een juf of een meester en schrijven daarin de kenmerken van de onderwijzeres die goed reageert op een jongen als Andy. De tekening komt in hun individuele map of schrift. Wie er graag iets over vertelt mag, maar het moet niet. Wim
Andy
Juf
• Blijft trouw aan Andy • •
• Vindingrijk • Durver •
• In het begin niet begrijpend • Onzeker •
6. AFSLUITING De leerlingen schrijven individueel een antwoord op de volgende vragen: • Wat zou de bedoeling zijn van de juf om Wim voor Andy te laten zorgen? • Schrijf ook even op of je dat een goed idee vindt. Zou je iets gelijkaardigs ook op onze school kunnen invoeren?
Deel 5 HOOFDSTUK 16: HONDENPOEPVEGER HOOFDSTUK 17: PLANNEN HOOFDSTUK 18: MARS 1. EXPRESSIEF LEZEN EN GROEPSWERK Vermits er in hoofdstuk 16 “Hondenpoepveger” veel dialogen voorkomen, kan dit hoofdstuk vooraf ingeoefend worden door zeven kinderen in de klas. De tekst wordt door deze kinderen expressief voorgelezen. We hebben nodig: een verteller, Andy, Wim, Paul, Annabel, Jo en juf Kristin. Na het voorlezen volgt een parallel groepswerk. In een plenum worden de vragen door de verschillende groepen beantwoord. De leerkracht vult aan en synthetiseert. De gegevens over Wim worden aangevuld op het schema.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
De kinderen krijgen een blad met de volgende vragen: 1. Waarom is de titel van dit hoofdstuk “hondenpoepveger”? 2. Weet je uit dit hoofdstuk nog iets meer over Wim? Noteer deze gegevens. 3. Bij wie zit Wim in de klas? Kies met je groep een jongen of meisje waarvan je uit dit hoofdstuk wat meer te weten komt: hoe ziet hij of zij eruit? Hoe is het karakter? Geef enkele kenmerken van hun gezin. Noteer deze gegevens zonder de naam te noemen. De andere groepen moeten vanuit jullie beschrijving het personage uit het boek raden. 4. Waarom voelt Wim een brok van afkeer in zijn keel komen? 2. HOOFDSTUK 17: PLANNEN Dit hoofdstuk wordt individueel gelezen. Enkele woorden en uitdrukkingen worden daarna door de leerkracht verklaard bijv. “Zijn moeder spreekt het woord uit of er een worm op haar tong zit”, moeder is zelf opgegroeid in een tehuis en ze heeft hier niet zo’n prettige herinneringen aan. Aanvullend hierbij kan de leerkracht informatie geven over kindertehuizen, pleeg- en onthaalgezinnen. Info: Soms kunnen de ouders gedurende een korte of lange tijd niet zelf zorgen voor hun kinderen. De moeder van Andy kan bijvoorbeeld niet voor Andy en Patty zorgen omdat ze een baby moet krijgen. De kinderen worden dan geplaatst in een opvanggezin of in een tehuis. Indien er in de klas een pleegkind zit of een kind dat opgevoed wordt in een tehuis, kan er via dit kind nog wat meer informatie gegeven worden. Hoe lang het al in het tehuis of pleeggezin woont? Of het nog contact heeft met de eigen ouders… Deze kinderen spreken over het algemeen graag over wat ze meemaakten, tenminste als er een sfeer van vertrouwen en begrip heerst in de klas. Via het verhaal van Andy zullen ze gestimuleerd worden om ook wat over zichzelf te vertellen. De leerkracht let erop dat er geen te persoonlijke of schokkende zaken naar boven komen in de klasgroep. Eventueel praat je even met het kind apart voor je het in de klas brengt. 3. HOOFDSTUK 18: MARS Het hoofdstuk wordt individueel gelezen. Daarna organiseert de leerkracht een oefening in het samenstellen van een menu. Op het bord staat een lijst van voedingsmiddelen, elk voorzien van de recente prijs. Je kan per groep ook een reclamefolder van een grootwarenhuis geven. De klas wordt ingedeeld in vier groepen: twee groepen zijn rijk, twee groepen zijn arm. Elke groep stelt een familie voor. De families krijgen een budget dat aan hun status is aangepast. De leerkracht vermeldt hierbij dat dit budget overeenkomt met de situatie van veel gezinnen in ons land. Opdracht voor elke groep: stel een maaltijd samen die voor jou betaalbaar is, of maak een collage uit de folders met producten die je nodig hebt en die je kan betalen. De menu’s worden op de muurkrant aangebracht. Daarna volgt de klassikale bespreking: • Wat heb je gegeten?
2
• Heb je genoeg en lekker gegeten? • Heb je gezond gegeten? • Heb je nog geld over? De leerkracht kan de gegevens over de voeding nog aanvullen met andere al of niet levensnoodzakelijke dingen zoals een woning, meubels, televisie, DVD-speler, fiets, afwasmachine, auto… De kinderen vertellen wat ze echt nodig denken te hebben. Hierna kan de leerkracht conclusies trekken: armoede toont zich niet alleen in de voeding, maar ook in de woonst, het werk van mensen. Na dit hoofdstuk kan het schema verder aangevuld worden. wonen
werken
gezondheid
onderwijs
Gezin van Andy
• •
• •
• •
• •
Gezinnen in armoede
• •
• •
• •
• •
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Voor het maximumprogramma 4. VERDER WERKEN MET TEKSTEN ROND WONEN, WERKEN EN SCHOOL Zie bijlagen 4, 5, 6, 7 en 8 De kinderen worden in groepen verdeeld. Elke groep krijgt een tekst met vragen en opdrachten. GROEP 1 Tekst: Je moet niet met haar spelen Vragen: 1. Waaraan merk je in het verhaal dat arme kinderen door anderen dikwijls verstoten worden? Vind je gelijkenissen tussen Nora en Andy? 2. Nora wilde wel leren maar wat belette haar? Onderstreep het in de tekst. Vind je hier ook gelijkenissen met Andy? 3. Welk soort werk zou Nora moeten doen? 4. Schrijf op de flap alle dingen die ons iets zeggen over hoe het komt dat heel arme kinderen het moeilijk hebben op school. GROEP 2 Tekst: Als je vader niet rijk is, woon je meestal ook te klein Het verhaal wordt in 5 stukken verdeeld. Elke leerling van de groep leest een deel. Vragen: 1. Welke nadelen heeft een te klein huis? 2. Hoe kunnen kinderen die te klein wonen geholpen worden met hun huiswerk? 3. Ken je ook zoiets in je buurt? GROEP 3 Tekst: Woningnood (lied van Boudewijn de Groot) Indien mogelijk beluisteren de kinderen het lied. Vragen: 1. Zeg met je eigen woorden: “gesloopt worden, de huizen moeten plat, afbraakwoning”. 2. Waardoor weet je dat het een slecht huis is? 3. Welke mensen zouden in dat huis gaan wonen? Waarom? 4. Wat bedoelt men met “geld gaat altijd voor”? 5. Onderstreep alle woorden die iets zeggen over hoe het huis eruit ziet en hoe het ingericht is. 6. Schrijf alle onderstreepte woorden op een flap. 7. Teken zo’n woning op de flap. GROEP 4
3
Tekst: Mensen wat een werk Vragen: 1. Vinden arme mensen gemakkelijk werk? Waarom (niet)? 2. Onderstreep de beroepen die in de teksten staan. Zou jij dit soort werk willen doen? Waarom (niet)? 3. Maak een tekst waarin de moeilijkheden van arme mensen om aan werk te komen duidelijk genoemd worden. 4. Probeer één van de genoemde beroepen uit te beelden: de andere kinderen moeten dan het beroep raden.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Synthese De groepen stellen hun werk voor in de klas. Sluit af met de kringloop van de armoede. Zie bijlage 8.
4
Deel 6 HOOFDSTUK 19: HET WINKELCENTRUM In dit hoofdstuk komt het profiel van Wim weer duidelijk naar voor. Het hoofdstuk wordt volledig voorgelezen. Hierna volgt een kringgesprek rond de volgende richtvragen: 1. In dit hoofdstuk verandert de houding van Wim tegenover Andy. Hoe komt dat? 2. Waarom aarzelt Wim? 3. Smaakt de mars echt naar hondenpoep? 4. De hond drukt. Wat wil dat zeggen? 5. Heeft Andy het door dat Wim afstand neemt? 6. Ken je een pekinees? Begrijp je waarom er staat “alhoewel, zo’n pekinezensnuit”? 7. Wat denk je van het beroep van vuilnisman? 8. Denk je dat Wim nog zo vies van Andy zal zijn nadat hij de vuilnisman aan het werk heeft gezien? 9. Hoe komt Wim in dit stukje naar voor? 10. Duidt zijn voornaamste karaktertrekken aan (twijfelaar, vies van Andy). 11. Vul zijn profiel aan op de flap.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Groepswerk 12. Welke personages komen in dit stuk voor. Schrijf ze op. 13. Verdeel de rollen en speel het stuk na. De groepjes beoordelen elkaars spel. De eerste 19 hoofdstukken moeten grondig besproken worden om de inleving in het verhaal te versterken. Vanaf hoofdstuk 20 wordt er meer gewoon voorgelezen met pauzes waar vragen naar tekstbegrip tussendoor gesteld kunnen worden. Mogelijke vragen worden per hoofdstuk aangegeven. Het profiel van Andy en Wim wordt telkens aangevuld na enkele hoofdstukken.
5
Deel 7 HOOFDSTUK 20: HUISWERK HOOFDSTUK 21 EEN STRAATHUISWERK HOOFDSTUK 22: SOEPBONNETJE HOOFDSTUK 23: BEZOEK 1. HOOFDSTUK 20: HUISWERK Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Onderbreken na: “Paddenstoelen”: hoe komt het dat er paddenstoelen groeien in de slaapkamer? “Het kookt en borrelt in hem…”: waarom reageert vader zo? “In de richting van de brouwerij…”: waar denkt Wim dat Andy vandaan komt? Het profiel van Wim en Andy wordt aangevuld.
2. HOOFDSTUK 21: EEN STRAATHUISWERK Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Onderbreken na “… bij de schoolpoort staan?” • Waarom gaat Andy niet op de speelplaats?
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
3. HOOFDSTUK 22: HET SOEPBONNETJE Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Onderbreken na “… om Jane bij hem thuis weg te houden”. • Waarom wil Andy de juf thuis weghouden? 4. HOOFDSTUK 23: BEZOEK Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Onderbreken na: • “… Papa denkt altijd dat mensen komen spioneren”. Waarom denkt papa dat? • “Andy doet het niet slecht”. Wat bedoelt de juf? • “Dat Andy het goed doet”. Zegt de juf dat? • “… mijn vrouw kan niet eens lezen”. Vind je dat mooi van papa? Het profiel van Andy en Wim wordt op de flappen verder aangevuld.
6
Deel 8 HOOFDSTUK 24: LOSSE ZOLEN HOOFDSTUK 25: DE BRIEF HOOFDSTUK 26: PARTIJ KIEZEN HOOFDSTUK 27: PRIVÉ-LERAAR HOOFDSTUK 28: TELEFOON Met deze 5 hoofdstukken wordt weer intensiever gewerkt. We opteren voor groepslezen. Er zijn 5 groepen. Ze lezen elk een hoofdstuk (1 exemplaar voor elke groep). Een leerling is voorlezer. Ze lezen hun tekst zo in groep en voeren hun opdrachten uit. Daarna verdelen ze de tekst in leesbeurten. Elke groep leest zijn tekst voor en bespreekt de opdrachten.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
1. OPDRACHTEN Groep 1 Hoofdstuk 24: losse zolen 1. Hoe wordt er in de school van Wim en Andy gepest. En in onze school? 2. Komt Wim hier tussen? Noteer dat op het profiel. 3. Wat zou jij gedaan hebben als je Andy was? GROEP 2 Hoofdstuk 25: de brief 1. Schrijf de brief die Pauls vader zou kunnen geschreven hebben. 2. Wat denk je van de houding van de juf? GROEP 3 Hoofdstuk 26: partij kiezen 1. Een leerling leest voor dat “… stiekem sluipt hij achter Paul aan”. Bespreek wat Paul en Andy gaan doen en noteer de antwoorden. Lees dan verder. 2. Is het klikken wat Wim doet? Wanneer klik je en wanneer niet? GROEP 4 Hoofdstuk 27: privé-leraar 1. Waarom durft Wim Andy weer aan te raken? 2. Wie bedoelt Annabel met “hij”? 3. Wat betekent dat “in het bestuur van de school zitten”? 4. Wat is een privé-leraar? 5. Heeft de directrice gelijk? GROEP 5 Hoofdstuk 28: telefoon 1. De voorlezer leest dat “hij belde alle ouders van de vijfde klas”. Stoppen met lezen en vragen: • Waarom? • Wat zal de vader van Paul zeggen? 2. Op welke dag is Wim naar zee geweest? Hoe weet je dat? 3. Dat denk je van Wims mama? 2. KLASGESPREK Na het groepslezen volgt een klasgesprek over pesten. Op het bord komt onderstaand schema. De kinderen mogen gedurende 5 minuten vrij associëren aan de hand van de 4 vragen. Dan krijgen ze in de kring de kans om iets te vertellen over pesten.
7
pesten Waarom wordt er gepest? • •
Hoe wordt er gepest? • •
Door wie wordt er gepest? • •
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Startvraag: • Over welk punt uit het schema wil iemand iets zeggen? Verdere vragen: • Wie is er al eens gepest? • Is er een verschil tussen plagen en pesten? • Wat kunnen wij met onze klas doen om het pesten tegen te gaan?
8
Wie wordt er gepest? • •
Deel 9 HOOFDSTUK 29: GELUKSDAG HOOFDSTUK 30: GYMCLUB HOOFDSTUK 31: STUNTMAN 1. VOORTAAK OF HUISWERK Geef deze taak voordat je aan dit deel begint zodat je met de resultaten kan starten. Zoek 10 advertenties over beroepen die jij zou willen uitoefenen. Maak er een collage van en omcirkel je lievelingsberoep. 2. HOOFDSTUKKEN 29 EN 30: GELUKSDAG EN GYMCLUB Beide hoofdstukken worden gewoon gelezen. Het profiel van Andy en Wim wordt op de flap aangevuld. 3. HOOFDSTUK 31: STUNTMAN Het hoofdstuk wordt voorgelezen.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Vragen over de tekst: • Waarom interesseert het vissen Andy niet meer wanneer Bart over al het vismateriaal begint? • Is het giechelen om de vader-chirurg van Karel hetzelfde als bij de vader-vuilnisman van Andy? Waarom (niet)? Klasgesprek over beroepen De leerlingen nemen hun voortaak met de collage van de 10 advertenties. • Welk is je lievelingsberoep? Alle leerlingen komen aan bod. • We maken een woordveld (individueel of klassikaal). beroepen • Welke andere beroepen heb je nog uitgeknipt? Vul hiermee het woordveld aan (individueel of klassikaal). Geef de lievelingsberoepen een andere kleur dan de aangevulde beroepen. • Staat het beroep van vuilnisman erbij? Waarom wel of niet? Schrijf het erbij in een derde kleur. • Ken je nog andere beroepen die verwant zijn met dat van vuilnisman? Vul het woordveld verder aan in dezelfde kleur als van de vuilnisman. Schematiseren Welke beroepen horen blij elkaar? Schrijf ze onder elkaar en bedenkt er dan een gemeenschappelijke naam voor. Mogelijke indeling: (er zijn uiteraard ook andere indelingen mogelijk) beroepen Verzorgende beroepen
Opruimberoepen
Doe- en maakberoepen
Denkberoepen
Besprekingsvragen • Welke beroepen genieten een hoog aanzien en hoe komt dat? • Welke beroepen doen de meeste mensen liever niet? Waarom niet? • Vind jij dat een mens meer of minder waard is naargelang zijn beroep? Gestructureerde schrijfoefening: wat ik later worden wil… Maak nu een nieuw woordveld over het beroep dat jij zou willen uitoefenen. 9
Creatieve beroepen
• • • • •
Schrijf errond waarom en hoe je je dat voorstelt. Zet de waarom-dingen bij elkaar. Doe hetzelfde met de hoe-dingen. We maken een opstel over “mijn lievelingsberoep”. Nummer de dingen in de volgorde waarin je over wil schrijven. Begin met de waarom-dingen en ga verder met de doe-dingen. • Schrijf nu je opstel. De opstellen worden achteraf voorgelezen en gecommentarieerd.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Mogelijk woordveld: Onderwijzer • Zwakke kinderen helpen • Van kinderen houden • Op het bord schrijven • Schriften verbeteren • Met kinderen omgaan • Leuke boeken voorlezen • Vriendelijk zijn • Geschiedenis geven • Straf geven • Toffe lessen maken Voor het maximumprogramma Co Pruys is vuilnisman: elke morgen om half acht de wijk in. Zie bijlage 9 Deze tekst kan aangeboden worden als individuele lectuur indien er verder op het onderwerp doorgegaan wordt. Opdracht Zet de zinnen bij elkaar die bij elkaar horen. Als je het goed doet, bekom je met de letters van de tweede rij een nieuw woord. p. … is het ook veel prettiger werken d. … moeten ze weer op dienst zijn e. … anders zou het een grote rotzooi worden h. … haalt per dag 12.000 kg vuil op e. … anders kunnen de lopers niet volgen n. … moeten ze ’s nachts zout strooien o. … dat je zo en zo moest rijden o. … mogen nergens een kop koffie gaan drinken p. … letten net zo goed op de wagen
1. een vuilnisman … 2. vroeger kreeg je alleen te horen … 3. als het gesneeuwd heeft … 4. om half acht … 5. vuilnis ophalen moet altijd doorgaan … 6. die anderen … 7. de vuilnismannen … 8. de chauffeur mag niet te hard rijden … 9. en als je vriendelijk tegen elkaar bent …
Besluit Enkele doordenkertjes waarover we gaan praten. • Laatst hoorde ik iemand met een goed betaalde baan zeggen: “arbeiders hebben geen behoefte aan een grote wagen en buitenlands reizen”. Is dat zo? • Maak een lijst over wat de familie van Karel allemaal kan doen met de wedde van een chirurg. • Maak dezelfde lijst voor de familie van Andy met de wedde van een vuilnisman. • Zullen de twee vaders allebei moe zijn van hun werk?
20
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Voor het maximumprogramma Kennismaken met de drie bevolkingsgroepen in België De leerkracht heeft vooraf drie tafels opgesteld in de klas. Tafel 1 is de tafel van de extreem rijken. Tafel 2 is de tafel van de middenklasse en tafel 3 is de tafel van de armen. De tafels liggen vol foto’s en allerlei attributen die verwijzen naar die groepen. De kinderen komen in de klas en de leerkracht verwijst ze naar een van de tafels. Aan tafel 2 staan de meeste kinderen. Ze mogen alles eens goed bekijken. Daarna mogen ze ook even een kijkje nemen aan de andere tafels. De kinderen krijgen de kans om te reageren. • Hoe voel je je bij deze tafel? • Zou je liever aan een andere tafel staan? Waarom (niet)? • Wat vind je van deze indeling? De leerkracht verwijst naar de situatie van de Belgische bevolking. Ook daar zijn er drie grote groepen in te onderscheiden. De meeste mensen behoren tot de middenklasse maar er zijn ook heel rijke en heel arme mensen in ons land.
2
Deel 10 HOOFDSTUK 32: HET GEDICHT HOOFDSTUK 33: SCHOENEN HOOFDSTUK 32: HET GEDICHT Het verhaal wordt voorgelezen tot aan het gedicht. Dit gedicht “Ik ben stout” staat op het bord. Er zijn echter rijmwoorden weggelaten. De leerlingen lezen het gedicht en trachten de gepaste rijmwoorden te vinden.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Bordplan: Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven! Ik wil niet zeggen elke keer: jawel mevrouw, jawel … nee, nooit meer in ‘n … Ik houd m’n handen op m’n rug en ik zeg lekker niks … ! Ik wil geen vieze havermout, ik wil geen tandjes poetsen! ‘k Wil lekker knoeien met het … , ik wil niet aardig zijn maar … en van de leuning roetsjen en schipbreuk spelen in de teil en ik wil spugen op het z… En heel hard stampen in een plas en dan m’n tong uitsteken en morsen op m’n nieuwe … en ik wil overmorgen … weer met twee woorden spreken! En ik wil alles wat niet mag de hele dag, de hele … ! En ik wil op de kanapee met hele vuile schoenen en ik wil aldoor gillen: … ! En ik wil met de melkboer … en dan het paardje zoenen. En dat is alles wat ik wil en als ze kwaad zijn zeg ik: … ! Bespreek na de eerste strofe de rijmwoorden die Annie M.G. Schmidt hier hanteert. De kinderen zullen de volgende strofen beter begrijpen. Uiteraard zullen de onbekende woorden achteraf verklaard worden. Alle woorden worden aanvaard, achteraf worden ze vergeleken met het origineel. Vragen naar tekstbegrip: • Waarom vindt Andy dit gedicht prachtig? • Waarom wil mama het gedicht ook leren? • Is de toon van het gedicht droef, blij, grappig of boos? • Lees het zelf voor en laat goed horen hoe het moet klinken. 4 leerlingen kunnen elk één strofe voorlezen. HOOFDSTUK 33: SCHOENEN Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Vraag: waarom kunnen arme mensen niet kiezen? 22
Deel 11 HOOFDSTUK 34: EEN WITTE OPEL MET EEN BLAUWE STREEP
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
HOOFDSTUK 34: EEN WITTE OPEL MET EEN BLAUWE STREEP Het hoofdstuk wordt voorgelezen tot en met “… hij blijft liever uit de buurt”. Daarna wordt de klas in groepen verdeeld. Elke groep bevat 7 kinderen. Indien nodig kan dit aantal aangepast worden samen met de dialoog. Elke groep krijgt een kaart waarop de dialoog staat uitgeschreven. Ze krijgen de opdracht om wat er geschreven staat letterlijk na te spelen. Fragment: “Er is ingebroken”, zegt Els tot Wim. “Daarlangs”, wijst Karel. “Hoe kan dat nu?” vraagt Wim verbaasd. Het is een smal venster, hoog in de muur. (Teken dit aan het bord.) “Langs de afvoerpijp”, zegt Karel. “Is er veel gestolen?” “Tweeduizend frank en een bandopnemertje”, antwoordt Annabel. Paul komt naast hem staan. “De dief moet echt iemand zijn die de school kent”, zegt hij. “Een echte slangenmens”, vult Annabel aan. “Een stuntman.” “Klein en mager. Anders kan hij nooit door dat venster”, zegt Paul. Wim zou ze allebei op hun mond kunnen meppen. Maar zijn maag knijpt toe. Langs de afvoerpijp… Daar komt Andy, schoorvoetend. Hij is niet op zijn gemak. Wim ziet het. Hij kijkt naar de mooie nieuwe schoenen. Die hebben veel geld gekost. Misschien wel tweeduizend frank. Paul gaat vlak voor Andy staan. “Wel Tarzan? Waar zat jij gisterenavond? ’n Paar stunts uitgehaald???” Een van de groep is Andy en doet ook echt wat er in de tekst staat. Hoe Andy reageert, wat hij zegt of doet mag hij zelf aanvullen. Nadien worden de verschillende mogelijkheden aan elkaar voorgesteld. Hier kan een gesprek op aansluiten dat dieper ingaat op de reden waarom Andy zo zou reageren.
23
Deel 12 HOOFDSTUK 35: DE GROENE REGENMANTEL HOOFDSTUK 36: GERDA HOOFDSTUK 37: WRAAK HOOFDSTUK 38: AFSPRAAK VOOR ZATERDAG HOOFDSTUK 39: NU AL HOOFDSTUK 40: DE BUURVROUW HOOFDSTUK 35: DE GROENE REGENMANTEL Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Vragen: • Is het verstandig van Andy om te gaan liegen? • Wat zullen de anderen denken? HOOFDSTUK 36: GERDA Het hoofdstuk wordt voorgelezen. We staan stil bij de zin “Andy zucht: geen eerlijke keuze…”. Er volgt een kringgesprek over wat de kinderen zelf mogen kiezen. Maak een woordveld met wat de kinderen zelf mogen kiezen. Schrap daarna uit het woordveld wat arme mensen niet zelf kunnen kiezen.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
IK MAG ZELF KIEZEN HOOFDSTUK 37: WRAAK Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Vraag: • Waarom wil Wim 6 bladzijden schrijven? HOOFDSTUK 38: AFSPRAAK OP ZATERDAG Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Het profiel van Wim en Andy kan nu weer aangevuld worden. HOOFDSTUK 39: NU AL Dit hoofdstuk wordt in eerste instantie overgeslagen en van hoofdstuk 38 springt de leerkracht onmiddellijk over naar hoofdstuk 40. HOOFDSTUK 40: DE BUURVROUW Dit hoofdstuk wordt voorgelezen na hoofdstuk 38. Daarna mogen de leerlingen opschrijven wat er kan gebeurd zijn. De verschillende veronderstellingen worden voorgelezen. Daarna wordt hoofdstuk 39 voorgelezen door de leerkracht. Vragen: • Hoe komt het dat we andere dingen verondersteld hebben? • Zouden we dat ook gedacht hebben als dat bij Karel gebeurd zou zijn? • Waarom denken we dat van de familie van Andy? • Hoe noemen we zulke veronderstellingen die afhangen van het aanzien of beroep van mensen? (vooroordelen) Uitwerken van woord “vooroordelen”: • Welke woorden zitten er in? • Heeft het woord “oordeel” een positieve of een negatieve betekenis? • Wat betekent “voor-“ in dit woord?
24
Deel 13 HOOFDSTUKKEN 41 TOT EN MET 54 HOOFDSTUK 41: WIMMETJE Het hoofdstuk wordt voorgelezen. De leerlingen proberen te raden welke naam Andy zal kiezen voor zijn nieuwe broertje. HOOFDSTUK 42, 43 EN 44: NOOIT MEER OPSTAAN – BEUKENHOF – MAANDAG WEER NAAR SCHOOL Deze 3 hoofdstukken worden gewoon voorgelezen. Gevolgd door een gesprek over de ziekte van Wim. • Is Wim echt ziek? • Wat scheelt er hem? HOOFDSTUK 45: EEN BLAUWE ENVELOP Het hoofdstuk wordt voorgelezen. Er volgt een individuele opdracht: schrijf de brief die Andy aan Wim zou kunnen schrijven. HOOFDSTUK 46 TOT EN MET 54 Deze hoofdstukken worden verder door de leerkracht voorgelezen.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
SLOTACTIVITEITEN 1. Voortaak Duidt het mooiste deel van het boek aan. Wat heeft je het meest aangesproken? 2. Complementair groepswerk De klas wordt verdeeld in groepjes. Elke groep werkt een activiteit uit. We brengen alle resultaten naar voor in een plenum. De leerkracht stelt eerst het groepswerk voor zodat de kinderen vrij kunnen kiezen voor een activiteit. Er kunnen ook meerdere groepen dezelfde opdracht uitvoeren. Eventueel niet gekozen opdrachten kunnen nog klassikaal behandeld worden. GROEP 1: Lees het gedicht van Annie M.G. Schmidt “Ik ben lekker stout” nog eens na. Probeer nu het gedicht te herschrijven zoals Andy en/of zijn moeder het zouden schrijven. GROEP 2: Het verhaal van Wim en Andy is nog niet af. Schrijf zelf een vervolg. Hoe zou de vriendschap van Wim en Andy evolueren? GROEP 3: Schrijf een briefje naar de schrijfster. Je kan haar vertellen wat je vond van haar boek. Je kan haar vragen hoe ze op het idee gekomen is om het boek te schrijven. Misschien antwoordt ze wel op jullie brief! Indien dit haalbaar is, kan men de schrijfster ook uitnodigen in de klas. In dit geval werkt deze groep aan de voorbereiding met een interview met Detty Verreydt. GROEP 4: Bespreek in jullie groep volgende stellingen. Noteer wat er verteld wordt. Zoek voorbeelden uit het boek. 1. Arme mensen kunnen nooit kiezen. 2. Arme mensen delen met elkaar. 3. Arme mensen zijn onbetrouwbaar. 4. Arme mensen houden van hun kinderen. 5. Arme mensen zijn dom. 6. Vuile mensen zijn altijd arm. 25
Bijlagen
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
BIJLAGE 1 VOORBEELDEN VAN EEN PROFIEL Profiel van Wim, twijfelaar • Papa brengt Wim naar school en is lief • Wim is onzeker over de nieuwe onderwijzeres • Wim weet niet wat “motten” zijn (meppen) • Wim is enig kind • Vader van Wim is kok • Moeder van Wim werkt buitenshuis • Wims boeken en schriften zijn netjes gekaft • Wim heeft een lunchpakket bij • Wim hoort het pesten maar durft niets te zeggen • Wim is vies van Andy • Wim mag van vader mee uit winkelen om een nieuwe jas te kiezen • Wim wil met iedereen bevriend zijn • Hij protesteert zwak als ze Andy pesten • Hij roept de directrice te hulp als Paul en Andy vechten • Wim twijfelt of hij vriend wil zijn met Andy • Moeder neemt het op voor Andy • Wim wantrouwt Andy na de inbraak • Wim heeft er spijt van • Hij gaat duidelijk partij kiezen voor Andy • Wim gelooft het verhaal van de buurvrouw en verdenkt Andy van diefstal • Wim is bang van de pesterijen en wordt ziek • Wim sluit zich op in zichzelf • Wim gaat met tegenzin met de juf bij Andy op bezoek • Hij gaat naar school en overwint zijn angst Profiel van Andy, kansarm • Mama brengt Andy en krijst: “durf niet weglopen” • Andy is bang voor de nieuwe school • Andy is bang om uitgelachen te worden • Andy heeft een klein zusje en een gehandicapte grote zus • De vader van Andy is vuilnisman • Moeder is thuis, ze is zwanger • Andy gebruikt oude tijdschriften als kaftpapier • Andy is verbaasd dat Wim nog nooit verhuisd is • Hij heeft geen eten ’s morgens • Hij heeft geen boterhammen mee naar school • Hij verwacht altijd meppen • Hij denkt dat hij altijd van iets beschuldigd wordt • Vader wil niet dat ze op school weten dat ze arm zijn • De vader van Andy brengt gekregen schoenen mee voor hem • Andy heeft oude kleren • Andy neemt het op voor Wim • Hij is lenig en durft veel • Er is geen geld voor de gymclub of de soep • Moeder kan niet lezen • Andy kan niet kiezen, hij moet altijd maar aannemen
26
Hij haat het steeds ‘dank u” te moeten zeggen Hij is bang voor de politie Hij kent geen schoensmeer Hij heeft geen vervoer naar de materniteit Andy kiest de naam Wim voor zijn nieuwe broertje Andy en Patty gaan tijdelijk naar een tehuis Andy heeft heimwee maar past zich goed aan Andy denkt veel aan Wim Hij is heel blij met het bezoek van Wim
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
• • • • • • • • •
27
BIJLAGE 2 NIEUWELING
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
We hebben ’n nieuweling in de klas. Ze is nog een beetje stil. Ze draagt nog vlechten met een strik en ook een tuttenbril. En telkens als ze antwoord geeft, giechelt iedereen. Dan wordt ze rood en weet niets meer. ’t Is eigenlijk gemeen. Geschiedenis: ze krijgt een beurt. “Ze weet ’t niet, juffrouw” Ze zegt toch iets en het is fout en de hele klas ligt blauw. Dan schrikken we, want plotseling begint ze hard te snikken. De juf zegt nog: “Wat is er nou?” maar zij pulkt aan haar strikken. Nu voelen we ons vreeslijk laf, want het is een probleem, als je als nieuwe binnenkomt, dan ben je best alleen. Je kent geen kind, hebt geen vriendin. Als laatste in de rij. Het is genoeg. Vanaf vandaag hoort zij er voortaan bij. Uit “Even blijven zitten” van Frank Eerhart
28
BIJLAGE 3 DOE JE HET OF DURF JE NIET? De meester heeft een heel moeilijke som op het bord geschreven. Jij kunt heel goed rekenen en weet hoe die som moet. De meester vraagt wie er aan het bord wil komen. Doe je het of ben je bang dat iedereen je een professor noemt? Je hebt pianoles. Je kunt best al aardig spelen. De juf vraagt of je bij het afscheid van de zesdeklassers wat wil spelen. Doe je het of durf je niet?
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Er komt een nieuw kind in de klas. Ze ziet er niet leuk uit. In de groep durft ze haar mond bijna niet opendoen. En als de meester wat vraagt, geeft ze eigenlijk maar domme antwoorden. Ga je onder het speelkwartier naar haar toe? Of ben je bang voor wat je eigen vriend(inn)en ervan zullen zeggen?
29
BIJLAGE 4 JE MOET NIET MET HAAR SPELEN
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Toen ik op school was, zei men mij altijd: “Je moet niet met Nora spelen. Ze komt van daar, zij heeft luizen.” Dat heb ik verschillende malen gehoord. Nora’s ouders vonden het eigenlijk niet nodig dat hun dochter naar school ging… maar het moest. Als Nora ’s avonds thuiskwam en haar huiswerk wilde maken, kon dat bijna niet. Alles gebeurde er in één huiskamer: eten, spelen, televisie kijken en huiswerk maken. Je kon nooit eens goed doorwerken en je had het gevoel dat je je les niet goed kende. Hierdoor had Nora dikwijls slechte cijfers op school. Dat maakte haar droevig, want ze wilde wel, maar… Op een dag bleef Nora gewoon weg van school. Ze was pas veertien en ze moest al gaan werken om geld binnen te brengen. Doordat Nora geen enkel diploma had, moest zij het werk doen dat wij niet wilden doen. Els
30
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
BIJLAGE 5 ALS JE VADER NIET RIJK IS, WOON JE MEESTAL TE KLEIN Ja, dat is nogal logisch. Als je vader een goeie baan heeft en er veel geld mee verdient, dan kan hij van dat geld een groot huis of een mooie flat huren. Of misschien wel kopen. En in dat geval heb jij vast een eigen kamer, of samen met je broer of zus een grote kamer. Zoals vaders en moeders de huiskamer als hun eigen kamer beschouwen, zo kun jij dat met de jouwe. Jij bent er de baas en jij maakt uit wat je daar doet: lezen of lego of alleen maar slapen of met je vriendje spelen. En je huiswerk maken natuurlijk, als het in de huiskamer te druk is of als iedereen televisie zit te kijken. Als je klein woont, moet ongeveer alles in de huiskamer gebeuren: eten, visite, een spelletje, de televisie, de radio, de krant lezen en je huiswerk maken. Heb je dan geen slaapkamertje? Ja, natuurlijk wel, maar dat is meteen het kamertje voor de andere kinderen en bovendien is het zo klein dat je er niks kan doen. Niet lego, geen spoorbaan, er is geen ruimte voor. Als er een vriendje komt, zegt je moeder: “ga maar op straat”, want het huis is al gauw te vol. Maar het gekke is dat die kleine huizen en etages en flats ook altijd bij straten horen waar de auto’s dubbel geparkeerd staan. Er is geen parkje om de hoek en het speelplaatsje is zo klein dat je voortdurend met voetballen op moet letten of je geen baby’s hebt geraakt. En er is nog iets. Een eigen kamertje kun je gebruiken om te lezen en huiswerk te maken. Maar daar is in een klein huis geen ruimte voor. Je moet met je allen in de huiskamer en stel je maar voor hoe dat met het huiswerk gaat. Niet zo gek eigenlijk dat je dan nooit eens kunt doorwerken en zelden het idee hebt dat je je huiswerk goed geleerd hebt. Geleerde mensen hebben wel eens uitgezocht of er verband bestaat tussen te klein wonen en je manier van spelen op straat. Als je thuis alleen een hoekje van de huiskamer hebt om in te spelen, en als je bovendien alles moet opruimen, net als je een spoorwegbaan hebt uitgelegd, dan heb je minder mogelijkheden om je lekker uit te leven met spelen. En als je dan bovendien op straat nog steeds moet uitkijken voor het verkeer, dan word je helemaal afgeremd. Dat klinkt allemaal nogal voor de hand liggend en het zou niet meer dan eerlijk zijn als er vooral in de oude wijken waar de meeste van deze huisjes staan, juist extra speelveldjes werden aangelegd en extra buurthuizen om ook binnen te spelen. Je kunt je in een klein huis minder goed uitleven met spelletjes, je hebt het moeilijker op school. Ga maar na. Als je een drukke dag hebt gehad op school, moet je even op verhaal komen voordat je aan je huiswerk kunt beginnen. Maar hoe kun je je aandacht bij je boeken houden, als er andere mensen doorheen zitten te praten, als je elk moment je schriften weg moet halen omdat er tafel gedekt wordt of als er ’s avonds een televisie aanstaat? Dat kan bijna niemand, ook de allerknapste van de klas zou al gauw haar boeken dichtslaan en erop gokken dat ze de volgende dag niet overhoord wordt. Als je klein woont, heb je dubbel pech. Ze zouden in die wijken ook extra huiswerkkamers moeten maken, voor de kinderen die gewoon rustig willen nadenken en lezen en daar thuis niet aan toekomen. Uit: “De Gorterbuur” van E. Eykman
3
BIJLAGE 6 WONINGNOOD De wijk wordt gesloopt en de huizen moeten plat en de mensen staan te kijken en ze zeggen: zie je dat? In die oude afbraakwoning woont toch nog ’n gezin. Stel je voor, zo’n vochtig huis maar ja, wat zien ze daar nu in?
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Het waren slechte huizen ze hadden daar geen licht en ook geen water bovendien. Maar zij waren daar gelukkig met vier muren en een dak. Verder hadden ze geen luxe en geen dure meubels. Maar het huis moet afgebroken want er komt een kantoor. Het gezin staat nu op straat maar ja, het geld gaat altijd voor. En ’t gezin trekt dan weer verder naar een andere krottenbuurt en ze worden na een tijdje ook daar weer uitgestuurd. En sta je met je meubels en je kinderen weer op straat, dan zal het niet veel helpen als je aan het klagen gaat… Lied van Boudewijn De Groot
32
BIJLAGE 7 MENSEN, WAT EEN WERK! Theo Geen werk, geen geld. Je denkt aan je gezin en je er wordt wanhopig van. ’s Nachts zoeken we de vuilnisbakken af. Na de markt gaan we de kramen langs… Marcel Ondanks al mijn zoeken, kan ik geen werk vinden. Ik heb geen diploma’s. Ik moet dus werk zoeken als ongeschoold arbeider.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Een ondernemer Stel dat u een werkman zoekt om bij klanten thuis herstellingen uit te voeren. En degene die zich aanbiedt kan niet vermenigvuldigen! Zou u zo iemand aannemen? Hij zou nooit een rekening kunnen schrijven. (Maar hoe kan een arbeider aan de slag als alle werkgevers weigeren hem aan te nemen? Wat komt er van die man terecht die niet kan rekenen en die bovendien misschien niet kan lezen of schrijven? Hij kan het toch wel leren!) Gustaaf Weet u, wij doen ook het werk dat de anderen niet willen doen. Wij zijn zelfs de eerste om het te doen, wij hebben geen keuze. Wie werkt er in de riolering, de slachthuizen, de vuilnis? Wie maakt de treinwagon schoon? Wie blijft er de hele dag gebukt om erwten of bonen te plukken? Wie geeft zijn gezondheid prijs in ongezonde verffabrieken of om gevaarlijke chemische producten te vervaardigen? Dat alles doen wij… En met welk resultaat? Weinig geld, ziekte, behandeld worden als nietsnutten, luiaards…
33
BIJLAGE 8 DE KRINGLOOP VAN DE ARMOEDE
kringloop van armoede Onvoldoende INKOMEN
Ongezonde en eentonige VOEDING
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Geen, gevaarlijk of minderwaardig WERK
Weinig en/of onaangepast ONDERWIJS
Slechte en ongezonde HUISVESTING
GEZINNEN met problemen
Vaak ZIEK
© Welzijnszorg vzw 2006 www.welzijnszorg.be
34
BIJLAGE 9 ELKE MORGEN OM HALF ACHT DE WIJK IN Co Pruys is vuilnisman… Er zijn een heleboel beroepen waar je niks voor hoeft te leren. Iedereen kan het worden. Vuilnisman bijvoorbeeld. Co Pruys is chauffeur op een vuilniswagen. Samen met twee vuilnismannen (Ko en Freek) rijdt hij in wijken rond. Co is niet altijd chauffeur geweest. Maar zo’n tien jaar geleden heeft hij een ongeluk gehad. En sindsdien mag hij alleen nog maar licht werk doen. En als je dan weet dat een vuilnisman per dag zo’n twaalfduizend kilo vuil in de wagen moet gooien, snap je wel waarom hij daarmee moest ophouden.
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Eigenlijk is Co de baas van de vuilniswagen. Hij moet voor de auto zorgen. Daar mag niets mee gebeuren. En daarom verdient Co ook iets meer dan zijn twee maten (de lopers). Co vindt dat zelf onzin. “Die anderen letten net zo goed op de wagen”, zegt hij. Elke morgen om half acht vertrekt de vuilniswagen. Dan gaan de vuilnismannen “de wijk in”, zoals ze dat alle drie noemen. Heel langzaam rijdt de wagen door de straten. De chauffeur mag vooral niet te hard rijden, anders kunnen de lopers hem niet bijhouden. Co kijkt bijna de hele tijd in zijn achteruitkijkspiegel om dat goed in de gaten te houden. Erg veel tijd om onderweg met de mensen te praten of om ergens koffie te drinken is er eigenlijk niet. Elke dag moet àl het vuil worden opgehaald dat door de mensen aan de straat is gezet. De vorige winter is het één keer gebeurd dat de vuilniswagen niet kon uitrijden. Het was te glad. Maar toen moesten er de volgende dag twee wijken gereden worden. Iedereen moest dus ook twee keer zo hard werken, terwijl er toch een flink pak sneeuw lag. Want alle mensen zetten natuurlijk gewoon op tijd hun vuilniszakken buiten. Vandaag rijd ik, als reporter, mee op de vuilniswagen. Ik zit voorin, naast Co en heel hoog. Het valt me op dat de vuilnismannen zo vriendelijk tegen iedereen zijn; ze roepen naar kinderen en zeggen hallo tegen oude mensen en moeders die boodschappen aan het doen zijn. “Ach”, zegt Co, “ik heb tegen mijn maten ook gezegd, ’t is belangrijker dat we goed met het publiek kunnen opschieten dan met onze bazen. Want dat publiek zien we de hele dag. En als je vriendelijk tegen elkaar bent, is het ook veel prettiger werken.” Eigenlijk mogen de vuilnismannen nergens naar binnen om even koffie te drinken. Maar ze doen het wel, hoor. Vroeger werd er vaak gecontroleerd. En als de vuilnismannen dan werden betrapt, werd hun naam op een straflijst gezet en kregen ze strafpunten. Ook wat extra groot vuil meenemen voor oudere mensen mocht eigenlijk niet. Maar dat is gelukkig wel veranderd. “De baas die we nu hebben, bespreekt bijna alles met ons. Ook de route voor de wagens bijvoorbeeld. Terwijl je vroeger alleen te horen kreeg dat je zo en zo moest rijden.” Ik vind dat vuilnismannen overdag best hard moeten werken. Maar Co vertelt dat daar in de winter nog wat bijkomt. Als het gesneeuwd heeft of geijzeld, moet de ploeg ook nog zorgen voor het zout strooien op de wegen. “Het gebeurt wel eens”, zegt Co, “dat ik om 2 uur ’s nachts uit bed wordt gebeld met de mededeling dat er gestrooid moet worden, want als ’s morgens het verkeer weer begint te rijden, moeten de wegen schoon zijn!” Co werkt dan de hele nacht door tot ’s morgens half 7. Dan gaat hij even naar huis om zich te wassen en wat te eten. Maar dan moet hij toch weer om half 8 bij de gemeentereiniging zijn om de vuilniswagen te besturen. Want vuilnis ophalen moet altijd doorgaan. Anders zou het een grote rotzooi worden. Co en zijn maten rijden ’s avonds met een tevreden gevoel door de schone wijk terug naar de gemeentereiniging: al het vuil dat er ’s morgens nog lag, is opgeruimd. ’t Ziet er weer netjes uit…!!
35
© WELZIJNSZORG VZW – HUIDEVETTERSSTRAAT 165, 1000 BRUSSEL – WWW.WELZIJNSZORG.BE –
[email protected] – 02 502 55 75
Colofon Auteurs: Annie Buellens, Anita Wuestenberg, Hedwige Buys, Annemie Szajkovics
36