Landbouw in NoordGroningen Onderzoek naar de huidige situatie en de toekomst van de landbouw in Noord-Groningen Onderdeel van het project Bedreigd Bestaan
Landbouw in Noord-Groningen
Onderzoek naar de huidige situatie en de toekomst van de landbouw in Noord-Groningen
CAB Jan Dirk Gardenier Marije Nanninga Hans van Rijn
juni 2011
Het project is mogelijk gemaakt door een subsidie van LEADER en een bijdrage van de 8 gemeenten en de provincie Groningen
Landbouw in Noord-Groningen – project Bedreigd Bestaan
1
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1
4
Landbouw in Noord-Groningen: de cijfers
Hoofdstuk 2 Responsoverzicht
Hoofdstuk 3 Het eigen bedrijf
Hoofdstuk 4 Landbouw in Noord-Groningen volgens respondenten
Hoofdstuk 5 Conclusie
8
12
21
26
Landbouw in Noord-Groningen – project Bedreigd Bestaan
2
Inleiding Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek onder landbouwers in Noord-Groningen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het bredere kader van het project Bedreigd Bestaan. De kern van dit project vormde een grote vragenlijst onder bewoners en oud-bewoners van Noord-Groningen, die door ruim 1.600 mensen is ingevuld. Doel van het onderzoek was een beeld te schetsen van het leven en de verschillende bewoners van dit plattelandsgebied en te kijken wat het gebied voor de verschillende bewoners leefbaar, of juist niet leefbaar, maakt. Bedreigd Bestaan 2010 is het vervolg op een onderzoek van vijftig jaar geleden, naar de sociale, economische en culturele situatie van Noord-Groningen. Een onderzoek dat uniek was voor zijn tijd, omdat bewoners zo breed werden uitgevraagd. In het toenmalige onderzoek nam de landbouw een prominente plaats in, vooral omdat in die periode de werkgelegenheid in de landbouw sterk afnam en er een migratie op gang kwam van jonge arbeiders uit het gebied. Men vreesde voor een verdere afname van de werkgelegenheid, het wegtrekken van mensen en het verdwijnen van voorzieningen uit het gebied. Dit vormde de aanleiding voor een grootschalig onderzoek onder bewoners. Hoewel de werkgelegenheid ten opzichte van eind jaren vijftig is afgenomen, is de landbouw in 2010 nog steeds de vierde sector wat betreft werkgelegenheid in Noord-Groningen. Het is dus nog steeds een agrarisch gebied en daarom wilde de Stichting Bedreigd Bestaan, opdrachtgever van het onderzoek, de landbouw ook nu een plaats binnen het onderzoek geven. Dit is gedaan door middel van een online vragenlijst onder landbouwers. Het doel van deze vragenlijst was om een beeld te schetsen van de huidige situatie betreffende de landbouw binnen het gebied en om een verkenning voor de toekomst te geven; waar liggen kansen en wat zijn bedreigingen voor de landbouw binnen het gebied Noord-Groningen. Het onderzoeksgebied, Noord-Groningen, bestaat uit de volgende acht gemeenten: Appingedam, Bedum, Ten Boer, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, De Marne, en Winsum. Het onderzoek is uitgevoerd door het CAB, onderzoeks- en adviesbureau uit Groningen, met ondersteuning van LTO Noord. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door de Stichting Fonds ten behoeve van De landbouw in de Provincie Groningen.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
3
Hoofdstuk 1 Landbouw in Noord-Groningen: de cijfers Hoofdstuk 1 schetst een beeld van de landbouw in Noord-Groningen op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en cijfers uit het werkgelegenheidsregister van de provincie Groningen (PWR). Bedrijfssoort In totaal zijn er in Noord-Groningen in 2010 1.135 landbouwbedrijven. In onderstaande tabel is te zien dat de combinatie van grasland en groenvoedergewassen op ruim 80% van de bedrijven voorkomt. Groenvoedergewassen zijn gras en lucerne (klein areaal) die worden geteeld als voer voor het vee, in de vorm van vers gras of kuilvoer. Graasdieren komen op tweederde van de bedrijven voor, dus waarschijnlijk gaat het hier vaak om een combinatie met grasland en groenvoedergewassen. De helft van de bedrijven in Noord-Groningen heeft akkerbouw. Figuur 1. Verdeling naar soort bedrijf Noord-Groningen, 2010
Hokdieren Graasdieren Grasland en groenvoedergewassen Tuinbouw overig Tuinbouw onder glas Tuinbouw open grond Akkerbouw 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Bron: CBS Wanneer we een nadere opsplitsing maken in de graasdierbedrijven, dan zien we dat het vooral gaat om rundvee en meer precies om melk- en fokvee. Ook schapen komen vrij veel voor, gevolgd door paarden en pony’s.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
4
Figuur 2. Aantal bedrijven naar soort graasdier in % van totaal aantal bedrijven, 2010
Paarden en pony's Geiten Schapen Rundvee, vlees‐ en weidevee Rundvee, melk‐ en fokvee 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Bron: CBS Bijna alle akkerbouwers (94%) verbouwen granen. Ook suikerbieten en aardappelen worden veel geteeld, door respectievelijk 59% en 57% van de akkerbouwers. Waar in OostGroningen bij meer dan de helft (57%) van de akkerbouwerbedrijven zetmeelaardappelen worden verbouwd, worden deze in Noord-Groningen helemaal niet verbouwd. Pootgoed voor de zetmeelaardappelteelt komt in Noord-Groningen wel voor. Figuur 3. Aantal bedrijven naar soort akkerbouw in % van totaal aantal bedrijven, 2010 Braak Overige akkerbouwgewassen Suikerbieten Peulvruchten Handelsgewassen Graszaden Granen Akkerbouwgroenten Zetmeelaardappelen Pootaardappelen Consumptieaardappelen 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: CBS Schaalvergroting Onderstaande figuur toont aan dat er de afgelopen jaren een trend van schaalvergroting heeft plaatsgevonden;
het
totale
grondgebruik
is
gelijk
gebleven,
terwijl
het
aantal
landbouwbedrijven is gedaald. In 2000 waren er 1.306 landbouwbedrijven, tien jaar later is dat nog 1.135. Dit houdt een daling van het totale aantal bedrijven in van 13%. Gemiddeld is het aantal bedrijven met ongeveer 17 per jaar afgenomen over de periode 2000 tot 2010. Deze afname is minder sterk dan in Nederland als geheel waar het aantal landbouwbedrijven met 26% is afgenomen.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
5
Figuur 4. Ontwikkeling aantal bedrijven versus grondgebruik, indexcijfers 2000=100
105 100 95 90 85 80 75 70 65 60 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Grondgebruik Aantal landbouwbedrijven Noord‐Groningen Aantal landbouwbedrijven Nederland Bron: CBS Werkgelegenheid In 2010 zijn er in totaal 3.723 arbeidskrachten werkzaam in de landbouwsector in NoordGroningen. Het merendeel hiervan heeft een fulltime dienstverband. Ten opzichte van 2000 zien we een toename van het aantal fulltime arbeidskrachten met 1,7%. In 2010 waren er gemiddeld 2,6 fulltime arbeidskrachten werkzaam in een bedrijf. In 2000 waren dat er 2,3. Deze stijging is in lijn met de eerder geconstateerde schaalvergroting. De meeste werkgelegenheid ligt bij de veeteelt- en akkerbouwbedrijven. Hier zijn dan ook de meeste van in Noord-Groningen. Opvallend is dat bijna een vijfde van de werkzame personen in de sector werkzaam is in de dienstverlening. Tabel 1. Werkgelegenheid in de landbouw Noord-Groningen, 2010 Fulltime
Parttime
Uitzend
Totaal
(≥12 uur p/w)
(<12 uur p/w)
Akker-/tuinbouw
1.100
Veeteelt
1.256
271
3
1.374
345
18
1.619
Combinatie
56
10
0
66
Dienstverlening
556
66
37
659
1
0
0
1
Jacht Visserij
64
5
1
70
Totaal 2010
2.977
687
59
3.723
Totaal 2000*
2.927
679
61
3.667
Bron: PWR Groningen 2010 *De cijfers uit het provinciaal werkgelegenheidsonderzoek voor 2000 zijn overgenomen van CBS en aangevuld met eigen data betreffende kleinere landbouwbedrijven die niet in de landbouwtelling zijn meegenomen. Hierdoor komen de cijfers van PWR en CBS voor 2000 niet exact overeen.
Over langere termijn bezien, valt op dat het totale aantal arbeidskrachten van 1980 op 2000 met 9%, en van 1980 op 2010 met 6% is afgenomen. Vooral het aantal arbeidskrachten dat
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
6
meer dan 20 uur per week werkt is van 1980 op 2000 sterk gedaald, met ongeveer 30%. Dit geldt zowel voor meewerkende gezinsleden als voor andere arbeidskrachten. Het aantal arbeidskrachten dat, zowel regelmatig als onregelmatig, minder dan 20 uur per week werkt is juist sterk toegenomen. In 2000 gaat het bij 79% van het totale aantal arbeidskrachten om meewerkende gezinsleden. Dit lijkt veel, maar bedrijfshoofden zijn ook meegenomen in deze cijfers. Van de meewerkende gezinsleden is 71% bedrijfshoofd. Tabel 2. Ontwikkeling arbeidskrachten Noord-Groningen, 1980-2000 Gezinsarbeidskrachten 20 uur en meer
1980
2000*
2.827
1.956
Gezinsarbeidskrachten 1 tot 20 uur
480
876
Niet-gezinsarbeidskrachten 20 uur en meer
481
337
Niet-gezinsarbeidskrachten 1 tot 20 uur
26
186
Niet gezinsarbeidskrachten, niet regelmatig
136
227
3.950
3.582
werkzaam Totaal Bron: CBS
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
7
Hoofdstuk 2 Responsoverzicht Het volgende hoofdstuk schetst kort een beeld van de respondenten die mee hebben gewerkt aan het onderzoek. In totaal zijn 673 e-mails verstuurd aan leden van LTO met het verzoek de enquête in te vullen. Uiteindelijk hebben 150 mensen de vragenlijst ingevuld, wat een respons oplevert van 22%. Dit is 13,2% van het totale aantal landbouwbedrijven in NoordGroningen. De hieronder beschreven achtergrondkenmerken van de respondenten (met uitzondering van geslacht en gezinssituatie) worden verderop in het rapport gebruikt om de antwoorden op vragen uit de enquête tegen af te zetten. We willen daarmee onderzoeken of er verschillen zijn in antwoorden tussen bijvoorbeeld landbouwers met een groot bedrijf en landbouwers met een klein bedrijf. Daar waar opvallende verschillen zijn gevonden, staan deze in het rapport vermeld. Persoonlijke kenmerken Van de respondenten is 88% man en 12% vrouw. De gemiddelde leeftijd is 49 jaar. De oudste respondent is 73 en de jongste 25 jaar. Bij ruim 50% van de respondenten gaat het om een samenwonend paar met kinderen, bij 28% om een samenwonend paar zonder kinderen, 5% is een eenpersoonshuishouden zonder kinderen. De meeste respondenten, bijna 30%, zijn op de huidige boerderij geboren, ruim een kwart is afkomstig van buiten de drie Noordelijke provincies. Figuur 5. Geboorteplaats respondenten
35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Huidige boerderij
Elders in Noord‐ Groningen
Elders in Noord‐ Nederland
Elders in Nederland
Bedrijfskenmerken De meeste respondenten hebben een akkerbouwbedrijf (37%), gevolgd door een graasdierbedrijf (34%) en een gewassen-/veeteeltcombinatie (17%).
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
8
Figuur 6. Soort bedrijf respondenten
Gewassen‐/veeteeltcombinatie Veeteeltcombinatie Gewassencombinatie Hokdierbedrijf Graasdierbedrijf Blijvend teeltbedrijf Tuinbouwbedrijf Akkerbouwbedrijf 0%
5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%
Gevraagd naar de economische pijlers van het bedrijf, blijkt dat ruim de helft één economische pijler heeft. Vaak gaat het hier om veeteelt en dan met name om melkkoeien, maar ook een aantal keer om aardappelen. Figuur 7. Aantal economische pijlers respondenten
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1
2
3
4
5
6
Veruit de meeste landbouwers hebben melkvee, gevolgd door aardappelen, graan en suikerbieten. Een heel klein gedeelte van de landbouwers haalt (een deel van) zijn inkomen uit andere activiteiten als natuur- en vogelbeheer, toerisme en loonwerk.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
9
Figuur 8. Economische pijlers als percentage van totaal aantal respondenten
Overig
Verhuur aardappelland Loonwerk/zzp Toerisme Natuur‐/vogelbeheer Manege Overig vee Veeteelt
Varkens Schapen Pluimvee Rundvee Melkvee Bloem(bollen) Pompoen
Akkerbouw
Koolzaad Gras(zaad) Wortelen/(winter)peen Mais Uien Graan Suikerbieten Aardappelen 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
*’overig vee’ en ‘rundvee’ zijn door de respondenten niet nader gedefinieerd. Het kan bij hier dus ook gaan om bijvoorbeeld melkvee of schapen.
Grond De meeste landbouwbedrijven, bijna de helft, hebben 50 tot 100 hectare grond. Ruim een kwart heeft meer dan 100 hectare. Gemiddeld heeft men 82% van deze grond in eigendom, de rest wordt gehuurd. 44% van de landbouwers heeft al zijn of haar grond in eigendom en 4,7% heeft helemaal geen eigen grond. Bedrijven met meer hectare grond hebben niet per se een groter deel van hun grond in eigendom dan kleinere bedrijven.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
10
Figuur 9. Percentage grond in eigendom
50% 45%
% landbouwers
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 0%
1‐25%
25‐50%
50‐75%
75‐99%
100%
% grond in eigendom
Arbeidskrachten Gemiddeld werken er bij de landbouwbedrijven in Noord-Groningen 1,7 volwaardige arbeidskrachten. De meeste landbouwers hebben één tot twee volwaardige arbeidskrachten. Bij één landbouwbedrijf zijn 10 volwaardige arbeidskrachten werkzaam. Het gemiddelde aantal losse arbeidskrachten per jaar bedraagt 1,3 waarbij 16 het maximum is en 0 het minimum. Gemiddeld werken gezinsleden zo’n 10 uur per week mee op het bedrijf. Het maximum is 120 uur, oftewel drie fulltime familieleden, en het minimum 0 uur. Figuur 10. Volwaardige arbeidskrachten
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 0
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
≤1
≤2
≤3
≤4
≤5
≤6
≤7
≤8
≤9
≤10
11
Hoofdstuk 3 Het eigen bedrijf Om te kijken hoe het ervoor staat met de landbouwsector in Noord-Groningen, gaan we in dit hoofdstuk in op vragen die aan landbouwers zijn gesteld over het eigen bedrijf. Eerst kijken we naar de bedrijfsinkomsten, vervolgens naar de ontwikkeling over de afgelopen jaren; is het bedrijf gekrompen of gegroeid? Daarna kijken we in hoeverre landbouwers onderling samenwerken en wat hun toekomstverwachtingen zijn ten aanzien van het eigen bedrijf. Tot slot brengen we in beeld wat volgens de respondenten de sterke en zwakke punten zijn van hun bedrijf. Inkomsten De meeste landbouwers in Noord-Groningen (59%) kunnen goed rondkomen van hun landbouwactiviteiten, ruim een vijfde geeft aan hier niet goed van rond te kunnen komen. Landbouwers met grotere bedrijven (qua oppervlakte) geven vaker aan dat de hoofdactiviteit, landbouw, voldoende inkomsten oplevert. Figuur 11. Inkomsten uit hoofdactiviteit
De hoofdactiviteit van mijn bedrijf, landbouw, levert voldoende inkomsten voor mijn huishouden om goed van rond te kunnen komen 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
Mee oneens Helemaal mee oneens
Ruim de helft (56%) van de landbouwers heeft naast de hoofdactiviteit landbouw nog inkomsten uit andere werkzaamheden. Van het totale aantal respondenten heeft een derde van de partners een betaalde baan. In hoofdstuk 1 zagen we dan ook dat gezinsleden de afgelopen jaren minder uren per week mee zijn gaan werken op het landbouwbedrijf. Van de agrarische ondernemers heeft 11% een baan naast zijn werkzaamheden voor het eigen bedrijf. Het gaat hier om diverse werkzaamheden zoals een baan in de zorg, in het onderwijs, als kraanmachinist, financieel adviseur, vertegenwoordiger/verkoper, medewerker van
een
andere
veehouder,
een
baan
in
de
agrarische
dienstverlening,
bouwwerkzaamheden, handel in rundergenetica, natuuronderhoud en loonwerk bij een mechanisatiebedrijf.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
12
Daarnaast heeft nog eens 8% van het totale aantal respondenten inkomsten uit verbrede, niet agrarische landbouw. Het vaakst (7 keer) wordt hier iets op het gebied van energie genoemd, zoals
biogas,
een
windmolen/turbine
en
zonne-energie.
Ook
natuurbeheer,
een
boerderijwinkel/streekproducten en zorg (bijvoorbeeld dagbesteding) worden een aantal keer genoemd. Andere voorbeelden zijn beleggen, bed&breakfast en een camping. Tot slot geeft ruim een vijfde van de landbouwers aan inkomsten uit andere werkzaamheden te hebben, die niet in voorgenoemde categorieën vallen. Het betreft hier heel gevarieerde werkzaamheden. Opvallend vaak wordt bestuurswerk genoemd (9 keer). Een aantal keer wordt werk als zelfstandige genoemd, zoals een eigen bedrijf in de ICT, en ‘handel’ (bijvoorbeeld aardappelhandel en plastic handel). Een betaalde baan van een kind dat in de maatschap zit, ‘AOW/pensioen’ en ‘natuur-/vogelbeheer’ worden ook een paar keer genoemd. Landbouwers die niet op de huidige boerderij geboren zijn, maar elders in het gebied NoordGroningen, geven vaker aan dat zij niet goed rond kunnen komen van hun agrarische activiteiten. Ook hebben deze mensen vaker een baan naast de werkzaamheden voor hun landbouwbedrijf dan landbouwers die op hun eigen boerderij of elders in het land zijn geboren.
Figuur 12. Inkomsten uit andere werkzaamheden Heeft uw huishouden naast de hoofdactiviteit landbouw nog inkomsten uit andere werkzaamheden?
Ja
0%
20%
Nee
40%
60%
80%
100%
Figuur 13. Andere inkomsten naar soort werkzaamheden, percentage van totaal aantal respondenten 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Een andere baan Een baan van mijn van mijzelf partner
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
Verbrede, niet agrarische landbouw
Anders
13
Landbouwers in Noord-Groningen zien wat betreft extra inkomsten voor hun bedrijf, dus naast de agrarische activiteiten, de meeste kansen voor energie (12 keer genoemd), gevolgd door een baan buitenshuis voor de agrarische ondernemer zelf of voor gezinsleden, natuur/vogelbeheer, recreatie en een boerderijwinkel/streekproducten. Ontwikkeling bedrijf Iets meer dan de helft van de agrarische bedrijven in Noord-Groningen is de afgelopen vijf jaar in omvang en bedrijfsinkomen gegroeid, slechts 5% geeft aan dat zijn of haar bedrijf is gekrompen. Bijna een kwart van de bedrijven heeft de afgelopen vijf jaar sterker ingezet op verbrede, niet-agrarische landbouw. Bij 70% van de bedrijven hebben er op dit terrein geen wijzigingen plaatsgevonden. Bedrijven van jongere boeren en grotere bedrijven (qua oppervlakte en volwaardige arbeidskrachten) zijn de afgelopen vijf jaar vaker in omvang en bedrijfsinkomen toegenomen. Figuur 14. Ontwikkeling bedrijf op hoofdactiviteit landbouw
Wat betreft de hoofdactiviteit landbouw, is uw bedrijf de afgelopen vijf jaar in omvang en bedrijfsinkomen: Gegroeid
Gelijk gebleven 5%
Afgenomen
43%
52%
Figuur 15. Ontwikkeling bedrijf op verbrede landbouw
Wat betreft verbrede, niet‐agrarische landbouw, is uw bedrijf de afgelopen vijf jaar in omvang en bedrijfsinkomen: Gegroeid
Gelijk gebleven
Afgenomen
6% 24%
70%
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
14
Samenwerking Agrarische ondernemers in Noord-Groningen werken veel met elkaar samen. Het gaat hier voornamelijk om het gezamenlijk gebruik van machines en om kennisuitwisseling. Daarnaast werkt bijna 30% van de landbouwers met collega’s samen op het gebied van teelt. Verder wordt een aantal keer het uitwisselen van percelen of grondruil genoemd, evenals het elkaar letterlijk helpen, bijvoorbeeld bij het aardappels sorteren. Twee landbouwers geven aan samen te werken op het gebied van de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer. Figuur 16. Samenwerking tussen landbouwers
Werkt u weleens samen met andere agrarische ondernemers?
Ja 0%
20%
40%
Nee 60%
80%
100%
Figuur 17. Gebieden waarop landbouwers samenwerken
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Kennisuitwisseling
Teeltniveau
Uitwisseling/ gezamenlijk gebruik van machines
Anders
Sterke en zwakke punten bedrijf Gevraagd naar de sterke punten van het bedrijf, noemt men vooral de goede verkaveling, gevolgd door de goede kwaliteit van de grond en de omvang van het bedrijf. Vooral bedrijven met meer dan 100 hectare grond beoordelen de omvang als sterk punt. Er zijn echter ook drie kleinere bedrijven die hun omvang als positief beoordelen. Eén respondent vindt het een sterk punt dat zijn of haar bedrijf een ‘klein eenmansbedrijf’ is. Vooral landbouwers met graasdieren zijn zeer tevreden over de verkaveling. Ook zijn zij vaker tevreden over de gebouwen en de ligging van het bedrijf. Akkerbouwers zijn juist vaker goed te spreken over hun kennis en over het moderne karakter van hun bedrijf. Gemengde bedrijven noemen vaker de omvang van het bedrijf en de diversiteit, oftewel het hebben van
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
15
meerdere pijlers waardoor men niet afhankelijk is van één product, en minder vaak lage kosten. Sterke punten die niet in de figuur zijn meegenomen, maar allebei toch acht keer zijn genoemd, zijn ‘familiebedrijf’ en ‘flexibiliteit’. Figuur 22. Sterke punten eigen bedrijf naar bedrijfssoort 60%
50% verkaveling grond
40%
omvang/schaal diversiteit 30%
lage kosten ligging gebouwen
20%
kennis modern veel zelfdoen
10%
0% Akkerbouw
Graasdier
Gemengd bedrijf
Totaal
*Punten die vaker dan tien keer zijn genoemd zijn in de figuur opgenomen
De omvang van een bedrijf lijkt erg belangrijk te zijn. Waar dit vaak als positief punt wordt aangedragen, wordt dit door landbouwers ook vaak als zwak punt genoemd. Het gaat hier vooral om bedrijven met minder dan 50 hectare grond, maar ook om een aantal bedrijven met 50-100 hectare. De meeste van deze bedrijven hebben een minder dan gemiddeld aantal volwaardige arbeidskrachten. Opvallend is dat het grootste bedrijf binnen het onderzoek, met meer dan 100 hectare grond en 10 volwaardige arbeidskrachten, de omvang ook als negatief punt benoemt. Hij/zij geeft aan door de omvang met veel regelgeving te maken te krijgen. Het zijn overigens vooral akkerbouwers die de omvang van hun bedrijf als negatief beoordelen. Samengevat zijn het veelal landbouwers met grotere bedrijven die de omvang van hun bedrijf als positief, en landbouwers met kleinere bedrijven die de omvang als negatief beoordelen. Eerder zagen we al dat landbouwers met grotere bedrijven vaker aangeven dat hun landbouwactiviteiten voldoende inkomsten opleveren. Schaalvergroting lijkt dus belangrijk te zijn voor landbouwbedrijven. Ook personeel/arbeid en gebouwen worden vaak als zwakke punten gezien. Een aantal keer geeft men wat betreft ‘personeel/arbeid’ aan dat het bedrijf arbeidsintensief is. Verder worden hele diverse antwoorden gegeven als ‘afhankelijkheid van losse arbeid’ en ‘afhankelijkheid van extra arbeid in de oogstperiode’, ‘te weinig (goed) personeel in drukke tijden’, ‘lastig om goed personeel te vinden’, ‘vreemde arbeid’ en ‘Nederlands personeel’. Wat betreft gebouwen gaat het vooral om verouderde gebouwen, maar ook om de omvang en de ligging
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
16
(bijvoorbeeld tegen een dorp aan) worden in dit kader genoemd. Het lijkt belangrijk voor bedrijven te zijn om goede gebouwen te hebben, aangezien dit ook al bij de positieve punten werd genoemd. Het punt ‘beperkte uitbreidingsmogelijkheden’ lijkt vooral te maken te hebben met de strenge provinciale regelgeving wat betreft de uitbreiding van de intensieve veeteelt. Dit wordt vooral door boeren met een gemengd bedrijf genoemd. Wat betreft financiering geeft een aantal boeren aan dat zij veel geld hebben geïnvesteerd in het bedrijf (‘te zware/hoge financiering’). Dit wordt het vaakste genoemd door veehouders. Over verkaveling merkt men op dat het bedrijf geen rechte percelen bezit of verspreid liggende percelen heeft. Ook dit kwam bij de positieve punten naar voren en het is dus belangrijk voor landbouwers dat de verkaveling goed is. Tot slot noemt men, naast de uitbreidingsmogelijkheden, nog een aantal punten met betrekking tot regelgeving. Het gaat hier vooral om de steeds strengere eisen waar men aan moet voldoen (bijvoorbeeld de mestwetgeving), de afhankelijkheid van overheden, het melkquotum en het bouwblok. Figuur 23. Zwakke punten bedrijf 35%
30% Omvang/te klein 25%
personeel/arbeid Gebouwen
20% Beperkte uitbreidingsmogelijkheden financiering
15%
verkaveling 10%
Grondsoort/kwaliteit Regelgeving
5%
0% Akkerbouw
Graasdier
Gemengd bedrijf
Totaal
*Punten die vaker dan tien keer zijn genoemd zijn in de figuur opgenomen
Toekomstplannen en verwachtingen Slechts weinig landbouwers zijn van plan binnen vijf jaar te stoppen met hun bedrijf. Ruim 60% is van plan de komende jaren veranderingen in de bedrijfsvoering door te voeren. Men is vooral van plan veranderingen door te voeren op het gebied van gebouwen. Het gaat hier voornamelijk om veranderingen gericht op uitbreiding van het bedrijf en niet zozeer om renovatie van bestaande gebouwen. Men is vooral van plan om de bedrijfsgebouwen uit te
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
17
breiden om zo meer ruimte te creëren voor de opslag van producten of voor het vee (voor het uitbreiden van de veestapel en/of om het welzijn van de dieren te verbeteren). Ook techniek en schaal worden vaak genoemd als gebieden waarop men iets wil veranderen. Bij techniek gaat het met name om het investeren in nieuwe technieken, zoals een melkrobot, een tractor met GPS of technieken voor mestvergisting. Het gaat dus om modernisatie en mechanisatie. Een paar respondenten geven aan te willen investeren in techniek om minder afhankelijk te zijn van personeel. Bij schaal gaat het vooral om de groei van het bedrijf in oppervlakte, dus in grond, maar ook groei op het gebied van gebouwen, vee en technieken wordt genoemd. Bij ‘schaal’ gaat het altijd om schaalvergroting, geen enkel bedrijf is van plan om in te krimpen. Bijna een kwart van de respondenten die veranderingen wil doorvoeren, wil dat gaan doen op het gebied van personeel. Meestal gaat het hier om het aannemen van extra personeel, gericht op groei van het bedrijf. Een paar keer geeft men juist aan minder afhankelijk te willen zijn van personeel door het inzetten op technieken. Drie keer wordt iets gezegd over overname. Een vijfde van de landbouwers die veranderingen wil doorvoeren is voornemens dit te doen op het gebied van vee. Wat betreft planten wordt hier weinig tot niks genoemd. Een aantal respondenten geeft aan het aantal melkkoeien te willen uitbreiden of meer koeien te willen melken. Twee personen willen overschakelen naar melkvee of de akkerbouw aanvullen met extensieve veehouderij. ‘Verkaveling’ en ‘afzet’ zijn vaak niet nader gespecificeerd. Bij de categorie ‘anders’ gaat het vooral om het afbouwen of voorbereiden om te stoppen met het bedrijf. Hoe ouder men is, hoe minder vaak men plannen heeft tot veranderingen op het gebied van verkaveling en gebouwen. Hoe groter het bedrijf (qua oppervlakte), hoe vaker men plannen heeft tot veranderingen op het gebied van personeel. Figuur 18. Plannen ten aanzien van de bedrijfsvoering
Wat betreft uw bedrijfsvoering, wat bent u de komende vijf jaar van plan? doorgaan op dezelfde weg
doorgaan, maar veranderingen doorvoeren
35%
0%
20%
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
61%
40%
60%
stoppen
4%
80%
100%
18
Figuur 19. Veranderingsgebieden
Als u van plan bent veranderingen door te voeren, op welk(e) gebied(en) bent u dat van plan? Anders Schaal Afzet Vee/planten Techniek Personeel Gebouwen Verkaveling 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
De meeste landbouwers hebben een familielid op het oog als opvolger, 8% geeft aan dat een onbekende hem of haar zal opvolgen. Bijna de helft van de landbouwers heeft nog geen idee hoe het bedrijf zal voortbestaan. Figuur 20. Opvolging
Als u denkt aan het voortbestaan van uw bedrijf, wie zal u opvolgen?
Een familielid 44%
46%
Een bekende Een onbekende Weet niet
8% 2%
Alles afwegend zijn de landbouwers in Noord-Groningen optimistisch over de toekomst van hun eigen bedrijf, ruim driekwart is deze mening toegedaan. Slechts 5% ziet de toekomst somber tegemoet. Jongere agrarische ondernemers en landbouwers met een groter bedrijf (wat betreft oppervlakte en volwaardige arbeidskrachten) zijn over het algemeen optimistischer over de toekomst van hun eigen bedrijf.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
19
Figuur 21. Toekomst eigen bedrijf
Alles afwegend ben ik optimistisch over de toekomst van mijn eigen bedrijf 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Helemaal mee eens
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
Mee eens
Neutraal
Mee oneens Helemaal mee oneens
20
Hoofdstuk 4 Landbouw in Noord-Groningen volgens respondenten Dit hoofdstuk gaat over de sterke en zwakke punten van de landbouw in Noord-Groningen en de verwachtingen die agrarische ondernemers hebben ten aanzien van de landbouw in het gebied: wat zijn kansen en bedreigingen? Zullen er grote verschuivingen optreden in teelten en dieren? Sterke en zwakke punten Gevraagd naar sterke punten van de landbouw in Noord-Groningen, noemt men het vaakst de ruimte in het gebied. Hier wordt door de respondenten verder weinig toelichting bij gegeven. Waarschijnlijk doelt men hier in veel gevallen op de uitbreidingsmogelijkheden die dit met zich meebrengt. Eén respondent merkt op dat het infectiegevaar door de ruimte in het gebied laag is. Ook de goede grond in het gebied ziet men als positief, gevolgd door de relatief grote bedrijven, de goede verkaveling, de kennis/het vakmanschap van de landbouwers en het klimaat. Het klimaat wordt vooral als sterk punt benoemd door akkerbouwers. Wat betreft klimaat merkt men op dat dit goed is in verband met de virusdruk en dat het zeer geschikt is voor pootgoed. Pootgoed an sich wordt dan ook als positief punt gezien, bijvoorbeeld door de sterke positie in de pootgoedteelt, de grote kennis van de teelt en de goede grond voor pootgoed. Tot slot noemt men nog de goede afzetmogelijkheden in de omgeving en de goede ondernemers in het gebied als sterke punten van de landbouw in Noord-Groningen. Figuur 22. Sterke punten landbouw Noord-Groningen
Goede ondernemers Goede afzetmogelijkheden Pootgoed klimaat kennis, vakmanschap verkaveling Omvang/bedrijfsgrootte/schaal grond ruimte 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
*Punten die vaker dan tien keer zijn genoemd zijn in de figuur opgenomen
De landbouwers zijn allerminst te spreken over het provinciale landbouwbeleid. De grote meerderheid heeft kritiek op het beleid ten aanzien van de intensieve veehouderij en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden die dit met zich meebrengt. Ook is men ontevreden over de strenge regelgeving en vindt men dat de overheid zich teveel met de landbouw bemoeit.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
21
Naast de opmerkingen over de overheid noemt men de bereikbaarheid/de infrastructuur als zwak punt. Een aantal landbouwers vindt dat het gebied slecht bereikbaar is en er worden een paar opmerkingen gemaakt over de wegen; deze zijn smal, leiden door dorpen en zijn niet berekend op vrachtverkeer. Waar goede afzetmogelijkheden als positief punt wordt gezien, is een deel van de landbouwers hier minder positief over, zij vindt juist dat de afstand tot de afzet groot is. Tot slot wordt de hoge grondprijs een aantal keer als zwak punt genoemd. Figuur 23. Zwakke punten landbouw Noord-Groningen
Hoge grondprijs
afstand tot afzet
Bereikbaarheid/infrastructuur/wegen
Overheid/politiek 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
*Punten die vaker dan tien keer zijn genoemd zijn in de figuur opgenomen
Toekomstverwachtingen Ruim een derde van de respondenten heeft geen antwoord gegeven op de vraag of men kansen ziet voor de landbouw in Noord-Groningen. Degenen die wel kansen zien, zien dit vooral op het gebied van duurzame energieproductie. Windenergie wordt in dit verband het vaakste genoemd, maar ook zonne-energie, mestvergisting, de teelt van energiegewassen, algengroei en het opwekken van energie uit restproducten komen naar voren. Verder ziet men kansen op het terrein van schaalvergroting en de ruimte in het gebied. Een aantal landbouwers ziet kansen in onderlinge samenwerking, bijvoorbeeld tussen veehouders en akkerbouwers, samenwerking op het gebied van machines, grondruil, de uitwisseling van dierlijke meststoffen en een kringloop met meerdere bedrijfstypes. Eén keer wordt aangegeven dat de landbouwers met één stem zouden moeten spreken.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
22
Figuur 24. Kansen landbouw Noord-Groningen
Samenwerking
ruimte
Schaalvergroting
Duurzame energieproductie
0%
5%
10%
15%
20%
25%
*Punten die vaker dan tien keer zijn genoemd zijn in de figuur opgenomen
Maarliefst 70% van de respondenten die de vraag over bedreigingen van de landbouw in Noord-Groningen heeft ingevuld, ziet de provincie als een grote bedreiging. Zij biedt volgens de landbouwers te weinig ondersteuning, legt te veel beperkingen op (bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfsuitbreiding) en hanteert een strenge regelgeving (zoals milieueisen als krappe bemestingsnormen). Nog eens 22% ziet de natuur als een grote bedreiging en belemmering voor de landbouw. Vaak hangt dit samen met bovenstaande opmerkingen over het provinciaal beleid. De vraag is in hoeverre de kansen en bedreigingen de toekomst van de afzonderlijke landbouwbedrijven bepalen. Een kwart van de respondenten geeft aan dat de ontwikkelingen (nog) geen of weinig invloed op zijn of haar bedrijf hebben. Het gaat hier zowel om akkerbouwers als om veehouders. Van de respondenten geeft 27% aan dat de ontwikkelingen deels van invloed zijn en bij 28% heeft het veel invloed. Bij laatstgenoemde groep gaat het meestal om akkerbouwers, gevolgd door mensen met een gemengd bedrijf en daarna veehouders met graasdieren. Dit is opvallend, gezien het provinciale beleid en de daarbij behorende beperkingen gericht op uitbreiding van de intensieve veeteelt. Een aantal respondenten geeft niet aan of de ontwikkelingen veel of weinig invloed hebben, maar maakt opmerkingen in de trant van ‘ik moet daar mee omgaan’, ‘politiek is altijd onzeker’, ‘trachten de bedreigingen te weerstaan’, ‘wij proberen ons eigen gang te gaan’ en ‘kansen benutten’. Een aantal heeft nog geen idee of het van invloed zal zijn. Wat betreft de nabije toekomst, verwacht bijna 40% dat er geen grote verschuivingen in teelten en/of dieren zullen optreden, 12% verwacht dat dit wel het geval zal zijn. Er ontstaat echter geen eenduidig beeld van waar deze veranderingen plaats zullen vinden. Figuur 26 laat zien dat er weinig ‘spannende’ antwoorden gegeven worden op de vraag ‘welke nieuwe dieren/gewassen verwacht u de komende vijf jaar’. Vijf respondenten zetten in op energiegewassen. Algen en maïs, samen ook vijf keer genoemd, zouden hier ook onder kunnen vallen. Het merendeel van de respondenten geeft echter aan geen nieuwe dieren of gewassen te verwachten. De helft van de mensen heeft de vraag überhaupt niet ingevuld.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
23
Figuur 25. Verwachting tot verandering
Ik verwacht de komende vijf jaar grote verschuivingen in teelten/dieren in Noord‐Groningen 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
Mee oneens Helemaal mee oneens
Figuur 26. Verwachting nieuwe gewassen/dieren
Soja(bonen) Kippen Varkens Eiwitrijke gewassen Meer bestaande groentegewassen Toename melkvee/koeien Mais Algen Energiegewassen Geen 0
5
10
15
20
25
30
35
40
Ondanks het provinciale beleid en ondanks het feit dat zij geen grote veranderingen verwachten, zijn de landbouwers optimistisch over de toekomst van de landbouw in NoordGroningen. Ruim 70% is deze mening toegedaan. Slechts vijf landbouwers zien de toekomst met minder vertrouwen tegemoet.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
24
Figuur 27. Toekomst landbouw Noord-Groningen
Alles afwegend ben ik optimistisch over de toekomst van de landbouw in Noord‐Groningen
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Helemaal mee eens
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
Mee eens
Neutraal
Mee oneens Helemaal mee oneens
25
Hoofdstuk 5 Conclusie De landbouwsector in Noord-Groningen heeft de afgelopen jaren in het teken gestaan van schaalvergroting: het aantal agrarische bedrijven is gedaald terwijl het grondgebruik vrijwel gelijk is gebleven. Dit betekent dus dat bedrijven in omvang zijn gegroeid. Uit de vragenlijst blijkt dat iets meer dan de helft van de agrarische bedrijven in Noord-Groningen de afgelopen vijf jaar in omvang en bedrijfsinkomen is toegenomen. We zien dan ook dat het gemiddelde aantal arbeidskrachten per bedrijf is gestegen van 2,3 in 2000 naar 2,6 in 2010. Waar de werkgelegenheid in de landbouw per saldo van 1980 tot 2010 is gedaald, is het de afgelopen 10 jaar juist iets gestegen. Opvallend is dat het aantal arbeidskrachten met een contract van meer dan 20 uur per week is gedaald, terwijl het aantal contracten van minder dan 20 uur is gestegen. Hetzelfde geldt voor arbeidskrachten die niet regelmatig werkzaam zijn. Het lijkt voor landbouwers niet altijd even gemakkelijk te zijn om goed personeel te vinden. Ook de afhankelijkheid van personeel is voor sommige bedrijven een struikelblok, waardoor zij sterker gaan inzetten op mechanisatie. Als bedrijven in de toekomst minder arbeidsintensief worden, hoeft een groei van de gemiddelde bedrijfsomvang dus niet per definitie een stijging van de werkgelegenheid te betekenen. Schaalvergroting lijkt voor de landbouwers in Noord-Groningen belangrijk te zijn; waar een groot bedrijf over het algemeen als sterk punt wordt gezien, wordt een klein bedrijf vaker als zwak punt gezien. Landbouwers met grotere bedrijven geven dan ook vaker aan dat de landbouwactiviteiten voldoende inkomsten voor het gezin opleveren. Daarom willen landbouwers ook in de toekomst groeien; 60% zegt veranderingen door te willen voeren. De gebieden waarop men wil veranderen hebben voornamelijk betrekking op de groei van het bedrijf; de uitbreiding van gebouwen, schaalvergroting, modernisering en mechanisatie. De ruimte in het gebied wordt als sterk punt genoemd van de landbouw in Noord-Groningen en kansen voor de landbouw ziet men ook vooral in de ruimte en schaalvergroting. Probleem voor veel landbouwers in dit kader is het provinciale landbouwbeleid. Door regelgeving ten aanzien
van
de
intensieve
veeteelt
en
nabijgelegen
natuurgebieden
zijn
de
uitbreidingsmogelijkheden voor sommige boeren beperkt. De natuur en de overheid worden dan ook als grootste bedreigingen voor de landbouw in Noord-Groningen gezien. Het gaat hier bijvoorbeeld ook om strenge milieueisen die aan boeren worden gesteld. Wat betreft inkomsten geeft een vijfde van de landbouwers aan niet goed rond te kunnen komen van de landbouwactiviteiten. Ruim de helft van de gezinnen (56%) heeft naast de landbouwactiviteiten nog inkomsten uit andere bronnen, zoals een inkomen van een partner (33% van het totale aantal respondenten), een andere baan van het bedrijfshoofd zelf (11%) en inkomsten uit verbrede, niet agrarische landbouw (8%). Bijna een kwart van de respondenten geeft aan dat zijn of haar bedrijf de afgelopen vijf jaar is gegroeid op het gebied van verbrede, niet agrarische landbouw. Dit heeft dus (nog) niet voor alle bedrijven geresulteerd in extra inkomsten omdat slechts 8% zegt inkomsten uit verbrede landbouw te hebben. Tot slot heeft 21% van het totale aantal respondenten inkomsten uit andere werkzaamheden als bestuurswerk, handel en werk als zelfstandige. Kansen voor extra inkomsten in de toekomst en voor de landbouw in Noord-Groningen ziet men vooral op het gebied van (duurzame) energie.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
26
Wat betreft teelten en dieren hebben landbouwers in Noord-Groningen voornamelijk melkvee, aardappelen (zowel poot- als consumptieaardappelen), suikerbieten en graan. Men is niet van plan hier in de toekomst drastisch in te gaan schuiven en men verwacht ook niet dat andere landbouwers in het gebied dit zullen doen. Eerder zagen we al dat 60% van de landbouwers van plan is veranderingen door te voeren. Het gaat hier voornamelijk om veranderingen gericht op uitbreiding, modernisatie en mechanisatie. Men zet dus sterk in op wat men altijd al doet en waar men goed in is en is niet van plan het roer compleet om te gooien wat betreft nieuwe teelten en dieren. Men benoemt kennis, vakmanschap en goede ondernemers dan ook als sterke punten van de landbouw in Noord-Groningen. Opvallend vaak wordt onderling samengewerkt, vooral op het gebied van kennisuitwisseling en gezamenlijk gebruik van machines. Ondanks de beperkingen vanuit de overheid en ondanks het feit dat externe ontwikkelingen, waar men zelf geen invloed op heeft, de toekomst van ruim de helft van de landbouwers bepalen, is men heel optimistisch over de toekomst van zowel het eigen bedrijf als de toekomst van de landbouw in Noord-Groningen. Er is dan ook een aantal goede randvoorwaarden aanwezig zoals een kwalitatief goede grond, goede verkaveling en een geschikt klimaat.
Landbouw in Noord-Groningen - CAB, Groningen
27
CAB Martinikerkhof 30, 9712 JH Groningen T (050) 311 51 13 E
[email protected] I www.cabgroningen.nl KvK 02060926 BTW NL806242139