Landelijke inspectie tankopslag module 5 & 6: Blus- en Koelmiddelen & Bluswateropvang en afstroming Scope van de inspectie is een controle te doen op de aanwezigheid en integriteit van de blusvoorzieningen op atmosferische opslagtanks voorzien van klasse 1 of 2. Klasse 3 wordt bij deze inspectie buiten beschouwing gelaten tenzij de klasse 3 opslag in dezelfde tankput is opgeslagen als waar producten met een vlampunt van klasse 1 en/of 2 opgeslagen liggen. De implementatie van voorschrift 154 & 178 van de PGS 29 verdient, mede door vernieuwde inzichten, een nadere uitwerking voordat deze landelijk wordt gecontroleerd. De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond heeft hiervoor reeds beleid opgesteld dat landelijk uitgerold c.q. gedragen moet worden. Deze voorschriften worden vooralsnog niet meegenomen in deze inspectieronde. Uitgaande van de PGS 29 bestrijkt de scope van de landelijke inspectie voor de koel- en blusvoorzieningen de volgende voorschriften. Voorschrift 53 De afsluiter bestemd voor het gecontroleerd afvoeren van water uit de tankput moet buiten de tankput zijn opgesteld en gesloten worden gehouden. De afsluiter mag alleen geopend zijn tijdens het gecontroleerd afvoeren van water. De stand van de afsluiter moet aan de buitenkant zichtbaar zijn. Het rioleringsysteem moet zijn uitgerust met een voorziening die te allen tijde controle op mogelijke verontreiniging van het af te voeren water mogelijk maakt. Toelichting: Gecontroleerd afvoeren van hemelwater uit de tankput mag ook plaatsvinden door middel van pompen. Automatische schakeling van de pompen is niet toegestaan (hand regeling). Voorschrift 67 Leidingen en de constructie daarvan ten behoeve van brandveiligheidssystemen moeten zijn voorzien van passieve bescherming, bijvoorbeeld door een opschuimende coating. Voorschrift 152 Indien tanks voor stoffen van de klasse 3 zijn opgesteld in een tankput met één of meer tanks voor stoffen van de klasse 1 of 2, dan moeten deze tanks koel- en blusvoorzieningen hebben zoals vereist voor stoffen van de klassen 1 of 2. Voorschrift 153 Tanks met externe drijvende daken in een tankput met één of meerdere tanks met vaste daken moeten koel- en blusvoorzieningen hebben als waren het tanks met een vast dak. Voorschrift 155 Tanks met een vast dak in een tankput voor de opslag van stoffen van de klassen 1 en 2 moeten zijn voorzien van een stationaire blusvoorziening die voldoet aan de NFPA 11 [Ref. 71]. Opslagtanks voorzien van een vast dak met inwendig drijvend dak, een inertgas deken en detectie op de werking van de inertgas deken behoeven geen stationair blussysteem Toelichting: Een inert gasdeken (bijvoorbeeld stikstof) dient ontworpen te zijn conform de NFPA 69 in combinatie met onafhankelijke detectie op de concentratie inertgas of zuurstof. Voorschrift 156 De voorzieningen voor de toevoer van schuim naar de tank mogen niet aan de dakconstructie zijn bevestigd. Deze voorzieningen moeten zo zijn bevestigd dat er geen opgeslagen vloeistof in de toevoervoorziening kan komen. Voorschrift 157 Aan opslagtanks met een diameter kleiner dan 19 m mag de stationaire blusinstallatie achterwege worden gelaten, indien: een kwantitatieve beschrijving is gemaakt van de maximale brandscenario’s (tankbrand en tankputbrand) en de daarbij behorende hittebelasting (maximaal 10 kW/m2); er een operationeel plan aanwezig is voor de blussing van de opslagtank met mobiele middelen, inclusief een overzicht van benodigde middelen, de grafische weergave van de positionering van de middelen en de verdeling van de taken tussen bedrijfsbrandweer en Brandweer; het operationeel plan schriftelijk is goedgekeurd door de Brandweer. Voorschrift 158 Tanks met extern drijvend dak moeten zijn voorzien van een stationaire blusinstallatie voor een brand in de rimseal die voldoet aan de NFPA 11 [Ref. 71]. De Brandweer moet een primaire bluspoging van een rimsealbrand kunnen uitvoeren zonder de tanks te betreden. Voor een secundaire poging en morsingen op het dak moet de tank zijn voorzien van een droge stijgleiding, een veilig te betreden windgirder en moet er voldoende mobiel materieel beschikbaar zijn.
Voorschrift 177 Behoudens in situaties als omschreven in de volgende twee (art 178 weggelaten) voorschriften moeten opslagtanks zijn voorzien van een eigen stationaire koelvoorziening tegen opwarming door een externe brand. De koelvoorziening moet een gelijkmatig dekkingspatroon van koelwater over het gehele tankoppervlak geven. De stationaire koelvoorziening moet zijn ontworpen volgens een erkende ‘Code of Practice’ zoals van de NFPA en de IP part 19 [Ref. 44]. Toelichting: Bij een systeem waarbij het koelwater van bovenaf over de wanden wordt verdeeld is een stroom van minimaal 17 l/min koelwater per strekkende meter tankomtrek vereist. Voor de overige systemen is de minimale koelwaterstroom 2 l/min per m2 tankoppervlakte. Meer informatie over koelvoorzieningen is te vinden in de code IP part 19, bijlage 2 [Ref. 44]. Deze code geeft ook applicatiehoeveelheden voor andere installaties dan tanks. Voorschrift 179 In tankputten voor opslag van stoffen van de klassen 1 en 2 in tanks met een vast dak mag de stationaire koeling achterwege blijven, indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: de afstand tussen de tanks moet zo groot zijn, dat bij een brand in een naburige tank een lagere hittebelasting dan 10 kW/m2 wordt bereikt; het putcompartiment van elke tank afzonderlijk moet een opvangcapaciteit van 100% van de tankinhoud hebben; het brandrisico in de omgeving moet gering zijn. Voorschrift 180 In tankputten met tanks met uitwendig drijvende daken mag de stationaire koeling achterwege blijven, mits de afstand tussen de tanks zo groot is dat bij een brand in een naburige tank een hittebelasting van 10 kW/m2 niet kan worden overschreden en het brandrisico in de omgeving gering is. Toelichting: Hierbij dient men uit te gaan van het geldende referentiescenario voor drijvend-dak-tanks. Voor tanks met detectie in de rimseal en een stationair blussysteem dat voldoet aan de NFPC 11[Ref. 71] is dit een rimbrand. Zonder deze voorzieningen is dit een tankbrand. Voorschrift 184 Het schuimvormende middel moet van een zodanige aard zijn en zo worden bewaard en opgeslagen dat het aan de specificaties van de fabrikant blijft voldoen. De goede werking van het schuimvormend middel moet op aanzeggen van het bevoegd gezag worden aangetoond. Om de goede werking van het schuim te borgen moet éénmaal per jaar: − het schuimvormende middel visueel worden gecontroleerd op vliesvorming, verontreiniging en sedimentatie; − een refractiemeting van het schuimmengsysteem worden uitgevoerd. Voorschrift 230 De aansluit- en bedieningspunten van bluswatersysteem, koelsystemen, blussystemen of andere voor de incidentbestrijding belangrijke stationaire en mobiele apparatuur mogen bij incidenten niet (onbeschermd) kunnen worden blootgesteld aan een stralingsbelasting van meer dan 3 kW/m2. Deze punten mogen zijn voorzien van op afstand bedienbare apparatuur die bestand is tegen de ter plekke optredende maximale stralingsbelasting. Bescherming tegen de maximale stralingsbelasting op de bedienpunten mag ook worden gerealiseerd door brandmuren met kijkglazen.
In de vierde kolom zijn zowel het betreffende voorschrift uit de PGS 29 of de betreffende norm benoemd, alsook een verwijzing naar de thema’s uit de Inspectieruimte Brzo waaraan de bevindingen gekoppeld kunnen worden bij het invoeren. Onderwerp Subonderwerp TO6. Brandbestrijdingsvoorzieningen TO61 TO62 TO63 TO64 TO65 TO66
identificatie van noodsituaties Nood-/aanvalsplannen en -organisatie Beheersmaatregelen/equipment brandbestrijding Onderhoud/inspectie brandbestrijdingsvoorzieningen Oefeningen, lifetesten en evaluatie Risico’s bij Repressie
PB ZO
x
a
b x
PBZO/ VBS c d e f x x x x x
x x
x x x x x x
g
h
x
x
Notitieblad gegevens opslagtank(s) Gegevens notities Datum inspectie: Bedrijfsgegevens: NAW Naam inspecteur(s):
Tankenpark/tanknummer(s)
Inhoud tank(s) (m³) Afmetingen tank(s) (hoogte x diam) Bouwjaar tank(s) Type tank(s) • verwarmd/gekoeld; • vast dak/(intern) drijvend dak
Inspectie aandachtspuntenlijst blus & koelvoorzieningen
1 1.1
1.1.1
1.2
1.2.1
1.2.2
Algemeen Vindt klasse 3 opslag plaats in dezelfde tankput als waar klasse 1 of 2 wordt opgeslagen Als 1.1 met ja beantwoord kan worden. Zijn de klasse 3 opslagtanks binnen deze tankput voorzien van koel- en blussystemen Vindt opslag met een extern drijvend dak plaats in dezelfde tankput als waar opslag plaats vindt middels een vast dak. Als 1.2 met ja beantwoord kan worden. Zijn de tanks met een extern drijvend dak voorzien van een blussysteem die het gehele oppervlakte van het tankdak bestrijkt Als 1.2 met ja beantwoord kan worden. Zijn de tanks met een extern drijvend dak voorzien van een koelsysteem.
Toelichting - Vlampuntbepaling - Definitie 40, PGS 29
Ref. Vs 152 TO61
- voorschriften - geloofwaardige scenario’s in tankput
Vs 152
- uitgezonderd innerfloaters
Vs 153
TO63
TO61
- voorschriften - geloofwaardige scenario’s in tankput
Vs 153
- voorschriften - geloofwaardige scenario’s in tankput
Vs 153
TO63
TO63
Waarnemingen
1.3
2 2.1
2.1.1
2.1.2
2.2
2.2.1
2.3
2.3.1
2.3.2
2.3.3
Zijn leidingen en de constructie van koel- en blussystemen voorzien van passieve bescherming, bijvoorbeeld door een opschuimende coating.
Blusvoorzieningen Zijn de blusvoorzieningen van tanks met een vast dak ontworpen overeenkomstig de NFPA 11 Is het inertiseringsysteem als gelijkwaardigheid voor het niet hebben van een blussysteem bij inwendig drijvende daktanks ontworpen conform de NFPA 69. Vindt in de tank met het interne drijvende dak een onafhankelijke detectie op de concentratie inertgas of zuurstof plaats. Zijn de schuimpotten niet aan de dakconstructie bevestigd Zijn de schuimpotten zodanig geconstrueerd/geplaatst zodat in de schuimpot geen product kan komen Zijn op de inrichting opslagtanks kleiner dan 19 m en niet voorzien van een blussysteem Zijn de maximale brandscenario’s en de bijbehorende hittestralingsbelastingen voldoende beschreven Is een operationeel plan van de bestrijding van deze scenario’s in voldoende mate uitgewerkt en beoordeeld door de brandweer. Zijn de maximale brandscenario’s geëvalueerd inzake artikel 31 van Wet veiligheidsregio’s.
- beoordeel aan de hand van het maatgevende scenario of dat de leiding/constructie wordt blootgesteld aan vlamcontact (zo ja passieve bescherming noodzakelijk) Toelichting - voorschriften - PVE - brandveiligheidsplan
Vs 67
- voorschriften - PVE - brandveiligheidsplan
Vs155
- voorschriften - PVE - brandveiligheidsplan
Vs155
- tenzij tanks niet voorzien zijn van scheurnaden maar explosieluiken - niveau hoog-hoog alarmering. - Breekplaat / breekglaasje - Juiste montage ivm stroomrichting - voorschriften - PVE - brandveiligheidsplan
Vs 156
- VR - scenario’s - brandveiligheidsplan
Vs 157
(ventfire scenario & full surface tankfire) - middelen - personen - positionering middelen - grafische weergave - taakverdeling - beoordeling omvang bedrijfsbrandweer.
TO61
Ref. Vs155 TO63
TO63
TO63
TO63 Vs156 TO63
Vs 157 TO63
TO62
Vs 157 TO62
Vs 157 TO61
Waarnemingen
2.4
2.4.1
2.4.2
2.5
3 3.1
3.1.1
3.1.2
3.2
3.2.1
3.2.2
Zijn opslagtanks met een extern drijvend dak voorzien van een blussysteem voor een brand in de rimseal die voldoet aan de NFPA 11 waarbij het tankdak niet betreden behoeft te worden. Is de opslagtank voorzien van een droge stijgleiding en is voldoende mobiel materieel aanwezig om een secundaire bluspoging uit te voeren. Zijn windgirders veilig te betreden voor het repressieve personeel. Zijn de aansluit- en bedieningspunten voor de blussystemen niet blootgesteld aan een warmte stralingsbelasting hoger dan 2 3 kW/m
koelvoorzieningen Zijn de opslagtanks voorzien van een stationaire koelvoorziening die is ontworden conform een erkende code of practice. Is de applicatie hoeveelheid van het systeem minimaal 17 l/min/ strekkende meter tankomtrek of - afhankelijk 2 van koelsysteem - 2 l/min/m bedraagt. Wordt het tankdak gekoeld met een applicatie hoeveelheid van minimaal 2 2 l/min/m Zijn er opslagtanks voor de opslag van klasse 1 en 2 met een vast dak waarbij geen stationaire koelvoorzieningen aanwezig zijn Is de afstand tussen de tank zodanig dat bij een tankbrand van een naburige tank de warmtebelasting 2 lager is dan 10 kW/m . Heeft ieder afzonderlijk putcompartiment de opvangcapaciteit van 100% van de tankinhoud.
- primaire blussing zonder het tankdak te betreden.
Vs 158
- Een aftappunt (storz met afsluiter) op het bestaande primaire blussysteem wordt als gelijkwaardig aan de droge blusleiding gezien. - breedte - draaggewicht - vraag advies aan AI.
Vs 158
- referentiescenario voor warmtestralingsbelasti ng betreft een tankbrand voor vaste daktanks en een rimsealbrand voor externe drijvende daktanks - stralingsbelasting op grondniveau en niet op de hoogte van de tank. Toelichting - NFPA 13, 15, 16 - IP 19
Vs 230
TO63
TO62
Vs 158 TO66
TO66
Ref. Vs 177 TO63
- NFPA 13, 15, 16 - IP 19
Vs 177 TO64
- NFPA 13, 15, 16 - IP 19
Vs 177 TO63
- voorschriften - PVE - brandveiligheidsplan
Vs179
- controleer tevens omgevingsscenario’s op de warmtebelasting 2 van 10 kW/m .
Vs179
- bereken vloeistofhoogte met in achtneming van de tankterp.
Vs179
TO63
TO63
TO63
Waarnemingen
3.3
3.4
4 4.1
4.2
4.3
4.3.1
Worden externe drijvende dak tanks aangestraald met een warmtebelasting groter 2 dan 10 kW/m
Zijn de aansluit- en bedieningspunten voor de koelsystemen niet blootgesteld aan een warmte stralingsbelasting hoger dan 2 3 kW/m
Onderhoudsprogramma Zijn de blus en koelvoorzieningen (BKV) op de tanks opgenomen in een formeel onderhouds- en inspectiesysteem?
Zijn de inspectieonderwerpen en frequenties geconformeerd aan een erkend referentiekader.
Voorziet het onderhoud en inspectiesysteem de juiste inspectieonderwerpen en frequenties.
Zijn de inspectieonderwerpen van dien aard dat de technische integriteit van de blus- en koelvoorzieningen vastgesteld kan worden.
- uitgaande van het referentiescenario brand van de rimseal als tijdig gedetecteerd wordt en de tank is voorzien van een schuim-blusinstallatie voor de rimseal. - Is bovenstaande niet aanwezig geldt het referentiescenario volledige oppervlaktebrand van de tank - referentiescenario voor warmtestralingsbelasti ng betreft een tankputbrand voor vaste dak tanks. 2 - 1 kW/m als systemen bijgezet wordt door operators in niet beschermende kleding.
Vs180
Toelichting - Er zijn digitale systemen, maar ook nog de bekende logboeken. Het doel is te controleren of het onderhoud van de koel- en/of blussystemen voldoende wordt geborgd. - Om de geschiktheid van onderhoud te toetsen moet het onderhoud getoetst worden aan een referentiekader of voorgeschreven eisen. - Per systeem kan dit verschillen. In ieder geval moet worden gekeken naar de kritische componenten binnen het blus- en /of koelsysteem - Inspectie van de voorzieningen moet de betrouwbaarheid ervan in voldoende mate aantonen. - Worden kritische componenten gemist.
Ref. Wm Algemene Bepalingen (AB)
TO63
Vs 230 TO66
TO64
NFPA 25 FSIA Wm TO64
NFPA 25 Wm AB TO64
TO64
Waarnemingen
4.4
4.5
4.6
4.7
Worden de tanks daadwerkelijk onderhouden en geïnspecteerd conform het formele onderhouds- en inspectiesysteem? Worden frequenties bijgesteld als blijkt dat gebreken herhaaldelijk terug komen.
Zijn de breekglaasjes van de blussystemen gecertificeerd en van de juiste breeksterkte.
Met welke frequentie worden leidingen gecontroleerd op volgende punten: -
4.8
4.9
corrosie van de leiding wanddikte van de leiding integriteit van de sleeper/sleeve verbinding (leidingondersteuning) - fireprooffing (verf, pleisterwerk anderzijds) - drainen van blus- en koelleidingen Zijn geconstateerde afwijkingen aan de blus en koelvoorzieningen voldoende (via het onderhoudssysteem) opgepakt?
Indien svm uit eigen tanks wordt gebruikt, wordt dit svm dan jaarlijks geïnspecteerd?
- Nemen van steekproeven - inzien onderhouds- en inspectiedocumenten - Door omgevingsfactoren warmteverschillen of corrosieve omgeving kunnen gebreken eerder optreden dan gedacht. - Inzien hydraulische berekening en werkdruk schuimpotten.
- Een leiding wordt veelal niet gezien als kritisch component doch dient bij de genoemde onderhoudspunten meegenomen te worden. - Wat zijn de afkeurcriteria.
- Beschouwen als veiligheidskritische. - Gebreken dienen uiterlijk binnen een maand te worden gerepareerd tenzij operationele inzet binnen kader bedrijfsbrandweer niet uitgevoerd kan worden. In dit kader dient direct een gelijkwaardige oplossing te worden genomen. - vliesvorming - sedimentatie - specificaties fabrikant
FSIA BIB TO64
TO64
TO64
AB VBS e TO64
AB en/of Wmvergunning TO64
4.10
4.11
4.12
5 5.1
Wat is het type blusschuim wat gebruikt wordt? Zit hier het actieve component PFOS in?
Wanneer zijn voor het laatst live-testen uitgevoerd van de blus- en of koelvoorzieningen Worden de live-testen met schuimvormend middel gemeld aan de waterkwaliteitsbeheerder en havendienst (mits van toepassing) Visuele inspectie Visuele inspectie van: - Koelvoorzieningen, nozzels en leidingwerk - droge stijgleiding - leidingondersteuningen - leidingdoorvoeringen tankdijk - luchtinlaten van het schuimblussysteem - schuimpotten - externe aansluitpunten - bedieningspunten - overige appendages en (veiligheids)voorzieninge n die sproeipatronen kunnen beïnvloeden.
- Door de Europese Gemeenschap is regelgeving aangenomen, die erin voorziet dat stoffen en materialen waar perfluorooctane sulfonates (PFOS) in aanwezig is, op termijn worden uitgebannen. Het Ministerie van VROM heeft aangegeven, dat PFOS houdende schuimvormende middelen niet meer mogen worden gebruikt vanaf 27 Juni 2011.
EU-richtlijn 2006/122/Eg (inspectie ILT)
- Inzien testresultaten - let op afwijkingen en opvolging hiervan
AB en/of Wmvergunning
TO64
TO64 - Aanmelden voorzienbaar voorval: lozing.
Toelichting Zijn de voorzieningen vrij van: - roestvorming - ernstige vervuiling - lekkage van leidingen - klembanden *1 - GRE tape *2 - verstoppingen - defecten/ beschadigingen
*1 tijdelijke maatregel die veel kan zeggen over de integriteit van de gehele leiding. Tevens controleren wanneer de klembanden geplaatst zijn (is tijdelijk wel tijdelijk) *2 GRE-achtige tape wordt bij lekkages om de leiding gewikkeld. Deze GRE-tape hardt uit na het aanbrengen en wordt hiermee een alternatief voor een klemband.
TO64
Ref. PGS29/AB/ NFPA 11 TO65
Waarnemingen
5.2
5.3
6 6.1
6.2
6.3 6.4
6.5
Lopen de toevoerleidingen op afschot of is er drainmogelijkheid?
Controleer enkele drain mogelijkheden op blus en/of koelleidingen
Live-test koelsysteem Heeft het bedrijf een actuele stoffenlijst van de opslagtanks en een plattegrond van de locatie? Kan het koelsysteem eenvoudig worden bijgezet?
Bepaal hoeveel water minimaal geleverd moet worden voor juiste koeling Komt er schoon water uit de nozzles?
Zijn er lekkages waar te nemen?
Worden er roestschilfers geconstateerd op het tankdak? Na 1 minuut 6.7 t/m 6.9 controleren Wordt het tankdak 6.7 voldoende en op alle plaatsen voldoende gekoeld?
6.6
- I.v.m. afvoer water en voorkomen corroderen leidingen dan wel voorkomen bevriezingen. - Controleer met waterpas - Doorhangen van de leidingen tussen de supports controleren - Door de drainmogelijkheden te controleren kan geconstateerd worden of de leidingen droog zijn. - Wees bedacht op eventueel uitstromend product bij blusleidingen. Is dit het geval, dan is het breekglaasje ook defect en staat de schuimpot mogelijk ook vol met product. Toelichting - Bepaal op basis van de inhoud (K1 en K2 producten) welke tanks getest gaan worden - Is de afsluiter met gemakt te openen of zit deze vastgeroest of onvoldoende gesmeerd - 17 l/min/m tankomtrek 2 en/of 2 l/min/m
TO65
TO65
Ref. TO65
TO65
Vs 177 TO65
- Lange tijd vervuild water zegt iets over slechte uitvoering van het spoelprogramma. - controleer ook door het water met een zeef of opvangzak op te vangen om te kijken of vervuiling aanwezig is. - Volg door visuele inspectie de toevoerleidingen - Waarnemen op de tankdaken (indien mogelijk) - Letten op droge stroken t.g.v. appendages en mangaten op het
TO65
TO65
TO65
PGS 29, art 177 en NFPA 11
Waarnemingen
tankdak of ongelijk tankdak.
6.8
6.9
Is er op het tankdak voldoende water beschikbaar?
Wordt de gehele tankwand voldoende gekoeld?
Norm is: gehele tankdak dient gekoeld te worden. - Probeer inschatting te maken over de hoeveelheid water. Bij twijfels kan een capaciteitsmeting gevraagd worden. - Niet iedere bluswaterpomp is uitgevoerd met een flowmeter. - Letten op droge stroken t.g.v. appendages en mangaten?
TO65
PGS 29, art 177 en NFPA 11 TO65
PGS 29, art 177 en NFPA 11 TO65
6.10
6.11
6.12
6.13
6.14
Is er op de tankwand voldoende water beschikbaar?
De hele sectie in de tankput bijzetten (maatgevende scenario voor koeling).
Is de voldoende capaciteit van de afvoer van het koelwater?
Ligt de tankafsluiter buiten de 3 kW/m2 contour?
Is de afsluiter bestemd voor het afvoeren van water uit de tankput buiten de tankput opgesteld? En is deze alleen geopend worden tijdens het gecontroleerd afvoeren van water.
Norm is: droge stroken over volle lengte is afkeur. - Probeer inschatting te maken over de hoeveelheid water. Bij twijfels kan een capaciteitsmeting gevraagd worden - Dit alleen als er twijfels bestaan over een significante vermindering van koelwater over iedere tank. - Kijk naar omvang tankput, drainsysteem tankput en mogelijkheid tot afpompen bluswater - Indien gebruik gemaakt wordt van een aansluitpunt of van handmatige bediening voor het afvoeren van bluswater, moet dit aansluitpunt of deze handmatige bediening buiten de warmtecontour van 3 kW/m2 liggen. - Zijn de tankputafsluiters gesloten tijdens de test gesloten. Blijft het water in de tankput staan? De stand van de afsluiter moet aan de buitenzijde zichtbaar
PGS 29, art 177 en NFPA 11 TO65
TO65
TO65
vs 60 T065
vs 53 T065
6.15
7 7.1
7.2
Is er per tankput 1 afsluiter?
Live-test schuimsysteem Wordt het svm uit eigen tanks gebruikt of vanuit externe voeding?
Zijn de tankputafsluiters gesloten. En is waterkwaliteitbeheerder en havendienst (mits van toepassing) door het bedrijf geïnformeerd.
7.2.1
Hoe wordt het schuim opgevangen en verwerkt?
7.3
Welke opbrenghoeveelheid is minimaal benodigd voor een gegarandeerde blussing van het product
7.4
7.5
7.6
Welke dynamische werkdruk hebben de schuimopbrengers nodig voor een juiste werking. Kan het schuimsysteem eenvoudig worden bijgezet?
Komt er schoon water uit de schuimopbrengers
zijn. - Elke tankput of putcompartiment moet onafhankelijk werken van het rioleringsysteem van andere tankput(ten) en/of tankputcompartiment(en). Toelichting - Van belang is wel dat hetzelfde schuim vormend middel gebruikt wordt als bij een daadwerkelijk incident. Dus geen oefenschuim of schuimvoorraden van een ander type. - De stoffen die in blusschuimen gebruikt worden vormen een belasting voor de oppervlaktewaterkwalit eit. Het bedrijf dient de zorgplicht (artikel 10.1, lid 1 Wm) in acht te nemen. Dit houdt in dat men tijdens de test zorgvuldig dient om gaat met schuimvormend middel, en niet meer op het oppervlaktewater of de waterzuivering brengt dan voor het doel van de test noodzakelijk is. - Beschrijving verwerking van het schuim Controleer: - type producten - agressief karakter (afbreuk schuim) - temperatuur opgeslagen product - Uit hydraulische berekening van het systeem blijkt wat de voedingdruk bij het manifold dient te zijn - Wordt dit gedaan door bedrijfsbrandweer of vanuit controlekamer (automatisch) - Gangbaarheid afsluiters - Lange tijd vervuild water zegt iets over slechte uitvoering van het spoelprogramma.
vs 52 T065
Ref. TO65
artikel 10.1, lid 1 Wm TO65
artikel 10.1, lid 1 Wm TO65 NFPA 11 TO65
TO65
TO65
TO65
Waarnemingen
7.7 7.8
7.9
7.10
7.11
Zijn er lekkages waar te nemen? Worden er roestschilfers geconstateerd bij de uitstroom van de schuimopbrengers. Met welke dynamische druk wordt het blussysteem gevoed (manifold)
Met welke flow wordt het blussysteem gevoed en is de flow groter dan de theoretische minimaal benodigde hoeveelheid Is de kwaliteit van het opgebrachte schuim binnen de hiervoor gestelde normeringen
- controleer ook door het water met een zeef of opvangzak op te vangen om te kijken of vervuiling aanwezig is. - Volg door visuele inspectie de toevoerleidingen - Mits mogelijk met zeef of opvangzak op te vangen - Het instaleren van een drukmeter of drukmeters is een pre, maar geen noodzaak als de flow en kwaliteit van het schuim gemeten wordt. - Het installeren van een flowmeter is een vereiste.
- Uitvoeren refractietest en bijmengpercentage dient te worden uitgevoerd door een hiervoor erkend bedrijf
TO65
TO65
TO65
TO65
Vs 184 NFPA 11
DIN 14272 TO65
Ten aanzien van handhaving; Aangezien de Veiligheidsregio niet altijd het bevoegd gezag is om te handhaven op de geconstateerde feiten, is het belangrijk op basis van de voorgeschreven artikelen het bevoegd gezag Wm te adviseren handhavend op te treden. Als de voorschriften niet zijn voorgeschreven dient handhaving plaats te vinden op artikel 5 van het Brzo. Zowel bij eigen handhaving als ook in geval van advisering aan het Bevoegd gezag Wm wordt het volgende standpunt aangehouden: -
Indien een operationele inzet niet uitgevoerd kan worden zijn direct maatregelen noodzakelijk en dient dwang te worden uitgevoerd (denk aan ontbreken van middelen, onbruikbare middelen, capaciteiten niet gehaald, grote droogvallende delen bij koelsystemen, handelingen binnen contouren…). De maatregelen zijn gericht en functioneel om een inzet te garanderen of een risico weg te nemen (bijv. tank(s) buiten gebruik, tijdelijk aanvullende/mobiele blus-/koelmiddelen of pompen, binnen contour geen tanks in gebruik, verplaatsing van manifold buiten contour…)
-
Bij andere tekortkomingen borgen dat er een calamiteit beheerst kan worden (middels tijdelijke (organisatorische) maatregelen) en een termijn stellen voor een definitieve oplossing (denk aan termijnen voor onderhoud niet gehaald, testen niet uitgevoerd, niet geheel voldaan aan de norm, certificering,…). Aansluitend bij de algemene bepalingen wordt een termijn van één maand voorgesteld, mits dit realistisch is.