LANDBOUWSTRUCTUUR KRIMPENERWAARD Inzicht in het agrarisch grondgebruik in de Krimpenerwaard op basis van een onder de grondeigenaren en grondgebruikers uitgevoerde enquête
Haarlem, september 2007
COLOFON Opdrachtgever Gedelegeerd opdrachtgever Projectleiding Rapportage Uitvoering enquêtes
Landbouwstructuur Krimpenerwaard
Provincie Zuid-Holland Dienst Landelijk Gebied LTO Noord Projecten B.V., Jan Buijs LTO Noord Projecten B.V., Linda Mooijman, Liesbeth de Theije, Jan Buijs LTO Noord Projecten B.V., Linda Mooijman en Ton Kraakman
2
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................................... 4 1. Inleiding..................................................................................................................................................... 7 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek ........................................................................................... 7 1.2 Eigendomsituatie............................................................................................................................ 7 1.3 Deelname aan het onderzoek ........................................................................................................ 8 1.4 Leeswijzer rapport .......................................................................................................................... 9 2. De agrarische sector in de Krimpenerwaard ........................................................................................... 10 2.1 Inleiding .........................................................................................................................................10 2.2 Aantallen bedrijven in de Krimpenerwaard....................................................................................10 2.3 Algemene bedrijfsgegevens ..........................................................................................................12 2.4 Oppervlaktegegevens....................................................................................................................15 2.5 Veestapel, veedichtheid en melkquotum.......................................................................................16 2.6 Groene diensten en verbreding .....................................................................................................17 2.7 De agribusiness.............................................................................................................................19 2.8 Perspectieven en bedrijfsontwikkeling...........................................................................................19 3. De ruimtelijke structuur van de landbouw binnen de Krimpenerwaard ................................................... 23 3.1 Inleiding .........................................................................................................................................23 3.2 De verkavelingssituatie..................................................................................................................23 3.3 Grondprijsontwikkeling ..................................................................................................................25 3.4 Bedrijfsverplaatsing .......................................................................................................................26 4. Particulier eigendom binnen de natuurbegrenzing.................................................................................. 27 4.1 Inleiding .........................................................................................................................................27 4.2 Oppervlaktegegevens....................................................................................................................27 4.3 Verdeling van het particulier eigendom naar hoofd- en neveninkomsten ......................................27 4.4 Veestapel ......................................................................................................................................28 4.5 Toekomstperspectief en -ontwikkeling ..........................................................................................28 4.6 Verkavelingssituatie.......................................................................................................................29 5. Externe relevante factoren ...................................................................................................................... 32 5.1 Inleiding .........................................................................................................................................32 5.2 EU markt- en prijsbeleid ................................................................................................................32 5.3 Mest en mineralen.........................................................................................................................33 5.4 Natuur en landschap .....................................................................................................................34 5.5 Ruimtelijk beleid ............................................................................................................................35 5.6 Milieuvergunningen .......................................................................................................................35 6. Visie op de agrarische sector in de Krimpenerwaard.............................................................................. 37 6.1 Inleiding .........................................................................................................................................37 6.2 Inkomensontwikkeling agrarische sector algemeen ......................................................................37 6.3 Bedrijfsontwikkeling agrarische sector algemeen..........................................................................37 6.4 Analyse agrarische sector van de Krimpenerwaard ......................................................................38 Bijlage 1: Nummering deelgebieden en natuurbegrenzing.................................................................................... 42
Landbouwstructuur Krimpenerwaard
3
Samenvatting Aanleiding voor het onderzoek In de Krimpenerwaard heeft in 2006 een herbegrenzing van natuur- en landbouwgebieden plaatsgevonden. Om de gebieden als zodanig in te kunnen richten is een Ruil- en Aankoopplan nodig. Om dit Ruil- en Aankoopplan daadwerkelijk op te kunnen stellen, heeft een onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een enquête, waarvan de resultaten in dit rapport worden gepresenteerd. Resultaten enquête De Krimpenerwaard is onderverdeeld in 17 deelgebieden. Voor het houden van de schriftelijke enquêtes is een onderscheid gemaakt in de ‘groepen’ agrarische bedrijven buiten de natuurbegrenzing en particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing. De agrarische bedrijven binnen de natuurbegrenzing zijn mondeling geënquêteerd. De respons was bijna 40%. Agrarische bedrijven Met de gehouden enquête is 4.536 hectare binnen het plangebied in beeld gebracht. Dit is 50,3% van alle productieve landbouwgrond in de Krimpenerwaard. Ruim 3000 ha landbouwgrond is in eigendom van de ondervraagde ondernemers. Het grootste deel van deze bedrijven in de Krimpenerwaard is een hoofdberoepsbedrijf, 62% van de bedrijven heeft als hoofdtak de melkveehouderij. De gemiddelde bedrijfsgrootte van alle bedrijven is 35,6 hectare, de gemiddelde veedichtheid is 2,37 grootveeeenheden. Het gemiddelde melkquotum per bedrijf ligt met 476.900 kg. net iets boven het gemiddelde van de provincie Zuid-Holland. Op éénderde van de bedrijven werkt één of werken meerdere ondernemer(s) buiten de deur. 50% van de ondervraagde ondernemers is ouder dan 50 jaar. 60% van deze ondernemers geeft aan geen opvolger te hebben of dit nog niet te weten. De landbouwgrond van deze ondernemers, naar schatting iets meer dan 700 hectare, zal naar verwachting vrij komen. Agrarisch natuurbeheer is op de ondervraagde bedrijven de meest voorkomende niet-agrarische activiteit. Op meer dan de helft van de landbouwgrond ligt een contractvorm voor agrarisch natuurbeheer. Natuur- en landschapscontracten zijn in de Krimpenerwaard vooral afgesloten voor nestbescherming en natuurlijke handicaps. Driekwart van de bedrijfshoofden schat het toekomstperspectief van het bedrijf in als redelijk tot goed. Natuurontwikkeling wordt door de meeste ondernemers als grootste bedreiging voor de toekomstige bedrijfsontwikkeling gezien. Schaalvergroting wordt het vaakst genoemd als grootste kans voor het bedrijf. Bijna 57% van de ondernemers heeft de ambitie om het bedrijf verder te ontwikkelen. Binnen de natuurbegrenzing hebben meer bedrijven deze ambitie dan buiten de natuurbegrenzing. De meeste agrariërs willen het bedrijf ontwikkelen door te investeren in: bedrijfsgebouwen, grond, melkquotum of agrarisch natuurbeheer. Hoewel uit de cijfers blijkt dat de verkavelingssituatie in de Krimpenerwaard te wensen over laat, is 45% van de ondernemers er wel tevreden over. 70% van de ondernemers wil wel de komende 5 jaar de structuur verbeteren, en 64% is bereid tot uitruil van kavels. Iets minder dan 30% van de ondernemers staat open voor bedrijfsverplaatsing Particulieren In dit onderzoek zijn 29 particuliere grondeigenaren ondervraagd. Deze eigenaren hebben in totaal 90 hectare in eigendom. Slechts voor één particuliere eigenaar vormt het eigendom de hoofdinkomst. Voor de overige eigenaren is het eigendom een neveninkomst of hobby. Driekwart van de particulieren wil het eigendom behouden, ruim 15% wil het eigendom in de toekomst verkopen. Het merendeel (83%) van de eigenaren heeft enkel een huiskavel in bezit. 20% van de particulieren is bereid tot uitruil van kavels, 25% heeft concrete plannen om de komende jaren de structuur te verbeteren. Conclusie De Krimpenerwaard is een uitgesproken veehouderijgebied. Van de ondervraagde bedrijven hebben de melkveebedrijven en de combi-bedrijven (melkvee –overige veehouderij) gemiddeld de grootste bedrijfsoppervlakte. De gemiddelde bedrijfsomvang van de melkveebedrijven, uitgaande van het melkquotum, van de ondervraagde
bedrijven binnen de Krimpenerwaard ligt met bijna 461.000 kg net iets boven de gemiddelde bedrijfsomvang in Zuid-Holland. De afgelopen jaren is behoorlijk geïnvesteerd in de aankoop van melkquotum. Hieruit blijkt dat, ondanks de natuurlijke beperkingen in de Krimpenerwaard, de melkveehouderij niet achterop is geraakt in vergelijking met de totale provincie Zuid-Holland en dat de ondernemerszin nog volop aanwezig is. Het agrarisch natuur- en landschapbeheer heeft zich in de Krimpenerwaard sterk ontwikkeld. De bedrijfsontwikkeling in de Krimpenerwaard zal de komende jaren naar verwachting gekenmerkt worden door een toenemende diversiteit. Ruwweg valt daarbij de volgende tweedeling waar te nemen, namelijk: schaalvergroting én dienstverlening en verbreding. In de Krimpenerwaard zullen bedrijven die zich richten op schaalvergroting en efficiëntie wel steeds meer tegen de natuurlijke beperkingen oplopen. De ambitie en potentie voor verdere schaalvergroting is duidelijk wel aanwezig. De mogelijkheid om grootschalige, efficiënte kavels te realiseren is vanwege het ruimtelijk beleid niet of slechts beperkt mogelijk. Hierdoor zullen deze bedrijven arbeidstechnisch en kostprijstechnisch ten opzichte van andere regio’s meer en meer in het nadeel zijn of komen. De grootschalige bedrijven zullen naar verwachting agrarisch natuurbeheer blijven integreren in hun bedrijfsvoering. Uit het onderzoek blijkt dat bijna 57% van de bedrijfshoofden het bedrijf de komende jaren verder wil ontwikkelen. Daarbij kan het gaan om oppervlaktevergroting, aankoop van melkquotum, investeren in gebouwen, leveren van groene diensten (agrarisch of particulier natuurbeheer) en/of investeren in verbrede activiteiten. Er kan gesteld worden dat bij de agrarische ondernemers sprake is van een redelijke investerings- en innovatiedrang. Qua bedrijfsstructuur scoren de deelgebieden 4 (Vl-W), 10 (Bg-W) en 15 (D-H) het best en de deelgebieden 2 (Beij), 7 (BenK), 11 (Bg-O), 12 en 17 het slechtst. Knelpunten Op basis van het uitgevoerde agrarische structuuronderzoek kunnen de volgende knelpunten worden geformuleerd: a)
De algehele respons bedraagt bijna 40%. De respons van de agrarische bedrijven binnen de natuurbegrenzing en de particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing komt neer op 40,5%. De respons van de agrarische bedrijven buiten de natuurbegrenzing is 33,2%.
b)
Het aantal kavels per bedrijf is met gemiddeld 4,3 kavels aan de hoge kant. Met name in de deelgebieden Het Beijersche, Bergambacht-Oost, Ouderkerk en Den Hoek is het aantal kavels relatief hoog.
c)
Daarnaast is soms sprake van flinke afstanden naar de veldkavels en laat de bereikbaarheid van de veldkavels door ‘hindernissen’ soms te wensen over. Met name in de deelgebieden Haastrecht, Achterbroek, Stolwijk, Kromme Geer en Zijde en Ouderkerk is sprake van relatief grote afstanden tot de veldkavels.
d)
De verkavelingsituatie laat in z’n algemeenheid op dit moment duidelijk te wensen over. Hoewel dit door veel ondernemers nu nog niet als onoverkoombaar wordt beschouwd is dit met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de bedrijven ongewenst.
e)
Het aantal bedrijven dat heeft aangegeven open te staan voor bedrijfsverplaatsing is minimaal. Buiten de natuurbegrenzing staan meer bedrijven open voor bedrijfsverplaatsing dan binnen de natuurbegrenzing. In de deelgebieden Het Beyerse, Haastrecht, Bergambacht Oost, Schoonhoven, Schuwacht, BergambachtZuidwest en Ammerstol is helemaal geen belangstelling hiervoor. Mogelijk is de belangstelling voor bedrijfsverplaatsing minimaal omdat de bedrijven grote waarde hechten aan het sociale aspect.
f)
Op bijna 20% van de ondervraagde bedrijven is het erfperceel in verband met aan- en afvoer van producten slecht tot matig bereikbaar. De landbouwvoertuigen maar ook toeleveranciers en afnemers als bijvoorbeeld de melkwagen, de voerleverancier etc. kunnen hier nadeel van hebben. Ook kan de verkeersveiligheid in een aantal gevallen in het geding komen. Met name in de deelgebieden Benedenkerk en Stolwijk is het percentage slecht bereikbare erfpercelen flink hoger.
g)
Bij een flink deel van de agrarische ondernemers in de Krimpenerwaard is veel ambitie en potentie voor verdere schaalvergroting. De mogelijkheid om grootschalige, efficiënte kavels te realiseren is vanwege het
5
ruimtelijk beleid niet of slechts beperkt aanwezig. Hierdoor zullen de bedrijven arbeidstechnisch en kostprijstechnisch ten opzichte van andere regio’s meer en meer in het nadeel zijn of komen. h)
Vooral de bedrijven binnen de natuurbegrenzing zien de plannen voor natuur als grootste bedreiging voor hun bedrijf. Daarbij geven deze bedrijven juist aan dat zij het bedrijf verder willen ontwikkelen.
i)
Gelet op de bedrijfsstructuur - bedrijfsgrootte, bedrijfsomvang, opvolging, verbreding - blijven de deelgebieden Het Beijersche, Benedenkerk, Schoonhoven en Ammerstol enigszins achter ten opzichte van andere deelgebieden.
j)
Een analyse van de bedrijfsontwikkeling en de toekomstplannen maakt duidelijk dat in de deelgebieden Het Beijersche, De Nesse, Bergambacht-Oost, Schoonhoven, Bergambacht Zuidwest en Ammerstol het toekomstperspectief duidelijk minder positief is in vergelijking met andere deelgebieden.
k)
De mogelijkheden op het gebied van plattelandsvernieuwing zijn in de Krimpenerwaard matig ontwikkeld. Met uitzondering van agrarisch natuurbeheer als groene dienstverlening is verbreding ten aanzien van recreatie, toerisme, educatie en zorg nauwelijks ontwikkeld. Een organisatorische structuur hiervoor, zoals wel aanwezig in andere regio’s, ontbreekt nagenoeg.
l)
Een deel van de natuurclaims in de Krimpenerwaard kan gerealiseerd worden middels de regeling Particulier Natuurbeheer (functieverandering). Uit het onderzoek blijkt een matige interesse voor deze regeling. Deels heeft dit wellicht te maken met onbekendheid met de regeling en de mogelijkheden om hier in bedrijfsverband op in te spelen.
6
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek In 2006 heeft in de Krimpenerwaard een herbegrenzing van natuur- en landbouwgebieden plaatsgevonden. Het doel van deze herbegrenzing is het tegengaan van bodemdaling in de hiervoor gevoelige gebieden en het versterken van de landbouw in de overige gebieden. Om de gebieden als zodanig in te kunnen richten zijn aanpassingen nodig in gebruik en eigendom en zullen gronden geruild en verworven moeten worden. Hiervoor wordt een strategisch plan ontwikkeld. Om dit Ruil- en Aankoopplan daadwerkelijk op te kunnen stellen, heeft een structuuronderzoek plaatsgevonden, waarvan de resultaten in dit rapport worden gepresenteerd. De enquête heeft als doel inzicht te krijgen in het huidige agrarisch grondgebruik en de mogelijke ontwikkelingen daarin en is daartoe opgedeeld in twee onderdelen: a. Een inventarisatie van het agrarisch grondgebruik en de agrarische grondbehoefte. Dit onderdeel omvat zowel een cultuurtechnische inventarisatie als een inventarisatie van toekomstbeelden. b. Een analyse van de grondsituatie resulterend in de grondbalans. Binnen de Krimpenerwaard zijn 17 deelgebieden begrensd. De informatie in dit rapport wordt zowel voor het totaalgebied als per deelgebied weergegeven en indien van toepassing gespecificeerd naar bedrijfsniveau binnen de natuurbegrenzing. Bijlage 1 bevat een kaart van de Krimpenerwaard, waarin de onderverdeling naar deelgebied en de natuurbegrenzing staat weergegeven. Met deze indeling van deelgebieden wordt al langer gewerkt in de Krimpenerwaard. Voor de weergave van de resultaten van dit onderzoek, zijn de 17 deelgebieden genummerd. Deze nummering (zie bijlage 1) is als volgt: 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17)
Veerstalblok Middelblok Het Beijersche Haastrecht Vlist-Westzijde De Nesse Achterbroek Benedenkerk Stolwijk Kromme Geer en Zijde Bergambacht-West Bergambacht-Oost Schoonhoven Ouderkerk Schuwacht Den Hoek Bergambacht-Zuidwest Ammerstol
(Veer) (Beij) (Hstr) (Vl-W) (Nes) (Acht) (BenK) (Stol) (KGZ) (Bg-W) (Bg-O) (Scho) (Oudk) (Schu) (D-H) (Bg-Z) (Ams)
In dit rapport wordt voor de weergave in de tabellen gebruik gemaakt van deze nummering en afkortingen. 1.2 Eigendomsituatie Om inzicht te krijgen in de eigendomssituatie binnen het plangebied van de Krimpenerwaard is onderscheid gemaakt naar particulier eigendom en de eigendommen van respectievelijk Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL), het Zuid-Hollands Landschap (ZHL) en de overige overheden. Daarbij is onderscheid gemaakt naar ligging binnen- en buiten de natuurbegrenzing. Dit is in tabel 1 weergegeven.
7
Tabel 1.: Eigendomssituatie Krimpenerwaard (ha)
oppervlakte Particulier BBL ZHL overige overheid Som Totaal bron: kadaster april 2007
9.307 948 1.136 1.005 12.396
opp. begrensd
opp. onbegrensd
1.494 156 737 24 2.411 *inclusief bestaande natuur
7.848 836 330* 961 9.975
1.3 Deelname aan het onderzoek Voor de enquêtes is onderscheid gemaakt in drie verschillende ‘groepen’: - Agrarische bedrijven binnen de natuurbegrenzing. Dit zijn bedrijven die het merendeel van de gronden (tenminste 5 hectare) binnen de natuurbegrenzing hebben liggen. Deze 83 bedrijven zijn voor een mondelinge enquête benaderd. - Agrarische bedrijven buiten de natuurbegrenzing. Dit zijn bedrijven die het merendeel van de gronden, (tenminste 5 hectare) buiten de natuurbegrenzing hebben liggen. Deze 277 bedrijven zijn voor een schriftelijke enquête benaderd. - Particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing. Dit zijn grondeigenaren met tenminste 0,5 hectare en maximaal 5 hectare grond binnen de natuurbegrenzing. Deze 75 particulieren zijn voor een schriftelijke enquête benaderd. Tabel 2 geeft de deelname aan de enquête weer: Tabel 2.: Deelname aan de enquête Categorie Agrarische bedrijven binnen de natuurbegrenzing Agrarische bedrijven buiten de natuurbegrenzing Particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing Onbruikbaar Non Respons Totaal grondeigenaren bron: enquête
Aantal grondeigenaren 35 92 29 16 263 435
Percentage grondeigenaren 8,0 21,1 6,7 3,7 60,5 100,0
De algehele respons is bijna 40%. De mondelinge enquête heeft zoals verwacht de hoogste respons opgeleverd, namelijk 42,2%. De schriftelijke enquête onder agrarische bedrijven heeft een respons opgeleverd van 33,2%. En de schriftelijke enquête onder de particuliere eigenaren een respons van 38,7%. Onder de categorie ‘onbruikbaar’ vallen enquêtes die wel zijn binnengekomen als respons, maar niet bruikbaar zijn voor het onderzoek. De reden voor het niet bruikbaar zijn van de enquêtes is verschillend. Zo is in twee gevallen aangegeven dat de activiteiten van het bedrijf reeds beëindigd zijn en is op de inhoud van de enquête verder niet ingegaan. Op andere enquêtes zijn alleen losse opmerkingen geplaatst. In totaal hebben 127 agrarische bedrijven meegewerkt aan de enquête. In sommige gevallen hebben de bedrijven niet op alle vragen geantwoord, hierdoor kan het voorkomen dat er is uitgaan van een andere totaliteit dan 127. In tabel 3 is de respons per deelgebied van zowel agrariërs als particulieren weergegeven:
8
Tabel 3.: Respons per deelgebied en totaal op basis van aantal grondeigenaren/-gebruikers 1
2
Veer
Respons agrarisch Respons Particulier Totale respons bron: enquête
Beij
3
4
5
Hstr
Vli-W
Nes
6
7
8
Acht
BenK
Stol
9
10
11
12
13
14
15
KGZ
Bg-W
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
D-H
16
17
totaal
Bg-Z
Ams
KRIMP.
8
11
3
4
9
12
17
13
11
10
4
4
5
4
10
1
1
127
5
2
3
-
7
2
-
-
5
-
-
-
-
-
3
1
-
29
13
13
6
4
16
14
17
13
16
10
4
4
5
4
13
2
1
156
Uit bovenstaande tabel blijkt dat in aantallen, vooral de deelgebieden 16 en 17 erg zijn achtergebleven in respons. Maar ook de deelgebieden 4, 11, 12, 13, 14 kennen in aantal een magere respons. Door het onderzoek is 4.536 hectare landbouwgrond binnen de Krimpenerwaard in beeld gebracht. Dit is 50,3% van alle landbouwgrond in de Krimpenerwaard. Het percentage gronden dat binnen de natuurbegrenzing is onderzocht is vrijwel gelijk aan het percentage gronden dat buiten de natuurbegrenzing is onderzocht. In tabel 4 staat de respons op basis van het aantal onderzochte hectares weergegeven. Hierbij moet bedacht worden dat veel onderzochte agrariërs in meerdere deelgebieden gronden in gebruik hebben. Met behulp van de kadastrale gegeven en de kaarten waarop ondernemers zelf de ligging van de gronden hebben aangegeven, is het gelukt om de gronden van de onderzochte agrariërs in het juiste deelgebied onder te brengen. Tabel 4.: Respons op basis van het aantal hectares 1
Totaal ha’s landbouwgrond Hectares onderzocht Respons o.b.v. ha(%)
2
3
4
5 Nes
6
7
Acht
BenK
8
9
10
11
12
13
14
Stol
KGZ
Bg-W
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
15
16
17
totaal
D-H
Bg-Z
Ams
KRIMP.
Veer
Beij
Hstr
Vli-W
481
638
365
359
765 751
852
491
692
662
299
528
219
555
954
251
152
9014
216
368
129
135
376
489
548
399
492
393
121
131
142
86
399
51
61
4536
44,9
57,7
35,3
37,6
49,2
65,1
64,3
81,3
71,1
59,4
40,5
24,8
64,8
15,5
41,8
20,3
40,1
50,3
bron: enquête
1.4 Leeswijzer rapport In dit rapport worden de resultaten van de agrarische bedrijven en van de particulieren eigenaren apart beschreven. De informatie wordt gespecificeerd naar de 17 deelgebieden gepresenteerd. Allereerst zullen de gegevens van de agrarische bedrijven aan bod komen. Hierbij zullen de resultaten van de enquête, indien van toepassing, tevens gespecificeerd naar bedrijfsniveau binnen de natuurbegrenzing worden weergegeven. Dit geldt voor de deelgebieden 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 15, 16. In hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke structuur van de landbouw in de Krimpenerwaard beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten van de particuliere eigenaren weergegeven. De externe relevante factoren komen in hoofdstuk 5 aan bod. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een visie op de agrarische sector in de Krimpenerwaard gegeven.
9
2. De agrarische sector in de Krimpenerwaard 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de situatie van de agrarische sector binnen de Krimpenerwaard. Naast een algemeen beeld van het totale gebied, zal de informatie tevens per deelgebied worden weergegeven. Daarnaast is, indien de resultaten afwijkend zijn, een beeld gegeven van de situatie van bedrijven binnen de begrenzing en buiten de begrenzing. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk de volgende onderdelen aan de orde: - Aantallen bedrijven in de Krimpenerwaard; - Algemene bedrijfsgegevens; - Oppervlaktegegevens; - Veestapel, veedichtheid en melkquotum; - Perspectief en bedrijfsontwikkeling. 2.2
Aantallen bedrijven in de Krimpenerwaard
Verdeling aantal bedrijven naar hoofdtak In onderstaande tabel is het aantal ondervraagde bedrijven per deelgebied, naar hoofdtak uitgesplitst. Tabel 5.: Verdeling ondervraagde bedrijven naar hoofdtak, per deelgebied Hoofdtak
1
2
3
Veer
Beij
7 2 1 1
4
5
6
Hstr Vli-W Nes
2 1 -
3 1
5 2 1 1
7
8
9
Acht BenK Stol
7 12 2 2 2 2 1 1
9 3 1
Totaal aantal
10 11 12 13 14 15 16 17
KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
9 1 1
Totaal percent.
KRIMP.
Melkveehouderij Overige veehouderij* Combi-bedrijf Overig
2 4 1 1
6 2 2
2 2 -
2 1 1
3 2 -
1 2 1
8 1 1 -
1 -
1 -
79 26 10 12
62,2% 20,5% 7,9% 9,4%
Totaal onderzocht bron: enquête
8 11 3 4 9 12 17 13 11 10 * schapen, runderen, varkens, kippen
4
4
5
4 10
1
1
127
100%
Duidelijk is dat binnen de Krimpenerwaard de melkveehouderij, met 62% van alle bedrijven, de belangrijkste hoofdtak is. Onder de melkveehouderijbedrijven bevindt zich één melkgeitenbedrijf en één melkschapenbedrijf. Onder de categorie ‘combi-bedrijf’ vallen bedrijven waarvan in de enquête is aangegeven dat naast de melkveehouderij, de overige veehouderij tevens een hoofdtak is van dat bedrijf. De categorie ‘overig’ wordt gevormd door vijf bedrijven met paarden, twee opfokbedrijven voor jongvee, een recreatief bedrijf, een loonbedrijf en een hoveniersbedrijf. Daarnaast is er één bedrijf dat een grondgebruikersverklaring heeft afgegeven aan een melkveehouder en is er een bedrijf dat jaarlijks gronden verpacht. Naast een onderverdeling naar hoofdtak per deelgebied, is tevens een onderverdeling gemaakt op basis van al dan niet begrensd gebied. Deze onderverdeling staat in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 6.: Verdeling ondervraagde bedrijven naar hoofdtak, binnen en buiten de begrenzing Binnen de Percentage Buiten de begrenzing binnen begrenzing Melkveehouderij 19 54,3% Overige veehouderij 8 22,8% Combi-bedrijf 5 14,3% Overig 3 8,6% Totaal onderzocht bron: enquête
35
100%
60 18 5 9
Percentage buiten 65,2% 19,6% 5,4% 9,8%
92
100%
10
Uit tabel 6 blijkt dat er procentueel weinig verschil zit tussen de verdeling van bedrijven naar hoofdtak, binnen de begrenzing of buiten de begrenzing. De categorie ‘overig’ binnen de begrenzing, bestaat uit één bedrijf die het eigendom verpacht, één paardenhandelaar en één loonbedrijf. In de Krimpenerwaard zijn er twee biologische bedrijven. Eén bedrijf is gelegen binnen de natuurbegrenzing, het andere erbuiten. Verdeling van het aantal bedrijven naar hoofd- of nevenberoep Voor de bepaling van de mate van hoofd- of nevenberoep van agrarische bedrijven worden doorgaans twee criteria beoordeeld, namelijk: - De inkomensvorming; - De arbeidsbehoefte. Er is sprake van een agrarisch hoofdberoepsbedrijf als minimaal de helft van het inkomen uit de agrarische productiefunctie afkomstig is én/of minimaal de helft van de arbeidsinzet van de ondernemer besteed wordt aan het agrarisch bedrijf (bron: Landbouw Economisch Instituut). Er is sprake van een hobbymatige bedrijfsopzet als de agrarische activiteit niet of marginaal bijdraagt aan de inkomensvorming. In de volgende tabel zijn de ondervraagde bedrijven per deelgebied verdeeld naar hoofd-, nevenberoeps- en hobbybedrijven. Tabel 7.: Verdeling ondervraagde bedrijven naar hoofdberoep Volwaardigheid
1
2
3
Veer Beij
Hoofdberoepsbedrijven Nevenberoepsbedrijven Hobbybedrijven Totaal onderzocht bron: enquête
4
5
6
7
8
9
Totaal aantal
10 11 12 13 14 15 16 17
Totaal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
6 11
3
3
7
9 15
9
9
7
3
4
4
2
9
1
-
102
79,8%
1
-
-
1
-
1
1
3
1
1
1
-
1
1
1
-
-
13
10,5%
1
-
-
-
2
1
1
1
1
2
-
1
-
1
-
-
1
12
9,7%
8 11
3
4
9 11 17 13 11 10
4
5
5
4 10
1
1
127
100%
Het grootste deel van de ondervraagde bedrijven in de Krimpenerwaard is een hoofdberoepsbedrijf. De nevenberoepsbedrijven en de hobbybedrijven zijn gelijkmatig over het hele gebied verdeeld. Ook binnen de begrenzing zijn vooral hoofdberoepsbedrijven actief, namelijk 85,7%. In de gehele Krimpenerwaard werken op 32,3% van de agrarische hoofdberoepsbedrijven één of meerdere ondernemers buiten de deur. Gemiddeld werken deze ondernemers 28 uur per week elders. Er is geen noemenswaardig verschil in percentages en uren tussen ondernemers van agrarische bedrijven binnen de begrenzing en buiten de begrenzing. Ontwikkeling van het aantal bedrijven De grenzen van de Krimpenerwaard volgen ongeveer de gemeentegrenzen van de K5-gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist. Alleen een klein deel van de gemeente Nederlek en een klein deel van de gemeente Vlist liggen buiten de grenzen van het plangebied. Uit meitellingsgegevens van deze gemeenten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS-dataview), kan dus een redelijk nauwkeurig beeld worden verkregen van de trend in het aantal bedrijven in de Krimpenerwaard gedurende de afgelopen jaren. Tevens kan met behulp van het CBS een beeld worden verkregen van de ontwikkelingen in de agrarische sector in de provincie Zuid-Holland. Figuur 1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal agrarische bedrijven in de K5-gemeenten en in geheel Zuid-Holland over de afgelopen 10 jaar.
11
Figuur 1.: Ontwikkeling aantal bedrijven Zuid-Holland en K5-gemeenten 120
percentage
100 80 Zuid-Holland
60
K5-gemeenten
40 20
06 20
05 20
04
03
20
02
20
20
01 20
00 20
99
98
19
19
97 19
19
96
0
jaar
bron: CBS
Uit de figuur blijkt dat het aantal bedrijven binnen de K5-gemeenten, waarin de Krimpenerwaard in z’n geheel valt, de afgelopen jaren de trend in Zuid-Holland heeft gevolgd. Alleen de laatste jaren lijkt het aantal bedrijven in de K5-gemeenten wat meer te stabiliseren dan het aantal bedrijven in de gehele provincie. 2.3
Algemene bedrijfsgegevens
Rechtsvorm bedrijven In tabel 8 wordt de rechtsvorm van de ondervraagde bedrijven weergegeven. De meest voorkomende rechtsvormen zijn eenmansbedrijf en maatschap. Dit is voor de agrarische sector een vrij normaal beeld. De BV als rechtsvorm is in 0,8% van de gevallen genoemd. Tabel 8.: Rechtsvorm ondervraagde bedrijven Rechtsvorm
1
2
3
Veer Beij
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17
Totaal aantal
Totaal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
Eenmansbedrijf Maatschap Firma BV Overig
3 4 1 -
7 4 -
2 1 -
1 2 1 -
3 3 1 1
5 4 1 -
8 2 6 1
2 5 3 3
6 3 1 -
3 6 1
2 2 -
3 1 1 -
4 1 -
2 1 1 -
4 4 1 1
1 -
1 -
55 43 18 1 7
44,4% 34,7% 14,5% 0,8% 5,6%
Totaal onderzocht bron: enquête
8 11
3
4
8 10 17 13 10 10
4
5
5
4 10
1
1
124
100%
Arbeidsbezetting In het algemeen wordt in de veehouderij weinig gebruik gemaakt van vreemde arbeid. In de Krimpenerwaard is dit beeld niet anders. Van de ondervraagde bedrijven hebben er 11 personeel – vast en/of los in dienst: - 7 bedrijven hebben vast personeel in dienst; - 5 bedrijven maken gebruik van losse arbeid. De totale arbeidsbezetting aan vreemde arbeid excl. losse arbeid is op deze bedrijven globaal berekend op 221 uren per week, oftewel 18,4 uren per bedrijf per week.
12
Leeftijd en opvolging Op basis van de enquête zijn de bedrijfshoofden van de ondervraagde bedrijven onderverdeeld in leeftijdklassen van elk 10 jaar. In onderstaand figuur is deze verdeling weergegeven. Figuur 2.: Verdeling bedrijfshoofden naar leeftijdklassen
percentages
45 40 35 30
Bedrijfshoofden binnen de natuurbegrenzing
25 20 15 10
Bedrijfshoofden buiten de natuurbegrenzing Bedrijfshoofden binnen de gehele Krimpenerwaard
5 0 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89 leeftijdklassen bron: enquête
Het merendeel (ruim 85%) van de agrariërs bevindt zich in de leeftijdklassen 40-69. Wanneer we kijken naar de situatie binnen en buiten de begrenzing, blijkt dat het percentage bedrijfshoofden in de leeftijdklasse 40-49 jaar binnen de begrenzing een stuk hoger ligt dan buiten de begrenzing. In de leeftijdklasse 50-59 jaar ligt het percentage bedrijfshoofden buiten de begrenzing hoger dan binnen de begrenzing. De gemiddelde leeftijd van de bedrijfshoofden in de hele Krimpenerwaard wordt geschat op ruim 54 jaar. Er is geen opmerkelijk verschil in gemiddelde leeftijd tussen de bedrijfshoofden binnen de verschillende deelgebieden en ook niet tussen de bedrijfshoofden binnen- en buiten de begrenzing. In de enquête is ook gevraagd naar de opvolgingssituatie. Hierbij moet bedacht worden dat over het algemeen overname pas relevant wordt bij bedrijven met bedrijfshoofden van 55 jaar of ouder. Met name van deze categorie ondernemers zonder opvolger is te verwachten dat binnen enkele jaren het bedrijf beëindigd zal worden. In deze enquête is deze grens bij 50 jaar gelegd, omdat er gebruik is gemaakt van leeftijdsklassen lopend van tiental tot tiental. Binnen de Krimpenerwaard hebben 65 bedrijfhoofden van 50 jaar en ouder uitspraken gedaan over opvolging. Op basis van de antwoorden van deze meerderheid van alle ondervraagde agrarische bedrijven in de Krimpenerwaard kan dus een representatieve uitspraak omtrent de bedrijfsopvolging worden gedaan. De bedrijfsopvolging is zowel per deelgebied als binnen- en buiten de begrenzing onderzocht. Tevens is aangegeven hoeveel grond in gebruik is bij de bedrijven zonder opvolger of waar de opvolging onbekend is. Deze grond komt, deels door bedrijfsbeëindiging, de komende jaren beschikbaar. Daarbij is er vanuit gegaan dat: - van de bedrijven zonder opvolger 100% van de grond beschikbaar komt; - van de categorie met opvolger ‘onbekend’ 50% van de grond beschikbaar komt. Daarnaast moet bedacht worden dat eigenaren die in een deelgebied wonen, ook in andere deelgebieden grond kunnen hebben. Vergelijkbaar met tabel 4 zijn nu de hectares die vrijkomen met behulp van kadastrale gegevens en de kaarten waarop ondernemers zelf de ligging van hun gronden hebben aangegeven, in het juiste deelgebied ondergebracht.
13
Tabel 9 geeft de uitkomsten van het onderzoek per deelgebied weer. Tabel 9.: Opvolgingssituatie per deelgebied Bedrijfsopvolging 1 2 3 4 5 ≥ 50 jaar Veer
≤ 5 jaar Overname > 5 jaar Geen opvolger Onbekend Onlangs bedrijf overgenomen Bezig met overname Totaal bedrijven ≥ 50 jaar
Beij
Hstr
Vli-W
6
Nes
7
8
Acht BenK
9
Stol
10
11
12
13
Totaal Totaal aantal percent.
14
15
16
17
KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu
D-H
Bg-Z
Ams
1 1 2 1
2 3 1
1 1 -
1 1 -
1 1 1 -
1 1 2
2 3 3
2 2 3 1
1 2 3
1 2 -
1 2 -
1 2 -
2 -
1
3 1 3 -
1 -
1
12 14 26 13
18,5% 21,5% 40,0% 20,0%
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5
6
2
2
3
4
8
8
6
3
3
3
2
1
7
1
1
65
100%
Grond in gebruik
35 116 41
-
19
75 137 62 204
-
34
24
30
8
58
-
44
887
Grond die vrijkomt
31 103 41
-
18
53
-
34
24
30
4
58
-
41
708
99
50 122
bron: enquête
Binnen de Krimpenerwaard geeft 60% van de bedrijfshoofden van 50 jaar en ouder aan dat er geen opvolger is of dat opvolging nog onbekend is. Op basis van de opvolgingssituatie is berekend hoeveel grond er in de komende jaren in de Krimpenerwaard door bedrijfsbeëindiging vrijkomt. Daarbij is uitgegaan van het volgende: - van de categorie ‘geen opvolger’ komt 100% van de grond vrij; - van de categorie ‘opvolging onbekend’ komt 50% van de grond vrij. Op basis van bovenstaande is te verwachten dat er de komende jaren in de Krimpenerwaard iets meer dan 700 hectare grond vrijkomt. Dit is 15,6% van alle onderzochte grond. In de grondbalans in paragraaf 6.4. wordt dit getal verder uitgewerkt. In onderstaande tabel staat de opvolgingssituatie binnen- en buiten de begrenzing weergegeven. Tabel 10.: Opvolgingssituatie binnen- en buiten de begrenzing Binnen Percentage Bedrijfsopvolging > 50jaar begrenzing binnen 16,7% Ja, ≤ 5 jaar 3 27,8% Ja, > 5 jaar 5 38,9% Nee 7 16,7% Onbekend 3 Onlangs bedrijf overgenomen Bezig met overname Totaal bedrijven ≥ 50 jaar 18
Buiten begrenzing 9 9 19 10 -
Percentage buiten 19,1% 19,1% 40,4% 21,3% -
47
-
Grond in gebruik
139
736
Grond vrijkomend bron: enquête
120
588
Er is geen groot verschil tussen de situatie binnen en de situatie buiten de natuurbegrenzing. Binnen de begrenzing geeft 56% van de bedrijfshoofden van 50 jaar en ouder aan dat er geen opvolger is of dat opvolging nog onbekend is. Buiten de begrenzing gaat dit om 62% van de bedrijfshoofden van 50 jaar en ouder.
14
2.4
Oppervlaktegegevens
Oppervlakte en bedrijfsgrootte Het plangebied omvat in totaal ongeveer 12.520 hectare, waarvan 9.016 ha productieve landbouwgrond is. De ondervraagde bedrijven hebben in totaal 4.536 hectare in eigendom, pacht of los gebruik. Dit is 50,3% van alle productieve landbouwgrond in de Krimpenerwaard. Vrijwel al deze gronden worden gebruikt als grasland of voor de teelt van voedergewassen (snijmaïs). In onderstaande tabel staat per deelgebied, naar bedrijfstak de gemiddelde bedrijfsgrootte weergegeven: Tabel 11.: Gemiddelde bedrijfsgrootte in hectare naar bedrijfstak Hoofdtak
1
2
Veer Beij
Melkveehouderij Overige veehouderij Combi-bedrijf Overig Alle bedrijven bron: enquête
3
4
5
6
7
8
9
Totaal aantal
10 11 12 13 14 15 16 17
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
36 41 40 35 52 49 33 36 46 69 42 39 41 46 45 37
-
43,2
14 22
9 14
7
13,6
121 - 22 -
-
55,4 16,8
7
35,6
-
- 12 20
8 14
-
30 55 35 - 47 78 35 - 40 27 19 - 32 24 7 8 19 14
7 19 10 16 8
- 15
23 37 38 34 39 45 29 30 42 45 30 26 31 22 49 37
Uit tabel 11 blijkt dat de gemiddelde bedrijfsgrootte van de agrarische bedrijven in de Krimpenerwaard 35,6 hectare is. Naast de gemiddelde grootte van de bedrijven is ook gekeken naar de spreiding van agrarische bedrijven van verschillende groottes. 88% van alle bedrijven is kleiner dan 60 hectare, 25% van alle bedrijven is kleiner dan 20 hectare, 41% is tussen de 20- en 40 hectare groot en 21% tussen de 40- en 60 hectare. Deze bedrijven zijn gelijkmatig over het hele gebied verdeeld. Slechts 4% van de bedrijven is groter dan 100 hectare. Gebruikssituatie grond In de onderstaande tabel is de gebruikssituatie van de grond in beeld gebracht. Tabel 12.: Gebruikssituatie van de grond binnen het plangebied Gebruikssituatie grond Eigendom Erfpacht Reguliere pacht Eenmalige pacht Grondgebruikersverklaring Los gebruik of teeltpacht Gebruik ZHL beperkingen TOTAAL
Totaal hectares Totaal percentage 3.017 66,5% 53 1,2% 350 7,7% 463 10,2% 240 5,3% 54 1,2% 360 7,9% 4.537 100%
bron: enquête
De verhouding tussen eigendom en pacht is een normaal beeld voor de agrarische sector. Binnen de oppervlakte pachtgrond valt wel het grote aandeel eenmalige pacht en gebruik van het Zuid-Hollands Landschap op.
15
2.5
Veestapel, veedichtheid en melkquotum
Veestapel en veedichtheid Van de ondervraagde bedrijven binnen de Krimpenerwaard zijn er: - 127 met rundvee, waarvan 88 met melkvee; - 67 met schapen ; - 16 met varkens; - 12 met (pension)paarden. De veehouderij in de Krimpenerwaard wordt vooral gekenmerkt door rundvee- en schapenhouderijen. Er is één grootschalige vleesvarkenshouderij, drie bedrijven met een groot aantal pensionpaarden, en één groot fokpaardenbedrijf met eveneens een groot aantal pensionpaarden. De totale veestapel van de ondervraagde bedrijven is evenals de veedichtheid , in onderstaande tabel weergegeven. Binnen de verschillende deelgebieden zijn er grote verschillen in grootvee-eenheden. Deelgebied 10 en 12 zijn intensieve gebieden. Extensieve gebieden zijn de deelgebieden 3, 5, 16 en 17. Tabel 13.: Veestapel en veedichtheid op de ondervraagde bedrijven Veestapel en 1 2 3 4 5 6 7 8 9 veedichtheid Veer
Beij
Hstr
Vli-W
Nes
Acht
BenK
Stol
KGZ
Totaal aantal
10
11
12
13
14
15
16
17
Bg-W
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
D-H
Bg-Z
Ams
Melk-/kalfkoeien Jongvee Schapen Geiten Zoogkoeien Weidevee Mestvee Varkens Legkippen Fokpaarden Pensionpaarden
173
565
150
180
385
554
546
531
602
592
100
251
180
80
622
65
-
5576
126
107
80
104
200
337
258
314
310
330
70
217
94
42
185
35
-
2809
352
380
31
290
823
947
379
198
187
280
100
128
59
726
-
-
4880
Totaal g.v.e. * bron: enquête
1
-
-
-
2
13
858
2
2
1
2
-
-
1
-
-
-
882
25
30
-
10
9
-
10
-
10
-
6
-
10
7
4
-
-
121
7
7
4
19
-
7
35
18
5
4
67
3
-
138
-
13
327
-
279
-
18
2
-
2
1
-
-
-
-
7
-
10
-
-
319
580
192
-
180
320
540 1335
490
180 1770
-
400
-
-
-
-
-
5987
-
-
-
-
-
-
8
-
-
11
-
-
3
-
-
-
-
22
1
2
2
65
-
-
-
-
-
27
-
1
-
-
-
-
-
98
30
38
-
27
-
-
1
5
-
3
8
-
-
46
-
-
-
158
559 1.087
185
403
647
997 1.448
919
825 1.462
181
559
247
155
938
76
13
10701
*g.v.e. = grootvee-eenheden
Melkquotum De hoeveelheid melkquotum is uit bedrijfseconomisch oogpunt een zeer belangrijke factor. Daarom zijn in de enquête ook gegevens over het melkquotum gevraagd. Hieruit blijkt dat er 84 bedrijven met melkquotum zijn die als hoofdtak een melkveehouderij of een combi-bedrijf (melkvee - overige veehouderij) hebben. Twee bedrijven hebben melkquotum in bezit die als hoofdtak ‘overig’ hebben. Dit betreft een loonbedrijf en een educatief / recreatief bedrijf. In totaal hebben deze 86 bedrijven een totaal gebruiksquotum, eigen + geleast , van 41,0 miljoen kg. Tabel 14.: Gegevens melkquota geënquêteerde bedrijven in 1.000 kg. 1
2 Veer
Aantal bedrijven met melkquotum Melkquotum totaal - waarvan eigendom
3 Beij
4
4 Hstr
8
5
Vli-W
3
6 Nes
3
7 Acht
6
8
BenK
8
12
9 Stol
10 KGZ
9
Bg-W
9
6
11
12
13
14
15
16
17
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
D-H
Bg-Z
Ams
2
2
3
1
9
Totaal aantal
1
-
86
1259,1 3381,6 962,5 1396,0 2788,0 5394,3 4568,8 4151,0 4071,1 4285,0 741,0 790,0 1395,6 646,0 4654,0 526,8
-
41010,8
1234,1 3236,6 962,5 1396,0 2766,5 5354,3 4568,8 3985,0 4071,1 4245,0 731,0 755,0 1395,6 646,0 4629,0 526,8
-
40503,3
16
Vervolg tabel 14
1
2 Veer
- waarvan lease Melkquotum per bedrijf Aankoop per bedrijf 5 jr. bron: enquête
3 Beij
25,0 145,0
4 Hstr
5
Vli-W
Nes
BenK
Stol
KGZ
Bg-W
13
14
15
16
17
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
D-H
Bg-Z
Ams
60,6
64,5 158,3
10,0
10,0
35,0
-
-
35,0 140,0 190,0
25,0
53,9
-
Over 2006/2007 bedroeg het gemiddelde gebruiksquotum in Nederland circa 525.400 kg en in Zuid-Holland 447.000 kg per bedrijf (bron: Productschap Zuivel). De gemiddelde bedrijfsomvang van de ondervraagde bedrijven binnen de Krimpenerwaard ligt met bijna 461.000 kg net iets boven de gemiddelde bedrijfsomvang in ZuidHolland. In deelgebied 10 is het gemiddelde melkquotum aanzienlijk groter dan in de andere deelgebieden. In totaal is door de bedrijven de laatste 5 jaar 5,1 miljoen kg quotum bijgekocht. Dit is gemiddeld bijna 60.000 kg. per bedrijf. Uit de gegevens wordt duidelijk dat, ondanks de natuurlijke beperkingen in de Krimpenerwaard, de melkveehouderij niet achterop is geraakt ten opzichte van de totale provincie Zuid-Holland, en dat gelet op het aankopen van melkquotum de ondernemerszin nog volop aanwezig is. In figuur 3 is de verdeling van agrarische bedrijven naar melkquotumklassen weergegeven. Figuur 3.: Verdeling bedrijven naar melkquotumklassen 50
percentages
45 40
Agrarische bedrijven binnen de begrenzing
35 30
Agrarische bedrijven buiten de begrenzing
25 20
Agrarische bedrijven binnen de hele Krimpenerwaard
15 10 5 0 <200 ton
200 400 600 - 800 ton 400 ton 600 ton 800 ton - 1 milj.
>1 milj.
quotumklasse
bron: enquête
2.6
Totaal aantal 507,5
59,7
49,6
40,0
12
-
76,0
-
11
476,9
15,0
- 166,0
10
-
40,0
40,0
9
314,8 422,7 320,8 465,3 464,7 674,7 380,7 461,2 452,3 714,2 370,5 395,0 465,2 646,0 517,1 526,8 43,3
21,5
Acht
8
-
36,3
-
7
-
25,0
-
6
Groene diensten en verbreding
Overzicht groene diensten en verbreding De afgelopen jaren hebben, landelijk gezien, veel agrarische bedrijven de inkomensbasis verbreed. Veelal wordt dit aangeduid met de termen groene diensten en verbreding. Hieronder kunnen diverse activiteiten vallen zoals agrarisch natuurbeheer, agrotoerisme, landbouw en zorg etc. In tabel 15 wordt een overzicht gegeven van de verschillende verbredingsactiviteiten van de ondervraagde agrarische bedrijven. In totaal hebben 94 (komt overeen met 78%) van de 121 op dit onderdeel ondervraagde bedrijven, tenminste één niet-agrarische activiteit. Sommige bedrijven hebben meerdere activiteiten binnen hun bedrijf. De aantallen en percentages in de tabel mogen om deze reden niet bij elkaar worden opgeteld.
17
Tabel 15.: Groene diensten en verbreding 1
2
3
Veer Beij
Agr. natuurbeheer Part. natuurbeheer Verwerken producten Handel Verkoop producten Agro-toerisme Kinderopvang Landbouw en zorg Loonwerk voor derden Overige bron: enquête
4
5
6
7
8
9
Totaal Totaal aantal percent.
10 11 12 13 14 15 16 17
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
4 1 1 1 -
4 1 -
3 -
3 1 1 -
5 1 1 1 1 -
9 12 3 2 1 1 1 - 1 -
9 1 -
6 1 -
7 4 1 2 1 1 -
4 2 1 -
4 1 1 -
5 -
3 -
3 1 1 1 1 -
1 -
-
82 15 6 9 7 2 -
67,8% 12,4% 5,0% 7,4% 5,8% 1,7% -
2
3
1
2
-
1
2
-
1
1
2
-
-
2
1
-
-
18
14,9%
4
1
-
1
1
1
5
2
2
-
1
1
2
-
-
-
-
21
17,4%
Uit de tabel blijkt dat agrarisch natuurbeheer veruit de belangrijkste (groene) dienst is op de onderzochte agrarische bedrijven. Andere niet-agrarische activiteiten zijn duidelijk een stuk minder populair. Particulier natuurbeheer en landbouw en zorg zijn geen enkele keer genoemd. Agrarisch natuurbeheer Het agrarisch natuurbeheer binnen de Krimpenerwaard wordt gecoördineerd door de Vereniging Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer Weidehof Krimpenerwaard. Natuur- en landschapscontracten zijn afgesloten voor de volgende pakketen: Tabel 16.: Afgesloten pakketten natuur- en landschapsbeheer 1
2
Veer
Nestbescherming Maaidatum-contracten Natuurlijke handicaps Ruige Mest Bonte weiderand Bonte hooiweide Overige pakketten Totaal bron: enquête
3
Beij
4
Hstr
5
Vli-W
6
Nes
7
Acht
8
BenK
9
Stol
10
11
12
13
14
15
KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu
16
D-H
Totaal Totaal aantal percent.
17
Bg-Z
Ams
34
65
30
15
44
71
136
70
148
84
29
36
22
22
28
22
-
856
36,6
12
19
11
14
9
85
39
11
23
33
12
1
10
11
24
-
-
314
13,4
37
57
35
15
-
-
97
18
106
211
9
33
11
-
31
-
-
660
28,1
9
15
11
8
3
27
15
40
100
19
25
20
3
6
19
-
7
327
13,9
3
9
4
4
9
50
17
11
16
8
3
6
12
-
6
2
-
160
6,8
-
1
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
0,1-
-
1
-
-
-
25
1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
27
1,1
95
167
91
56
65
258
306
150
393
355
78
96
58
39
108
24
7
2.346
100%
Op meer dan de helft van de landbouwgrond van de ondervraagde bedrijven ligt een contractvorm voor agrarisch natuurbeheer. Inpassing van met name weidevogelbeheer is voor de meeste bedrijven goed te doen.
18
2.7 De agribusiness Naast de agrarische bedrijven zelf bestaat de agrarische sector uit toeleverende, afzet- en dienstverlenende bedrijven (agribusiness). Het volgende schema geeft inzicht in het agribusinesscomplex: Figuur 4.: Overzicht agribusinesscomplex AGRIBUSINESSCOMPLEX
TOELEVERING
AGRARISCH
AFZET
BEDRIJF
DIENSTVERLENING
De volgende tabel geeft inzicht in enkele belangrijke activiteiten binnen de agribusiness. Tabel 17.: Overzicht activiteiten in de agribusiness Toelevering Afzet en verwerking veevoeders zuivelindustrie kunstmest veehandel landbouwmechanisatie slachterijen zaai- en pootgoed exporteurs gewasbescherming groothandel
Dienstverlening accountants/banken veeartsen banken rundveeverbetering adviesbureaus
Binnen de agribusiness heeft de afgelopen decennia een sterke schaalvergroting plaatsgevonden. Bedrijven zijn veelal (boven)regionaal of landelijk georganiseerd. Het totale agrocomplex - bestaande uit primaire productiebedrijven en bedrijven in dienstverlening, toelevering, verwerking en afzet - wordt geleidelijk aan steeds kleiner in de Krimpenerwaard. Desondanks is de omvang van de toelevering en dienstverlening in of nabij de Krimpenerwaard nog zodanig dat het gebied niet in een isolement is geraakt. 2.8
Perspectieven en bedrijfsontwikkeling
Inschatting economisch perspectief Aan de ondernemers is gevraagd hoe zij zelf het economisch perspectief zien van hun bedrijf. In de volgende figuur wordt hiervan een beeld gegeven. Het gaat hier dus om de eigen persoonlijke inschatting van de ondernemers.
19
Figuur 5.: Oordeel toekomstperspectief 70 60
Bedrijven binnen de natuurbegrenzing
percentage
50
Bedrijven buiten de natuurbegrenzing
40 30
Bedrijven binnen de gehele Krimpenerwaard
20 10 0 goed
redelijk
matig
slecht
oordeel toekomstperspectief
bron: enquête
Van alle onderzochte bedrijven schat 76% van de bedrijfshoofden het perspectief redelijk tot goed in. Aan de ondernemers is tevens gevraagd wat zij als grootste bedreiging zien voor de toekomst van het bedrijf. Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. De keuze bestond uit: ‘markt- en prijsontwikkelingen’, ‘plannen voor natuur’, ‘mestbeleid en overig milieubeleid’ en ‘overig’. In totaal hebben 111 ondernemers deze vraag beantwoord: - 42% geeft aan dat ze de plannen voor natuur als grootste bedreiging ziet voor hun bedrijf. Dit aspect wordt door 82% van de ondernemers binnen de natuurbegrenzing genoemd. Dit is beduidend meer dan de 26% van de ondernemers buiten de natuurbegrenzing die de plannen voor natuur als bedreiging zien. - Iets meer dan één derde van alle ondernemers geeft aan dat markt- en prijsontwikkelingen de grootste bedreiging vormt voor hun bedrijf. Dit aspect wordt door ondernemers buiten de begrenzing meer aangekaart dan door ondernemers binnen de begrenzing; 46% tegenover 18%. - Het aspect mestbeleid en overig milieubeleid wordt tevens door ongeveer één derde van de ondernemers genoemd als grootste bedreiging. Buiten de begrenzing (44%) ligt dit percentage hoger dan binnen de begrenzing (9%). Naast de grootste bedreigingen voor de toekomst is de ondernemers ook naar de grootste kansen voor de toekomst gevraagd. Hierbij had men de keuze uit de aspecten ‘groene dienstverlening (natuurbeheer)’, ‘verbreding’, ‘schaalvergroting’ en ‘overig’. Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. Deze vraag is door 89 ondernemers beantwoord. Van hen ziet 64% schaalvergroting als grote kans voor de toekomst. Binnen de begrenzing ligt dit percentage (88%) hoger dan buiten de begrenzing (55%). 37% van de ondernemers ziet groene dienstverlening als grote kans voor de toekomst en 17% ziet iets in verbreding. Bedrijfsontwikkeling Een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is de vraag hoe de ondernemers de ontwikkeling van hun eigen bedrijf zien. Waar ligt het toekomstperspectief en in welke richting moet het bedrijf zich daarvoor ontwikkelen? Bedrijfsontwikkeling betekent vooral het maken van strategische keuzes. Aan de ondernemers is daarom gevraagd aan te geven wat de ontwikkelingsrichtingen van hun bedrijf de komende 5 jaren zullen zijn. Daarbij is onderscheid gemaakt in consolidatie, ontwikkeling, afbouw en beëindiging.
20
Tabel 18.: Toekomstige ontwikkeling op de ondervraagde bedrijven per deelgebied Toekomstige ontwikkelingen
1
2
3
Veer Beij
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17
Totaal Totaal aantal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
Consolidatie Ontwikkeling Afbouw Reeds beëindigd
1 6 1 -
3 6 3 -
1 2 -
1 3 -
2 4 2 -
- 2 9 10 2 2 1 -
5 6 1 -
4 5 1 -
3 6 2 -
1 2 1
1 1 2 1
1 3 1 -
4 1 -
2 7 1 -
1 -
1
31 71 19 4
24,8% 56,8% 15,2% 3,2%
Totaal bron: enquête
8 12
3
4
8 12 14 12 10 11
4
5
5
5 10
1
1
125
100%
Bijna 57% van de ondernemers heeft de ambitie om het bedrijf verder te ontwikkelen. Deze ontwikkeling kan betrekking hebben op: - Schaalvergroting. Een deel van de bedrijven richt zich sterk op verdergaande groei in de primaire voedselproductie en deze bedrijven zullen de komende jaren meedoen in het proces van schaalvergroting dat volop aan de gang is in de Nederlandse landbouw. - Dienstverlening en verbreding. Een ander deel van de bedrijven richt zich naast primaire voedselproductie ook op andere vormen van dienstverlening en verbreding, zoals natuur- en landschapsbeheer, recreatie en toerisme en landbouw en zorg. In tabel 19 is de toekomstige situatie op de bedrijven binnen en buiten de begrenzing weergegeven. Tabel 19.: Toekomstige ontwikkeling op de ondervraagde bedrijven binnen- en buiten de begrenzing Binnen begren- Percentage Buiten begren- Percentage Toekomstige ontwikkelingen zing binnen zing buiten 19,4% 27,3% Consolidatie 7 24 69,5% 52,3% Ontwikkeling 25 46 11,1% 15,9% Afbouw 4 14 0% 4,5% Reeds beëindigd 4 Totaal bron: enquête
36
88
Opvallend is dat binnen de natuurbegrenzing het aandeel ondernemers dat het bedrijf verder wil ontwikkelen flink groter is dan buiten de begrenzing. Tabel 20 geeft globaal inzicht in de ontwikkelingsplannen van deze ondernemers. Sommige bedrijven hebben meerdere ontwikkelingsplannen binnen hun bedrijf. De aantallen en percentages mogen daarom niet bij elkaar worden opgeteld.
21
Tabel 20.: Ontwikkelingsplannen Ontwikkelingsplannen
1
2
3
Veer Beij
Grond huren Grond kopen Melkquotum kopen Investeren machinepark Investeren automatisering Investeren gebouwen Investeren neventak Agr. natuurbeheer (SAN) Partic. natuurbeheer (SN) Inkomen buiten het bedrijf Totaal bron: enquête
2 1 4 1 5 2 1 -
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17
Totaal Totaal aantal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
1 3 2 2 1 2 1 1
2 1 2 1 1 -
2 1 2 1 1 1 -
1 1 3 2 -
3 5 5 2 1 5 4 1 -
4 5 4 8 2 2 -
5 6 4 1 2 4 1
4 4 2 1 1 4 1 1
2 5 3 1 3 1 3 1 1
1 1 1
1 1 -
1 3 3 1 3 1
16 16
7
8
7 26 25 23 18 20
3
2 12
3 4 3 1 2 5 2 3 2 -
-
-
31 39
- 25
-
-
208
-
40 7 9 46 7 18 6 5
Uit deze tabel blijkt dat het merendeel van de ondernemers de komende jaren in wil zetten op verdere schaalvergroting (in grond en melkquotum). Daarnaast wil ruim tweederde van de bedrijfshoofden investeren in gebouwen; hetzij in renovatie, hetzij in nieuwbouw. Ruim een kwart van de ondernemers wil het agrarisch natuurbeheer op het bedrijf uitbreiden. Voor natuurbeheer middels functieverandering (particulier natuurbeheer) is daarentegen weinig belangstelling.
22
46,3% 58,2% 60,0% 10,4% 13,4% 68,7% 10,4% 26,9% 9,0% 7,5%
3.
De ruimtelijke structuur van de landbouw binnen de Krimpenerwaard
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke structuur van de landbouw binnen de Krimpenerwaard. Naast een algemeen beeld van het totale gebied, zal ook de informatie per deelgebied worden weergegeven. Tevens zal er een beeld worden gegeven van de situatie van bedrijven binnen de begrenzing en buiten de begrenzing. In dit hoofdstuk staan de volgende onderwerpen centraal: - De verkavelingsituatie; - Grondprijsontwikkeling en grondmobiliteit; - Bedrijfsverplaatsing 3.2 De verkavelingssituatie Van de ondervraagde bedrijven is ook het aantal kavels in beeld gebracht. Onder een kavel wordt in dit verband verstaan: ‘’een aaneengesloten blok percelen, onderling bereikbaar en niet onderbroken door een hoofdwatergang of openbare weg’’. Tabel 21 geeft een verdeling van de ondervraagde bedrijven naar het aantal kavels. Tabel 21.: Indeling naar aantal kavels Aantal kavels per bedrijf
1
2
3
Veer Beij
1 kavel (huiskavel) 2 kavels (1 veldkavel) 3 kavels (2 veldkavel) 4 kavels (3 veldkavel)
2 2 1 -
1 1 2
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15
Totaal Totaal aantal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H
1 2 -
1 1 1
1 2 1
1 1 4
2 7 2 1
5 2 3
3 -
2 1 2 1
1 -
1 1 1 -
2 1
3
1 2 -
12 25 16 17
10,3% 21,6% 13,8% 14,7%
5 kavels (4 veldkavel) 1 2 6 kavels (5 veldkavel) 1 3 7 kavels 1 8 kavels 9 kavels 10 kavels of meer - 1 Totaal ondervraagde 8 10 3 bedrijven Gem. aantal kavels 3,4 4,6 2,7 per bedrijf bron: enquête
-
1 1 1 1
2 2 -
3 1 -
1 1 1
4 1 1 1 -
1 1 1 1 -
1 1 1
1 -
1 1
-
1 1 3
12 12 7 2 5 8
10,3% 10,3% 6,0% 1,8% 4,3% 6,9%
3
8 10 16 13 10 10
4
4
5
3
8
116
100%
4 6,7
4,3
3 4,4 4,5 3,1 3,8 4,4 4,4 6,8 3,5 5,4
De Krimpenerwaard wordt gekenmerkt door sloten en lange, smalle kavels. Hierdoor is de uitgangsituatie van de verkaveling niet ideaal. Uit de tabel wordt duidelijk dat de verkavelingssituatie in de Krimpenerwaard te wensen over laat. Gemiddeld hebben de 116 ondervraagde bedrijven meer dan 4 kavels, dit is relatief hoog. Wel is er sprake van een sterke variatie tussen de bedrijven en de deelgebieden. Bereikbaarheid van en afstanden tot veldkavels Het merendeel van de bedrijven heeft kavels op afstand van de bedrijfsgebouwen liggen. Van 25% van de in dit geval 113 ondervraagde bedrijven geeft de ondernemer aan niet tevreden te zijn over de route naar de veldkavel(s). Bij het aangeven van de oorzaak van ontevredenheid over de bereikbaarheid van de veldkavels bestond in de enquête de keuze uit de volgende aspecten; ‘drempels’, ‘wegversmalling’, ‘smalle weg’, ‘alleen bereikbaar met ontheffing van de gemeente’ en ‘brug, stoplichten’. Deze aspecten werden allen enkele keren genoemd. Een groot aantal agrariërs voegde echter zelf een reden aan het lijstje toe. Hieruit zijn de afstand van de kavels en het moeten oversteken van een provinciale weg, nadrukkelijk als knelpunten naar voren gekomen. 23
Tabel 22 geeft inzicht in de gemiddelde afstand tot de veldkavels Tabel 22.: Gemiddelde afstand naar de eerste vijf veldkavels in meters Afstand veld1 2 3 4 5 6 7 8 kavels Veer
Beij
Hstr
1e
veldkavel 2e veld kavel 3e veldkavel 4e veldkavels
1.300 800 1.000 1.267
5e veldkavels bron: enquête
1.300 1.575
Vli-W
Nes
Acht
BenK
Stol
248 1.467 750 1.090 1.486 1.124 364 1100 250 740 2.239 721 811 - 4.000 900 1.170 2.920 475 - 800 4.125 3.625 -
-
350 2.000
511 1.144 2.222 1.287
9
10
11
12
13
14
15
16
17
KGZ
Bg-W
Bg-O
Scho
Oudk
Schu
D-H
Bg-Z
Ams
1.510 394 363 2.543 529 288 2.429 610 1.783 2.014 2.313 1.117
- 19.000 4.233 2.850
950
233 350 200 500
1.020 333 860 1.833 1100 1.614 2.500 1.667 900 1500 - 990
600 2.000
-
540
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de afstanden naar de veldkavels sterk variëren. De deelgebieden 6, 7, 8, 9, 10 en 13 vallen op door relatief grote afstanden tot de veldkavels. Bereikbaarheid erfperceel In de enquête is gevraagd naar de bereikbaarheid van het erfperceel in verband met de aan- en afvoer van producten van en naar het bedrijf. Ruim 19% van de ondernemers beoordeelt de bereikbaarheid van het erfperceel als matig of slecht. Tabel 23.: Bereikbaarheid erfperceel Bereikbaarheid erfperceel
1
2
3
Veer Beij
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17
Totaal Totaal aantal percent.
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
Goed Matig Slecht
6 2 -
9 1 -
3 -
3 1 -
8 10 11 - 2 6 -
8 2 2
9 1 -
7 1 1
3 1 -
2 1 -
4 1 -
3 -
9 1 -
1 -
1 -
97 20 3
80,8% 16,7% 2,5%
Totaal bron: enquête
8 10
3
4
8 12 17 12 10
9
4
3
5
3 10
1
1
120
100%
Oordeel ondernemers over verkaveling Aan de ondernemers is ook gevraagd naar een algemeen oordeel over de verkavelingssituatie. Bij de beoordeling van de verkaveling spelen de volgende aspecten een rol: - Het aantal kavels; - De grootte van de kavels; - De verhouding huiskavel – veldkavel; - De afstanden tot de veldkavels. Figuur 6 geeft het oordeel van de ondernemers weer.
24
-
-
-
-
percentage
Figuur 6.: Oordeel ondernemers verkavelingssituatie 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Beoordeling verkaveling binnen de natuurbegrenzing Beoordeling verkaveling buiten de natuurbegrenzing
Goed
Redelijk
Matig
Slecht
Beoordeling verkaveling binnen de gehele Krimpenerwaard
oordeel verkavelingssituatie
bron: enquête
Het blijkt dat meer dan 60% van de ondernemers op dit moment goed of redelijk tevreden is over de eigen verkavelingssituatie. Dit beeld is niet in lijn met de cijfers over de verkavelingsituatie (tabel 21). Ondanks de tevredenheid over de verkavelingsituatie, is meer dan de helft van de ondernemers (64%) bereid tot uitruil van kavels. Bijna 70% van de ondernemers wil de komende 5 jaar de structuur verbeteren door middel van: - Ruilen van kavels; - Verbetering van dammen en bruggen; - Aanpassing van de detailontwatering; - Aanpassing vorm percelen; - Aanleg kavelpaden. 3.3
Grondprijsontwikkeling
Omslag in grondprijsontwikkeling In het laatste decennium van de vorige eeuw zijn de grondprijzen in Nederland explosief gestegen. Deze prijsstijgingen waren niet of nauwelijks te verklaren uit de verwachte agrarische opbrengstwaarde maar vooral door het perspectief op waardestijging van de grond oftewel de optiewaarde. Aan deze jarenlange stijging van de agrarische grondprijzen is in Nederland in 2001 een einde gekomen toen de prijzen zich stabiliseerden op het hoogste niveau van 2000. In 2002 trad landelijk een daling van de grondprijzen op, gecombineerd met een afname van de grondmobiliteit. De laatste jaren is er echter weer sprake van een stijging van de grondprijzen. In figuur 7 wordt de grondprijsontwikkeling voor grasland (per ha) van de Krimpenerwaard en het oostelijk Rijnland weergegeven. Vooral de maanden mei en juni 2007 springen er in vergelijking tot de andere maanden flink uit.
25
Figuur 7. Grondprijsontwikkeling grasland Krimpenerwaard en oostelijk Rijnland.
33.857
32.750 aug-07
jun-07
jul-07
73.585
105.633
dec-06
mei-07
30.676
35.200
31.008 jul-06
nov-06
33.000 jun-06
29.461
28.169 mei-06
aug-06
24.000 apr-06
34.021
120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0
mrt-06
euro
Krimpenerwaard en oostelijk Rijnland grasland
maand
bron: boerderij 3.4 Bedrijfsverplaatsing Aan de ondernemers is gevraagd of zij open staan voor bedrijfsverplaatsing. In tabel 24 wordt dit weergegeven. Ruim één kwart van de gevraagde ondernemers staat open voor bedrijfsverplaatsing. Tabel 24.: Bedrijfsverplaatsing 1
2
Veer
3
Beij
4
5
6
7
8
9
Totaal Totaal aantal percent.
10 11 12 13 14 15 16 17
Hstr Vli-W Nes Acht BenK Stol KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu D-H Bg-Z Ams
Geen bedrijfsverplaats. Binnen Krimpenerwaard Binnen Groene Hart Elders in Nederland
2 10 2 3 -
3 -
1 2
6 2 1
8 10 - 2 1 1 3
7 1 2
6 2 1
5 2 1 -
4 -
3 -
4 1 -
3 -
7 2 -
1 -
1 -
81 11 8 10
72,3% 9,8% 7,1 8,9
Buitenland
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2
1,8
Totaal bron: enquête
7 10
3
3
9 11 16 10
9
8
4
3
5
3
9
1
1
112
100%
1
Ook is gekeken naar bedrijven die binnen de natuurbegrenzing vallen en bedrijven die er buiten vallen. Binnen de natuurbegrenzing staat 66,7% van de ondernemers niet open voor bedrijfsverplaatsing. Buiten de begrenzing is dit percentage 72,8%.
26
4.
Particulier eigendom binnen de natuurbegrenzing
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de situatie van de particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing. Dit zijn de grondeigenaren met tenminste 0,5 hectare en maximaal 5 hectare grond binnen de natuurbegrenzing. De deelgebieden 1, 2 , 3, 5, 9,15 en 16 zijn gelegen binnen de natuurbegrenzing. Naast een algemeen totaalbeeld, zal de informatie tevens per deelgebied worden weergegeven. In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde: - Oppervlaktegegevens - Verdeling van het particulier eigendom naar hoofd- en neveninkomsten - Veestapel - Verkavelingssituatie - Toekomstperspectief en -plannen 4.2 Oppervlaktegegevens Alle gronden van de 29 ondervraagde particuliere eigenaren zijn gelegen binnen het onderzoeksgebied. Uit tabel 25 is af te lezen dat alleen in deelgebied 6 naast het eigendom (voor eigen gebruik), ook reguliere pacht aanwezig is. In totaal hebben de particulieren iets meer dan 90 hectare in bezit. Tabel 25.: Oppervlakte grondgebruik/eigendom in hectare Oppervlakte 1 2 3 5 6 grondgebruik Veer
Eigendom- eigen gebruik Reguliere pacht Totaal onderzocht Gemiddelde eigendom per particulier bron: enquête
Beij
Hstr
11,8 5,1
Nes
Acht
7,8
42,8
-
-
-
11,8 5,1
7,8
2,4 2,6
2,0
-
9
15
16
KGZ
D-H
Bg-Z
5,1 8,2
Totaal aantal
Totaal percentage
7,6
1,7
90,1
98,9%
-
-
-
1,0
1,1%
42,8
6,1 8,2
7,6
1,7
91,1
100%
6,1
3,1 1,6
2,5
1,7
3,1
1,0
Het selecteren van de particuliere eigenaren voor dit onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van eigendomsgegevens. Volgens de gemaakte onderverdeling bij het versturen van de enquêtes hebben de benaderde particulieren niet meer dan 5 hectare in eigendom. Op basis van de respons bleken 3 particulieren meer dan 5 hectare in eigendom te hebben. Mogelijk hebben deze particulieren na de laatste update van de eigendomgegevens hun particuliere eigendom nog uitgebreid. Het eigendom van deze drie ligt in deelgebied 5. Om deze reden ligt het gemiddelde particuliere eigendom in dit deelgebied boven de 5 hectare. Het totale gemiddelde eigendom ligt op 3 hectare. 4.3 Verdeling van het particulier eigendom naar hoofd- en neveninkomsten Aan de particuliere grondeigenaren is gevraagd op welke wijze het particuliere eigendom wordt gebruikt. Onder hoofdinkomsten wordt verstaan: minimaal de helft van het inkomen is afkomstig van het eigendom. Onder neveninkomsten wordt verstaan: minder dan de helft van het inkomen is afkomstig van het particulier eigendom. Onder hobby wordt verstaan: het eigendom draagt niet of marginaal bij aan de inkomensvorming. Eén particulier heeft deze vraag niet beantwoord. In tabel 26 is het particuliere eigendom verdeeld naar hoofd- en neveninkomst en hobby.
27
Tabel 26.: Verdeling particulier eigendom naar hoofd- en neveninkomsten en hobby Totaal Totaal Particulier eigendom 1 2 3 5 6 9 15 16 aantal percentage Veer Beij
Hoofdinkomst
-
Neveninkomst Hobby Totaal onderzocht bron: enquête
Hstr
Nes
-
1
-
2
-
2
3
1
1
5
1
4
Acht KGZ D-H Bg-Z
-
-
-
-
1
3,6%
4
-
2
2
1
13
46,4%
3
2
3
1
-
14
50%
7
2
5
3
1
28
100%
Uit de resultaten blijkt dat 50% van de ondervraagde particulieren het eigendom als hobby ziet. Voor ruim 46% van de particulieren is het eigendom een neveninkomst. Slechts één particulier gebruikt het inkomen als hoofdinkomst. Dit betreft een agrarisch hulp- en nevenbedrijf. 4.4 Veestapel In de enquête hebben de particuliere eigenaren de grootte van hun veestapel kunnen aangeven. Uit tabel 27 blijkt dat de meeste particuliere grondeigenaren schapen houden. Tabel 27.: Veestapel Veestapel Melk/kalfkoeien Jongvee Schapen Geiten Zoogkoeien Weidevee Mestvee Varkens Legkippen Fokpaarden Pensionpaarden bron: enquête
4.5
Totaal aantal
1
2
3
5
6
9
15
16
Veer
Beij
Hstr
Nes
Acht
KGZ
D-H
Bg-Z
30 -
-
40 -
6
-
-
20 22 - 2 - 2 3 6
-
- - - 61 - 1 - - - - - - -
4 -
173 3 2 4 3 -
4
-
16
-
Toekomstperspectief en -ontwikkeling
Toekomstperspectief Aan de particulieren is in de enquête gevraagd hoe zij het economisch perspectief zien van hun eigendom. Figuur 8 geeft hiervan een beeld.
28
Figuur 8.: Oordeel toekomstperspectief 100 90 80 percentage
70 60 50 40 30 20 10 0 Goed
Redelijk
Matig
Slecht
oordeel toekomstperspectief
bron: enquête
Een kleine meerderheid (53,8%) van de particulieren beoordeelt het toekomstperspectief als goed, bijna 8% beoordeelt het als matig en 11,5% zelfs als slecht. Toekomstontwikkeling In de enquête is tevens gevraagd welke plannen de particulieren hebben met hun eigendom, 24 particuliere grondeigenaren hebben antwoord gegeven op deze vraag. De resultaten van deze vraag staan in tabel 28 weergegeven. 75% van de particuliere eigenaren heeft aangegeven het eigendom zo te willen houden. 1 eigenaar in deelgebied 9 heeft aangegeven zich te willen ontwikkelen door 0,5 hectare grond te kopen. 1 eigenaar in deelgebied 15 heeft aangegeven zich te willen ontwikkelen door 3 ha erbij te huren. In deelgebied 1 komt er door grondverkoop 2,8 ha beschikbaar. In deelgebied 5 komt er door grondverkoop 23,4 ha beschikbaar. Tabel 28.: Toekomstige ontwikkelingen Toekomstige 1 2 3 ontwikkelingen Veer
Beij
Hstr
5
6
9
15
16 Totaal %
Nes
Acht
KGZ
D-H
Bg-Z
Consolidatie Ontwikkeling Verkoop grond
4 1
2 -
4 -
2 3
1 -
2 1 -
2 1 -
1 -
75% 8,3% 16,7%
Totaal bron: enquête
5
2
4
5
1
3
3
1
100%
4.6
Verkavelingssituatie
Verkavelingssituatie van het particulier eigendom Ook het aantal kavels van het particulier eigendom is door middel van de enquête in beeld gebracht (zie tabel 29). Onder een kavel wordt in dit verband verstaan: ‘’een aaneengesloten blok percelen, onderling bereikbaar en niet onderbroken door een hoofdwatergang of openbare weg’’. Ruim 82% van de particuliere eigenaren heeft 1 kavel in zijn bezit.
29
Tabel 29.: Indeling naar aantal kavels Aantal kavels
Totaal aantal
1
2
3
5
6
9
15
16
Veer
Beij
Hstr
Nes
Acht
KGZ
D-H
Bg-Z
1 kavel 2 kavels 3 kavels
4 1 -
2 -
4 -
5 1 1
1 1
4 1 -
3 -
1 -
24 3 2
Totaal onderzocht bron: enquête
5
2
4
7
2
5
3
1
29
In tabel 30 staan de onderzochte hectares verdeeld naar huiskavel en veldkavels. Deze tabel geeft de gegevens weer van 28 particuliere grondeigenaren. Eén eigenaar in deelgebied 5, met in totaal 9,97 hectare en 3 kavels in eigendom, is in de enquête niet ingegaan op de onderverdeling van het eigendom naar grootte van kavels. Tabel 30.: Verdeling aantal hectares in gebruik naar huiskavel en veldkavels Grootte kavels Huiskavel Veldkavel 1 Veldkavel 2 Totaal onderzocht bron: enquête
1
2
3
5
6
9
15
16
Veer
Beij
Hstr
Nes
Acht
KGZ
D-H
Bg-Z
Totaal aantal
Totaal percentage
8,0 3,8 3,7 1,3 -
7,8 -
16,0 16,3 0,6
4,1 6,4 1,0 1,8 1 -
7,6 -
1,7 -
55,4 24,1 1,6
68,3% 29,7% 2,0%
11,7 5,1
7,8
32,9
6,1 8,2
7,6
1,7
81,1
100,0%
Oordeel ondernemers over verkaveling Aan de particuliere eigenaren is ook gevraagd naar een algemeen oordeel over de verkavelingssituatie. Bij de beoordeling van de verkaveling spelen de volgende aspecten een rol: - Het aantal kavels; - De grootte van de kavels; - De verhouding huiskavel – veldkavel; - De afstanden tot de veldkavels. In figuur 9 wordt het oordeel van de ondernemers weergegeven: Figuur 9.: Oordeel particuliere eigenaren verkavelingssituatie 100 90 80 percentage
70 60 50 40 30 20 10 0 Goed
Redelijk
Matig
Slecht
oordeel verkaveling
bron: enquête
30
Verreweg het merendeel (77%) van de particuliere eigenaren beoordeelt de verkaveling als goed. De particulieren die de verkavelingssituatie als matig of slecht beoordeelden (19%) gaven daarvoor de volgende redenen aan: - Financieel en organisatorisch; - Kavel is alleen bereikbaar via het erf van het woonhuis bereikbaar; voor zwaar landbouwverkeer is dat bezwaarlijk; - Het land ligt niet bij elkaar; - Onhandig; - Pensionpaarden zonder land. Ruim 20% van de particulieren met particulier eigendom is bereid tot kavelruil. Particulieren die niet bereid zijn tot kavelruil geven voornamelijk aan dat het de huiskavel betreft. 25% van de ondernemers wil de komende 5 jaar de structuur verbeteren door middel van: - Het ruilen van kavels; - Een verbetering van dammen en bruggen; - De aanpassing van de detailontwatering; - De aanpassing van de vorm van de percelen; - De aanleg van kavelpaden.
31
5.
Externe relevante factoren
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op enkele externe factoren die van grote invloed zijn op de land- en tuinbouw, ook in de Krimpenerwaard. De volgende onderwerpen passeren de revue: - EU markt- en prijsbeleid; - Mest en mineralen; - Natuur en landschap; - Ruimtelijk beleid; - Milieuvergunningen. 5.2
EU markt- en prijsbeleid
EU-akkoord De Raad van Europa heeft in maart 1999 de Agenda 2000 vastgesteld. Dit is het programma van de Europese Unie voor toekomstig beleid en de financiering hiervan. Agenda 2000 omvat onder andere de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie. De landbouw zal zich de komende jaren aan moeten passen aan verschillende veranderingen, zoals de uitbreiding van de Europese Unie en de gevolgen van een nieuwe WTO-ronde (wereldhandelsafspraken). In januari 2003 zijn voorstellen van EU-commissaris Fischler voor aanpassing van het EU-landbouwbeleid (zgn. MidTermReview) door de Europese Commissie aangenomen. Hierdoor is vanaf 2005 het Europese landbouwbeleid drastisch veranderd. Deze hervorming moet leiden tot meer marktwerking. De wijzigingen in het Europees landbouwbeleid hebben directe gevolgen voor de veehouderij in de Krimpenerwaard. Ontkoppeling De belangrijkste verandering in het Europese landbouwbeleid is de zogenaamde ontkoppeling. Het ontvangen van Europese subsidie was tot recent in veel gevallen gekoppeld aan de productie. Dit hield in dat er subsidie werd verleend per kg product, per hectare of per dier. Vanaf 2006 is de subsidie in Nederland ontkoppeld van de werkelijke productie en is sprake van directe inkomenssteun in de vorm van een bedrijfstoeslag. Omdat deze deels ook zonder agrarische productie kan worden verkregen, kan de ontkoppeling belangrijke gevolgen hebben voor het grondgebruik. Randvoorwaarden Voor het ontvangen van Europese steun moeten agrariërs voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden bestaan uit beheereisen van 18 Europese richtlijnen of verordeningen, aangevuld met vereisten om de landbouwgrond in goede landbouw- en milieuconditie te houden. Zo gelden er bijvoorbeeld eisen ten aanzien van behoud van de vogelstand, de bescherming van grond- en oppervlaktewater, de bescherming van het bodemmilieu en identificatie en registratie (I&R) van dieren. Modulatie Een ander element in de EU-afspraken is een systeem waarbij sprake is van afroming van inkomenssteun ten behoeve van plattelandsontwikkeling. Dit mechanisme wordt modulatie genoemd. Concreet houdt dit in dat op de inkomenssteun gekort wordt en dat de beschikbare gelden worden gebruikt voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s. De afgeroomde middelen worden als medefinanciering ter beschikking gesteld van de EU-lidstaat voor een aantal maatregelen van de Kaderverordening Platteland, te weten: - Probleemgebieden en gebieden met milieubeperkingen (o.a. de bergboerenregeling); - Milieumaatregelen (o.a. de regeling agrarisch natuurbeheer en steun voor biologische landbouw); - Bosbouw (onderdeel van de regeling agrarisch natuurbeheer).
32
Melkprijsontwikkeling Zuivel is één van de belangrijke agrarische producten in de Krimpenerwaard. De hervorming van het Europees landbouwbeleid heeft invloed op de melkprijs. In het EU-landbouwakkoord is afgesproken dat de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder tot 2008 zullen dalen met 25 en respectievelijk 15%. Ter compensatie van de prijsverlagingen is vanaf 2005 een systeem van vaste melkpremies ingevoerd, die uiteindelijk worden omgezet in bedrijfstoeslagen. Omdat de Nederlandse zuivelfabrieken de geleverde melk hoofdzakelijk verwerken tot producten met een hoge toegevoegde waarde, verwachten zuiveldeskundigen dat de daling van de interventieprijzen slechts gedeeltelijk doorwerken in de melkprijs die de melkveehouder ontvangt. Door de Animal Science Group worden jaarlijks in Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN) inschattingen gemaakt voor de ontwikkeling van de melkprijs. De ontwikkelingen rond de melkprijzen in het voorjaar van 2007 geven echter aan dat het voorspellen van de melkprijs over een periode van enkele jaren niet eenvoudig is. 5.3
Mest en mineralen
Vanaf 2006 een nieuw mestbeleid Sinds de jaren tachtig pakt de Nederlandse overheid de mestproblematiek aan. Het gevoerde beleid heeft als doel om de belasting van het milieu door een teveel aan meststoffen terug te dringen. De milieurichtlijnen vanuit de Europese Unie spelen hierbij in toenemende mate een rol. Bijvoorbeeld de Nitraatrichtlijn uit 1991 die als doel heeft de nitraatverontreiniging van grond- en oppervlaktewater uit agrarische bronnen terug te dringen tot ‘aanvaardbare niveaus’. Het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit vertaalt de Europese en Nederlandse milieurichtlijnen naar regels voor de Nederlandse landbouw. Het huidige mestbeleid omvat een groot aantal wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen. In 1998 trad het Mineralen Aangiftesysteem (MINAS) in werking. Doel hiervan was het terugdringen van milieuverontreiniging door meststoffen. MINAS was een mineralenboekhouding waarmee de mineralenstromen op een bedrijf in beeld worden gebracht. In oktober 2003 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat het Nederlandse mestbeleid niet voldeed aan de eisen van de Europese regelgeving op het gebied van bemesting. Dat dwong Nederland tot het uitwerken van een nieuw mestbeleid, waarover in de zomer van 2004 een akkoord is bereikt met de Europese Commissie. Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan. Van verliesnormen naar gebruiksnormen De belangrijkste wijziging is dat het MINAS-stelsel vanaf 1 januari 2006 is vervangen door een stelsel van gebruiksnormen. Deze stellen een maximum aan de hoeveelheid meststoffen die een agrariër mag gebruiken. Er zijn drie soorten gebruiksnormen: - Voor de hoeveelheid dierlijke mest; - Voor de totale stikstofbemesting (dierlijke mest én kunstmest); - Voor de totale fosfaatbemesting (dierlijke mest én kunstmest). De overheid heeft de gebruiksnormen vastgesteld. Met dit stelsel van gebruiksnormen verlaat Nederland het huidige stelsel van verliesnormen. Dit betekent dat bedrijven niet meer worden afgerekend op de hoeveelheid stikstof en fosfaat die in het milieu verdwijnt (output), maar op de hoeveelheid stikstof en fosfaat die wordt gebruikt voor de groei van gewassen (input). Bijzondere aandacht is er voor de gebruiksnorm voor dierlijke mest. Deze wordt uitgedrukt in kilogrammen stikstof per hectare. De maximale norm is 170 kg per hectare, in overeenstemming met de Europese Nitraatrichtlijn. Voor Nederland geldt voor graslandbedrijven (minimaal 70% grasland) een derogatie (afwijking) van deze norm (250 kg stikstof per hectare). Voor het berekenen van het totale gebruik van dierlijke mest gelden zogenaamde excretienormen. Hiermee wordt de stikstofproductie per dier per jaar bedoeld. Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft een omvangrijke studie gedaan naar de gevolgen van het nieuwe mestbeleid op landelijk niveau. Het LEI berekende dat het nieuwe gebruiksnormenstelsel zal leiden tot een toename van de mestafzet en daarmee tot hogere nationale mestoverschotten. Voor 2009 wordt een mestoverschot verwacht. Voor veel veebedrijven betekent deze gedwongen mestafzet een inkomensdaling. 33
5.4
Natuur en landschap
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De rijks EHS is uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) Provinciale Ecologische Hoofdstructuur De Provinciale Ecologisch Hoofdstructuur (PEHS) kan worden gezien als de ‘harde’ kern van natuur in ZuidHolland. De PEHS is een provinciaal netwerk dat verschillende natuurgebieden in de provincie moet gaan verbinden. Binnen de PEHS wordt herstel en/of ontwikkeling nagestreefd. Dit gebeurt door middel van begrenzingen, inrichting, beheer, het sluiten van overeenkomsten met agrariërs en herstelwerkzaamheden. Robuuste verbinding Natte As Met de robuuste verbindingen hebben de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland nieuwe ambities geformuleerd voor de natuurontwikkeling in Nederland. Tussen het Lauwersmeer en de Zeeuwse delta komt een robuuste ecologische verbinding voor natte natuur: de Natte As. De aanleg van de natuur kan tegelijkertijd andere perspectieven in het gebied versterken, zoals recreatie en het waterbeheer. Volgens planning is de Natte As in 2018 volledig aangelegd. Beheersgebiedsplan Zuid-Holland Sinds 1 januari 2000 is de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) van kracht. De SAN biedt mogelijkheden om het agrarisch natuurbeheer verder te stimuleren. Agrariërs kunnen op basis van een beheersgebiedsplan buiten de PEHS een subsidie aanvragen voor agrarisch natuurbeheer. Het beheersgebiedsplan is met behulp van vijf deelgebieden uitgewerkt. De Krimpenerwaard valt in het deelgebied ‘De Waarden’, en vormt ongeveer 1/3 van het deelgebiedoppervlak. De provincie streeft in het deelgebied zowel naar een versterking van de populaties van kritische weidevogels als van de botanische kwaliteit van perceelsranden en graslandpercelen. Programmabeheer: SAN en SN Voor de financiering van natuur- en landschapsbeheer is vanaf het jaar 2000 de regeling Programma Beheer van kracht. Programma Beheer kent twee afzonderlijke subsidieregelingen namelijk: - Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) Deze regeling, kortweg SAN genoemd, geldt voor gebieden met de hoofdfunctie landbouw. Agrariërs kunnen contracten afsluiten gericht op behoud en versterking van natuur- en landschapwaarden op boerenland. Agrarische natuurverenigingen fungeren daarbij als intermediair bij het afsluiten van deze contracten. In de Krimpenerwaard wordt dit gedaan door de Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Weidehof Krimpenerwaard. - Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) Deze regeling, kortweg SN genoemd, geldt voor gebieden met hoofdfunctie natuur. Naast de terreinbeherende organisaties kunnen sinds enkele jaren óók particulieren gebruik maken van deze regeling. Dit laatste wordt veelal aangeduid als ‘particulier beheer’. Een belangrijk element hierbij is dat de grond niet door de overheid wordt opgekocht. In plaats daarvan kunnen boeren en andere grondeigenaren betaald worden voor het natuurbeheer. De basis van de regeling is dat sprake is van functieverandering. Dit betekent concreet omvorming van landbouwgrond naar natuur. In 2004 heeft het ministerie van LNV een beleidswijziging ingezet waarbij 40% van de resterende taakstelling voor grondverwerving kan worden ingevuld door particulier natuurbeheer.
34
5.5
Ruimtelijk beleid
Nota Ruimte In de Nota Ruimte is de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota gaat in op de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk landschap. De Nota Ruimte vervangt de tot dan relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen. De sturingsfilosofie achter de Nota Ruimte is dat de decentrale overheden (provincie en gemeenten) meer ruimte krijgen bij de besluitvorming over ruimte. Ook komt er meer ontwikkelingsruimte in het landelijk gebied mits de ontwikkelingen voldoende ruimtelijke kwaliteit hebben. Streekplan Zuid-Holland Oost In het streekplan Zuid-Holland Oost uit 2003 heeft de provincie Zuid-Holland haar ruimtelijk beleid voor de deelgebieden ‘Rijnstreek’, ‘Midden-Holland’ en ‘Alblasserwaard en Vijfheerenlanden’ vastgelegd. De Krimpenerwaard ligt in z’n geheel in deelgebied ‘Midden-Holland’. In het streekplan worden de belangen van de agrarische sector afgestemd met de belangen van natuur, landschap en water. Op 3 juli 2007 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland het ontwerp van de vijfde partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost 2003, Veenweidepact Krimpenerwaard vastgesteld. Toekomstvisie K5 gemeenten Om de strategische samenwerking tussen de vijf gemeenten in de Krimpenerwaard (K5-gemeenten) vorm te geven, hebben de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist een gezamenlijke toekomstvisie opgesteld over de ontwikkeling van de Krimpenerwaard en de rol van de lokale overheid daarin. Het gezamenlijke doel van de gemeenten in de Krimpenerwaard is ‘’te werken aan een uitgebalanceerde en vitale samenleving, waar de menselijke schaal en maat centraal staan, ingebed in een karakteristieke natuurlijke en landschappelijke omgeving waarvan diversiteit en kleinschaligheid de kenmerken zijn”. De centrale doelstelling voor de toekomst is drieledig: - Ontwikkeling van de sociaal-economische en maatschappelijke vitaliteit; - Behoud en versterking van het omgevingsprofiel; - Versterking van de bestuurskracht. Om deze doelstellingen vorm te kunnen geven zijn er vijf perspectieven geformuleerd: - Het omgevingsperspectief; - Het economisch perspectief; - Het demografisch perspectief; - Het ruimtelijk-functioneel perspectief; - Het leefbaarheidsperspectief. De uitwerking van elk van deze perspectieven, die in de toekomstvisie uitgebreid aan bod komen, levert een bijdrage aan de centrale doelstelling voor de Krimpenerwaard. 5.6
Milieuvergunningen
Wet geurhinder en veehouderij Voor veehouderijen vormt de beoordeling van geur een belangrijk onderdeel bij de vergunningverlening. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geldt voor heel Nederland met ingang van 1 januari 2007 als toetsingskader voor de milieuvergunning. Het gaat dan om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De Wgv vervangt (buiten de reconstructiegebieden) de stankrichtlijnen die eerder van toepassing waren zoals de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder. De Wet geurhinder geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object, zoals een woning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geur-emissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden, zoals voor melkkoeien, zoogkoeien en vrouwelijk jongvee. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen.
35
Amvb Voor een groot aantal inrichtingen is een AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) van toepassing die de vergunningplicht voor de hele inrichting of een deel ervan opheft. Een AMvB die de vergunningplicht opheft, geeft in principe alle regels waaraan de inrichting moet voldoen. Een AMvB die de vergunningplicht deels opheft, stelt voorschriften voor specifieke activiteiten. Op 6 december 2006 is het Besluit Landbouw Milieubeheer in werking getreden. Dit besluit bevat algemene regels voor o.a. melkveebedrijven en rundveehouderijen, akkerbouwbedrijven en loonbedrijven. Het Besluit melkrundveehouderijen Milieubeheer en het Besluit Akkerbouwbedrijven Milieubeheer is vervallen door de inwerkingtreding van het nieuwe besluit.
36
6.
Visie op de agrarische sector in de Krimpenerwaard
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt mede op basis van de resultaten van de enquête een nadere visie gegeven op de landbouwontwikkeling in de Krimpenerwaard. In eerste instantie wordt een globaal beeld geschetst van de ontwikkelingen in de landbouw in het algemeen. Vervolgens zal specifiek voor de Krimpenerwaard een analyse worden gegeven. 6.2
Inkomensontwikkeling agrarische sector algemeen
Veranderingsproces De agrarische sector bevindt zich in een sterk veranderingsproces. Drijvende krachten achter deze verandering zijn: - De markt- en prijsontwikkelingen (herziening van het Europees markt- en prijsbeleid); - Veranderende regelgeving op het terrein van milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn etc.; - Veranderende maatschappelijke wensen ten aanzien van het landelijk gebied. De inkomens in de land- en tuinbouw staan in toenemende mate onder druk. Enerzijds zal het Europees markten prijsbeleid (Agenda 2000) leiden tot verdere prijsverlagingen. Anderzijds heeft de toegenomen wet- en regelgeving op het terrein van milieu, dierenwelzijn en product- en productiekwaliteit een kostprijsverhogende werking. In het algemeen houdt de ontwikkeling van de afzetprijzen in de land- en tuinbouw geen gelijke tred met de kostenstijgingen. De kosten voor goederen, diensten en investeringen in de land- en tuinbouw zijn in de periode 1995 – 2003 met ongeveer 20% gestegen (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek) Groene diensten en verbreding kunnen een positieve bijdrage leveren aan het inkomen. De komende jaren is uit oogpunt van inkomensvorming verdere professionalisering en opschaling van diverse vormen van dienstverlening door agrariërs noodzakelijk. Daarbij is aandacht voor het stimuleren van nieuw ondernemerschap van groot belang. Inkomensontwikkeling Tabel 31 geeft inzicht in de landelijke inkomensontwikkeling van de voor de Krimpenerwaard belangrijkste productietak, de melkveehouderij. Tabel 31.: Gemiddeld gezinsinkomen in Nederland uit het bedrijf in euro’s Jaar 2001 2002 2003 Melkveehouderij 51.300 42.700 34.800 bron: Landbouw Economisch Instituut (LEI)
2004 44.300
2005 61.900
2006* 53.700
* raming
Bij deze gegevens moet bedacht worden dat de situatie in de Krimpenerwaard af kan wijken van die in Nederland als totaal. 6.3
Bedrijfsontwikkeling agrarische sector algemeen
Veehouderij De bedrijven in de veehouderijsectoren staan voor belangrijke beslissingen over de toekomst. Waar ligt het toekomstperspectief en in welke richting gaan de bedrijven zich ontwikkelen? Schaalvergroting is de afgelopen vijftig jaar de belangrijkste ontwikkelingsrichting geweest in de landbouw. De bedrijfsontwikkeling in de veehouderij wordt de laatste jaren echter gekenmerkt door een toenemende diversiteit. De tijd dat bedrijven zich nagenoeg in dezelfde richting ontwikkelden is voorbij. Een deel van de bedrijven zal zich sterk blijven richten op verdergaande schaalvergroting in de primaire productie. Andere bedrijven richten zich meer en meer geheel of voor een deel op productie met meer toegevoegde waarde en/of het leveren van groene diensten of verbrede activiteiten. Steeds meer veehouders verlenen diensten op het terrein van natuur- en landschapsbeheer, recreatie, toerisme, educatie en (of) zorg.
37
De melkproductie in Nederland zal zich in de toekomst nog verder concentreren. Op dit moment wordt in Nederland tweederde van alle melk geproduceerd door eenderde van de bedrijven. In 2010 wordt driekwart van de melk geproduceerd op een kwart van de bedrijven. 6.4
Analyse agrarische sector van de Krimpenerwaard
Structuur van de land- en tuinbouw De Krimpenerwaard is een uitgesproken veehouderijgebied. De veehouderij in het gebied wordt met 62% van de ondervraagde bedrijven vooral vertegenwoordigd door melkveehouderijbedrijven. Het aantal bedrijven in de Krimpenerwaard is de afgelopen tien jaar met ruim 30% afgenomen. Dit is minder dan in vergelijk met de afname in geheel Zuid-Holland (bijna 35%). Van de ondervraagde bedrijven hebben de melkveebedrijven en de combibedrijven (melkvee –overige veehouderij) gemiddeld de grootste bedrijfsoppervlakte. De gemiddelde bedrijfsomvang van de melkveebedrijven, uitgaande van het melkquotum, van de ondervraagde bedrijven binnen de Krimpenerwaard ligt met bijna 461.000 kg net iets boven de gemiddelde bedrijfsomvang in Zuid-Holland. Gelet op de natuurlijke beperkingen van de Krimpenerwaard is dit opmerkelijk. De melkveebedrijven hebben gemiddeld 63 melk- en kalfkoeien per bedrijf. De afgelopen jaren is behoorlijk geïnvesteerd in de aankoop van melkquotum. Hieruit blijkt dat, ondanks de natuurlijke beperkingen in dit gebied, de melkveehouderij niet achterop is geraakt ten opzichte van de totale provincie Zuid-Holland. En dat de ondernemerszin nog volop aanwezig is. Daarnaast is de schapenhouderij nog een veel voorkomende tak in de Krimpenerwaard. De bedrijven met schapen hebben gemiddeld ruim 70 schapen + lammeren per bedrijf. Dit is ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de bedrijven met schapen in Zuid-Holland. Ook vleesvee (weidevee en zoogkoeien) en varkens zijn nog van belang in het gebied. Het agrarisch natuur- en landschapbeheer heeft zich in de Krimpenerwaard sterk ontwikkeld. Het merendeel van de ondervraagde bedrijven is lid van de agrarische natuurvereniging Weidehof Krimpenerwaard. Deze vereniging speelt een centrale rol bij het organiseren, coördineren en structureren van agrarisch natuur- en landschapsbeheer in de Krimpenerwaard. Bijna 68% van de ondervraagde bedrijven heeft contracten gesloten voor vormen van agrarisch natuurbeheer. Particulier natuurbeheer (functieverandering) wordt momenteel nog niet opgepakt door de ondervraagde agrarische bedrijven. Ook het verwerken van eigen producten is in de Krimpenerwaard van oudsher van belang. Van de ondervraagde bedrijven verwerkt ruim 12% de eigen producten. Daarentegen komen sommige vormen van verbreding, zoals landbouw en zorg en agro-toerisme, in vergelijking met andere regio’s in het westelijk weidegebied veel minder voor. Ruimtelijke structuur De verkaveling van de bedrijven in de Krimpenerwaard laat te wensen over. De voortgaande bedrijfsontwikkeling (bedrijfsbeëindiging en schaalvergroting) kan ertoe leiden dat kavels verspreid komen te liggen in de Krimpenerwaard. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal kavels per bedrijf gemiddeld 4,3 stuks bedraagt. Meer dan de helft van de ondervraagde bedrijven heeft te maken met 4 kavels of meer Voor het economisch perspectief van de veehouderij is een goede agrarische structuur van wezenlijk belang. Het gemiddeld aantal kavels is met 4,3 vrij hoog te noemen. Meer dan de helft van de ondervraagde bedrijven heeft vier kavels of meer. Het merendeel van de bedrijven heeft ook kavels op flinke afstand van het erf liggen. De agrariërs moeten dus in het algemeen veel de weg op om de veldkavels te bereiken. Om de veldkavels te bereiken is bovendien sprake van diverse hindernissen zoals wegversmallingen, rotondes en drukke oversteken. Vooral de verderweg gelegen kavels leiden tot hogere kosten voor onder andere brandstof, arbeid en loonwerk. Toch werd de verkaveling het door het merendeel van de ondernemers niet als slecht beoordeeld. Gemiddeld beoordeelde tweederde van de ondernemers de verkavelingssituatie als redelijk of goed. Blijkbaar is sprake van gewenning aan minder optimale bedrijfssituaties. Desondanks zijn ondernemers overwegend (64%) wel bereid kavels uit te ruilen voor een betere verkaveling. Ruim een kwart van de agrarische bedrijven heeft aangegeven serieus over bedrijfsverplaatsing na te denken.
38
Bedrijfsontwikkeling De bedrijfsontwikkeling in de Krimpenerwaard zal de komende jaren naar verwachting gekenmerkt worden door een toenemende diversiteit. Ruwweg valt daarbij de volgende tweedeling waar te nemen, namelijk tussen: - Schaalvergroting Een deel van de bedrijven richt zich sterk op verdergaande groei in de primaire voedselproductie en deze bedrijven zullen de komende jaren meedoen in het proces van schaalvergroting dat volop aan de gang is in de Nederlandse landbouw. - Dienstverlening en verbreding Een beperkt deel van de bedrijven richt zich naast primaire voedselproductie in toenemende mate ook op andere vormen van dienstverlening en verbreding, zoals natuur- en landschapsbeheer en agrotoerisme. In de Krimpenerwaard zullen bedrijven die zich richten op schaalvergroting en efficiëntie wel steeds meer tegen de natuurlijke beperkingen – veel sloten, smalle kavels, smalle wegen - aanlopen. De ambitie en potentie voor verdere schaalvergroting is duidelijk wel aanwezig. De mogelijkheid om grootschalige, efficiënte kavels te realiseren is vanwege het ruimtelijk beleid niet of slechts beperkt mogelijk. Hierdoor zullen deze bedrijven arbeidstechnisch en kostprijstechnisch ten opzichte van andere regio’s meer en meer in het nadeel zijn of komen. De grootschalige bedrijven zullen naar verwachting agrarisch natuurbeheer blijven integreren in hun bedrijfsvoering. Deze bedrijven zullen zich echter niet of slechts beperkt richten op andere verbrede activiteiten. Uit het onderzoek blijkt dat bijna 57% van de bedrijfshoofden het bedrijf de komende jaren verder wil ontwikkelen. Daarbij kan het gaan om oppervlaktevergroting, aankoop van melkquotum, investeren in gebouwen, leveren van groene diensten (agrarisch of particulier natuurbeheer) en/of investeren in verbrede activiteiten. Er kan gesteld worden dat bij de agrarische ondernemers sprake is van een redelijke investering- en innovatiedrang, ondanks de verschillende bedreigingen die ondernemers op zich af zien komen zoals de huidige natuurclaims in de Krimpenerwaard als uitvloeisel van het Veenweidepact. Beknopte analyse per deelgebied In tabel 32 wordt aan de hand van enkele kenmerken een analyse gegeven van de onderscheiden deelgebieden. Daarbij is per kenmerk aangegeven in hoeverre de situatie in het betreffende deelgebied afwijkt van het gemiddelde in de Krimpenerwaard. Daarbij is gewerkt met de volgende tekens: - slechter dan het gemiddelde van de Krimpenerwaard; + beter dan het gemiddelde van de Krimpenerwaard; o vergelijkbaar met het gemiddelde van de Krimpenerwaard. Uit de tabel blijkt het volgende: - Qua bedrijfsstructuur scoren de deelgebieden 4 (Vl-W), 10 (Bg-W) en 15 (D-H) het best en de deelgebieden 2 (Beij), 7 (BenK), 11 (Bg-O), 12 en 17 het slechtst; - Qua ruimtelijk structuur scoren de deelgebieden 5, 16 en 17 het best en de deelgebieden 6,8,11 en 13 het slechtst; - Qua toekomstontwikkeling scoren de deelgebieden 1, 3, 4 en 15 het best en de deelgebieden 2, 5, 11, 12, 16 en 17 het slechtst;
39
Tabel 32.: Analyse per deelgebied in vergelijking met gemiddelde Krimpenerwaard Onderdelen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Bedrijfsstructuur - bedrijfsgrootte - bedrijfsomvang - opvolgingssituatie - groene diensten / verbreding Ruimtelijk structuur - aantal kavels - kavelafstanden - bereikbaarheid bouwkavel Toekomstperspectieven - doorontwikkeling - ontwikkelingsplannen - beëindiging of afbouw Respons o.b.v. ha(%)
Stol
11
12
13
14
15
16
17
D-H
Bg-Z
Ams
+ o
+ + + -
o + -
o -
o
o o +
+ +
+ + +
+ + +
+ + o
+
+ + +
-
-
Beij
Hstr
Vli-W
Nes
o +
o -
o + o
o o + +
+ o + -
+ +
+
o + -
+ o -
+ + + +
+
+
o +
+ + -
+ +
+ +
+ + -
o + +
o o
+ o -
+ -
o +
o + o
+ -
+ + -
+ + +
-
+ + +
+ + +
-
+ + -
+ +
+ +
o +
o + o
-
-
44,9
Acht BenK
KGZ Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu
Veer
57,7 35,3 37,6 49,2 65,1 64,3 81,3 71,1 59,4 40,5 24,8 64,8 15,5 41,8 20,3 40,1
Grondbehoefte en grondaanbod agrarische sector In de volgende tabel is aangegeven hoe het verwachte grondaanbod en de verwachte grondbehoefte binnen de agrarische sector van de Krimpenerwaard is. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: - Grond van stoppende bedrijven en van bedrijven met een ondernemer ouder dan 50 jaar en zonder opvolger komt binnen nu en 10 jaar beschikbaar. - Grond van bedrijven met een ondernemer ouder dan 50 jaar waarvan de opvolging niet bekend is komt binnen nu en 10 jaar voor 50% beschikbaar. - De bedrijven in de veehouderijsector groeien gemiddeld met dezelfde snelheid als in de periode 2000-2005 in Nederland te weten gemiddeld met 3% per jaar. - Voor schaalvergroting is vanuit de bedrijven vraag naar grond. Uit de enquête blijkt dat een deel van de ondernemers het bedrijf de komende jaren wil uitbreiden door grondaankoop of huur van grond. Op basis van deze uitgangspunten is onderstaande grondbalans samengesteld voor de komende 10 jaar, waarbij is uitgegaan van de autonome agrarische ontwikkeling. Tabel 33.: Grondbalans agrarische sector autonoom periode 2008 tot 2018 1
2
Veer
Grondaanbod door bedrijfsbeëindiging Grondbehoefte autonome schaalvergroting Grondbalans bron: enquête
3 Beij
4
Hstr
5
Vli-W
31 138
41
8
22
25
23
9
6
Nes
52
7
Acht
8
BenK
9
Stol
10
KGZ
66
99
50 123
51 113
83
60
11
12
13
14
15
Bg-W Bg-O Scho Oudk Schu
D-H
16
Totaal aantal ha
17
Bg-Z
Ams
61
34
24
31
4
58
-
41
859
76 102
23
20
25
-
64
12
1
708
- 6 - 12 + 40
+ 151
+ 9 +129 + 16 - 15 + 1 - 47 + 16 - 10 + 47 - 41 + 11 + 4 + 6 + 4
Uit tabel 33 blijkt dat, wanneer uitsluitend gekeken wordt naar de grondbehoefte en grondaanbod van de agrarische sector, er sprake is van een licht positieve grondbalans. Tabel 34.: Grondbalans binnen en buiten de begrenzing periode 2008 tot 2018 Binnen begrenzing Buiten begrenzing Totaal aantal ha 859 Grondaanbod door bedrijfsbeëindiging 150 709 708 Grondbehoefte autonome schaalvergroting 136 572 +151 Grondbalans +14 +137
40
Knelpunten Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn de volgende knelpunten te formuleren: a)
De algehele respons van het enquêteonderzoek is bijna 40%. De respons van de agrarische bedrijven binnen de natuurbegrenzing en de particuliere grondeigenaren binnen de natuurbegrenzing komt neer op 40,5%. De respons van de agrarische bedrijven buiten de natuurbegrenzing is 33,2%.
b)
Het aantal kavels per bedrijf is gemiddeld met 4,3 kavels aan de hoge kant. Met name in de deelgebieden Het Beijersche, Bergambacht-Oost, Ouderkerk en Den Hoek is het aantal kavels relatief hoog.
c)
Daarnaast is soms sprake van flinke afstanden naar de veldkavels en laat de bereikbaarheid van de veldkavels door ‘hindernissen’ soms te wensen over. Met name in de deelgebieden Haastrecht, Achterbroek, Stolwijk, Kromme Geer en Zijde en Ouderkerk is sprake van relatief grote afstanden tot de veldkavels.
d)
De verkavelingsituatie laat in z’n algemeenheid op dit moment duidelijk te wensen over. Hoewel dit door veel ondernemers nu nog niet als onoverkoombaar wordt beschouwd is dit met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de bedrijven ongewenst.
e)
Het aantal bedrijven dat heeft aangegeven open te staan voor bedrijfsverplaatsing is minimaal. Buiten de natuurbegrenzing staan meer bedrijven open voor bedrijfsverplaatsing dan binnen de natuurbegrenzing. In de deelgebieden Het Beyerse, Haastrecht, Bergambacht Oost, Schoonhoven, Schuwacht, BergambachtZuidwest en Ammerstol is helemaal geen belangstelling hiervoor. Mogelijk is de beperkte belangstelling voor bedrijfsverplaatsing minimaal omdat de bedrijven grote waarde hechten aan het sociale aspect.
f)
Op bijna 20% van de ondervraagde bedrijven is het erfperceel in verband met aan- en afvoer van producten slecht tot matig bereikbaar. De landbouwvoertuigen, de melkwagen, de voerleverancier etc. kunnen hier nadeel van hebben. Ook de verkeersveiligheid kan in een aantal gevallen in het geding komen. Met name in de deelgebieden Benedenkerk en Stolwijk is dit percentage flink hoger
g)
Bij een flink deel van de agrarische ondernemers in de Krimpenerwaard is ambitie en potentie voor verdere schaalvergroting. De mogelijkheid om grootschalige, efficiënte kavels te realiseren is vanwege het ruimtelijk beleid niet of slechts beperkt mogelijk. Hierdoor zullen deze bedrijven arbeidstechnisch en kostprijstechnisch ten opzichte van andere regio’s meer en meer in het nadeel zijn of komen.
h)
Vooral de bedrijven binnen de natuurbegrenzing zien de plannen voor natuur als grootste bedreiging voor hun bedrijf. Daarbij geven deze bedrijven juist aan het bedrijf verder te willen ontwikkelen.
i)
Gelet op de bedrijfsstructuur, de bedrijfsgrootte, de bedrijfsomvang, de opvolging en verbreding – blijven de deelgebieden Het Beijersche, Benedenkerk, Schoonhoven en Ammerstol enigszins achter in vergelijking met andere deelgebieden.
j)
Een analyse van de bedrijfsontwikkeling en de toekomstplannen maakt duidelijk dat in de deelgebieden Het Beijersche, De Nesse, Bergambacht-Oost, Schoonhoven, Bergambacht Zuidwest en Ammerstol het toekomstperspectief duidelijk minder is in vergelijking met andere deelgebieden.
k)
Initiatieven op het gebied van plattelandsvernieuwing zijn in de Krimpenerwaard matig ontwikkeld. Met uitzondering van agrarisch natuurbeheer als groene dienst is verbreding ten aanzien van recreatie, toerisme, educatie en zorg nauwelijks ontwikkeld. Een organisatorische structuur hiervoor, zoals wel voorkomt in andere regio’s ontbreekt nagenoeg.
l)
Een deel van de natuurclaims in de Krimpenerwaard kan gerealiseerd worden middels de regeling Particulier Natuurbeheer (functieverandering). Uit het onderzoek blijkt een matige interesse voor deze regeling. Deels heeft dit wellicht te maken met onbekendheid met de regeling en de mogelijkheden om hier in bedrijfsverband op in te spelen.
41
Bijlage 1: Nummering deelgebieden en natuurbegrenzing
3
1
4
2 8 5
7
12
6
11 10
9
17
13
16 15 14
Nummering deelgebieden: 1) Veerstalblok Middelblok 2) Het Beijersche 3) Haastrecht 4) Vlist-Westzijde 5) De Nesse 6) Achterbroek 7) Benedenkerk 8) Stolwijk 9) Kromme Geer en Zijde 10) Bergambacht-West 11) Bergambacht-Oost 12) Schoonhoven 13) Ouderkerk 14) Schuwacht 15) Den Hoek 16) Bergambacht-Zuidwest 17) Ammerstol