WA D D E N K U S T
WEIWERD
3 X NOORD - GRONINGEN
BEPLANTINGSPLAN
3x Noord Groningen is in opdracht van de Provincie Groningen opgesteld door Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten. September 2004
1
Fysische geografie van Groningen
5 5 6
2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP 2.1 Inleiding 2.2 Wordingsgeschiedenis 2.3 Het landschap van nu
9 10 12
3. BEPLANTINGSPLAN 3.1 Inleiding 3.2 Uitgangspunten 3.3 Wegbeplantingen 3.4 Grote groengebieden 3.5 Beplantingen bij dorpen 3.6 Erfbeplantingen 3.7 Bijzondere elementen 3.8 Beplantingen langs watergangen 3.9 Aandachtspunten per landschapstype
21 23 28 34 38 48 52 56 59
4. WADDENKUST 4.1 Inleiding 4.2 Geschiedenis 4.3 Kwaliteiten 4.4 Knelpunten 4.5 Opgave 4.6 Zienswijze 4.7 Vertaling zienswijze tot landschapsplan 4.8 Conclusies
60 62 65 68 70 71 73 81
5. WEIWERD 5.1 Inleiding 5.2 Opgave 5.3 Strategie 5.4 Mogelijk beeld toekomstig landschap 5.5 Deeluitwerkingen 5.6 Uitvoeringsaspecten
82 88 89 92 94 99
6. VERVOLG
0. INHOUD
1. INLEIDING 1.1 Inleiding 1.2 Verhouding tot overige plandocumenten 1.3 Opbouw van het rapport
101 3
De intensiteit van het licht...
Inleiding
Nu het Landschappelijk Raamwerk en de gebiedsuitwerking Noord Groningen gereed zijn, is de tijd daar om een meer concrete invulling te geven aan de ontwikkelingsrichtingen die in deze rapportages zijn opgenomen. Daartoe is in het najaar van 2003 gestart met het opstellen van een “landschapsontwikkelingsplan Noord Groningen”. Als eerste stap hierin is een aantal deelstudies verricht. Naast de Identiteitsvisie Damsterdiep, welke in juni 2004 is afgerond, zijn een thematische en twee gebiedsmatige verkenningen opgesteld. Dit betreft: < < <
Visie landschappelijke beplantingen Noord Groningen Landschapsplan Waddenkust Landschapsplan Weiwerd
1. INLEIDING
1.1
De resultaten van deze drie deelstudies zijn in onderhavige nota vastgelegd. Naast bovengenoemde verkenningen zullen in het vervolgtraject nog twee ontwerpopgaven voor Noord-Groningen worden uitgewerkt: de Fivel en Middag-Humsterland. De deelstudies leveren bouwstenen aan voor het op te stellen Landschapsontwikkelingsplan. In dit LOP worden de verschillende deelopgaven samengebracht en geïntegreerd in een uitvoeringsgerichte visie op het landschap van Noord-Groningen. In het LOP zullen daartoe thema’s worden benoemd en uitgewerkt in concrete acties en projecten. Het Landschapsontwikkelingsplan zal meer zijn dan de som der delen; het behelst een totaalvisie op het landschap van NoordGroningen waarbij de verschillende deelopgaven in hun samenhang worden beschouwd. Dit betekent dat de hier gepresenteerde voorstellen niet noodzakelijkerwijs straks ook één op één in het LOP zijn terug te vinden. Voortschrijdend inzicht en afstemming met andere ontwerpopgaven (bijvoorbeeld op het gebied van water) kan leiden tot aanpassingen of aanvullingen. De verkenningen hebben als doel de ontwerpopgaven in beeld te brengen en oplossingsrichtingen te formuleren. Ze hebben daarmee het karakter van tussenrapportage; de eerste stap richting een Landschapsontwikkelingsplan voor Noord-Groningen. 5
1.2
Verhouding tot overige plandocumenten.
Recent heeft de provincie Groningen samen met 8 NoordGroningse gemeenten en het waterschap Noorderzijlvest verenigd in de stuurgroep Noord- een uitwerking vastgesteld van het Provinciaal Omgevingsplan, de gebiedsuitwerking Noord geheten. Voor de uitvoering daarvan hebben de partijen in februari 2004 een convenant gesloten. Aan de basis van de gebiedsuitwerking Noord staat de notie dat het bijzondere waardevolle landschap vertrekpunt moet zijn voor de vormgeving en inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De stuurgroep Noord streeft niet naar een museumlandschap maar naar een dynamisch, leefbaar Noord-Groningen met een landschap van hoge kwaliteit. Omdat in de praktijk nieuwe ontwikkelingen vaak afbreuk doen aan het landschap heeft de stuurgroep Noord het Landschappelijk Raamwerk opgesteld. Dat geeft een benadering om nieuwe ontwikkelingen zo uit te voeren dat het landschap er op zijn minst niet minder van wordt, liefst beter. Het Landschappelijk Raamwerk is nog niet uitvoeringsgericht. Daarom heeft de stuurgroep Noord besloten na een consultatieronde met bewoners en maatschappelijke organisaties in juni 2003 om het Landschappelijk Raamwerk uit te werken tot een Landschapsontwikkelingsplan (LOP). De uitgangspunten voor dit LOP liggen vast in het POP, de gebiedsuitwerking Noord en een aantal overige beleidsnota’s zoals de recent geactualiseerde Regiovisie Groningen-Assen en de stroomgebiedsvisie “Over leven met Water” (2002). De drie thans gepresenteerde ontwerpopgaven vormen uitwerkingen van de opgaven zoals die al in het Landschappelijk Raamwerk waren benoemd. Daarmee vormt het LOP de ontbrekende schakel tussen plannen en uitvoering. 1.3
Opbouw van het rapport
Hoofdstuk 2 schetst een beeld van het landschap van Noord Groningen, van haar geschiedenis en van de huidige landschappelijke opbouw. Deze informatie vormt de onderlegger voor de drie ontwerpopgaven, welke in de hoofdstukken 3, 4 en 5 aan de orde zijn. In hoofdstuk 3 staan de beplantingen in Noord Groningen centraal. Op welke wijze kan men met beplanting de karakteristieken van dit open landschap versterken? Waar zijn
Deze pagina: kaften van het POP, het landschappelijk raamwerk en de gebiedsuitwerking Noord Groningen Rechter pagina: collage van beelden waaruit het landschap van Noord Groningen is opgebouwd.
beplantingen gewenst, waar niet, en aan welke voorwaarden moeten die beplantingen voldoen? Hoofdstuk 4 geeft aan op welke wijze men de agrarische schaalvergroting kan afstemmen op de kwaliteiten van het landschap in de Waddenkust. Hoofdstuk 5 betreft de polder Weiwerd, zonder twijfel het meest verguisde landschap van Noord Groningen, terwijl dit landschap over verborgen kwaliteiten beschikt. Het hoofdstuk brengt de bijzondere kwaliteiten van dit gebied voor het voetlicht en presenteert een aanpak waarmee dit gebied uit haar negatieve spiraal zou kunnen worden verlost.
INLEIDING 7
Rijk aan relicten en contrasten...
Noord Groningen kent een interessante verscheidenheid aan landschapstypen. Op hoofdlijnen worden de volgende gebieden onderscheiden: < <
<
De Waddenkust Aandijkingen en inpolderingen Lauwersmeergebied Het Wierdenlandschap Oude kwelderrug Jonge kwelderrug Middag-Humsterland Woldstreek Weiwerd Het landschap van de oude stroomgeulen Reitdiep Fivel Land van Aagt
Binnen deze deelgebieden zijn kenmerkende landschapselementen aanwezig, zoals wierden, maren, dijken, dobbe en eendenkooien. Genoemde gebieden verschillen ruimtelijk sterk van elkaar. Deze verschillen zijn terug te voeren op verschillen in ondergrond en verschillen in occupatiegeschiedenis. Paragraaf 2.2 geeft in het kort de wordingsgeschiedenis van Noord Groningen weer. Paragraaf 2.3 deelt het landschap van nu in op basis van een interpretatie van de geomorfologische kaart en verricht veldwerk. Per landschapstype worden de belangrijkste karakteristieken kort benoemd.
2. KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP
2.1 INLEIDING
Kaartuitsnedes landschapselementen: dobbe, maar, eendenkooi.
9
2.2
WORDINGSGESCHIEDENIS
Prehistorie De geschiedenis van het Noord Groninger landschap begint omstreeks het einde van de ijstijden, circa 10.000 jaar voor Christus. Door het vochtige klimaat en het stijgen van de zeespiegel ontstaat, achter een gesloten duinenrij, een uitgestrekt veenmoeras. De afwatering van dit veenmoeras vindt plaats via de riviertjes Fivel en Hunze (het huidige Reitdiep). 1000 voor Christus. Omstreeks 1000 jaar voor aanvang van onze jaartelling ontwikkelt zich tussen de Fivel- en de Hunz eboezem een kleikwelder, die aan de zeezijde wordt omringd door een hoger gelegen kwelderwal. Deze kwelderwal wordt, ev enals de hoge oeverwallen langs de Fivel en Reitdiep, vanaf ongeveer 650 voor Christus bewoond. Omdat deze gebieden bij hoge vloeden nog regelmatig overstromen leggen de bewoners verhoogde woonplaatsen aan. Deze opgeworpen heuvels zijn nog als ‘wierden’ in het landschap herkenbaar. Doordat de eerste bewoning juist op de relatief smalle kwelderwal plaatsvindt ontstaat een kenmerkende wierdenreeks. Rond het begin van de jaartelling Omstreeks het begin van de jaartelling ontstaat ter hoogte van Usquert, onder invloed van het stromingspatroon aan de noordoostzijde van de kwelderwal, een haakvormige strandwal die zich geleidelijk in oostelijke richting ontwikkelt. Op deze strandwal ontstaan later de dorpen Oldörp, Uithuizen en Uithuizermeeden. In de luwte van deze strandwal vindt opslibbing plaats. Doordat de opslibbing van west naar oost verloopt, als gevolg van stromingspatronen in de Fivelboezem, ontstaat een afwateringspatroon in dezelfde richting. Dit verklaart dat alle oude maren hun oorsprong ergens op de oude kleikwelder vinden en van daaruit in oostelijke richting afwateren. Tussen de maren ontstaan, op de hogere delen van de kwelders, de voorlopers van de huidige wegen, de ‘veedriften’.
Ontwikkeling van Noord Groningen in 5 schema’s. Bron: het Groninger landschap
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP
organisatiestructuur die de voorwaarde vormt voor de systematische ontginning van het land, een proces dat tot ver in de 20e eeuw zal voortduren. Het zijn dan ook zeer waarschijnlijk de monniken die hebben zorg gedragen voor de aanleg van de eerste dijk. Deze Oldiek, ofwel Oude dijk, is aangelegd in de Fivelboezem. Omstreeks 1250 omsluit deze dijk Groningen aan de waddenzijde (direct boven Warffum, Usquert en Uithuizen). Ondanks de aanleg van deze dijk heeft de zee, via de maren nog altijd invloed op het binnendijks gelegen gebied. Vanaf de dertiende eeuw worden dijken aangelegd om woonplaatsen en landbouwgebieden tegen overstroming te beschermen. Daarnaast worden dijken aangelegd om opgeslibde gebieden langs de noordkust van Groningen, rond de Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep, in te dijken. De kwelders groeien verder aan. Rond de uiterdijkselanden en de meeden wordt eerst een lage zomerkade aangelegd, de feitelijke bedijking vindt pas enkele eeuwen later plaats. De middeleeuwse bedijkingsactiviteit eindigt met het afsluiten van de Fivelboez em. De Fivel mag nu dan een onbeduidend stroompje zijn, ten tijde van de Middeleeuwen was het een machtig brede rivier, en tevens belangrijke verbindingsweg. Aan de Fivel lagen de belangrijkste kloostercomplexen en kastelen van het noorden. Deze kloosters en kastelen moesten de plaatselijke bevolking beschermen tegen plunderingen, bijvoorbeeld door de noormannen, die over de Fivel en de Maren vanaf de Noordzee het land binnen drongen.
Vanaf het jaar 1000 Rond het einde van het eerste millennium wordt het gebied gekerstend. Noord Groningen komt onder invloed van het Christendom, de eerste monniken doen hun intrede. Een groot aantal kloosterrestanten herinnert aan hun aanwezigheid (zoals de voormalige kloosters te Usquert, Rottum, Warffum, Thesinge, Wittewierum en Appingedam). Hiermee ontstaat de
Lange tijd verliep vrijwel al het transport over het water. Vrijwel iedere kern lag aan een maar, en had zijn eigen haven. Langs de maren liepen jaagpaden. Over de maren en diepen werd het transport naar de stad Groningen verzorgd. Op de Grote Markt kwamen de dorpen en hun producten samen.
18e eeuw-heden De ontwikkelingen in de Waddenkust hebben sinds de 18e eeuw een grote vaart genomen. Deze inpolderingsgeschiedenis wordt beschreven in hoofdstuk 4. 11
2.3 HET LANDSCHAP VAN NU De rijkdom aan landschapstypen in Noord Groningen is op verschillende manieren te typeren. Op het hoogste schaalniveau is er onderscheid tussen het oude en het nieuwe land, waarbij de Oldiek op de kwelderwal van Uithuizen de scheidslijn vormt. Ten zuiden hiervan bevindt zich het oude land met kronkelende maren en een overwegend onregelmatige verkavelingsstructuur. Ten noorden van de Oldiek ligt het nieuwe land met een rechte, noord-zuid gerichte verkaveling, ontstaan vanuit de landaanwinning en het recht van opstrek. In deze paragraaf wordt, op basis van een interpretatie van de geomorfologische kaart en verricht veldwerk, deze hoofdindeling verfijnd tot de volgende landschapstypen:
Aandijkingen en inpolderingen
Lauwersmeergebied 1. De Waddenkust, met de verbijzonderingen: a) Aandijkingen en inpolderingen b) Lauwersmeergebied 2. Het Wierdenlandschap, met de verbijzonderingen: a) Oude kwelderrug b) Jonge kwelderrug c) Middag-Humsterland d) De Woldstreek e) Polder Weiwerd 3. Het landschap van de oude stroomgeulen, met de verbijzonderingen: a) Fivelboezem b) Reitdiepdal c) Het land van Aagt
Land van Aagt
Reitdiepdal
Middag-(Humsterland)
Woldstreek
Oude kwelderruggen
Jonge kwelderruggen
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP
Fivelboezem
Polder Weiwerd
Schematische weergave van onderscheiden landschapstypen in Noord Groningen.
13
De Waddenkust Aandijkingen en inpolderingen Het landschap van de Waddenkust is een weids en open landschap, met een kenmerkende opeenvolging van dijken. Lange, nagenoeg kaarsrechte dijken liggen parallel aan de kustlijn en scheiden de verschillende perioden van landaanwinning. Middels het recht van opstrek zijn veelal oude zomerkaden opgehoogd tot nieuwe winterdijken, waarna het achterliggende land is ingepolderd. Zo is de karakteristieke reeks van dijken ontstaan, die in het Oldambt de slaper, de dromer en de waker worden genoemd. Op enkele plaatsen vindt men nog relicten van de oude dijklichamen De Waddenkust is een agrarisch productielandschap in optima forma. Alles in dit gebied heeft maat, dat geldt zowel de polders, als de boerenbedrijven en de boerderijen zelf. Het landschap kent hier een monumentale openheid. Binnen het gebied liggen verschillende waardevolle kleine landschapselementen zoals, dobben, eendenkooien, coupures. Buitendijks liggen belangrijke natuurwaarden. Op de kwelders is de vogelrichtlijn van toepassing. Het Lauwersmeergebied Het Lauwersmeergebied ligt aan de monding van het Reitdiepdal en vormt een groot aaneengesloten natuurgebied met aan de randen landbouwgebied. De natuurwaarde van het gebied is groot en geniet dan ook een landelijk beschermde status. Op enkele recreatiedorpen en de landbouw na is het gebied in beheer bij Staatsbosbeheer en defensie. Het vissersdorp Zoutkamp ligt op de overgang van het Reitdiep naar het Lauwersmeer.
Bovenste rij afbeeldingen vlnr: gedeeltelijk vergraven dijk, informatiebord over vogels en de rode baksteen als kleur van het noorden. Onderste rij afbeeldingen vlnr: agrarisch productielandschap in optima forma, de haven van Zoutkamp en het Lauwersmeergebied.
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP
15
Het Wierdenlandschap Oude kwelderrug De oude kwelderrug vormt het hoogste deel van het Wierdenlandschap. Deze wordt gemarkeerd door de dorpskernen op de rug en de monumentale boerderijen die op de overgang van de rug naar het Waddenlandschap liggen. Van een afstand verschaffen deze dorpssilhouetten het wierdenlandschap haar karakteristiek aanzien. Bij de wierden is er onderscheid in: S Ronde wierden met een ringweg en ossengang, met aan de voet een radiale v erkaveling zoals Eenrum, Biessum of Groot Maarslag. S Hoekige wierden met een blokvormige verkaveling en paden tussen de erven, zoals bijvoorbeeld Leens. Deze liggen meestal op de smallere kwelderruggen. Jonge kwelderrug Op de jonge kwelderrug zijn de maten van de wierden minder spectaculair dan op de oude kwelderrug. Het betreft hier voornamelijk kleine en lage wierden waarop zich een of enkele boerderijen hebben gevestigd. Deze wierden liggen verspreid als groene eilanden in het open landschap. Voor het overige wordt het landschap gekenmerkt door kronkelende maren, een onregelmatige verkavelingsstructuur en v erspreid liggende waardevolle landschapselementen.
Groningse landschap. De naamgeving duidt op het tijdperk waarin het gebied was bedekt met een uitgestrekt moerasbos. Dit bos is vanaf de randen naar binnen toe ontgonnen. De Wolddijk vormt een ringdijk die is aangelegd om bescherming te bieden tegen het water dat van alle kanten naar het gebied toestroomde. De lage ligging maakt het gebied tot een van de natste delen van Noord Groningen. Midden 19e eeuw wordt het landschapsbeeld van dit woudgebied dan ook beheerst door meer dan 150 windmolens die langs de boezemkaden staan. Nu vormt de zwaar beplante Wolddijk een krans om dit laag gelegen open weideland, en wordt de openheid binnen de Ringdijk verbijzonderd door de aanwezigheid van enkele monumentaal beplante erven. Polder Weiwerd Ook polder Weiwerd vormt een verbijzondering binnen het Wierdenlandschap. De reden hiervoor ligt in het spanningsveld tussen enerzijds de oude structuurlijnen en anderzijds de jonge, voornamelijk industriele ontwikkelingen. Dit spanningsveld levert interessante contrasten op, zoals het beeld van het kerkje van Heveskes tegen de achtergrond van de chemische industrie van Delfzijl.
Middag - Humsterland Het landschap van Middag - Humsterland vormt binnen het wierdenlandschap een bijzonderheid. Middag en Humsterland vormden vroeger een schiereiland respectievelijk in de monding van de Hunze. Het gebied is al in de Middeleeuwen ontgonnen, en sedertdien is het verkavelingspatroon nauwelijks veranderd. Het verkavelingspatroon is hier dermate gaaf behouden dat het gebied is voorgedragen om te worden opgenomen op de UNESCO werelderfgoedlijst. De Woldstreek De Woldstreek vormt van wege de afwijkende ontginningsgeschiedenis een apart gebied binnen het Noord
Bovenste rij afbeeldingen vlnr: zicht op kerk van wierdedorp en authentiek verkavelingspatroon in Middag. Onderste rij afbeeldingen vlnr: wierdedorp Saaksum en boerenerven als groen eilanden in de open Woldstreek.
17
Het landschap van de oude stroomgeulen Fivelboezem De Fivelboezem vormt een apart landschapstype. Lange tijd vormde dit een open inbraakgebied, w aar de zee vrij spel had. Hier werd het kenmerkende patroon van kwelderruggen en maren doorbrok en. Deze inbraak van de zee is in een aantal fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand voor de oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor ontstond een ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn de dijken afgegraven, maar de lange rechte wegen herinneren nog aan dit patroon. De Fivelboez em vormt nog altijd een meer open landschap. Het Reitdiepdal Het Reitdiepdal vormt het voormalige stroomdal van de Hunze en wordt omsloten door oude zeedijken. Doordat de loop van de Hunze zich herhaaldelijk heeft verlegd is een tamelijk breed en open stroomdallandschap ontstaan met een fijnmazig mozaïek van verlaten stroomdraden, oude meanderbochten en voormalige oeverwallen. Het Reitdiepdal wordt recreatief gewaardeerd, vanuit de stad Groningen wordt het gebied intensief bezocht om te wandelen of te fietsen. Het land van Aagt Ook het Land van Aagt vormt een oud inbraakgebied van de zee, w aarmee het kenmerkende patroon van kwelderruggen en maren wordt doorbroken. Nog altijd wordt het Land van Aagt gekenmerkt door openheid.
Deze pagina: fysisch geografische kaartuitsnede van het inbraakgebied het Land van Aagt. Rechter pagina, bovenste rij afbeeldingen vlnr: het Fivelboezem en een nevengeul in het Reitdiepdal. Onderste rij afbeeldingen vlnr: kaartfragment van middeleeuwse bedijkingen in het Fivelboezem en oude meanders langs de voormalige loop van de Hunze.
KENSCHETS VAN HET LANDSCHAP
19
Het verschil tussen open en kaal...
Introductie Het landschap van Noord Groningen is vooral een open landschap. Weids en stoer. Juist in open landschappen zijn de aan wezige beplantingen van bijzondere betekenis. Zij maken het verschil tussen een ‘open’ landschap en een ‘kaal’ landschap, tussen soberheid en armoede. Wegbeplantingen zorgen voor contrast tussen beslotenheid en openheid. Vanuit de intimiteit van de beplante weg ziet men uit over het open polderland. De bomen langs de weg bieden het zicht op de openheid een voorgrond, en gev en het perspectief daarmee diepte, gelijk de zuilen van een kloostergang. Beplante boerenerven vormen in die openheid weldadige groene eilanden, omspoeld door ruimte. Zij geven ‘maat’ aan de openheid, en vormen refugia voor mens en dier. Beplantingen kunnen verborgen structuren, zoals verschillen in de bodem of verschillen in ontginningsgeschiedenis, zichtbaar maken. Zij kunnen landschappen een eigen sfeer en ‘couleur locale’ verschaffen en daarmee belangrijk bijdragen aan de eigen ruimtelijke identiteit. In het open landschap ‘tekenen’ beplantingen als het ware de horizon. Denk aan de monumentale beplanting langs wegen en dijken, of aan het zwaar geboomte in de oude dorpskernen.
3. BEPLANTINGSPLAN
3.1 INLEIDING
Tegelijkertijd kan men constateren dat de kw aliteit van de beplantingen onder druk staat. Iepziekte en essensterven hebben ook in Noord Groningen hun tol geëist. Wegverbredingen maken dat er steeds minder ruimte rest voor een vitale wegbeplanting. Het resultaat is een fragmentatie van de groenstructuur. Waar eens monumentale lanen het landschapsbeeld bepaalden, staan nu verspreid nog enkele solitairen langs de weg, verloren in de ruimte. Boeren hebben vaak niet meer de middelen, de tijd of de interesse voor erfbeplanting, waardoor ook de erfbeplantingen aan kracht inboeten. Daarentegen verschijnen er steeds meer beplantingen die afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. In de drang om de recreatieve uitloopmogelijkheden te vergroten of ontwikkelingen ‘in te passen’ of aan het oog te onttrekken ontstaan beplantingen die: 21
< < <
de zo gewaardeerde openheid van het landschap aantasten, niet passen bij de maat en schaal van het landschap, afbreuk doen aan de leesbaarheid van het landschap.
Beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het landschap toevoegen. Maar verkeerd toegepast kunnen zij evenzeer afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit. Het landschap van Noord Groningen is als een schilderij uit de Gouden Eeuw. Het herkrijgt haar glans wanneer het weer eens grondig wordt schoongemaakt. Plots herkent men in het schilderij weer tekening en nuances, die onder de grauwsluier zoek waren geraakt, onzichtbaar waren geworden. Wellicht moet ook het landschap van Noord Groningen soms wel worden ontdaan van haar groensluier, opdat het beeld weer helder, de nuance weer zichtbaar wordt. Opgave Opgave bij het beplantingsplan Noord Groningen is een uitvoeringsgerichte visie te ontwikkelen op hoe om te gaan met beplantingen in een landschap dat haar kracht mede aan haar openheid ontleent. Het beplantingsplan Noord Groningen wil spelregels formuleren over hoe om te gaan met beplantingen. Daarbij zijn vragen aan de orde als “hoe kunnen we beplantingen herstellen?”, maar ook “hoe gaan we om met beplantingen die structuren verstoren, die de eigenheid van het landschap geweld aan doen?” Kanttekening Het beplantingsplan Noord Groningen formuleert spelregels over hoe om te gaan met beplantingen. Het reikt, op het schaalniveau van Noord Groningen, keuzes op hoofdlijnen aan. De daadwerkelijke uitwerking van beplantingsplan tot concreet uitvoeringsplan vereist maatwerk. Dit maatwerk, w aarbij gedetailleerd wordt bepaald w aar beplanting wenselijk is, en in welk sortiment, en waar niet, zal plaatsvinden in vervolguitwerking. Bij die vertaling van de thans aangereikte hoofdlijnen naar concrete maatregelen zal meer in detail naar de kenmerken van de plek moeten worden gekeken. De thans aangereikte structuur draagt primair zorg voor samenhang tussen de toekomstige deeluitwerkingen.
3.2 UITGANGSPUNTEN
Versterken onderscheid in landschapstypen Beplantingen kunnen verborgen verschillen in het landschap zichtbaar maken. Het gaat hierbij om verschillen in bodemopbouw en occupatiegeschiedenis. Het beplantingsplan hanteert de verschillende landschapst ypen als onderlegger. De volgende landschapstypen zijn onderscheiden: < <
<
BEPLANTINGSPLAN
Versterken van de karakteristiek van het open landschap. Het landschap van Noord Groningen is bovenal een open landschap. Beplantingen maken hier het verschil tussen ‘open’ en ‘kaal’. Openheid is een kwaliteit, maar dit mag niet omslaan in een kaal landschap. Insteek bij het beplantingsplan is het versterken van de karakteristiek van het open landschap.
De Waddenkust Aandijkingen en inpolderingen Lauwersmeergebied Het Wierdenlandschap Oude kwelderrug Jonge kwelderrug Middag-Humsterland Woldstreek Weiwerd Het landschap van de oude stroomgeulen Reitdiep Fivel Land van Aagt
Deze landschapstypen verschillen in bodemopbouw, landbouwkundig gebruik, bebouwingsdichtheid en mate van openheid. Het gaat niet alleen om verschillen binnen het hoofdtype, zoals bijvoorbeeld tussen de Wadden- en Wierdenlandschap, maar ook en soms juist om de verschillen tussen bijvoorbeeld de Oude en Jonge kwelderrug in het Wierdenlandschap.
Boven: links wegbeplantingen als kwaliteit, rechts als knelpunt. Onder: links erfbeplanting als kwaliteit, rechts als knelpunt.
23
Voor het z orgvuldig omgaan met beplantingen zijn de verschillen in mate van openheid het meest bepalend. De Waddenkust vormt het meest open en het Wierdenlandschap, in het bijzonder de oude kwelderrug, relatief het meest besloten landschap. Wanneer men echter de kaart met de huidige beplantingen over de kaart met de landschapstypen legt, dan blijkt een sterke nivellering. Het onderscheid tussen de verschillende landschapstypen vervaagt. De Waddenkust manifesteert zich weliswaar nog altijd als het meest open landschap, maar het onderscheid tussen de Woldstreek en de jonge kwelderrug in het Wierdenlandschap is nauwelijks meer herkenbaar. Het Reitdiep toont zich nog als een open stroomdal; de voormalige Fivelboezem raakt echter ruimtelijk verdicht.
Links: de landschapstypen van Noord Groningen ingedeeld op basis van de relatieve openheid. Hoe groter het vierkant, hoe groter de openheid binnen het landschapstype. Rechts: Huidige beplantingen geprojecteerd over de landschapstypen van Noord Groningen.
BEPLANTINGSPLAN
25
Het is de ambitie om met het beplantingsplan, vanuit de generale karakteristiek van een open landschap, het onderscheid tussen de verschillende landschapstypen te versterken. Hiertoe wordt ingezet op de ontwikkeling van de volgende 6 thema’s: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Wegbeplantingen Grote groenprojecten Beplanting bij dorpen Erfbeplantingen Bijzondere beplantingen (borgen, begraafplaatsen, Wolddijk, Stadsweg, bakenbomen) Beplantingen langs waterlopen (maren, diepen, kanalen)
In het vervolg wordt per thema een benaderingswijze ontwikkeld, wordt aangegeven hoe structuren en elementen door beplantingen kunnen worden versterkt.
1. Wegbeplantingen BEPLANTINGSPLAN
2. Grote groengebieden
3. Beplantingen bij dorpen
4. Erfbeplantingen
5. Bijzondere beplantingen
6. Beplantingen langs watergangen Boven: het totale beplantingsplan Noord Groningen opgebouwd uit 6 thema’s, samengevoegd in een kaart.
27
3.3
WEGBEPLANTINGEN
Eenduidigheid De kracht van de oude wegbeplantingen is dat zij een verbindingslijn van het begin tot het eind van een eenduidige beplanting voorzien. Eenduidig in de zin van 1 soort, 1 leeftijd, 1 habitus. Dit verschaft deze beplantingen een ijz ersterke ritmiek, vergelijkbaar met de zuilen van een kloostergalerij, en een welhaast ongekende monumentaliteit. Wie nu door het landschap van Noord Groningen gaat, wordt vooral geconfronteerd met een verbrokkelde groenstructuur. Als gevolg van ouderdom en ziekten zijn grote gaten in de wegbeplantingen geslagen. Van het sterke gebit van weleer resten nu nog slechts enkele tanden. Door Provincie, gemeenten en wegbeheerders wordt wel geïnvesteerd in wegbeplantingen, getuigen de vele nieuwe aanplantingen, maar het lijkt of men angst heeft voor de grote lijnen. Het is alsof men in plaats van het ‘gebit’ juist de ‘tanden’, als eindfase van een proces van verval, als referentie verkiest. In plaats van de gehele lijn, van begin tot eind, van een eenduidige beplanting te voorzien worden verspreid korte rijen, vaak afgewisseld met struweelbeplanting, aangeplant, als morse-tekens in het landschap. Insteek van het beplantingsplan is dat men bij wegbeplantingen durft te kiezen. Helemaal of helemaal niet beplanten. Inzetten op een krachtig groen raamwerk Het zijn vooral de wegbeplantingen en in mindere mate de beplantingen langs waterlopen (zie 3.8) die een krachtig groen raamwerk vormen. Binnen dit raamwerk hebben de overige beplantingsthema’s een meer eigenstandige plek. Onbeplante wegen Om het onderscheid in landschapstypen te v ersterken worden niet in alle landschapstypen de wegen beplant. Hierdoor ontstaat weer verschil tussen ‘weidse landschappen’ en meer besloten landschappen. In de volgende landschapstypen zijn de wegen bij voorkeur niet beplant < De aandijkingen en inpolderingen van de Waddenkust < De Woldstreek binnen het Wierdenlandschap < Het Reitdiepdal, de Fivelboezem en het land van Aagt
BEPLANTINGSPLAN
Boven: wegbeplantingen onderverdeeld in 3 niveaus. Rechts, boven: restant van beplantingen langs een oude weg door het landschap; onder: ontbreken van een eenduidig beplantingsbeeld.
29
(met uitzondering van de oude verbindingsweg Wehe den Hoorn - Mensingeweer) binnen het landschap van de oude stroomgeulen. De Woldstreek In het geval van de Woldstreek ontbreekt een eenduidige cultuurhistorische referentie waar het de beplantingen betreft. Zoals de naam al aangeeft is het van oorsprong een bosgebied. In de Middeleeuwen is deze laagte omdijkt, en vanaf de Wolddijk naar het midden toe ontgonnen. Midden 19e eeuw is het een uitzonderlijk open landschap, waar het landschapsbeeld wordt bepaald door de meer dan 150 windmolens die nodig zijn om dit laaggelegen gebied droog te malen. Nu vormt de zwaar beplante Wolddijk een krans om dit laag gelegen open weideland, en wordt de openheid binnen de Wolddijk verbijzonderd door de aanwezigheid van monumentaal beplante erven. Voor de Woldstreek is gekozen voor het versterken van de beplanting rond de dijk (zie ook 3.7), waarbij het overige gebied zo open mogelijk wordt gehouden. De openheid krijgt extra cachet door het stimuleren van erfbeplantingen (zie 3.6) Fivelboezem In geval van de Fivelboez em gold een afweging. Lange tijd vormde dit een inbraakgebied van de zee, w aarbij het patroon van de kwelderruggen werd doorbroken. De Fivelboezem is in een aantal fasen ingepolderd, waarbij telkens op ruime afstand voor de oude dijk een nieuwe dijk is aangelegd. Hierdoor ontstond een ritmiek van lange, kaarsrechte dijken. Later zijn de oude dijken afgegraven. De lange rechte wegen herinneren nog aan dit patroon. Het was denkbaar om er voor te kiezen deze ritmiek zichtbaar te maken door deze lange wegen op een afwijkende manier te beplanten, bijvoorbeeld als transparante populieren-lanen. Deze ritmiek van transparante schermen zou tot een herkenbaar en ongetwijfeld ongemeen fraai landschapsbeeld leiden. Anderzijds zou hiermee de maat van het landschap worden genivelleerd. Vanuit de doelstelling van behoud van de openheid is er voor gekoz en de wegen binnen het gebied van de Fiv elboezem niet te beplanten. Daarmee wordt het meest herkenbaar dat dit een inbraakgebied betreft waarmee het patroon van kwelderruggen is onderbroken.
Weg door de Woldstreek
Beplant erf in de Fivelboezem
BEPLANTINGSPLAN
Monumentale wegbeplanting langs hoofd-kwelderrug (niveau 1)
Beplanten wegen Het wierdenlandschap onderscheid zich van de omliggende ‘weidse’ landschapen door haar relatief ‘besloten’ karakter. Er wordt beplanting voorgesteld langs de volgende wegen: 1. Wegen die over de twee belangrijkste kwelderruggen voeren: S de kwelderrug van Groningen naar Roodeschool S de kwelderrug die daar min of meer haaks op staat van Baflo naar Ulrum 2. Wegen over de kleinere oude kwelderruggen. 3. Voor de overige wegen is de keuze om deze in hun geheel wel, of in hun geheel niet te beplanten. Deze keuze zal worden ingegeven door de kwaliteit en kwantiteit van de beplantingen die reeds aanwezig zijn; fraaie beplantingen langs wegen blijven behouden en worden zonodig versterkt, onbeplante wegen laat men in eerste instantie ongemoeid Verschil in hiërarchie Er wordt een verschil in hiërarchie bepleit. Langs de wegen over de hoofd-kwelderruggen wordt een zwaardere beplantingsvorm nagestreefd dan langs de overige kwelderruggen. Niveau 1: hoofdstructuur Dit betreft met name de doorgaande historische verbindingen over de oude kwelderruggen. Het aanzetten van deze lijnen door middel van monumentale wegbeplanting dr aagt bij aan de markering van de hoge rand van de kwelderrug en versterkt het contrast tussen de openheid van het Reitdiep/Fivelboezem/ Waddenkust en het Wierdenlandschap. Soms vallen historische verbinding en nieuwe N-weg vrijwel samen op de kwelderruggen; soms parallel en volgt de N-weg een tracé buiten de dorpen om. Beide wegen worden beplant, dit versterkt het effect van de kwelderrug. Het onderscheid tussen beiden (bijvoorbeeld in sortiment) is hierbij aandachtspunt.
Beplanting langs belangrijke structuurlijn (niveau 2 )
Niveau 2: belangrijke structuurlijnen Dit betreft vooral de kleinere kwelderruggen. Het gaat hierbij om: Het markeren van de randen; het aanzetten van wegbeplantingen langs de rand van het Wierdenlandschap; overgang naar het Reitdiep, land van Aagt en Fivelboezem. Het versterken van de interne structuur. 31
Niveau 3: ondersteunende lijnen Onder deze categorie vallen wegbeplantingen die mogelijk bij kunnen dragen aan het versterken van het groen raamwerk, maar daartoe niet essentieel zijn. Reeds fraai beplante wegen blijven gehandhaafd en worden zo nodig versterkt (beplanten van begin tot eind). Voor nieuwe aanplant zijn dit geen prioritaire gebieden. Specifieke lokale motieven zoals de historische betekenis van een weg, een bijzonderheid is de geomorfologische ondergrond of het reeds bestaande landschapsbeeld kunnen een aanleiding vormen om een weg te beplanten. In elk geval is maatwerk vereist en moet de beplanting geen afbreuk doen aan de zo gewenste openheid.
Per wegvak moet bekeken worden of beplanting bijdraagt aan het vergroten van de leesbaarheid van het landschap
Uitvoeringsaspecten Probleem bij de wegbeplantingen, met name langs de oude wegen, is dat hiertoe de benodigde ruimte veelal nauwelijks meer v oorhanden is. Door wegverbreding zijn de bermen sterk versmald, hetgeen de groeiplaats niet ten goede komt. Daarnaast worden bermen niet zelden intensief benut voor het leggen van kabels en leidingen. Er is een aantal mogelijkheden, die van geval tot geval in overweging moeten worden genomen: 1. Het versmallen van de weg, bijvoorbeeld door het instellen van 1 richtingsverkeer, of toepassen van passeerstroken; 2. Het verbreden van de bermen, waarbij bijvoorbeeld een vrij liggend fietspad kan worden gerealiseerd. Bij deze oplossing, die onder meer in Middag is toegepast, verandert het profiel beperkt. 3. Het aanbrengen van beplanting aan de overzijde van de sloot. Hiermee verandert het ruimtelijk beeld van het profiel ingrijpend en moet met tal van grondeigenaren en gebruikers tot overeenstemming worden gekomen; 4. De aanleg van een geheel nieuwe weg, teneinde de oude weg ‘vrij te spelen’.
Oorspronkelijk wegprofiel
Optie 1: wegversmalling, 1 richtingsverkeer, passeerstroken
Optie 2: verbreden bermen, realisatie vrijliggend fietspad
Optie 3: beplanting aan overzijde van de sloot
Optie 4: aanleg geheel nieuwe weg, oude weg komt vrij
BEPLANTINGSPLAN
Reduceren beplantingen Zoals gezegd, beplantingen kunnen een enorme kwaliteit aan het landschap toevoegen, maar verkeerd toegepast kunnen zij evenzeer afbreuk doen aan de landschappelijke kwaliteit. Geadviseerd wordt de nieuwe N46 zoveel mogelijk als een open structuurlijn in het landschap te behandelen. Aan deze weg is, vooral bij kruisingen en viaducten, relatief veel beplanting aanwezig. Dat hangt deels samen met het aspect veiligheid. Toch doen deze beplantingen afbreuk aan de openheid en de leesbaarheid van het landschap. Viaducten doemen nu als forse boscomplexen in het open landschap op, en suggereren van afstand eerder de nadering van een recreatiegebied of een landgoed dan van een kruispunt. Voorgesteld wordt om, met in acht name van het veiligheidsaspect, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn deze beplantingen meer transparant te maken of op termijn te verwijderen.
Beeld van uitgangssituatie waarbij het wegprofiel verbreed is
Optie 3: verbreden berm waarbij vrijliggend fietspad is gerealiseerd
Zwaar beplant knooppunt aan
N-weg
33
3.4 GROTE GROENGEBIEDEN Teloorgang openbaarheid van het landelijk gebied. Begin negentiende eeuw was het landschap van Noord Groningen een openbaar toegankelijk landschap. Het landelijk gebied was intensief ontsloten middels veedriften, kerkepaden en stenen paden. Die vormden ‘Swiebertjes-paden’ door het landschap, waar men kon land-lopen. In de na-oorlogse periode zijn veel van deze paden ‘in cultuur gebracht’, letterlijk bij het korenveld of het veld met pootaardappels getrokken. Daarmee is de toegankelijkheid van het landelijk gebied voor de burger gereduceerd. Het landelijk gebied ging in figuurlijke zin ‘op-slot’. Dat is eens te meer te betreuren, nu blijkt dat de rol van het landelijk gebied zich steeds meer ontwikkelt van productiegebied, via uitloopgebied tot gebruiksgebied. Wil het deze twee laatste rollen kunnen vervullen, dan moet het landelijk gebied tenminste ‘ont-sloten’ worden.
<
< <
BEPLANTINGSPLAN
In de na-oorlogse periode is wel gepoogd om aan die uitloopfunctie van het landelijk gebied, als tegenhanger van het stedelijk gebied, tegemoet te komen, maar daarbij is tegelijkertijd een ontkoppeling met het agrarisch gebied tot stand gebracht. In het kader van de ruilverkaveling zijn bij dorpen de zogenaamde ‘dorpsbosjes’ aangeplant, waar de burger kon wandelen. Verspreid over het Groninger landschap ontstonden groene vlekken. Bossen die in maat en schaal niet passen bij het Groninger land, en afbreuk doen aan de kenmerkende openheid van dit gebied. Overwogen moet worden of het niet beter is afscheid te nemen van deze ruimtelijke dwaling. In plaats van overal een dorpsbos verdient het aanbeveling te streven naar: een concentratie van enkele grote groen-projecten, passend bij de maat en schaal van het landschap en / of passend bij de maat en schaal van de ontwikkelingen in het landschap; een verbeterde recreatieve ontsluiting van het landelijk gebied, opdat men in Noord Groningen niet alleen kan ‘wad-lopen’ maar ook weer kan ‘land-lopen’. het door-ontwikkelen van bestaande dorpsbossen, hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.5.
Visie De volgende Grote Groengebieden worden onderscheiden: 1. Natuurgroen Lauwersmeergebied 2. Stedelijk groen Groningen 3. Stedelijk groen Eemsmond (Appingedam / Delfzijl / Eemshaven).
Boven: de 3 grote groengebieden, vlnr Natuurgroen Lauwersmeergebied, Stedelijk groen Groningen, Stedelijk groen Eemsmond. Linker pagina: ontsluiting van het landelijk gebied middels ‘Swiebertjespaden’.
Ad 1 Natuurgroen Lauwersmeer Dit betreft een uitgestrekt gebied dat wordt gekenmerkt door een afwisseling van open water, kreken, open riet- en moeraslanden, struweel en bos. Het gebied is vanwege haar natuurwaarden aangeduid als Nationaal Park. Inmiddels heeft het gebied zich, mede door de aanleg van een bungalow-park, ontwikkeld tot een belangrijk toeristisch gebied. De schaal van het gebied leent zich voor de ontwikkeling van ‘struinnatuur’, waar de ontwikkeling van natuur en recreatie hand in hand gaan. Voorgesteld wordt hier robuuste natuur te ontwikkelen; natuur 35
‘die tegen een stootje kan’. Hier treft de recreant een essentieel andere recreatieomgeving. In plaats van een aangeharkt recreatiegebied treft hij natuur die uitnodigt om van de gebaande paden af te wijken, om zelf het gebied te gaan verkennen. Hier treedt men een essentieel andere wereld binnen dan men gewend is, met een ander soort van ordening dan men gewoon is. Hier kan men dwalen, bijna verdwalen, waant men zich ver van de hectiek van de stad verwijderd. Eenvoudige knuppelpaden ontsluiten de natste delen, aan de oevers van de kreken kan men vlotten bouwen en vogels bekijken. Middels een zonering kan men een diversiteit in gebruiksintensiteit bewerkstelligen, waarbij de randen van het gebied het meest intensief worden gebruikt, en het centrale deel een extensiever gebruik kent. Maar ook in het centrale deel gaat het om natuur die door mensen gebruikt, beleefd en genoten kan worden. Bovenstaande ideëen kunnen worden uitgewerkt in het kader van het inrichtings- en beheersplan voor het nationale park Lauwersmeer. Ad 2 Stedelijk groen Groningen Rond de stad Groningen is een aantal recreatie- en natuurgebieden aangelegd. Tezamen met het landelijk gebied vormen zij een overgangsgebied van ‘stad’ naar zuiver landelijk gebied. Dergelijke overgangsgebieden kunnen worden uitgebouwd tot attractieve uitloopgebieden waar open weidelandschappen worden afgewisseld met bos- en natuurgebieden van formaat. Willen deze gebieden een succes worden dan moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: < Er moet sprake zijn van een sterke onderlinge samenhang tussen de verschillende elementen waaruit het gebied is opgebouwd, het geheel moet meer zijn dan de som der delen. < Er moet sprake zijn van afwisseling tussen openheid en beslotenheid, < Het gebied moet beschikken over interessante doorzichten, met lange en korte zichtlijnen Rechts: referentiebeelden Natuurgroen Lauwersmeergebied.
<
Er moet een goede recreatieve routestructuur zijn die de verschillende elementen met elkaar koppelt en die vanuit de stad tot ver in het landelijk gebied reikt.
Ad 3 Stedelijk groen Eemsmond, Polder Weiwerd Polder Weiwerd is een bijzonder geval. In het Landschappelijk Raamwerk worden vooral de negatieve kanten benadrukt. Daarmee dreigt het gebied verder in een negatieve spiraal te worden gedrukt. Men kan de polder Weiwerd ook zien als een van de boeiendste Groninger landschappen, waar oude structuren en nieuwe ontwikkelingen tot fascinerende contrasten leiden. In de polder Weiwerd zijn de afgelopen decennia tal van ontwikkelingen, waarvoor elders geen plaats meer was, geland, van crossterrein tot stortplaats, van baggerdepot tot rioolzuivering. Het negatieve imago van Weiwerd is hier ongetwijfeld mede debet aan. Vanuit de gedachte dat hier een blind paard nog geen schade kan aanrichten heeft Weiwerd zich ontwikkeld tot ‘grabbelton van Groningen’. Daarnaast is in de polder de afgelopen twintig jaar zo’n 500 ha bos aangeplant. Dit hangt samen met de onzekere landbouwkundige positie. Er is veelvuldig gebruik gemaakt van stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc. Dit bos heeft zich caleidoscopisch over het gebied verspreid. Er is geen structuur in te onderkennen, en dat is jammer, omdat het Landschappelijk Raamwerk vooral benadrukt dat Weiwerd een structuurarm landschap is. De inzet van die 500 ha was, in retrospectie, een middel geweest om deze structuur te ontwikkelen, in plaats van bij te dragen aan een verdere ruimtelijke fragmentatie. In hoofdstuk 5 wordt voor Weiwerd een herstructurering voorgesteld. Bestaande groenelementen worden ‘hergroepeerd’ tot een structuur waarbinnen zich tal van ontwikkelingen kunnen settelen.
BEPLANTINGSPLAN
Dit komt grotendeels overeen met het huidige beleid van de gemeente Groningen en de door hun gevolgde aanpak voor het recreatiegebied Kardinge aan de oostkant van de stad.
Links: referentiebeelden Stedelijkgroen Groningen en Eemsmond.
37
3.5 BEPLANTINGEN BIJ DORPEN Introductie Belangrijke kwaliteit van het Noord Groninger landschap is het contrast in maatvoering. Naast weidsheid is er intimiteit, naast de grote structuren zijn er de kleine details. In het uitgestrekte Groninger land liggen de dorpen als kleine enclaves, van een essentieel andere maat en schaal dan het aanliggend landschap. Hier vindt men de menselijke schaal en geborgenheid. Beplanting en bebouwing vormen samen veelal prachtige dorpssilhouetten, die van verre zichtbaar zijn in het open landschap. De torenspits die uitpriemt boven het monumentale geboomte vormt een van de iconen van het Groninger landschap. Optuigen van het dorpssilhouet Nieuwe dorpsuitbreidingen en recente dorpsbossen doen veelal afbreuk aan het karakter van het dorpssilhouet. Het beplantingsplan stelt voor om de kwaliteiten van het dorpssilhouet te versterken middels: < < < <
Het versterken van het monumentale geboomte in de kern. Het beplanten van de ‘poorten’ tot het dorp; de belangrijkste toegangswegen. Het verwijderen danwel transformeren van de dorpsbossen Het vormgeven van de nieuwe dorpsranden
Versterken monumentaal geboomte in de kern In de beschutting van de dorpskern is vaak nog een monumentale beplanting aanwezig. Deze tekenen letterlijk het dorpssilhouet. Voorgesteld wordt om het geboomte verder aan te vullen, ook met het oog op toekomst; beplanting heeft pas over zo’n 50 tot 100 jaar een monumentaal karakter. Het beplanten van de ‘poorten’ van het dorp Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en ‘ommeland’ te versterken wordt voorgesteld om de entrees tot het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen. De uitvalswegen van het dorp worden daartoe over enige honderden meters beplant.
Boven: dorpen waarop beplantingen van toepassing zijn. Rechts: 6 topkaartfragmenten van huidige dorpen met dorpsbossen.
BEPLANTINGSPLAN
Transformatie van dorpsbossen Veel dorpen hebben nog een prachtig dorpsgezicht. Soms gaan ze echter schuil achter recent aangelegde dorpsbossen. Niet alleen wordt door deze bossen het zicht op het dorp ontnomen, ook de historisch-functionele relatie wordt verstoord. De kern wordt als het ware losgesneden van het agrarisch achterland, daar waar zij historisch een twee-eenheid vormen. Voorgesteld wordt het ruimtelijk beeld en het gebruik van de dorpsbosjes te heroverwegen. Daar waar zij een ongewenste ruimtelijk scheiding tussen dorp en dorpsgebied teweeg brengen wordt bepleit deze bossen transparanter te maken (evt. gedeeltelijk te verwijderen), en zichtlijnen te ontwikkelen die de samenhang tussen dorpskern en dorps-gebied herstellen.
Veel dorpsbossen kennen een eenzijdige samenstelling, met een groot aandeel snelgroeiende soorten, en een beperkt gebruik. Hierdoor zijn zij maar beperkt interessant. Tegelijkertijd bieden zij, nu veel van deze bossen tot wasdom zijn gekomen, wel een beschut milieu. Dit voegt een kwaliteit toe. Bezien moet worden wat de mogelijkheden zijn deze bossen zodanig door te ontwikkelen dat zij ruimtelijk en functioneel interessanter worden, bijvoorbeeld door er programma aan toe te voegen (wonen in lage dichtheid, golfbaan, begraafpark). In die zin kunnen deze bossen in beginsel een aantrekkelijk casco vormen waarbinnen 39
een tweede generatie ontwikkeling denkbaar is. De omvorming van het dorpsbos van Ten Boer tot een begraafbos is hiervan een voorbeeld. Vormgeving van de nieuwe dorpsrand Een deel van de dorpen is recentelijk sterk uitgegroeid, waarbij de nieuwe wijken nauwelijks een samenhang vertonen met de oude kern. De locatie is veelal niet bepaald op basis van een analyse van hoe de structuur van het dorp is opgebouwd en hoe daar op kan worden ingespeeld, maar lijkt veeleer ingegeven door de beschikbaarheid cq de verwerfbaarheid van gronden. Hierdoor tonen deze wijken zich als wonderlijke uitstulpingen aan een historisch gegroeid dorp. Daarbij reageren deze nieuwbouwwijken in hun interne structuur nauwelijks op de kenmerken van de plek. Kenmerken als kavelrichting, ritmiek, aanwezigheid van elementen als sloten of houtsingels worden in het stedenbouwkundig plan niet opgenomen. Hierdoor ontstaan anonieme wijken, die feitelijk overal hadden kunnen liggen. De opgave kan nooit beperkt blijven tot het bouwen van woningen. De opgave is een woonomgeving te ontwikkelen, waar woningen deel van uitmaken. De vraag van de ontwikkelaar “hoeveel woningen kan ik hier bouwen” dient dan ook gepareerd te worden met de wedervraag “hoeveel woonomgeving denkt u hier te kunnen ontwikkelen?” Dit impliceert dat naast woningen ook groen moet worden ontwikkeld. Zowel de locatiekeuze van de nieuwe uitbreidingswijken als de stedenbouwkundige uitwerking van de wijk dient gebaseerd te zijn op een heldere analyse van de structuur van het dorp. Bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk behoeft de overgang naar het landelijk gebied bijzondere aandacht. Met de ontwikkeling van de nieuwe wijk moet de overgang dorpaanliggend landelijk gebied opnieuw worden gedefinieerd. Anders dan in de oude kern zijn de woningen in de uitbreiding geen familie van elkaar en is er geen samenhang in dakvorm, maat- en schaal, materiaalgebruik, nokrichting of oriëntatie. Waar de historisch bebouwingsrand van het landschap uit gezien vaak rust, ingetogenheid en samenhang toont, wordt de rand van de nieuwbouw gekenmerkt door onrust en opzichtigheid.
Helling van wierde
Geboomte in historische kern
Besloten wereld
I
Situatie 1900
Situatie 2000
BEPLANTINGSPLAN
Teneinde alsnog rust en samenhang te bewerkstelligen, elementen ‘onder een noemer te plaatsen’ wordt voorgesteld langs de nieuwe dorpsrand bomen in een los verband te strooien. Van onder de bomen geniet men een doorzicht op het landelijk gebied. Vanuit het landelijk gebied bezien vormt het loverdak een samenbindende paraplu. Gekoppeld aan het verspreide bomenpatroon kunnen wandelpaden worden aangelegd waarmee de mogelijkheden om vanuit de kern een ommetje te maken toenemen.
Vingeroefening Leens
Situatie Leens is een haakvormig wierdedorp gelegen op de meest noordelijk smalle kwelderrug, Parallel aan de oude hoofdontsluiting ligt op enige afstand de Provinciale weg. Deze staat zwaar in de boombeplanting, met een dichte onderbeplanting van heesters. De ligging van Provinciale weg valt ongeveer samen met de plaats tot waar vroeger de kwelder reikte. Lange tijd was dit landschap half zee, half land, en stroomde het bij hoogwater onder. De historische kern ligt hoog op de kwelderrug. Het relief is hier nadrukkelijk aanwezig. Binnen de oude dorpskern is zwaar geboomte aanwezig. De westelijke dorpsrand kent een fraaie overgang naar de wierde en is aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. De oude kern ligt aan het einde van een maar. Zoals vrijwel alle dorpen had ook Leens een haventje. Tot ver in de twintigste eeuw verliep vrijwel al het transport over water. Inmiddels is de haven gedempt. Dit heeft geleid tot een bovenmaats profiel, hetgeen slechts te begrijpen is wanneer men weet dat hier ooit een haven heeft gelegen. Tussen de kern en de Provinciale weg loopt, aan de voet van de wierde, de Achtervalge. Op enige afstand van het dorp ligt de borg Verhilder-sum. Deze wordt door een carré van zwaar geboomte omgeven. Binnen dit carré ligt een siertuin. Tegen de oude kern zijn recent nieuwbouwwijken ontwikkeld. Deze vertonen ruimtelijk geen relatie met de oude kern. 41
Zicht over Achtervalge herstellen door verwijderen onderbeplanting priovinciale weg.
Westelijke entree Leens
Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.
Silhouet historische dorpskern benadrukken door geboomte.
Borg Verhildersum
Entrees ontwikkelen tot poorten tot het dorp.
Buitenruimte borg Verhildersum
Aanleg wandelpad om een ommetje te kunnen maken in combinatie met de aanleg van een boomweide die de overgang van de uitbreidingswijk naar het landelijk gebied rust en samenhang geeft.
Visiekaart beplantingen in en om wierdedorp Leens
BEPLANTINGSPLAN
Borg Verhildersum als autonoom element zichtbaar.
Strategie C Voorgesteld wordt het oude centrum te benadrukken door het toevoegen van solitaire bomen, die op termijn kunnen uitgroeien tot ‘zwaar geboomte dat het silhouet van het dorp tekent’. C Om het onderscheid in maat en schaal tussen ‘dorp’ en ‘landelijk gebied’ te versterken wordt voorgesteld om de entrees tot het dorp als ‘poorten’ te ontwikkelen. Voorgesteld wordt langs dez e entrees laanbomen aan te brengen. C Voorgesteld wordt de provinciale weg van haar onderbeplanting te ontdoen. Hierdoor wordt de weg weer ‘transparant’ beplant en geniet men vanaf de weg naar het noorden weer het zicht op de ‘zee van ruimte’, kan men zich weer voorstellen hoe vroeger de zee tot aan de weg reikte. Tegelijk ertijd wordt met het wegnemen van de onderbeplanting de Verhildersumborg als autonoom groenelement, dat vrij in de ruimte ligt, weer herkenbaar. C De ruimte tussen Provinciale weg en kern wordt open gehouden, opdat men vanaf de weg een vrij zicht behoudt op de kenmerkende reliëf-vorm van de wierde. C Op de overgang van uitbreidingswijken naar landelijk gebied wordt de aanleg van een in los verband verstrooide bomengroep voorgesteld. Deze brengt rust en samenhang in de rand. C In combinatie met de aanleg van deze boomweide wordt een wandelpad aangelegd, waardoor de mogelijkheden om vanuit de kern een ommetje te maken toenemen.
Doorsnede door wierdedorp
43
Vingeroefening II, Biessum Situatie Biessum is een schoolvoorbeeld van een radiaal Wierdedorp. Met de groei van Delfzijl is het dorp onder stedelijke invloedssfeer geraakt. Het is letterlijk een ‘wierdedorp in de overgang’. Naar het oosten grenst het aan de uitbreidingswijken van Delfzijl, naar het westen aan het landbouwgebied. Langs de Uitwierdermaar is, mogelijk met de bedoeling de radiale structuur in de derde dimensie meer zichtbaar te maken, een natuurgebied met opgaande beplanting aangelegd. Dit scheidt het dorp van het dorpsgebied en ontneemt het zicht op het dorp. Strategie C Voorgesteld wordt het vrij dichte natuurgebied om te vormen tot een meer open, transparant natuurgebied samengesteld uit water, riet, moeras- en schraallandvegetaties.
Schematische weergaven radiaal wierdedorp
Situatie 1900
Situatie 2000
Vingeroefening III, Middelstum
BEPLANTINGSPLAN
Situatie Ook Middelstum is een voorbeeld van een radiaal opgebouwd Wierdedorp, dat bij nadering volledig schuil gaat achter een dorpsbos. Pas op het laatste moment ontwaart men het dorp. Even benoorden Middelstum ligt een van de charmantste borgcomplexen van Noord Groningen: Ewsum, met haar prachtige oprijlaan van opgekroonde linden. Met de aanleg van het dorpsbos is een schijnrelatie aangegaan met het borg-complex, door in het verlengde van de oprijlaan een boslaan aan te leggen. Hiermee wordt een samenhang tussen borg en bos gesuggereerd die nooit bestaan heeft.
Situatie 1900
Situatie 2000
45
Strategie C Voorgesteld wordt de poorten tot het dorp als lanen te beplanten C Voorgesteld wordt de samenhang tussen dorpskern en landelijk gebied te versterken door de overgangen naar het aanliggend landelijk gebied zo transparant mogelijk te maken; C Voorgesteld wordt het bos van een massieve massa om te vormen tot een meer transparante vitrage. C Binnen de te handhaven boscompartimenten kunnen nieuwe, aanvullende recreatieve functies worden ontwikkeld C Borgcomplex en boscomplex worden ruimtelijk van elkaar ontkoppeld.
Beplantingsstrategie in 5 stappen voor wierdedorp Middelstum: 0. 1. 2.&3. 4. 5.
Uitgangssituatie Poorten tot het dorp als lanen beplanten Transparante overgangen tussen dorpskern en landelijk gebied Ruimtelijk ontkoppeling borg en boscomplex Ontwikkeling nieuwe functies in gehandhaafde boscompartimenten.
0.
1.
5.
2.
3.
4.
BEPLANTINGSPLAN
Huidig dorpsbos Middelstum
Borg Ewsum.
Buitenruimte borg Ewsum
Buitenruimte borg Ewsum
47
3.6 ERVEN Introductie Noord Groningen is rijk aan monumentale boerderijen met even zo monumentale erven. De rand van het Hoge Land is in dit opzicht befaamd. De kapitale boerderijen, symbool van het vruchtbare Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de machtige herenboeren. Hier, op de rand van het oude land, hadden de Mansholts, Bierema’s en Westerhuizen boerde-rijen met parken, ingericht met een ook voor die tijd ongekende pracht. Met hun pronkkamers, ingelegd parket, kristallen kroonluchters, zilverwerk en porseleinen serviezen waren dit de paleizen van het boerenland. Ook buiten de Waddenkust zijn de boerenerven, die zich als groene eilanden in de enorme open ruimten manifesteren, in belangrijke mate bepalend voor het landschapsbeeld. Zij geven cachet aan de openheid. De beplanting bij de boerderijen diende meerdere doelen. < Op de eerste plaats was de beplanting windvanger. Vaak werd het erf afgeschermd door een dubbel carré bomen. < Een deel van de boombeplanting had een nutsfunctie, denk aan de fruit- en notenbomen. < Tot slot diende de erfinrichting het plezier en was het een teken van status. Een deel van de tuinen groeide uit tot fraaie parken, veelal geïnspireerd op de Engelse landschapsstijl, met slingerende vijverpartijen, licht glooiende gazons bekroond door een elegante theekoepel, en solitaire parkbomen als treurbeuken en goudiepen. Er is een grote variatie aan typen erfbeplanting. In de Waddenkust bestaat de erfbeplanting uit een min of meer gesloten singel, waarbij de vierde wand van het carré ‘de weg over steekt’. Dit heeft ruimtelijk een interessant effect. Van verre ziet men een poort. De weg loopt als het ware ‘over’ het erf, en vanaf de weg heeft men zicht op de boerderij en alles wat daar bij hoort. De boerderijen op de rand van het Hoge Land zijn vaak de boven beschreven ‘paleizen van het boerenland’, met weelderige parken. Soms zijn het ook slechts enkele monumentaal uitgegroeide bomen, die het erf tekenen. Tussen de bomen
BEPLANTINGSPLAN
door ziet men de vaak rijk gedetailleerde boerderij en zijn opstallen. Met name in het wierdenlandschap komen deze erven veelvuldig voor. Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem hoorden grote schuren. Het land was niet ondankbaar. De gulle gaven van het land moesten worden binnengehaald. Op weinig plaatsen in Nederland zijn de boerenschuren zo monumentaal in het landschap aanwezig als in Noord-Groningen. Het zijn prachtige schuren, mooi van verhoudingen, stoer, en vaak goed geïntegreerd op het erf. Ze zijn sober en doelmatig, maar desondanks is er veel aan te zien, ze vertellen hun verhaal. Daarbij zijn ze gebouwd ‘voor de eeuwigheid’ en opgetrokken uit materialen die mooi verouderen. De tijd heeft er zijn patina aan toegevoegd. Tijden veranderen Erfbeplantingen zijn in verval. Veel boerderijen liggen nagenoeg nakend in het landschap. De ontwikkelingen in de landbouw gaan snel. Bedrijven worden groter, de opbrengsten per hectare nemen, althans in hoeveelheden, toe. Met de schaalvergroting in de landbouw worden ook de schuren groter. Anders dan in de
Boven: erfbeplantingen. Rechts: de tijd heeft de boerenschuur gekleurd.
49
vorige eeuw worden schuren niet meer voor de eeuwigheid gebouwd. Het zijn slechts tijdelijke omhulsels, bedoeld om de oogst op te slaan en droog te houden. Aan de ene kant houden we van die agrarische paleizen met hun imposante schuren en parkachtige tuinen, en willen we aan dat beeld vasthouden. Tegelijkertijd beseffen we dat dat uitingen zijn die bij andere tijden horen. De boer van vandaag heeft niet meer de tijd, de middelen of domweg de interesse om dergelijke fenomenen te ontwikkelen. De moderne Groninger boer is op de eerste plaats vrije ondernemer, w ars van ingewikkeldheid. Hij is bereid te investeren in zijn bedrijf, maar die investering moet wel renderen. Knelpunt De landschappelijke knelpunten ten aanzien van de nieuw ontwikkelde schuren schuilen z elden in de maatvoering. In het Groninger land is een schuur niet snel te groot. Een grote schuur is een verwijzing naar een rijke oogst, en daarmee het symbool van noeste arbeid en vruchtbaar land. De schuur vormt de belichaming van het adagio dat bij uitstek op het Groninger land van toepassing is; ‘Arbeid adelt’. De knelpunten hebben over het algemeen meer van doen met: < De ongenaakbare wijze waarop zij in het landschap zijn geplaatst. Vaak staan de schuren kaal in het landschap, zonder enige vorm van beplanting. Dat is minder bezwaarlijk naarmate de schuur van een grotere schoonheid is. Maar juist die schoonheid laat veelal te wensen over. < Een onnodig ingewikkelde vormgeving, waardoor zij meer aandacht vragen dan nodig is. Om welke reden ook wordt bij moderne schuren vaak de eenvoudige hoofdvorm verlaten en ontstaan schuren met dak-overstekk en of een soort van champignon-achtige dakconstructies. < Een opzichtig kleur- en materiaalgebruik. Sommige moderne schuren kennen een uitbundig kleurgebruik. In een poging te verwijzen naar de bakstenen schuur wordt de schuur steenrood geverfd, waardoor deze juist de aandacht op zich vestigt. Vaak blijkt dat schuren door een te licht kleurgebruik, met name waar het de dakplaten betreft,
Erfbeplanting als groen eiland in de ruimte
Rijk gedecoreerde schuur
Erfbeplanting in povere staat
Twee strategieën Ten aanzien van de erfbeplantingen bij boerderijen die nog in bedrijf zijn, zijn op hoofdlijnen twee strategieën denkbaar: < Ofwel zet in op de ontwikkeling van een sterk ruimtelijk kader (gevormd door beplanting), en laat daarbinnen grote vrijheden ten aanzien van architectuur, kleur en materiaalgebruik. Deze strategie lijkt met name kansrijk voor de Waddenkust, omdat daar de grootste dynamiek in de landbouw aanwezig is, met een sterke schaalvergroting en het samenvoegen van boerderijen. In paragraaf 4.7.3 is deze strategie voor de erven inhet landschap van de waddenkust verder uitgewerkt. < Ofwel zet in op een hoogwaardige architectuur, die z o mooi is dat men met graagte wil dat die architectuur gezien kan worden. In dit geval worden strenge voorwaarden gesteld aan de architectuur, en wordt de boerderij verbijzonderd door de aanwezigheid van enkele monumentale bomen. De aanwezig-heid van enkele volgroeide eiken, linden of kastanjes kan een boerderij al heel bijzonder maken. Deze bomen verankeren de boerderij als het ware in het landschap, maken dat de boerderij ruimtelijk gezien niet gaat zweven. Bij boerderijen die niet meer als zodanig in bedrijf zijn moet worden ingezet op het herstel en behoud van de cultuurhistorisch bepaalde erfinrichting.
BEPLANTINGSPLAN
extra veel licht reflecteren waardoor ze onnodig veel opvallen. Een enkele keer heeft men zozeer zijn best gedaan op architectuur en materiaalgebruik, dat de nieuwe boerderij haar stoere inborst verliest en meer weg heeft van een kinderboerderij.
Welke strategie ook gekozen wordt maatwerk blijft een vereiste. De uitwerking daarvan is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. In overleg met de gemeente en met boeren en bewoners wil de provincie Groningen in het kader van het POP de aanpak verder ontwikkelen.
Krampachtig vormgegeven nieuwe schuur
51
3.7 BIJZONDERE ELEMENTEN Binnen het landschap van Noord Groningen is een aantal bijzondere landschaps-elementen aanwezig, die welhaast onderscheidend zijn voor dit gebied. Dit zijn: < < < < <
De borgen De begraafplaatsen in het open land De Stadsweg van Groningen naar Termunterzijl De Wolddijk De bakenbomen bij de coupures in de Waddijken.
Borgen De borgen zijn de ‘bloemen in het Groninger landschap’. Hier dient het beleid te zijn gericht op behoud en herstel. De provincie Groningen telt zestien borgen, negen hiervan liggen binnen Noord Groningen. Het is van belang dat de borg als duidelijke eenheid in het landschap herkenbaar is. Het veelal groene kader moet niet samenvallen met wegbeplanting of andere beplante structuurlijn, waardoor haar zelfstandige ligging in het landschap wordt ondermijnd. De borgen worden gekenmerkt door een zekere ingetogenheid. Bij de doorontwikkeling moet worden voorkomen dat zij ‘te mooi, te overdadig’ worden. Het zijn rijke, doch nuchtere huizen, wars van overdreven opsmuk. Dit erfgoed mag zich in een groeiende recreatief toeristische belangstelling verheugen.
Begraafplaatsen Noord Groningen is rijk aan begraafplaatsen, die welhaast verlaten in het landschap liggen. Het zijn vaak prachtige verstilde plekken. Ook hier geldt dat rust en ingetogenheid de leidraad dienen te zijn bij de ontwikkeling.
BEPLANTINGSPLAN
Deze belangstelling kan worden benut, denk aan de Piloersemaborg, maar mag niet leiden tot een kermisachtige ontwikkeling, of tot een te rijke tuinaanleg. Eenvoud is het kenmerk van het ware. In die zin kan de tuinaanleg van de Verhildersumborg als ‘te overdadig’ worden gekenschetst, en neigt de ontwikkeling rond de Menkemaborg naar te veel kermis.
Stadsweg Herstel van de Stadsweg is een thema dat in de identiteitsvisie Damsterdiep wordt meegenomen. Het gaat daarbij meer om het herkenbaar maken van de continuïteit dan om het versterken van het beplantingsbeeld. Zoals het nu is, een lint door een open landschap, met in de berm af en toe een meidoorn of een els, wordt als optimaal ervaren.
Boven: bijzondere beplantingen gerelateerd aan bijzondere elementen en structuren. Linkerpagina: twee sluitstenen in de latei van een buitengoed. Rechts: begraafplaats Woltersum.
53
Wolddijk De Wolddijk vormt een bijzondere historische structuurlijn in het Noord Groningse landschap. Het vormt een ringdijk in de Woldstreek. Een streek die zoals de naam al aangeeft ooit met bos bedekt was. Het vormde een veengebied met een klein kleidek. De ontginningsassen zijn nog in de verkaveling terug te vinden. De Wolddijk vormt een markante structuur dat meerdere gezichten kent. Plaatselijk manifesteert het zich als een dijk, aan weerszijden omgeven door dichte beplanting, waardoor het is alsof men door een groene tunnel gaat. Plaatselijk is alleen aan de buitenzijde beplanting aanwezig, waardoor men een weids zicht op het open middengebied geniet. Plaatselijk is de dijk geheel afgegraven en herkent men het tracé alleen nog in de aanwezigheid van de weg. Voorgesteld wordt de Wolddijk zwaarder in de onregelmatige beplanting te zetten. Door de Wolddijk afwisselend een- en tweezijdig te beplanten, soms met struweel, ontstaat een afwisseling tussen meer dichte en meer transparante delen, wordt beslotenheid afgewisseld met trajecten waar verre doorzichten mogelijk zijn.
Beplante Wolddijk
De borgen van Noord Groningen. De bovenste vier vlnr: Verhildersum, Breedenborg, Menkemaborg, Rensumaborg. De onderste vijf vlnr: Piloersma, Allersmaborg, Ewsum, Rusthoven, Ekenstein.
BEPLANTINGSPLAN
Bakenbomen Vroeger vormden de coupures in de dijk helder tegen de horizon aftekenende toegangspoorten tot de volgende polder. De zogenaamde bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk mee te dichten vormden een ensemble die passanten door het landschap navigeerden. De bakenbomen zijn bijna allemaal in de loop van de tijd verdwenen. Onderzocht moet worden of deze weer kunnen worden aangeplant. Op plaatsen waar de weg niet door de dijk maar over de dijk gaat, werd de weg omhoog gevoerd, begeleid door meidoornstruweel. Ook hiervoor moet worden onderzocht of dit weer aangeplant en beheerd kan worden (zie ook Landschapsplan Waddenkust). Stichting Landschapsbeheer werkt op het moment aan een project over het herstel van de bakenbomen.
Bakenbomen
55
3.8 WATERGANGEN De watergangen vormen naast de wegbeplantingen de belangrijkste structuurdragers van het groene raamwerk voor het Groninger landschap. Net als bij de wegbeplantingen is een hierarchie te onderscheiden in de aard van de beplantingen. Deze hierarchie is gekoppeld aan het type watergang. De kanalen vormen het hoogste niveau, gevolgd door de diepen. De maren vormen het laagste niveau. Kanalen Bij de kanalen onderscheiden we het Eemskanaal en het Van Starkenborghkanaal. Kanalen zijn autonome lijnen die los o ver het bestaande landschap zijn gelegd. Voorkomen moet worden dat er schijnrelaties ontstaan tussen kanaal en onderliggend landschap. Dit pleit er voor om het kanaal als autonoom element te behandelen. Daarbij is de keuze om het kanaal in haar geheel te beplanten, of in het geheel onbeplant te laten. Het Eemskanaal staat eenduidig in de beplanting. Ter weerszijden van het kanaal staan hoge populierenschermen. Ook het van Starkenborghkanaal heeft vroeger waarschijnlijk in haar geheel in de beplanting gestaan. Plaatselijk zijn nog korte rijen populier aanwezig. Het Eemskanaal maakt deel uit van de Damsterdiepzone. Deze zone is in de identiteitsvisie gekenschetst als ‘de geheime tuin van het noorden’. Voor deze zone wordt gestreefd naar versterking van het groene karakter. Om die reden wordt voor het Eemskanaal ingezet op het integraal beplanten van de kaden. Bij het van Starkenborghkanaal is er voor gekozen deze onbeplant te laten. Door de verschillende ontwikkelingen op de oever van het Van Starkenborghkanaal is een volledige beplanting van begin tot eind niet mogelijk. Diepen We onderscheiden het Reitdiep, gegraven, het Damsterdiep, het Boterdiep en het Aduarderdiep / voormalig Peiz erdiep. Bij het Rietdiep wordt ingezet op de ontwikkeling van een open uiterwaardlandschap, met aan de oevers van het diep rietvegetatie. Bij het Damsterdiep is onderscheid tussen het ‘arcadische meanderende Damsterdiep’ en het ‘lineaire Damsterdiep’. Bij het meanderende deel wordt ingezet op versterking van het groene karakter.
BEPLANTINGSPLAN
Boven: beplantingen langs kanalen, diepen en maren. Rechts; boven: Van Starckenborgkanaal, onder: de weg langs het Boterdiep.
57
Het Boterdiep is aan het begin van de zeventiende eeuw, toen de stad Groningen zich uitbreidde, gegraven. Hierbij zijn de Cleysloot (een waterweg die oostelijk van het Selwerderdiep lag) en het zuidelijk gedeelte van het Selwerderdiep samengevoegd, om het achterland beter met Groningen te verbinden. Het huidige beeld voldoet en moet behouden blijven. Hierbij bestaat de beplanting uit een enkelzijdige beplanting langs de weg die parallel aan het Boterdiep loopt. De strook tussen weg (het oude jaagpad) en diep blijft gevrijwaard van beplanting om zicht over het diep te behouden. Fivel en Aduarderdiep vormen relicten van oude rivieren. In het kader van het verruimen van de mogelijkheden voor waterberging wordt voorgesteld de benedenloop van de Fivel en het Aduarderdiep te verbreden, opdat deze weer als structuurlijnen in het landschap herkenbaar worden. Ofschoon deze gebieden relatief hoog liggen, kunnen zij wel een bijdrage leveren aan de kleinschalige waterberging. Hier wordt een open uiterwaardenlandschap nagestreefd met brede rietkragen langs de oevers van het diep. Daarbij zijn er tevens mogelijkheden om langs deze watergangen ‘swiebertjes-paden’ aan te leggen. Op deze wijze kunnen verruiming van de waterberging, natuurwaarden, versterking van de cultuurhistorie en het vergroten van de recreatiemogelijkheden hand-in-hand gaan. Hieraan wordt middels het lopende Marenproject al uitvoering gegeven. Maren Maren zijn natuurlijke waterlopen in het open dijken- en wierdenlandschap. Als voormalige kweldergeulen en prielen zijn het karakteristieke landschapselementen die nog getuigen van de ontstaansgeschiedenis van dit gebied. Eerst voerden ze het zoute water af en aan. Later, na de aanleg van de dijken, zijn veel maren aangepast en vergraven en werden ze gebruikt voor de afwatering van zoet water en als transportweg door de mens. Lange tijd vond het tr ansport vooral over water plaats, en kende vrijwel ieder dorp zijn eigen haventje. Voorgesteld wordt de maren als open lijnen te ontwikkelen, gemarkeerd met riet in de oevers. Aan dez e slingerende lijnen liggen vaak andere karakteristieke landschapselementen als wierden en wierdedorpen, (voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven.
3.9 AANDACHTSPUNTEN PER LANDSCHAPSTYPE
Wierdenlandschap Beplanten oude verbindingswegen Versterken van de beplanting rondom de dorpen Aandacht voor beplanting en architectuur van het boerenerf Riet langs de maren
BEPLANTINGSPLAN
De visie op de beplantingen laat zich op hoofdlijnen als volgt samenvatten. Gebruik de geomorfologische kaart als onderlegger, maak open gebieden weer open, en besloten gebieden weer besloten, laat erven weer als groene eilanden cachet aan de openheid geven, roep een halt toe aan het ‘verstop’groen, en koester bijzondere elementen als begraafplaatsen, borgen en bakenbomen. Zij vormen ‘bloemen in het landschap’. Per landschapstype zijn de volgende aandachtspunten voor de planvorming te formuleren.
Waddenkust Wegen in polders onbeplant laten (waar nodig verwijderen) Versterken beplantingen op de kwelderrug Stimuleren beplantingen bij erven Herstel dijkdoorgangen, terugbrengen bakenbomen Reitdiep en land van Aagt Open houden van het stroomdal Stimuleren erfbeplanting Aanbrengen riet in binnenbochten meanders Fivel Wegen en dijken in het boezem niet beplanten Wegbeplanting op kwelderruggen langs rand versterken Riet langs de oude loop van de fivel Woldstreek Onregelmatige beplanting langs de Wolddijk Versterken van de erfbeplanting Voor het overige versterken openheid binnen de Woldstreek Boven; links: het Eemskanaal, rechts: de Thesingermaar. Onder; links: het Damsterdiep, rechts: de Broekstermaar.
59
Landbouwproductiegebied pur sang...
Kenschets Dit gebied strekt zich uit van het Lauwersmeer tot aan de Eems onder de Eemshaven. Naar het noorden wordt het begrensd door de Waddenzee, naar het zuiden door de hoge kwelderruggen die de rand van het oude land markeren. De oude kwelderrug met de dorpen Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden vormt de markante afbakening tussen de Waddenkust in het noorden en het Wierdenlandschap in het zuiden. Het landschap van de Waddenkust is gevormd door het herhaaldelijk aandijken van stukken van de Waddenzee, waarbij de buitendijkse gelegen kwelders door de aanleg van een nieuwe zeedijk op enige afstand voor de oude zeedijk zijn ingepolderd. Hierdoor is een buitengewoon grootschalig en regelmatig landschap ontstaan, met een opstrekkende noordzuid gerichte verkaveling en een regelmatig patroon van overwegend oost-west georiënteerde zeedijken. Lange, kaarsrechte wegen strekken zich van het oude land uit tot aan de Waddenzee, daarbij letterlijk de opeenvolging van dijken doorklievend. Zware dijkdeuren keren bij hoogwater de zee.
4. WADDENKUST
4.1 INLEIDING
Het gebied kenmerkt zich door een grootschalige akkerbouw. De Groningse Waddenkust is een van de meest grootschalige landbouwgebieden van ons land. Het is een monumentaal productielandschap met een bijzondere gelaagdheid. Oude kreken kronkelen nog door het relatief jong ontgonnen aandijkingslandschap. Achter de zeedijken herinneren dobben aan oude dijkdoorbraken. De indrukwekkende boerderijen, symbool van het vruchtbare Groninger zeekleigebied, verhalen over de rijkdom van de machtige herenboeren. Op de rand van het oude land, hadden de Mansholts, Bierema’s en Westerhuiz en boerderijen met parken. Maar ook de boerderijen in het gebied z elf zijn imposant. Bepalend voor het aanzien van de landbouwpolders van de Waddenkust zijn de boerenbedrijven die zich als groene eilanden in de enorme open ruimten manifesteren.
61
4.2 GESCHIEDENIS Bewoningsgeschiedenis De eerste bewoning vindt plaats op de kwelderrug die loopt van Warfhuizen via Zuurdijk en Ewer naar Panser. Vanaf 700 worden de kwelderruggen die zich uitstrekken van de wierden van Wehe, Leens, Ulrum, Elens en Menneweer tot Vierhuizen bewoond. De kwelderrug langs de dorpen Hornhuizen, Kruisweg, Kloosterburen en Molenrij wordt omstreeks 1100 bewoond. Met uitz ondering van de dorpen Houwerzijl en Schouwerzijl, die zich bij een sluis ontwikkelen, Zoutkamp dat bij een militaire vesting ontstaat en Kloosterburen dat bij een klooster ontstaat worden de dorpen op wierden gebouwd. Op de jongere, noordelijk gelegen kwelderruggen, ontstaan in de 11e en 12e eeuw kleine wierden, ook wel ‘groene wierden’ genoemd. Aan het eind van de 13e eeuw heeft de Lauwerszee haar grootste omvang. Op het Marne-eiland liggen de wierden Lydense (Leens), Werfhusen (Warfhuizen), Oldrum (Ulrum), Hoorhusen (Hornhuizen), Oldenclooster (Kloosterburen), Wherahusen, (Wierhuizen), Weij (Wehe), Sutherdicke (Zuurdijk) en Fledorp (Vliedorp). Op een tweede eiland (Halve Ambt) liggen onder andere Eendrum (Eenrum) en Maarhusen (Maarhuizen). Door de eeuwen heen raakt de bewoning, met het naar het noorden verschuiven van de zeewering, meer verbreid. Inpolderingsgeschiedenis Gedurende eeuwen leven de bewoners rond het verdronken land van de Lauwerszee op wierden en kwelderruggen, die bij hoogwater nog regelmatig overstromen. Pas tegen het einde van het eerste millenium, wanneer het Christendom in Noord Groningen zijn intrede doet, bindt men de strijd aan met het wassende water. In een proces van eeuwen worden de opgeslibde gebieden langs de noordkust van Groningen, rondom de Lauwerszee en aan weerszijden van het Reitdiep ingedijkt. Waarschijnlijk hebben de monniken het initiatief tot de indijking genomen. Zij beschikten over de kennis, de organisatiegraad en de menskracht om een dergelijk omvangrijk werk letterlijk ter hand te nemen. Bij Usquert, Rottum, Warffum, Wittewierum, Thesinge en Appingedam lagen belangrijke kloostercomplexen.
Eerste bewoningsfase
Tweede bewoningsfase en aanleg Oldiek
Inpolderingen tot 1870 en ontwikkelde kernen op kreekruggen
Totale inpolderingen, ontwikkeling windmolenpark en aanleg N-wegen
WADDENKUST
Inbraakgebied polder de Breebaart
De eerste dijken zijn slechts kaden van circa één tot anderhalve meter hoogte. Zij verminderen het overstromingsrisico van de grazige kwelderweiden, maar sluiten dit niet uit. De eerste dijk van enige betekenis en omvang is de Oldijk. Deze loopt globaal van Uithuizen via Oldenzijl met een grote boog om Garsthuizen en verder door naar Westeremden. In het veld is deze oude dijk niet meer terug te vinden, maar namen als Balkjepad, Oldenzijl, Dijkumerweg en Fiveldijk herinneren nog aan de aan wezigheid van de Oldijk. Ondanks de aanwezigheid van de Oldijk had de zee, met name in de winter, via de maren nog steeds invloed op het binnendijks gelegen gebied. Halverwege de vijftiende eeuw wordt de eerste ringdijk aangelegd, de “Oude Dijk”. Deze loopt via Kolhol en sluit ter hoogte van Godlinze aan op de bestaande dijk in het zuidoostelijk deel van de Fivelboezem. De aanleg van deze dijk maakt een eind aan de invloed van de zee op het binnendijkse deel van de Fivelboezem. Deze dijk biedt bescherming aan vrijwel het gehele toenmalige Groninger Hoogeland. Restanten van de Oude Dijk zijn nog terug te vinden ten noorden van Warffum, Usquert, Uithuizen, Uithuizermeeden en in Oosternieland. De Oude Dijk doet tot circa 1750 dienst. Na doorbraken door de Sint Maartensvloed (1686) en de Kerstvloed (1717) is de Oude Dijk dermate zwaar beschadigd dat men besluit deze niet meer te repareren. Door het ophogen van oude z omerkaden ontstaat in 1718 de Middendijk. Deze is nog altijd in het landschap aan wezig. Sedertdien heeft de inpoldering een grote vlucht genomen en, via het recht van opstrek, een reeks van polders ingedijkt: Vierhuisterpolder (770-1807), Zevenboerenpolder (1802), Feddemapolder (1804), Hornhuisterpolder (1806), Noordpolder (1811), Bocumer Ikemapolder (1809-1815), Uithuiz erpolder (1827), Oostpolder (1840), Lauwerpolder (1872), Negenboerenpolder (1873), Westpolder (1875), Eemspolder (1878), Julianapolder (1923), Kerkvoogdijpolder (1927), Linthorst Homanpolder (1940), Emmapolder (1944) en tenslotte de Eemshaven 1972.
Inpoldering langs de Noord Groningse Waddenkust
63
De kavels zijn steeds bijna haaks op de ontginningsbasis gesteld. Hierbij ontstaat het kenmerkende patroon van zeer lange, rechte kavels. Bij de afwatering is gebruik gemaakt van de oude kreken. Met de inpoldering en daarmee samenhangend het verschuiven van de kustlijn is ook de bebouwing, in reeksen, naar het noorden opgeschoven. Een voorbeeld hiervan is de Hefswal ten noorden van Uithuizermeeden. Tot 1717 lag hier de Ommelander zeedijk. Na de indijking van de Uithuizerpolder en de Oostpolder (1718-1719) schoof de bebouwing op naar de Middendijk met gehuchten als Koningsoord en Oudeschip, waar Valom aan het einde van de negentiende eeuw als meest noordelijke bewoningsas tot ontwikkeling kwam. Voor de Noordpolder zijn de extreem lange opstrekkende heerden, met polderboerderijen die elk een eigen brug over het Noordpolderkanaal hebben, kenmerkend. Groot en Klein Zeewijk, in de Noordpolder, zijn verhoogde woonplaatsen. Deze ‘halligen’ vormen, samen met enkele kwelderkreken, elementen van voor de bedijking. De jongste polders zijn geheel zonder bebouwing.
4.3 KWALITEITEN
Monumentale openheid Het landschap van de Waddenkust is van een monumentale openheid. De ruimtelijkheid van dit landschap is uniek. Hier treft men maten aan die men vrijwel nergens elders in Nederland vindt. Het is daarbij een productielandschap pur sang. De landbouwkundige productiefunctie, met als hoofdproducten graan en aardappelen, is bepalend voor deze zo gewaardeerde openheid.
WADDENKUST
Van Waddenzee tot Kwelderrug Het polderlandschap van de Waddenkust ligt opgespannen tussen de jonge kwelders langs de Waddenkust en de oude kwelderrug die als een baken hoog in het landschap ligt. De dorpen en boerderijen op deze kwelderrug tekenen het oude land. Tussen de zeedijk en de kwelderrug ligt thans een weids en open landschap, een ‘zee aan ruimte’.
Vitaliteit Het landschap van de Waddenkust oogt nog altijd vitaal. Het gebied heeft ogenschijnlijk nog niet aan kracht ingeboet. Het landschap is hier nog altijd van een majestueuze weidsheid. De verpaupering heeft op dit gebied nog nauwelijks vat gehad. Heldere structuurlijnen Lange wegen voeren van de kwelderrug, waar de oudste bewoning heeft plaatsgevonden, in een vrijwel rechte lijn door de verschillende polders naar de buitenste dijk. Waar een dijk wordt gekruist gaat de weg ofwel omhoog of snijdt deze dwars door de dijk. Deze heeft dan vaak deuren die het achterliggende land tegen overstromingen beschermen. De aanwezigheid van deze lange kaarsrechte lijnen, die dijken doorklieven, is uniek voor de Waddenkust. De verkaveling in de vorm van de zogenaamde opstrekkende heerden verschaft het landschap een kenmerkend strak geometrisch patroon.
Afbeeldingen vlnr: haven Noordpolderzijl, monumentaal open landbouwgebied, heldere structuurlijnen en dobbe.
65
Een gelaagd landschap Het landschap van de Waddenkust is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. De meeste vroegere veranderingen hebben iets aan het landschap toegevoegd, zonder het voorgaande weg te vagen. Zo ontstond een complex en intrigerend mengsel van kleine en grote elementen en structuren uit allerlei perioden. Zij maken dat de ontwikkelings-geschiedenis aan het landschap afleesbaar is. Dit verschaft het landschap een sterk historisch perspectief. Het heden kan worden herkend als het resultaat van een lange ontwikkeling. Contrastrijk Het landschap van de Waddenkust is rijk aan contrasten. cultuurlijk naast natuurlijk open naast besloten groot naast klein Strak geregisseerde kavels binnen een regelmatig systeem van dijken geven orde aan dit ‘handmade’ landschap. Toch is ook de natuurlijke dynamiek aan het landschap afleesbaar in de vorm van dobben en kreken. Deze elementen verschaffen het landschap een sterk contrast, het sterk cultuurlijk bepaalde naast het natuurlijk gegroeide landschap. De beslotenheid op de kwelderrug naast de immense openheid van het productiegebied is een tweede markant contrast. Het landschap van de Waddenkust is een landschap waarvan men in eerste instantie denkt het in zijn geheel te kunnen overzien en te begrijpen. Maar wanneer men het gebied in gaat, blijkt dat het op een schaalniveau lager tal van verrassingen in petto heeft. Gaande door het gebied stuit men telkens weer op kleine bijzonderheden, als prielen, geulen, maren, dobben en poelen, waarmee het gebied nieuwe informatie, ook over zijn ontwikkelingsgeschiedenis, prijsgeeft. Dijken Het beeld van op zee gewonnen landbouwpolders wordt mede bepaald door de dijken uit de verschillende inpolderingsperioden. De dijken maken de landschapsbeleving spannend. Bij het naderen van een dijk rijst telkens weer de vraag: “is dit hem dan, ligt achter deze dijk dan eindelijk de zee?”. De dijken vormen lineaire elementen in die het landschap meetbaar maken.
Groene eilanden Naast de dijken zijn het de boerenerven die het landschap ‘schaal’ geven. Van grote afstand zijn de erven herkenbaar als groene eilanden in een zee aan ruimte. Zij geven maat aan de monumentale openheid van het landschap van de Groningse Waddenkust en bieden houvast aan de oriëntatie van de passant. Zij vormen refugia voor mensen en dier.
WADDENKUST
Aan de dijken zijn bijzonderheden gekoppeld. De dijken hebben vaak een asymmetrisch profiel, aan de zijde die het laatst is ingepolderd en waar de opslibbing dus het langst is doorgegaan, ligt het land hoger. Waar wegen of watergangen door de dijk snijden zijn vaak deuren aanwezig. Soms worden deze plekken verbijzonderd door ‘bakenbomen’.
Boerenschuren Bij grote landbouwbedrijven op rijke bodem horen grote schuren. Op weinig plaatsen in Nederland zijn de boerenschuren zo monumentaal in het landschap aanwezig als in de Waddenkust. Het zijn prachtige schuren, waar veel aan te zien is. Ze zijn sober en doelmatig, maar vertellen hun verhaal. Daarbij zijn ze mooi van verhoudingen, stoer en vaak goed geïntegreerd op het erf. De intensiteit van het licht De openheid en de ligging direct achter de zeedijk verschaffen dit landschap nog een uitzonderlijke kwaliteit; de intensiteit van het licht. Rijk geestelijk leven Het overwegend protestantse Groningen kent vele mooie kerken. Tot de verbeelding spreken bijv oorbeeld de kerktorens van Uithuizen en Zandeweer. De kerken zijn te vinden op de kwelderruggen, als middelpunt van een wierde.
Afbeeldingen vlnr: coupure in dijk, erf als groen eiland, boerderij met schuur op wierde, rijk geestelijk leven.
67
4.4 KNELPUNTEN Verrommeling Openheid is een kwetsbare kwaliteit. Alles wat men bouwt of aan het landschap toevoegt ziet men al van verre. In het meest oostelijk deel dreigt het landschap van de Waddenkust te verrommelen. Hier wordt het landschap veelvuldig door bovenlokale infrastructuur (wegen, hoogspanningsleidingen, windmolenpark) doorsneden en is het havengebied aan de Eemsmond nadrukkelijk aanwezig. Ook de veelheid aan kleine beplantingselementen in het oostelijk deel doet afbreuk aan de openheid van het landschap en de helderheid van de basisstructuur. Beperkte toegankelijkheid Het landschap van de Waddenkust is voor de recreant maar beperkt ontsloten. De wegen die vanaf de kwelderrug de polder in voeren zijn vrijwel allemaal eigen-wegen van de boeren. Hierdoor wordt de weg naar de z eedijk, naar het panorama over het Wad, voor de recreant afgesneden. Ondanks dat het landschap met name een productie-landschap is zou een recreatieve beleving een meerwaarde zijn. Ook de dijken zijn (met uitz ondering van een aantal plekken van het waterschap, zoals bij het gemaal Noordpolderzijl) niet toegankelijk. Erven De kwaliteit van de erven staat onder druk. Een goed verzorgd erf is een uiting van welstand. Maar in deze tijden is welstand in de agrarische sector geen vanzelfsprekendheid meer. Met het economisch minder gedijen van de landbouw nemen de tijd, de middelen en/of de belangstelling voor de erfbeplantingen af. Er treedt verwildering op. In een aantal gevallen is zelfs sprake van kaalslag op de erven. Daarbij is ook een wisselwerking met de vernieuwing van de schuren. Met de schaalvergroting moeten meer schuren en loodsen een plaats vinden op het erf. Daarmee resteert minder ruimte voor een robuuste erfbeplanting. Bij nieuwe schuren in het veld wordt helemaal geen erfbeplanting meer aangebracht.
WADDENKUST
Boerenschuren Met de schaalvergroting worden de schuren nog altijd groter. Daar is niets mis mee. Wat jammer is, is dat deze nieuwe schuren niet meer die welhaast vanzelfsprekende kwaliteit halen die de oude schuren kenmerkt. Het probleem zit hem niet zo zeer in de nieuwe maat van de schuren, als wel in de wijze waarop de schuur in haar geheel is vorm gegeven en op het erf is gesitueerd. Anders dan de oude schuren ademen ze geen trots en zelfbewustzijn uit, anders dan bij de oude schuren valt er aan de nieuwe schuren weinig te zien, weinig te herleiden. De nieuwe boerenschuren zijn nadrukkelijk in het landschap zichtbaar. Zij bepalen in belangrijke mate mede het landschapsbeeld. Dat betekent dat hoge eisen mogen worden gesteld aan kleurgebruik, materialisering en vormgeving. Leegstand De schaalvergroting binnen de landbouw impliceert ook dat bedrijven worden beëindigd. Soms worden de vrijkomende bedrijfsgebouwen in gebruik genomen door de nieuwe eigenaar, soms ook niet. Dit leidt er toe dat bedrijfsgebouwen en erven verpauperen. In een aantal gevallen wordt de oude boerderij gesloopt en vervangen door schuren die moederziel alleen in het landschap staan. Coupures incompleet De dijkdoorgangen ofwel coupures waren vroeger bakens in het landschap. Deze toegangspoorten tot de volgende polder tekenden zich helder af tegen de horizon. De zogenaamde bakenbomen en het huisje voor balken om de dijk mee te dichten vormden een ensemble die passanten door het landschap navigeerden. Met de voortschrijdende landaanwinning is het belang van de veiligheidsfunctie van de oude dijken steeds meer afgenomen. Hiermee is ook de degradatie van de coupures in gang gezet. Het aanzien van veel coupures is incompleet geraakt. De bakens zijn letterlijk verzet en het verval is ingetreden. Afbeeldingen vlnr: verrommeling op boerenerf, ontoegankelijkheid, nieuw schuren, incomplete coupure in dijk.
69
Spanning tussen vernieuwing en behoud De landbouw in het Waddengebied is gelukkig nog vitaal en ontwikkelt zich nog steeds. Het proces van schaalvergroting gaat door. Dat kan in de toekomst tot een spanning leiden tussen de wens van de landbouw om zich te vernieuwen en grotere bedrijven te maken, en de wens om kwetsbare landschappelijke structuren en elementen (denk aan oude kreken, dobben, dijken die hun functie hebben verloren) te behouden. Elders in Noord Groningen zijn in het verleden, onder druk van de schaalvergroting en mechanisatie in de landbouw, wierden en dijken afgegraven, waardoor het landschap aan informatiewaarde heeft ingeboet, minder bij machte is haar zo interessante verhaal te vertellen.
4.5 OPGAVE
Topografische situatie Noord Groningen
De landbouw is de grote drager achter de landschappelijke kwaliteit. Die landbouw moet zich vitaal kunnen ontwikkelen. Waar het om gaat is dat die landbouw zich zodanig ontwikkelt dat dat niet leidt tot een nivellering van historisch gegroeide structuren of een verrommeling van het open landschap. De opgave is een plan te ontwikkelen waarin: 1. 2.
3.
4.
de landbouw ruimte krijgt zich verder te ontwikkelen, tegelijkertijd wordt aangegeven hoe bestaande kwaliteiten afdoende beschermd kunnen worden en mogelijks zelfs verbeterd kunnen worden, wordt aangegeven waar knelpunten tot een oplossing kunnen worden gebracht (denk aan het verwijderen van de bosjes in het oostelijk deel). wordt aangegeven hoe nieuwe kwaliteiten kunnen worden ontwikkeld (denk aan het vergroten van de toegankelijkheid).
Visie op de Waddenkust
4.6 ZIENSWIJZE
WADDENKUST
Aan het begin van de 21e eeuw verkeert de landbouw in Europa, en zeker de akkerbouw in Nederland, in een economisch moeilijke situatie. In veel gebieden verschuift de rol van de landbouw van voedselproducent naar landschapsbeheerder. Met name in verstedelijkende gebieden wordt de landbouw in toenemende mate ingezet als beheerder van het landschapsbeeld, teneinde een bepaald ideaalbeeld van het agrarisch landschap in stand te houden. Een dergelijke krampachtigheid past het landschap van de Waddenkust niet. Dit is vanouds een productielandschap ‘pur sang’. Waarbij juist die productie heeft geleid tot bijzondere natuur- en landschapswaarden. Het kompas voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Waddenkust moet ondubbelzinnig zijn gericht op “behoud door vernieuwing”. Men kan niet in heel Nederland de landbouw, in afwachting van betere tijden, aan het infuus leggen. Er zijn gebieden waar niet alleen de landbouw, maar ook het landschap, gebaat is bij een krachtige vernieuwing van de landbouw als productiefunctie. Dit geldt zeker voor de Groningse Waddenkust, waar de landbouw de drijvende kracht is achter de openheid en de monumentaliteit van dit landschap en waar de landbouw beroemde vernieuwers heeft voortgebracht, denk aan de reeds genoemde Mansholt. Uit de laatste ‘meitellingen’ van Alterra komt de Groningse Waddenkust bovendien als landbouwgebied met een relatief gunstig toekomstperspectief naar voren, waarbij de strategie moet zijn gericht op schaalvergroting. Bij de uitwerking van de agrarische vernieuwing behoeven vijf aspecten bijzondere aandacht: I het vergroten van de toegankelijkheid van het landelijk gebied, II aandacht voor kleine elementen, III erfinrichting, IV vormgeving schuren en loodsen, V de vraag hoe om te gaan met kwetsbare structuren.
71
Ad I Het vergroten van de toegankelijkheid Het landschap van de Waddenkust is een intrigerend landschap. Het is in zijn weidsheid en helderheid uniek voor Nederland. Tegelijk ertijd is het gebied maar beperkt toegankelijk. Het blijft daarmee een verborgen schat. Meer mensen moeten kunnen genieten van de weidsheid van dit landschap, van de intensiteit van de kleuren, van de helderheid van het licht. Ad II Aandacht voor het ‘kleine’ Juist in een landschap waar de maat zo overweldigend is, is het essentieel dat er ook aandacht voor ‘het kleine’ is. Het gaat daarbij om de kleine nuance. Het herstel van de bakenbomen kan daarvan een voorbeeld zijn. Ad III Erfinrichting De boerenerven liggen als groene eilanden in de ruimte. De erven, met hun zware geboomte, maken de schaal van het landschap zichtbaar. Daarbij zijn zij refugia voor mens en dier. Ook de nieuwe erven behoeven een zorgvuldige inrichting, opnieuw passend bij de maat van het landschap. Ad IV Vormgeving schuren en loodsen De nieuwe, welhaast industriële schaal van de bedrijfsvoering vraagt om loodsen en schuren van een andere schaal dan men vanouds gewoon is. Dat betekent dat naar nieuwe vormen, nieuwe materialen en ook een nieuwe architectonische expressie moet worden gezocht. Ad V Omgaan met oude structuren Kenmerkend voor het landschap van de Waddenkust is dat de vroegere ontwikkelingen het bestaande landschap niet hebben weggevaagd, maar er nieuwe elementen en structuren aan hebben toegevoegd. Zo mag ook de schaalvergroting geen vrijbrief zijn om hier tot een ‘tabula rasa’ te komen. Het proces van schaalvergroting moet zijn geënt op bestaande patronen en structuren. Boven: kaart met 6 kansrijke transecten. Onder: algemene aanleidingen voor het ontwikkelen van transecten. Vlnr: Menkemaborg, Gronings’goed’route, kerk en haven te Eenrum.
Transect 3 & 4 Transect 2 Transect 1
4.7.1 Verbeteren toegankelijkheid landelijk gebied
Transect 6 Transect 5
Transecten Het landschap van de Waddenkust is, met haar monumentale openheid, haar rijkdom aan details, haar bijzondere lichtval, de afleesbaarheid van de geschiedenis, wellicht een van de meest markante landschappen van ons land. Maar deze bijzondere kwaliteiten zijn nauwelijks te ervaren omdat het gebied nagenoeg niet openbaar is ontsloten. Om het bijzondere landschap van de Waddenkust ‘van binnenuit’ te kunnen beleven moet het beter voor de bezoeker worden ontsloten.
WADDENKUST
4
4.7 VERTALING ZIENSWIJZE TOT LANDSCHAPSPLAN
Voorgesteld wordt een aantal noord-zuidroutes (transecten) door het gebied te ontwikkelen, die vanaf de kwelderrug naar de zeedijk voeren en weer terug. Vanaf deze transecten ervaart men de doorsneden over dit landschap. Verschillende plekken op de kwelderrug bieden aanleidingen om een startpunt voor een dergelijk transect te ontwikkelen. Met de ontwikkeling van de transecten moet worden aangesloten op hetgeen reeds aan wezig is. Het landschap biedt tal van aanleidingen, waar met de ontwikkeling van het transect op kan worden aangesloten. Deze aanleidingen kunnen landschappelijk van aard zijn, zoals een oude kreek, maar ook bouwkundig zoals een borg, of toeristisch recreatief zoals een picknickplaats. In een aantal gevallen ligt het transect er al bijna, maar is haar aanwezigheid alleen bij ingewijden bekend, moet men al een kenner van het gebied zijn om te weten waar en hoe men vanaf de kwelderrug tot aan zee kan komen. In die gevallen kan het duiden van de mogelijkheden, bijvoorbeeld door een eenvoudige bewegwijzering, al v eel doen. Ofschoon de visiekaart een vijftal thematische doorsneden toont, en per route de concrete aanleidingen benoemt, is het niet de ambitie om precies deze routes te ontwikkelen. De visie geeft aan waar kansen liggen om interessante doorsneden vanuit uiteenlopende thema’s te ontwikkelen. De werkelijke kansrijkheid van het realiseren van een doorsnede wordt bepaald door de daadwerkelijke mogelijkheden om fysieke 73
ingrepen te realiseren (voor zover deze natuurlijk vereist zijn voor het functioneren van het transect). Denk aan de aanleg van een geasfalteerd fietspad, of de ontwikkeling van een markant eindpunt. In overleg met de belanghebbenden moet gekeken worden naar wat en waar de mogelijkheden zijn. Uitwerking transecten De vijf gesuggereerde transecten (waarvan een dubbeltransect) tonen verschillende doorsneden over het landschap van de Waddenkust. <
<
<
Andorra’s autonome landloop
Het meest westelijke transect toont de geomorfologische doorsnede. Deze start al bij Wehe den Hoorn, en doorsnijdt eerst de opeenvolging aan kwelderruggen. Hierbij is de route vooral gekoppeld aan de Broekstermaar. Pas vanaf de Oldiek gaat men door het feitelijke landschap van de Waddenkust. Een tweede mogelijk transect voert van Den Andel naar de Waddendijk. Ook daar zijn in het eerste deel van het traject mogelijkheden om het pad deels langs een oude maar, het Oude Riet, te leggen. Het derde transect toont de mogelijkheden om middels de ontwikkeling van een dubbel-transect een lus te maken, waarbij de heenweg een andere doorsnede toont dan de terugweg. Dit transect start op het hoge land bij Wadwerd, en voert vandaar door het waddenlandschap naar het haventje van Noordpolderzijl. Daarbij passeert men een aantal interessante dijkcoupures, en beleeft men de openheid van dit landschap ‘van binnen uit’. Vanaf Noordpolderzijl gaat men over de zeedijk in oostelijke richting, om dan vervolgens in een rechte strek terug te keren naar de hereboerderijen aan de Streek, nabij Usquert. Dit transect is daarmee ook per trein bereikbaar.
Deze pagina: transect 1 op topkaart met 4 aanleidingen. Rechter pagina: vlnr transecten 2 t/m 6 met per transect een weergegeven aanleiding.
Broekstermaar
Picknickplaats langs maar
Transect 1
Dijkpassage mogelijkheid
WADDENKUST
Transect 2
De vier winden
Transect 3 & 4
De streek
Transect 5
Coupure
Transect 6
De laatste dijk
75
< <
Het vierde transect voert van Uithuizen naar de zeedijk. Dit transect sluit aan op het treinstation Uithuizen en op de Menkemaborg. Het meest oostelijk transect voert van Uithuizermeeden naar de zeedijk. Toonde het meest westelijke transect de geomorfologische doorsnede, dit transect toont vooral de doorsnede van inpolderingsgeschiedenis. Onderweg passeert men een opeenvolging aan dijklichamen, met een aantal fraaie coupures, ziet men de Eemshaven in de verte liggen en kruist men het windmolenpark.
Lussen en oost-west verbindingen Bij het ontwikkelen van de transecten moet ook worden bezien wat de mogelijkheden zijn om lussen te maken, opdat de terugweg langs een andere route voert dan de heenweg. Naast het accent op de lang gestrekte noord-zuid bewegingen moet ook de mogelijkheid geboden worden om kortere ommetjes te maken en ook in oost-west het gebied te kruisen. Het toegankelijk maken van de dijken voor fietsers en voetgangers biedt daartoe mogelijkheden. De Middendijk is al geschikt gemaakt voor gebruik door voetgangers. Wervend eindpunt Uit recreatieonderzoek blijkt dat de Nederlander best bereid is een flinke wandeling te maken, wanneer aan het eindpunt maar de beloning wacht. Die beloning kan een goed restaurant of tenminste een aangenaam terras zijn. Voorgesteld wordt de eindpunten van de transecten te markeren met een bijz onder element, een element dat als het ware ‘haar vinger opsteekt’, en daarmee aangeeft ‘hier is de zee’. Deze kustmarkeringen vormen unieke uitzichtpunten. Vanaf deze punten ziet men zowel terug op de wandeling, kijkt men over de polders uit op het Hoge Land met het silhouet van Wadwerd, Usquert en Uithuizen, als wel geniet men een panorama over het wad en ziet men in de v erte Schiermonnikoog, Rottum en Rottumeroog liggen. Aan deze markeringen kunnen functies worden gekoppeld. Gedacht kan worden aan een restaurant met bijzondere logies mogelijkheid (vergelijkbaar met overnachten in de vuurtoren), een vogelobservatiehut, een informatiecentrum.
Collage kwelder
Observatiehut Nieuw Statenzijl
Camperen
WADDENKUST
Parkeren De voorgestelde transecten vormen fiets- en wandelpaden door de leegte, door wellicht het meest ruimtelijke landschap dat Nederland te bieden heeft. Het vormen flinke tochten, die voor een beperkte doelgroep bijzonder interessant zijn. Maar het is een illusie om te denken dat een ieder het enthousiasme of de moed kan opbrengen om dit hele transect te voet of per fiets af te leggen. De realiteit zal zijn dat menig bezoeker met de auto komt. Dat impliceert dat bij de eindpunten parkeergelegenheid moet worden geboden, zonder dat dit afbreuk doet aan het gevoel dat men ‘naar de uiterste rand van bewoond Nederland gaat’, dat men de ultieme leegte opzoekt. Dergelijke parkeerterreinen moeten zorgvuldig worden ingepast, opdat het blik de bezoeker niet al van kilometers afstand in het zonlicht tegemoet schittert. Het zal om slechts enkele parkeerplaatsen gaan bij een eindpunt dat ook daadwerkelijk een parkeerplaats nodig heeft. Observatiehut Fochteloerveen
De plompe toren - Schouwen
Uitkijktoren - afsluitdijk
Bezoekerscentrum polder Breebaartpolder
77
4.7.2 Aandacht voor kleine elementen Coupures in de dijk De dijkcoupures zijn in de oriëntatie en de beleving van de Waddenkust van bijzondere betekenis. Zij maken dat er op een lager schaalniveau iets te zien is. De coupures openen ook nu nog de poorten naar een andere wereld, naar een jongere polder. Achter iedere dijk schuilt een nieuwe wereld. Is men eenmaal bij de laatste dijk dan ligt daar, eindelijk, de z ee. De coupures zijn cultuurhistorisch waardevol. Zij maken de geschiedenis van het gebied inzichtelijk, verschaffen informatie over hoe dit landschap is ontstaan. Voorgesteld wordt deze coupures zoveel mogelijk te herstellen. Het gaat daarbij niet alleen om het terugbrengen van de bakenbomen, maar ook om het terugbrengen van de deuren en de huisjes waarin de deuren werden opgeborgen. Kreken, dobben en maren Verspreid over het landschap van de Waddenkust liggen waterelementen als dobben, kreken en maren. De kreken en maren dateren uit de periode van voor de inpoldering, uit de tijd waarin de z ee nog vrij spel had. De grillige vormen staan in een sterk contrast tot de geometrische verkaveling die er nadien over heen is gelegd. De dobben zijn ontstaan bij dijkdoorbraken, vergelijkbaar met de wielen in het rivierenlandschap. Bij het herstel van de dijk is de dijk om de dobbe gelegd, waarbij in de rechte dijk markante verdraaiingen zijn ontstaan. Dit zijn elementen die tot de verbeelding spreken en in het landschap zichtbaar moeten blijven. De maren zijn nu nog nauwelijks zichtbare watergangen in het landschap. Ze vinden hun beginpunt veelal in de kleine wierdedorpen van het Hoge Land. De maren vormen in potentie recreatief aantrekkelijke lijnen die vanaf het Hoge Land tot diep in het landschap van de Waddenkust doordringen. De kreken, dobben en maren maken dat in het landschap van de Waddenkust op een lager schaalniveau veel te zien is. Daarbij maken zij de geschiedenis van het gebied inzichtelijk. Bij de verdere ontwikkeling van het landschap dienen dez e elementen tenminste behouden te blijven. Door de maren met riet te beplanten worden ze ruimtelijk meer manifest.
Coupure in de dijk
Traditionele schuur
4.7.3 Inrichting boerenerven, vormgeving loodsen en schuren.
Ontsluiting langs kleine landschapselementen
Nieuwe schuur gerealiseerd door stichting Wierde en dijk
Het traditionele boerenerf voldoet voor veel bedrijven niet meer, daartoe is de bedrijfsvoering te zeer veranderd. De laatste tijd is de agrarische bedrijfsvoering in het landschap van de Waddenkust sterk veranderd. Er heeft een flinke schaalvergroting plaatsgevonden, waarbij ook bedrijven zijn samengevoegd. Het proces van schaalvergroting is nog niet ten einde. Schaalvergroting impliceert dat een groter machinepark is vereist en dat de opbrengsten per bedrijf toenemen. Dit vergt aanzienlijk grotere schuren en opslagruimten. Daarnaast vindt ook in delen van de Waddenkust de omschakeling van akkerbouw naar veeteelt plaats. Pootaardappels en korenvelden maken plaats voor weilanden. Ook dit zal leiden tot een veranderende erfinrichting. Voor boerderijen die niet meer in productie zijn, en zijn gekocht door liefhebbers die daar ruim en vrij willen wonen, is herstel van het traditionele erf een optie. Voor de boerderijen die in bedrijf zijn moet gezocht worden naar nieuwe concepten. Om een economische rendabele boerenbedrijfsvoering te kunnen handhaven moeten de boeren grotere erven kunnen ontwikkelen. Dez e erven moeten de ruimte bieden om schuren te bouwen die passen bij de aard van het bedrijf. Voorgesteld wordt om de bedrijv en de beschikking te geven over een royaal bouwblok, een kavel van ca 125 x 125 meter. Deze kavel wordt door een sloot, met aan weerszijden een bomenrij, omgeven. Aan de zuidwestzijde wordt, als extra windscherm, onderbegroeiing in de vorm van gesloten bosstruweel aangeplant. Aldus ontstaat een stevig carré, dat zich in de toekomst als groen eiland in de ruimte kan manifesteren. Waar het carré aan de doorgaande weg ligt, ligt een van de vier wanden aan de overzijde van de weg.
WADDENKUST
Daarnaast moet worden nagegaan of zij bij de toekomstige ontwikkeling aan betekenis en zichtbaarheid kunnen winnen, bijvoorbeeld door deze elementen te verbreden of aan deze elementen een eenvoudig fiets- en wandelpad (de Swiebertjespaden) te verbinden.
79
Hierdoor ontstaat, analoog aan de historische beelden, een poortwerking. Binnen dit carré worden beperkt voorwaarden gesteld aan de architectuur van de nieuwe bedrijfsgebouwen. Deze hebben betrekking op een eenvoudige hoofdvorm, een eenvoudig materiaalgebruik en een terughoudend, donker kleurgebruik. Mocht in de toekomst het geboden carré toch nog te klein blijken, dan kan aan het eerste carré een tweede worden toegevoegd. De boer krijgt dus meer vrijheid w at betreft de vorm, omvang en oriëntatie van de bedrijfsgebouwen, maar daar staat tegen over dat er specifiekere eisen worden gesteld aan het erf. Dit neemt niet weg dat ook in de architectuur van de bedrijfsgebouwen kwaliteit wordt nagestreefd. Waar mogelijk moet de boer worden verleid om ook binnen het carré tot een hoogwaardige architectuur te komen. Een tweede mogelijkheid, zoals ook in paragraaf 3.6 beschreven (beplantingsplan) is dat de boer werkelijk gebouwen ontwikkelt die gezien mogen worden, gebouwen die dermate esthetisch zijn dat het zonde is om ze achter dichte beplanting ‘te verstoppen’. In die gevallen kan worden ingezet op een meer transparante erfinrichting, waarbij enkele trefzeker geplaatste solitairen zorgen voor het verschil tussen kaal en transparant, maken dat de bouwwerken in hun omgeving worden verankerd. Een voorbeeld van deze benaderingswijze is de recent gerealiseerde schuur te Godlinze, die vrijwel vanzelfsprekend in het landschap opgaat.
4.7.4 Omgaan met kwetsbare structuren Naast de boerenerven is het landschap rijk aan kleine elementen die kleur geven aan het landschap, die nuance aanbrengen in haar tekening. Met de voortgaande schaalvergroting in de landbouw bestaat het gevaar dat dergelijk kleine elementen sluipenderwijs verdwijnen. De meeste dijken hebben hun zeekerende functie verloren. Plaatselijk zijn dijken afgegraven waarbij het vrijkomende oppervlak bij het productiegebied is getrokken. Daarmee verliest het landschap aan zeggingskracht, is het minder in staat ‘zijn verhaal’ te vertellen. Daarmee boet het landschap aan eigenheid, aan identiteit in. Bij de schaalvergroting moeten de kwetsbare structuren, elementen die hun directe nut hebben verloren maar nog wel altijd hun functie in het landschap vervullen (recreatieve, cultuurhistorische, ecologische) nadrukkelijk worden beschermd. Dit betreft onder meer de kreken, maren en dobben, dijken die hun zeekerende functie hebben verloren. 4.8 Conclusie Het landschap van de waddenkust is een grootschalig, helder gestructureerd landschap. De problematiek doet zich met name voor op een lager niveau. De huidige boerenerven dreigen hun ‘grandeur’ te verliezen, kleine landschapselementen als dobben, maren en oude coupures zijn niet altijd herkenbaar in het landschap en het agrarisch landschap is slecht toegankelijk voor recreanten. De volgende fase van het LOP moet leiden tot concrete projecten ten aanzien van het herkenbaar maken van kleine landschapselementen, vormgeving van boerenerven en het verbeteren van de recreatieve ontsluiting. Dit vergt een intensieve samenwerking tussen Provincie, gemeenten, boeren, andere gebruikers en instanties als Landschapsbeheer Groningen, Staatsbosbeheer, Stichting Wierde en Dijk etc. Enkele beelden uit het van onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling van boerenerven zoals dat in opdracht van het Libau is uitgevoerd door drie bureaus. De bevindingen zijn gebundeld in het rapport ‘t Hogeland Opnieuw. Het 125 bij 125 m erfmodel is hier gepresenteerd als onafhankelijk model naast de modellen uit de genoemde studie.
81
Oud naast nieuw...
Kenschets Weiwerd vormt één van de meest dynamische landschappen van Noord Groningen. Waar elders het landschap wordt gekenmerkt door ruimte en een lage ontwikkelingsdynamiek lijken hier juist alle ontwikkelingen samen te komen. De afgelopen decennia is er een aanzienlijk programma neergedaald. Grootschalige elementen als de havenindustrie rond Delfzijl, baggerdepots, gasinstallaties, stortplaatsen, bossen, autowegen, crossplaatsen en hoogspanningsleidingen hebben het oorspronkelijke agrarische landschap ‘overruled.’ Als gevolg van deze ontwikkelingen is Weiwerd waarschijnlijk het meest verguisde, maar tegelijkertijd misschien ook wel een van de meest fascinerende landschappen van Noord Groningen. Nergens anders zijn de contrasten tussen het oude landschap en de recent toegevoegde elementen zo sterk aanwezig als hier.
5. WEIWERD
5.1 INLEIDING
83
Een onbemind landschap De boeiende contrasten tussen oud en nieuw worden maar door weinigen als zodanig ervaren. In de ogen van veel mensen wordt het gebied juist ontsierd door industrie en infrastructuur. Het landschappelijk raamwerk spreekt zelfs van ‘een structuurarm landschap zonder kwaliteiten.’ Inderdaad valt de negatieve impact van de recente ontwikkelingen op het landschap niet te ontkennen. Doordat de nieuwe toevoegingen letterlijk als losse elementen in het landschap zijn neergedaald, waarbij geen balans is gevonden tussen de historische en de nieuwe laag, zijn er kwaliteiten van het landschap verloren gegaan. Voorbeelden van de teloorgang van het oude landschap zijn de historische wierdedorpen Heveskes en Weiwerd. Deze dorpen zijn als het ware overruled door de ontwikkelingen van de moderne tijd. Weggedrukt door de industrie zijn ze goeddeels verdwenen. Daarnaast is het landschap versnipperd door bossen, gasinstallaties en hoogspanningsleidingen die zonder enige ordening in het gebied zijn geland. Waardevolle relicten als wierden, maren, een kloosterterrein en een molen liggen verstopt in het landschap. Ze zijn als fragmenten van het oude landschap nog net herkenbaar, maar de grotere structuren waarvan z e ooit deel uitmaakten zijn volledig ondergesneeuwd. Het landschap van Weiwerd is weinig geliefd. Doordat er weinig affiniteit met dit gebied bestaat, ontwikkelt Weiwerd zich tot ‘de grabbelton van Groningen’. Vanuit de gedachte dat ontwikkelingen hier weinig schade aan kunnen richten dreigt de polder Weiwerd de vergaarbak te worden voor allerlei geplande en ongeplande ontwikkelingen welke men elders niet wenst. Het gebied lijkt hiermee in een negatieve spiraal te zijn beland waaruit het niet meer kan ontsnappen.
WEIWERD
Een fascinerend landschap Men kan de Polder Weiwerd ook zien als een van de boeiendste Groninger landschappen. Wie op zoek is naar de typische beelden behorend bij het idyllische wierdenlandschap zal deze in Weiwerd niet aantreffen. Maar wie open staat kan hier prachtige contrasten ontdekken tussen de relicten van het oude landschap en elementen van recente oorsprong. De verlaten wierde van Weiwerd en het eenzame kerkje van Heveskes, beide geprojecteerd tegen een achtergrond van stomende ketels en glimmende pijpen, zijn unieke beelden. De authenticiteit van het landschap die elders in Noord Groningen zo kenmerkend is heeft hier plaatsgemaakt voor scherpe contrasten tussen ‘oud’ en ‘nieuw’.
Afbeeldingen op deze en vorige pagina tonen de contrasten tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ zoals die in polder Weiwerd aanwezig zijn. Waardevolle historische relicten vormen fragmenten van het oude landschap die dapper weerstand bieden tegen de ontwikkelingen van de moderne tijd.
85
Een landschap uit twee lagen Het landschap van Weiwerd kent twee lagen: De eerste laag wordt gevormd door het agrarische landschap van voor de industriële expansie, met een heel fragiele maar historisch interessante structuur. Een landschap dat is geënt op de natuurlijke ondergrond en dat het resultaat is van een eeuwen durende geleidelijke ontwikkeling. Hierover is de laag van de ‘nieuw toegevoegde ontwikkelingen’ gelegd, de laag van de havenindustrie, de baggerdepots, de hoogspanningsleidingen en straks wellicht het windmolenpark. Kenmerkend voor deze laag is de hoge ontwikkelingsdynamiek, ongekend voor het Groninger landschap.
Het is deze dubbele gelaagdheid die het landschap van Weiwerd zo boeiend maakt. Het feit dat hier twee dermate contrasterende lagen, ieder in zijn eigen vorm en geaardheid, naast en door elkaar heen voorkomen is een interessant gegeven. In dit contrast kunnen bijzondere kwaliteiten schuilen. Maar tevens ligt hierin de kern van het probleem. In de huidige situatie dreigt de ‘nieuwe laag’ de ‘oude laag’ te verstikken. De dynamiek van de laatst genoemde laag is hoog en de ontwikkelingen hebben grotendeels een ‘foot-loose’ karakter, waardoor ze niet inspelen op de karakteristieken van de plek. De ‘nieuwe laag’ vaagt daardoor de kenmerken van het historische landschap uit, terwijl ze zelf onvoldoende nieuwe kwaliteiten aan het landschap toevoegt.
Linksboven topografische kaart 1900, rechtsonder geomorfologische kaart, rechter pagina topografische kaart 2000. De polder Weiwerd bevindt zich op de overgang van het Wierdenlandschap naar het Wolden/wegdorpen landschap. De eerste bewoning vond plaats op een reeks wierden in het noordelijk deel van het gebied (Weiwerd, Heveskes, Amsweer) en op een aantal glaciale dekzandruggen in het zuiden (de reeks van woldendorpen). Daartussen lagen uitgestrekte klei-op-veengronden, die vanuit de beide bewoningsassen werden ontgonnnen. Deze wijze van ontginnnig resulteerde in een agrarisch landschap met een sterk noord-zuid gerichte structuur van wegen, maren en verkaveling.
WEIWERD
87
5.2 OPGAVE Voor het landschapsplan Weiwerd vormt het spanningsveld tussen beide lagen het centrale thema. De opgave is om de twee lagen met elkaar in evenwicht te brengen, zodanig dat de karakteristiek van elke laag tot expressie kan komen. Allereerst is het van belang dat de thans nog rudimentair aanwezige structuren behorend bij het agrarische landschap worden versterkt. Het proces van versnippering en verbrokkeling moet worden omgebogen. Er moet worden gezocht naar functies die oude patronen en structuren een nieuwe betekenis geven. De oorspronkelijke karakteristieken zouden opnieuw tot ontwikkeling moeten komen, opdat de historie van het landschap weer afleesbaar wordt. Daarnaast is het zaak nieuwe ‘foot-loose’ ontwikkelingen dusdanig te regisseren dat zij nieuwe kwaliteiten toevoegen aan het landschap. Verborgen programma Ten aanzien van het regisseren van nieuwe ontwikkelingen moet worden opgemerkt dat het benoemde programma voor polder Weiwerd uitermate beperkt is. Het Provinciaal Omgevingsplan heeft het over een windmolenpark, een ecologische verbinding en ruimte voor waterberging. Waarschijnlijk was deze situatie 20 jaar geleden niet veel anders. Ook toen zal het benoemde programma beperkt zijn geweest. Maar desondanks hebben er tal van ontwikkelingen plaatsgevonden. Dat zal de komende jaren niet anders zijn. Kennelijk is er veel ‘verborgen programma’.
Linksboven: Geland programma in de afgelopen decennia Linksonder: Indicatie van het ‘verborgen programma’.
5.3 STRATEGIE
Opbouw van het raamwerk Het raamwerk overspant de gehele polder Weiwerd. In het noordelijke deel wordt het raamwerk gevormd door een viertal grote noord-zuid gerichte groengebieden. Hierin zijn diverse kwetsbare relicten geïncorporeerd. Deze grote groengebieden liggen op korte afstand van de kernen Appingedam, Delfzijl en
WEIWERD
Een groen-blauw raamwerk Aan de ene kant moet een nog onbekend programma worden gefaciliteerd, tegelijkertijd moeten structuren worden versterkt en nieuwe kwaliteiten aan het gebied worden toegevoegd. De voorgestelde strategie zet in op de ontwikkeling van een robuust raamwerk, gevormd door beplantingen en watergangen. Door de situering van dit raamwerk te enten op historische patronen winnen oude structuren weer aan kracht. Diverse kwetsbare relicten zoals maren, zijlen en wierden worden opgenomen in het groen-blauwe casco. Het groene-blauwe raamwerk vormt de lijst waarbinnen deze elementen worden tentoongesteld. Het raamwerk brengt de historische laag van het landschap opnieuw tot expressie en brengt oud en nieuw met elkaar in evenwicht. Het raamwerk vormt een frame, waarbinnen zich grotere en kleinere ontwikkelingen kunnen vestigen. De aard van de functie bepaalt de positie binnen het raamwerk. Functies met een grotendeels ‘footloose’ karakter, zoals industrie en een windmolenpark vinden hun plek in de tussenruimten van het raamwerk. Functies met een lagere dynamiek, zoals natuurontwikkeling en recreatie, kortom functies die in kunnen spelen op de karakteristieken van het landschap, vinden een plek in het raamwerk(casco) z elf. Het raamwerk anticipeert op de ongewisse toekomst ten aanzien van het ‘verborgen programma’. Het biedt een robuust kader dat ongeacht de omvang en de aard van de toekomstige ontwikkelingen overeind blijft.
Termuntenzijl en bieden de inwoners van deze plaatsen een uitloopgebied. Met hun omvang van 50 tot 200 ha zijn deze gebieden van een maat en schaal die kan wedijveren met de schaal van de havenindustrie van Delfzijl. De basis voor het zuidelijk deel van het raamwerk wordt gevormd door de nog te realiseren ecologische verbinding tussen het Schildmeer en het Hondshalstermeer. De natte zone volgt bestaande waterlopen en markeert de overgang van het wierdenlandschap naar het wegdorpenlandschap. (zie geomorfologische kaart) De dorpen Wagenborgen, Meedhuizen en Tjuchem liggen als kralen aan een snoer langs deze zone.
89
Realisatie van het raamwerk De afgelopen 20 jaar is er, mede onder invloed van braakregelingen en subsidieregeling snelgroeiend bos, in totaal 500 ha bos aangeplant. Deze boselementen zijn verspreid over het gebied aangelegd, waarbij een caleidoscopisch beeld is ontstaan. In plaats van bij te dragen aan het realiseren van nieuwe sterke structuren, heeft de aanleg van deze bossen geleid tot een verdere fragmentatie van het landschap. Met hun verspreide ligging in het gebied zijn de recreatieve en ecologische waarden van deze boscomplexen eveneens gering. Voorgesteld wordt om over te gaan tot een herordening van de bestaande boscomplexen. ‘Zwevende’ boscomplexen, dat wil zeggen bossen die niet zijn gekoppeld aan grotere landschappelijke structuren, worden op termijn gerooid. Hun plaats wordt ingenomen door eenzelfde areaal bos, dat wordt aangeplant op locaties die passen binnen het raamwerk, aansluitend op bestaande bossen. Natuurlijk is een dergelijke ‘zoek en vervang-strategie’ een wat theoretisch model, maar het geeft wel goed aan hoe door hergroepering van de bestaande boscomplexen een aanzienlijk deel van het raamwerk kan worden gerealiseerd.
Deze pagina boven: de ongestructureerde beplantingen die de afgelopen 20 jaar zijn ontstaan. onder: de optelsom van de in de afgelopen 20 jaar ontstane beplantingen maakt 500 ha.
Rechterpagina boven: beplanting in de huidige situatie; midden: verwijderde beplanting; onder: toegevoegde beplanting.
Dan nog is voor het ontwikkelen van het voorgestane raamwerk een uitbreiding van het totale oppervlakte bos nodig. Voor de financiering van deze nieuwe boscomplexen zijn verschillende mogelijkheden denkbaar. Gedacht kan worden aan ‘rood voor groen’ combinaties waarbij bijvoorbeeld recreatieve ontwikkelingen ook financieel direct worden gekoppeld aan een stuk groen aanleg. Het is ook denkbaar dat uitbreiding van bedrijvigheid gepaard gaat met een bijdrage aan een groenfonds, van waaruit het raamwerk kan worden gefinancierd. Concreet voorbeeld hiervan is de aanleg van de Sloebossen nabij Vlissingen
-
De verwachting is dat de onzekere landbouwkundige positie de komende deccenia niet zal verbeteren. Het is niet ondenkbaar dat de komende 20 jaar opnieuw een substantiële hoeveelheid bos gerealiseerd zal worden volgens regelingen die vergelijkbaar zijn met de stimuleringsregeling snelgroeiend bos, braakregeling etc.
WEIWERD
-
Naast boselementen maken wegbeplantingen en waterlopen deel uit van het raamwerk. Belangrijke lijnen zoals het Eemskanaal, het lint Steenhuizen-Tjuchem-Meedhuizen en de N362 worden aangezet. Overwogen moet worden om de beplanting langs de oost-west gerichte N992 te verwijderen.
91
Mogelijk beeld toekomstig landschap.
5.4 MOGELIJK BEELD TOEKOMSTIG LANDSCHAP De kaart op de linker pagina geeft een mogelijk beeld van het toekomstige landschap. Bossen, lanen en natte verbindingszones vormen aaneengesloten structuren die verloren gewaande karakteristieken van het landschap opnieuw tot expressie brengen. De oorspronkelijk noord-zuid oriëntatie van het landschap wordt in het raamwerk opnieuw tot uiting gebracht. De overgang naar het Woldenlandschap wordt gemark eerd door de ecologische verbindingszone. Diverse historische relicten als wierden, maren en oude wegen zijn opgenomen in het groeneblauwe casco, waardoor deze fragiele elementen beter worden beschermd tegen nadelige ontwikkelingen van buiten af. De boselementen liggen in de nabijheid van dorpen en steden, zodat ze een betekenis vervullen als uitloopgebied. De bossen aan weerszijde van de haven van Delfzijl zijn zwaar aangezet, opdat ze zich kunnen meten met de schaal van dit industriële landschap.
93
5.5 DEELUITWERKINGEN Enkele onderdelen van het raamwerk zijn verder uitgewerkt. De uitwerkingen geven aan op welke wijz e historische relicten kunnen worden opgenomen in het raamwerk. Daarnaast wordt geïllustreerd hoe nieuwe ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteiten van het landschap. Groot Groengebied Weiwerd Ten zuiden van Delfzijl wordt een recreatief uitloopgebied voorgesteld met een omvang van circa 200 ha. De wierden Weiwerd en Geefsweer vormen bijzondere elementen in een parklandschap dat bestaat uit bossen, boomweiden en lanen. Langs een oude maar wordt een natte zone ontwikk eld; een langgerekte open ruimte dat een vizier richting het open landschap vormt. De zichten vanaf de wierde van Weiwerd op de chemische industrie worden met beplanting nog verder gedramatiseerd. De groenstructuur biedt ruimte aan recreatieve voorzieningen als sportvelden of een manege. Ook het bestaande motorcrossterrein aan de N362 kan deel uitmaken van dit groengebied.
Chemische fabrieken
Weiwerd
Geefsweer
Crossbaan
Maar Collage Groot Groengebied Weiwerd
Groot Groengebied Weiwerd
Termunten
Koolzaadvelden op braakliggende gronden
WEIWERD
Borgsweer
Energieplantage Termuntenzijl Noord Weiwerd zou zich in de toekomst kunnen ontwikkelen tot de duurzame energieproducent van Nederland. Bestaande initiatieven zoals de plannen voor een biodieselfabriek en een windmolenpark kunnen de eerste aanz et vormen van een grootschalige ontwikkeling die van Weiwerd de ‘Witte motor van het noorden’ maakt. De beschikbare ruimte en de vruchtbare bodem maken Weiwerd geschikt om hier grote energieplantages (populier, koolzaad, grassen) te realiseren. Een eventuele biomassacentrale laat zich relatief een voudig aansluiten op het reeds aanwezig netwerk van hoogspannings-leidingen. De ontwikkeling van een grootschalige energie-plantage in combinatie met een windmolenpark kan leiden tot een eigentijds landschap, met nieuwe kwaliteiten.
Termunterzijldiep Energieplantage Termunterzijl - fase 1.
Populieren plantage
Windmolenpark Energieplantage Termunterzijl - fase 2.
Collage energieplantage Termunterzijl
95
Recreatieve zone Schildmeer-Appingedam Voorgesteld wordt de groene recreatieve ontwikkeling rond het Schildmeer te v erbinden met het centrum van Appingedam. Langs de waterloop de Groeve wordt daartoe een natte open zone gerealiseerd. Langs het w ater kunnen zich omgeven door een stevig stelsel van lanen en singels, recreatieve voorzieningen als een jachthaven, een vakantiepark of golfbaan vestigen. Deze recreatieve ontwikkelingen moten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de realisatie van het raamwerk. Het gebied kan uitgroeien tot het recreatieve zwaartepunt van de regio. Zowel de historische stad Appingedam, het arcadische gedeelte van het Damsterdiep en het Schildmeer met zijn watersportmogelijkheden liggen in de directe nabijheid.
Appingedam
De Groeve
ruimte voor recreatieve ontwikkeling
Schildmeer
Collage recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.
Recreatieve zone Schildmeer - Appingedam.
Steendam
voormalig Meedhuizermeer
voormalig Proosmeer
WEIWERD
Tjuchem
Ecologische verbinding SchildmeerHondshalstermeer De ecologische verbinding wordt gesitueerd langs bestaande waterlopen. Een natte strook bestaande uit riet,moerassen en hier en daar een drogere plek biedt migratie mogelijkheden voor plant en dier. De ecologische verbindingszone doorkruist een aantal drooggelegde meren (zie geomorfologische kaart) Dit zijn de diepste plekken in het landschap. Op termijn komen deze locaties in aanmerking als waterbergingsgebied.
Wagenborgen
Ecologische verbinding gecombineerd met waterberging
Collage ecologische verbinding Schildmeer - Hondshalstermeer
97
5.6 Uitvoeringsaspecten Het groene raamwerk dient een robuust kader te vormen dat ongeacht de omvang en aard van de toekomstige (industriele) ontwikkelingen overeind blijft. Het is daarom van belang nu reeds met de realisatie van het raamwerk te starten, beplanting heeft immers tijd nodig om uit te groeien tot een stevig ruimtelijk kader. Langs drie verschillende wegen kan er aan de uitvoering van het raamwerk worden gewerkt, namelijk: Mogelijkheden voor herverkaveling van de bestaande bossen en landschapselementen onderzoeken De visie van het raamwerk vastleggen in gemeentelijke bestemmingsplannen en de toekomstige ontwikkelingen daaraan toetsen. Daarmee wordt ook het nog onbekende programma gefaciliteerd. Het beleid en de middelen van De Blauwe As (ecologische verbindingszone van Friesland naar Duitsland) benutten voor de zuidelijke arm van het voorgestelde raamwerk en nader onderzoeken of dit te combineren valt met een vaarverbinding en koppeling van het Damsterdiepcircuit.
99
Een visie is mooi, maar je hebt er niets aan zolang deze niet wordt uitgevoerd. Om met de oud staatssecretaris Volkshuisvesting Jan Schaeffer te spreken: “in een concept kun je niet wonen”. Tussen plan en uitvoering, tussen ‘droom’ en ‘daad’, zit nog een heel traject. Op de eerste plaats de acceptatie van de plannen. Dat vergt communicatie. Communicatie met direct betrokkenen; de bestuurders, de bewoners en de beheerders in en van het gebied. Eenmaal geaccepteerd moet de visie vervolgens worden vertaald in concrete inrichtingsprojecten. Inrichtingsprojecten waarvoor middelen moeten worden vrijgemaakt en w aarvoor partijen moeten opstaan die zich bereid verklaren deze projecten uit te voeren. Die daadwerkelijk bereid zijn de schop de grond in te zetten. Want daar moet het met Noord Groningen naar toe: de schop moet de grond in, en een enkele keer moet de bijl uit de schuur worden gehaald.
6. VERVOLG
3 x Noord Groningen presenteert een visie op de ontwikkeling van de beplantingen in Noord Groningen, op de ontwikkeling van de Waddenkust en de ontwikkeling van de polder Weiwerd.
De verkenningen van Weiwerd, de Waddenkust en de beplantingen van Noord Groningen vormen hiertoe een eerste stap. De volgende stap die nu gezet wordt is het vertalen van de voorstellen uit de verkenningen naar een uitvoeringsgericht Landschapsontwikkelingsplan voor Noord Groningen. In dit LOP zullen de hier gepresenteerde voorstellen, aangevuld met de bevindingen uit andere studies en verkenningen worden geïntegreerd. In het Landschapsontwikkelingsplan zal de visie op het landschap van Noord Groningen worden gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma; concrete acties en projecten die de ambities van het LOP ten uitvoer brengen.
101